diff --git "a/data_00007.jsonl" "b/data_00007.jsonl" new file mode 100644--- /dev/null +++ "b/data_00007.jsonl" @@ -0,0 +1,1000 @@ +{"url": "BWBR0013091.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013091\n Subsidieplafonds 2002 Subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013091/2002-11-24/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-11-24\n 2003-06-06\n 2002-11-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013091/2002-11-24_0/xml/BWBR0013091_2002-11-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013091/BWBR0013091.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013091/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013092.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013092\n Subsidieplafond 2002 Subsidieregeling zaaiprojecten life sciences\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013092/2001-12-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-13\n 2005-06-10\n 2001-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013092/2001-12-13_0/xml/BWBR0013092_2001-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013092/BWBR0013092.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013092/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013093.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013093\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Subsidieregeling actieve zonthermische systemen 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013093/2001-12-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Economie en ondernemen\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-13\n 2003-06-06\n 2001-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013093/2001-12-13_0/xml/BWBR0013093_2001-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013093/BWBR0013093.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013093/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013094.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013094\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Subsidieregeling branchecentra voor technologie 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013094/2001-12-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-13\n 2003-06-06\n 2001-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013094/2001-12-13_0/xml/BWBR0013094_2001-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013094/BWBR0013094.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013094/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013095.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013095\n Vaststellingsregeling subsidieplafond 2002 Subsidieregeling actieve zonthermische systemen 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013095/2001-12-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-13\n 2003-06-06\n 2001-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013095/2001-12-13_0/xml/BWBR0013095_2001-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013095/BWBR0013095.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013095/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013096.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013096\n Besluit Onderscheidingsvlag Nederlandse Kustwacht\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013096/2002-12-12/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-12-12\n 9999-12-31\n 2002-12-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013096/2002-12-12_0/xml/BWBR0013096_2002-12-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013096/BWBR0013096.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013096/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013097.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013097\n Herzieningswet procesrecht burgerlijke zaken\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013097/2003-01-01/0\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Rechtspraak\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013097/2003-01-01_0/xml/BWBR0013097_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013097/BWBR0013097.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013097/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013098.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013098\n Aanpassingswet wetgeving aan herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013098/2002-01-01/0\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Rechtspraak\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013098/2002-01-01_0/xml/BWBR0013098_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013098/BWBR0013098.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013098/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013099.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013099\n Wet organisatie en bestuur gerechten\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-14\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013099/2011-07-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2011-07-01\n 9999-12-31\n 2011-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013099/2011-07-01_0/xml/BWBR0013099_2011-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013099/BWBR0013099.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013099/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013100.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013100\n Wet Raad voor de rechtspraak\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013100/2002-01-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013100/2002-01-01_0/xml/BWBR0013100_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013100/BWBR0013100.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013100/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013101.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013101\n Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013101/2011-07-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2011-07-01\n 9999-12-31\n 2011-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013101/2011-07-01_0/xml/BWBR0013101_2011-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013101/BWBR0013101.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013101/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013102.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013102\n Vaststellingsbesluit bestanddelen nationale zijde Nederlandse euromunten\n KB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013102/2002-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013102/2002-01-01_0/xml/BWBR0013102_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013102/BWBR0013102.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013102/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013103.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013103\n Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs enz. (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten)\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2022-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013103/2022-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013103/2022-08-01_0/xml/BWBR0013103_2022-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013103/BWBR0013103.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013103/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013104.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013104\n Besluit verwisseling en intrekking van bankbiljetten\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013104/2002-01-28/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Bankrecht\n Economie en ondernemen\n 2002-01-28\n 9999-12-31\n 2002-01-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013104/2002-01-28_0/xml/BWBR0013104_2002-01-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013104/BWBR0013104.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013104/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013105.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013105\n Wijzigingswet van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2022-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013105/2022-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013105/2022-08-01_0/xml/BWBR0013105_2022-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013105/BWBR0013105.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013105/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013106.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013106\n Tijdelijke vrijstellingsregeling experiment mestconcentraten Meststoffenwet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013106/2001-12-09/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-09\n 2004-12-31\n 2001-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013106/2001-12-09_0/xml/BWBR0013106_2001-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013106/BWBR0013106.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013106/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013107.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013107\n Regeling bepalingen statistieken goederenverkeer 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013107/2002-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n 2002-01-01\n 2004-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013107/2002-01-01_0/xml/BWBR0013107_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013107/BWBR0013107.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013107/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013108.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013108\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Subsidieregeling demonstratie- en technologie-ontwikkelings projecten JSF\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013108/2001-12-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-13\n 2003-06-06\n 2001-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013108/2001-12-13_0/xml/BWBR0013108_2001-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013108/BWBR0013108.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013108/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013109.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013109\n Besluit aanpassing mandaatbesluiten AZ in verband met invoering euro\n ministeriele-regeling\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013109/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013109/2002-01-01_0/xml/BWBR0013109_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013109/BWBR0013109.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013109/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013110.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013110\n Regeling defensiesubsidies\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013110/2012-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013110/2012-01-01_0/xml/BWBR0013110_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013110/BWBR0013110.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013110/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013111.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013111\n Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2022-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013111/2022-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n 2022-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013111/2022-08-01_0/xml/BWBR0013111_2022-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013111/BWBR0013111.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013111/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013112.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013112\n Aanpassingsbesluit besluit subsidies energieprogramma's\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013112/2002-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013112/2002-01-01_0/xml/BWBR0013112_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013112/BWBR0013112.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013112/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013113.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013113\n Vaststelling voorziening Wtz 1998 voor het jaar 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013113/2003-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2003-01-01\n 2003-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013113/2003-01-01_0/xml/BWBR0013113_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013113/BWBR0013113.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013113/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013114.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013114\n Voorschrift kleineondernemersregeling\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013114/2007-01-25/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-01-25\n 2007-02-06\n 2002-01-01\n 2007-02-06\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013114/2007-01-25_0/xml/BWBR0013114_2007-01-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013114/BWBR0013114.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013114/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013115.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013115\n Motorrijtuigenbelasting, kermis- en circuswoonwagens\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013115/2001-12-10/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2001-12-10\n 2007-07-14\n 2001-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013115/2001-12-10_0/xml/BWBR0013115_2001-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013115/BWBR0013115.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013115/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013116.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013116\n Toepassing kasstelsel door advocaten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013116/2009-11-23/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2009-11-23\n 2009-11-30\n 2001-12-10\n 2009-11-30\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013116/2009-11-23_0/xml/BWBR0013116_2009-11-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013116/BWBR0013116.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013116/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013117.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013117\n Toepassing van de margeregeling voor autodemontagebedrijven\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013117/2001-12-10/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2001-12-10\n 2007-07-14\n 2001-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013117/2001-12-10_0/xml/BWBR0013117_2001-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013117/BWBR0013117.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013117/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013118.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013118\n Boete wegens te late oplevering onroerende zaak\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013118/2001-12-10/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2001-12-10\n 2009-07-24\n 2001-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013118/2001-12-10_0/xml/BWBR0013118_2001-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013118/BWBR0013118.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013118/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013119.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013119\n Toepassing artikel 31 van de Wet op de omzetbelasting 1968\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013119/2006-08-29/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-29\n 2006-09-08\n 2001-12-10\n 2006-09-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013119/2006-08-29_0/xml/BWBR0013119_2006-08-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013119/BWBR0013119.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013119/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013120.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013120\n BTW-tarieftoepassing ten aanzien van sta- en lig-orthesen en zitelementen/-systemen voor gehandicapten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013120/2007-09-27/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-09-27\n 2007-10-10\n 2001-12-10\n 2007-10-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013120/2007-09-27_0/xml/BWBR0013120_2007-09-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013120/BWBR0013120.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013120/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013121.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013121\n BTW-tarief arbeidsintensieve diensten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013121/2007-09-27/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-09-27\n 2007-10-10\n 2001-12-10\n 2007-10-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013121/2007-09-27_0/xml/BWBR0013121_2007-09-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013121/BWBR0013121.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013121/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013122.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013122\n Vaststelling bedrag vrijstelling vermogensinkomsten\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013122/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-01\n 2004-08-27\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013122/2002-01-01_0/xml/BWBR0013122_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013122/BWBR0013122.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013122/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013123.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013123\n Tweede nadere regeling besteedbare middelen beheerskosten ziekenfondsverzekering en AWBZ 2000\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013123/2001-12-14/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2001-12-14\n 2004-08-27\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013123/2001-12-14_0/xml/BWBR0013123_2001-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013123/BWBR0013123.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013123/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013124.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013124\n Regeling mandaatverlening directeur Novem ter uitvoering van programma Transactie 1998 en programma's Transactie/Modal Shift\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013124/2004-10-31/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2004-10-31\n 2005-06-30\n 2004-10-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013124/2004-10-31_0/xml/BWBR0013124_2004-10-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013124/BWBR0013124.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013124/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013125.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013125\n Programma Transactie/Modal Shift 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013125/2002-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013125/2002-01-01_0/xml/BWBR0013125_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013125/BWBR0013125.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013125/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013126.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013126\n Subsidieplafond 2002 Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013126/2002-12-04/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-12-04\n 2005-06-10\n 2002-12-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013126/2002-12-04_0/xml/BWBR0013126_2002-12-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013126/BWBR0013126.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013126/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013127.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013127\n Vaststelling subsidieplafond TOP 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013127/2002-10-25/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-10-25\n 2003-12-31\n 2002-10-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013127/2002-10-25_0/xml/BWBR0013127_2002-10-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013127/BWBR0013127.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013127/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013128.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013128\n Besluit College van afgevaardigden\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2020-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013128/2020-01-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013128/2020-01-01_0/xml/BWBR0013128_2020-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013128/BWBR0013128.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013128/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013129.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013129\n Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013129/2012-05-23/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2012-05-23\n 2012-12-31\n 2012-05-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013129/2012-05-23_0/xml/BWBR0013129_2012-05-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013129/BWBR0013129.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013129/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013130.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013130\n Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2020-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013130/2020-01-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013130/2020-01-01_0/xml/BWBR0013130_2020-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013130/BWBR0013130.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013130/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013131.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013131\n Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-10-02\n \n \n 2020-10-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013131/2020-10-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2020-10-01\n 9999-12-31\n 2020-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013131/2020-10-01_0/xml/BWBR0013131_2020-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013131/BWBR0013131.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013131/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013132.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013132\n Besluit orde van dienst gerechten\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-10-01\n \n \n 2023-10-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013132/2023-10-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2023-10-01\n 9999-12-31\n 2023-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013132/2023-10-01_0/xml/BWBR0013132_2023-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013132/BWBR0013132.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013132/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013133.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013133\n Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-02-18\n \n \n 2020-02-18\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013133/2020-02-15/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2020-02-15\n 9999-12-31\n 2020-02-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013133/2020-02-15_0/xml/BWBR0013133_2020-02-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013133/BWBR0013133.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013133/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013135.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013135\n Regeling compensatie schade luchtvaartmaatschappijen 11 tot en met 14 september 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013135/2001-12-14/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013135/2001-12-14_0/xml/BWBR0013135_2001-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013135/BWBR0013135.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013135/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013136.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013136\n Tijdelijke stimuleringsregeling zelforganisaties minderheden\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013136/2001-12-14/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2001-12-14\n 2003-12-31\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013136/2001-12-14_0/xml/BWBR0013136_2001-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013136/BWBR0013136.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013136/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013137.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013137\n Regeling beheer en schadebestrijding dieren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-01\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013137/2011-04-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2011-04-01\n 2016-12-31\n 2011-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013137/2011-04-01_0/xml/BWBR0013137_2011-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013137/BWBR0013137.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013137/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013138.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013138\n Regeling prepareren van dieren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-01\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013138/2012-04-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2012-04-01\n 2016-12-31\n 2012-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013138/2012-04-01_0/xml/BWBR0013138_2012-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013138/BWBR0013138.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013138/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013139.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013139\n Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2024-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013139/2024-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht\n Defensie\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013139/2024-01-01_0/xml/BWBR0013139_2024-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013139/BWBR0013139.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013139/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013140.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013140\n Subsidieplafonds 2002 exportfinanciering\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013140/2002-07-17/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-07-17\n 2005-06-10\n 2002-07-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013140/2002-07-17_0/xml/BWBR0013140_2002-07-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013140/BWBR0013140.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013140/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013142.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013142\n Regeling normrente en normbedrag spaarpremie eerste kwartaal 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013142/2002-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-01-01\n 2004-12-22\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013142/2002-01-01_0/xml/BWBR0013142_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013142/BWBR0013142.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013142/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013143.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013143\n Besluit tijdelijke mogelijkheid tot toekenning van een IMSI-nummer voor GSM-R\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013143/2001-12-20/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2001-12-20\n 9999-12-31\n 2001-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013143/2001-12-20_0/xml/BWBR0013143_2001-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013143/BWBR0013143.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013143/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013144.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013144\n Beleidsvoornemen Europafonds\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013144/2003-10-16/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2003-10-16\n 2005-12-31\n 2003-10-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013144/2003-10-16_0/xml/BWBR0013144_2003-10-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013144/BWBR0013144.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013144/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013145.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013145\n Ambtstoelage burgemeesters\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013145/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013145/2002-01-01_0/xml/BWBR0013145_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013145/BWBR0013145.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013145/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013146.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013146\n Wijzigingsverordening Dienstverleningsverordening registerloodsen en Financiële verordening Loodswezen\n pbo\n nl\n Nederlandse Loodsencorporatie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013146/2002-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013146/2002-01-01_0/xml/BWBR0013146_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013146/BWBR0013146.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013146/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013147.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013147\n Wijzigingsbesluit Besluit algemene rechtspositie politie, enz. (Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003)\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013147/2006-12-22/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-12-22\n 2012-12-31\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013147/2006-12-22_0/xml/BWBR0013147_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013147/BWBR0013147.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013147/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013148.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013148\n Wijzigingsbesluit Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit bezoldiging politie en Besluit rangen politie\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013148/2003-04-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2003-04-01\n 2012-12-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013148/2003-04-01_0/xml/BWBR0013148_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013148/BWBR0013148.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013148/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013149.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013149\n Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013149/2002-01-01/0\n Insolventierecht\n Schuldsanering\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n Rechtspraak\n 2002-01-01\n 2007-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013149/2002-01-01_0/xml/BWBR0013149_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013149/BWBR0013149.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013149/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013150.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013150\n Wijzigingsbesluit Binnenschepenbesluit (technische regelen voor bunkerstations)\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013150/2002-02-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-02-01\n 2009-06-30\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013150/2002-02-01_0/xml/BWBR0013150_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013150/BWBR0013150.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013150/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013151.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013151\n Beleidsvoornemen programma Communicatie\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013151/2002-01-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-01-01\n 2005-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013151/2002-01-01_0/xml/BWBR0013151_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013151/BWBR0013151.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013151/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013152.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013152\n Subsidieplafond Subsidieregeling referentieprojecten milieutechnologie 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013152/2001-12-15/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-15\n 2003-06-06\n 2001-12-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013152/2001-12-15_0/xml/BWBR0013152_2001-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013152/BWBR0013152.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013152/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013153.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013153\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Subsidieregeling kennisoverdracht brancheorganisaties MKB\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013153/2002-11-24/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-11-24\n 2005-06-10\n 2002-11-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013153/2002-11-24_0/xml/BWBR0013153_2002-11-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013153/BWBR0013153.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013153/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013154.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013154\n Subsidieplafonds 2002 Subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013154/2002-11-24/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-11-24\n 2005-06-10\n 2002-11-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013154/2002-11-24_0/xml/BWBR0013154_2002-11-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013154/BWBR0013154.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013154/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013155.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013155\n Beleidsvoornemen programma Onderzoek\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013155/2002-01-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-01-01\n 2005-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013155/2002-01-01_0/xml/BWBR0013155_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013155/BWBR0013155.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013155/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013156.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013156\n Subsidieplafond 2002 Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013156/2001-12-16/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-16\n 2005-06-10\n 2001-12-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013156/2001-12-16_0/xml/BWBR0013156_2001-12-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013156/BWBR0013156.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013156/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013157.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013157\n Tijdelijke regeling lwoo en pro aan AOC's\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-09-08\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013157/2001-12-16/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2001-12-16\n 2022-09-05\n 2001-12-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013157/2001-12-16_0/xml/BWBR0013157_2001-12-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013157/BWBR0013157.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013157/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013158.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013158\n Aanpassing grondslagen en percentages wetten oorlogsgetroffenen per 1 januari 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013158/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-01\n 2004-08-27\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013158/2002-01-01_0/xml/BWBR0013158_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013158/BWBR0013158.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013158/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013159.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013159\n Subsidieplafond 2002 Subsidieregeling duurzame bedrijventerreinen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013159/2003-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2003-01-01\n 2004-12-24\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013159/2003-01-01_0/xml/BWBR0013159_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013159/BWBR0013159.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013159/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013160.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013160\n Subsidieplafond 2002 Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013160/2001-12-20/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2001-12-20\n 2005-06-10\n 2001-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013160/2001-12-20_0/xml/BWBR0013160_2001-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013160/BWBR0013160.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013160/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013161.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013161\n Aanwijzing ambtenaren op basis van artikel 95g, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013161/2005-06-18/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2005-06-18\n 2006-12-12\n 2005-06-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013161/2005-06-18_0/xml/BWBR0013161_2005-06-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013161/BWBR0013161.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013161/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013162.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013162\n Regeling methodiek gebruiksvergoeding Rijksgebouwendienst\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013162/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013162/2002-01-01_0/xml/BWBR0013162_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013162/BWBR0013162.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013162/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013163.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013163\n Wijziging Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013163/2001-12-31/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2001-12-31\n 9999-12-31\n 2001-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013163/2001-12-31_0/xml/BWBR0013163_2001-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013163/BWBR0013163.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013163/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013164.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013164\n Regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013164/2003-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-07-01\n 2003-09-28\n 2002-01-01\n 2003-09-28\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013164/2003-07-01_0/xml/BWBR0013164_2003-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013164/BWBR0013164.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013164/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013165.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013165\n Toepassing Wet Nationale ombudsman\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013165/2002-02-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Rechtspraak\n 2002-02-21\n 2013-06-30\n 2002-02-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013165/2002-02-21_0/xml/BWBR0013165_2002-02-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013165/BWBR0013165.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013165/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013166.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013166\n Fiscale aanpassingswet euro\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-12\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013166/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013166/2002-01-01_0/xml/BWBR0013166_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013166/BWBR0013166.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013166/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013167.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013167\n Veegwet euro\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013167/2002-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013167/2002-01-01_0/xml/BWBR0013167_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013167/BWBR0013167.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013167/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013168.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013168\n Maximering herverzekering exportkredieten en investeringen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013168/2002-01-12/0\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n 2002-01-12\n 2014-12-31\n 2002-01-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013168/2002-01-12_0/xml/BWBR0013168_2002-01-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013168/BWBR0013168.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013168/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013169.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013169\n Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013169/2003-09-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-09-01\n 2004-04-20\n 2003-04-06\n 2004-04-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013169/2003-09-01_0/xml/BWBR0013169_2003-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013169/BWBR0013169.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013169/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013170.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013170\n Mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal BZK\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013170/2003-09-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-09-01\n 2004-04-20\n 2003-04-06\n 2004-04-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013170/2003-09-01_0/xml/BWBR0013170_2003-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013170/BWBR0013170.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013170/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013171.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013171\n Mandaat- en volmachtbesluit directeuren BZK\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013171/2003-09-02/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-09-02\n 2004-04-20\n 2003-04-06\n 2004-04-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013171/2003-09-02_0/xml/BWBR0013171_2003-09-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013171/BWBR0013171.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013171/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013172.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013172\n Besluit steekproef hygiëneonderzoeken 2001\n pbo\n nl\n Productschap Pluimvee en Eieren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013172/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2005-12-17\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013172/2002-03-30_0/xml/BWBR0013172_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013172/BWBR0013172.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013172/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013173.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013173\n Beleidsregels dierenwelzijn\n beleidsregel\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013173/2007-01-05/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-05\n 2008-12-31\n 2007-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013173/2007-01-05_0/xml/BWBR0013173_2007-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013173/BWBR0013173.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013173/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013174.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013174\n Regeling indexering registratievergoedingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013174/2003-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2003-01-01\n 2005-03-02\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013174/2003-01-01_0/xml/BWBR0013174_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013174/BWBR0013174.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013174/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013175.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013175\n Wijziging regelingen i.v.m. wijziging belastingvrije autokilometervergoeding (sector rijk)\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013175/2002-01-01/0\n Vervoersrecht\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n Verkeer en vervoer\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013175/2002-01-01_0/xml/BWBR0013175_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013175/BWBR0013175.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013175/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013176.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013176\n Uitvoeringswet Betekeningsverordening\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-05-03\n \n \n 2023-05-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013176/2023-05-01/0\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Rechtspraak\n 2023-05-01\n 9999-12-31\n 2023-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013176/2023-05-01_0/xml/BWBR0013176_2023-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013176/BWBR0013176.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013176/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013177.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013177\n Wijzigingswet Wet melding ongebruikelijke transacties, enz. (verplichtstellen van identificatieplicht en meldingsplicht van ongebruikelijke transacties door handelaren in zaken van grote waarde)\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013177/2001-12-28/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2001-12-28\n 9999-12-31\n 2001-12-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013177/2001-12-28_0/xml/BWBR0013177_2001-12-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013177/BWBR0013177.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013177/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013178.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013178\n Vaststellingsbesluit tijdstip van inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, enz.\n KB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013178/2001-12-27/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2001-12-27\n 9999-12-31\n 2001-12-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013178/2001-12-27_0/xml/BWBR0013178_2001-12-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013178/BWBR0013178.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013178/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013179.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013179\n Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013179/2006-12-13/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-13\n 2015-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013179/2006-12-13_0/xml/BWBR0013179_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013179/BWBR0013179.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013179/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013180.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013180\n Besluit Inlichtingenbureau gemeenten\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013180/2006-12-13/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-13\n 2008-09-14\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013180/2006-12-13_0/xml/BWBR0013180_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013180/BWBR0013180.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013180/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013181.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013181\n Jachtregeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-01\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013181/2015-03-28/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2015-03-28\n 2016-12-31\n 2015-03-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013181/2015-03-28_0/xml/BWBR0013181_2015-03-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013181/BWBR0013181.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013181/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013182.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013182\n Regeling co-financiering Interreg IIIA\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013182/2002-11-16/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-11-16\n 9999-12-31\n 2002-11-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013182/2002-11-16_0/xml/BWBR0013182_2002-11-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013182/BWBR0013182.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013182/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013183.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013183\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, december 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013183/2002-02-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-02-01\n 2004-12-22\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013183/2002-02-01_0/xml/BWBR0013183_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013183/BWBR0013183.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013183/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013184.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013184\n Regeling mandaat, volmacht en machtiging Inspectoraat-generaal VROM\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013184/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 2011-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013184/2002-01-01_0/xml/BWBR0013184_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013184/BWBR0013184.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013184/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013185.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013185\n Arbeidsvoorwaarden en andere personeelsaangelegenheden in de sector Rijk 2001-2002\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013185/2001-12-14/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n 2001-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013185/2001-12-14_0/xml/BWBR0013185_2001-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013185/BWBR0013185.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013185/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013186.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013186\n Wijzigingswet Wet inkomstenbelasting 2001, enz. (Belastingplan 2002 I - Arbeidsmarkt en inkomensbeleid)\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013186/2003-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013186/2003-01-01_0/xml/BWBR0013186_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013186/BWBR0013186.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013186/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013187.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013187\n Wijzigingswet Wet inkomstenbelasting 2001, enz. (Belastingplan 2002 II - Economische infrastructuur)\n wet\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013187/2004-03-01/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2004-03-01\n 9999-12-31\n 2004-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013187/2004-03-01_0/xml/BWBR0013187_2004-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013187/BWBR0013187.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013187/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013188.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013188\n Wijzigingswet Wet Belastingplan 2002-III Natuur, milieu en vervoer\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013188/2003-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013188/2003-01-01_0/xml/BWBR0013188_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013188/BWBR0013188.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013188/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013189.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013189\n Wijzigingswet belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 IV)\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013189/2002-04-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013189/2002-04-01_0/xml/BWBR0013189_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013189/BWBR0013189.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013189/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013190.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013190\n Wijzigingswet sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving)\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013190/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013190/2002-01-01_0/xml/BWBR0013190_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013190/BWBR0013190.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013190/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013191.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013191\n Subsidieregeling bedrijfsgezondheidszorg voor het primair onderwijs en het speciaal voortgezet onderwijs gedurende de periode januari 2002 tot 1 augustus 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013191/2002-01-26/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-26\n 2004-12-30\n 2002-01-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013191/2002-01-26_0/xml/BWBR0013191_2002-01-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013191/BWBR0013191.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013191/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013192.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013192\n Regeling verdeling procentuele ziekenfondspremie 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013192/2002-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-01-01\n 2004-08-27\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013192/2002-01-01_0/xml/BWBR0013192_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013192/BWBR0013192.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013192/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013193.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013193\n Subsidieplafond 2002 Subsidieregeling energie-efficiency- en milieuadviezen Schoner Produceren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013193/2001-12-21/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-21\n 2003-06-06\n 2001-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013193/2001-12-21_0/xml/BWBR0013193_2001-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013193/BWBR0013193.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013193/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013194.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013194\n Organisatiebesluit Inspectoraat-Generaal VROM\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013194/2002-02-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-02-01\n 2004-12-31\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013194/2002-02-01_0/xml/BWBR0013194_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013194/BWBR0013194.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013194/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013195.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013195\n Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013195/2004-08-13/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2004-08-13\n 2005-02-24\n 2004-08-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013195/2004-08-13_0/xml/BWBR0013195_2004-08-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013195/BWBR0013195.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013195/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013196.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013196\n Regeling mandaat handhaving Inspectoraat-generaal VROM\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013196/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 2007-06-23\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013196/2002-01-01_0/xml/BWBR0013196_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013196/BWBR0013196.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013196/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013199.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013199\n Regeling taken en bevoegdheden VROM 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013199/2004-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2004-07-01\n 2004-07-14\n 2004-03-24\n 2004-07-14\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013199/2004-07-01_0/xml/BWBR0013199_2004-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013199/BWBR0013199.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013199/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013200.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013200\n Regeling toetsing geweldsbeheersing politie\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-08-01\n \n \n 2019-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013200/2019-08-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2019-08-01\n 9999-12-31\n 2019-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013200/2019-08-01_0/xml/BWBR0013200_2019-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013200/BWBR0013200.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013200/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013201.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013201\n Landenlijst 2002 Regeling herverzekering investeringen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013201/2002-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n 2002-01-01\n 2009-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013201/2002-01-01_0/xml/BWBR0013201_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013201/BWBR0013201.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013201/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013202.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013202\n Subsidieregeling energiebesparing huishoudens met lage inkomens\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013202/2005-07-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2005-07-01\n 2005-12-31\n 2005-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013202/2005-07-01_0/xml/BWBR0013202_2005-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013202/BWBR0013202.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013202/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013203.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013203\n Subsidieplafond Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013203/2001-12-30/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-30\n 2004-01-23\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013203/2001-12-30_0/xml/BWBR0013203_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013203/BWBR0013203.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013203/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013204.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013204\n Vaststelling subsidieplafonds, basisbedrag en bedrag per lid landelijke jeugdorganisaties voor het jaar 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013204/2001-12-30/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Personen- en familierecht\n Jeugdrecht (m.u.v. jeugdstrafrecht)\n Familie, jeugd en gezin\n Gezondheid en zorg\n 2001-12-30\n 2004-08-27\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013204/2001-12-30_0/xml/BWBR0013204_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013204/BWBR0013204.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013204/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013205.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013205\n Aanpassingsbesluit uitvoeringsbesluiten Belastingplan 2002\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013205/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013205/2002-01-01_0/xml/BWBR0013205_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013205/BWBR0013205.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013205/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013206.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013206\n Fiscaal bestuursrecht: Boete, sancties bij jaarafsluiting loon- en omzetbelasting\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013206/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2007-03-30\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013206/2002-01-01_0/xml/BWBR0013206_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013206/BWBR0013206.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013206/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013207.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013207\n Uitvoeringsregeling BSE-2002 programma energiebesparing door innovatie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013207/2002-12-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-12-06\n 2005-06-10\n 2002-12-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013207/2002-12-06_0/xml/BWBR0013207_2002-12-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013207/BWBR0013207.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013207/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013208.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013208\n Subsidieregeling algemene organisaties voor ontwikkelingssamenwerking\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013208/2001-12-22/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2001-12-22\n 2005-12-31\n 2001-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013208/2001-12-22_0/xml/BWBR0013208_2001-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013208/BWBR0013208.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013208/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013209.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013209\n Regeling achtergestelde lening opvanginstrument\n zbo\n nl\n Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013209/2001-12-22/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verzekeringsrecht\n Economie en ondernemen\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2001-12-22\n 2006-12-31\n 2001-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013209/2001-12-22_0/xml/BWBR0013209_2001-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013209/BWBR0013209.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013209/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013210.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013210\n Besluit medefinancieringsprogramma-breed\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013210/2002-02-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-02-01\n 2005-12-31\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013210/2002-02-01_0/xml/BWBR0013210_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013210/BWBR0013210.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013210/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013211.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013211\n Vaststelling bedragen 2002 Kostenregeling Wet toezicht beleggingsinstellingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013211/2001-12-23/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2001-12-23\n 2003-12-31\n 2001-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013211/2001-12-23_0/xml/BWBR0013211_2001-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013211/BWBR0013211.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013211/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013212.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013212\n Regeling niet-bedrijfsmatige levering aan kleinverbruikers Elektriciteitswet 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013212/2002-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013212/2002-01-01_0/xml/BWBR0013212_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013212/BWBR0013212.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013212/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013213.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013213\n Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-12\n \n \n 2017-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013213/2017-07-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2017-07-01\n 9999-12-31\n 2017-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013213/2017-07-01_0/xml/BWBR0013213_2017-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013213/BWBR0013213.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013213/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013214.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013214\n Wijzigingsbesluit Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013214/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013214/2002-01-01_0/xml/BWBR0013214_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013214/BWBR0013214.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013214/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013215.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013215\n Regeling Functionele Valuta\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013215/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2006-08-09\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013215/2002-01-01_0/xml/BWBR0013215_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013215/BWBR0013215.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013215/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013216.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013216\n Procedurele aspecten van het verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013216/2010-08-13/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingen\n 2010-08-13\n 2010-08-20\n 2002-01-01\n 2010-08-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013216/2010-08-13_0/xml/BWBR0013216_2010-08-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013216/BWBR0013216.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013216/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013217.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013217\n Regeling helikopterrondvluchten\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013217/2002-01-05/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-01-05\n 2008-07-18\n 2002-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013217/2002-01-05_0/xml/BWBR0013217_2002-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013217/BWBR0013217.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013217/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013218.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013218\n Regeling aanwijzing bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013218/2002-01-01/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2002-01-01\n 2006-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013218/2002-01-01_0/xml/BWBR0013218_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013218/BWBR0013218.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013218/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013219.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013219\n Aanwijzing ambtenaren van politie en functionarissen t.b.v. uitreiking en betekening van gerechtelijke stukken\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013219/2002-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2002-01-01\n 2004-05-14\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013219/2002-01-01_0/xml/BWBR0013219_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013219/BWBR0013219.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013219/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013220.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013220\n Instellingsregeling Commissie van Toezicht College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013220/2001-12-23/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-23\n 2007-10-16\n 2001-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013220/2001-12-23_0/xml/BWBR0013220_2001-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013220/BWBR0013220.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013220/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013221.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013221\n Regeling vergoeding gemengde kosten en waardering loon in natura, vergoedingen en verstrekkingen 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013221/2004-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2004-01-01\n 2004-12-31\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013221/2004-01-01_0/xml/BWBR0013221_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013221/BWBR0013221.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013221/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013222.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013222\n Subsidieregeling integraal regionaal technostartersbeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013222/2002-11-16/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-11-16\n 2006-12-31\n 2002-11-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013222/2002-11-16_0/xml/BWBR0013222_2002-11-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013222/BWBR0013222.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013222/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013223.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013223\n Aanwijzing Centrale autoriteit kinderontvoering\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013223/2001-12-29/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2001-12-29\n 2004-08-31\n 2001-12-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013223/2001-12-29_0/xml/BWBR0013223_2001-12-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013223/BWBR0013223.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013223/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013224.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013224\n Regeling onkostenvergoeding artiest en beroepssporter\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013224/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-01\n 2004-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013224/2002-01-01_0/xml/BWBR0013224_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013224/BWBR0013224.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013224/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013225.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013225\n Wijzigingsregeling sociale verzekeringen 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013225/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-01\n 2008-09-24\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013225/2002-01-01_0/xml/BWBR0013225_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013225/BWBR0013225.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013225/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013226.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013226\n Vaststelling indicatorenlijst ongebruikelijke transacties\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013226/2002-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-01-01\n 2008-07-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013226/2002-01-01_0/xml/BWBR0013226_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013226/BWBR0013226.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013226/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013227.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013227\n Regeling vergoeding kosten woon-werkverkeer 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013227/2002-07-25/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-07-25\n 2003-12-31\n 2002-07-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013227/2002-07-25_0/xml/BWBR0013227_2002-07-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013227/BWBR0013227.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013227/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013228.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013228\n Vergoeding kosten kinderopvang 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013228/2004-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2004-01-01\n 2004-12-31\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013228/2004-01-01_0/xml/BWBR0013228_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013228/BWBR0013228.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013228/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013229.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013229\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar UWV 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013229/2003-07-27/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2003-07-27\n 2006-12-31\n 2003-07-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013229/2003-07-27_0/xml/BWBR0013229_2003-07-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013229/BWBR0013229.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013229/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013230.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013230\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SVB 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013230/2002-02-23/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-02-23\n 2006-12-31\n 2002-02-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013230/2002-02-23_0/xml/BWBR0013230_2002-02-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013230/BWBR0013230.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013230/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013231.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013231\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013231/2003-07-27/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2003-07-27\n 2004-04-01\n 2003-07-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013231/2003-07-27_0/xml/BWBR0013231_2003-07-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013231/BWBR0013231.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013231/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013232.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013232\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013232/2003-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2003-01-01\n 2006-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013232/2003-01-01_0/xml/BWBR0013232_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013232/BWBR0013232.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013232/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013233.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013233\n Instellingsbesluit Hoofddirectie Juridische Zaken Verkeer en Waterstaat\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013233/2006-05-24/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-05-24\n 2010-08-20\n 2006-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013233/2006-05-24_0/xml/BWBR0013233_2006-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013233/BWBR0013233.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013233/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013234.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013234\n Besluit langetermijnhuisvestingsplan WZV\n AMvB\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013234/2002-01-09/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-01-09\n 2005-12-31\n 2002-01-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013234/2002-01-09_0/xml/BWBR0013234_2002-01-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013234/BWBR0013234.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013234/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013235.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013235\n Wijzigingsbesluit Besluit trekkende bevolking WPO, enz. (fusie van de scholen voor ligplaatsonderwijs)\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013235/2004-07-23/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2004-07-23\n 9999-12-31\n 2004-07-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013235/2004-07-23_0/xml/BWBR0013235_2004-07-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013235/BWBR0013235.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013235/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013236.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013236\n Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Nice\n rijkswet\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013236/2008-07-25/0\n Internationaal publiekrecht\n Volkenrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2008-07-25\n 9999-12-31\n 2008-07-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013236/2008-07-25_0/xml/BWBR0013236_2008-07-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013236/BWBR0013236.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013236/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013237.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013237\n Regeling lagere vaststelling subsidie Besluit in- en doorstroombanen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013237/2002-01-13/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-13\n 2003-12-31\n 2002-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013237/2002-01-13_0/xml/BWBR0013237_2002-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013237/BWBR0013237.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013237/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013238.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013238\n Overgangsheffing vennootschapsbelasting, vragen en antwoorden\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013238/2001-12-20/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2001-12-20\n 2006-07-19\n 2001-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013238/2001-12-20_0/xml/BWBR0013238_2001-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013238/BWBR0013238.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013238/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013239.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013239\n Voorschrift margeregeling\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013239/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2007-07-14\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013239/2002-01-01_0/xml/BWBR0013239_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013239/BWBR0013239.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013239/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013240.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013240\n Regeling EG-verklaring registerloods\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013240/2002-02-01/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2002-02-01\n 2007-12-31\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013240/2002-02-01_0/xml/BWBR0013240_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013240/BWBR0013240.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013240/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013241.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013241\n Vrijstellingsregeling mestafzet tuincentra en tuinbouwbedrijven Meststoffenwet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013241/2002-05-10/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-10\n 2004-12-31\n 2002-05-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013241/2002-05-10_0/xml/BWBR0013241_2002-05-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013241/BWBR0013241.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013241/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013242.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013242\n Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013242/2005-03-16/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2005-03-16\n 2005-04-05\n 2004-12-24\n 2005-04-05\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013242/2005-03-16_0/xml/BWBR0013242_2005-03-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013242/BWBR0013242.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013242/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013243.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013243\n Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur CWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013243/2005-07-20/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2005-07-20\n 2008-12-31\n 2005-07-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013243/2005-07-20_0/xml/BWBR0013243_2005-07-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013243/BWBR0013243.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013243/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013244.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013244\n Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002 (Nederlandse Antillen)\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013244/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013244/2002-01-01_0/xml/BWBR0013244_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013244/BWBR0013244.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013244/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013245.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013245\n Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002 (Aruba)\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013245/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013245/2002-01-01_0/xml/BWBR0013245_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013245/BWBR0013245.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013245/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013246.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013246\n Regeling vergoedingen voorzitter en leden Raden van advies CWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013246/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2008-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013246/2002-01-01_0/xml/BWBR0013246_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013246/BWBR0013246.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013246/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013247.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013247\n Regeling onderbroken en opeenvolgende dienstverbanden\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013247/2005-07-03/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2005-07-03\n 2005-12-31\n 2005-07-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013247/2005-07-03_0/xml/BWBR0013247_2005-07-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013247/BWBR0013247.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013247/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013248.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013248\n Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013248/2004-03-05/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2004-03-05\n 2006-12-31\n 2004-03-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013248/2004-03-05_0/xml/BWBR0013248_2004-03-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013248/BWBR0013248.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013248/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013249.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013249\n Tijdelijke regeling medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen Wet REA\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013249/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2004-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013249/2002-01-01_0/xml/BWBR0013249_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013249/BWBR0013249.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013249/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013250.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013250\n Instellingsbesluit tijdelijke baten-lastendienst Inspectie Werk en Inkomen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013250/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 2004-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013250/2002-01-01_0/xml/BWBR0013250_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013250/BWBR0013250.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013250/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013251.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013251\n Regeling vergoedingen voorzitter en leden Raad van advies UWV\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013251/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2008-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013251/2002-01-01_0/xml/BWBR0013251_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013251/BWBR0013251.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013251/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013252.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013252\n Regeling vergoedingen leden RWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013252/2005-09-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2005-09-01\n 2012-06-30\n 2005-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013252/2005-09-01_0/xml/BWBR0013252_2005-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013252/BWBR0013252.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013252/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013253.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013253\n Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur UWV\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-06\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013253/2012-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2012-01-01\n 2016-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013253/2012-01-01_0/xml/BWBR0013253_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013253/BWBR0013253.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013253/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013254.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013254\n Rechtspositieregeling voorzitter RWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013254/2012-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2012-07-01\n 9999-12-31\n 2012-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013254/2012-07-01_0/xml/BWBR0013254_2012-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013254/BWBR0013254.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013254/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013255.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013255\n Wijziging van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013255/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2011-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013255/2002-01-01_0/xml/BWBR0013255_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013255/BWBR0013255.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013255/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013256.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013256\n Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur CWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013256/2005-07-20/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2005-07-20\n 2008-12-31\n 2005-07-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013256/2005-07-20_0/xml/BWBR0013256_2005-07-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013256/BWBR0013256.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013256/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013257.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013257\n Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013257/2015-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2015-07-01\n 9999-12-31\n 2015-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013257/2015-07-01_0/xml/BWBR0013257_2015-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013257/BWBR0013257.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013257/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013258.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013258\n Regeling vaststelling perioden EG-premies stieren, ossen en zoogkoeien 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013258/2001-12-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-30\n 2004-01-23\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013258/2001-12-30_0/xml/BWBR0013258_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013258/BWBR0013258.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013258/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013259.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013259\n Regeling invoering Inlichtingenbureau door gemeenten\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013259/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2004-09-21\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013259/2002-01-01_0/xml/BWBR0013259_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013259/BWBR0013259.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013259/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013260.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013260\n Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, enz. (2002)\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013260/2003-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013260/2003-01-01_0/xml/BWBR0013260_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013260/BWBR0013260.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013260/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013261.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013261\n Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013261/2003-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013261/2003-01-01_0/xml/BWBR0013261_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013261/BWBR0013261.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013261/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013262.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013262\n Wet verlenging zittingsduur raden van de gemeenten Oss en Ravenstein in verband met samenvoeging van deze gemeenten\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013262/2001-12-28/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2001-12-28\n 2014-08-15\n 2001-12-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013262/2001-12-28_0/xml/BWBR0013262_2001-12-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013262/BWBR0013262.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013262/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013263.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013263\n Besluit financiële bijsluiter\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013263/2005-09-30/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Consumentenrecht\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verzekeringsrecht\n Economie en ondernemen\n Financiën\n 2005-09-30\n 2005-12-31\n 2005-09-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013263/2005-09-30_0/xml/BWBR0013263_2005-09-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013263/BWBR0013263.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013263/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013266.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013266\n Besluit verlenging van de instelling van de RAWOO\n KB\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013266/2002-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-01-01\n 2006-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013266/2002-01-01_0/xml/BWBR0013266_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013266/BWBR0013266.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013266/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013267.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013267\n Besluit SUWI\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-12-31\n \n \n 2024-12-31\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013267/2024-12-31/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2024-12-31\n 9999-12-31\n 2024-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013267/2024-12-31_0/xml/BWBR0013267_2024-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013267/BWBR0013267.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013267/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013268.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013268\n Besluit overgang Arbeidsvoorziening\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013268/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2013-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013268/2002-01-01_0/xml/BWBR0013268_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013268/BWBR0013268.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013268/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013269.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013269\n Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013269/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013269/2002-01-01_0/xml/BWBR0013269_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013269/BWBR0013269.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013269/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046146/manifest.xml", "content": "2022-01-012022-01-06T09:40:10+01:002022-01-06T09:40:10+01:00BWBR0046146.WTI2022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-06T09:40:34+01:002022-01-06T09:40:34+01:00676357c6c2d630d4a2422be971e057e62f4815b5bbbdc4bc200c62a985eb98c9e4ef5897026b5168f7b040c853f3a2dacece9c28b9a71314dc6b894693d824f90b21f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046147/2022-01-01_0/xml/BWBR0046147_2022-01-01_0.xml", "content": "\n Cusumsysteem erkenninghouder tachografen 202220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n Cusumsysteem erkenninghouder tachografen 202220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n De directie van de Dienst Wegverkeer,\n \n Gelet op artikel 4:83 Awb en de artikelen 5:1 en 5:2 van de Regeling tachografen;\n \n \n Besluit:\n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n definities\n \n \n 1\n Voor de toepassing van deze regeling worden de begripsbepalingen van de Regeling tachografen overgenomen.\n \n \n 2\n Voorts wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n controle: steekproef als bedoeld in artikel 5:1 van de Regeling tachografen en de second opinion als bedoeld in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW, bijlage Erkenninghouder Tachografen alsmede onderzoeken door de politie, IL&T of RDW;\n \n \n b.\n \n cusumsysteem erkenninghouder: het systeem van bonus- en strafpunten voor de erkenninghouder per werkplaats of mobiele onderzoekseenheid;\n \n \n c.\n \n cusumbijdrage: de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een controle;\n \n \n d.\n \n cusumstand: startwaarde vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten van de controles waarbij de cusumstand niet kleiner wordt dan 0;\n \n \n e.\n \n misser: bij een onderzoek geconstateerde onjuist of vergeten aspect bij de werkzaamheden aan een tachograaf als bedoeld in hoofdstuk 3 van de regeling tachografen\n \n \n f.\n \n gradatie: kwalificatie van een misser uitgedrukt in strafpunten bij werkzaamheden.\n \n \n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n toepassing\n \n Het cusumsysteem wordt toegepast bij controles ten behoeve van het meten van de kwaliteit van de werkzaamheden aan tachografen.\n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n gradaties\n \n \n 1\n Gradaties worden ingedeeld in:\n \n \n a.\n gradatie 1: een misser die de juiste werking van de tachograaf niet direct beïnvloedt, die 0,4 strafpunt oplevert;\n \n \n b.\n gradatie 2: een lichte misser die 1,0 strafpunten oplevert;\n \n \n c.\n gradatie 3: een geringe misser die 1,6 strafpunten oplevert;\n \n \n d.\n gradatie 4: een ernstige misser die 3,3 strafpunten oplevert;\n \n \n e.\n gradatie 5: een kritieke misser waarbij sprake is van apert onjuiste werkzaamheden of onderzoek die 4,7 strafpunten oplevert.\n \n \n \n \n 2\n De cusumbijdrage wordt berekend aan de hand van:\n \n \n a.\n een bonuspunt van 0,4 punt na een controle zonder constateringen van missers;\n \n \n b.\n totaal aantal strafpunten na een controle met constateringen van missers.\n \n \n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n startwaarde\n \n De erkenninghouder wordt geplaatst op een startwaarde van 3,0 punten:\n \n \n a.\n na het verlenen van een erkenning;\n \n \n b.\n als een cusumstand van 12 wordt bereikt of overschreden;\n \n \n c.\n bij één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;\n \n \n d.\n bij een kritieke misser;\n \n \n e.\n bij vaststellen van manipulatie die onder verantwoordelijkheid van de erkenninghouder is aangebracht.\n \n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n intrekking Regeling Cusumsysteem erkenninghouder tachografen 2019\n \n De Regeling Cusumsysteem erkenninghouder tachografen 2019, Stcrt 2019, nr. 2220 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.\n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n historie\n \n De voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling bestaande cusumstanden blijven in stand.\n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n ingangsdatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.\n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Cusumsysteem erkenninghouder tachografen 2022.\n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directie van de Dienst Wegverkeer,\n \n A.\n van Ravestein\n \n Algemeen Directeur\n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022\n \n20214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128220214787831-12-202116-11-2021JBZ21.000128201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046147/manifest.xml", "content": "2022-01-012022-01-06T09:40:11+01:002022-01-06T09:40:11+01:00BWBR0046147.WTI2022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-06T09:40:34+01:002022-01-06T09:40:34+01:00311415b0339a4b2e13784dc033d7996e76eaf61c97f5e8aa50639635021204a3ee24fe6d4165cd7b768eb13c14c61157927b28be6a85eaa279e1355dce083aabbd630", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046149/2022-02-01_0/xml/BWBR0046149_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 24 november 2021, houdende vaststelling van een onderscheidingsvlag voor Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Catharina-Amalia en haar zusters202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022\n Besluit vaststelling onderscheidingsvlag voor Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Catharina-Amalia en haar zusters202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Defensie en De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 november 2021, nr.3756798;\n Overwegende dat het wenselijk is een onderscheidingsvlag vast te stellen voor Onze geliefde dochter, Hare Koninklijke Hoogheid Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, en voor haar zusters, zodra deze de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt;\n De Hoge Raad van Adel gehoord;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022\n \n \n De door Hare Koninklijke Hoogheid Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria, Prinses van Oranje, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, en haar zusters te voeren vlag, waarvan hoogte en lengte zich verhouden als 5 : 6 en die driehoekig is uitgesneden over 1/3 lengte van de vlag, is van oranje kleur; op het midden een Nassaus blauw kruis ter breedte van 1/5 van de hoogte van de vlag; \n op het midden van het kruis een oranje medaillon met een middellijn van 3/14 van de lengte van de vlag, waarop Ons wapen, zoals vastgesteld bij Koninklijk besluit van 23 april 1980, no. 3 (Stb. 206), zijnde het schild gedekt met de Koninklijke kroon, het goud vervangen door geel en het zilver door wit; \n in het broektopkanton een blauwe jachthoorn met rode opening, monding en snoer en wit beslag (Oranje) en in het broekhoekkanton een rode burcht met deur, twee vensters en drie kantelen. \n202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad, de Staatscourant, het Afkondigingsblad van Aruba, het Publicatieblad van Curaçao en het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 november 2021\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n \n De Minister van Defensie,\n \n H.G.J.\n Kamp\n \n \n \n De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n R.W.\n Knops\n \n \n \n de zevende december 2021\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022\n \n202158207-12-202124-11-2021202158207-12-202124-11-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046149/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-01-08T07:10:14+01:002022-01-08T07:10:14+01:00BWBR0046149.WTI2022-02-019999-12-312022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:39+01:002022-02-01T06:37:39+01:00110512267c27b78da31390e72d24fccf00fdb5a141d54bd94a9483411ba928f4ec339191d23509aef461d97618425a8748e7f64f486be9f1a7ff1d31deeccbd02ccec", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046150/2022-01-01_0/xml/BWBR0046150_2022-01-01_0.xml", "content": "\n Wijzigingsverordening Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen, enz.20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n Wijzigingsverordening Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen, enz.20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants;\n \n Overwegende dat met deze verordening opvolging wordt gegeven aan de aanbeveling om het toezicht op accountantsorganisaties volledig onder te brengen bij de Autoriteit Financiële Markten;\n Gelet op de artikel 19, eerste lid van de Wet op het accountantsberoep;\n \n \n Stelt de volgende verordening vast:\n \n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen.\n \n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Verordening op de kosten kwaliteitsbeoordelingen.\n \n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n \n Artikel 3, derde lid, van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen zoals dat luidde tot inwerkingtreding van deze verordening blijft van toepassing op een toetsing of een hertoetsing waarvoor de datum waarop de toetsing of hertoetsing plaatsvindt is vastgesteld als bedoeld in artikel 11, eerste lid van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen voor de inwerkingtreding van deze verordening.\n \n \n 2\n Het vijfde lid van Bijlage 1 bij de Verordening op de kosten kwaliteitsbeoordelingen zoals dat luidde tot inwerkingtreding van deze verordening blijft van toepassing op een toetsing of een hertoetsing waarbij een dossier met betrekking tot een wettelijke controle is beoordeeld.\n \n \n 3\n Het derde lid van Bijlage 2 bij de Verordening op de kosten kwaliteitsbeoordelingen zoals dat luidde tot inwerkingtreding van deze verordening blijft van toepassing op een toetsing of een hertoetsing waarbij een dossier met betrekking tot een wettelijke controle is beoordeeld.\n \n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n Artikel\n IV\n \n Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie in de Staatscourant.\n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022\n \n \n20215010731-12-202120215010731-12-202101-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046150/manifest.xml", "content": "2022-01-012022-01-07T06:36:19+01:002022-01-07T06:36:19+01:00BWBR0046150.WTI2022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-07T06:37:33+01:002022-01-07T06:37:33+01:00134602fdf4f50fa112db74cc45dac07e41f9ee77e070dc6283ddc04413c8dfe95db3abd55ba8e85d4b50235a1052c8fd5bf8c84af778aa487a92d65710079fc4a1a5d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046152/2022-04-01_0/xml/BWBR0046152_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen in Caribisch Nederland (Besluit bekostiging WPO BES 2022)2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n Besluit bekostiging WPO BES 20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 september 2021, nr. WJZ/29122231 (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 46, eerste lid, 66, derde lid, 68, derde lid, 77, 99, zesde lid, 100, derde lid, 102, vierde lid, 114, 119, tweede lid, en 121, derde lid, van de Wet primair onderwijs BES;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0294/I);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30169969 (12547), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen:\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: wat betreft:\n \n \n a.\n een openbare school:\n \n \n 1°.\n het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, voor zover de eilandsraad niet anders bepaalt, en, indien de eilandsraad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;\n \n \n 2°.\n de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 53 van de wet; dan wel\n \n \n 3°.\n de stichting, bedoeld in artikel 54 van de wet;\n \n \n \n \n b.\n een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 60 van de wet;\n \n \n \n \n \n bijzondere school: bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n deskundige: deskundige als bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;\n \n \n \n leerling: een leerling die op grond van artikel 43 van de wet tot een school is toegelaten;\n \n \n \n Onze Minister: Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;\n \n \n \n openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;\n \n \n \n openbare school: openbare school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n ouders: ouders, voogden of verzorgers;\n \n \n \n school: een school waar basisonderwijs wordt gegeven;\n \n \n \n schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;\n \n \n \n teldatum: datum, bedoeld in artikel 102, eerste of tweede lid, en artikel 116, van de wet.\n \n \n \n wet:\n Wet primair onderwijs BES.\n \n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensverstrekking, aanvang en voorschotten nieuwe scholen\n \n \n Artikel\n 2\n Gegevens nieuwe scholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 3\n Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 100 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 4\n Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 102, tweede lid, onderdeel a, van de wet.\n \n \n 2\n Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.\n \n \n 3\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 102, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.\n \n \n 4\n Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 5\n Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het derde lid.\n \n \n 6\n Op de betaling van het voorschot is artikel 100, vijfde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 7\n Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.\n \n \n 8\n Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van een school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Leerlingentelling en leerlingenadministratie\n \n \n Artikel\n 5\n Leerlingentelling\n \n \n 1\n Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden, onverminderd artikel 8 en artikel 11, derde lid, de leerlingen meegeteld die op de teldatum op de school als werkelijk schoolgaand staan ingeschreven.\n \n \n 2\n Indien de teldatum valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, worden op de eerstvolgende schooldag de leerlingen geteld, die op de teldatum als werkelijk schoolgaand stonden ingeschreven.\n \n \n 3\n Een leerling kan op de teldatum slechts op één school voor de bekostiging meetellen.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 6\n Overzicht aantal leerlingen\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.\n \n \n 2\n Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 11, derde lid, wordt het overzicht uiterlijk vier weken na afloop van de daar bedoelde verlengde termijn toegezonden aan het bevoegd gezag.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 7\n Inschrijving\n \n \n 1\n De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na overlegging van:\n \n \n a.\n een bewijs van uitschrijving van de leerling van een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, welk bewijs op het moment van inschrijving niet ouder is dan 6 maanden, of\n \n \n b.\n een schriftelijke verklaring van de ouders dat de leerling binnen een periode van 6 maanden voorafgaand aan de inschrijving niet eerder op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs was ingeschreven.\n \n \n \n \n 2\n Het bewijs van uitschrijving dan wel de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt bewaard in de administratie van de school.\n \n \n 3\n De directeur doet in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dan wel in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien hem bekend is op welke andere school of school of instelling voor ander onderwijs de leerling was ingeschreven buiten de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde periode, onder vermelding van de datum van inschrijving op zijn school, binnen 1 week schriftelijk mededeling van de inschrijving aan de directeur van de school of de school of instelling voor ander onderwijs waarop de leerling voordien was ingeschreven.\n \n \n 4\n De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.\n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 8\n Uitschrijving\n \n \n 1\n De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.\n \n \n 2\n De directeur, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving.\n \n \n 3\n Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht een mededeling ontvangt van de directeur, rector of centrale directie van een school of een school of instelling voor ander onderwijs, van de inschrijving van de leerling op diens school, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op de andere school of de school of instelling voor ander onderwijs.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 9\n Inhoud leerlingenadministratie\n \n \n 1\n De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:\n \n \n a.\n de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school, en\n \n \n b.\n de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging.\n \n \n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 10\n Bewaren van gegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 9 worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, worden binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, genoemd in het eerste lid, vernietigd.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 11\n Verstrekken gegevens aan Minister\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag zendt voor 15 februari indien de teldatum 1 februari is, dan wel binnen twee weken na een andere teldatum, aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege, een opgave van het aantal leerlingen overeenkomstig artikel 5.\n \n \n 2\n Indien als gevolg van de wijzigingen op grond van artikel 8, een wijziging optreedt in de in het eerste lid bedoelde opgave, doet het bevoegd gezag van de school waarvan de leerling is respectievelijk leerlingen zijn uitgeschreven, binnen 6 weken na de teldatum daarvan mededeling aan Onze Minister, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuurscollege.\n \n \n 3\n Bij ministeriële regeling kan de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid worden verlengd en wordt vastgesteld op welke wijze de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 12\n Verklaring bevoegd gezag\n \n Het bevoegd gezag verstrekt gelijktijdig met de verklaring, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet, een verklaring over de juistheid en tijdige aanmelding van de gegevens waarop de bekostigingsbedragen zijn of worden gebaseerd.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Vaststelling bekostiging en extra bekostiging\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari, de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede en derde lid, van de wet, vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum. De bedragen hebben betrekking op een kalenderjaar.\n \n \n 2\n Indien de verklaring van de deskundige aanleiding geeft tot wijziging van de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister voor 1 oktober de bekostiging voor het huidige jaar nader vast.\n \n \n 3\n Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 14\n Extra bekostiging prijspeil Bovenwinden\n \n \n 1\n De extra bekostiging in verband met het prijspeil, bedoeld in artikel 100, derde lid, van de wet, is een percentage van het totaal van de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet, en in artikel 16, derde lid.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling wordt het percentage, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 15\n Extra bekostiging één school op een eiland\n \n Indien in een openbaar lichaam slechts één school is gevestigd, dan ontvangt deze school extra bekostiging in verband met de geïsoleerde ligging.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Bekostiging zorg op scholen\n \n \n Artikel\n 16\n Bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte\n \n \n 1\n De extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de wet, wordt aan één school op Bonaire verstrekt. De verdeling van de taken met betrekking tot leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte is toegekend aan die school en deze taken zijn vastgelegd in het eilandelijk zorgplan.\n \n \n 2\n Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n \n 3\n Een school die is gevestigd in het openbaar lichaam Sint Eustatius of Saba, ontvangt extra bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte die een percentage bedraagt van het totaal van de bekostiging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de wet. De uitkomst van de berekening wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.\n \n \n 4\n Het percentage, bedoeld in het derde lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Opheffing scholen of beëindiging bekostiging\n \n \n Artikel\n 17\n Opheffing van een school\n \n Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school kennis daarvan aan Onze Minister, de Rijksvertegenwoordiger, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school betreft, eveneens aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waarin de school is gelegen.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 18\n Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 121 van de wet wordt onder exploitatieoverschot verstaan:\n \n \n a.\n het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 99, 103 en 104 van de wet, verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt,\n \n \n b.\n de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten, en\n \n \n c.\n voor zover het een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de eilandelijke overschrijding.\n \n \n \n \n 2\n Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring van een deskundige over de juistheid van de opgave.\n \n \n 3\n Indien het exploitatieoverschot van een niet door een openbaar lichaam in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en het desbetreffende openbaar lichaam de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van het openbaar lichaam in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging.\n \n \n 4\n De verdeling, bedoeld in het derde lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Bekostigingscorrecties\n \n \n Artikel\n 19\n Onderzoek en correcties\n \n \n 1\n Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht, kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.\n \n \n 2\n Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.\n \n \n 3\n Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.\n \n \n 4\n Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 125, vierde lid, van de wet of uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister beslissen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.\n \n \n 5\n Indien de correctie, bedoeld in het tweede lid, strekt tot verhoging van de bekostiging, wordt het bedrag binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 20\n Monitor veiligheid op school\n \n Het instrument ter monitoring van de veiligheid van leerlingen, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van de wet:\n \n \n a.\n geeft inzicht in de ervaren en feitelijke veiligheid en het welbevinden van de leerlingen, voor zover dat verband houdt met de veiligheid, op school;\n \n \n b.\n wordt ten minste eens per schooljaar afgenomen onder een representatief deel van de leerlingen; en\n \n \n c.\n is gestandaardiseerd, valide en betrouwbaar.\n \n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 21\n Intrekking Besluit bekostiging WPO BES\n \n Het Besluit bekostiging WPO BES wordt ingetrokken.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n Artikel\n 22\n Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers\n Wijzigt het Besluit register onderwijsdeelnemers.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 23\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging WPO BES 2022.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 24\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 9 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,\n \n A.\n Slob\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n2022604-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046152/manifest.xml", "content": "2022-01-08T07:10:23+01:002025-01-31T06:20:20+01:00BWBR0046152.WTI2022-04-012022-04-019999-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:31:15+02:002022-04-01T06:31:15+02:001066692edeee987cf6818f89067c03a73ad8c4b47371f83ca88c489e8837961cc44d18629c6e3623bc46b7855d02fb535d3638088ad8de484b724c3ced1f4c9bd65c3f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046153/2022-02-01_0/xml/BWBR0046153_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Wet van 1 december 2021, houdende wijziging van de Wet ter Bescherming Koopvaardij houdende aanpassingen in verband met het certificerings- en vergunningstelsel, de positie van particuliere beveiligers, de scheepsbeheerder en de kapitein, de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en herstel van enkele onvolkomenheden (Reparatiewet WtBK)2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n Reparatiewet WtBK2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij, enkele wijzigingen in de wet aan te brengen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet ter Bescherming Koopvaardij.\n \n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Artikel\n II\n \n Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming Koopvaardij in werking treedt.\n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Artikel\n III\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Reparatiewet WtBK.\n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 1 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n2022204-01-202201-12-2021358112022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046153/manifest.xml", "content": "2022-02-012024-02-012022-01-07T06:36:22+01:002022-01-07T06:36:22+01:00BWBR0046153.WTI2022-02-019999-12-312022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:38+01:002022-02-01T06:37:38+01:0014935e5504332ccaa146e84bf7e2fb6842c2244a26549bcbde899618284c32d25698c5d30b8f03c81effb2ec3ebe5a2b52c6f5e340247d81d1c64d605d361bbfc8338", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046154/2022-07-01_0/xml/BWBR0046154_2022-07-01_0.xml", "content": "\n Wet van 15 december 2021 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n Wijzigingswet Wet publieke gezondheid (opnemen gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten)202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet publieke gezondheid aan te passen, opdat daarin een gemeentelijke taak voor prenataal huisbezoek wordt opgenomen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet publieke gezondheid.\n \n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n Ia\n \n Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zendt twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 15 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n P.\n Blokhuis\n \n \n \n de twintigste december 2021\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022\n \n202163120-12-202115-12-20213559320224931-01-202225-01-202201-07-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046154/manifest.xml", "content": "2022-01-11T07:36:19+01:002022-02-02T06:09:32+01:00BWBR0046154.WTI2022-07-012030-07-012022-07-019999-12-312022-07-019999-12-312022-07-01T07:44:20+02:002022-07-01T07:44:20+02:00136942ad645863464cad42b6c77bdeaac8260481d782fd35f12051b248b88cd22e6aef786918fb0f8cada66b2810281578defb88561b6db928898349edccc6ccdcfc2", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046155/2022-02-01_0/xml/BWBR0046155_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 22 december 2021, houdende regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij (Besluit bescherming koopvaardij) alsmede vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet ter Bescherming Koopvaardij2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n Besluit bescherming koopvaardij2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 24 november 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3098778;\n Gelet op de artikelen 2, 4, tweede en vierde lid, 6, derde en vierde lid, 8, 9, achtste lid, 11, vijfde lid, en 13, eerste en vijfde lid, van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2021, no. W16.20.0437/II);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 17 december 2021, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3685395;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n (definities)\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens: het op 4 november 1950 te Rome tot stand gekomen Europees Verdrag tot bescherming van de rechte van de mens en de fundamentele vrijheden;\n \n \n \n geweldsinstructie: regels in artikel 9, eerste tot en met zevende lid, van de wet en artikel 3.4;\n \n \n \n opslagplaats: locatie op het land of een schip waarvan de vergunninghouder gebruik maakt voor opslag van vuurwapens en munitie, met uitzondering van een door hem gebruikte wapenkluis aan boord van het schip;\n \n \n \n particulier beveiligingsteam: het op een schip in te zetten of ingezette particulier maritiem beveiligingspersoneel, met inbegrip van de teamleider;\n \n \n \n particuliere maritieme beveiliger: gewapend lid van het beveiligingsteam dat door de vergunninghouder op een schip wordt of is ingezet;\n \n \n \n risicogebied: het in artikel 1.2, eerste lid, bedoelde zeegebied;\n \n \n \n toestemming: toestemming, bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4 van de wet;\n \n \n \n vergunning: vergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet ter Bescherming Koopvaardij.\n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 1.2\n (aanwijzing risicogebied)\n \n \n 1\n Het zeegebied, bedoeld in artikel 2 van de wet, is het gebied dat door de volgende coördinaten volgens het World Geodetic System (WGS1986) wordt begrensd:\n \n \n a.\n In de zuidelijke Rode Zee, een noordelijke grens op 15°00’ N;\n \n \n b.\n In de Indische Oceaan een lijn die de volgende punten verbindt:\n \n \n 1°.\n Vanaf de kust van Oost-Afrika op 01° 30’ S\n \n \n 2°.\n achtereenvolgens naar de punten:\n \n \n (a)\n 01° 30’ S - 046° 00’ E,\n \n \n (b)\n 01° 00’ N - 049° 30’ E,\n \n \n (c)\n 09° 00’ N - 055° 00’ E,\n \n \n (d)\n 14° 20’ N - 057° 30’ E, en\n \n \n \n \n 3°.\n vervolgens naar de kust van Jemen naar het punt 053° 00’N.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het in het eerste lid bedoelde zeegebied is bij wijze van illustratie ingetekend op de als bijlage bij dit besluit gevoegde kaart.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De toestemming voor de inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 2.1\n (uitgangspunt Nederlandse wet)\n \n De gewapende bescherming van op grond van voor Nederland geldende rechtsregels onder vlag van het Koninkrijk varende koopvaardijschepen is een overheidstaak, behoudens indien de wet en de daarop gebaseerde regels maritieme beveiligingswerkzaamheden toestaan.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 2.2\n (aanvraag bij Kustwachtcentrum)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder dient de aanvraag om toestemming in bij het Kustwachtcentrum.\n \n \n 2\n Bij de aanvraag wordt aangetoond dat alle redelijkerwijs mogelijke beschermingsmaatregelen worden getroffen en dat, indien van toepassing en voor zover mogelijk, aan artikel 2.3, eerste of tweede lid, wordt voldaan.\n \n \n 3\n Bij de aanvraag worden in ieder geval gegevens verstrekt over:\n \n \n a.\n het type schip, het marktsegment en het accommodatieplan;\n \n \n b.\n de lading en de verzekering van het schip en de lading;\n \n \n c.\n de risicoanalyse;\n \n \n d.\n de omvang van het beveiligingsteam, en\n \n \n e.\n de prijsopgave van de vergunninghouder waarmee wordt beoogd een overeenkomst tot het verrichten van gewapende beveiligingswerkzaamheden te sluiten.\n \n \n \n \n 4\n Onze Minister neemt binnen achtenveertig uur een besluit op de aanvraag. De uren tussen vrijdag acht uur ’s avonds en maandag acht uur ’s morgens worden hierbij niet meegerekend.\n \n \n 5\n De toestemming kan worden geweigerd indien:\n \n \n a.\n militaire bescherming binnen een redelijke termijn kan worden geboden;\n \n \n b.\n niet alle redelijkerwijs mogelijke beschermingsmaatregelen zijn getroffen;\n \n \n c.\n niet aan de criteria van artikel 2.3 is voldaan;\n \n \n d.\n onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en deze verstrekking tot een onjuiste beschikking zou hebben geleid;\n \n \n e.\n schorsing of intrekking van de vergunning van de in het derde lid, onderdeel e, bedoelde vergunninghouder op grond van artikel 14 van de wet wordt overwogen en in afwachting daarvan onmiddellijke weigering geboden is;\n \n \n f.\n niet aan artikel 1.2 is voldaan, of\n \n \n g.\n niet aan artikel 3, eerste lid, van de wet is voldaan.\n \n \n \n \n 6\n Bij regeling van Onze Minister wordt een formulier vastgesteld met betrekking tot het tweede en derde lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 2.3\n (criteria)\n \n \n 1\n Het aantal zeemijlen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedraagt honderd of meer.\n \n \n 2\n Het percentage extra kosten, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedraagt ten minste veertig procent.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 2.4\n (informatieplicht; verantwoordelijkheid kapitein)\n \n \n 1\n De kapitein en de teamleider ontvangen voorafgaand aan het aan boord gaan van het beveiligingsteam de juiste en volledige informatie van de scheepsbeheerder onderscheidenlijk de vergunninghouder omtrent:\n \n \n a.\n de beschermingsmaatregelen;\n \n \n b.\n de omvang van het beveiligingsteam, de identificerende gegevens en de nationaliteit van de particuliere maritieme beveiligers;\n \n \n c.\n het aantal vuurwapens en merk, type en registratienummer van elk wapen en de hoeveelheid bijbehorende munitie;\n \n \n d.\n de wapenkluis of -kluizen, en\n \n \n e.\n het aantal sets handboeien en het aantal camera’s en microfoons.\n \n \n \n \n 2\n Voorts ontvangen zij:\n \n \n a.\n een kopie van de verplichte nationale en lokale documenten van de desbetreffende kuststaten om de betreffende vuurwapens op wettige wijze aan boord te mogen nemen;\n \n \n b.\n een kopie van de eindgebruikerscertificaten ten bewijze van de wettige eigendom van de desbetreffende vuurwapens;\n \n \n c.\n een kopie van de toestemming, de vergunning en de in artikel 5.1 bedoelde ISO-certificaten, en\n \n \n d.\n een kopie van de overeenkomst tussen de scheepsbeheerder en de vergunninghouder met betrekking tot het verrichten van de maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n \n \n \n \n 3\n Indien de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet volledig en juist zijn, dan weigert de kapitein om de beveiligers en vuurwapens en munitie aan boord te nemen.\n \n \n 4\n De kapitein stelt het vertrek van het schip of het invaren van het risicogebied uit indien niet aan de bij of krachtens de wet gestelde regels is voldaan.\n \n \n 5\n Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, en het tijdstip waarop deze uiterlijk moeten worden verstrekt, alsmede de vastlegging ervan door de kapitein en de teamleider binnen de gegeven termijn.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n De geweldsmiddelen, uitrusting en de nadere geweldsinstructie\n \n \n Artikel\n 3.1\n (vuurwapens, munitie, handboeien)\n \n \n 1\n Het geweldsmiddel van de particuliere maritieme beveiligers bestaat uit een niet-automatisch vuurwapen of een semi-automatisch schoudervuurwapen met een maximumkaliber van .50 (12,7 mm) met bijbehorende munitie van het type full metal jacket.\n \n \n 2\n Een teamlid beschikt over ten hoogste twee vuurwapens en ten hoogste 200 eenheden van de in het eerste lid bedoelde munitie.\n \n \n 3\n Een teamlid beschikt over ten minste een set handboeien.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 3.2\n (wapen- of munitiekluis)\n \n \n 1\n De vuurwapens en de bijbehorende munitie worden tijdens een transport op een veilige wijze op het schip opgeslagen in afzonderlijke, deugdelijk afgesloten wapen- of munitiekluizen.\n \n \n 2\n Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld over de wapen- of munitiekluis.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 3.3\n (verantwoordelijkheid kapitein)\n \n \n 1\n De kapitein is verantwoordelijk voor het beheer en de veilige opslag van de vuurwapens en de bijbehorende munitie aan boord van het schip en is in het bezit van de sleutels van de wapen- en munitiekluizen.\n \n \n 2\n Uiterlijk twee uren voorafgaand aan het binnenvaren van het risicogebied gaat het beheer van de vuurwapens en de bijbehorende munitie over naar de teamleider, waarbij de kapitein de sleutels van de wapen- en munitiekluizen overdraagt.\n \n \n 3\n Schietoefeningen door particuliere maritieme beveiligers mogen in verband met de veiligheid op en rond het schip slechts plaatsvinden na door de teamleider verkregen instemming van de kapitein.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 3.4\n (nadere geweldsinstructie)\n \n \n 1\n In aanvulling op en met inachtneming van artikel 9 van de wet geldt dat een particuliere maritieme beveiliger, ter afwending van dreigend gevaar van piraterij, alvorens gericht te schieten, een of meer waarschuwingsschoten in de lucht afvuurt.\n \n \n 2\n Als het gevaar daarmee niet is afgewend, vuurt de particuliere maritieme beveiliger voor de boeg van het schip waarvan de piraterijdreiging uitgaat en daarna, als het gevaar niet is afgewend, op de motor van het schip met het doel het schip het varen te beletten.\n \n \n 3\n Als in het uiterste geval het gevaar niet is afgewend, en er onmiddellijk gevaar dreigt voor het leven of de veiligheid van de opvarenden van het te beschermen schip, is de particuliere maritieme beveiliger bevoegd om te vuren op de niet vitale delen van het lichaam van personen op het schip waarvan de piraterijdreiging uitgaat.\n \n \n 4\n Het derde lid is eveneens van toepassing indien personen op het schip waarvan dreigend gevaar van piraterij uitgaat, zich toegang tot het te beschermen schip trachten te verschaffen of hebben verschaft.\n \n \n 5\n De kapitein wordt voortdurend door de teamleider van zijn opdrachten aan de teamleden en van het verloop van het aanwenden van geweld op de hoogte gehouden, tenzij dat redelijkerwijs niet mogelijk is.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De vergunning\n \n \n Artikel\n 4.1\n (reikwijdte vergunning)\n \n De vergunning wordt verleend voor het aanbieden of verrichten van gewapende maritieme beveiligingswerkzaamheden door een maritiem beveiligingsbedrijf aan boord van een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de Nederlandse vlag te voeren, binnen het risicogebied.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 4.2\n (aanvraag bij Inspectie Leefomgeving en Transport)\n \n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 4.3\n (duur en voorschriften per vergunning)\n \n \n 1\n De vergunning wordt verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaar.\n \n \n 2\n De vergunning kan worden verlengd, telkens voor ten hoogste drie jaar.\n \n \n 3\n Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, onder meer met betrekking tot:\n \n \n a.\n het toezicht van overheidswege op naleving van de bij en krachtens de wet gestelde regels, en\n \n \n b.\n de samenwerking met andere staten in het kader van maritieme beveiligingswetgeving.\n \n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 4.4\n (beslistermijn)\n \n \n 1\n De beschikking op de aanvraag omtrent een vergunning wordt gegeven binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen.\n \n \n 2\n Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste twaalf weken verlengen, indien naar zijn oordeel advies van of onderzoek door een derde nodig is.\n \n \n 3\n Indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en geeft hij aan binnen welke termijn de beschikking op de aanvraag kan worden gegeven.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 4.5\n (overgang vergunning op een derde)\n \n De vergunning kan slechts met schriftelijke toestemming van Onze Minister overgaan op een derde. Het bepaalde bij en krachtens artikel 14 van de wet is van overeenkomstige toepassing bij de overgang van een vergunning.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 4.6\n (schorsing vergunning)\n \n \n 1\n De schorsing van de vergunning op grond van artikel 14 van de wet eindigt op de dag na de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking van de vergunning is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de schorsing acht weken zijn verstreken.\n \n \n 2\n Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste acht weken verlengen, indien naar zijn oordeel advies van of onderzoek door een derde nodig is.\n \n \n 3\n Indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd, stelt Onze Minister het maritiem beveiligingsbedrijf daarvan in kennis.\n \n \n 4\n De schorsing van de vergunning op grond van artikel 14 van de wet heeft geen gevolgen voor transporten waarvoor toestemming is verleend en die zich reeds in het risicogebied bevinden of geen mogelijkheid hebben om dat nog te ontwijken.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Eisen vergunning\n \n \n Paragraaf\n 5.1\n Algemene eisen\n \n \n Artikel\n 5.1\n (ISO-certificaten)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf beschikt te allen tijde over geldige ISO-certificaten met betrekking tot de normdocumenten 9001:2015, 28000:2007 en 28007:2015 van de International Organization for Standardization.\n \n \n 2\n De ISO-certificaten hebben bij het indienen van een aanvraag voor een vergunning ten minste nog een geldigheidsduur van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.2\n (naleving internationale verplichtingen)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf beschikt te allen tijde over instructies aan het in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel waarin het invulling geeft aan internationaalrechtelijke verplichtingen van Nederland, in het bijzonder die met betrekking tot het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.3\n (transparantie en zetel onderneming)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf verschaft inzicht in de eigenaars- en zeggenschapsstructuur van zijn onderneming, in die van het concern waartoe hij behoort en in de persoon van de uiteindelijke belanghebbende.\n \n \n 2\n Het maritiem beveiligingsbedrijf dat zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging niet in een staat heeft die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, organiseert de maritieme beveiligingswerkzaamheden geheel of gedeeltelijk vanuit een nevenvestiging in Nederland, die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.4\n (continuïteit onderneming)\n \n \n 1\n De continuïteit van het maritiem beveiligingsbedrijf is redelijkerwijs gewaarborgd.\n \n \n 2\n De continuïteit is in ieder geval niet gewaarborgd, indien:\n \n \n a.\n het bedrijf in staat van faillissement of liquidatie verkeert;\n \n \n b.\n aan het bedrijf surseance van betaling is verleend;\n \n \n c.\n beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van het maritiem beveiligingsbedrijf of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen.\n \n \n \n \n 3\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.5\n (betrouwbaarheid onderneming)\n \n \n 1\n De betrouwbaarheid van het maritiem beveiligingsbedrijf staat buiten twijfel.\n \n \n 2\n Onze Minister beoordeelt de betrouwbaarheid van het bedrijf, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden op basis van hun voornemens, handelingen en antecedenten.\n \n \n 3\n Onze Minister neemt bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval in aanmerking:\n \n \n a.\n overtredingen van bij of krachtens de wet en van de maritieme beveiligingswetgeving van andere staten gestelde regels en voorschriften;\n \n \n b.\n de mate waarin het maritiem beveiligingsbedrijf heeft voldaan aan zijn financiële verplichtingen uit bestuurlijke sancties wegens overtredingen van bij of krachtens de wet gestelde regels en voorschriften.\n \n \n c.\n de bij regeling van Onze Minister genoemde strafrechtelijke antecedenten, en\n \n \n d.\n toezichtantecedenten, financiële antecedenten, fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten en overige antecedenten.\n \n \n \n \n 4\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste en tweede lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.6\n (organisatie onderneming)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf richt zijn bedrijfsvoering zodanig in dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de gewapende maritieme beveiligingswerkzaamheden, alsmede het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde regels en voorschriften en de handhaving daarvan, zijn gewaarborgd.\n \n \n 2\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.7\n (intern toezicht)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt zorg voor een stelsel van intern toezicht, uitgeoefend door een of meer functionarissen die beschikken over de nodige deskundigheid, kennis en bevoegdheden om hun werkzaamheden goed en volledig uit te voeren en zijn bestuur met raad terzijde staan.\n \n \n 2\n Het stelsel van intern toezicht bevat in ieder geval waarborgen voor:\n \n \n a.\n de scheiding in functionele of organieke zin van de functies van het bestuur en het interne toezicht, en\n \n \n b.\n de onafhankelijkheid van het functioneren van de functionarissen, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n \n \n 3\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor dat het te allen tijde aan de met toezicht belaste ambtenaren verantwoording kan afleggen over de wijze waarop het interne toezicht is georganiseerd en wordt uitgevoerd.\n \n \n 4\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste, tweede en derde lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.8\n (administratie- en bewaarplicht gegevens)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf beschikt te allen tijde over ten minste de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de identiteit en de antecedenten van zijn leidinggevenden, degenen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van de personen op sleutelposities;\n \n \n b.\n de identiteit en de antecedenten van de uiteindelijke belanghebbende, en\n \n \n c.\n de formele en feitelijke organisatie-, financierings-, eigendoms- en zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort;\n \n \n d.\n de identiteit en de antecedenten van het door hem op een transport in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n e.\n de bewijzen van vakbekwaamheid en geoefendheid van het door hem op een transport in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n f.\n de in eigendom en beheer zijnde vuurwapens en de bijbehorende munitie waarmee het op een transport in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel wordt uitgerust;\n \n \n g.\n de in eigendom en beheer zijnde handboeien waarmee het op een transport in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel wordt uitgerust,\n \n \n h.\n de in eigendom en beheer zijnde camera’s en microfoons waarmee het op een transport in te zetten particulier maritiem beveiligingspersoneel wordt uitgerust, en\n \n \n i.\n de aan Onze Minister gezonden rapportages als bedoeld in artikel 12 van de wet, met de onderliggende gegevens, over een periode van drie jaren.\n \n \n \n \n 2\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor dat hij te allen tijde aan de met toezicht belaste ambtenaren inzicht kan bieden in de actuele en volledige gegevens, bedoeld in het eerste lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Paragraaf\n 5.2\n Eisen inzake verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden\n \n \n Artikel\n 5.9\n (eisen beveiligingsteam)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor dat elk lid van het beveiligingsteam:\n \n \n a.\n voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid, medische geschiktheid, vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n deelneemt aan veiligheidsoefeningen aan boord van het schip, na opdracht daartoe van de kapitein;\n \n \n c.\n bekend is met de fundamentele rechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het bepaalde bij en krachtens de wet, in het bijzonder de geweldsinstructie;\n \n \n d.\n bekend is met het door het maritiem beveiligingsbedrijf gevoerde beleid met betrekking tot het verrichten van de maritieme beveiligingswerkzaamheden, en in staat is die voorschriften en dat beleid en de daaruit voortvloeiende instructies goed en volledig uit te voeren, en\n \n \n e.\n op het moment van inzet de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt.\n \n \n \n \n 2\n De omvang van het op een transport in te zetten beveiligingsteam bedraagt ten minste drie personen.\n \n \n 3\n Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld over het eerste lid. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld over:\n \n \n a.\n Nederlandse en buitenlandse bewijsstukken met betrekking tot de betrouwbaarheid en de medische geschiktheid;\n \n \n b.\n Nederlandse en buitenlandse bewijsstukken met betrekking tot vakbekwaamheid en geoefendheid, in het bijzonder waar het de geweldsinstructie betreft;\n \n \n c.\n het periodiek gezamenlijk oefenen van de maritieme beveiligingswerkzaamheden, en\n \n \n d.\n de wijze waarop de teamleider de operationele leiding voert.\n \n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.10\n (veilige opslag vuurwapens en munitie)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt zorg voor de veilige opslag van vuurwapens en bijbehorende munitie:\n \n \n a.\n op de opslagplaats waarvan het gebruik maakt, en\n \n \n b.\n tijdens het vervoer tussen de opslagplaats en het schip.\n \n \n \n \n 2\n Het maritiem beveiligingsbedrijf maakt zijn beleid en instructies ingevolge het eerste lid voldoende kenbaar aan het op een transport in te zetten beveiligingsteam.\n \n \n 3\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de veilige opslag, het beheer en het vervoer van vuurwapens en munitie.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.11\n (gebruik opslagplaats)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf maakt uitsluitend gebruik van een opslagplaats waarmee contractuele afspraken zijn gemaakt die inhouden dat de opslagplaats zich periodiek laat controleren door de betreffende kuststaat, de door Onze Minister met toezicht belaste ambtenaren en zo nodig door een door Onze Minister aan te wijzen persoon van een derde partij die daartoe als ambtenaar wordt aangesteld.\n \n \n 2\n Het maritiem beveiligingsbedrijf maakt uitsluitend gebruik van een opslagplaats op een schip waarvoor geldt dat de scheepsbeheerder voor zijn floating armoury-diensten over een geldig certificaat met betrekking tot ISO-normdocument 28007:2015 beschikt en zich door de desbetreffende vlaggenstaat en, indien van toepassing kuststaat, laat controleren.\n \n \n 3\n Het maritiem beveiligingsbedrijf is verplicht medewerking te verlenen aan de controle, bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.12\n (handboeien)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt zorg voor voldoende beschikbaarheid van deugdelijke handboeien bij de uitvoering van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.13\n (camera’s en microfoons)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt zorg voor voldoende beschikbaarheid van deugdelijke camera’s en microfoons bij de uitvoering van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n \n \n 2\n Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over:\n \n \n a.\n de aard van de camera’s en microfoons en de verantwoordelijkheid van het functioneren ervan;\n \n \n b.\n de functionele of technische vereisten van de beeld- en geluidsopnamen;\n \n \n c.\n de termijn voor het bewaren en vernietigen van de beeld- en geluidsopnamen.\n \n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 5.14\n (beleid en instructies beveiligingsteam)\n \n \n 1\n Het maritiem beveiligingsbedrijf ontwikkelt en onderhoudt zijn beleid met betrekking tot het verrichten van de gewapende maritieme beveiligingswerkzaamheden, en de daaruit voor beveiligingsteam voortvloeiende instructies.\n \n \n 2\n Het maritiem beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor dat hij te allen tijde aan de met toezicht belaste ambtenaren inzicht kan bieden in het actuele beleid en de instructies, bedoeld in het eerste lid.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Bescherming persoonsgegevens\n \n \n Artikel\n 6.1\n (waarborgen)\n \n \n 1\n De persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de wet, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de taakuitoefening van Onze Minister, en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd uit de systemen. Indien de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering kunnen de persoonsgegevens langer dan vijf jaar worden bewaard.\n \n \n 2\n Bij regeling van Onze Minister kan in andere waarborgen worden voorzien voor de verwerking van de in het eerste lid bedoelde persoonsgegevens.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Wijziging ander besluit\n \n \n Artikel\n 7.1\n (wijziging Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens)\n \n \n Wijzigt het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens.\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8.1\n (inwerkingtreding)\n \n De Wet ter Bescherming Koopvaardij en dit besluit treden in werking met ingang van 1 februari 2022.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 8.2\n (citeertitel)\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bescherming koopvaardij.\n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-20222022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ���s-Gravenhage\n 22 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1.2 van het Besluit bescherming koopvaardij\n \n \n \n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022\n \n2022304-01-202222-12-20212022304-01-202222-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046155/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-01-08T07:10:25+01:002022-05-10T06:28:50+02:00BWBR0046155.WTI2022-02-019999-12-312022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:41+01:002022-02-01T06:37:41+01:0015790764f69d76170745e658c7896f076b3227dada98e2de497de1041456beabc36b3f6202fe98137c413e2bb1be6ffedeea7e51899d917af0a14af1df94395384fe1f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046156/2022-01-28_0/xml/BWBR0046156_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Wet van 24 november 2021, houdende regels met betrekking tot de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies)202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het registreren van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2015, L 141), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2018, L 156/43);\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 2\n Inhoud van het register\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 3\n Toegang tot het register\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 4\n Verplichtingen van de trustee\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 5\n Taken van de beheerder\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 6\n Financiele inlichtingen eenheid en bevoegde autoriteiten\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 7\n Handhaving\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 8\n Overige bepalingen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Wijziging van andere wetten\n \n \n Artikel\n 26\n Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme\n \n \n Wijzigt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022Onderdeel E, onder 3.\n Artikel\n 27\n Wijziging van de Wet op de economische delicten\n Wijzigt de Wet op de economische delicten.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 28\n Wijziging van de Handelsregisterwet 2007\n \n \n Wijzigt de Handelsregisterwet 2007.\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n Artikel\n 28a\n Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht\n \n \n Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022Onderdeel B, voor zover het betreft de invoeging van artikelen 47a\n en 47b van de Handelsregisterwet 2007.202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n Hoofdstuk\n 10\n Overgangs- en slotbepalingen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 24 november 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n de zestiende december 2021\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046156/2022-11-01_0/xml/BWBR0046156_2022-11-01_0.xml", "content": "\n Wet van 24 november 2021, houdende regels met betrekking tot de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van artikel 31 van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies)202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het registreren van uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2015, L 141), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/843 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2018, L 156/43);\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegde autoriteit: bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 7, tweede lid;\n \n \n \n Financiële inlichtingen eenheid: Financiële inlichtingen eenheid, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;\n \n \n \n beheerder: Kamer van Koophandel als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel;\n \n \n \n basisregistratie: verzameling gegevens waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt;\n \n \n \n register: het register bedoeld in artikel 4;\n \n \n \n trust: trust als bedoeld in het op 1 juli 1985 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141);\n \n \n \n trustee: trustee als bedoeld in het op 1 juli 1985 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141);\n \n \n \n uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;\n \n \n \n vierde anti-witwasrichtlijn:\n richtlijn 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156/43);\n \n \n \n zakelijke relatie: zakelijke relatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.\n \n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 2\n Gelijkstelling soortgelijke juridische constructie\n \n \n 1\n In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt een soortgelijke juridische constructie gelijkgesteld aan een trust en wordt onder een trust mede verstaan een soortgelijke juridische constructie.\n \n \n 2\n Onder een trustee wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen tevens verstaan degene die in een soortgelijke juridische constructie een vergelijkbare positie heeft als een trustee in een trust.\n \n \n 3\n Onder een soortgelijke juridische constructie wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan: bij overeenkomst of samenstel van overeenkomsten tot stand gebracht fonds zonder rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, waarin de deelnemers vermogen bijeenbrengen dat voor gezamenlijke rekening wordt belegd of anderszins wordt aangewend ten behoeve van de uiteindelijk belanghebbenden van dat fonds, alsmede een juridische constructie die is opgenomen in de geconsolideerde lijst, bedoeld in artikel 31, tiende lid, van de vierde anti- witwasrichtlijn.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n \n 1\n Deze wet is van toepassing op trusts:\n \n \n a.\n waarvan de trustee in Nederland woonachtig of gevestigd is; of\n \n \n b.\n waarvan de trustee buiten de Europese Unie woonachtig of gevestigd is en namens de trust in Nederland een zakelijke relatie aangaat of onroerend goed verwerft.\n \n \n \n \n 2\n Deze wet is niet van toepassing op de registratie van trusts en de uiteindelijk belanghebbenden daarvan voor zover die trusts in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 31 van de vierde anti-witwasrichtlijn.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Inhoud van het register\n \n \n Artikel\n 4\n Het register\n \n \n 1\n Er is een register voor het registreren van trusts en uiteindelijk belanghebbenden van trusts.\n \n \n 2\n Het register heeft als doel het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.\n \n \n 3\n Het register wordt gehouden door de beheerder.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 5\n Informatie in het register\n \n \n 1\n Het register bevat de volgende gegevens over een trust:\n \n \n a.\n de naam;\n \n \n b.\n het type;\n \n \n c.\n de datum waarop deze tot stand is gekomen;\n \n \n d.\n de plaats waar deze tot stand is gekomen; en\n \n \n e.\n het doel waarvoor deze tot stand is gebracht.\n \n \n \n \n 2\n Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over categorieën van doelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.\n \n \n 3\n Het register bevat de volgende gegevens over de uiteindelijk belanghebbenden van een trust:\n \n \n a.\n de naam, de geboortemaand, het geboortejaar, de woonstaat en de nationaliteit;\n \n \n b.\n het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, indien dat aan de uiteindelijk belanghebbende is toegekend;\n \n \n c.\n het fiscaal identificatienummer van een ander land dan Nederland waarvan de uiteindelijk belanghebbende ingezetene is, indien dat door zijn woonstaat aan hem is toegekend;\n \n \n d.\n de geboortedag, de geboorteplaats, het geboorteland en het woonadres;\n \n \n e.\n het e-mailadres; en\n \n \n f.\n de aard en omvang van het door de uiteindelijk belanghebbende gehouden economische belang, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur klassen kunnen worden vastgesteld.\n \n \n \n \n 4\n Het register bevat de volgende bescheiden over een trust en de uiteindelijk belanghebbenden daarvan:\n \n \n a.\n afschriften van documenten op grond waarvan de in het derde lid, onderdelen a, b, c en d bedoelde gegevens zijn geverifieerd;\n \n \n b.\n afschriften van documenten waaruit de gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijken alsmede van documenten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën, waaruit de gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdeel f, blijken.\n \n \n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 6\n Bewaartermijn\n \n De gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 5, eerste, derde en vierde lid, blijven tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn, toegankelijk via het register.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Toegang tot het register\n \n \n Artikel\n 7\n Toegang\n \n \n 1\n \n Dit lid is nog niet in werking getreden.\n \n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, zijn de in artikel 5, derde lid, onderdelen b tot en met e, bedoelde gegevens en de in artikel 5, vierde lid, bedoelde bescheiden enkel toegankelijk voor de Financiële inlichtingen eenheid en de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bevoegde autoriteiten.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n Artikel\n 8\n Persoonsgegevens verzoeker\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 9\n Vergoeding\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 10\n Afscherming\n \n \n 1\n In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen kunnen, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van uiteindelijk belanghebbenden die in het register staan ingeschreven, gegevens of bescheiden of categorieën van gegevens of bescheiden, op langs elektronische weg gedaan verzoek van een uiteindelijk belanghebbende bij besluit van Onze Minister van Financiën worden afgeschermd tegen inzage door anderen dan de Financiële inlichtingen eenheid, de bevoegde autoriteiten en de instellingen bedoeld in artikel 1a, tweede, derde en vierde lid, onderdeel d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.\n \n \n 2\n De in artikel 5, derde lid, onderdeel f, bedoelde gegevens kunnen niet worden afgeschermd tegen inzage.\n \n \n 3\n Jaarlijks worden statistische gegevens gepubliceerd over het aantal afschermingen dat op grond van dit artikel is toegekend, met in begrip van de gronden waarop die afschermingen zijn toegekend.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Verplichtingen van de trustee\n \n \n Artikel\n 11\n Registratieplicht\n \n \n 1\n De trustee is ten behoeve van registratie in het register, verplicht langs elektronische weg opgave te doen van de in artikel 5 bedoelde gegevens en bescheiden met betrekking tot die trust en de uiteindelijk belanghebbenden daarvan.\n \n \n 2\n De trustee doet uiterlijk een week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot registratie ontstaat, opgave overeenkomstig deze wet.\n \n \n 3\n Na opgave besluit Onze Minister van Financiën tot registratie in het register en worden de belanghebbenden van de betreffende trust daarvan langs elektronische weg in kennis gesteld.\n \n \n 4\n Ten behoeve van de registratie overeenkomstig deze wet identificeert de trustee zich.\n \n \n 5\n In schriftelijke uitingen die namens de trust worden gedaan, wordt het unieke kenmerk vermeld dat na registratie aan de trust is toegekend.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 12\n Kwaliteit geregistreerde informatie\n \n De trustee draagt er zorg voor dat de in artikel 5 bedoelde gegevens en bescheiden met betrekking tot de trust en de uiteindelijk belanghebbenden daarvan, toereikend, actueel en accuraat zijn.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Taken van de beheerder\n \n \n Artikel\n 13\n Ontwikkeling en beheer van het register\n \n \n 1\n De beheerder draagt zorg voor de ontwikkeling, een goede bereikbaarheid, werking en beveiliging van het register.\n \n \n 2\n De beheerder draagt er zorg voor dat de weergave van krachtens deze wet in het register opgenomen informatie onverwijld na het besluit bedoeld in artikel 11, derde lid, overeenstemt met dat besluit.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 14\n Verstrekking uniek kenmerk\n \n De beheerder kent aan een trust een uniek kenmerk toe, en neemt dit kenmerk in het register op.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n Artikel\n 15\n Informatieverstrekking aan de Financiële inlichtingen eenheid en de bevoegde autoriteiten\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 16\n Informatieverstrekking aan uiteindelijk belanghebbenden\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 17\n Verwerking terugmelding\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 18\n Technische inrichting\n \n \n 1\n Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het beheer, de vorm en de technische en administratieve inrichting van het register.\n \n \n 2\n Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in het register ook informatie kan worden opgenomen die is overgenomen uit een basisregistratie.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 19\n Protocol\n \n \n 1\n De beheerder stelt een protocol op aangaande:\n \n \n a.\n de beschikbaarheid, werking, beveiliging en andere aangelegenheden betreffende het beheer van het register; en\n \n \n b.\n de evaluatie van de uitvoering van de bij deze wet aan de beheerder opgedragen taken welke evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van deze wet wordt uitgevoerd.\n \n \n \n \n 2\n Het protocol behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.\n \n \n 3\n De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Financiele inlichtingen eenheid en bevoegde autoriteiten\n \n Artikel\n 20\n Informatiedeling\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 21\n Terugmeldplicht\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Handhaving\n \n \n Artikel\n 22\n Last onder dwangsom\n \n Onze Minister van Financiën kan een last onder dwangsom opleggen indien er sprake is van handelen in strijd met artikel 11, eerste of tweede lid, of artikel 12.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 23\n Bestuurlijke boete\n \n \n 1\n Onze Minister van Financiën kan een bestuurlijke boete opleggen indien er sprake is van handelen in strijd met artikel 11, eerste of tweede lid, of artikel 12.\n \n \n 2\n De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 23a\n Vorderen inlichtingen\n \n \n 1\n Onze Minister van Financiën is bevoegd van een trustee inlichtingen te vorderen die hij redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak, bedoeld in de artikelen 22 en 23, nodig heeft. Een trustee is verplicht aan Onze Minister van Financiën binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitvoering van deze bevoegdheid.\n \n \n 2\n \n Dit lid is nog niet in werking getreden.\n \n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 24\n Databankenrecht\n \n Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Databankenwet is, ten aanzien van het register bedoeld in artikel 4 van deze wet, voorbehouden aan de Staat der Nederlanden.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 25\n Mandaatverlening\n \n \n 1\n Onze Minister van Financiën verleent aan de voorzitter van de Kamer van Koophandel mandaat om:\n \n \n a.\n besluiten te nemen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en artikel 11, derde lid;\n \n \n b.\n te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a, met dien verstande dat de persoon die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen; en\n \n \n c.\n in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspaken hoger beroep of cassatie in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep of cassatie.\n \n \n \n \n 2\n De voorzitter van de Kamer van Koophandel kan ten aanzien van de in het eerste lid aan hem gemandateerde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan één of meer onder hem ressorterende werknemers van de beheerder.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Wijziging van andere wetten\n \n \n Artikel\n 26\n Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme\n \n \n Wijzigt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022Onderdelen A, onder 1, C en D.\n \n Artikel\n 27\n Wijziging van de Wet op de economische delicten\n \n \n Wijzigt de Wet op de economische delicten.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 28\n Wijziging van de Handelsregisterwet 2007\n \n \n Wijzigt de Handelsregisterwet 2007.\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n Artikel\n 28a\n Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht\n \n \n Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.\n \n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022Onderdelen A en B, voor zover het betreft de invoeging van\n artikelen 22 en 23 van de Implementatiewet registratie uiteindelijk\n belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies.202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 10\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 29\n Overgangsbepaling\n \n In afwijking van artikel 11, tweede lid, vindt registratie waartoe de verplichting is ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 11 van deze wet plaats binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze wet.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies.\n202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022202161016-12-202124-11-202135819202240524-10-202219-10-202201-11-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 24 november 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n de zestiende december 2021\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022\n \n202161016-12-202124-11-20213581920223827-01-202212-01-202228-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046156/manifest.xml", "content": "2022-01-11T07:36:19+01:002025-02-06T06:29:03+01:00BWBR0046156.WTI2022-01-282022-01-282022-10-312022-01-289999-12-312022-01-29T07:20:20+01:002022-11-01T06:55:41+01:002176677d0c9e98d865749053df2ef8c24b2fa50d7ddd7dbe338854f974e75fd2a4c402794e85ad820c62a319895cd4551a1be05f6fa5759635dd1f379ff98c205e93a2022-11-019999-12-312022-11-019999-12-312022-11-01T06:55:41+01:002022-11-01T06:55:41+01:00110765413d98e19f48b14c53ccc4773e658e8097c6aff5c75fb60879a48f8d44855e52ec1dbe94997e698527452b9d301172e9719f6c4e2f6633ed37c698cfd8bcaa46", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/2022-01-01_1/xml/BWBR0046157_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 16 december 2021, nr. 2021-238261, houdende beheersregels op het gebied van de informatiehuishouding voor het Ministerie van Financiën (Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n gelet op artikel 14 van het Archiefbesluit 1995;\n \n \n besluit:\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n archiefbeheerder: degene die namens de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk is voor het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefbeherend onderdeel: het organisatieonderdeel of de organisatie die tot taak heeft in opdracht van de archiefbeheerder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het beheer van overheidsinformatie uit te voeren;\n \n \n \n archieffunctie: de bedrijfsfunctie gericht op de kwaliteit van het duurzaam toegankelijk maken en houden, bewaren en beheren van de overheidsinformatie van de archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefsysteem: een informatiesysteem dat het beheer van overheidsinformatie ondersteunt;\n \n \n \n archiefvormend onderdeel: een organisatieonderdeel onder verantwoordelijkheid van de Minister, dat bevoegd is te handelen en op grond van de verantwoordelijkheid voor dat handelen overheidsinformatie verzamelt, ontvangt, produceert, verzendt of beheert;\n \n \n \n beheer van overheidsinformatie (synoniem: archiefbeheer): de uitvoerende werkzaamheden om overheidsinformatie in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, als ook om overheidsinformatie die daarvoor in aanmerking komt te vernietigen dan wel over te brengen;\n \n \n \n CIO van een verzorgingsgebied: Chief Information Officer van het kernministerie, het directoraat-generaal Belastingdienst, het directoraat-generaal Douane of het directoraat-generaal Toeslagen;\n \n \n \n conversie: het proces van omzetten van informatie van het ene formaat naar het andere formaat;\n \n \n \n duurzaam toegankelijk: overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg, moet gedurende de in een selectielijst opgenomen termijn in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard, dat wil zeggen:\n \n \n •\n toegankelijk, vindbaar en in contextuele samenhang raadpleegbaar;\n \n \n •\n met de garantieresultaatverplichting dat deze juist, volledig en authentiek en leesbaar is, ook in de toekomst en, bij digitale overheidsinformatie, onafhankelijk van het gebruikte bestandsformaat;\n \n \n \n \n \n emulatie: de techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;\n \n \n \n informatie: een verzameling gegevens die in hun samenhang een bepaalde betekenis hebben;\n \n \n \n informatiehuishouding: het totaal aan regels, voorzieningen, activiteiten en processen gericht op de informatiestromen en op het beheer van informatie;\n \n \n \n informatiesysteem: een gegevensverwerkend systeem met als activiteiten het verzamelen, verwerken, bewerken, bewaren, overdragen en verstrekken van gegevens met betrekking tot een bepaald toepassingsgebied;\n \n \n \n kernministerie: het directoraat-generaal Fiscale Zaken, het directoraat-generaal Rijksbegroting, de generale thesaurie, het programma directoraat-generaal Herstel en het cluster secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n migratie: het overzetten van informatie en toepassingsprogrammatuur van het ene systeem en/of platform naar het andere, met behoud van authenticiteit, integriteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid;\n \n \n \n Minister: de Minister van Financiën;\n \n \n \n ministerie: het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n noodvernietiging: de mogelijkheid om voor vitale overheidsinformatie in buitengewone omstandigheden, waarbij de staatsveiligheid in gevaar is, af te wijken van voorgeschreven vernietigingsprocedures en deze direct te vernietigen;\n \n \n \n overheidsinformatie: alle informatie die de overheid zelf maakt of van een ander ontvangt bij het uitvoeren van haar taken, ongeacht:\n \n \n •\n het proces waaruit de informatie voortkomt;\n \n \n •\n de inhoud van de informatie;\n \n \n •\n de formele status van de informatie;\n \n \n •\n de fase waarin de creatie en behandeling van de informatie verkeert;\n \n \n •\n de termijn dat de informatie bewaard moet worden (bewaartermijn);\n \n \n •\n de technische vorm van de informatie;\n \n \n •\n de applicaties waarmee de informatie is gemaakt en wordt beheerd;\n \n \n •\n door wie de informatie beheerd wordt;\n \n \n \n \n \n overbrenging: overheidsinformatie die op grond van selectielijsten voor bewaring in aanmerking komt moet worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats;\n \n \n \n SIO: Strategisch Informatie Overleg tussen de Chief Information Officer van het Ministerie van Financiën en de Algemeen Rijksarchivaris over de informatiehuishouding van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n vernietiging: het zodanig materieel behandelen van een informatiedrager (o.a. papier, geluidsband, database, film, usb stick, hard disk) met overheidsinformatie, die op grond van selectielijsten voor vernietiging in aanmerking komt, dan wel op grond van een machtiging van vervanging of op grond van noodvernietiging, dat de daarop vastgelegde informatie niet te reconstrueren is;\n \n \n \n vervanging: de, al dan niet routinematige, vervanging van oorspronkelijke overheidsinformatie door reproducties, die daar volledig de plaats van innemen;\n \n \n \n vervreemding: het in eigendom overdragen van overheidsinformatie aan een andere zorgdrager of aan derden;\n \n \n \n verzorgingsgebied: archiefvormende onderdelen die:\n \n \n •\n vallen onder de kaderstellende en toezichthoudende bevoegdheid van één CIO, of;\n \n \n •\n vallen onder de verantwoordelijkheid van één archiefbeheerder, of;\n \n \n •\n diensten afnemen van één archiefbeherend onderdeel.\n \n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Reikwijdte en verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 2\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op het beheer van alle overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg van de Minister.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 3\n Minister\n \n De Minister is de zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995, voor de overheidsinformatie van het ministerie. De zorg van de Minister eindigt door overbrenging, vervreemding of vernietiging van de overheidsinformatie.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 4\n Plaatsvervangend secretaris-generaal\n \n De plaatsvervangend secretaris-generaal is:\n \n \n 1.\n namens de Minister verantwoordelijk voor het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie en voor de voorwaarden om dit mogelijk te maken;\n \n \n 2.\n is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie;\n \n \n 3.\n stelt regels ten aanzien van noodvernietiging.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 5\n Chief Information Officer (CIO)\n \n \n 1\n Het Ministerie van Financiën heeft een departementaal CIO-stelsel conform artikel 9 van het CIO-stelsel Rijksdienst 2021.\n \n \n 2\n De departementale CIO Financiën:\n \n \n a.\n stelt departementale strategische beleids-, kwaliteits- en toetsingskaders op het gebied van het beheer van overheidsinformatie vast;\n \n \n b.\n vertegenwoordigt de zorgdrager in het strategisch informatieoverleg (SIO) met het Nationaal Archief;\n \n \n c.\n laat toezien op het naleven van het gestelde in deze regeling.\n \n \n \n \n 3\n De CIO van een verzorgingsgebied:\n \n \n a.\n stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n b.\n ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n c.\n is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp).\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 6\n Archiefbeheerders\n \n \n 1\n De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:\n \n \n a.\n de directeur Bedrijfsvoering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n c.\n de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n d.\n de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.\n \n \n \n \n 2\n De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:\n \n \n a.\n een kwaliteitszorgsysteem;\n \n \n b.\n voldoende personeel en financiële middelen;\n \n \n c.\n bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;\n \n \n d.\n een toepasbare vastgestelde selectielijst;\n \n \n e.\n het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n \n \n \n 3\n Gelet op artikel 5 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 kunnen de archiefbeheerders bevoegdheden voor het beheer van overheidsinformatie ondermandateren aan onder hen ressorterende functionarissen.\n \n \n 4\n De uitvoering van het beheer van overheidsinformatie beleggen de archiefbeheerders bij de onder hun verantwoordelijkheid vallende archiefbeherende onderdelen of door een (externe) partij die werkt onder dienstverleningsafspraken.\n \n \n 5\n De archiefbeheerders leggen over het beheer van overheidsinformatie verantwoording af aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 6\n De archiefbeheerder van het kernministerie coördineert de actualisering van deze regeling voor het departement.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 7\n Archiefbeherende onderdelen\n \n \n 1\n De archiefbeherende onderdelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken die aan hen zijn opgedragen door de archiefbeheerder, en zorgen voor:\n \n \n a.\n de aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel hiervoor;\n \n \n b.\n het maken afspraken met de archiefbeheerders hierover.\n \n \n \n \n 2\n Medewerkers van het archiefbeherend onderdeel hebben toegang tot de overheidsinformatie in de voorzieningen voor document- en archiefbeheer die nodig is voor het uitvoeren van hun taken.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 8\n Archiefvormende onderdelen\n \n \n 1\n Archiefvormende onderdelen zijn:\n \n \n a.\n de binnen het ministerie te onderscheiden organisatieonderdelen (directies);\n \n \n b.\n tijdelijke raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en projectorganisaties die onder de archiefwettelijke zorg van de Minister vallen;\n \n \n c.\n zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, zelfstandige bestuursorganen en geprivatiseerde onderdelen van het ministerie voor wat betreft de archieven van voor de verzelfstandiging of privatisering.\n \n \n \n \n 2\n De archiefvormende onderdelen zijn verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het maken van afspraken met de verantwoordelijk archiefbeheerder over het beheer van de onder hen berustende overheidsinformatie;\n \n \n b.\n het uitvoeren van maatregelen om de onder hen berustende overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden;\n \n \n c.\n het in beheer overdragen van de onder hen berustende overheidsinformatie aan hun archiefbeherend onderdeel, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met de archiefbeheerder over de duurzame toegankelijkheid van de onder hen berustende overheidsinformatie.\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 9\n Raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- of projectorganisaties\n \n \n 1\n Bij de instelling van raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- en/of projectorganisaties, worden in het instellingsbesluit de afspraken vastgelegd over het beheer van overheidsinformatie.\n \n \n 2\n Het instellend archiefvormend onderdeel is er verantwoordelijk voor dat de archiefbeherende onderdelen, worden geïnformeerd over de instelling, voor vaststelling van het instellingsbesluit.\n \n \n 3\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties beheren hun overheidsinformatie in overleg met de betrokken archiefbeheerder.\n \n \n 4\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties zorgen ervoor dat zij, zodra dit mogelijk is, hun overheidsinformatie in beheer overdragen aan de betrokken archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 10\n Private partijen\n \n \n 1\n Er worden met externe private partijen, die in opdracht van het ministerie werken en daarbij overheidsinformatie produceren, door de opdrachtgever nadere afspraken gemaakt over het beheer hiervan.\n \n \n 2\n Als een private partij bij de uitvoering van een opdracht overheidsinformatie van het ministerie zal creëren of ontvangen, dient de opdrachtverstrekking afspraken te bevatten over het beheer van de overheidsinformatie en eventuele overdracht hiervan aan het ministerie na afloop van de opdracht.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Beheer van overheidsinformatie\n \n \n Artikel\n 11\n Vervanging\n \n \n 1\n De archiefbeheerder kan besluiten over te gaan tot vervanging van overheidsinformatie door gelijkluidende reproducties, tenzij het overheidsinformatie betreft die is uitgesloten van vervanging. De vernietiging van de te vervangen originelen is onverbrekelijk onderdeel van het vervangingsproces.\n \n \n 2\n Van vervanging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring of besluit opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 12\n Vernietiging\n \n \n 1\n Vernietiging van overheidsinformatie vindt uitsluitend plaats na verstrijken van de daarvoor in een selectielijst vastgestelde termijn, of na vervanging van de betreffende overheidsinformatie door reproducties. Tenzij er sprake is van een noodprocedure waardoor vernietiging eerder heeft plaatsgevonden.\n \n \n 2\n Het archiefvormend onderdeel geeft aan of vernietiging tijdelijk moet worden opgeschort, en zo ja op welke grond, of dat overheidsinformatie op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Archiefbesluit 1995 alsnog bewaard moet blijven.\n \n \n 3\n Van vernietiging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 13\n Overbrenging naar een archiefbewaarplaats\n \n \n 1\n De archiefbeheerder maakt nadere afspraken met de archiefbeherende onderdelen over het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats.\n \n \n 2\n Bij de overbrenging kan de archiefbeheerder, in overleg met de algemeen rijksarchivaris, voor een bepaalde periode beperkingen stellen aan de openbaarheid van de over te brengen overheidsinformatie. Van te stellen beperkingen aan de openbaarheid wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een besluit tot beperking van de openbaarheid opgemaakt en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 3\n Van de overbrenging van overheidsinformatie wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een verklaring of opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 4\n Na verkregen machtiging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van nog veelvuldig geraadpleegde overheidsinformatie worden opgeschort.\n \n \n 5\n Bij opschorting van overbrenging zijn de openbaarheidsregels van de Archiefwet 1995 op de niet overgebrachte overheidsinformatie van toepassing.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 14\n Conversie, migratie en emulatie\n \n \n 1\n Het archiefbeherend onderdeel maakt van conversie, migratie of emulatie een verklaring op.\n \n \n 2\n De verklaring van conversie, migratie of emulatie wordt ondertekend door de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 15\n Vervreemding\n \n \n 1\n Een archiefbeheerder kan, in overleg met het archiefvormend onderdeel, besluiten tot vervreemding van overheidsinformatie die onder zijn verantwoordelijkheid valt.\n \n \n 2\n Voor vervreemding is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tenzij dit plaatsvindt als gevolg van een wettelijk voorschrift.\n \n \n 3\n Indien overheidsinformatie ten gevolge van de vervreemding niet bij een archiefbewaarplaats komt te berusten, betrekt het archiefvormend onderdeel bij de voorbereiding van het besluit tot vervreemding deskundigen op het gebied van organisatie en de taken van het overheidsorgaan dat het betreft, een deskundige op het gebied van beheer van overheidsinformatie van dit overheidsorgaan en de algemene rijksarchivaris of een door hem gemandateerde functionaris.\n \n \n 4\n Van de vervreemding wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 16\n Organisatieverandering\n \n \n 1\n De archiefbeheerder is, bij een verandering in de organisatie van het ministerie door opheffing, samenvoeging, splitsing of door overdracht van taken, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen betreffende de bestemming en het beheer van overheidsinformatie met inachtneming van het Besluit Archiefoverdrachten Rijksadministratie.\n \n \n 2\n Indien er sprake is van een reorganisatie die de verzorgingsbieden van meerdere archiefbeheerders raakt, maken zij onderling afspraken over de te treffen maatregelen zoals bedoeld in het vorige lid.\n \n \n 3\n Als deze maatregelen bestaan uit het ter beschikking stellen van de overheidsinformatie dan wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 18\n Intrekking regelingen\n \n De volgende regelingen worden ingetrokken:\n \n \n a.\n de Regeling Informatiehuishouding Financiën 2016;\n \n \n b.\n de Regeling Archiefbeheer Belastingdienst 2011.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022).\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 59, datum inwerkingtreding 05-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/2022-01-05_0/xml/BWBR0046157_2022-01-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 16 december 2021, nr. 2021-238261, houdende beheersregels op het gebied van de informatiehuishouding voor het Ministerie van Financiën (Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n gelet op artikel 14 van het Archiefbesluit 1995;\n \n \n besluit:\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n archiefbeheerder: degene die namens de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk is voor het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefbeherend onderdeel: het organisatieonderdeel of de organisatie die tot taak heeft in opdracht van de archiefbeheerder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het beheer van overheidsinformatie uit te voeren;\n \n \n \n archieffunctie: de bedrijfsfunctie gericht op de kwaliteit van het duurzaam toegankelijk maken en houden, bewaren en beheren van de overheidsinformatie van de archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefsysteem: een informatiesysteem dat het beheer van overheidsinformatie ondersteunt;\n \n \n \n archiefvormend onderdeel: een organisatieonderdeel onder verantwoordelijkheid van de Minister, dat bevoegd is te handelen en op grond van de verantwoordelijkheid voor dat handelen overheidsinformatie verzamelt, ontvangt, produceert, verzendt of beheert;\n \n \n \n beheer van overheidsinformatie (synoniem: archiefbeheer): de uitvoerende werkzaamheden om overheidsinformatie in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, als ook om overheidsinformatie die daarvoor in aanmerking komt te vernietigen dan wel over te brengen;\n \n \n \n CIO van een verzorgingsgebied: Chief Information Officer van het kernministerie, het directoraat-generaal Belastingdienst, het directoraat-generaal Douane of het directoraat-generaal Toeslagen;\n \n \n \n conversie: het proces van omzetten van informatie van het ene formaat naar het andere formaat;\n \n \n \n duurzaam toegankelijk: overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg, moet gedurende de in een selectielijst opgenomen termijn in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard, dat wil zeggen:\n \n \n •\n toegankelijk, vindbaar en in contextuele samenhang raadpleegbaar;\n \n \n •\n met de garantieresultaatverplichting dat deze juist, volledig en authentiek en leesbaar is, ook in de toekomst en, bij digitale overheidsinformatie, onafhankelijk van het gebruikte bestandsformaat;\n \n \n \n \n \n emulatie: de techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;\n \n \n \n informatie: een verzameling gegevens die in hun samenhang een bepaalde betekenis hebben;\n \n \n \n informatiehuishouding: het totaal aan regels, voorzieningen, activiteiten en processen gericht op de informatiestromen en op het beheer van informatie;\n \n \n \n informatiesysteem: een gegevensverwerkend systeem met als activiteiten het verzamelen, verwerken, bewerken, bewaren, overdragen en verstrekken van gegevens met betrekking tot een bepaald toepassingsgebied;\n \n \n \n kernministerie: het directoraat-generaal Fiscale Zaken, het directoraat-generaal Rijksbegroting, de generale thesaurie, het programma directoraat-generaal Herstel en het cluster secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n migratie: het overzetten van informatie en toepassingsprogrammatuur van het ene systeem en/of platform naar het andere, met behoud van authenticiteit, integriteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid;\n \n \n \n Minister: de Minister van Financiën;\n \n \n \n ministerie: het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n noodvernietiging: de mogelijkheid om voor vitale overheidsinformatie in buitengewone omstandigheden, waarbij de staatsveiligheid in gevaar is, af te wijken van voorgeschreven vernietigingsprocedures en deze direct te vernietigen;\n \n \n \n overheidsinformatie: alle informatie die de overheid zelf maakt of van een ander ontvangt bij het uitvoeren van haar taken, ongeacht:\n \n \n •\n het proces waaruit de informatie voortkomt;\n \n \n •\n de inhoud van de informatie;\n \n \n •\n de formele status van de informatie;\n \n \n •\n de fase waarin de creatie en behandeling van de informatie verkeert;\n \n \n •\n de termijn dat de informatie bewaard moet worden (bewaartermijn);\n \n \n •\n de technische vorm van de informatie;\n \n \n •\n de applicaties waarmee de informatie is gemaakt en wordt beheerd;\n \n \n •\n door wie de informatie beheerd wordt;\n \n \n \n \n \n overbrenging: overheidsinformatie die op grond van selectielijsten voor bewaring in aanmerking komt moet worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats;\n \n \n \n SIO: Strategisch Informatie Overleg tussen de Chief Information Officer van het Ministerie van Financiën en de Algemeen Rijksarchivaris over de informatiehuishouding van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n vernietiging: het zodanig materieel behandelen van een informatiedrager (o.a. papier, geluidsband, database, film, usb stick, hard disk) met overheidsinformatie, die op grond van selectielijsten voor vernietiging in aanmerking komt, dan wel op grond van een machtiging van vervanging of op grond van noodvernietiging, dat de daarop vastgelegde informatie niet te reconstrueren is;\n \n \n \n vervanging: de, al dan niet routinematige, vervanging van oorspronkelijke overheidsinformatie door reproducties, die daar volledig de plaats van innemen;\n \n \n \n vervreemding: het in eigendom overdragen van overheidsinformatie aan een andere zorgdrager of aan derden;\n \n \n \n verzorgingsgebied: archiefvormende onderdelen die:\n \n \n •\n vallen onder de kaderstellende en toezichthoudende bevoegdheid van één CIO, of;\n \n \n •\n vallen onder de verantwoordelijkheid van één archiefbeheerder, of;\n \n \n •\n diensten afnemen van één archiefbeherend onderdeel.\n \n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Reikwijdte en verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 2\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op het beheer van alle overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg van de Minister.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Minister\n \n De Minister is de zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995, voor de overheidsinformatie van het ministerie. De zorg van de Minister eindigt door overbrenging, vervreemding of vernietiging van de overheidsinformatie.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Plaatsvervangend secretaris-generaal\n \n De plaatsvervangend secretaris-generaal is:\n \n \n 1.\n namens de Minister verantwoordelijk voor het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie en voor de voorwaarden om dit mogelijk te maken;\n \n \n 2.\n is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie;\n \n \n 3.\n stelt regels ten aanzien van noodvernietiging.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Chief Information Officer (CIO)\n \n \n 1\n Het Ministerie van Financiën heeft een departementaal CIO-stelsel conform artikel 9 van het CIO-stelsel Rijksdienst 2021.\n \n \n 2\n De departementale CIO Financiën:\n \n \n a.\n stelt departementale strategische beleids-, kwaliteits- en toetsingskaders op het gebied van het beheer van overheidsinformatie vast;\n \n \n b.\n vertegenwoordigt de zorgdrager in het strategisch informatieoverleg (SIO) met het Nationaal Archief;\n \n \n c.\n laat toezien op het naleven van het gestelde in deze regeling.\n \n \n \n \n 3\n De CIO van een verzorgingsgebied:\n \n \n a.\n stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n b.\n ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n c.\n is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp).\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Archiefbeheerders\n \n \n 1\n De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:\n \n \n a.\n de directeur Bedrijfsvoering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n c.\n de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n d.\n de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.\n \n \n \n \n 2\n De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:\n \n \n a.\n een kwaliteitszorgsysteem;\n \n \n b.\n voldoende personeel en financiële middelen;\n \n \n c.\n bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;\n \n \n d.\n een toepasbare vastgestelde selectielijst;\n \n \n e.\n het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n \n \n \n 3\n Gelet op artikel 5 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 kunnen de archiefbeheerders bevoegdheden voor het beheer van overheidsinformatie ondermandateren aan onder hen ressorterende functionarissen.\n \n \n 4\n De uitvoering van het beheer van overheidsinformatie beleggen de archiefbeheerders bij de onder hun verantwoordelijkheid vallende archiefbeherende onderdelen of door een (externe) partij die werkt onder dienstverleningsafspraken.\n \n \n 5\n De archiefbeheerders leggen over het beheer van overheidsinformatie verantwoording af aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 6\n De archiefbeheerder van het kernministerie coördineert de actualisering van deze regeling voor het departement.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 7\n Archiefbeherende onderdelen\n \n \n 1\n De archiefbeherende onderdelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken die aan hen zijn opgedragen door de archiefbeheerder, en zorgen voor:\n \n \n a.\n de aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel hiervoor;\n \n \n b.\n het maken afspraken met de archiefbeheerders hierover.\n \n \n \n \n 2\n Medewerkers van het archiefbeherend onderdeel hebben toegang tot de overheidsinformatie in de voorzieningen voor document- en archiefbeheer die nodig is voor het uitvoeren van hun taken.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Archiefvormende onderdelen\n \n \n 1\n Archiefvormende onderdelen zijn:\n \n \n a.\n de binnen het ministerie te onderscheiden organisatieonderdelen (directies);\n \n \n b.\n tijdelijke raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en projectorganisaties die onder de archiefwettelijke zorg van de Minister vallen;\n \n \n c.\n zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, zelfstandige bestuursorganen en geprivatiseerde onderdelen van het ministerie voor wat betreft de archieven van voor de verzelfstandiging of privatisering.\n \n \n \n \n 2\n De archiefvormende onderdelen zijn verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het maken van afspraken met de verantwoordelijk archiefbeheerder over het beheer van de onder hen berustende overheidsinformatie;\n \n \n b.\n het uitvoeren van maatregelen om de onder hen berustende overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden;\n \n \n c.\n het in beheer overdragen van de onder hen berustende overheidsinformatie aan hun archiefbeherend onderdeel, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met de archiefbeheerder over de duurzame toegankelijkheid van de onder hen berustende overheidsinformatie.\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- of projectorganisaties\n \n \n 1\n Bij de instelling van raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- en/of projectorganisaties, worden in het instellingsbesluit de afspraken vastgelegd over het beheer van overheidsinformatie.\n \n \n 2\n Het instellend archiefvormend onderdeel is er verantwoordelijk voor dat de archiefbeherende onderdelen, worden geïnformeerd over de instelling, voor vaststelling van het instellingsbesluit.\n \n \n 3\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties beheren hun overheidsinformatie in overleg met de betrokken archiefbeheerder.\n \n \n 4\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties zorgen ervoor dat zij, zodra dit mogelijk is, hun overheidsinformatie in beheer overdragen aan de betrokken archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Private partijen\n \n \n 1\n Er worden met externe private partijen, die in opdracht van het ministerie werken en daarbij overheidsinformatie produceren, door de opdrachtgever nadere afspraken gemaakt over het beheer hiervan.\n \n \n 2\n Als een private partij bij de uitvoering van een opdracht overheidsinformatie van het ministerie zal creëren of ontvangen, dient de opdrachtverstrekking afspraken te bevatten over het beheer van de overheidsinformatie en eventuele overdracht hiervan aan het ministerie na afloop van de opdracht.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Beheer van overheidsinformatie\n \n \n Artikel\n 11\n Vervanging\n \n \n 1\n De archiefbeheerder kan besluiten over te gaan tot vervanging van overheidsinformatie door gelijkluidende reproducties, tenzij het overheidsinformatie betreft die is uitgesloten van vervanging. De vernietiging van de te vervangen originelen is onverbrekelijk onderdeel van het vervangingsproces.\n \n \n 2\n Van vervanging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring of besluit opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Vernietiging\n \n \n 1\n Vernietiging van overheidsinformatie vindt uitsluitend plaats na verstrijken van de daarvoor in een selectielijst vastgestelde termijn, of na vervanging van de betreffende overheidsinformatie door reproducties. Tenzij er sprake is van een noodprocedure waardoor vernietiging eerder heeft plaatsgevonden.\n \n \n 2\n Het archiefvormend onderdeel geeft aan of vernietiging tijdelijk moet worden opgeschort, en zo ja op welke grond, of dat overheidsinformatie op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Archiefbesluit 1995 alsnog bewaard moet blijven.\n \n \n 3\n Van vernietiging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Overbrenging naar een archiefbewaarplaats\n \n \n 1\n De archiefbeheerder maakt nadere afspraken met de archiefbeherende onderdelen over het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats.\n \n \n 2\n Bij de overbrenging kan de archiefbeheerder, in overleg met de algemeen rijksarchivaris, voor een bepaalde periode beperkingen stellen aan de openbaarheid van de over te brengen overheidsinformatie. Van te stellen beperkingen aan de openbaarheid wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een besluit tot beperking van de openbaarheid opgemaakt en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 3\n Van de overbrenging van overheidsinformatie wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een verklaring of opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 4\n Na verkregen machtiging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van nog veelvuldig geraadpleegde overheidsinformatie worden opgeschort.\n \n \n 5\n Bij opschorting van overbrenging zijn de openbaarheidsregels van de Archiefwet 1995 op de niet overgebrachte overheidsinformatie van toepassing.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Conversie, migratie en emulatie\n \n \n 1\n Het archiefbeherend onderdeel maakt van conversie, migratie of emulatie een verklaring op.\n \n \n 2\n De verklaring van conversie, migratie of emulatie wordt ondertekend door de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Vervreemding\n \n \n 1\n Een archiefbeheerder kan, in overleg met het archiefvormend onderdeel, besluiten tot vervreemding van overheidsinformatie die onder zijn verantwoordelijkheid valt.\n \n \n 2\n Voor vervreemding is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tenzij dit plaatsvindt als gevolg van een wettelijk voorschrift.\n \n \n 3\n Indien overheidsinformatie ten gevolge van de vervreemding niet bij een archiefbewaarplaats komt te berusten, betrekt het archiefvormend onderdeel bij de voorbereiding van het besluit tot vervreemding deskundigen op het gebied van organisatie en de taken van het overheidsorgaan dat het betreft, een deskundige op het gebied van beheer van overheidsinformatie van dit overheidsorgaan en de algemene rijksarchivaris of een door hem gemandateerde functionaris.\n \n \n 4\n Van de vervreemding wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Organisatieverandering\n \n \n 1\n De archiefbeheerder is, bij een verandering in de organisatie van het ministerie door opheffing, samenvoeging, splitsing of door overdracht van taken, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen betreffende de bestemming en het beheer van overheidsinformatie met inachtneming van het Besluit Archiefoverdrachten Rijksadministratie.\n \n \n 2\n Indien er sprake is van een reorganisatie die de verzorgingsbieden van meerdere archiefbeheerders raakt, maken zij onderling afspraken over de te treffen maatregelen zoals bedoeld in het vorige lid.\n \n \n 3\n Als deze maatregelen bestaan uit het ter beschikking stellen van de overheidsinformatie dan wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Intrekking regelingen\n \n De volgende regelingen worden ingetrokken:\n \n \n a.\n de Regeling Informatiehuishouding Financiën 2016;\n \n \n b.\n de Regeling Archiefbeheer Belastingdienst 2011.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022).\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/2023-01-01_0/xml/BWBR0046157_2023-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 16 december 2021, nr. 2021-238261, houdende beheersregels op het gebied van de informatiehuishouding voor het Ministerie van Financiën (Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n gelet op artikel 14 van het Archiefbesluit 1995;\n \n \n besluit:\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n archiefbeheerder: degene die namens de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk is voor het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefbeherend onderdeel: het organisatieonderdeel of de organisatie die tot taak heeft in opdracht van de archiefbeheerder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het beheer van overheidsinformatie uit te voeren;\n \n \n \n archieffunctie: de bedrijfsfunctie gericht op de kwaliteit van het duurzaam toegankelijk maken en houden, bewaren en beheren van de overheidsinformatie van de archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefsysteem: een informatiesysteem dat het beheer van overheidsinformatie ondersteunt;\n \n \n \n archiefvormend onderdeel: een organisatieonderdeel onder verantwoordelijkheid van de Minister, dat bevoegd is te handelen en op grond van de verantwoordelijkheid voor dat handelen overheidsinformatie verzamelt, ontvangt, produceert, verzendt of beheert;\n \n \n \n beheer van overheidsinformatie (synoniem: archiefbeheer): de uitvoerende werkzaamheden om overheidsinformatie in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, als ook om overheidsinformatie die daarvoor in aanmerking komt te vernietigen dan wel over te brengen;\n \n \n \n CIO van een verzorgingsgebied: Chief Information Officer van het kernministerie, het directoraat-generaal Belastingdienst, het directoraat-generaal Douane of het directoraat-generaal Toeslagen;\n \n \n \n conversie: het proces van omzetten van informatie van het ene formaat naar het andere formaat;\n \n \n \n duurzaam toegankelijk: overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg, moet gedurende de in een selectielijst opgenomen termijn in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard, dat wil zeggen:\n \n \n •\n toegankelijk, vindbaar en in contextuele samenhang raadpleegbaar;\n \n \n •\n met de garantieresultaatverplichting dat deze juist, volledig en authentiek en leesbaar is, ook in de toekomst en, bij digitale overheidsinformatie, onafhankelijk van het gebruikte bestandsformaat;\n \n \n \n \n \n emulatie: de techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;\n \n \n \n informatie: een verzameling gegevens die in hun samenhang een bepaalde betekenis hebben;\n \n \n \n informatiehuishouding: het totaal aan regels, voorzieningen, activiteiten en processen gericht op de informatiestromen en op het beheer van informatie;\n \n \n \n informatiesysteem: een gegevensverwerkend systeem met als activiteiten het verzamelen, verwerken, bewerken, bewaren, overdragen en verstrekken van gegevens met betrekking tot een bepaald toepassingsgebied;\n \n \n \n kernministerie: het directoraat-generaal Fiscale Zaken, het directoraat-generaal Rijksbegroting, de generale thesaurie, het programma directoraat-generaal Herstel en het cluster secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n migratie: het overzetten van informatie en toepassingsprogrammatuur van het ene systeem en/of platform naar het andere, met behoud van authenticiteit, integriteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid;\n \n \n \n Minister: de Minister van Financiën;\n \n \n \n ministerie: het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n noodvernietiging: de mogelijkheid om voor vitale overheidsinformatie in buitengewone omstandigheden, waarbij de staatsveiligheid in gevaar is, af te wijken van voorgeschreven vernietigingsprocedures en deze direct te vernietigen;\n \n \n \n overheidsinformatie: alle informatie die de overheid zelf maakt of van een ander ontvangt bij het uitvoeren van haar taken, ongeacht:\n \n \n •\n het proces waaruit de informatie voortkomt;\n \n \n •\n de inhoud van de informatie;\n \n \n •\n de formele status van de informatie;\n \n \n •\n de fase waarin de creatie en behandeling van de informatie verkeert;\n \n \n •\n de termijn dat de informatie bewaard moet worden (bewaartermijn);\n \n \n •\n de technische vorm van de informatie;\n \n \n •\n de applicaties waarmee de informatie is gemaakt en wordt beheerd;\n \n \n •\n door wie de informatie beheerd wordt;\n \n \n \n \n \n overbrenging: overheidsinformatie die op grond van selectielijsten voor bewaring in aanmerking komt moet worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats;\n \n \n \n SIO: Strategisch Informatie Overleg tussen de Chief Information Officer van het Ministerie van Financiën en de Algemeen Rijksarchivaris over de informatiehuishouding van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n vernietiging: het zodanig materieel behandelen van een informatiedrager (o.a. papier, geluidsband, database, film, usb stick, hard disk) met overheidsinformatie, die op grond van selectielijsten voor vernietiging in aanmerking komt, dan wel op grond van een machtiging van vervanging of op grond van noodvernietiging, dat de daarop vastgelegde informatie niet te reconstrueren is;\n \n \n \n vervanging: de, al dan niet routinematige, vervanging van oorspronkelijke overheidsinformatie door reproducties, die daar volledig de plaats van innemen;\n \n \n \n vervreemding: het in eigendom overdragen van overheidsinformatie aan een andere zorgdrager of aan derden;\n \n \n \n verzorgingsgebied: archiefvormende onderdelen die:\n \n \n •\n vallen onder de kaderstellende en toezichthoudende bevoegdheid van één CIO, of;\n \n \n •\n vallen onder de verantwoordelijkheid van één archiefbeheerder, of;\n \n \n •\n diensten afnemen van één archiefbeherend onderdeel.\n \n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Reikwijdte en verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 2\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op het beheer van alle overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg van de Minister.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Minister\n \n De Minister is de zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995, voor de overheidsinformatie van het ministerie. De zorg van de Minister eindigt door overbrenging, vervreemding of vernietiging van de overheidsinformatie.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Plaatsvervangend secretaris-generaal\n \n De plaatsvervangend secretaris-generaal is:\n \n \n 1.\n namens de Minister verantwoordelijk voor het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie en voor de voorwaarden om dit mogelijk te maken;\n \n \n 2.\n is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie;\n \n \n 3.\n stelt regels ten aanzien van noodvernietiging.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Chief Information Officer (CIO)\n \n \n 1\n Het Ministerie van Financiën heeft een departementaal CIO-stelsel conform artikel 9 van het CIO-stelsel Rijksdienst 2021.\n \n \n 2\n De departementale CIO Financiën:\n \n \n a.\n stelt departementale strategische beleids-, kwaliteits- en toetsingskaders op het gebied van het beheer van overheidsinformatie vast;\n \n \n b.\n vertegenwoordigt de zorgdrager in het strategisch informatieoverleg (SIO) met het Nationaal Archief;\n \n \n c.\n laat toezien op het naleven van het gestelde in deze regeling.\n \n \n \n \n 3\n De CIO van een verzorgingsgebied:\n \n \n a.\n stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n b.\n ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n c.\n is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp).\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Archiefbeheerders\n \n \n 1\n De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:\n \n \n a.\n de directeur Bedrijfsvoering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n c.\n de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n d.\n de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.\n \n \n \n \n 2\n De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:\n \n \n a.\n een kwaliteitszorgsysteem;\n \n \n b.\n voldoende personeel en financiële middelen;\n \n \n c.\n bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;\n \n \n d.\n een toepasbare vastgestelde selectielijst;\n \n \n e.\n het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n \n \n \n 3\n Gelet op artikel 5 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 kunnen de archiefbeheerders bevoegdheden voor het beheer van overheidsinformatie ondermandateren aan onder hen ressorterende functionarissen.\n \n \n 4\n De uitvoering van het beheer van overheidsinformatie beleggen de archiefbeheerders bij de onder hun verantwoordelijkheid vallende archiefbeherende onderdelen of door een (externe) partij die werkt onder dienstverleningsafspraken.\n \n \n 5\n De archiefbeheerders leggen over het beheer van overheidsinformatie verantwoording af aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 6\n De archiefbeheerder van het kernministerie coördineert de actualisering van deze regeling voor het departement.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 7\n Archiefbeherende onderdelen\n \n \n 1\n De archiefbeherende onderdelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken die aan hen zijn opgedragen door de archiefbeheerder, en zorgen voor:\n \n \n a.\n de aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel hiervoor;\n \n \n b.\n het maken afspraken met de archiefbeheerders hierover.\n \n \n \n \n 2\n Medewerkers van het archiefbeherend onderdeel hebben toegang tot de overheidsinformatie in de voorzieningen voor document- en archiefbeheer die nodig is voor het uitvoeren van hun taken.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Archiefvormende onderdelen\n \n \n 1\n Archiefvormende onderdelen zijn:\n \n \n a.\n de binnen het ministerie te onderscheiden organisatieonderdelen (directies);\n \n \n b.\n tijdelijke raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en projectorganisaties die onder de archiefwettelijke zorg van de Minister vallen;\n \n \n c.\n zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, zelfstandige bestuursorganen en geprivatiseerde onderdelen van het ministerie voor wat betreft de archieven van voor de verzelfstandiging of privatisering.\n \n \n \n \n 2\n De archiefvormende onderdelen zijn verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het maken van afspraken met de verantwoordelijk archiefbeheerder over het beheer van de onder hen berustende overheidsinformatie;\n \n \n b.\n het uitvoeren van maatregelen om de onder hen berustende overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden;\n \n \n c.\n het in beheer overdragen van de onder hen berustende overheidsinformatie aan hun archiefbeherend onderdeel, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met de archiefbeheerder over de duurzame toegankelijkheid van de onder hen berustende overheidsinformatie.\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- of projectorganisaties\n \n \n 1\n Bij de instelling van raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- en/of projectorganisaties, worden in het instellingsbesluit de afspraken vastgelegd over het beheer van overheidsinformatie.\n \n \n 2\n Het instellend archiefvormend onderdeel is er verantwoordelijk voor dat de archiefbeherende onderdelen, worden geïnformeerd over de instelling, voor vaststelling van het instellingsbesluit.\n \n \n 3\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties beheren hun overheidsinformatie in overleg met de betrokken archiefbeheerder.\n \n \n 4\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties zorgen ervoor dat zij, zodra dit mogelijk is, hun overheidsinformatie in beheer overdragen aan de betrokken archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Private partijen\n \n \n 1\n Er worden met externe private partijen, die in opdracht van het ministerie werken en daarbij overheidsinformatie produceren, door de opdrachtgever nadere afspraken gemaakt over het beheer hiervan.\n \n \n 2\n Als een private partij bij de uitvoering van een opdracht overheidsinformatie van het ministerie zal creëren of ontvangen, dient de opdrachtverstrekking afspraken te bevatten over het beheer van de overheidsinformatie en eventuele overdracht hiervan aan het ministerie na afloop van de opdracht.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Beheer van overheidsinformatie\n \n \n Artikel\n 11\n Vervanging\n \n \n 1\n De archiefbeheerder kan besluiten over te gaan tot vervanging van overheidsinformatie door gelijkluidende reproducties, tenzij het overheidsinformatie betreft die is uitgesloten van vervanging. De vernietiging van de te vervangen originelen is onverbrekelijk onderdeel van het vervangingsproces.\n \n \n 2\n Van vervanging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring of besluit opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Vernietiging\n \n \n 1\n Vernietiging van overheidsinformatie vindt uitsluitend plaats na verstrijken van de daarvoor in een selectielijst vastgestelde termijn, of na vervanging van de betreffende overheidsinformatie door reproducties. Tenzij er sprake is van een noodprocedure waardoor vernietiging eerder heeft plaatsgevonden.\n \n \n 2\n Het archiefvormend onderdeel geeft aan of vernietiging tijdelijk moet worden opgeschort, en zo ja op welke grond, of dat overheidsinformatie op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Archiefbesluit 1995 alsnog bewaard moet blijven.\n \n \n 3\n Van vernietiging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Overbrenging naar een archiefbewaarplaats\n \n \n 1\n De archiefbeheerder maakt nadere afspraken met de archiefbeherende onderdelen over het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats.\n \n \n 2\n Bij de overbrenging kan de archiefbeheerder, in overleg met de algemeen rijksarchivaris, voor een bepaalde periode beperkingen stellen aan de openbaarheid van de over te brengen overheidsinformatie. Van te stellen beperkingen aan de openbaarheid wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een besluit tot beperking van de openbaarheid opgemaakt en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 3\n Van de overbrenging van overheidsinformatie wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een verklaring of opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 4\n Na verkregen machtiging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van nog veelvuldig geraadpleegde overheidsinformatie worden opgeschort.\n \n \n 5\n Bij opschorting van overbrenging zijn de openbaarheidsregels van de Archiefwet 1995 op de niet overgebrachte overheidsinformatie van toepassing.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Conversie, migratie en emulatie\n \n \n 1\n Het archiefbeherend onderdeel maakt van conversie, migratie of emulatie een verklaring op.\n \n \n 2\n De verklaring van conversie, migratie of emulatie wordt ondertekend door de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Vervreemding\n \n \n 1\n Een archiefbeheerder kan, in overleg met het archiefvormend onderdeel, besluiten tot vervreemding van overheidsinformatie die onder zijn verantwoordelijkheid valt.\n \n \n 2\n Voor vervreemding is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tenzij dit plaatsvindt als gevolg van een wettelijk voorschrift.\n \n \n 3\n Indien overheidsinformatie ten gevolge van de vervreemding niet bij een archiefbewaarplaats komt te berusten, betrekt het archiefvormend onderdeel bij de voorbereiding van het besluit tot vervreemding deskundigen op het gebied van organisatie en de taken van het overheidsorgaan dat het betreft, een deskundige op het gebied van beheer van overheidsinformatie van dit overheidsorgaan en de algemene rijksarchivaris of een door hem gemandateerde functionaris.\n \n \n 4\n Van de vervreemding wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Organisatieverandering\n \n \n 1\n De archiefbeheerder is, bij een verandering in de organisatie van het ministerie door opheffing, samenvoeging, splitsing of door overdracht van taken, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen betreffende de bestemming en het beheer van overheidsinformatie met inachtneming van het Besluit Archiefoverdrachten Rijksadministratie.\n \n \n 2\n Indien er sprake is van een reorganisatie die de verzorgingsbieden van meerdere archiefbeheerders raakt, maken zij onderling afspraken over de te treffen maatregelen zoals bedoeld in het vorige lid.\n \n \n 3\n Als deze maatregelen bestaan uit het ter beschikking stellen van de overheidsinformatie dan wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Intrekking regelingen\n \n De volgende regelingen worden ingetrokken:\n \n \n a.\n de Regeling Informatiehuishouding Financiën 2016;\n \n \n b.\n de Regeling Archiefbeheer Belastingdienst 2011.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022).\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/2023-01-01_1/xml/BWBR0046157_2023-01-01_1.xml", "content": "BWBR0046157_2023-01-01_0\n Regeling van de Minister van Financiën van 16 december 2021, nr. 2021-238261, houdende beheersregels op het gebied van de informatiehuishouding voor het Ministerie van Financiën (Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n gelet op artikel 14 van het Archiefbesluit 1995;\n \n \n besluit:\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n archiefbeheerder: degene die namens de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk is voor het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefbeherend onderdeel: het organisatieonderdeel of de organisatie die tot taak heeft in opdracht van de archiefbeheerder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het beheer van overheidsinformatie uit te voeren;\n \n \n \n archieffunctie: de bedrijfsfunctie gericht op de kwaliteit van het duurzaam toegankelijk maken en houden, bewaren en beheren van de overheidsinformatie van de archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefsysteem: een informatiesysteem dat het beheer van overheidsinformatie ondersteunt;\n \n \n \n archiefvormend onderdeel: een organisatieonderdeel onder verantwoordelijkheid van de Minister, dat bevoegd is te handelen en op grond van de verantwoordelijkheid voor dat handelen overheidsinformatie verzamelt, ontvangt, produceert, verzendt of beheert;\n \n \n \n beheer van overheidsinformatie (synoniem: archiefbeheer): de uitvoerende werkzaamheden om overheidsinformatie in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, als ook om overheidsinformatie die daarvoor in aanmerking komt te vernietigen dan wel over te brengen;\n \n \n \n CIO van een verzorgingsgebied: Chief Information Officer van het kernministerie, het directoraat-generaal Belastingdienst, het directoraat-generaal Douane of het directoraat-generaal Toeslagen;\n \n \n \n conversie: het proces van omzetten van informatie van het ene formaat naar het andere formaat;\n \n \n \n duurzaam toegankelijk: overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg, moet gedurende de in een selectielijst opgenomen termijn in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard, dat wil zeggen:\n \n \n •\n toegankelijk, vindbaar en in contextuele samenhang raadpleegbaar;\n \n \n •\n met de garantieresultaatverplichting dat deze juist, volledig en authentiek en leesbaar is, ook in de toekomst en, bij digitale overheidsinformatie, onafhankelijk van het gebruikte bestandsformaat;\n \n \n \n \n \n emulatie: de techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;\n \n \n \n informatie: een verzameling gegevens die in hun samenhang een bepaalde betekenis hebben;\n \n \n \n informatiehuishouding: het totaal aan regels, voorzieningen, activiteiten en processen gericht op de informatiestromen en op het beheer van informatie;\n \n \n \n informatiesysteem: een gegevensverwerkend systeem met als activiteiten het verzamelen, verwerken, bewerken, bewaren, overdragen en verstrekken van gegevens met betrekking tot een bepaald toepassingsgebied;\n \n \n \n kernministerie: het directoraat-generaal Fiscale Zaken, het directoraat-generaal Rijksbegroting, de generale thesaurie, het programma directoraat-generaal Herstel en het cluster secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n migratie: het overzetten van informatie en toepassingsprogrammatuur van het ene systeem en/of platform naar het andere, met behoud van authenticiteit, integriteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid;\n \n \n \n Minister: de Minister van Financiën;\n \n \n \n ministerie: het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n noodvernietiging: de mogelijkheid om voor vitale overheidsinformatie in buitengewone omstandigheden, waarbij de staatsveiligheid in gevaar is, af te wijken van voorgeschreven vernietigingsprocedures en deze direct te vernietigen;\n \n \n \n overheidsinformatie: alle informatie die de overheid zelf maakt of van een ander ontvangt bij het uitvoeren van haar taken, ongeacht:\n \n \n •\n het proces waaruit de informatie voortkomt;\n \n \n •\n de inhoud van de informatie;\n \n \n •\n de formele status van de informatie;\n \n \n •\n de fase waarin de creatie en behandeling van de informatie verkeert;\n \n \n •\n de termijn dat de informatie bewaard moet worden (bewaartermijn);\n \n \n •\n de technische vorm van de informatie;\n \n \n •\n de applicaties waarmee de informatie is gemaakt en wordt beheerd;\n \n \n •\n door wie de informatie beheerd wordt;\n \n \n \n \n \n overbrenging: overheidsinformatie die op grond van selectielijsten voor bewaring in aanmerking komt moet worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats;\n \n \n \n SIO: Strategisch Informatie Overleg tussen de Chief Information Officer van het Ministerie van Financiën en de Algemeen Rijksarchivaris over de informatiehuishouding van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n vernietiging: het zodanig materieel behandelen van een informatiedrager (o.a. papier, geluidsband, database, film, usb stick, hard disk) met overheidsinformatie, die op grond van selectielijsten voor vernietiging in aanmerking komt, dan wel op grond van een machtiging van vervanging of op grond van noodvernietiging, dat de daarop vastgelegde informatie niet te reconstrueren is;\n \n \n \n vervanging: de, al dan niet routinematige, vervanging van oorspronkelijke overheidsinformatie door reproducties, die daar volledig de plaats van innemen;\n \n \n \n vervreemding: het in eigendom overdragen van overheidsinformatie aan een andere zorgdrager of aan derden;\n \n \n \n verzorgingsgebied: archiefvormende onderdelen die:\n \n \n •\n vallen onder de kaderstellende en toezichthoudende bevoegdheid van één CIO, of;\n \n \n •\n vallen onder de verantwoordelijkheid van één archiefbeheerder, of;\n \n \n •\n diensten afnemen van één archiefbeherend onderdeel.\n \n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Reikwijdte en verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 2\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op het beheer van alle overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg van de Minister.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Minister\n \n De Minister is de zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995, voor de overheidsinformatie van het ministerie. De zorg van de Minister eindigt door overbrenging, vervreemding of vernietiging van de overheidsinformatie.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Plaatsvervangend secretaris-generaal\n \n De plaatsvervangend secretaris-generaal is:\n \n \n 1.\n namens de Minister verantwoordelijk voor het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie en voor de voorwaarden om dit mogelijk te maken;\n \n \n 2.\n is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie;\n \n \n 3.\n stelt regels ten aanzien van noodvernietiging.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Chief Information Officer (CIO)\n \n \n 1\n Het Ministerie van Financiën heeft een departementaal CIO-stelsel conform artikel 9 van het CIO-stelsel Rijksdienst 2021.\n \n \n 2\n De departementale CIO Financiën:\n \n \n a.\n stelt departementale strategische beleids-, kwaliteits- en toetsingskaders op het gebied van het beheer van overheidsinformatie vast;\n \n \n b.\n vertegenwoordigt de zorgdrager in het strategisch informatieoverleg (SIO) met het Nationaal Archief;\n \n \n c.\n laat toezien op het naleven van het gestelde in deze regeling.\n \n \n \n \n 3\n De CIO van een verzorgingsgebied:\n \n \n a.\n stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n b.\n ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n c.\n is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp).\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2023Stcrt. 2023, 18683, datum inwerkingtreding 07-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.3De CIO van een verzorgingsgebied:a.stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;b.ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;c.is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp);d.is verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van een toepasbare vastgestelde selectielijst.\n \n Artikel\n 6\n Archiefbeheerders\n \n \n 1\n De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:\n \n \n a.\n de directeur Bedrijfsvoering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n c.\n de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n d.\n de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.\n \n \n \n \n 2\n De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:\n \n \n a.\n een kwaliteitszorgsysteem;\n \n \n b.\n voldoende personeel en financiële middelen;\n \n \n c.\n bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;\n \n \n d.\n een toepasbare vastgestelde selectielijst;\n \n \n e.\n het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n \n \n \n 3\n Gelet op artikel 5 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 kunnen de archiefbeheerders bevoegdheden voor het beheer van overheidsinformatie ondermandateren aan onder hen ressorterende functionarissen.\n \n \n 4\n De uitvoering van het beheer van overheidsinformatie beleggen de archiefbeheerders bij de onder hun verantwoordelijkheid vallende archiefbeherende onderdelen of door een (externe) partij die werkt onder dienstverleningsafspraken.\n \n \n 5\n De archiefbeheerders leggen over het beheer van overheidsinformatie verantwoording af aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 6\n De archiefbeheerder van het kernministerie coördineert de actualisering van deze regeling voor het departement.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202201-01-2023Stcrt. 2023, 18683, datum inwerkingtreding 07-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.1De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:a.de directeur Digitalisering en Informatisering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;b.de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;c.de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;d.de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.2De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:a.een kwaliteitszorgsysteem;b.voldoende personeel en financiële middelen;c.bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;d.de toepassing van een vastgestelde selectielijst;e.het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n Artikel\n 7\n Archiefbeherende onderdelen\n \n \n 1\n De archiefbeherende onderdelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken die aan hen zijn opgedragen door de archiefbeheerder, en zorgen voor:\n \n \n a.\n de aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel hiervoor;\n \n \n b.\n het maken afspraken met de archiefbeheerders hierover.\n \n \n \n \n 2\n Medewerkers van het archiefbeherend onderdeel hebben toegang tot de overheidsinformatie in de voorzieningen voor document- en archiefbeheer die nodig is voor het uitvoeren van hun taken.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Archiefvormende onderdelen\n \n \n 1\n Archiefvormende onderdelen zijn:\n \n \n a.\n de binnen het ministerie te onderscheiden organisatieonderdelen (directies);\n \n \n b.\n tijdelijke raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en projectorganisaties die onder de archiefwettelijke zorg van de Minister vallen;\n \n \n c.\n zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, zelfstandige bestuursorganen en geprivatiseerde onderdelen van het ministerie voor wat betreft de archieven van voor de verzelfstandiging of privatisering.\n \n \n \n \n 2\n De archiefvormende onderdelen zijn verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het maken van afspraken met de verantwoordelijk archiefbeheerder over het beheer van de onder hen berustende overheidsinformatie;\n \n \n b.\n het uitvoeren van maatregelen om de onder hen berustende overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden;\n \n \n c.\n het in beheer overdragen van de onder hen berustende overheidsinformatie aan hun archiefbeherend onderdeel, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met de archiefbeheerder over de duurzame toegankelijkheid van de onder hen berustende overheidsinformatie.\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- of projectorganisaties\n \n \n 1\n Bij de instelling van raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- en/of projectorganisaties, worden in het instellingsbesluit de afspraken vastgelegd over het beheer van overheidsinformatie.\n \n \n 2\n Het instellend archiefvormend onderdeel is er verantwoordelijk voor dat de archiefbeherende onderdelen, worden geïnformeerd over de instelling, voor vaststelling van het instellingsbesluit.\n \n \n 3\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties beheren hun overheidsinformatie in overleg met de betrokken archiefbeheerder.\n \n \n 4\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties zorgen ervoor dat zij, zodra dit mogelijk is, hun overheidsinformatie in beheer overdragen aan de betrokken archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Private partijen\n \n \n 1\n Er worden met externe private partijen, die in opdracht van het ministerie werken en daarbij overheidsinformatie produceren, door de opdrachtgever nadere afspraken gemaakt over het beheer hiervan.\n \n \n 2\n Als een private partij bij de uitvoering van een opdracht overheidsinformatie van het ministerie zal creëren of ontvangen, dient de opdrachtverstrekking afspraken te bevatten over het beheer van de overheidsinformatie en eventuele overdracht hiervan aan het ministerie na afloop van de opdracht.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Beheer van overheidsinformatie\n \n \n Artikel\n 11\n Vervanging\n \n \n 1\n De archiefbeheerder kan besluiten over te gaan tot vervanging van overheidsinformatie door gelijkluidende reproducties, tenzij het overheidsinformatie betreft die is uitgesloten van vervanging. De vernietiging van de te vervangen originelen is onverbrekelijk onderdeel van het vervangingsproces.\n \n \n 2\n Van vervanging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring of besluit opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Vernietiging\n \n \n 1\n Vernietiging van overheidsinformatie vindt uitsluitend plaats na verstrijken van de daarvoor in een selectielijst vastgestelde termijn, of na vervanging van de betreffende overheidsinformatie door reproducties. Tenzij er sprake is van een noodprocedure waardoor vernietiging eerder heeft plaatsgevonden.\n \n \n 2\n Het archiefvormend onderdeel geeft aan of vernietiging tijdelijk moet worden opgeschort, en zo ja op welke grond, of dat overheidsinformatie op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Archiefbesluit 1995 alsnog bewaard moet blijven.\n \n \n 3\n Van vernietiging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Overbrenging naar een archiefbewaarplaats\n \n \n 1\n De archiefbeheerder maakt nadere afspraken met de archiefbeherende onderdelen over het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats.\n \n \n 2\n Bij de overbrenging kan de archiefbeheerder, in overleg met de algemeen rijksarchivaris, voor een bepaalde periode beperkingen stellen aan de openbaarheid van de over te brengen overheidsinformatie. Van te stellen beperkingen aan de openbaarheid wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een besluit tot beperking van de openbaarheid opgemaakt en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 3\n Van de overbrenging van overheidsinformatie wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een verklaring of opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 4\n Na verkregen machtiging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van nog veelvuldig geraadpleegde overheidsinformatie worden opgeschort.\n \n \n 5\n Bij opschorting van overbrenging zijn de openbaarheidsregels van de Archiefwet 1995 op de niet overgebrachte overheidsinformatie van toepassing.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Conversie, migratie en emulatie\n \n \n 1\n Het archiefbeherend onderdeel maakt van conversie, migratie of emulatie een verklaring op.\n \n \n 2\n De verklaring van conversie, migratie of emulatie wordt ondertekend door de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Vervreemding\n \n \n 1\n Een archiefbeheerder kan, in overleg met het archiefvormend onderdeel, besluiten tot vervreemding van overheidsinformatie die onder zijn verantwoordelijkheid valt.\n \n \n 2\n Voor vervreemding is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tenzij dit plaatsvindt als gevolg van een wettelijk voorschrift.\n \n \n 3\n Indien overheidsinformatie ten gevolge van de vervreemding niet bij een archiefbewaarplaats komt te berusten, betrekt het archiefvormend onderdeel bij de voorbereiding van het besluit tot vervreemding deskundigen op het gebied van organisatie en de taken van het overheidsorgaan dat het betreft, een deskundige op het gebied van beheer van overheidsinformatie van dit overheidsorgaan en de algemene rijksarchivaris of een door hem gemandateerde functionaris.\n \n \n 4\n Van de vervreemding wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Organisatieverandering\n \n \n 1\n De archiefbeheerder is, bij een verandering in de organisatie van het ministerie door opheffing, samenvoeging, splitsing of door overdracht van taken, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen betreffende de bestemming en het beheer van overheidsinformatie met inachtneming van het Besluit Archiefoverdrachten Rijksadministratie.\n \n \n 2\n Indien er sprake is van een reorganisatie die de verzorgingsbieden van meerdere archiefbeheerders raakt, maken zij onderling afspraken over de te treffen maatregelen zoals bedoeld in het vorige lid.\n \n \n 3\n Als deze maatregelen bestaan uit het ter beschikking stellen van de overheidsinformatie dan wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Intrekking regelingen\n \n De volgende regelingen worden ingetrokken:\n \n \n a.\n de Regeling Informatiehuishouding Financiën 2016;\n \n \n b.\n de Regeling Archiefbeheer Belastingdienst 2011.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022).\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/2023-07-07_0/xml/BWBR0046157_2023-07-07_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 16 december 2021, nr. 2021-238261, houdende beheersregels op het gebied van de informatiehuishouding voor het Ministerie van Financiën (Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022)20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n gelet op artikel 14 van het Archiefbesluit 1995;\n \n \n besluit:\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n archiefbeheerder: degene die namens de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk is voor het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefbeherend onderdeel: het organisatieonderdeel of de organisatie die tot taak heeft in opdracht van de archiefbeheerder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het beheer van overheidsinformatie uit te voeren;\n \n \n \n archieffunctie: de bedrijfsfunctie gericht op de kwaliteit van het duurzaam toegankelijk maken en houden, bewaren en beheren van de overheidsinformatie van de archiefvormende onderdelen;\n \n \n \n archiefsysteem: een informatiesysteem dat het beheer van overheidsinformatie ondersteunt;\n \n \n \n archiefvormend onderdeel: een organisatieonderdeel onder verantwoordelijkheid van de Minister, dat bevoegd is te handelen en op grond van de verantwoordelijkheid voor dat handelen overheidsinformatie verzamelt, ontvangt, produceert, verzendt of beheert;\n \n \n \n beheer van overheidsinformatie (synoniem: archiefbeheer): de uitvoerende werkzaamheden om overheidsinformatie in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, als ook om overheidsinformatie die daarvoor in aanmerking komt te vernietigen dan wel over te brengen;\n \n \n \n CIO van een verzorgingsgebied: Chief Information Officer van het kernministerie, het directoraat-generaal Belastingdienst, het directoraat-generaal Douane of het directoraat-generaal Toeslagen;\n \n \n \n conversie: het proces van omzetten van informatie van het ene formaat naar het andere formaat;\n \n \n \n duurzaam toegankelijk: overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg, moet gedurende de in een selectielijst opgenomen termijn in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard, dat wil zeggen:\n \n \n •\n toegankelijk, vindbaar en in contextuele samenhang raadpleegbaar;\n \n \n •\n met de garantieresultaatverplichting dat deze juist, volledig en authentiek en leesbaar is, ook in de toekomst en, bij digitale overheidsinformatie, onafhankelijk van het gebruikte bestandsformaat;\n \n \n \n \n \n emulatie: de techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;\n \n \n \n informatie: een verzameling gegevens die in hun samenhang een bepaalde betekenis hebben;\n \n \n \n informatiehuishouding: het totaal aan regels, voorzieningen, activiteiten en processen gericht op de informatiestromen en op het beheer van informatie;\n \n \n \n informatiesysteem: een gegevensverwerkend systeem met als activiteiten het verzamelen, verwerken, bewerken, bewaren, overdragen en verstrekken van gegevens met betrekking tot een bepaald toepassingsgebied;\n \n \n \n kernministerie: het directoraat-generaal Fiscale Zaken, het directoraat-generaal Rijksbegroting, de generale thesaurie, het programma directoraat-generaal Herstel en het cluster secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n migratie: het overzetten van informatie en toepassingsprogrammatuur van het ene systeem en/of platform naar het andere, met behoud van authenticiteit, integriteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid;\n \n \n \n Minister: de Minister van Financiën;\n \n \n \n ministerie: het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n noodvernietiging: de mogelijkheid om voor vitale overheidsinformatie in buitengewone omstandigheden, waarbij de staatsveiligheid in gevaar is, af te wijken van voorgeschreven vernietigingsprocedures en deze direct te vernietigen;\n \n \n \n overheidsinformatie: alle informatie die de overheid zelf maakt of van een ander ontvangt bij het uitvoeren van haar taken, ongeacht:\n \n \n •\n het proces waaruit de informatie voortkomt;\n \n \n •\n de inhoud van de informatie;\n \n \n •\n de formele status van de informatie;\n \n \n •\n de fase waarin de creatie en behandeling van de informatie verkeert;\n \n \n •\n de termijn dat de informatie bewaard moet worden (bewaartermijn);\n \n \n •\n de technische vorm van de informatie;\n \n \n •\n de applicaties waarmee de informatie is gemaakt en wordt beheerd;\n \n \n •\n door wie de informatie beheerd wordt;\n \n \n \n \n \n overbrenging: overheidsinformatie die op grond van selectielijsten voor bewaring in aanmerking komt moet worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats;\n \n \n \n SIO: Strategisch Informatie Overleg tussen de Chief Information Officer van het Ministerie van Financiën en de Algemeen Rijksarchivaris over de informatiehuishouding van het Ministerie van Financiën;\n \n \n \n vernietiging: het zodanig materieel behandelen van een informatiedrager (o.a. papier, geluidsband, database, film, usb stick, hard disk) met overheidsinformatie, die op grond van selectielijsten voor vernietiging in aanmerking komt, dan wel op grond van een machtiging van vervanging of op grond van noodvernietiging, dat de daarop vastgelegde informatie niet te reconstrueren is;\n \n \n \n vervanging: de, al dan niet routinematige, vervanging van oorspronkelijke overheidsinformatie door reproducties, die daar volledig de plaats van innemen;\n \n \n \n vervreemding: het in eigendom overdragen van overheidsinformatie aan een andere zorgdrager of aan derden;\n \n \n \n verzorgingsgebied: archiefvormende onderdelen die:\n \n \n •\n vallen onder de kaderstellende en toezichthoudende bevoegdheid van één CIO, of;\n \n \n •\n vallen onder de verantwoordelijkheid van één archiefbeheerder, of;\n \n \n •\n diensten afnemen van één archiefbeherend onderdeel.\n \n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Reikwijdte en verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 2\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op het beheer van alle overheidsinformatie vallend onder de archiefwettelijke zorg van de Minister.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Minister\n \n De Minister is de zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995, voor de overheidsinformatie van het ministerie. De zorg van de Minister eindigt door overbrenging, vervreemding of vernietiging van de overheidsinformatie.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Plaatsvervangend secretaris-generaal\n \n De plaatsvervangend secretaris-generaal is:\n \n \n 1.\n namens de Minister verantwoordelijk voor het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie en voor de voorwaarden om dit mogelijk te maken;\n \n \n 2.\n is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheer van overheidsinformatie bij het ministerie;\n \n \n 3.\n stelt regels ten aanzien van noodvernietiging.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Chief Information Officer (CIO)\n \n \n 1\n Het Ministerie van Financiën heeft een departementaal CIO-stelsel conform artikel 9 van het CIO-stelsel Rijksdienst 2021.\n \n \n 2\n De departementale CIO Financiën:\n \n \n a.\n stelt departementale strategische beleids-, kwaliteits- en toetsingskaders op het gebied van het beheer van overheidsinformatie vast;\n \n \n b.\n vertegenwoordigt de zorgdrager in het strategisch informatieoverleg (SIO) met het Nationaal Archief;\n \n \n c.\n laat toezien op het naleven van het gestelde in deze regeling.\n \n \n \n \n 3\n De CIO van een verzorgingsgebied:\n \n \n a.\n stelt waar nodig nadere (beleids-)kaders en uitgangspunten op voor het beheer van overheidsinformatie binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n b.\n ziet toe op het naleven van het gestelde in deze regeling binnen het eigen verzorgingsgebied;\n \n \n c.\n is verantwoordelijk voor de verankering van archiveringsprincipes in de architectuur- en ontwerpfunctie (archivering bij ontwerp);\n \n \n d.\n is verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van een toepasbare vastgestelde selectielijst.\n \n \n \n20231868306-07-202328-06-20232023-987420231868306-07-202328-06-20232023-987407-07-202301-01-2023\n \n Artikel\n 6\n Archiefbeheerders\n \n \n 1\n De archiefbeheerders van het Ministerie van Financiën zijn:\n \n \n a.\n de directeur Digitalisering en Informatisering van het cluster secretaris-generaal voor het kernministerie en de inspectie belastingen, toeslagen en douane;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Belastingdienst voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n c.\n de directeur-generaal Douane voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen;\n \n \n d.\n de directeur-generaal Toeslagen voor de hiërarchisch onder hem vallende archiefvormende onderdelen.\n \n \n \n \n 2\n De archiefbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen en inrichten van de archieffunctie en zorgen voor:\n \n \n a.\n een kwaliteitszorgsysteem;\n \n \n b.\n voldoende personeel en financiële middelen;\n \n \n c.\n bekendmaking van deze regeling binnen hun verzorgingsgebied en het vastleggen van de afspraken hierover met de archiefbeherende onderdelen;\n \n \n d.\n de toepassing van een vastgestelde selectielijst;\n \n \n e.\n het laten uitvoeren van het beheer van de overheidsinformatie voor de onder hen vallende archiefvormende onderdelen in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en andere van toepassing zijnde regelgeving.\n \n \n \n \n 3\n Gelet op artikel 5 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 kunnen de archiefbeheerders bevoegdheden voor het beheer van overheidsinformatie ondermandateren aan onder hen ressorterende functionarissen.\n \n \n 4\n De uitvoering van het beheer van overheidsinformatie beleggen de archiefbeheerders bij de onder hun verantwoordelijkheid vallende archiefbeherende onderdelen of door een (externe) partij die werkt onder dienstverleningsafspraken.\n \n \n 5\n De archiefbeheerders leggen over het beheer van overheidsinformatie verantwoording af aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 6\n De archiefbeheerder van het kernministerie coördineert de actualisering van deze regeling voor het departement.\n \n20231868306-07-202328-06-20232023-987420231868306-07-202328-06-20232023-987407-07-202301-01-2023\n \n Artikel\n 7\n Archiefbeherende onderdelen\n \n \n 1\n De archiefbeherende onderdelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken die aan hen zijn opgedragen door de archiefbeheerder, en zorgen voor:\n \n \n a.\n de aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel hiervoor;\n \n \n b.\n het maken afspraken met de archiefbeheerders hierover.\n \n \n \n \n 2\n Medewerkers van het archiefbeherend onderdeel hebben toegang tot de overheidsinformatie in de voorzieningen voor document- en archiefbeheer die nodig is voor het uitvoeren van hun taken.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Archiefvormende onderdelen\n \n \n 1\n Archiefvormende onderdelen zijn:\n \n \n a.\n de binnen het ministerie te onderscheiden organisatieonderdelen (directies);\n \n \n b.\n tijdelijke raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en projectorganisaties die onder de archiefwettelijke zorg van de Minister vallen;\n \n \n c.\n zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, zelfstandige bestuursorganen en geprivatiseerde onderdelen van het ministerie voor wat betreft de archieven van voor de verzelfstandiging of privatisering.\n \n \n \n \n 2\n De archiefvormende onderdelen zijn verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het maken van afspraken met de verantwoordelijk archiefbeheerder over het beheer van de onder hen berustende overheidsinformatie;\n \n \n b.\n het uitvoeren van maatregelen om de onder hen berustende overheidsinformatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden;\n \n \n c.\n het in beheer overdragen van de onder hen berustende overheidsinformatie aan hun archiefbeherend onderdeel, in overeenstemming met de gemaakte afspraken met de archiefbeheerder over de duurzame toegankelijkheid van de onder hen berustende overheidsinformatie.\n \n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- of projectorganisaties\n \n \n 1\n Bij de instelling van raden, commissies, samenwerkingsverbanden en programma- en/of projectorganisaties, worden in het instellingsbesluit de afspraken vastgelegd over het beheer van overheidsinformatie.\n \n \n 2\n Het instellend archiefvormend onderdeel is er verantwoordelijk voor dat de archiefbeherende onderdelen, worden geïnformeerd over de instelling, voor vaststelling van het instellingsbesluit.\n \n \n 3\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties beheren hun overheidsinformatie in overleg met de betrokken archiefbeheerder.\n \n \n 4\n De raden, formeel ingestelde commissies, samenwerkingsverbanden en project- of programmadirecties zorgen ervoor dat zij, zodra dit mogelijk is, hun overheidsinformatie in beheer overdragen aan de betrokken archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Private partijen\n \n \n 1\n Er worden met externe private partijen, die in opdracht van het ministerie werken en daarbij overheidsinformatie produceren, door de opdrachtgever nadere afspraken gemaakt over het beheer hiervan.\n \n \n 2\n Als een private partij bij de uitvoering van een opdracht overheidsinformatie van het ministerie zal creëren of ontvangen, dient de opdrachtverstrekking afspraken te bevatten over het beheer van de overheidsinformatie en eventuele overdracht hiervan aan het ministerie na afloop van de opdracht.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Beheer van overheidsinformatie\n \n \n Artikel\n 11\n Vervanging\n \n \n 1\n De archiefbeheerder kan besluiten over te gaan tot vervanging van overheidsinformatie door gelijkluidende reproducties, tenzij het overheidsinformatie betreft die is uitgesloten van vervanging. De vernietiging van de te vervangen originelen is onverbrekelijk onderdeel van het vervangingsproces.\n \n \n 2\n Van vervanging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring of besluit opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Vernietiging\n \n \n 1\n Vernietiging van overheidsinformatie vindt uitsluitend plaats na verstrijken van de daarvoor in een selectielijst vastgestelde termijn, of na vervanging van de betreffende overheidsinformatie door reproducties. Tenzij er sprake is van een noodprocedure waardoor vernietiging eerder heeft plaatsgevonden.\n \n \n 2\n Het archiefvormend onderdeel geeft aan of vernietiging tijdelijk moet worden opgeschort, en zo ja op welke grond, of dat overheidsinformatie op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Archiefbesluit 1995 alsnog bewaard moet blijven.\n \n \n 3\n Van vernietiging wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Overbrenging naar een archiefbewaarplaats\n \n \n 1\n De archiefbeheerder maakt nadere afspraken met de archiefbeherende onderdelen over het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats.\n \n \n 2\n Bij de overbrenging kan de archiefbeheerder, in overleg met de algemeen rijksarchivaris, voor een bepaalde periode beperkingen stellen aan de openbaarheid van de over te brengen overheidsinformatie. Van te stellen beperkingen aan de openbaarheid wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een besluit tot beperking van de openbaarheid opgemaakt en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 3\n Van de overbrenging van overheidsinformatie wordt door het desbetreffende archiefbeherend onderdeel een verklaring of opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n \n 4\n Na verkregen machtiging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de overbrenging naar een archiefbewaarplaats van nog veelvuldig geraadpleegde overheidsinformatie worden opgeschort.\n \n \n 5\n Bij opschorting van overbrenging zijn de openbaarheidsregels van de Archiefwet 1995 op de niet overgebrachte overheidsinformatie van toepassing.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Conversie, migratie en emulatie\n \n \n 1\n Het archiefbeherend onderdeel maakt van conversie, migratie of emulatie een verklaring op.\n \n \n 2\n De verklaring van conversie, migratie of emulatie wordt ondertekend door de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Vervreemding\n \n \n 1\n Een archiefbeheerder kan, in overleg met het archiefvormend onderdeel, besluiten tot vervreemding van overheidsinformatie die onder zijn verantwoordelijkheid valt.\n \n \n 2\n Voor vervreemding is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tenzij dit plaatsvindt als gevolg van een wettelijk voorschrift.\n \n \n 3\n Indien overheidsinformatie ten gevolge van de vervreemding niet bij een archiefbewaarplaats komt te berusten, betrekt het archiefvormend onderdeel bij de voorbereiding van het besluit tot vervreemding deskundigen op het gebied van organisatie en de taken van het overheidsorgaan dat het betreft, een deskundige op het gebied van beheer van overheidsinformatie van dit overheidsorgaan en de algemene rijksarchivaris of een door hem gemandateerde functionaris.\n \n \n 4\n Van de vervreemding wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Organisatieverandering\n \n \n 1\n De archiefbeheerder is, bij een verandering in de organisatie van het ministerie door opheffing, samenvoeging, splitsing of door overdracht van taken, verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen betreffende de bestemming en het beheer van overheidsinformatie met inachtneming van het Besluit Archiefoverdrachten Rijksadministratie.\n \n \n 2\n Indien er sprake is van een reorganisatie die de verzorgingsbieden van meerdere archiefbeheerders raakt, maken zij onderling afspraken over de te treffen maatregelen zoals bedoeld in het vorige lid.\n \n \n 3\n Als deze maatregelen bestaan uit het ter beschikking stellen van de overheidsinformatie dan wordt door het archiefbeherend onderdeel een verklaring opgesteld en ter ondertekening aangeboden aan de archiefbeheerder.\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Intrekking regelingen\n \n De volgende regelingen worden ingetrokken:\n \n \n a.\n de Regeling Informatiehuishouding Financiën 2016;\n \n \n b.\n de Regeling Archiefbeheer Belastingdienst 2011.\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Informatiehuishouding Financiën 2022 (RINFIN 2022).\n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-202220225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022\n \n20225904-01-202216-12-20212021-23826120225904-01-202216-12-20212021-23826105-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046157/manifest.xml", "content": "2022-01-052022-01-01tot-en-met2022-01-07T06:36:27+01:002024-07-27T06:27:53+02:00BWBR0046157.WTI2022-01-012022-01-042022-01-059999-12-312022-01-07T06:37:33+01:002022-01-07T06:37:33+01:00106465a399f645d91fb9e382f374602534644482db2da58919a4a7333d9916f10dd51454bb276f2493be9e14fe539a8c46e50a646c3429dd1b6782b5a3688b4f6639c62022-01-052022-12-312022-01-059999-12-312022-01-07T06:37:33+01:002023-07-11T06:40:14+02:009288870f4ef2f50e7b73882b3d6aa49eaf10611de0a8f8573dd80959e7afc21cffc9e49a2880fa363b13ca99735eb49b4f3ea0d48b4468e38188fd00477ff238ac1442023-01-012023-07-062023-07-079999-12-312023-07-11T06:40:14+02:002023-07-11T06:40:14+02:00963988f70ef635f66e01a8814a49bf31f1e7c7a1111a1e9db3ea4124b90aa1f10afdc820bc62078910aed41a914fa659153184b34fc433d0ce73858db5d157f6ea1252023-01-012023-07-062022-01-052023-07-062023-07-11T06:40:14+02:002023-07-11T06:40:14+02:009288827f724ca80bea662b50063471c4f4d20c59d348036c00db556c4590fb12780673ecd5ecbaa9853c9a64a3bcff7f940cc0c6dac8e1fcbe146ee6017fc59f632a62023-07-079999-12-312023-07-079999-12-312023-07-11T06:40:14+02:002023-07-11T06:40:14+02:0093305703222bfbf9e0a971fb8376b44d6a35875be89429d923402a33fad6ee1e21c4bf7ec0be7c632156049a2576ac6ebf6b8f4e539f2f6f0c2dcfd4b4bdc1a5db7d3", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046158/2022-01-05_0/xml/BWBR0046158_2022-01-05_0.xml", "content": "\n Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n \n \n Versie 1, december 2021\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n 1.1\n Het nacalculatieproces\n \n De zorgaanbieder verantwoordt in de nacalculatie-opgave 2021 de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021, de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 en de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021.\n Als gevolg van het SARS-CoV-2 virus is ook voor het jaar 2021 dit onderdeel van toepassing. Dit onderdeel omvat twee componenten:\n \n \n −\n de vergoeding van doorlopende kosten in fase 4 als gevolg van het SARS-CoV-2 virus; en\n \n \n −\n de financiering van extra personele en materiële kosten die samenhangen met de maatregelen rondom dit virus.\n \n \n De doorlopende kosten in fase 4 als gevolg van het SARS-CoV-2 virus maken deel uit van de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021. De extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus maken deel uit van de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021.\n De door de zorgaanbieder ingevulde nacalculatie-opgave 2021 bestaat uit het ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’, met daarin de volgende onderdelen:\n \n \n −\n de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021, waaronder de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus. Er vindt geen accountantscontrole plaats op de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus. De doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus zijn te beschouwen als ‘andere informatie’;\n \n \n −\n de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 (indien van toepassing). De overige onderdelen bestaan uit de Vergoeding van inrichtingskosten bij gedwongen verhuizing, Vergoeding extreme kosten van zorggebonden materiaal en geneesmiddelen, Vergoeding BRMO-uitbraak, de Vergoeding innovatie voor kleinschalige experimenten, de Vergoeding voor niet vrij besteedbare aanvullende inkomsten en de Financiering van extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus;\n \n \n −\n de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021 (indien van toepassing). Er vindt geen accountantscontrole plaats met betrekking tot de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021;\n \n \n −\n de ‘Vragenlijst controleprotocol’ met indien nodig een door de accountant voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting. De ‘Vragenlijst controleprotocol’ met indien nodig een gewaarmerkte toelichting bij deze vragenlijst zijn te beschouwen als andere informatie;\n \n \n −\n de ‘Vragen en overige opmerkingen’ met indien nodig een niet door de accountant1Met accountant wordt in dit verband bedoeld: de openbare accountant die de nacalculatie-opgave 2021 van de Wlz-zorgaanbieder controleert. gewaarmerkte toelichting;\n \n \n −\n het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’, met daarop de bedragen vermeld voor de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021. Dit document wordt ondertekend door de persoon die bevoegd is te tekenen namens de zorgaanbieder en door de accountant gewaarmerkt. Voor de accountant volstaat hiervoor ook een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens EU Verordering 910/2014.2Een voorbeeld hiervan is het certificaat van QuoVadis PKIoverheid.\n \n \n −\n het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg nacalculatie 2021’, met daarop de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021 vermeld. Dit document wordt ondertekend door de persoon die bevoegd is te tekenen namens de zorgaanbieder. Dit document wordt niet gewaarmerkt door de accountant.\n \n \n Door laatstgenoemde twee ondertekeningsdocumenten 2021 beide van een handtekening te voorzien, verklaart de persoon die bevoegd is te tekenen namens de zorgaanbieder dat hij/zij de nacalculatie-opgave 2021 naar waarheid en in overeenstemming met de voor het jaar 2021 geldende beleidsregels en regelingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft ingevuld. In paragraaf 3.3 (tabel 1) van dit controleprotocol is een overzicht opgenomen van de NZa-regelgeving 2021.\n De accountant, zoals bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, controleert het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’. De volgende onderdelen in dit ondertekeningsdocument zijn uitdrukkelijk geen object van onderzoek door de accountant:\n \n \n −\n de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus vallen buiten de scope van de accountantscontrole. De doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus zijn te beschouwen als ‘andere informatie’;\n \n \n −\n in sommige situaties komt het voor dat een zorgkantoor nog correcties doorvoert op de productie en de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus volgens de nacalculatie-opgave 2021 van de zorgaanbieder. Deze correcties (feitelijk: niet gehonoreerde (over)productie en de correctie op de doorlopende kosten) worden op separate regels opgenomen in het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ en zijn uitdrukkelijk geen object van onderzoek door de accountant. Deze correcties zijn te beschouwen als ‘andere informatie’.\n \n \n De accountant controleert het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder niet. Ten aanzien van de lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg voert de accountant overeengekomen specifieke werkzaamheden uit (Standaard 4400N). Dit valt buiten de scope van dit controleprotocol.\n De accountant geeft de uitkomst van zijn controle van het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ weer in een controleverklaring bij de nacalculatie-opgave 2021. De accountant verklaart in deze controleverklaring dat:\n \n \n −\n het bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 20213Eventuele financiële correcties van de productie door het zorgkantoor vallen buiten de scope van de accountantscontrole. De (correctie op) doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus vallen eveneens buiten de scope van de accountantscontrole. dat is opgenomen op het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder als onderdeel van de nacalculatie-opgave 2021, in overeenstemming is met de NZa-regelgeving 2021 zoals deze in paragraaf 3.3 (tabel 1) van dit controleprotocol staat vermeld en indien van toepassing;\n \n \n −\n het bedrag ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’ dat is opgenomen op het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder als onderdeel van de nacalculatie-opgave 2021, in overeenstemming is met de NZa-regelgeving 2021 zoals deze in paragraaf 3.3 (tabel 1) van dit controleprotocol staat vermeld;\n \n \n −\n de andere informatie verenigbaar is met het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder en met de kennis verkregen tijdens de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n \n \n Voor de tekst van de controleverklaring maakt de accountant gebruik van de voorbeeldtekst die in de bijlage van dit controleprotocol is opgenomen. Indien de bevindingen uit de controle daartoe aanleiding geven, wordt de tekst van de controleverklaring aangepast overeenkomstig de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS, bij verwijzingen aangeduid met ‘Standaard’).\n Met waarmerking wordt in dit controleprotocol bedoeld: een stempel van het controlerend accountantskantoor, uitsluitend ter identificatie.\n Vóór 1 juni 2022 moet door de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder de ingevulde nacalculatie-opgave 2021 via het aanvragenportaal van de NZa worden ingediend. De nacalculatie-opgave bestaat uit het ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’, met daarin de volgende onderdelen:\n \n \n −\n de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021;\n \n \n −\n de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 (indien van toepassing);\n \n \n −\n de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021 (indien van toepassing);\n \n \n −\n de ‘Vragenlijst controleprotocol’ met indien nodig een door de accountant voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting;\n \n \n −\n de ‘Vragen en overige opmerkingen’ met indien nodig een niet door de accountant gewaarmerkte toelichting;\n \n \n −\n het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’, waarbij dit document is ondertekend door de persoon die bevoegd is te ondertekenen namens de zorgaanbieder en dit document is gewaarmerkt door de accountant;\n \n \n −\n het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg nacalculatie 2021’, waarbij dit document is ondertekend door de persoon die bevoegd is te ondertekenen namens de zorgaanbieder.\n \n \n Daarnaast stuurt de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder voor 1 juni 2022 via het aanvragenportaal van de NZa de volgende onderdelen toe:\n \n \n −\n de door de accountant ondertekende controleverklaring bij de nacalculatie-opgave 2021;\n \n \n −\n de ondertekeningsdocumenten ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ en ‘Ondertekening Lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg nacalculatie 2021’ van het zorgkantoor/Wlz-uitvoerder, waarbij deze documenten zijn ondertekend door de persoon die bevoegd is te tekenen namens het zorgkantoor.\n \n \n Bij eenzijdige ondertekening gaat het om het ondertekeningsdocument van of de zorgaanbieder of het zorgkantoor/Wlz-uivoerder.\n De accountant waarmerkt de nacalculatie-opgave 2021 (met uitzondering van de onderdelen ‘Vragen en overige opmerkingen’, de eventuele toelichting behorende bij deze vragenlijst en het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg nacalculatie 2021’).\n De zorgaanbieder moet een gewaarmerkte versie van de nacalculatie-opgave 2021 beschikbaar hebben. De zorgaanbieder hoeft deze uitsluitend op verzoek naar de NZa te sturen.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 1.2\n Doel en reikwijdte van het controleprotocol\n \n \n 1.2.1\n Algemeen\n \n Dit controleprotocol stelt eisen aan het door de accountant uit te voeren onderzoek naar de juistheid van de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021. Ook stelt het eisen aan de verenigbaarheid van de andere informatie met het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder en met de kennis verkregen tijdens de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n De accountant hanteert dit controleprotocol als kader voor zijn werkzaamheden. Daarnaast voert de accountant zijn controle uit in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de geldende beroepsvoorschriften van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), de Nadere Voorschriften Controle en Overige Standaarden (NV COS, bij verwijzingen aangeduid met ‘Standaard’). De controle van de nacalculatie-opgave 2021 is een controleopdracht (Standaard 805).\n Het doel van dit controleprotocol is niet om de aanpak van de controleopdracht voor te schrijven. De accountant is zelfstandig verantwoordelijk voor het uitvoeren van voldoende werkzaamheden ter verkrijging van voldoende controle-informatie dat de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021, zoals vermeld in de nacalculatie-opgave 2021, juist zijn. De accountant betrekt bij zijn controle onder andere de risicoanalyse, de administratieve organisatie (AO) en de interne controle (IC) van de zorgaanbieder en bepaalt op grond hiervan zelfstandig de door hem uit te voeren controlewerkzaamheden.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 1.2.2\n Andere informatie\n \n De nacalculatie-opgave 2021 omvat ook andere informatie, die bestaat uit:\n \n \n −\n de ‘Vragenlijst controleprotocol’ en de eventuele voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting hierbij;\n \n \n −\n het onderdeel ‘Doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus’;\n \n \n −\n Correcties door het zorgkantoor.\n \n \n Onderstaand wordt per soort andere informatie nader toegelicht wat daaromtrent van de accountant wordt verwacht.\n Indien de accountant constateert dat er een materiële inconsistentie en/of een materiële afwijking in de andere informatie lijkt te bestaan, handelt de accountant overeenkomstig Standaard 720.16.\n Indien de accountant concludeert dat sprake is van een materiële afwijking in de andere informatie (of in het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’), handelt de accountant overeenkomstig Standaard 720.17 tot en met 720.20.\n Vragenlijst controleprotocol\n De accountant stelt op grond van Standaard 720.14 vast dat de informatie in de ‘Vragenlijst controleprotocol’ en de eventuele daarbij behorende toelichting niet strijdig is/zijn met de informatie in de ingevulde nacalculatie-opgave 2021 en zijn kennis vanuit de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n Ten aanzien van de vraag die betrekking heeft op de levering van passende zorg stelt de accountant uitsluitend vast of er een interne procedure aanwezig is (met indien nodig een specifieke toelichting hierop), gericht op de levering van passende zorg binnen het kader van artikel 8 (Administratieve organisatie en interne controle Wlz-zorgaanbieders) van de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021 (NR/REG-2104b). Van de accountant wordt hierover geen inhoudelijk oordeel verwacht, noch een oordeel over de toereikendheid van de specifieke toelichting of interne procedure. Ook voor de vraag of de zorgaanbieder in kaart heeft gebracht of sprake is van correctieposten ten aanzien van de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus4Op grond van de aanvullingen op de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021 (NR/REG-2104b), zoals opgenomen in BR/REG-21149b artikel 8 en BR/REG-21148 artikel 10. Met correctieposten wordt bedoeld: elementen C, D, E, G en eventueel H uit de rekenregel waarmee de vergoeding voor doorlopende kosten wordt berekend (zie voetnoot 9)., geldt dat de accountant overweegt of het antwoord op de vraag materieel afwijkt van zijn kennis verkregen vanuit de controle van de nacalculatie-opgave 2021. Van de accountant wordt geen apart onderzoek naar de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus verwacht en wordt ook geen oordeel over de volledigheid van correctieposten in de nacalculatie-opgave verwacht.\n Doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus\n Zorgaanbieders krijgen een vergoeding voor doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus (zie ook paragraaf 3.6). De vergoeding voor doorlopende kosten voor zorgaanbieders wordt als volgt vastgesteld: doorlopende kosten = A + B – C – D – E – F – G +/- H. Dit wordt in dit controleprotocol ‘rekenregel’ genoemd.\n Zorgaanbieders nemen de elementen uit de rekenregel op in het onderdeel ‘Doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus’ van het ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’. De informatie over doorlopende kosten valt buiten de scope van de assurance-opdracht van de accountant en is te beschouwen als ‘andere informatie’. Overeenkomstig Standaard 720.14 dient de accountant te overwegen of er (1) een inconsistentie van materieel belang bestaat tussen de doorlopende kosten in het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ en de doorlopende kosten in het onderdeel ‘Doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus’ van de nacalculatie-opgave 2021 en (2) een inconsistentie van materieel belang bestaat tussen de informatie opgenomen bij elk element van de rekenregel in het onderdeel ‘Doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus’ van de nacalculatie-opgave 2021 en de kennis van de accountant verkregen tijdens de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n Correcties door het zorgkantoor\n In sommige situaties komt het voor dat een zorgkantoor nog correcties doorvoert op de productie volgens de nacalculatie-opgave 2021 van de zorgaanbieder. Het kan hierbij gaan om:\n \n \n −\n Correctie zorgkantoor op realisatie productieafspraak algemeen;\n \n \n −\n Correctie zorgkantoor op restant overproductie;\n \n \n −\n Correctie doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus.\n \n \n Deze correcties vallen buiten de scope van de assurance-opdracht van de accountant en zijn te beschouwen als ‘andere informatie’. Overeenkomstig Standaard 720.14 dient de accountant te overwegen of er (1) een inconsistentie van materieel belang bestaat tussen deze correcties in het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ en de correcties in de nacalculatie-opgave 2021 en (2) een inconsistentie van materieel belang bestaat tussen deze correcties opgenomen in de nacalculatie-opgave 2021 en de kennis van de accountant verkregen tijdens de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n \n 2\n Procedure onderzoek nacalculatie 2021\n \n De procedure van het onderzoek naar de juistheid van de nacalculatie-opgave 2021 ziet er als volgt uit:\n \n \n −\n de zorgaanbieder stelt de verantwoording op over de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021, de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 en de totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg 2021 met gebruikmaking van het door de NZa voorgeschreven formulier (‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’). Indien de beantwoording van de vragen in de ‘Vragenlijst Controleprotocol' en de ‘Vragen en overige opmerkingen’ in het formulier daartoe aanleiding geeft moet de zorgaanbieder het antwoord op deze vragen nader toelichten;\n \n \n −\n de zorgaanbieder geeft een accountant opdracht tot het uitvoeren van een accountantsonderzoek naar de juistheid van de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021.\n \n \n De accountant voert zijn onderzoek uit op basis van de kaders die de NZa in dit controleprotocol geeft.\n De accountant waarmerkt de meeste onderdelen van de nacalculatie-opgave 20215Waarmerking is niet nodig voor het onderdeel totaal gerealiseerde lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg, de Vragen en overige opmerkingen en de eventuele toelichting behorende bij deze vragenlijst., namelijk het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder en het ingevulde ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’6Waaronder ook de eventuele voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting bij de ‘Vragenlijst controleprotocol’, zie hiervoor paragraaf 1.1..\n Ten slotte verstrekt de accountant een ondertekende controleverklaring bij de nacalculatie-opgave 2021.\n Het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder controleert de nacalculatie-opgave 2021 van de productie, de afgesproken prijzen en de overige onderdelen. Na controle van de nacalculatie-opgave 2021 door het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder ondertekent een persoon die bevoegd is te tekenen namens het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder het ‘Ondertekeningsdocument 2021’ van het zorgkantoor/Wlz-uitvoerder.\n De zorgaanbieder of het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder dient via het aanvragenportaal van de NZa de in paragraaf 1.1 genoemde stukken vóór 1 juni 2022 in bij de NZa.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n \n 3\n Toetsing productie en overige onderdelen\n \n \n 3.1\n Object van onderzoek\n \n Het object van onderzoek voor de accountant bestaat uit de in het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder opgenomen bedragen voor ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’7Met productie wordt bedoeld de intramurale productie en de productie modulaire zorg. Modulaire zorg kan door een zorgaanbieder gedeclareerd worden voor cliënten die niet in een instelling verblijven. In deze groep vallen bijvoorbeeld: de Wlz-indiceerbaren, cliënten die overbruggingszorg ontvangen, cliënten voor wie het zorgkantoor/de Wlz uitvoerder een modulair pakket thuis (mpt) heeft vastgesteld, cliënten waarbij de modulaire zorg samenhangt met de prestatie logeren en cliënten die een volledig pakket thuis (vpt) ontvangen en waarbij de behandelfunctie via extramurale functies bekostigd wordt. Daarnaast kan modulaire zorg gedeclareerd worden voor cliënten die in een instelling verblijven en waarbij de behandelfunctie via extramurale functies bekostigd wordt.8Eventuele financiële correcties van de productie door het zorgkantoor vallen buiten de scope van de accountantscontrole. De (correctie op) doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus vallen eveneens buiten de scope van de accountantscontrole. (zie ook paragraaf 1.1) en ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’ als onderdeel van de nacalculatie-opgave 2021.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.2\n Algemeen\n \n Voor het onderzoek naar de juistheid van de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 kiest de accountant een zodanige controleaanpak dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de bedragen ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’ zoals vermeld in zowel het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder als in het ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’, zijn verantwoord in overeenstemming met de toetsingscriteria (zie hiervoor ook paragraaf 3.4).\n Het wordt aan de accountant overgelaten op welke wijze hij zijn controleaanpak op dit punt inricht, hoe hij zijn controlewerkzaamheden uitvoert en hoe hij op grond daarvan voldoende controle-informatie verkrijgt. In dit verband wordt uitdrukkelijk verwezen naar hetgeen hierover vermeld is in paragraaf 1.2 van dit controleprotocol. Het doel is niet om aan te geven welke werkzaamheden de accountant minimaal dient uit te voeren, dit wordt overgelaten aan zijn professional judgement.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.3\n Beleidskader\n \n Het beleidskader voor de controle van de productie en overige onderdelen 2021 wordt gevormd door de in tabel 1 genoemde NZa-beleidsregels en NZa-regelingen.\n De in tabel 1 genoemde beleidsregels en regelingen vormen het beleidskader voor de controle door de accountant, echter uitsluitend indien en voorzover deze regels de grondslag vormen voor de in de paragraaf 3.4 vermelde toetsingscriteria. Van de accountant wordt derhalve niet verwacht dat hij de nacalculatie-opgave 2021 toetst aan alle in tabel 1 genoemde beleidsregels en regelingen. Dat doet hij alleen indien en voor zover deze zijn verwoord in de toetsingscriteria van paragraaf 3.4.\n \n Tabel 1: Regelgeving met betrekking tot totaal financieel gerealiseerde productie 2021 en totaal financiële realisatie overige onderdelen 2021\n \n \n \n \n \n Citeertitel en nummer beleidsregel/regeling\n \n \n \n \n \n \n Beleidsregel afronding tarieven (AL/BR-0031)\n \n \n \n \n Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021 (BR/REG-21108)\n \n \n \n \n Beleidsregel BRMO-uitbraak (BR/REG-21109)\n \n \n \n \n \n Beleidsregel budgettair kader Wlz 2021 (BR/REG-21110d)\n \n \n \n \n Beleidsregel definities Wlz (BR/REG-21111)\n \n \n \n \n Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten (BR/REG-19158)\n \n \n \n \n Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg (BR/REG-21112)\n \n \n \n \n Beleidsregel overige kosten Wlz 2021 (BR/REG-21113a)\n \n \n \n \n Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz (BR/REG-21115)\n \n \n \n \n Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarieven advies crisis- en ondersteuningsteam (COT) (BR/REG-21116)\n \n \n \n \n \n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2021 (BR/REG-21117b)\n \n \n \n \n \n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021 (BR/REG-21118d)\n \n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz 2021 (BR/REG-21148)\n \n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz 2021 (BR/REG-21149b)\n \n \n \n \n Beleidsregel tijdelijke instandlating gevolgen experimenten (BR/REG-17164)\n \n \n \n \n \n Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021(NR/REG-2104b) ¹ \n \n \n \n \n \n Regeling innovatie voor kleinschalige experimenten (NR/REG-1928)\n \n \n \n \n \n ¹ Artikel 6 (Declaratievoorschrift verkeerde bed Wlz) van deze regeling valt, evenals voorgaande jaren, niet onder de accountantscontrole.\n \n Bron: NZa\n \n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.4\n Toetsingscriteria\n \n Om de juistheid van de totaal financieel gerealiseerde productie over 2021 en de totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021 vast te stellen, gelden de volgende zes toetsingscriteria voor de accountant. Hij moet vaststellen dat:\n \n \n −\n de gedeclareerde zorg9Het gaat hier om de gedeclareerde intramurale zorg en de gedeclareerde modulaire zorg. volgens de nacalculatie-opgave 2021 feitelijk is geleverd aan de cliënt (zie paragraaf 3.5);\n \n \n −\n de cliënt over een geldig indicatiebesluit beschikt;\n \n \n −\n de gedeclareerde zorg binnen het indicatiebesluit is geleverd (geldt voor modulaire zorg);\n \n \n −\n het gedeclareerde tarief overeenkomt met het tussen partijen contractueel overeengekomen tarief en niet hoger is dan het door de NZa vastgestelde tarief;\n \n \n −\n de overige onderdelen10De overige onderdelen bestaan uit de Vergoeding van inrichtingskosten bij gedwongen verhuizing, Vergoeding extreme kosten van zorggebonden materiaal en geneesmiddelen, Vergoeding BRMO-uitbraak, de Vergoeding innovatie voor kleinschalige experimenten, de Vergoeding voor niet vrij besteedbare aanvullende inkomsten en de Financiering van extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus.11Ten aanzien van de vergoeding innovatie voor kleinschalige experimenten controleert de accountant of de kosten in de nacalculatie-opgave 2021 zijn gemaakt en aan kleinschalige experimenten zijn besteed. en de realisatie transitiemiddelen verpleeghuiszorg12Van de realisatie transitiemiddelen verpleeghuiszorg 2021 stelt de accountant vast dat het bedrag in de nacalculatie-opgave 2021 overeenkomt met het toegekende bedrag uit de budgetronde 2021. Indien de realisatie transitiemiddelen verpleeghuiszorg 2021 naar boven bijgesteld is (naar beneden bijstelling is niet mogelijk) in de herschikkingsronde 2021, stelt de accountant vast dat het bedrag in de nacalculatie-opgave 2021 overeenkomt met het toegekende bedrag uit de herschikkingsronde 2021. juist in de nacalculatie-opgave 2021 zijn ingevuld (zie paragraaf 3.6 voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus13BR/REG-21149b artikel 4).\n \n \n −\n de in de nacalculatie-opgave 2021 opgenomen cijfermatige gegevens voor de overige onderdelen en de realisatie transitiemiddelen verpleeghuiszorg overeenkomstig de voor het jaar 2021 geldende NZa-beleidsregels en regelingen zijn bepaald. Hierbij gaat het om de volgende Wlz-regelgeving: Beleidsregel BRMO-uitbraak (BR/REG-21109); Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten (BR/REG-19158); Beleidsregel overige kosten Wlz 2021 (BR/REG-21113a); Regeling innovatie voor kleinschalige experimenten (NR/REG-1928). Voor de transitiemiddelen verpleeghuiszorg gaat het om de volgende Wlz-regelgeving: Beleidsregel budgettair kader Wlz 2021 (BR/REG-21110d) artikelen 7 en 13; Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021 (BR/REG-21118d) artikel 9; Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021 (BR/REG-21108) artikel 5; (zie de opsomming van genoemde Wlz-regelgeving in paragraaf 3.3 (tabel 1).\n \n \n De accountant controleert specifiek of:\n \n \n −\n de in de nacalculatie-opgave 2021 van de zorgaanbieder opgenomen productie, in die situaties waarin sprake is van onderaanneming of uitbesteding, slechts betrekking heeft op productie waarbij de zorgaanbieder hoofdaannemer is en als zodanig is afgesproken met het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder.\n \n \n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.5\n Feitelijke levering\n \n \n 3.5.1\n Controles door de zorgaanbieder\n \n De zorgaanbieder moet de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2021 (NR/REG-2104b) naleven. Hierin is onder andere opgenomen dat de zorgaanbieder controles moet uitvoeren op de juistheid van de gedeclareerde productie waarbij wordt vastgesteld dat de gedeclareerde zorg feitelijk is geleverd aan de cliënt en dat de gedeclareerde zorg, gelet op de indicatie, voor de cliënt passend is. In dit kader is met name artikel 8 lid 4 onder e van de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz relevant 2021 (NR/REG-2104b) relevant.14Artikel 8 lid 4 onder e van die regeling luidt: ‘De controleaanpak, de uitgevoerde controlewerkzaamheden en de controlebevindingen worden door de interne controle afdeling/functionaris vastgelegd.Controlebevindingen worden periodiek gerapporteerd aan de bestuurder.Ook moet er, indien nodig, een aantoonbare vastlegging aanwezig zijn van de ondernomen vervolgacties en de opvolging hiervan.’\n Deze controles moeten zijn gebaseerd op een risicoanalyse waarbij wordt getoetst in hoeverre de risico’s inzake de juistheid van de gedeclareerde productie door interne beheersingsmaatregelen bij de zorgaanbieder zijn afgedekt. Aanvullende controles moeten door de zorgaanbieder worden verricht op posten waarbij nog een resterend risico aanwezig is.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.5.2\n Controles door de accountant\n \n De accountant maakt bij zijn onderzoek voor zover mogelijk gebruik van de onder paragraaf 3.5.1 beschreven interne controlewerkzaamheden van de zorgaanbieder.\n Inzake de feitelijke levering van gedeclareerde zorg moet de accountant vaststellen dat sprake is van zodanige interne waarborging binnen de organisatie van de zorgaanbieder, dat deze een redelijke mate van zekerheid biedt dat de intramurale zorg en de modulaire zorg is geleverd en past binnen de indicatiestelling en binnen de kaders die zijn uitgewerkt in paragraaf 3.5.3.\n De zorginhoudelijke toetsing van de uitgevoerde zorgactiviteiten valt buiten de scope van de controle. Dit zou problemen met de privacywetgeving kunnen opleveren, bovendien bezit de accountant geen zorginhoudelijke kennis. De accountant richt zich primair op de administratieve organisatie en interne beheersing rondom zorgregistratie en -declaratie. Het uitgangspunt van de controle door de accountant is derhalve niet een controle op dossier- of cliëntniveau.\n Van de accountant wordt echter wel verwacht dat hij tijdens zijn controle verkregen informatie op dossier- of cliëntniveau betrekt bij zijn oordeelsvorming, voor zover dit van hem geen nadere zorginhoudelijke beoordeling vraagt.\n De accountant hanteert de in paragraaf 3.3 (tabel 1) genoemde NZa-beleidsregels en NZa-regelingen als kader voor zijn werkzaamheden echter uitsluitend indien en voorzover deze beleidsregels en regelingen de grondslag vormen voor de in de paragraaf 3.4 vermelde toetsingscriteria. Daarnaast voert de accountant zijn controle uit in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de VGBA, de geldende beroepsvoorschriften van de NBA en de NV COS.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.5.3\n Uitwerking controle op feitelijke levering\n \n \n 3.5.3.1\n Modulaire zorg\n \n Voor wat betreft de feitelijke levering van gedeclareerde zorg in het kader van modulaire zorg richt de accountant zich op opzet, bestaan en, indien de accountant dit eventueel wenselijk acht, werking van de AO/IC rondom zorgplanning, -registratie en -declaratie bij de zorgaanbieder. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een onderzoek van de planning en urenregistratie.\n Zorgplan/zorgplanning is realisatie\n Steeds meer zorgaanbieders passen bij modulaire zorg een vorm van registratie toe waarbij het uitgangspunt is dat de planning de basis is voor de werkelijk geleverde en gedeclareerde modulaire zorg. Daarbij wordt het zorgplan in het algemeen uitgewerkt in een ‘arrangement’, waarbij een vorm van kwantificering plaatsvindt naar aard en hoeveelheid te leveren zorg, de periode en de frequentie. Voorwaarde voor de declaratie van modulaire zorg volgens dit principe is dat in het zorgplan en/of de zorgplanning vermeld staat welke zorg door een zorgaanbieder wanneer geleverd wordt aan de cliënt.\n In het geval de zorgaanbieder een vorm van registratie toepast waarbij dit gebaseerd is op het principe ‘zorgplan/zorgplanning is realisatie’ geldt het volgende. De accountant stelt vast dat de zorgaanbieder zijn administratieve organisatie volgens dit principe heeft ingericht, met bijbehorende interne beheersingsmaatregelen die erop gericht zijn vast te stellen dat de modulaire zorg wordt geleverd en past binnen het indicatiebesluit van de cliënt. De accountant houdt tijdens zijn controle rekening met eventueel vastgestelde aanwijzingen dat de zorg mogelijk niet geleverd is of niet volgens indicatie geleverd is. Hoe de accountant dit verder vormgeeft wordt overgelaten aan zijn professional judgement.\n Indien aan bovengenoemde voorwaarden niet voldaan is, zal de accountant dit in zijn oordeelsvorming in de controleverklaring bij de nacalculatie-opgave meenemen.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.5.3.2\n Intramurale zorg\n \n Bij de feitelijke levering van gedeclareerde intramurale zorg richt de accountant zich primair op opzet, bestaan en, indien de accountant dit eventueel wenselijk acht, werking van de zorg- en aanwezigheids-registratie bij de zorgaanbieder. Hij stelt vast dat de gedeclareerde zorg in overeenstemming is met de indicatie en dat de gedeclareerde aantallen in overeenstemming zijn met de zorg- en aanwezigheidsregistratie, inclusief declarabele afwezigheid. Om te bepalen of dit voldoende is om voor zijn controle op te kunnen steunen, beoordeelt de accountant welke interne beheersingsmaatregelen de zorgaanbieder terzake heeft ingericht.\n Ook houdt de accountant rekening met tijdens zijn controle eventueel vastgestelde aanwijzingen dat de zorg mogelijk niet geleverd is. Hoe de accountant dit verder vormgeeft, wordt overgelaten aan zijn professional judgement15Voorbeelden van interne beheersmaatregelen zijn: aanwezigheid zorgplannen (met periodieke evaluaties), periodieke afstemming van de bezetting met de beschikbare capaciteit, de personeelsformatie, verstrekte voeding of fysieke aanwezigheidscontroles..\n Ook kan de accountant bijvoorbeeld gebruik maken van een klachtenregistratie of interne managementrapportages voor aanwijzingen dat de zorg niet is geleverd.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.5.3.3\n Aanvullende controles door accountant\n \n In het geval dat de accountant tijdens zijn controle van de modulaire zorg en/of intramurale zorg aanwijzingen krijgt (bijvoorbeeld naar aanleiding van de beoordeling van de managementrapportages van de zorgaanbieder, de klachtenregistratie, of de door het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder bij de zorgaanbieder verrichte materiële controles) dat de zorg mogelijk niet is geleverd, zal de accountant aanvullende controles moeten uitvoeren.\n Bij de uitvoering van de controle of de gedeclareerde zorg feitelijk aan de cliënt(en) is geleverd en of deze zorgdeclaraties passen binnen de afgegeven indicaties kan de accountant volstaan met een betrouwbaarheid van 95% en een nauwkeurigheid van 95%.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.6\n Extra kosten en doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus\n \n \n 3.6.1\n Achtergrond\n \n Als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus hebben zorgaanbieders in de langdurige zorg te maken gekregen met extra kosten om de gebruikelijke en (aanvullend) noodzakelijke zorg veilig en verantwoord te kunnen (blijven) leveren. Daarnaast hebben zorgaanbieders minder zorg kunnen leveren als gevolg van bijvoorbeeld uitval van de vraag naar zorg omdat cliënten opname uitstelden of uitval van zorgmedewerkers door ziekte of doordat ze volgens de richtlijnen niet in direct contact met cliënten mogen worden ingezet. Tegelijkertijd liepen de kosten door. Wlz-zorgaanbieders kunnen de doorlopende kosten en extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus vergoed krijgen. De voorwaarden voor de vergoedingen zijn in de beleidsregels BR/REG-21149b en BR/REG-21148 vastgelegd.\n Verantwoording van deze doorlopende kosten en extra kosten door zorgaanbieders vindt plaats middels de nacalculatie-opgave 2021. Vanuit maatschappelijk oogpunt is een bepaalde zekerheid over de gemaakte kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus noodzakelijk. De combinatie van controles door de accountant van de zorgaanbieder en door het zorgkantoor moet deze zekerheid kunnen bieden. In dit controleprotocol wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden van de accountant van de zorgaanbieder ten aanzien van de doorlopende kosten en extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus.\n De doorlopende kosten zijn te beschouwen als ‘Andere informatie’ waarvan de accountant handelt overeenkomstig hetgeen daarover is opgenomen in paragraaf 1.2.2. De accountant dient controlewerkzaamheden uit te voeren op de door de zorgaanbieders opgegeven extra kosten. Dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.6.2\n Controles door de accountant\n \n Zorgaanbieders maken mogelijk extra kosten in verband met het SARS-CoV-2 virus. Op grond van de beleidsregel BR/REG-21149b kunnen Wlz-zorgaanbieders extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus vergoed krijgen. Deze kosten worden onderverdeeld in extra materiële kosten en extra personele kosten.\n De zorgaanbieder bepaalt de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus, registreert deze identificeerbaar in de administratie en neemt deze op in de nacalculatie-opgave 2021.16Op grond van beleidsregel BR/REG-21149b artikel 8 registreert de zorgaanbieder de extra kosten duidelijk identificeerbaar in zijn administratie. De zorgkantoren beoordelen of de kosten qua aard voor vergoeding in aanmerking komen en beoordelen de plausibiliteit van de extra kosten (dit valt buiten de scope van dit controleprotocol). De accountant van de zorgaanbieder controleert of de in de nacalculatie-opgave 2021 opgenomen extra kosten juist zijn. Wat daaronder wordt verstaan, is zowel voor de materiële als de personele kosten hieronder nader toegelicht. De accountant controleert niet of de kosten nodig waren (doelmatigheid).\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.6.2.1\n Materiële kosten\n \n De wijze waarop zorgaanbieders komen tot de interne registratie van de extra kosten is niet nader uitgewerkt in de beleidsregel.17Door zorgaanbieders wordt zoveel als mogelijk gesteund op de handreiking die in 2021 in samenwerking door brancheorganisaties en Fizi zijn gepubliceerd (BR/REG-21149b, artikel 5 Zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld op grond van een verschillenanalyse hebben bepaald welk deel van de kosten extra is geweest als gevolg van het SARS-CoV-2 virus; er kunnen ook andere onderbouwingen voor de interne registratie bestaan.\n Van de accountant wordt het volgende verwacht:\n \n \n −\n De accountant stelt vast dat de extra kosten in de nacalculatie-opgave 2021 in totaal en per subcategorie aansluiten op de onderbouwing van de interne registratie daarvan door de zorgaanbieders. De accountant beoordeelt de onderbouwing van de zorgaanbieder dat de kosten extra zijn als gevolg van het SARS-CoV-2 virus op redelijkheid.\n \n \n −\n Tevens stelt de accountant vast dat de materiële kosten zijn gemaakt en voor het juiste bedrag zijn verantwoord voor de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en dat de kosten juist zijn geclassificeerd in de financiële administratie18Van zorgaanbieders wordt niet verwacht dat zij in 2021 nieuwe grootboekrekeningen in de financiële administratie hebben aangemaakt om een-op-een aan te sluiten op de subcategorieën extra kosten in de beleidsregel (BR/REG-21149b, artikel 4) en de nacalculatie-opgave 2021..\n \n \n −\n In de beleidsregel zijn extra kosten opgenomen die in elk geval voor vergoeding in aanmerking komen. Andere extra kosten kunnen ook voor vergoeding in aanmerking komen (als ze niet vallen onder de in de beleidsregel genoemde uitgesloten kosten); daarvoor moet de zorgaanbieder toestemming hebben verkregen van het zorgkantoor. Van de opgegeven extra materiële kosten die voor vergoeding in aanmerking komen als daarvoor toestemming is verkregen van het zorgkantoor, stelt de accountant vast dat die benodigde toestemming is verkregen (BR/REG 21149b, artikel 4, eerste en tweede lid, onder d). In het (uitzonderlijke) geval dat de goedkeuring van het zorgkantoor een maximumbedrag bevat, stelt de accountant vast dat het door het zorgkantoor goedgekeurde maximumbedrag niet is overschreden.\n \n \n De accountant is zelfstandig verantwoordelijk voor het uitvoeren van voldoende werkzaamheden ter verkrijging van voldoende en geschikte controle-informatie. De accountant betrekt bij zijn controle onder andere de risicoanalyse, de administratieve organisatie (AO) en de interne controle (IC) van de zorgaanbieder en bepaalt op grond hiervan zelfstandig de door hem uit te voeren controlewerkzaamheden. De accountant mag hiervoor gebruik maken van de werkzaamheden die hij uitvoert in het kader van de reguliere jaarrekeningcontrolewerkzaamheden, indien en voor zo ver hij dat mogelijk en passend acht.19In het geval gesteund wordt op werkzaamheden van de reguliere jaarrekeningcontrole volgt de accountant Standaard 230.8 voor zijn vastleggingen daarvan in het kader van de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.6.2.2\n Personele kosten\n \n Werkzaamheden bij zorgaanbieders met verpleeghuiszorg\n Ten aanzien van zorgaanbieders met verpleeghuiszorg geldt dat extra kosten voor zorgpersoneel allereerst ten laste van het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg worden gebracht. De accountant stelt dan ook vast dat alle extra personele kosten voor vv4 en hoger zijn opgevoerd bij het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg.\n De accountant voert geen controlewerkzaamheden uit op de extra personele kosten verpleeghuiszorg. Ten aanzien van de lumpsum kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg voert de accountant overeengekomen specifieke werkzaamheden uit conform Standaard 4400N (valt buiten de scope van dit controleprotocol).\n Indien het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg niet toereikend blijkt, wordt de rest van deze kosten opgevoerd als extra personele lasten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus onder ‘niet passend binnen het kwaliteitsbudget’. De accountant stelt vast dat extra personele kosten verpleeghuiszorg opgegeven als ‘niet passend binnen het kwaliteitsbudget’ overeenkomen met de terugkoppeling daarover van het zorgkantoor.\n Naast extra kosten die ten laste van het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg worden gebracht, kunnen zorgaanbieders met verpleeghuiszorg ook extra personele kosten hebben die daar niet onder vallen. Deze extra kosten vallen wel in scope van de accountantscontrole in dit controleprotocol. De accountant handelt voor de controle van die extra kosten conform de paragraaf hierna.\n Controle extra personele lasten niet vallend onder het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg\n De wijze waarop zorgaanbieders komen tot de interne registratie van de extra kosten is niet nader uitgewerkt in de beleidsregel.20Door zorgaanbieders wordt zoveel als mogelijk gesteund op de handreiking die in 2021 in samenwerking door brancheorganisaties en Fizi zijn gepubliceerd (BR/REG-21149b, artikel 5). Zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld op grond van een verschillenanalyse hebben bepaald welk deel van kosten extra is geweest als gevolg van het SARS-CoV-2 virus; er kunnen ook andere onderbouwingen voor de interne registratie bestaan.\n Van de accountant wordt het volgende verwacht:\n \n \n −\n De accountant stelt vast dat de extra kosten in de nacalculatie-opgave 2021 in totaal en per subcategorie aansluiten op de onderbouwing van de interne registratie daarvan door de zorgaanbieders.21Op grond van beleidsregel BR/REG-21149b artikel 8 registreert de zorgaanbieder de extra kosten duidelijk identificeerbaar in zijn administratie. De accountant beoordeelt de onderbouwing van de zorgaanbieder dat de kosten extra zijn als gevolg van het SARS-CoV-2 virus op redelijkheid.\n \n \n −\n De accountant stelt daarnaast vast dat de personele kosten zijn gemaakt en voor de juiste bedragen zijn verantwoord, en dat de kosten juist zijn geclassificeerd in de financiële administratie22Van zorgaanbieders wordt niet verwacht dat zij in 2021 nieuwe grootboekrekeningen in de financiële administratie hebben aangemaakt om een-op-een aan te sluiten op de subcategorieën extra kosten in de beleidsregel (BR/REG-21149b, artikel 4) en de nacalculatie-opgave 2021.. Voor zorgaanbieders zonder verpleeghuiszorg geldt dat de accountant tevens vaststelt dat de kosten geen betrekking hebben op de periode voor 1 maart 2021.23Voor zorgaanbieders met verpleeghuiszorg is dit niet mogelijk, omdat de extra personele kosten op jaarbasis worden bepaald in samenhang met het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg.\n \n \n −\n In de beleidsregel zijn extra kosten opgenomen die in elk geval voor vergoeding in aanmerking komen. Andere extra kosten kunnen ook voor vergoeding in aanmerking komen (als ze niet vallen onder de in de beleidsregel genoemde uitgesloten kosten); daarvoor moet de zorgaanbieder toestemming hebben verkregen van het zorgkantoor. Voor de opgegeven extra personele kosten die voor vergoeding in aanmerking komen als daarvoor goedkeuring is verkregen van het zorgkantoor, stelt de accountant vast dat die benodigde toestemming is verkregen (BR/REG 21149b, artikel 4, eerste en tweede lid, onder d). In het (uitzonderlijke) geval dat de goedkeuring van het zorgkantoor een maximumbedrag bevat, stelt de accountant vast dat het door het zorgkantoor goedgekeurde maximumbedrag niet is overschreden.\n \n \n De accountant is zelfstandig verantwoordelijk voor het uitvoeren van voldoende werkzaamheden ter verkrijging van voldoende en geschikte controle-informatie. De accountant betrekt bij zijn controle onder andere de risicoanalyse, de administratieve organisatie (AO) en de interne controle (IC) van de zorgaanbieder en bepaalt op grond hiervan zelfstandig de door hem uit te voeren controlewerkzaamheden. De accountant mag hiervoor gebruik maken van de werkzaamheden die hij uitvoert in het kader van de reguliere jaarrekeningcontrolewerkzaamheden, indien en voor zo ver hij dat mogelijk en passend acht.24In het geval gesteund wordt op werkzaamheden van de reguliere jaarrekeningcontrole volgt de accountant Standaard 230.8 voor zijn vastleggingen daarvan in het kader van de controle van de nacalculatie-opgave 2021.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.6.2.3\n Verdeelsleutels\n \n Voor de toerekening van de financiering van de extra kosten naar de diverse zorgdomeinen en de verschillende zorgkantoorregio’s hanteren zorgaanbieders verdeelsleutels (BR/REG 21149b, artikel 5).25Door zorgaanbieders wordt voor het bepalen van passende verdeelsleutels zoveel als mogelijk gesteund op de handreiking die in 2021 in samenwerking door brancheorganisaties en Fizi zijn gepubliceerd (BR/REG-21149b, artikel 5).\n De accountant controleert of de zorgaanbieder de berekening van de toegepaste verdeelsleutel(s) heeft vastgelegd in zijn administratie, of de elementen in de berekening aansluiten op de onderliggende informatie (zoals productiegegevens) en of de verdeelsleutels consistent zijn toegepast.26Voor zorgaanbieders met een kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg controleert de accountant de toerekening van de extra personele inzet niet (daarvoor gelden de werkzaamheden van de accountant rondom het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg, dat losstaat van dit controleprotocol). De zorgaanbieder met een kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg kan voor het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg de daarvoor in het verleden gehanteerde verdeelsleutels hanteren. De accountant geeft geen inhoudelijk oordeel over of de verdeelsleutels passend zijn voor de specifieke situatie van de zorgaanbieder.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.7\n Materialiteit (controletolerantie) en betrouwbaarheid\n \n \n 3.7.1\n Algemeen\n \n Zoals beschreven in paragraaf 3.2 dient de accountant zijn controle zodanig in te richten dat het bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en het bedrag ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’ zoals vermeld in zowel het ondertekeningsdocument ‘Ondertekening Langdurige zorg nacalculatie 2021’ van de zorgaanbieder als het ‘Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021’, met een redelijke mate van zekerheid is verantwoord in overeenstemming met de geldende NZa-beleidsregels en regelingen zoals genoemd in paragraaf 3.3, tabel 1 echter uitsluitend indien en voorzover deze beleidsregels en regelingen de grondslag vormen voor de in de paragraaf 3.4 vermelde toetsingscriteria.\n Onder het begrip redelijke mate van zekerheid wordt verstaan dat het onderzoek met een betrouwbaarheid van 95% en een nauwkeurigheid van 99% moet worden uitgevoerd.\n De NZa benadrukt dat de nauwkeurigheidstolerantie, die de accountant hanteert voor de controle c.q. onderzoek van de nacalculatie-opgave 2021, alleen bedoeld is voor de opzet, uitvoering en evaluatie van de controlewerkzaamheden van de accountant. Het is niet toegestaan om de nauwkeurigheidstolerantie te gebruiken als acceptabele foutmarge voor het opstellen van de nacalculatie-opgave 2021. Het bestuur van de zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de juistheid van de opmaak\n van de nacalculatie-opgave 2021 en een adequate interne beheersing die hiertoe moeten leiden.\n Productie gerealiseerd boven de productieafspraak, ondanks het feit dat deze productie27Onder bepaalde voorwaarden komt gerealiseerde productie boven de productieafspraak wel voor vergoeding in aanmerking; zie hiervoor Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021, artikel 5 lid 4. niet voor vergoeding in aanmerking komt, wordt meegenomen bij de bepaling van de materialiteit.\n Voor het jaar 2021 geldt het betrouwbaarheidspercentage van 95% en het nauwkeurigheids-percentage van 99% voor de optelsom van de bedragen ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en ‘Totaal financiële realisatie van de overige onderdelen over 2021.’ Voor het opgetelde bedrag geldt dat de controle door de accountant zodanig moet worden ingericht dat niet meer dan 1% van dit opgetelde bedrag niet juist is. Voor het aspect feitelijke levering geldt een betrouwbaarheidspercentage van 95% en een nauwkeurigheidspercentage van 95% conform de uitleg in de laatste alinea van paragraaf 3.5.3.3. Voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus geldt daarnaast een andere materialiteit (zie paragraaf hierna).\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.7.2\n Materialiteit extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus\n \n De accountant bepaalt de materialiteit voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus op een andere grondslag dan voor de in paragraaf 3.7.1 genoemde onderdelen van de nacalculatie-opgave 2021. Voor de materialiteitsbepaling voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus geldt het totaal wettelijk budget Wlz op het niveau van de zorgaanbieder als grondslag, wat leidt tot een hogere materialiteit voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus dan voor de in paragraaf 3.7.1 genoemde onderdelen van de nacalculatie-opgave 2021. Het betrouwbaarheidspercentage van 95% en het nauwkeurigheidspercentage van 99% zijn overeenkomstig van toepassing. De materialiteit voor de controle van de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus is daarmee 1% van het totaal wettelijk budget Wlz op het niveau van de zorgaanbieder.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.7.3\n Strekking van het oordeel in de controleverklaring\n \n Voor de strekking van het oordeel in de controleverklaring gelden de toleranties zoals vermeld in tabel 2. Indien de accountant zowel fouten in de nacalculatie-opgave 2021 als onzekerheden in de controle aantreft dan weegt hij deze fouten en onzekerheden bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang.\n \n Tabel 2: Uitspraak oordeel controleverklaring1Voor specifieke onderdelen kan op basis van de geldende wet- en regelgeving een andere goedkeuringstolerantie van toepassing zijn. Indien dit het geval is, wordt er in het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders specifiek naar verwezen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Oordeel\n \n \n \n \n \n \n \n Goedkeurend\n \n \n Beperking\n \n \n Oordeelonthouding\n \n \n Afkeurend\n \n \n \n \n \n \n Fouten in de nacalculatie-opgave 2021\n \n \n ≤ 1%\n \n \n >1% en ≤ 3%\n \n \n n.v.t.\n \n \n > 3%\n \n \n \n \n Onzekerheden in de controle 2021\n \n \n ≤3%\n \n \n >3% en ≤ 10%\n \n \n > 10%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.8\n Fouten en onzekerheden\n \n De accountant rapporteert de uit zijn onderzoek geconstateerde onjuistheden aan de zorgaanbieder omdat de zorgaanbieder deze dient te corrigeren.\n Alle fouten moeten door of namens het bestuur van de zorgaanbieder op prestatieniveau in de financiële- en zorgadministratie van de zorgaanbieder worden gecorrigeerd en onzekerheden in de nacalculatie-opgave 2021 moeten nader worden onderzocht. Correcties hebben gevolgen voor het bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en/of het bedrag ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’.\n Fouten\n Van een fout in de nacalculatie-opgave 2021 is sprake wanneer gebleken is dat – een gedeelte van – een post niet in overeenstemming is met de toetsingscriteria.\n Fouten worden in absolute zin opgevat. Saldering van fouten is niet toegestaan.\n Zorg geleverd boven de gehonoreerde productieafspraak28Zie voor de omschrijving van het begrip ‘gehonoreerde productieafspraak’ de Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2021, artikel 1 (Begripsbepalingen). wordt in beginsel niet vergoed. Voor de vaststelling van de juistheid van het bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ in de nacalculatie-opgave 2021 is het niet van belang of dat bedrag de gehonoreerde productieafspraak overschrijdt. De totaal financieel gerealiseerde productie dient in de nacalculatie-opgave 2021 verantwoord te worden.\n Onzekerheden in de controle/in de nacalculatie-opgave 2021\n Een onzekerheid in de controle/in de nacalculatie-opgave 2021 doet zich voor als gebleken is dat onvoldoende (controle-)informatie beschikbaar is om een – gedeelte van een – post als goed of fout aan te merken.\n Zorgaanbieder\n De zorgaanbieder dient alle geconstateerde fouten te corrigeren in zijn financiële- en zorgadministratie. Correcties hebben gevolgen voor het bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en/of het bedrag ‘Totaal financiële realisatie overige onderdelen over 2021’. Dit geldt dus ook voor fouten die onder de nauwkeurigheidstolerantie blijven. Niet gecorrigeerde fouten op prestatieniveau dienen in de toelichting bij de nacalculatie-opgave 2021 door de zorgaanbieder gekwantificeerd te zijn opgenomen. De accountant stelt vervolgens vast of hierover in zijn controleverklaring een paragraaf ter benadrukking van deze aangelegenheid moet worden opgenomen.\n Fouten en onzekerheden in de nacalculatie-opgave 2021 die de zorgaanbieder om een bepaalde reden objectief niet kan oplossen, vermeldt de zorgaanbieder in de toelichting bij de nacalculatie-opgave 2021 met vermelding van de objectieve verhindering om te kunnen corrigeren. Deze toelichting wordt door de NZa betrokken bij de vaststelling van het budget aanvaardbare kosten.\n Accountant\n De accountant dient na te gaan of de zorgaanbieder de geconstateerde fouten heeft gecorrigeerd en met de onzekerheden in de nacalculatie-opgave 2021 is omgegaan zoals hierboven is vermeld. De accountant neemt de niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden mee in zijn oordeelsvorming in de controleverklaring.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n 3.9\n Verenigbaarheid andere informatie\n \n De nacalculatie-opgave 2021 omvat naast het ondertekeningsdocument ook andere informatie, die bestaat uit:\n \n \n −\n de ‘Vragenlijst controleprotocol’ en de eventuele voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting hierbij;\n \n \n −\n het onderdeel ‘Doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus’;\n \n \n −\n Correcties door het zorgkantoor29(indien aanwezig) Correctie zorgkantoor op realisatie productieafspraak algemeen, correctie zorgkantoor op restant overproductie, correctie doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus..\n \n \n Wat betreft de verenigbaarheid van de andere informatie handelt de accountant overeenkomstig hetgeen in paragraaf 1.2 van dit controleprotocol is uitgewerkt.\n20225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-202220225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n Voorbeeldtekst controleverklaring\n \n In deze bijlage is de door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) vastgestelde voorbeeldtekst van de goedkeurende controleverklaring geactualiseerd voor de nacalculatie-opgave 2021.\n De strekking van het oordeel kan behalve goedkeurend ook met beperking, met oordeelonthouding of afkeurend zijn. Voor de teksten van deze verklaringen wordt verwezen naar de desbetreffende NBA voorbeeldteksten.\n \n \n Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring\n \n CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT\n Aan: opdrachtgever\n Ons oordeel\n Wij hebben de in het bijgevoegde, door ons gewaarmerkte, Ondertekeningsdocument Langdurige zorg nacalculatie 2021 van de zorgaanbieder (hierna: ‘het ondertekeningsdocument’) opgenomen bedragen ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ en ‘Totaal financiële realisatie van de overige onderdelen over 2021’30Alleen in de controleverklaring opnemen als het onderdeel financiële realisatie overige onderdelen over 2021 in de nacalculatie-opgave 2021 is ingevuld. behorende bij het, door ons voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte, Formulier Langdurige zorg nacalculatie 2021 (hierna: ‘de nacalculatie-opgave’) van (naam Wlz-zorgaanbieder) te (vestigingsplaats) gecontroleerd, met inachtneming van hetgeen staat genoemd onder ‘beperkingen in de reikwijdte van ons onderzoek’.\n Naar ons oordeel is het in het ondertekeningsdocument opgenomen bedrag ‘Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ ten bedrage van € (bedrag) als onderdeel van de nacalculatie-opgave 2021 in alle van materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming met de geldende beleidsregels en regelingen van de NZa zoals opgesomd en toegelicht in paragraaf 3.3 (tabel 1) van het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders (versie 1, december 2021).\n Onderstaande alinea in controleverklaring opnemen als het onderdeel financiële realisatie overige onderdelen over 2021 in de nacalculatie-opgave 2021 is ingevuld)\n Naar ons oordeel is het in het ondertekeningsdocument opgenomen bedrag ‘Totaal financiële realisatie van de overige onderdelen over 2021’ ten bedrage van € (bedrag) als onderdeel van de nacalculatie-opgave 2021 in alle van materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming met de geldende beleidsregels en regelingen van de NZa zoals opgesomd en toegelicht in paragraaf 3.3 (tabel 1) van het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders (versie 1, december 2021).\n De basis voor ons oordeel\n Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders (versie 1, december 2021) vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het ondertekeningsdocument’.\n Wij zijn onafhankelijk van (naam Wlz-zorgaanbieder) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).\n Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.\n Beperkingen in de reikwijdte van ons onderzoek\n De reikwijdte van ons onderzoek was beperkt tot de onderdelen ‘Totaal financiële realisatie van de overige onderdelen over 2021’ en ’Totaal financieel gerealiseerde productie over 2021’ exclusief de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus en (indien aanwezig) correcties door het zorgkantoor. De doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus en (indien aanwezig) correcties door het zorgkantoor zijn andere informatie (zie paragraaf hierna).\n Verklaring over de in de nacalculatie-opgave 2021 opgenomen andere informatie\n De nacalculatie-opgave 2021 omvat naast het ondertekeningsdocument ook andere informatie, die bestaat uit:\n \n \n −\n de vragenlijst controleprotocol;\n \n \n −\n indien van toepassing de voor identificatiedoeleinden gewaarmerkte toelichting(en) bij de vragenlijst controleprotocol;\n \n \n −\n de doorlopende kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus;\n \n \n −\n (indien aanwezig) Correctie zorgkantoor op realisatie productieafspraak algemeen;\n \n \n −\n (indien aanwezig) Correctie zorgkantoor op restant overproductie;\n \n \n −\n (indien aanwezig) Correctie doorlopende kosten SARS-CoV-2 virus.\n \n \n Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie met het ondertekeningsdocument 2021 van de zorgaanbieder verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.\n Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.\n Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij het ondertekenings-document van de zorgaanbieder.\n Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie.\n Beperking in het gebruik en de verspreidingskring\n De nacalculatie-opgave 2021 is opgesteld voor het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder en de NZa met als doel het bestuur van (naamWlz-zorgaanbieder) in staat te stellen te voldoen aan de beleidsregels en regelingen van de NZa. Hierdoor is de nacalculatie-opgave 2021 mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor het bestuur van (naam Wlz-zorgaanbieder), het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder en de NZa en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.\n Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het ondertekeningsdocument\n Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van de in het ondertekeningsdocument van de zorgaanbieder opgenomen bedragen voor de financieel gerealiseerde productie over 2021 en indien van toepassing voor de financiële realisatie van de overige onderdelen over 2021 behorende bij de nacalculatie-opgave 2021. Dit bedrag/deze bedragen moeten in overeenstemming zijn met de geldende beleidsregels en regelingen van de NZa zoals opgesomd en toegelicht in paragraaf 3.3 (tabel 1 van het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders, versie 1, december 2021).\n Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht, om het opstellen van het ondertekeningsdocument mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.\n Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het ondertekeningsdocument\n Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.\n Onze controle is uitgevoerd met een hoge maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.\n Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van het ondertekeningsdocument nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.\n Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol nacalculatie 2021 Wlz-zorgaanbieders (versie 1, december 2021), ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:\n \n \n −\n het identificeren en inschatten van de risico’s dat het ondertekeningsdocument afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;\n \n \n −\n het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de organisatie;\n \n \n −\n het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het ondertekeningsdocument en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur;\n \n \n −\n het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van het ondertekeningsdocument;\n \n \n −\n het evalueren of het ondertekeningsdocument de onderliggende transacties en gebeurtenissen zonder materiële afwijkingen weergeeft.\n \n \n Plaats en datum\n \n ... (naam accountantspraktijk)\n \n \n ... (naam accountant)\n \n \n20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022\n \n20225405-01-202220225405-01-202205-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046158/manifest.xml", "content": "2022-01-052022-01-11T07:36:37+01:002022-03-31T06:46:17+02:00BWBR0046158.WTI2024-01-052022-01-059999-12-312022-01-059999-12-312022-01-11T07:38:09+01:002022-01-11T07:38:09+01:00153231e0ee33124d5fba45acbdf70701f0a363d2ed0319b8d099b42a18ccb4600b4f9ef983017ee4b8ee7875ac3cd783ca8f8daee27e64051cfd8275e449ec4f1b0d7b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046159/2022-02-01_0/xml/BWBR0046159_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs (Besluit bekostiging WPO 2022)2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n Besluit bekostiging WPO 20222022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 september 2021, nr. WJZ/29123337 (12545), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 18a, zestiende lid, 69, derde lid, 116, vierde en achtste lid, 117, derde lid, 135, 143, vijfde lid, 149, tweede lid, 152, derde lid, 163, eerste lid, 165, eerste en derde lid, 166, tweede lid, 167, tweede lid, 178, 192, tweede lid, en 193 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 141, eerste en derde lid, 142, tweede lid, 143, tweede lid, en 158 van de Wet op de expertisecentra, artikel 2.2.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 8, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en de artikelen 2.47, negentiende lid, 2.86, tweede lid, en 8.9a, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0296/I);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30169573 (12545), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensverstrekking, erkenning borgstelling en aanvang bekostiging nieuwe school\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 3\n Leerlingentelling en leerlingenadministratie\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 4\n Vaststelling bekostiging en extra bekostiging\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 5\n Samenvoeging, opheffing scholen en beëindiging bekostiging\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 6\n Bekostigingscorrecties\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Hoofdstuk\n 7\n Subsidiëring godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Slotbepalingen\n \n Artikel\n 31\n Intrekking Besluit bekostiging WPO\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 32\n Wijziging Aanpassingsbesluit WVO 2020\n Wijzigt het Aanpassingsbesluit WVO 2020.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 33\n Wijziging Besluit bekostiging WVO 2021\n Wijzigt het Besluit bekostiging WVO 2021.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 34\n Wijziging Besluit informatievoorziening WPO/WEC\n Wijzigt het Besluit informatievoorziening WPO/WEC.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 35\n Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers\n \n \n Wijzigt het Besluit register onderwijsdeelnemers.\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n Artikel\n 36\n Wijziging Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid\n Wijzigt het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 37\n Wijziging Besluit trekkende bevolking WPO\n Wijzigt het Besluit trekkende bevolking WPO.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 38\n Wijziging Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds\n Wijzigt het Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 39\n Wijziging Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs\n Wijzigt het Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 40\n Wijziging Uitvoeringsbesluit WVO 2020\n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 41\n Citeertitel\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 42\n Inwerkingtreding\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 9 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,\n \n A.\n Slob\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046159/2022-04-01_0/xml/BWBR0046159_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake de bekostiging van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs (Besluit bekostiging WPO 2022)2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n Besluit bekostiging WPO 20222022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 september 2021, nr. WJZ/29123337 (12545), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 18a, zestiende lid, 69, derde lid, 116, vierde en achtste lid, 117, derde lid, 135, 143, vijfde lid, 149, tweede lid, 152, derde lid, 163, eerste lid, 165, eerste en derde lid, 166, tweede lid, 167, tweede lid, 178, 192, tweede lid, en 193 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 141, eerste en derde lid, 142, tweede lid, 143, tweede lid, en 158 van de Wet op de expertisecentra, artikel 2.2.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 8, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en de artikelen 2.47, negentiende lid, 2.86, tweede lid, en 8.9a, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0296/I);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30169573 (12545), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n achterstandsscore: overeenkomstig artikel 18 berekende score van een basisschool, niet zijnde een school als bedoeld in artikel 193 van de wet, voor de toekenning van aanvullende bekostiging voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.\n \n \n \n accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n \n basisschool: basisschool als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n bevoegd gezag: voor wat betreft:\n \n \n a.\n een openbare school:\n \n \n 1°.\n het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regels;\n \n \n 2°.\n het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;\n \n \n 3°\n de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 47 van de wet; dan wel\n \n \n 4°.\n de stichting, bedoeld in artikel 17 of 48 van de wet;\n \n \n \n \n b.\n een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 55 van de wet;\n \n \n c.\n een samenwerkingsschool: de stichting, bedoeld in artikel 17d;\n \n \n \n \n \n bijzondere school: bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n centrale dienst: centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de wet;\n \n \n \n extra bekostiging: bekostiging als bedoeld in artikel 116, vierde lid, van de wet;\n \n \n \n leerling: leerling die op grond van artikel 39 van de wet tot een school is toegelaten;\n \n \n \n leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:\n \n \n a.\n die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,\n \n \n b.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,\n \n \n c.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk,\n \n \n d.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden als vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onderdeel c of d, van de Vreemdelingenwet 2000,\n \n \n e.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;\n \n \n \n \n \n nevenvestiging: nevenvestiging als bedoeld in artikel 85 van de wet;\n \n \n \n Onze Minister: Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;\n \n \n \n onderwijsscore: verwachte score van een leerling van een basisschool, niet zijnde een school als bedoeld in artikel 193 van de wet, die op basis van statistische gegevens door het Centraal bureau voor de statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n openbare school: openbare school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n ouders: ouders, voogden en verzorgers;\n \n \n \n samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n school: basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, tenzij anders is bepaald;\n \n \n \n schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;\n \n \n \n speciale school voor basisonderwijs: speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n teldatum: de datum, bedoeld in artikel 118 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet op het primair onderwijs.\n \n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensverstrekking, erkenning borgstelling en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Paragraaf\n 1\n Gegevensverstrekking\n \n \n Artikel\n 2\n Gegevensverstrekking aanvang bekostiging\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 3\n Gegevens bij mededeling uitzonderingssituatie\n \n \n 1\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 139, vierde lid, van de wet worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n naam, adres en het door Onze Minister toegekende administratienummer van de desbetreffende school;\n \n \n b.\n het telefoonnummer van het bevoegd gezag;\n \n \n c.\n het feitelijk aantal leerlingen op de hoofdvestiging van de desbetreffende school, op 1 oktober van het schooljaar waarin de mededeling wordt gedaan, verhoogd met 3%;\n \n \n d.\n het door Onze Minister toegekende administratienummer van de school van dezelfde richting, dan wel indien het openbaar onderwijs betreft van de school met openbaar onderwijs, waarvan de hoofdvestiging het dichtst bij de hoofdvestiging van de desbetreffende school is gelegen;\n \n \n e.\n een plattegrond met een schaalverdeling waarop de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de dichtstbijzijnde andere school, bedoeld in onderdeel d, zijn aangegeven; en\n \n \n f.\n de afstand, hemelsbreed gemeten, tussen de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de dichtstbij gelegen andere school, bedoeld in onderdeel d.\n \n \n \n \n 2\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 139, vijfde lid, van de wet worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde gegevens;\n \n \n b.\n het door Onze Minister toegekende administratienummer van de school met openbaar onderwijs, waarvan de hoofdvestiging het dichtst bij de hoofdvestiging van de desbetreffende school is gelegen;\n \n \n c.\n een plattegrond met een schaalverdeling waarop zijn aangegeven:\n \n \n 1°.\n de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de dichtstbij gelegen andere school, bedoeld in onderdeel b; en\n \n \n 2°.\n de kortste route over de weg tussen de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de in onderdeel b bedoelde andere school,\n \n \n \n \n d.\n de afstand in tienden van kilometers van de in onderdeel c, onder 2°, bedoelde route; en\n \n \n e.\n informatie waaruit blijkt dat aan het volgen van openbaar onderwijs behoefte bestaat.\n \n \n \n \n 3\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 143, eerste lid, van de wet worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde gegevens,\n \n \n b.\n het feitelijk aantal leerlingen van de desbetreffende school, daaronder begrepen leerlingen van een nevenvestiging, op 1 oktober van het schooljaar waarin de mededeling wordt gedaan, verhoogd met 3%,\n \n \n c.\n naam, adres en het door Onze Minister toegekende administratienummer van de overige scholen van het bevoegd gezag,\n \n \n d.\n het feitelijk aantal leerlingen, daaronder begrepen leerlingen van een nevenvestiging, van de overige scholen van het bevoegd gezag op 1 oktober van het schooljaar waarin de mededeling wordt gedaan, verhoogd met 3%,\n \n \n e.\n de voor de scholen van het bevoegd gezag geldende opheffingsnorm.\n \n \n \n \n 4\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 143, tweede lid, van de wet worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n de in het eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid, onderdelen b tot en met d, genoemde gegevens, en\n \n \n b.\n de per school van het bevoegd gezag geldende opheffingsnorm.\n \n \n \n \n 5\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 143, derde juncto eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n de in het eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid, onderdelen b tot en met e, genoemde gegevens,\n \n \n b.\n een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 143, derde lid, van de wet, die het bevoegd gezag het eerst heeft gesloten, en\n \n \n c.\n informatie waaruit blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 143, derde lid, onderdelen a en b, van de wet, is voldaan.\n \n \n \n \n 6\n Bij de mededeling van het bevoegd gezag dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 143, derde juncto tweede lid, van de wet, worden de volgende gegevens overgelegd:\n \n \n a.\n de in het eerste lid, onderdelen a en b, derde lid, onderdelen b tot en met d, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdelen b tot en met d, genoemde gegevens,\n \n \n b.\n het door Onze Minister toegekende administratienummer van de school van dezelfde richting, dan wel indien het openbaar onderwijs betreft, de school met openbaar onderwijs, waarvan de hoofdvestiging het dichtst bij de hoofdvestiging van de desbetreffende school is gelegen;\n \n \n c.\n een plattegrond met een schaalverdeling waarop de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de dichtstbij gelegen andere school, bedoeld in onderdeel b, zijn aangegeven; en\n \n \n d.\n de afstand, hemelsbreed gemeten, tussen de hoofdvestiging van de desbetreffende school en de hoofdvestiging van de dichtstbij gelegen andere school, bedoeld in onderdeel b.\n \n \n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Erkenning en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Artikel\n 4\n Erkenning organisatie borgstelling\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school is aangesloten bij een organisatie van bevoegde gezagen, die zich borg stelt voor terugbetaling van teveel ontvangen bedragen aan Onze Minister.\n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, is rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en is erkend door Onze Minister.\n \n \n 3\n De erkenning, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op verzoek van het bestuur van de organisatie. Het verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:\n \n \n a.\n een opgave van elk bevoegd gezag waarvoor borg wordt gesteld;\n \n \n b.\n voor elke school de gemeente waar de school is of, indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, de gemeente of gemeenten waar de hoofdvestiging en de nevenvestiging of nevenvestigingen zijn gelegen;\n \n \n c.\n de plaats of plaatsen binnen die gemeente of gemeenten;\n \n \n d.\n de naam van de rechtspersoon onder wiens bestuur de school staat.\n \n \n \n \n 4\n Het bestuur van de organisatie, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister binnen twee weken op de hoogte van wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het derde lid. Deze wijzigingen ontheffen de organisatie niet van de voor het lopende jaar aangegane borgstelling voor een aangesloten bevoegd gezag.\n \n \n 5\n Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot erkenning.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 5\n Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in artikel 116 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 6\n Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 118, tweede lid, onderdeel a, van de wet.\n \n \n 2\n Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.\n \n \n 3\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 118, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.\n \n \n 4\n Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:\n \n \n a.\n de bekostiging, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid; en\n \n \n b.\n de bekostiging, bedoeld in artikel 116, vierde lid, onderdeel a, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n \n \n 5\n Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit:\n \n \n a.\n de bekostiging, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het derde lid; en\n \n \n b.\n de bekostiging, bedoeld in artikel 116, vierde lid, onderdeel a, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het derde lid.\n \n \n \n \n 6\n Op de betaling van het verleende voorschot is artikel 116, zesde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 7\n Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.\n \n \n 8\n Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van een school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Leerlingentelling en leerlingenadministratie\n \n \n Artikel\n 7\n Leerlingentelling\n \n \n 1\n Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden de leerlingen meegeteld die:\n \n \n a.\n op de teldatum als werkelijk schoolgaand op de school staan ingeschreven; of\n \n \n b.\n op de teldatum op grond van artikel 4.1 van het Inrichtingsbesluit WPO tijdelijk buiten de school waar zij staan ingeschreven zijn geplaatst.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister neemt voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum en het aantal leerlingen op de eerste dag van de maand, bedoeld in artikel 16, de leerlingen in aanmerking van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers binnen vier weken na die dag zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers.\n \n \n 3\n De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan worden verlengd. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de verlenging.\n \n \n 4\n Een leerling kan op de teldatum, respectievelijk op elke eerste dag van de maand, bedoeld in het tweede lid, slechts op één school voor de bekostiging meetellen.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 8\n Overzicht aantal leerlingen\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.\n \n \n 2\n Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 7, derde lid, wordt het overzicht uiterlijk vier weken na afloop van de daar bedoelde verlengde termijn toegezonden aan het bevoegd gezag.\n \n \n 3\n Het overzicht is voor basisscholen in ieder geval onderverdeeld in leerlingen als bedoeld in de artikelen 15 en 19 en overige leerlingen.\n \n \n 4\n Het overzicht is voor speciale scholen voor basisonderwijs onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.\n \n \n 5\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het overzicht tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 9\n Inschrijving\n \n \n 1\n De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 40, zevende lid, van de wet.\n \n \n 2\n De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van vier jaar nog niet heeft bereikt.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 10\n Uitschrijving\n \n \n 1\n De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.\n \n \n 2\n Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 11\n Inhoud leerlingenadministratie\n \n \n 1\n De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:\n \n \n a.\n de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school;\n \n \n b.\n de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging; en\n \n \n c.\n indien het een speciale school voor basisonderwijs betreft, de verklaring bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de wet.\n \n \n \n \n 2\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt in de leerlingenadministratie een onderverdeling gemaakt naar leerlingen van de hoofdvestiging en leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n \n 3\n De directeur zorgt dat de leerlingenadministratie op de hoofdvestiging beschikbaar is.\n \n \n 4\n Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 12\n Bewaren gegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 11, worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 11, onderdelen b en c, worden binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, vernietigd.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Vaststelling bekostiging en extra bekostiging\n \n \n Paragraaf\n 1\n Vaststelling bekostiging\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari de bekostiging, bedoeld in de artikelen 116, tweede lid en vierde lid, onderdelen a, b en d, en 121 van de wet, vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum.\n \n \n 2\n Onze Minister stelt de extra bekostiging voor groei, bedoeld in artikel 16 vast binnen 14 weken na de voor de desbetreffende bekostiging relevante teldatum.\n \n \n 3\n Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.\n \n \n 4\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, bedraagt voor basisscholen met op de teldatum minder dan 100 leerlingen respectievelijk 100 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n \n 5\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet bedraagt voor speciale scholen voor basisonderwijs met op de teldatum minder dan 100 leerlingen of 100 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Extra bekostiging\n \n \n Artikel\n 14\n Extra bekostiging (zeer) kleine basisscholen\n \n \n 1\n Een basisschool die op de teldatum minder dan 150 leerlingen heeft, ontvangt extra bekostiging.\n \n \n 2\n De extra bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit het verschil tussen een startbedrag en een verminderingsbedrag vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de basisschool op de teldatum. Het startbedrag en het verminderingsbedrag worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n \n 3\n Indien de totale bekostiging berekend op grond van artikel 116, tweede lid, van de wet vermeerderd met de bekostiging, bedoeld in het eerste lid en artikel 18, voor een basisschool minder bedraagt dan het basisbedrag, ontvangt de basisschool het verschil als extra bekostiging.\n \n \n 4\n Het basisbedrag, bedoeld in het derde lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en is gebaseerd op een minimale schoolgrootte van 23 leerlingen.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 15\n Extra bekostiging internationaal georiënteerd basisonderwijs\n \n \n 1\n Aan een basisschool met een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a van de wet wordt extra bekostiging toegekend indien op de teldatum ten minste elf leerlingen onderwijs volgen bij deze afdeling.\n \n \n 2\n De extra bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per afdeling en een bedrag per leerling die onderwijs volgt bij deze afdeling. Deze bedragen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 16\n Extra bekostiging groei\n \n \n 1\n Aan het bevoegd gezag van een of meer basisscholen wordt maandelijks extra bekostiging voor de groei van het aantal leerlingen toegekend indien de uitkomst van de formule X – Y groter dan of gelijk is aan Z.\n \n \n 2\n De factoren X, Y en Z, bedoeld in het eerste lid, worden als volgt berekend:\n X = de som van de aantallen leerlingen op de eerste dag van de maand van alle onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen;\n Y= de som van de aantallen leerlingen op de teldatum van alle onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen;\n Z = 4% van het aantal leerlingen, bedoeld bij factor Y.\n \n \n 3\n De onder het bevoegd gezag ressorterende bassischolen, bedoeld in het tweede lid, zijn gedurende de eerste zeven maanden van het kalenderjaar de basisscholen die op 1 augustus van het voorafgaande kalenderjaar onder het bevoegd gezag ressorteerden en gedurende de laatste vijf maanden van het kalenderjaar de basisscholen die op 1 augustus van dat kalenderjaar onder het bevoegd gezag ressorteerden.\n \n \n 4\n Indien sprake is van een school die met ingang van 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar of met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in artikel 117 van de wet, wordt bij de berekening van de factoren Y en Z, bedoeld in het tweede lid, uitgegaan van het aantal leerlingen van alle bij die samenvoeging betrokken scholen op 1 februari van het voorafgaande kalenderjaar.\n \n \n 5\n Onverminderd artikel 118, tweede lid, van de wet, worden bij de berekening van de factoren X, Y en Z, bedoeld in het tweede lid, voor de maanden augustus en september van het kalenderjaar waarin een school wordt geopend de aantallen leerlingen op dergelijke scholen die niet op basis van artikel 84a van de wet voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 6\n Bij de berekening van de factoren Y en Z, bedoeld in het tweede lid, worden de aantallen leerlingen van scholen die op basis van artikel 84a van de wet voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht op de teldata, bedoeld in artikel 118, tweede lid, van de wet, buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 7\n De aanspraak op de extra bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontstaat met ingang van de maand waarin de telling van factor X, bedoeld in het tweede lid, heeft plaatsgevonden en vervalt na afloop van diezelfde maand.\n \n \n 8\n De extra bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door het verschil tussen factor X en factor Y te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 17\n Extra bekostiging een of meer nevenvestigingen\n \n \n 1\n Indien een basisschool bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt de bekostiging vermeerderd met:\n \n \n a.\n een vast bedrag per nevenvestiging; en\n \n \n b.\n 60% van het verschil tussen:\n \n \n 1°.\n de som van de extra bekostiging voor kleine scholen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, die de hoofdvestiging en de nevenvestigingen als zelfstandige scholen tezamen zouden ontvangen; en\n \n \n 2°.\n de extra bekostiging voor kleine scholen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, die de basisschool ontvangt.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Indien een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt de bekostiging vermeerderd met een vast bedrag per nevenvestiging.\n \n \n 3\n De bedragen per nevenvestiging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 18\n Extra bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding\n \n \n 1\n Aan een basisschool wordt extra bekostiging toegekend voor de bestrijding van onderwijsachterstanden die bestaat uit een bedrag per eenheid achterstandsscore.\n \n \n 2\n Het Centraal bureau voor de statistiek berekent jaarlijks de achterstandsscore van elke basisschool op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een basisschool.\n \n \n 3\n De achterstandsscore van een basisschool is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n A = som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de basisschool die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n C = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen;\n D = onderwijsscore van de leerling;\n B = E x F x (C – G) waarbij:\n E = aantal leerlingen van de basisschool;\n F = 12%;\n G = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen van alle basisscholen die behoren tot de 15% van alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore.\n \n \n 4\n De achterstandsscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de achterstandsscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 5\n Het Centraal bureau voor de statistiek verstrekt jaarlijks aan Onze Minister de achterstandsscores van de basisscholen, berekend op grond van het tweede lid, in voorkomend geval uitgesplitst naar hoofdvestiging en nevenvestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 6\n Indien een basisschool bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, bestaat de achterstandsscore van de basisschool uit de som van de rekenkundig afgeronde achterstandsscores die de afzonderlijke vestigingen zouden hebben, indien zij zelfstandige basisscholen zouden zijn.\n \n \n 7\n In geval van samenvoeging van scholen is artikel 118, derde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing bij de bepaling van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op de basisschool.\n \n \n 8\n In geval van verzelfstandiging van een vestiging wordt de achterstandsscore van het overblijvende deel van de basisschool, bedoeld in artikel 84a van de wet verminderd met de achterstandsscore van de nieuwe basisschool die op grond van artikel 84a van de wet voor bekostiging in aanmerking is gebracht. Indien de uitkomst negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 9\n Bij de toepassing van dit artikel blijven scholen als bedoeld in artikel 193 van de wet en de leerlingen van die scholen buiten beschouwing.\n \n \n 10\n Voor een speciale school voor basisonderwijs waar op de teldatum leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond staan ingeschreven, wordt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden per leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond extra bekostiging toegekend die bestaat uit een bedrag per leerling.\n \n \n 11\n De bedragen, bedoeld in het eerste en het tiende lid, worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 19\n Extra bekostiging Nederlands onderwijs anderstaligen\n \n \n 1\n Voor een basisschool waar op de teldatum leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk, staan ingeschreven, wordt extra bekostiging toegekend voor het Nederlands onderwijs aan anderstaligen.\n \n \n 2\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per school en een bedrag per leerling. De bedragen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 20\n Periode bepalen meer dan gemiddelde toename door samenwerkingsverband\n \n \n 1\n Het samenwerkingsverband neemt in het ondersteuningsplan een datum op wanneer wordt vastgesteld of sprake is van een meer dan gemiddelde toename van het aantal ingeschreven leerlingen, bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onderdeel g, van de wet. Deze vaststelling vindt in ieder geval plaats in de periode tussen 1 februari en 1 juni.\n \n \n 2\n Indien een meer dan gemiddelde toename, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld, draagt het samenwerkingsverband voor het aantal leerlingen dat na 1 februari toelaatbaar is verklaard tot speciale scholen voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs per leerling een bedrag over aan de school waar de leerling is ingeschreven.\n \n \n 3\n Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, is afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte van de leerling en wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n \n 4\n De overdracht, bedoeld in het tweede lid, heeft betrekking op het kalenderjaar dat volgt op de teldatum.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Samenvoeging, opheffing scholen en beëindiging bekostiging\n \n \n Artikel\n 21\n Samenvoeging\n \n Er is sprake van een samenvoeging als bedoeld in artikel 117, eerste of tweede lid, van de wet indien:\n \n \n a.\n de institutionele fusie, bedoeld in artikel 64a van de wet, die heeft geleid tot de samenvoeging binnen vier weken na de fusiedatum van 1 augustus door het bevoegd gezag bij onze Minister is gemeld;\n \n \n b.\n alle scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie meer dan acht schooljaren bekostigd worden; en\n \n \n c.\n minimaal 25% van de leerlingen die op 1 februari direct voorafgaande aan de fusie als bekostigde leerling stonden ingeschreven op een bij de fusie opgeheven school en op 1 augustus direct volgend op de opheffing als bekostigde leerling ingeschreven staan op respectievelijk een basisschool ingeval het een opheffing van één of meer basisscholen betreft of een speciale school voor basisonderwijs ingeval het een opheffing van één of meer speciale scholen voor basisonderwijs betreft, zijn doorgestroomd naar de fusieschool en daar op de fusiedatum als bekostigde leerling staan ingeschreven.\n \n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 22\n Vermindering bekostiging bij verzelfstandiging van een vestiging\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 116, achtste lid, van de wet wordt een bedrag per leerling in mindering gebracht op de bekostiging van het overblijvende deel van de basisschool, als bedoeld in artikel 84a van de wet, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen dat op de teldata voorafgaand aan de verzelfstandiging als daadwerkelijk schoolgaand stond ingeschreven op het deel van de school dat verzelfstandigd is.\n \n \n 2\n De vermindering, bedoeld in het eerste lid wordt zowel berekend voor het kalenderjaar waarin de verzelfstandiging heeft plaatsgevonden als voor het kalenderjaar na de verzelfstandiging.\n \n \n 3\n Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks het bedrag, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 23\n Opheffen school\n \n Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school of een nevenvestiging kennis daarvan aan Onze Minister, gedeputeerde staten, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school of een nevenvestiging daarvan betreft, eveneens aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school onderscheidenlijk de nevenvestiging is gelegen.\n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 24\n Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 152 van de wet, wordt onder exploitatieoverschot verstaan:\n \n \n a.\n het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 116, 119, 120 en 121 van de wet, verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt;\n \n \n b.\n de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten; en\n \n \n c.\n voor zover het een niet door een gemeente in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de gemeentelijke overschrijding.\n \n \n \n \n 2\n Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring omtrent de juistheid van de opgave van een accountant.\n \n \n 3\n Indien het exploitatieoverschot van een niet door een gemeente in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en de desbetreffende gemeente de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van de gemeente in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging. De verdeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 25\n Inhoudingsbedrag voortijdige beëindiging samenwerkingsovereenkomst\n \n \n 1\n In geval van voortijdige beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst wordt voor elk kalenderjaar, of gedeelte daarvan, dat een bijzondere school dan wel een openbare school op grond van de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 143, derde lid, van de wet, in stand werd gehouden, door het Rijk een bedrag ingehouden op de bekostiging van de school.\n \n \n 2\n Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is de som van de bekostiging, bedoeld in artikel 14, in elk van die kalenderjaren of gedeelten daarvan. Indien de school niet het gehele kalenderjaar werd bekostigd, wordt daarbij de bekostiging, bedoeld in artikel 14 berekend naar rato van het aantal maanden dat de school in dat kalenderjaar op grond van de samenwerkingsovereenkomst in stand werd gehouden.\n \n \n 3\n Voor elk kalenderjaar, of gedeelte daarvan, dat een bijzondere dan wel een openbare nevenvestiging op grond van de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 143, derde lid, van de wet, in stand werd gehouden, wordt door het Rijk een bedrag ingehouden op de bekostiging van de nevenvestiging.\n \n \n 4\n Het bedrag, bedoeld in het derde lid, is de bekostiging, bedoeld in artikel 17, in elk van die kalenderjaren, of gedeelten daarvan. Indien de nevenvestiging niet het gehele kalenderjaar werd bekostigd, wordt daarbij de bekostiging, bedoeld in artikel 17 berekend naar rato van het aantal maanden dat de nevenvestiging in dat kalenderjaar op grond van de samenwerkingsovereenkomst in stand werd gehouden.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Bekostigingscorrecties\n \n \n Artikel\n 26\n Onderzoek en correcties\n \n \n 1\n Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.\n \n \n 2\n Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.\n \n \n 3\n Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.\n \n \n 4\n Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 165, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 165, vierde lid, van de wet, of uit een onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 5\n Indien de correctie, bedoeld in het tweede lid, strekt tot verhoging van de bekostiging, wordt het bedrag binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, door Onze Minister betaald.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Subsidiëring godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen\n \n \n Artikel\n 27\n Subsidieverstrekking\n \n \n 1\n Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 192, eerste lid, van de wet, voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de verstrekking.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 28\n Subsidiebedrag\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag dat wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 192, eerste lid, van de wet, bestaat uit een bedrag dat is bestemd voor personeelskosten voor de leraren die het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgen, en een bedrag dat is bestemd voor overige kosten.\n \n \n 2\n Het bedrag dat is bestemd voor personeelskosten kan met maximaal 2% per jaar stijgen ten opzichte van het meest recent vastgestelde subsidiebedrag dat is bestemd voor personeelskosten.\n \n \n 3\n Het tweede lid vervalt met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 4\n Voor het berekenen van de hoogte van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van ten hoogste veertig uren per schooljaar door leerlingen te ontvangen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 5\n Bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent Onze Minister voorschotten.\n \n \n 6\n Onze Minister stelt bij beschikking het betaalritme vast.\n \n \n 7\n Het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 192, eerste lid, van de wet, is het bedrag dat op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 29\n Hoogte subsidiebedrag\n \n Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over:\n \n \n a.\n de minimale omvang van de groepsgrootte per stroming binnen het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; en\n \n \n b.\n het maximale aantal schooljaren per school waarin godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.\n \n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 30\n Weigeringsgronden subsidie\n \n Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:\n \n \n a.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs niet wordt gegeven door leraren als bedoeld in artikel 51 van de wet, of\n \n \n b.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven in strijd met artikel 8, derde lid, van de wet.\n \n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 31\n Intrekking Besluit bekostiging WPO\n \n Het Besluit bekostiging WPO wordt ingetrokken.\n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 32\n Wijziging Aanpassingsbesluit WVO 2020\n \n \n Wijzigt het Aanpassingsbesluit WVO 2020.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 33\n Wijziging Besluit bekostiging WVO 2021\n \n \n Wijzigt het Besluit bekostiging WVO 2021.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 34\n Wijziging Besluit informatievoorziening WPO/WEC\n \n \n Wijzigt het Besluit informatievoorziening WPO/WEC.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 35\n Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers\n \n \n Wijzigt het Besluit register onderwijsdeelnemers.\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n Artikel\n 36\n Wijziging Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid\n \n \n Wijzigt het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 37\n Wijziging Besluit trekkende bevolking WPO\n \n \n Wijzigt het Besluit trekkende bevolking WPO.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 38\n Wijziging Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds\n \n \n Wijzigt het Besluit Vervangingsfonds en Participatiefonds.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 39\n Wijziging Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs\n \n \n Wijzigt het Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 40\n Wijziging Uitvoeringsbesluit WVO 2020\n \n \n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 41\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging WPO 2022.\n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 42\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 35, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n \n \n 2\n \n Artikel 35 van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2022.\n \n2022404-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 9 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,\n \n A.\n Slob\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022\n \n2022404-01-202209-12-20212022404-01-202209-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046159/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-01-11T07:36:51+01:002025-02-11T10:19:57+01:00BWBR0046159.WTI2022-02-012022-03-312022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:41+01:002022-04-01T06:31:18+02:00246079a9766a95efe5e0a23e6f3e22ebb30181392ac8617062ce2077af9d4d8131b6c7e2cf9c65262f75ae1a5e005d9b5fc7d99de63f3cd39155f2bab263b7567c5e92022-04-019999-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:31:18+02:002022-04-01T06:31:18+02:00214636a16a27fbabc3480f0e46dc4be6d39c85b5060a8789e9577ef160785bb0d508ea97189cf324f62b717edca70b559bd86845ad2541a00a6dcbe422895b4c36fa88", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046160/2022-04-01_0/xml/BWBR0046160_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging van scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Besluit bekostiging WEC 2022)2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n Besluit bekostiging WEC 20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 september 2021, nr. WJZ/29119624 (12546), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 14c, elfde lid, 14f, tiende lid, 18, derde lid, 45, vijfde lid, 70, derde lid, 88, eerste lid, 113, zesde lid, 114, vierde lid, 115, tweede lid, 116, zesde lid, 145, vijfde lid, en 171, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 7.1.1.2, eerste lid, onderdeel a, van de Jeugdwet, artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0295/I);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30170096 (12546), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt, in alfabetische volgorde, verstaan onder:\n \n \n \n accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n bijzondere school: bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n brancardlift: lift binnen een school, geschikt voor het vervoer van personen naar een andere etage door middel van een brancard;\n \n \n \n centrale dienst: centrale dienst als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n commissie: de commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de wet;\n \n \n \n extra bekostiging: bekostiging als bedoeld in artikel 114, vierde lid, van de wet;\n \n \n \n instelling: instelling als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n leerling: tenzij anders is bepaald een leerling:\n \n \n a.\n die door een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs toelaatbaar is verklaard tot het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs,\n \n \n b.\n van een inrichting, accommodatie of residentiële instelling als bedoeld in artikel 71c van de wet waarmee het bevoegd gezag een overeenkomst als bedoeld in genoemd artikel van de wet heeft gesloten;\n \n \n \n \n \n leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:\n \n \n a.\n die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep;\n \n \n b.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije;\n \n \n c.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk;\n \n \n d.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden als vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Vreemdelingenwet 2000;\n \n \n e.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië.\n \n \n \n \n \n nevenvestiging: nevenvestiging als bedoeld in artikel 76a of 76b van de wet;\n \n \n \n Onze Minister: Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;\n \n \n \n openbare school: openbare school als bedoel in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n ouders: ouders, voogden en verzorgers;\n \n \n \n school: school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n schoolbad: bad voor watergewenning of hydrotherapie in gebruik bij en door een of meer scholen;\n \n \n \n schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;\n \n \n \n teldatum: de datum, bedoeld in artikel 116 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet op de expertisecentra.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensverstrekking, erkenning borgstelling en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Paragraaf\n 1\n Gegevensverstrekking\n \n \n Artikel\n 2\n Gegevensverstrekking aanvang bekostiging\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Erkenning en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Artikel\n 3\n Erkenning organisatie borgstelling\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school is aangesloten bij een organisatie van bevoegde gezagen, die zich borg stelt voor terugbetaling van teveel ontvangen bedragen aan het bevoegd gezag.\n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, is rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en is erkend door Onze Minister.\n \n \n 3\n De erkenning, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op verzoek van het bestuur van de organisatie. Het verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:\n \n \n a.\n een opgave van elk bevoegd gezag waarvoor borg wordt gesteld;\n \n \n b.\n voor elke school de gemeente waar de school is of, indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, de gemeente of gemeenten waar de hoofdvestiging en de nevenvestiging of nevenvestigingen zijn gelegen;\n \n \n c.\n de plaats of plaatsen binnen die gemeente of gemeenten;\n \n \n d.\n de naam van de rechtspersoon onder wiens bestuur de school staat.\n \n \n \n \n 4\n Het bestuur van de organisatie, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister binnen twee weken op de hoogte van wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het derde lid. Deze wijzigingen ontheffen de organisatie niet van de voor het lopende jaar aangegane borgstelling voor een aangesloten bevoegd gezag.\n \n \n 5\n Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot erkenning.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 4\n Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in de artikel 114 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 5\n Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 116, tweede lid, onderdeel a, van de wet.\n \n \n 2\n Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.\n \n \n 3\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 116, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.\n \n \n 4\n Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 5\n Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 6\n Op de betaling van het verleende voorschot is artikel 114, zesde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 7\n Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.\n \n \n 8\n Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van de school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Leerlingentelling en leerlingenadministratie\n \n \n Artikel\n 6\n Leerlingentelling\n \n \n 1\n Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden de leerlingen meegeteld die:\n \n \n a.\n op de teldatum als werkelijk schoolgaand op de school staan ingeschreven, of\n \n \n b.\n op de teldatum op grond van artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC tijdelijk buiten de school waar zij staan ingeschreven zijn geplaatst.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister neemt voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum de leerlingen in aanmerking van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers binnen vier weken na die dag zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers.\n \n \n 3\n De termijn van vier weken, bedoeld in het tweede lid, kan bij ministeriële regeling verlengd worden.\n \n \n 4\n Een leerling kan op de teldatum slechts op één school voor de bekostiging meetellen.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 7\n Overzicht aantal leerlingen\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.\n \n \n 2\n Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 6, derde lid, wordt het overzicht uiterlijk vier weken na afloop van de daar bedoelde verlengde termijn toegezonden aan het bevoegd gezag.\n \n \n 3\n Het overzicht is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.\n \n \n 4\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het overzicht tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 8\n Inschrijving\n \n \n 1\n De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 40, achtste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van vier jaar nog niet heeft bereikt.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 9\n Uitschrijving\n \n \n 1\n De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.\n \n \n 2\n Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 10\n Inhoud leerlingenadministratie\n \n \n 1\n De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:\n \n \n a.\n de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school;\n \n \n b.\n de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging;\n \n \n c.\n het gemeenschappelijk rapport, bedoeld in artikel 41, zesde lid, van de wet; en\n \n \n d.\n de verklaring bedoeld in artikel 40, zestiende lid, van de wet.\n \n \n \n \n 2\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt in de leerlingenadministratie een onderverdeling gemaakt naar leerlingen van de hoofdvestiging en leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n \n 3\n De directeur zorgt dat de leerlingenadministratie op de hoofdvestiging beschikbaar is.\n \n \n 4\n Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 11\n Bewaren gegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 10, worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 10, onderdelen b, c en d, worden binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, vernietigd.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Vaststelling bekostiging en extra bekostiging\n \n \n Paragraaf\n 1\n Vaststelling bekostiging\n \n \n Artikel\n 12\n Reikwijdte hoofdstuk 4\n \n Dit hoofdstuk is, met uitzondering van artikel 13, eerste, tweede en zesde lid, niet van toepassing op instellingen.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 13\n Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari de bekostiging, bedoeld in de artikelen 114, tweede en vierde lid, en 119 van de wet vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum.\n \n \n 2\n Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.\n \n \n 3\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet bedraagt voor scholen voor speciaal onderwijs met op de teldatum minder dan 50 leerlingen respectievelijk 50 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n \n 4\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet bedraagt voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met op de teldatum minder dan 50 leerlingen respectievelijk 50 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n \n 5\n Voor een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs zijn zowel het derde als het vierde lid van toepassing, voor zover de school onderwijs verzorgt aan leerlingen op zowel het deel van de school voor speciaal onderwijs als op de afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs.\n \n \n 6\n Een school die geen leerlingen heeft, komt niet voor bekostiging in aanmerking.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Extra bekostiging\n \n \n Artikel\n 14\n Extra bekostiging onderwijsachterstanden\n \n \n 1\n Voor een school met leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op de teldatum wordt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden extra bekostiging toegekend.\n \n \n 2\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 15\n Extra bekostiging schoolbad\n \n \n 1\n Een school voor onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen f, j of n, van de wet kan aanspraak maken op extra bekostiging voor een schoolbad.\n \n \n 2\n De aanspraak op extra bekostiging voor de uitgaven voor een schoolbad ontstaat met ingang van de maand na de melding aan Onze Minister van de ingebruikneming daarvan.\n \n \n 3\n Bij de melding, bedoeld in het tweede lid, worden de volgende gegevens verstrekt:\n \n \n a.\n gegevens over het soort bad;\n \n \n b.\n de afmetingen van het bad in m3 maximale waterinhoud;\n \n \n c.\n gegevens over het type bodem;\n \n \n d.\n een bewijsstuk van de kenmerken van het bad.\n \n \n \n \n 4\n Wijzigingen van de gegevens, bedoeld in het derde lid worden binnen acht weken doorgegeven aan Onze Minister.\n \n \n 5\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per bad en een bedrag per m3 waterinhoud. Bij een beweegbare bodem wordt de extra bekostiging verhoogd met een bedrag voor de beweegbare bodem.\n \n \n 6\n De bedragen voor een schoolbad worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n \n 7\n Onze Minister stelt binnen acht weken na de melding van ingebruikneming, bedoeld in het eerste lid, de bekostiging voor dat jaar vast.\n \n \n 8\n De aanspraak op de extra bekostiging eindigt met ingang van de maand volgend op de maand waarin het schoolbad buiten gebruik wordt gesteld.\n \n \n 9\n De buitengebruikstelling, bedoeld in het achtste lid, wordt binnen acht weken aan Onze Minister gemeld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 16\n Extra bekostiging brancardlift\n \n \n 1\n De aanspraak op extra bekostiging voor installatieonderhoud en elektriciteitsverbruik van een brancardlift ontstaat met ingang van de maand na de melding aan Onze Minister van de ingebruikneming daarvan en eindigt met ingang van de maand volgend op de maand waarin de brancardlift buiten gebruik wordt gesteld.\n \n \n 2\n Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt een bewijsstuk van de kenmerken van de lift verstrekt.\n \n \n 3\n Binnen acht weken na de buitengebruikstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt dit aan Onze Minister gemeld.\n \n \n 4\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per brancardlift. Het bedrag wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Samenvoeging, opheffing scholen en beëindiging bekostiging\n \n \n Artikel\n 17\n Samenvoeging\n \n Er is sprake van een samenvoeging als bedoeld in artikel 115, eerste lid, van de wet indien:\n \n \n a.\n de institutionele fusie, bedoeld in artikel 66a van de wet, die heeft geleid tot de samenvoeging binnen vier weken na de fusiedatum van 1 augustus door het bevoegd gezag bij onze Minister is gemeld;\n \n \n b.\n alle scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie meer dan acht schooljaren bekostigd worden; en\n \n \n c.\n minimaal 25% van de leerlingen die op 1 februari direct voorafgaande aan de fusie als bekostigde leerling stonden ingeschreven op een bij de fusie opgeheven school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs aan een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en die op 1 augustus direct volgend op de opheffing als bekostigde leerling ingeschreven staan aan dezelfde soort onderwijs, zijn doorgestroomd naar de fusieschool en staan daar op de fusiedatum als bekostigde leerling ingeschreven.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 18\n Opheffen school\n \n Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school of een nevenvestiging kennis daarvan aan Onze Minister, gedeputeerde staten, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school of een nevenvestiging daarvan betreft, eveneens aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school onderscheidenlijk de nevenvestiging is gelegen.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 19\n Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 139 van de wet wordt onder exploitatieoverschot verstaan:\n \n \n a.\n het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 114, 117, 118 en 119 van de wet verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt;\n \n \n b.\n de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten; en\n \n \n c.\n voor zover het een niet door een gemeente in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de gemeentelijke overschrijding.\n \n \n \n \n 2\n Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring omtrent de juistheid van de opgave van een accountant.\n \n \n 3\n Indien het exploitatieoverschot van een niet door een gemeente in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en de desbetreffende gemeente de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van de gemeente in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging. De verdeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Bekostigingscorrecties\n \n \n Artikel\n 20\n Onderzoek en correcties\n \n \n 1\n Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.\n \n \n 2\n Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.\n \n \n 3\n Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.\n \n \n 4\n Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 141, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 141, vierde lid, van de wet of uit een onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 5\n De correctie, bedoeld in het tweede lid, wordt, indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld het derde lid, door Onze Minister betaald.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Oude eigendoms- en huurscholen\n \n \n Paragraaf\n 1\n Vergoeding voor en buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen\n \n \n Artikel\n 21\n Schatting\n \n \n 1\n Schattingen welke ingevolge dit hoofdstuk dienen plaats te vinden, geschieden door een commissie van drie deskundigen van wie er een wordt benoemd door de Onderwijsraad, een door het college van burgemeester en wethouders en een door het bevoegd gezag.\n \n \n 2\n De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Indien geen meerderheid wordt verkregen, wordt de waarde bepaald op het gemiddelde van de drie schattingsopgaven.\n \n \n 3\n Een afschrift van de beslissing wordt aan het gemeentebestuur en het bevoegd gezag verstrekt.\n \n \n 4\n De kosten van de schattingen komen ten laste van de gemeente.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 22\n Niet meer verschuldigde vergoeding\n \n De vergoedingen, bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, zijn niet langer verschuldigd wanneer de gemeente de eigendom van het terrein en gebouw verkrijgt of wanneer het terrein en gebouw niet meer voor het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de wet, wordt gebruikt.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Eigendomsscholen als bedoeld in artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920\n \n \n Artikel\n 23\n Vergoeding\n \n \n 1\n Voor de terreinen en gebouwen die eigendom zijn van het bevoegd gezag van een bijzondere school en op 1 januari 1921 in gebruik of in aanbouw waren, betaalt de gemeente jaarlijks aan het desbetreffende bevoegd gezag een vergoeding, berekend over de waarde van de terreinen, gebouwen en het meubilair zoals deze ingevolge de Lager-onderwijswet 1920 is geschat.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor gebouwen die niet uitsluitend zijn bestemd voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de wet, de vergoeding berekend over 80% van het voor het desbetreffende gebouw ingevolge de Lager-onderwijswet 1920 geschatte bedrag.\n \n \n 3\n De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt op gelijke wijze uitbetaald aan een bevoegd gezag dat na 1 januari 1921 de eigendom van terreinen en gebouwen van een bijzondere school die op 1 januari 1921 in gebruik of in aanbouw waren, heeft verkregen of verkrijgt.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van dit artikel worden onder gebouwen in aanbouw verstaan de gebouwen van een bijzondere school waarvan de ontwerpen voor 1 januari 1921 overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 juni 1912 (Stb. 193) bij het rijksschooltoezicht werden ingediend en die voor 1 juli 1923 zijn voltooid.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 24\n Hoogte vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding, bedoeld in artikel 23, bedraagt 5% van de geschatte waarde, onderscheidenlijk het in de tweede volzin van het eerste lid van dat artikel bedoelde bedrag waarover de vergoeding dient te worden berekend.\n \n \n 2\n Het college van burgemeester en wethouders kan, op verzoek van het bevoegd gezag van de bijzondere school, bepalen dat in verband met de op het bevoegd gezag rustende geldelijke verplichtingen, gedurende een door hem vast te stellen termijn de vergoeding naar een hoger percentage zal worden berekend.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 25\n Vermindering van de vergoeding\n \n \n 1\n Indien voor de bouw van nieuwe lokalen gebruik wordt gemaakt van een gebouw of terrein als bedoeld in artikel 23, of indien overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld dat een gedeelte van een zodanig gebouw of terrein ten gevolge van het in gebruik nemen van nieuwe of andere lokalen blijvend niet meer voor de school wordt gebruikt, wordt de geschatte waarde, bedoeld in dat artikel, verminderd met de geschatte waarde van de niet meer gebruikte lokalen, en wordt over het verschil de vergoeding opnieuw berekend. De nieuw berekende vergoeding gaat in op het tijdstip waarop de lokalen buiten gebruik zijn gesteld.\n \n \n 2\n Indien het meubilair in gebouwen als bedoeld in artikel 23 wordt vervangen, wordt de geschatte waarde, bedoeld in dat artikel, verminderd met het bedrag waarop de waarde van het oude meubilair was bepaald, en wordt over het verschil de vergoeding opnieuw berekend. De nieuw berekende vergoeding gaat in op het tijdstip van ingebruikneming van het nieuwe meubilair.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 26\n Vervreemding en buitengebruikstelling\n \n \n 1\n Wanneer de gebouwen en terreinen, bedoeld in artikel 23, anders dan ingevolge artikel 58 van de wet worden vervreemd, of zodra voor die gebouwen en terreinen overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld dat zij blijvend niet meer voor het onderwijs aan de school worden gebruikt, betaalt het bevoegd gezag van een bijzondere school aan de gemeente terug het bedrag dat de gemeente aan uitbreiding, verbouwing of vernieuwing van het gebouw en terrein op grond van de bepalingen van de Lager-onderwijswet 1920 of de Overgangswet ISOVSO zoals luidend op 31 december 1996 heeft uitgegeven, verminderd, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, met 2% voor wat betreft de uitbreiding en met 5% voor wat betreft de verbouwing of de vernieuwing, voor elk vol jaar dat is verstreken vanaf het tijdstip waarop de uitgaven zijn gedaan. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school betaalt aan de gemeente terug het bedrag dat de gemeente aan uitbreiding, algehele aanpassing, partiële aanpassing, ingrijpend onderhoud of energiebesparende maatregelen op grond van de bepalingen van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals die luidde op 31 december 1996 heeft uitgegeven, verminderd, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, met de ten behoeve van een voorziening als de onderhavige voor de desbetreffende school door het Rijk aan de gemeente verstrekte vergoedingen. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school betaalt aan de gemeente het bedrag terug dat de gemeente heeft uitgegeven aan de voorzieningen, bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, van de wet, verminderd met de uit de gemeentebegroting blijkende afschrijving op het moment van de in het eerste lid bedoelde vaststelling van de buitengebruikstelling, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, voor elk vol jaar dat is verstreken sedert het tijdstip waarop de uitgaven plaats hadden. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 4\n Binnen vier weken na de vervreemding of nadat de buitengebruikstelling overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld, draagt het bevoegd gezag van een bijzondere school de roerende zaken, behoudens die welke het bevoegd gezag uit eigen middelen heeft aangeschaft, aan de gemeente in eigendom over.\n \n \n 5\n Indien het bevoegd gezag in de onmogelijkheid verkeert het gebouw en terrein tegen een zodanige prijs te verkopen of op andere wijze daaruit zodanige inkomsten te verwerven, dat uit de opbrengst het verschuldigde bedrag kan worden terugbetaald, kan het bevoegd gezag aan zijn verplichtingen voldoen door overdracht van het gebouw en terrein aan de gemeente, dan wel door betaling aan de gemeente van een door gedeputeerde staten vast te stellen vergoeding.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 3\n Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967\n \n \n Artikel\n 27\n Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967\n \n \n 1\n Voor de gebouwen en terreinen waarvoor voor 1 januari 1989 vergoeding werd genoten op grond van artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967, betaalt de gemeente jaarlijks aan het bevoegd gezag een vergoeding gelijk aan het bedrag dat voor huur van de gebouwen en terreinen, met inbegrip van de inrichting, het meubilair en het onderwijsleerpakket, redelijk is te achten, verminderd met de kosten van instandhouding van het gebouw. De vergoeding bedraagt niet meer dan het bedrag dat een redelijke vergoeding oplevert voor een overeenkomstige school, bestemd voor hetzelfde aantal leerlingen, die in normale omstandigheden verkeert. De vergoeding wordt in overleg tussen burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag vastgesteld. Indien voor gebouw en terrein, met inbegrip van de inrichting, het meubilair en het onderwijsleerpakket, een vergoeding uit de openbare kassen is of wordt genoten, wordt de vergoeding dienovereenkomstig verminderd.\n \n \n 2\n Aan het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een instelling, waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt betaald, verstrekt het Rijk jaarlijks een bedrag ter bestrijding van de kosten van de school waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergoeding niet is bestemd. De artikelen 12, 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 28\n Vervreemding en buitengebruikstelling\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 27, eigenaar is van het gebouw en terrein, en het gebouw en terrein niet meer voor het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de wet worden gebruikt, dan wel het gebouw en terrein na 1 september 1987 zijn of worden vervreemd, betaalt het bevoegd gezag voor elk jaar dat de gemeente met betrekking tot het gebouw en terrein een vergoeding heeft verstrekt, doch voor ten hoogste 40 jaren, aan de gemeente 1/40 deel van de waarde van het gebouw en terrein in het economisch verkeer, met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten in verband met eigen investeringen van het bevoegd gezag een lagere waarde vast te stellen. Indien toepassing is gegeven aan artikel VI, vierde lid, van de Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228), wordt de gemeente geacht gedurende 40 jaren een vergoeding met betrekking tot het gebouw en terrein te hebben verstrekt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, kan het bevoegd gezag de eigendom van het gebouw overdragen aan de gemeente.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen\n \n \n Artikel\n 29\n Subsidieverstrekking\n \n \n 1\n Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de verstrekking.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 30\n Subsidiebedrag\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag dat wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, bestaat uit een bedrag dat is bestemd voor personeelskosten voor de leraren die het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgen en een bedrag dat is bestemd voor overige kosten.\n \n \n 2\n Het bedrag dat is bestemd voor personeelskosten kan met maximaal 2% per jaar stijgen ten opzichte van het meest recent vastgestelde subsidiebedrag dat is bestemd voor personeelskosten.\n \n \n 3\n Het tweede lid vervalt met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 4\n Voor het berekenen van de hoogte van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van ten hoogste veertig uren per schooljaar door leerlingen te ontvangen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 5\n Bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent Onze Minister voorschotten. Onze Minister stelt bij beschikking het betaalritme vast.\n \n \n 6\n Het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, is het bedrag dat op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 31\n Nadere regels groepsgrootte en schooljaren\n \n Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over:\n \n \n a.\n de minimale omvang van de groepsgrootte per stroming binnen het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; en\n \n \n b.\n het maximale aantal schooljaren per school waarin godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 32\n Weigeringsgronden\n \n Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:\n \n \n a.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs niet wordt gegeven door leraren als bedoeld in artikel 54 van de wet, of\n \n \n b.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven in strijd met artikel 11, vierde lid, van de wet.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 33\n Intrekking Besluit bekostiging WEC\n \n Het Besluit bekostiging WEC wordt ingetrokken.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 34\n Wijziging Aanpassingsbesluit WVO 2020\n \n \n Wijzigt het Aanpassingsbesluit WVO 2020.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 35\n Wijziging Onderwijskundig besluit WEC\n \n \n Wijzigt het Onderwijskundig besluit WEC.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 36\n Wijziging Besluit Jeugdwet\n \n \n Wijzigt het Besluit Jeugdwet.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022Onderdeel 1.\n \n Artikel\n 37\n Wijziging Besluit SUWI\n \n \n Wijzigt het Besluit SUWI.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 38\n Wijziging Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968\n \n \n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022Onderdeel 2.\n \n Artikel\n 38*\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging WEC 2022.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022Abusievelijk publiceert het Staatsblad een tweede artikel 38.\n \n Artikel\n 39\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 9 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,\n \n A.\n Slob\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046160/2022-08-01_0/xml/BWBR0046160_2022-08-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 9 december 2021, houdende voorschriften inzake berekening, toekenning en het beheer van de bekostiging van scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Besluit bekostiging WEC 2022)2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n Besluit bekostiging WEC 20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 30 september 2021, nr. WJZ/29119624 (12546), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 14c, elfde lid, 14f, tiende lid, 18, derde lid, 45, vijfde lid, 70, derde lid, 88, eerste lid, 113, zesde lid, 114, vierde lid, 115, tweede lid, 116, zesde lid, 145, vijfde lid, en 171, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 7.1.1.2, eerste lid, onderdeel a, van de Jeugdwet, artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 november 2021, nr. W05.21.0295/I);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 december 2021, nr. WJZ/30170096 (12546), directie Wetgeving en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt, in alfabetische volgorde, verstaan onder:\n \n \n \n accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n bijzondere school: bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n brancardlift: lift binnen een school, geschikt voor het vervoer van personen naar een andere etage door middel van een brancard;\n \n \n \n centrale dienst: centrale dienst als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n commissie: de commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de wet;\n \n \n \n extra bekostiging: bekostiging als bedoeld in artikel 114, vierde lid, van de wet;\n \n \n \n instelling: instelling als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n leerling: tenzij anders is bepaald een leerling:\n \n \n a.\n die door een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 toelaatbaar is verklaard tot het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs,\n \n \n b.\n van een inrichting, accommodatie of residentiële instelling als bedoeld in artikel 71c van de wet waarmee het bevoegd gezag een overeenkomst als bedoeld in genoemd artikel van de wet heeft gesloten;\n \n \n \n \n \n leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:\n \n \n a.\n die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep;\n \n \n b.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije;\n \n \n c.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk;\n \n \n d.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden als vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Vreemdelingenwet 2000;\n \n \n e.\n van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië.\n \n \n \n \n \n nevenvestiging: nevenvestiging als bedoeld in artikel 76a of 76b van de wet;\n \n \n \n Onze Minister: Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;\n \n \n \n openbare school: openbare school als bedoel in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n ouders: ouders, voogden en verzorgers;\n \n \n \n school: school als bedoeld in artikel 1 van de wet;\n \n \n \n schoolbad: bad voor watergewenning of hydrotherapie in gebruik bij en door een of meer scholen;\n \n \n \n schooljaar: tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;\n \n \n \n teldatum: de datum, bedoeld in artikel 116 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet op de expertisecentra.\n \n \n202152205-11-202114-10-20212022504-01-202209-12-202120221311-01-202217-12-202101-08-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensverstrekking, erkenning borgstelling en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Paragraaf\n 1\n Gegevensverstrekking\n \n \n Artikel\n 2\n Gegevensverstrekking aanvang bekostiging\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school die door Onze Minister voor bekostiging in aanmerking is gebracht, zendt Onze Minister uiterlijk 12 weken voor de datum van ingang van de bekostiging de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bekostiging.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid vastgesteld en kunnen hierover voorschriften worden gesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Erkenning en aanvang bekostiging nieuwe school\n \n \n Artikel\n 3\n Erkenning organisatie borgstelling\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school is aangesloten bij een organisatie van bevoegde gezagen, die zich borg stelt voor terugbetaling van teveel ontvangen bedragen aan het bevoegd gezag.\n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, is rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en is erkend door Onze Minister.\n \n \n 3\n De erkenning, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op verzoek van het bestuur van de organisatie. Het verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:\n \n \n a.\n een opgave van elk bevoegd gezag waarvoor borg wordt gesteld;\n \n \n b.\n voor elke school de gemeente waar de school is of, indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, de gemeente of gemeenten waar de hoofdvestiging en de nevenvestiging of nevenvestigingen zijn gelegen;\n \n \n c.\n de plaats of plaatsen binnen die gemeente of gemeenten;\n \n \n d.\n de naam van de rechtspersoon onder wiens bestuur de school staat.\n \n \n \n \n 4\n Het bestuur van de organisatie, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister binnen twee weken op de hoogte van wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het derde lid. Deze wijzigingen ontheffen de organisatie niet van de voor het lopende jaar aangegane borgstelling voor een aangesloten bevoegd gezag.\n \n \n 5\n Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot erkenning.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 4\n Aanvang eenmalige startbekostiging nieuwe school\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school eenmalig een deel van de bekostiging, bedoeld in de artikel 114 van de wet, toekennen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging een aanvang neemt.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld en verstrekt.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 5\n Vaststelling voorschotten en verrekening van voorschotten\n \n \n 1\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 116, tweede lid, onderdeel a, van de wet.\n \n \n 2\n Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, meldt het bevoegd gezag uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuwe school begint, het vermoedelijk aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de datum van ingang van de bekostiging.\n \n \n 3\n Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een nieuwe school een voorschot verstrekken in afwachting van de vaststelling van de bekostiging voor de periode, bedoeld in artikel 116, tweede lid, onderdeel b, van de wet, op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober volgende op de opening van de nieuwe school.\n \n \n 4\n Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 5\n Het voorschot, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de bekostiging, bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de wet, berekend overeenkomstig dit besluit, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 6\n Op de betaling van het verleende voorschot is artikel 114, zesde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 7\n Onze Minister is bevoegd tot verrekening van verstrekte voorschotten met de betalingen die voortvloeien uit de vaststelling van de onderscheiden onderdelen van de bekostiging.\n \n \n 8\n Indien Onze Minister een voorschot verleent in gevallen waarin de bekostiging niet tijdig kan worden vastgesteld door omstandigheden die niet aan het bevoegd gezag van de school zijn toe te rekenen, zijn het zesde en het zevende lid van overeenkomstige toepassing.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Leerlingentelling en leerlingenadministratie\n \n \n Artikel\n 6\n Leerlingentelling\n \n \n 1\n Voor de toepassing van de wet en dit besluit worden de leerlingen meegeteld die:\n \n \n a.\n op de teldatum als werkelijk schoolgaand op de school staan ingeschreven, of\n \n \n b.\n op de teldatum op grond van artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC tijdelijk buiten de school waar zij staan ingeschreven zijn geplaatst.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister neemt voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum de leerlingen in aanmerking van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers binnen vier weken na die dag zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers.\n \n \n 3\n De termijn van vier weken, bedoeld in het tweede lid, kan bij ministeriële regeling verlengd worden.\n \n \n 4\n Een leerling kan op de teldatum slechts op één school voor de bekostiging meetellen.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 7\n Overzicht aantal leerlingen\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks een overzicht vast van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 13, eerste lid, in aanmerking wordt genomen.\n \n \n 2\n Het overzicht wordt uiterlijk acht weken na de teldatum toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 6, derde lid, wordt het overzicht uiterlijk vier weken na afloop van de daar bedoelde verlengde termijn toegezonden aan het bevoegd gezag.\n \n \n 3\n Het overzicht is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.\n \n \n 4\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het overzicht tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 8\n Inschrijving\n \n \n 1\n De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 40, achtste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, tenzij de leerling op 1 augustus de leeftijd van vier jaar nog niet heeft bereikt.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 9\n Uitschrijving\n \n \n 1\n De directeur van de school waar een leerling staat ingeschreven, schrijft de leerling, indien deze de school verlaat, uit met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht. De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.\n \n \n 2\n Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 10\n Inhoud leerlingenadministratie\n \n \n 1\n De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke leerlingenadministratie beschikbaar is van:\n \n \n a.\n de inschrijving, de uitschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school;\n \n \n b.\n de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor de berekening van de bekostiging;\n \n \n c.\n het gemeenschappelijk rapport, bedoeld in artikel 41, zesde lid, van de wet; en\n \n \n d.\n de verklaring bedoeld in artikel 40, zestiende lid, van de wet.\n \n \n \n \n 2\n Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen wordt in de leerlingenadministratie een onderverdeling gemaakt naar leerlingen van de hoofdvestiging en leerlingen van elk van de nevenvestigingen.\n \n \n 3\n De directeur zorgt dat de leerlingenadministratie op de hoofdvestiging beschikbaar is.\n \n \n 4\n Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de leerlingenadministratie wordt ingericht.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 11\n Bewaren gegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 10, worden in ieder geval gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven in de leerlingenadministratie bewaard.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 10, onderdelen b, c en d, worden binnen acht weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, vernietigd.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Vaststelling bekostiging en extra bekostiging\n \n \n Paragraaf\n 1\n Vaststelling bekostiging\n \n \n Artikel\n 12\n Reikwijdte hoofdstuk 4\n \n Dit hoofdstuk is, met uitzondering van artikel 13, eerste, tweede en zesde lid, niet van toepassing op instellingen.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 13\n Vaststelling bekostiging en gewijzigde vaststelling\n \n \n 1\n Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk op 1 januari de bekostiging, bedoeld in de artikelen 114, tweede en vierde lid, en 119 van de wet vast voor zover deze mede gebaseerd is op het aantal leerlingen op de teldatum.\n \n \n 2\n Onze Minister kan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wijzigen vanwege loonontwikkelingen of andere al dan niet uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.\n \n \n 3\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet bedraagt voor scholen voor speciaal onderwijs met op de teldatum minder dan 50 leerlingen respectievelijk 50 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n \n 4\n Het bedrag per school, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de wet bedraagt voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met op de teldatum minder dan 50 leerlingen respectievelijk 50 leerlingen of meer een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.\n \n \n 5\n Voor een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs zijn zowel het derde als het vierde lid van toepassing, voor zover de school onderwijs verzorgt aan leerlingen op zowel het deel van de school voor speciaal onderwijs als op de afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs.\n \n \n 6\n Een school die geen leerlingen heeft, komt niet voor bekostiging in aanmerking.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Extra bekostiging\n \n \n Artikel\n 14\n Extra bekostiging onderwijsachterstanden\n \n \n 1\n Voor een school met leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op de teldatum wordt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden extra bekostiging toegekend.\n \n \n 2\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 15\n Extra bekostiging schoolbad\n \n \n 1\n Een school voor onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen f, j of n, van de wet kan aanspraak maken op extra bekostiging voor een schoolbad.\n \n \n 2\n De aanspraak op extra bekostiging voor de uitgaven voor een schoolbad ontstaat met ingang van de maand na de melding aan Onze Minister van de ingebruikneming daarvan.\n \n \n 3\n Bij de melding, bedoeld in het tweede lid, worden de volgende gegevens verstrekt:\n \n \n a.\n gegevens over het soort bad;\n \n \n b.\n de afmetingen van het bad in m3 maximale waterinhoud;\n \n \n c.\n gegevens over het type bodem;\n \n \n d.\n een bewijsstuk van de kenmerken van het bad.\n \n \n \n \n 4\n Wijzigingen van de gegevens, bedoeld in het derde lid worden binnen acht weken doorgegeven aan Onze Minister.\n \n \n 5\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per bad en een bedrag per m3 waterinhoud. Bij een beweegbare bodem wordt de extra bekostiging verhoogd met een bedrag voor de beweegbare bodem.\n \n \n 6\n De bedragen voor een schoolbad worden bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n \n 7\n Onze Minister stelt binnen acht weken na de melding van ingebruikneming, bedoeld in het eerste lid, de bekostiging voor dat jaar vast.\n \n \n 8\n De aanspraak op de extra bekostiging eindigt met ingang van de maand volgend op de maand waarin het schoolbad buiten gebruik wordt gesteld.\n \n \n 9\n De buitengebruikstelling, bedoeld in het achtste lid, wordt binnen acht weken aan Onze Minister gemeld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 16\n Extra bekostiging brancardlift\n \n \n 1\n De aanspraak op extra bekostiging voor installatieonderhoud en elektriciteitsverbruik van een brancardlift ontstaat met ingang van de maand na de melding aan Onze Minister van de ingebruikneming daarvan en eindigt met ingang van de maand volgend op de maand waarin de brancardlift buiten gebruik wordt gesteld.\n \n \n 2\n Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt een bewijsstuk van de kenmerken van de lift verstrekt.\n \n \n 3\n Binnen acht weken na de buitengebruikstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt dit aan Onze Minister gemeld.\n \n \n 4\n De extra bekostiging bestaat uit een bedrag per brancardlift. Het bedrag wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Samenvoeging, opheffing scholen en beëindiging bekostiging\n \n \n Artikel\n 17\n Samenvoeging\n \n Er is sprake van een samenvoeging als bedoeld in artikel 115, eerste lid, van de wet indien:\n \n \n a.\n de institutionele fusie, bedoeld in artikel 66a van de wet, die heeft geleid tot de samenvoeging binnen vier weken na de fusiedatum van 1 augustus door het bevoegd gezag bij onze Minister is gemeld;\n \n \n b.\n alle scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie meer dan acht schooljaren bekostigd worden; en\n \n \n c.\n minimaal 25% van de leerlingen die op 1 februari direct voorafgaande aan de fusie als bekostigde leerling stonden ingeschreven op een bij de fusie opgeheven school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs aan een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en die op 1 augustus direct volgend op de opheffing als bekostigde leerling ingeschreven staan aan dezelfde soort onderwijs, zijn doorgestroomd naar de fusieschool en staan daar op de fusiedatum als bekostigde leerling ingeschreven.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 18\n Opheffen school\n \n Het bevoegd gezag geeft binnen twee weken na een besluit tot opheffing van de school of een nevenvestiging kennis daarvan aan Onze Minister, gedeputeerde staten, de Inspectie van het onderwijs en, indien het een bijzondere school of een nevenvestiging daarvan betreft, eveneens aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school onderscheidenlijk de nevenvestiging is gelegen.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 19\n Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 139 van de wet wordt onder exploitatieoverschot verstaan:\n \n \n a.\n het bedrag van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 114, 117, 118 en 119 van de wet verminderd met de lasten over dat jaar voor zover deze als rechtmatig kunnen worden aangemerkt;\n \n \n b.\n de reserveringen voor zover afkomstig uit ’s Rijks kas, met inbegrip van de ontvangen rentebaten; en\n \n \n c.\n voor zover het een niet door een gemeente in stand gehouden school betreft, de niet bestede gedeelten van de uitkeringen op grond van de voorschriften inzake de gemeentelijke overschrijding.\n \n \n \n \n 2\n Het bevoegd gezag meldt het overeenkomstig het eerste lid berekende saldo, verdeeld naar de onderdelen a en b, respectievelijk c, van het eerste lid, tezamen met het jaarverslag over het laatste jaar waarin de school nog geheel of gedeeltelijk voor bekostiging in aanmerking kwam. De opgave gaat vergezeld van een verklaring omtrent de juistheid van de opgave van een accountant.\n \n \n 3\n Indien het exploitatieoverschot van een niet door een gemeente in stand gehouden school mede is opgebouwd uit uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en geen onderscheid kan worden gemaakt met de baten respectievelijk de lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geldt als maatstaf voor de verdeling van eerstbedoeld deel van het exploitatieoverschot tussen Rijk en de desbetreffende gemeente de verhouding tussen het ontvangen bedrag aan bekostiging van het Rijk en het ontvangen bedrag aan uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van de gemeente in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de bekostiging. De verdeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Bekostigingscorrecties\n \n \n Artikel\n 20\n Onderzoek en correcties\n \n \n 1\n Onverminderd de bevoegdheid van de Inspectie van het onderwijs op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.\n \n \n 2\n Onze Minister kan correcties aanbrengen op de bekostiging, indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld.\n \n \n 3\n Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.\n \n \n 4\n Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 141, eerste lid, van de wet, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 141, vierde lid, van de wet of uit een onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 5\n De correctie, bedoeld in het tweede lid, wordt, indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld het derde lid, door Onze Minister betaald.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Oude eigendoms- en huurscholen\n \n \n Paragraaf\n 1\n Vergoeding voor en buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen\n \n \n Artikel\n 21\n Schatting\n \n \n 1\n Schattingen welke ingevolge dit hoofdstuk dienen plaats te vinden, geschieden door een commissie van drie deskundigen van wie er een wordt benoemd door de Onderwijsraad, een door het college van burgemeester en wethouders en een door het bevoegd gezag.\n \n \n 2\n De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Indien geen meerderheid wordt verkregen, wordt de waarde bepaald op het gemiddelde van de drie schattingsopgaven.\n \n \n 3\n Een afschrift van de beslissing wordt aan het gemeentebestuur en het bevoegd gezag verstrekt.\n \n \n 4\n De kosten van de schattingen komen ten laste van de gemeente.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 22\n Niet meer verschuldigde vergoeding\n \n De vergoedingen, bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, zijn niet langer verschuldigd wanneer de gemeente de eigendom van het terrein en gebouw verkrijgt of wanneer het terrein en gebouw niet meer voor het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de wet, wordt gebruikt.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Eigendomsscholen als bedoeld in artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920\n \n \n Artikel\n 23\n Vergoeding\n \n \n 1\n Voor de terreinen en gebouwen die eigendom zijn van het bevoegd gezag van een bijzondere school en op 1 januari 1921 in gebruik of in aanbouw waren, betaalt de gemeente jaarlijks aan het desbetreffende bevoegd gezag een vergoeding, berekend over de waarde van de terreinen, gebouwen en het meubilair zoals deze ingevolge de Lager-onderwijswet 1920 is geschat.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor gebouwen die niet uitsluitend zijn bestemd voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de wet, de vergoeding berekend over 80% van het voor het desbetreffende gebouw ingevolge de Lager-onderwijswet 1920 geschatte bedrag.\n \n \n 3\n De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt op gelijke wijze uitbetaald aan een bevoegd gezag dat na 1 januari 1921 de eigendom van terreinen en gebouwen van een bijzondere school die op 1 januari 1921 in gebruik of in aanbouw waren, heeft verkregen of verkrijgt.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van dit artikel worden onder gebouwen in aanbouw verstaan de gebouwen van een bijzondere school waarvan de ontwerpen voor 1 januari 1921 overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 juni 1912 (Stb. 193) bij het rijksschooltoezicht werden ingediend en die voor 1 juli 1923 zijn voltooid.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 24\n Hoogte vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding, bedoeld in artikel 23, bedraagt 5% van de geschatte waarde, onderscheidenlijk het in de tweede volzin van het eerste lid van dat artikel bedoelde bedrag waarover de vergoeding dient te worden berekend.\n \n \n 2\n Het college van burgemeester en wethouders kan, op verzoek van het bevoegd gezag van de bijzondere school, bepalen dat in verband met de op het bevoegd gezag rustende geldelijke verplichtingen, gedurende een door hem vast te stellen termijn de vergoeding naar een hoger percentage zal worden berekend.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 25\n Vermindering van de vergoeding\n \n \n 1\n Indien voor de bouw van nieuwe lokalen gebruik wordt gemaakt van een gebouw of terrein als bedoeld in artikel 23, of indien overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld dat een gedeelte van een zodanig gebouw of terrein ten gevolge van het in gebruik nemen van nieuwe of andere lokalen blijvend niet meer voor de school wordt gebruikt, wordt de geschatte waarde, bedoeld in dat artikel, verminderd met de geschatte waarde van de niet meer gebruikte lokalen, en wordt over het verschil de vergoeding opnieuw berekend. De nieuw berekende vergoeding gaat in op het tijdstip waarop de lokalen buiten gebruik zijn gesteld.\n \n \n 2\n Indien het meubilair in gebouwen als bedoeld in artikel 23 wordt vervangen, wordt de geschatte waarde, bedoeld in dat artikel, verminderd met het bedrag waarop de waarde van het oude meubilair was bepaald, en wordt over het verschil de vergoeding opnieuw berekend. De nieuw berekende vergoeding gaat in op het tijdstip van ingebruikneming van het nieuwe meubilair.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 26\n Vervreemding en buitengebruikstelling\n \n \n 1\n Wanneer de gebouwen en terreinen, bedoeld in artikel 23, anders dan ingevolge artikel 58 van de wet worden vervreemd, of zodra voor die gebouwen en terreinen overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld dat zij blijvend niet meer voor het onderwijs aan de school worden gebruikt, betaalt het bevoegd gezag van een bijzondere school aan de gemeente terug het bedrag dat de gemeente aan uitbreiding, verbouwing of vernieuwing van het gebouw en terrein op grond van de bepalingen van de Lager-onderwijswet 1920 of de Overgangswet ISOVSO zoals luidend op 31 december 1996 heeft uitgegeven, verminderd, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, met 2% voor wat betreft de uitbreiding en met 5% voor wat betreft de verbouwing of de vernieuwing, voor elk vol jaar dat is verstreken vanaf het tijdstip waarop de uitgaven zijn gedaan. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school betaalt aan de gemeente terug het bedrag dat de gemeente aan uitbreiding, algehele aanpassing, partiële aanpassing, ingrijpend onderhoud of energiebesparende maatregelen op grond van de bepalingen van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals die luidde op 31 december 1996 heeft uitgegeven, verminderd, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, met de ten behoeve van een voorziening als de onderhavige voor de desbetreffende school door het Rijk aan de gemeente verstrekte vergoedingen. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van een bijzondere school betaalt aan de gemeente het bedrag terug dat de gemeente heeft uitgegeven aan de voorzieningen, bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, van de wet, verminderd met de uit de gemeentebegroting blijkende afschrijving op het moment van de in het eerste lid bedoelde vaststelling van de buitengebruikstelling, behoudens voor zover het betreft door de gemeente bekostigde grond, voor elk vol jaar dat is verstreken sedert het tijdstip waarop de uitgaven plaats hadden. De terugbetaling kan in termijnen plaatsvinden.\n \n \n 4\n Binnen vier weken na de vervreemding of nadat de buitengebruikstelling overeenkomstig artikel 108 van de wet is vastgesteld, draagt het bevoegd gezag van een bijzondere school de roerende zaken, behoudens die welke het bevoegd gezag uit eigen middelen heeft aangeschaft, aan de gemeente in eigendom over.\n \n \n 5\n Indien het bevoegd gezag in de onmogelijkheid verkeert het gebouw en terrein tegen een zodanige prijs te verkopen of op andere wijze daaruit zodanige inkomsten te verwerven, dat uit de opbrengst het verschuldigde bedrag kan worden terugbetaald, kan het bevoegd gezag aan zijn verplichtingen voldoen door overdracht van het gebouw en terrein aan de gemeente, dan wel door betaling aan de gemeente van een door gedeputeerde staten vast te stellen vergoeding.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Paragraaf\n 3\n Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967\n \n \n Artikel\n 27\n Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967\n \n \n 1\n Voor de gebouwen en terreinen waarvoor voor 1 januari 1989 vergoeding werd genoten op grond van artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967, betaalt de gemeente jaarlijks aan het bevoegd gezag een vergoeding gelijk aan het bedrag dat voor huur van de gebouwen en terreinen, met inbegrip van de inrichting, het meubilair en het onderwijsleerpakket, redelijk is te achten, verminderd met de kosten van instandhouding van het gebouw. De vergoeding bedraagt niet meer dan het bedrag dat een redelijke vergoeding oplevert voor een overeenkomstige school, bestemd voor hetzelfde aantal leerlingen, die in normale omstandigheden verkeert. De vergoeding wordt in overleg tussen burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag vastgesteld. Indien voor gebouw en terrein, met inbegrip van de inrichting, het meubilair en het onderwijsleerpakket, een vergoeding uit de openbare kassen is of wordt genoten, wordt de vergoeding dienovereenkomstig verminderd.\n \n \n 2\n Aan het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een instelling, waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt betaald, verstrekt het Rijk jaarlijks een bedrag ter bestrijding van de kosten van de school waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergoeding niet is bestemd. De artikelen 12, 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 28\n Vervreemding en buitengebruikstelling\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 27, eigenaar is van het gebouw en terrein, en het gebouw en terrein niet meer voor het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de wet worden gebruikt, dan wel het gebouw en terrein na 1 september 1987 zijn of worden vervreemd, betaalt het bevoegd gezag voor elk jaar dat de gemeente met betrekking tot het gebouw en terrein een vergoeding heeft verstrekt, doch voor ten hoogste 40 jaren, aan de gemeente 1/40 deel van de waarde van het gebouw en terrein in het economisch verkeer, met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten in verband met eigen investeringen van het bevoegd gezag een lagere waarde vast te stellen. Indien toepassing is gegeven aan artikel VI, vierde lid, van de Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228), wordt de gemeente geacht gedurende 40 jaren een vergoeding met betrekking tot het gebouw en terrein te hebben verstrekt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, kan het bevoegd gezag de eigendom van het gebouw overdragen aan de gemeente.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen\n \n \n Artikel\n 29\n Subsidieverstrekking\n \n \n 1\n Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de verstrekking.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 30\n Subsidiebedrag\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag dat wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, bestaat uit een bedrag dat is bestemd voor personeelskosten voor de leraren die het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgen en een bedrag dat is bestemd voor overige kosten.\n \n \n 2\n Het bedrag dat is bestemd voor personeelskosten kan met maximaal 2% per jaar stijgen ten opzichte van het meest recent vastgestelde subsidiebedrag dat is bestemd voor personeelskosten.\n \n \n 3\n Het tweede lid vervalt met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 4\n Voor het berekenen van de hoogte van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van ten hoogste veertig uren per schooljaar door leerlingen te ontvangen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n \n 5\n Bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent Onze Minister voorschotten. Onze Minister stelt bij beschikking het betaalritme vast.\n \n \n 6\n Het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, is het bedrag dat op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 31\n Nadere regels groepsgrootte en schooljaren\n \n Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over:\n \n \n a.\n de minimale omvang van de groepsgrootte per stroming binnen het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; en\n \n \n b.\n het maximale aantal schooljaren per school waarin godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 32\n Weigeringsgronden\n \n Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:\n \n \n a.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs niet wordt gegeven door leraren als bedoeld in artikel 54 van de wet, of\n \n \n b.\n het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven in strijd met artikel 11, vierde lid, van de wet.\n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 33\n Intrekking Besluit bekostiging WEC\n \n Het Besluit bekostiging WEC wordt ingetrokken.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 34\n Wijziging Aanpassingsbesluit WVO 2020\n \n \n Wijzigt het Aanpassingsbesluit WVO 2020.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 35\n Wijziging Onderwijskundig besluit WEC\n \n \n Wijzigt het Onderwijskundig besluit WEC.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 36\n Wijziging Besluit Jeugdwet\n \n \n Wijzigt het Besluit Jeugdwet.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-08-2022Onderdeel 2.\n \n Artikel\n 37\n Wijziging Besluit SUWI\n \n \n Wijzigt het Besluit SUWI.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n Artikel\n 38\n Wijziging Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968\n \n \n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-08-2022Onderdeel 1.\n \n Artikel\n 38*\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging WEC 2022.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022Abusievelijk publiceert het Staatsblad een tweede artikel 38.\n \n Artikel\n 39\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-20222022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 9 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,\n \n A.\n Slob\n \n \n \n de vierde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022\n \n2022504-01-202209-12-2021202211416-03-202208-03-202201-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046160/manifest.xml", "content": "2022-01-11T07:37:04+01:002025-02-11T10:19:57+01:00BWBR0046160.WTI2022-04-012022-04-012022-07-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:31:16+02:002022-08-01T06:38:28+02:0018999538f07f70b75b463138a7bfc2164e71a07be71981c2b8ebbb983901b6b7632e419dd6607b3294b3dab5cf74360bc331d5d587d9ada3b5e4b8ae764df52d83ec322022-08-019999-12-312022-08-019999-12-312022-08-01T06:38:28+02:002022-08-01T06:38:28+02:001902349c5e0b54b9cbc645a534524302c5dd48dfcb8fb52671c33befad82b6966d68debc06b5e70abae34459c76b938be28fac6a3405deaf75822b765fef05fb23b70a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046161/2022-01-11_0/xml/BWBR0046161_2022-01-11_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 januari 2022 nr. BOACAT2021/073, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de regionale eenheid Amsterdam, Team Buitengerechtelijke Afdoening202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de regionale eenheid Amsterdam van 28 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam bij het Team Buitengerechtelijke Afdoening, in de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Oost-Nederland.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op grond van het gestelde in het onderdeel Beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van regionale eenheid Amsterdam de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 4 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046161/2022-03-01_0/xml/BWBR0046161_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 januari 2022 nr. BOACAT2021/073, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de regionale eenheid Amsterdam, Team Buitengerechtelijke Afdoening202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de regionale eenheid Amsterdam van 28 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam bij het Team Buitengerechtelijke Afdoening, in de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Amsterdam.\n202282917-01-202210-01-2022BOACAT2022/001202282917-01-202210-01-2022BOACAT2022/00101-03-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op grond van het gestelde in het onderdeel Beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van regionale eenheid Amsterdam de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 4 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046161/2024-07-10_0/xml/BWBR0046161_2024-07-10_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 januari 2022 nr. BOACAT2021/073, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de regionale eenheid Amsterdam, Team Buitengerechtelijke Afdoening202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de regionale eenheid Amsterdam van 28 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam bij het Team Buitengerechtelijke Afdoening, in de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Amsterdam.\n \n \n 2\n De vrijwillig ambtenaren van politie bedoeld in artikel 2, onder c, van de Politiewet 2012 voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Amsterdam.\n \n20242221609-07-202402-07-2024BOACAT2024/07520242221609-07-202402-07-2024BOACAT2024/07510-07-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op grond van het gestelde in het onderdeel Beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van regionale eenheid Amsterdam de functie van Assistent Intake en Service A, Assistent Intake en Service B, medewerker Intake en Service, generalist Intake en Service, senior Intake en Service, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale eenheid Amsterdam, Team TBA 2022.\n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 4 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022\n \n202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/073202229810-01-202204-01-2022BOACAT2021/07311-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046161/manifest.xml", "content": "2022-01-112027-01-112022-01-11T07:37:04+01:002024-07-11T06:32:40+02:00BWBR0046161.WTI2022-01-112022-02-282022-01-119999-12-312022-01-11T07:38:10+01:002022-03-01T06:26:40+01:00340530258d6e33cd396a1f3b1bb2435a0094ddd202272bc8bc0c4124f57e25c55808ba3d6e73b179b0e7aa570f935251656c687695ab0e611c6d8bf7062795baadf582022-03-012024-07-092022-03-019999-12-312022-03-01T06:26:40+01:002024-07-11T06:33:02+02:0034028bed2e524919d87028a6e14144964f171f7656eaeb8dd9d4bfb441c82fe24258588e939f1665067e5c97af84267db155359522f82e0a2530a3edf97480aa65c402024-07-109999-12-312024-07-109999-12-312024-07-11T06:33:02+02:002024-07-11T06:33:02+02:0035018abd78e2a9bff71f52f275240c5b4abadc0601aa1d64f93245bb2e255d57b46690e5509609e10810df8d898ddb05bc19bac5cb1c291c2ced54ed1952ef03f6d76", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046162/2022-01-01_1/xml/BWBR0046162_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit vaststelling factoren L en r boekjaar 202220229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Besluit vaststelling factoren L en r boekjaar 202220229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op artikel 4, zesde en zevende lid, van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA;\n \n \n Besluit:\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De factor L, bedoeld in artikel 3 van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA, wordt voor het boekjaar 2022 vastgesteld op 0,173375%.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De factor r, bedoeld in artikel 3 van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA, wordt voor het boekjaar 2022 vastgesteld op 0,007330%.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur UWV\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 90, datum inwerkingtreding 06-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046162/2022-01-06_0/xml/BWBR0046162_2022-01-06_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling factoren L en r boekjaar 202220229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n Besluit vaststelling factoren L en r boekjaar 202220229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op artikel 4, zesde en zevende lid, van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA;\n \n \n Besluit:\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De factor L, bedoeld in artikel 3 van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA, wordt voor het boekjaar 2022 vastgesteld op 0,173375%.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De factor r, bedoeld in artikel 3 van de Regeling vordering contante waarde van periodieke verstrekkingen WAO en Wet WIA, wordt voor het boekjaar 2022 vastgesteld op 0,007330%.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur UWV\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022\n \n20229005-01-202221-12-202120229005-01-202221-12-202106-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046162/manifest.xml", "content": "2022-01-062022-01-01tot-en-met2022-01-08T07:10:32+01:002023-01-03T06:43:18+01:00BWBR0046162.WTI2024-01-062022-01-012022-01-052022-01-069999-12-312022-01-08T07:12:05+01:002022-01-08T07:12:05+01:00169598ebdb93b23ec07200a4514d0deb923597d60d236c6bb56ba6eec986b379a119c21968ebeb5505a0b56fe5b45d3cd73c52ecafbfd501896440b695cfddd1fd89c2022-01-069999-12-312022-01-069999-12-312022-01-08T07:12:05+01:002022-01-08T07:12:05+01:0013430581323e6b628a0e5773f14f70a5caf1c0b54d143f5d795e42e263851ccb20c2667e676572b3cf90994db14fd58ffff7b7d127e6e940dc5ff5da0e9c3941a1807", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046163/2022-01-13_0/xml/BWBR0046163_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit tot verlenging van de opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden van de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in artikel 13, lid 3 Archiefwet 1995202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n Besluit tot verlenging van de opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden van de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in artikel 13, lid 3 Archiefwet 1995202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,\n \n Gelet op artikel 13, derde en vierde lid van de Archiefwet 1995;\n Gelet op het besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 november 2021.\n \n \n Besluit:\n \n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Bij besluit van de Raad van Bestuur van 11 januari 2012 (Stcrt. 2012, 1684) is de overbrenging van de archiefbescheiden (1947–2009) van de Pensioen- en Uitkeringsraad naar het Nationaal Archief voor een periode van 10 jaar opgeschort.\n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De opschorting van de overdracht van de afgesloten sociale dossiers betreffende de uitvoering van de regeling voor toekenning van een buitengewoon pensioen of periodieke uitkering voor verzetsdeelnemers, oorlogsgetroffenen of hun nabestaanden (1947–2009) wordt voor een periode van 10 jaar verlengd.\n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: ‘Besluit tot verlenging van de opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden van de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in artikel 13, lid 3 Archiefwet 1995’.\n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n \n \n \n Amstelveen\n 15 december 2021\n \n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,\n \n S.T.\n Sibma,\n \n voorzitter\n \n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022\n \n202236011-01-202215-12-2021202236011-01-202215-12-202113-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046163/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-12T06:44:39+01:002022-01-12T06:44:39+01:00BWBR0046163.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:16+01:002022-01-13T06:15:16+01:001473949140a833e829136ea04820fc961a4842939101d4a0737841dcba5b5411e625ee09f6b371733f9d88204b1cd2da7814eeb07e3b0416317e26d44ff2f31c4c854", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046164/2022-01-01_1/xml/BWBR0046164_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,\n \n \n Besluit:\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n 1.\n \n De SVB: de Sociale Verzekeringsbank, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n 2.\n \n De Raad van Bestuur: het met de dagelijkse leiding van de SVB belaste orgaan, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n 3.\n \n De Commissie: Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, genoemd in artikel 2;\n \n \n 4.\n \n Begeleidende instellingen: Stichting 1940–1945, Stichting Joods Maatschappelijk Werk, Stichting Pelita;\n \n \n 5.\n \n De PUR: de Pensioen- en Uitkeringsraad, genoemd in artikel 1 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n \n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Er is een Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek betreffende de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n Taken van de Commissie\n \n \n 1\n De Commissie heeft tot taak te adviseren over aanvragen voor wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek in dossiers betreffende de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n \n \n 2\n De Commissie baseert haar advies op het ‘Protocol Wetenschappelijk Onderzoek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen’.\n \n \n 3\n De Commissie adviseert op verzoek van de Raad van Bestuur.\n \n \n 4\n De Commissie vergadert zo vaak als nodig is. Leden van de Commissie kunnen ad hoc worden geconsulteerd.\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling van de Commissie\n \n De Commissie bestaat uit ten hoogste zeven leden, waaronder een voorzitter. De leden van de Commissie kunnen slechts natuurlijke personen zijn.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n Benoeming\n \n De Raad van Bestuur benoemt de voorzitter en de leden voor een periode van vijf jaar. Ten hoogste twee van de leden worden benoemd op voordracht van de begeleidende instellingen. Ten hoogste een lid wordt benoemd op voordracht van de PUR.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n Vervanging\n \n \n 1\n De voorzitter of een lid van de Commissie wordt tussentijds vervangen:\n \n \n a.\n wegens overlijden;\n \n \n b.\n op eigen verzoek; of\n \n \n c.\n als naar het oordeel van de Raad van Bestuur de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de Commissie door toedoen van het lid wordt belemmerd.\n \n \n \n \n 2\n Benoeming wegens een tussentijdse vervanging vindt plaats voor het restant van de zittingsduur van het vervangen lid.\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 7\n Beëindiging lidmaatschap\n \n Het lidmaatschap van de Commissie eindigt:\n \n \n a.\n wegens overlijden;\n \n \n b.\n op eigen verzoek;\n \n \n c.\n op verzoek van de begeleidende instellingen of de PUR;\n \n \n d.\n als naar het oordeel van de Raad van Bestuur de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de Commissie door toedoen van het lid wordt belemmerd;\n \n \n e.\n wegens het eindigen van de termijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 5.\n \n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoedingen\n \n De voorzitter en de leden van de Commissie hebben recht op door de SVB vast te stellen vergoedingen, waaronder een vergoeding voor de reiskosten. De hoogte van deze vergoedingen stelt de Raad van Bestuur vast in een nadere regeling. Alle onkosten die het lidmaatschap van de Commissie met zich meebrengt worden geacht door deze vergoedingen te zijn gedekt. Desgewenst kunnen de voorzitter en de leden van deze vergoedingen afzien.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 9\n Intrekking\n \n Het Instellingsbesluit Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk en statistisch onderzoek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van 14 december 2011, Stcrt. 2012, 1685, wordt ingetrokken.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n \n \n Amstelveen\n 15 december 2021\n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,S.T.Sibma,voorzitter.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 361, datum inwerkingtreding 12-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046164/2022-01-12_0/xml/BWBR0046164_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,\n \n \n Besluit:\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n 1.\n \n De SVB: de Sociale Verzekeringsbank, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n 2.\n \n De Raad van Bestuur: het met de dagelijkse leiding van de SVB belaste orgaan, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n 3.\n \n De Commissie: Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, genoemd in artikel 2;\n \n \n 4.\n \n Begeleidende instellingen: Stichting 1940–1945, Stichting Joods Maatschappelijk Werk, Stichting Pelita;\n \n \n 5.\n \n De PUR: de Pensioen- en Uitkeringsraad, genoemd in artikel 1 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n \n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Er is een Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek betreffende de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Taken van de Commissie\n \n \n 1\n De Commissie heeft tot taak te adviseren over aanvragen voor wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek in dossiers betreffende de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.\n \n \n 2\n De Commissie baseert haar advies op het ‘Protocol Wetenschappelijk Onderzoek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen’.\n \n \n 3\n De Commissie adviseert op verzoek van de Raad van Bestuur.\n \n \n 4\n De Commissie vergadert zo vaak als nodig is. Leden van de Commissie kunnen ad hoc worden geconsulteerd.\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling van de Commissie\n \n De Commissie bestaat uit ten hoogste zeven leden, waaronder een voorzitter. De leden van de Commissie kunnen slechts natuurlijke personen zijn.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Benoeming\n \n De Raad van Bestuur benoemt de voorzitter en de leden voor een periode van vijf jaar. Ten hoogste twee van de leden worden benoemd op voordracht van de begeleidende instellingen. Ten hoogste een lid wordt benoemd op voordracht van de PUR.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Vervanging\n \n \n 1\n De voorzitter of een lid van de Commissie wordt tussentijds vervangen:\n \n \n a.\n wegens overlijden;\n \n \n b.\n op eigen verzoek; of\n \n \n c.\n als naar het oordeel van de Raad van Bestuur de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de Commissie door toedoen van het lid wordt belemmerd.\n \n \n \n \n 2\n Benoeming wegens een tussentijdse vervanging vindt plaats voor het restant van de zittingsduur van het vervangen lid.\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Beëindiging lidmaatschap\n \n Het lidmaatschap van de Commissie eindigt:\n \n \n a.\n wegens overlijden;\n \n \n b.\n op eigen verzoek;\n \n \n c.\n op verzoek van de begeleidende instellingen of de PUR;\n \n \n d.\n als naar het oordeel van de Raad van Bestuur de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de Commissie door toedoen van het lid wordt belemmerd;\n \n \n e.\n wegens het eindigen van de termijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 5.\n \n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoedingen\n \n De voorzitter en de leden van de Commissie hebben recht op door de SVB vast te stellen vergoedingen, waaronder een vergoeding voor de reiskosten. De hoogte van deze vergoedingen stelt de Raad van Bestuur vast in een nadere regeling. Alle onkosten die het lidmaatschap van de Commissie met zich meebrengt worden geacht door deze vergoedingen te zijn gedekt. Desgewenst kunnen de voorzitter en de leden van deze vergoedingen afzien.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Intrekking\n \n Het Instellingsbesluit Commissie van Advies voor de Sociale Verzekeringsbank inzake wetenschappelijk en statistisch onderzoek in dossiers betreffende uitvoering wetten verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van 14 december 2011, Stcrt. 2012, 1685, wordt ingetrokken.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van Advies inzake wetenschappelijk, statistisch en historisch onderzoek en onderzoeksjournalistiek SVB.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n \n \n Amstelveen\n 15 december 2021\n \n \n De Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,S.T.Sibma,voorzitter.\n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022\n \n202236111-01-202215-12-2021202236111-01-202215-12-202112-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046164/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-01-01tot-en-met2022-01-12T06:44:46+01:002022-01-12T06:44:46+01:00BWBR0046164.WTI2022-01-012022-01-112022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:39+01:002022-01-12T06:45:39+01:0044232eda37b5b5c3347c8325627c39c5aa9f1a5cac9678dccb8f03832199d55e0ce420f1903d9f8af05a242ff2b6ff8174e38d2a3dd143d2b356aea40f2db3dd81a412022-01-129999-12-312022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:33+01:002022-01-12T06:45:33+01:00366724d83b03013a6aef3f9f0b27bb71d5716f1edc70c0bb7a43121d44398b8d8ac90bf4e235ac10b932b3e3e72342ba640512389589b384dd2569841416eaceb4698", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046165/2022-01-12_0/xml/BWBR0046165_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 3 januari 2022, nr. 21326912, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het behandelen van zaaizaden bestemd voor export naar EU-lidstaten die vrijstelling verleend hebben voor de uitzaai van met Apron XL behandelde zaaizaden (Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van zaaizaden bestemd voor export naar EU-lidstaten, 2022)202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van zaaizaden bestemd voor export naar EU lidstaten, 2022202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);\n \n \n BESLUIT:\n \n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend het gebruik van Apron XL voor het behandelen van zaaizaden bestemd voor export naar EU lidstaten die vrijstelling verleend hebben voor de uitzaai van met Apron XL behandelde zaaizaden.\n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.\n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt na 120 dagen.\n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van zaaizaden bestemd voor export naar EU lidstaten, 2022.\n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze,\n \n E.G.M.\n Veldhuis\n \n Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit\n \n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n \n Bijlage\n Wettelijk Gebruiksvoorschrift Apron XL (12280N)\n \n \n \n Wettelijk Gebruiksvoorschrift\n \n Het middel is uitsluitend toegelaten als schimmelbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een zaadbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassings-voorwaarden.\n \n \n \n Toepassingsvoorwaarden\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassingsgebied: zaaizaden bestemd voor EU lidstaten mits daar vrijstelling verleend is voor de uitzaai voor zaaizaden van:\n \n \n Te bestrijden organisme\n \n \n Dosering middel per toepassing (zaadbehandeling)\n \n \n \n \n \n \n Peulvruchten\n \n \n Pythium1\n Valse meeldauw2\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Spinazie\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Wolf3\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Boon met peul\n \n \n Pythium1\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Erwt met peul\n \n \n Pythium1\n Valse meeldauw2\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Erwt zonder peul\n \n \n Pythium1\n Valse meeldauw2\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Sluitkoolachtigen\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Bloemkoolachtigen\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Chinese kool\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Koolrabi\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Wortelen\n \n \n Pythium1\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Uien\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Komkommer\n \n \n Pythium1\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Sla\n \n \n Pythium1\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Tomaten\n \n \n Pythium1\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Rucola\n \n \n Pythium1\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Veldsla\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Valse meeldauw2\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Radijs\n \n \n Valse meeldauw4\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Rode biet\n \n \n Valse meeldauw5\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Kruidenteelt vers of gedroogd\n \n \n Valse meeldauw2\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Bloemisterijgewassen\n \n \n Pythium1\n \n \n 0,5 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Valse meeldauw2\n \n \n 2 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n Zonnebloem\n \n \n Valse meeldauw6\n \n \n 3 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n \n \n 1 Pythium (Pythium spp.)\n \n 2 Valse meeldauw (Peronospora spp.)\n \n 3 Wolf (Peronospora farinosa)\n \n 4 Valse meeldauw (Peronospora parasitica/ Peronospora parasitica f. sp. raphani\n \n 5 Valse meeldauw (Peronospora farinosa f.sp. betae)\n \n 6 Valse meeldauw (Plasmopara halstedii)\n \n \n \n Overige toepassingsvoorwaarden\n \n Voor deze zaadbehandeling van zaaizaden is uitsluitend de humane toxiciteit van de toepasser beoordeeld.\n \n \n –\n Draag beschermende kleding tijdens het opzakken van behandeld zaad.\n \n \n –\n Draag beschermende kleding en handschoenen tijdens het mengen en laden van Apron XL en tijdens het kalibreren van de apparatuur.\n \n \n –\n Draag beschermende kleding, handschoenen en adembescherming met een beschermingsfactor 20 bij het schoonmaken van de apparatuur.\n \n \n Het middel mag uitsluitend op zaaizaden worden aangebracht door bedrijven die in het bezit zijn van een risico-inventarisatie en -evaluatie zoals omschreven in het Arbeidsomstandighedenbesluit en een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.\n Zaadbehandeling met Apron XL van zaaizaden bestemd voor onbedekte teelten binnen de EU is uitsluitend toegestaan indien de lidstaat van bestemming een vrijstelling (artikel 53, VO 1107/2009) verleend heeft voor het uitzaaien van het betreffende gewas.\n Te behandelen gewassen, toepassingen en doseringen zijn afhankelijk van het land van bestemming; de voorschriften van de betreffende lidstaat dat vrijstelling artikel 53 VO heeft verleend dienen in acht te worden genomen.\n Het volgende moet in de taal van de betreffende lidstaat worden vermeld op de zakken met behandeld zaad:\n \n Met Apron XL behandelde zaden mogen binnen de EU uitsluitend in de kas worden gezaaid. Uitzaai buiten de kas is alleen toegestaan op voorwaarde dat het ontvangende lidstaat het betreffende gebruik heeft vrijgesteld (artikel 53, VO 1107/2009).\n \n \n \n \n Resistentiemanagement\n \n Dit middel bevat de werkzame stof metalaxyl-M. Metalaxyl-M behoort tot de acylalanines. De FRAC code is 4. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van het resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.\n \n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022\n \n202240311-01-202203-01-202221326912202240311-01-202203-01-20222132691212-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046165/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-05-122022-01-12T06:44:47+01:002022-01-12T06:44:47+01:00BWBR0046165.WTI2022-01-122022-05-112022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:48+01:002022-05-12T06:21:59+02:0035888448fae65de5c6a23e22edbc5a0daf8f96d661fca54607f3b69683ef36b76a49540fe34eac4a30cc48f6afc9566fe26fc3c4ac953f28e365ef79a515c04e42141", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046166/2022-01-12_0/xml/BWBR0046166_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 3 januari 2022, nr. 21326906, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van goederen bestemd voor de export naar Australië en Nieuw-Zeeland tegen bruin gemarmerde stinkwants (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van goederen bestemd voor de export naar Australië en Nieuw-Zeeland tegen bruin gemarmerde stinkwants (Halymorpha halys), 2022)202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van goederen bestemd voor de export naar Australië en Nieuw-Zeeland tegen bruin gemarmerde stinkwants (Halymorpha halys), 2022202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);\n \n \n BESLUIT:\n \n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend het gebruik van Profume ter bescherming van goederen bestemd voor de export naar Australië en Nieuw-Zeeland tegen bruin gemarmerde stinkwants (Halymorphahalys).\n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.\n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 28 april 2022.\n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van goederen bestemd voor de export naar Australië en Nieuw-Zeeland tegen bruin gemarmerde stinkwants (Halymorphahalys), 2022.\n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze,\n \n E.G.M.\n Veldhuis\n \n Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit\n \n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n \n Bijlage\n Wettelijk Gebruiksvoorschrift Profume (13358)\n \n \n \n Wettelijk Gebruiksvoorschrift\n \n Het middel is uitsluitend toegelaten als insectenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van begassen (fumigeren) in de volgende toepassingsgebieden (volgens de geldende Definitielijst toepassingsgebieden) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.\n \n Toepassingsvoorwaarden\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassingsgebied\n \n \n Type toepassing\n \n \n Te bestrijden organisme\n \n \n Dosering (middel) per toepassing\n \n \n Maximaal aantal toepassingen per partij\n \n \n Veiligheidstermijn in dagen\n \n \n \n \n \n \n Hoogrisico goederen voor Australië en Nieuw-Zeeland (overeenkomstig met de quarantaine voorschriften van het importerende land)\n \n \n Pre-shipment quarantaine behandeling door begassing in afgesloten ruimtes\n \n \n Bruin gemarmerde stinkwants\n \n Halymorpha halys\n \n (EPPO code: HALYHA)\n \n \n 200 g-h/m3\n \n \n 1\n \n \n Behandelde goederen vervolgens ventileren tot de hoeveelheid sulfurylchloride fluoride is gedaald tot ≤3 ppm\n \n \n \n \n \n De vereiste doseringen door Australië en Nieuw-Zeeland zijn hier onder weergegeven. Let op: slechts één behandeling vereist, maar er zijn verschillende behandelingsopties:\n Bereik de CT van 200 g-h/m3 of meer, bij 10°C of hoger, gedurende 24 uur of langer, met een minimale eindconcentratie van 8 g/m3\n Bereik de CT van 200 g-h/m3of meer, bij 10°C of hoger, gedurende 12 uur of langer, met een minimale eindconcentratie van 12 g/m3\n NB: CT = Concentratie x Tijd product\n De toepassingsvoorwaarden (vereisten, veiligheidseisen en afstandseisen) opgenomen in het wettelijk gebruiksvoorschrift van het toegelaten product zijn eveneens van toepassing op deze vrijstelling.\n \n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022\n \n202240411-01-202203-01-202221326906202240411-01-202203-01-20222132690612-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046166/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-04-282022-01-12T06:44:47+01:002022-01-12T06:44:47+01:00BWBR0046166.WTI2022-01-122022-04-272022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:48+01:002022-04-28T06:00:11+02:0022101396430ef16e49cfd474c6ef4dd8e655209be11671ba3df54fe78c0761b3640c740e8b9ec8ef5ab7f3ed741500d763522713e942e71b12d5784b443fa91336c1f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046167/2022-01-12_0/xml/BWBR0046167_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Besluit van het College voor toetsen en examens van 29 november 2021, kenmerk CvTE-21.01022 houdende vaststelling van de afnameperiode centrale eindtoets po, schooljaar 2022–2023202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n Besluit vaststelling afnameperiode centrale eindtoets po, schooljaar 2022–2023202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n \n Gelet op artikel 2, zesde lid, onderdeel b, van de Wet College voor toetsen en examens;\n \n \n Besluit:\n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Afnameperiode centrale eindtoets po\n \n De afnameperiode centrale eindtoets po, schooljaar 2022–2023 wordt vastgesteld in de bijlage.\n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Moment van afname van de papieren centrale eindtoets po\n \n \n 1\n De centrale eindtoets po wordt op de dagen afgenomen vastgesteld in de bijlage.\n \n \n 2\n De toetsonderdelen taal en rekenen worden op de eerste twee afnamedagen afgenomen.\n \n \n 3\n Het toetsonderdeel wereldoriëntatie kan worden afgenomen op de eerste, tweede of derde afnamedag.\n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Moment van afname van de digitale adaptieve centrale eindtoets po\n \n \n 1\n De afnameperiode van de digitale adaptieve centrale eindtoets po wordt eveneens vastgesteld in de bijlage.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag kan in de periode bedoeld in het eerste lid zelf het afnametijdstip bepalen voor de toetsonderdelen taal, rekenen en wereldoriëntatie.\n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Tijdsduur\n \n \n 1\n De centrale eindtoets po bestaat in ieder geval uit twee toetsonderdelen van ieder twee uur.\n \n \n 2\n Het toetsonderdeel wereldoriëntatie kan aanvullend worden afgenomen en duurt eveneens twee uur.\n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling afnameperiode centrale eindtoets po, schooljaar 2022–2023.\n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n de voorzitter,\n \n P.J.J.\n Hendrikse\n \n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n \n Bijlage\n afnameperiodes centrale eindtoets po, schooljaar 2022–2023 als bedoeld in artikelen 1, 2 en 3\n \n De afnameperiodes van de centrale eindtoets po voor het schooljaar 2022–2023 zijn door het College voor toetsen en examens vastgesteld. Voor de afname van de centrale eindtoets po is er een reguliere afnameperiode. Leerlingen die de centrale eindtoets niet of gedeeltelijk hebben gemaakt, kunnen de toets digitaal inhalen tijdens de inhaalperiode. In onderstaand schema zijn de afnameperiodes aangegeven van de reguliere afnameperiode en de inhaalperiode.\n \n \n \n \n \n \n \n Reguliere afnameperiode papieren centrale eindtoets 2022–2023\n \n \n \n \n \n \n Week 16\n \n \n 18, 19, 20 (alleen wereldoriëntatie) april\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Reguliere afnameperiode digitale adaptieve centrale eindtoets 2022–2023\n \n \n \n \n \n \n Week 16\n \n \n 18, 19, 20 april\n \n \n \n \n Week 17\n \n \n 24 – 28 april\n \n \n \n \n Week 19\n \n \n 8 – 12 mei\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Inhaalperiode centrale eindtoets 2022–2023\n \n \n \n \n \n \n Week 17\n \n \n 24 – 28 april\n \n \n \n \n Week 19\n \n \n 8 – 12 mei\n \n \n \n \n \n De afname van de papieren centrale eindtoets po start op dinsdag 18 april.\n De digitale adaptieve centrale eindtoets po kan worden afgenomen in de periode 18 tot en met 20 april, 24 tot en met 28 april en in de periode 8 tot en met 12 mei.\n De wijze van afname van de centrale eindtoets po is voor de reguliere afnameperiode een toets op papier of een digitale adaptieve toets. Voor de inhaalperiode is het de digitale adaptieve centrale eindtoets.\n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022\n \n202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.01022202240611-01-202229-11-2021CvTE-21.0102212-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046167/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-01-12T06:45:00+01:002022-12-07T21:33:46+01:00BWBR0046167.WTI2023-08-012022-01-122023-07-312022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:49+01:002023-08-01T06:20:09+02:00280696bfd909e590c388f2e10c4182860a77de740792883ae2d35be5918edf423b9e32468d13d59e6d1f4f5686d9b32d043309b100f5d494f4bfe40323a9f378149ff", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046168/2022-01-12_0/xml/BWBR0046168_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 3 januari 2022, nr. 21326480, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van vlas tegen bodem- en kiemschimmels (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van vlas tegen bodem- en kiemschimmels, 2022)202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van vlas tegen bodem- en kiemschimmels, 2022202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);\n \n \n BESLUIT:\n \n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van Beret Gold 025 FS ter bescherming van de teelt van vlas tegen bodem- en kiemschimmels.\n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.\n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking op de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 30 april 2022.\n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van vlas tegen bodem- en kiemschimmels, 2022.\n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze,\n \n E.G.M.\n Veldhuis\n \n Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit\n \n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n \n Bijlage\n Wettelijk Gebruiksvoorschrift Beret Gold 025 FS (11943 N)\n \n \n \n Wettelijk Gebruiksvoorschrift\n \n Het middel is uitsluitend toegelaten als schimmelbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een zaadbehandeling (Definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften [DTW]) in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassings-\n Gebied\n \n \n Te bestrijden organisme\n \n \n Dosering (middel) per toepassing\n \n \n \n \n \n \n Vlas\n \n \n \n Fusarium spp.\n \n Botrytis spp.\n \n Alternaria spp.\n \n Phoma spp.\n \n \n 130 mL per 100 kg zaden\n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassingsvoorwaarden\n \n Tijdens zaadcoating dienen handschoenen en beschermende kleding gedragen te worden bij alle handelingen behalve tijdens ‘bagging’ (dan is alleen beschermende kleding nodig). Tevens dient luchtwegbescherming gedragen te worden tijdens schoonmaakwerkzaamheden.\n \n \n Resistentiemanagement\n \n Dit middel bevat de werkzame stof fludioxonil, behorende tot de phenylpyrrolen. De bijbehorende FRAC code is 12. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van het resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.\n \n \n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022\n \n202240711-01-202203-01-202221326480202240711-01-202203-01-20222132648012-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046168/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-04-302022-01-12T06:45:04+01:002022-01-12T06:45:04+01:00BWBR0046168.WTI2022-01-122022-04-292022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:50+01:002022-04-30T06:31:38+02:00204670cff62421c3af781567e045c326a7cebd9e59293ba859bd585d0b9306cb119530dec7915fc531f0e5bf27e39898530734abbd766232b6356a46c2c9b05950dff", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046169/2022-01-12_0/xml/BWBR0046169_2022-01-12_0.xml", "content": "\n Regeling van het College voor toetsen en examens van 29 november 2021, nummer CvTE-21.01023, houdende vaststelling van de beoordelingsnormen voor het Staatsexamen Nederlands als tweede taal (Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2)202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n \n Gelet op artikel 2, vijfde lid, onderdeel c Wet College voor toetsen en examens;\n \n \n Besluit:\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n sleutel: verzameling goede antwoorden bij meerkeuzevragen.\n \n \n \n voorzitter: de voorzitter van het College voor toetsen en examens;\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordelingsnormen\n \n \n 1\n De beoordelingsnormen voor het examen Nederlands als tweede taal worden weergegeven in een voorschrift voor de beoordeling bij ieder examenonderdeel. Dit voorschrift bestaat uit algemene aanwijzingen, op grond van deze regeling en een beoordelingsmodel bij ieder examenonderdeel.\n \n \n 2\n Het voorschrift voor de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt ingericht met inachtneming van de bijlagen 1 tot en met 5.\n \n \n 3\n Het College voor toetsen en examens stelt na de afname van een examen in de onderdelen Schrijven en Spreken het voorschrift voor de beoordeling aan de beoordelaar ter beschikking.\n \n \n 4\n Voor de onderdelen Lezen en Luisteren wordt het examen beoordeeld aan de hand van het beoordelingsmodel dat als sleutel opgenomen is in het digitale systeem dat automatisch het examen beoordeelt.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Algemene aanwijzingen\n \n \n 1\n De algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Schrijven zijn voor de Programma’s I en II opgenomen in bijlage 1.\n \n \n 2\n De algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Spreken zijn voor de Programma’s I en II opgenomen in bijlage 2.\n \n \n 3\n De algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Lezen voor de Programma’s I en II zijn opgenomen in bijlage 3.\n \n \n 4\n De algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Luisteren voor de Programma’s I en II zijn opgenomen in bijlage 4.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Beoordelingsmodel\n \n Het beoordelingsmodel bij ieder examenonderdeel wordt door het College voor toetsen en examens vastgesteld zoals vermeld in bijlage 5.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Afwijking\n \n Het College voor toetsen en examens of de voorzitter kan op voorstel van de Commissie Staatsexamen Nt2 beslissen dat voor een of meer opdrachten aan alle kandidaten het maximale aantal scorepunten of ten minste een aantal kleiner dan het maximum aantal scorepunten wordt toegekend.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Aanvullende regels\n \n Het College voor toetsen en examens of de voorzitter kan op voorstel van de Commissie Staatsexamen Nt2 beslissen, dat in het voorschrift voor de beoordeling bij een examen aanvullende regels worden opgenomen, waaronder regels voor aftrek van scorepunten.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Aanpassing\n \n De voorzitter van het College voor toetsen en examens is bevoegd de vaststellingen als opgenomen in bijlage 5 op onderdelen aan te passen.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Intrekking\n \n De Regeling beoordelingsnormen Staatsexamens Nt2 2019 wordt ingetrokken.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Bekendmaking\n \n De beoordelingsmodellen per examenonderdeel bedoeld in artikel 4 worden bekendgemaakt op de in bijlage 5 onder 1 opgenomen wijze.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als de Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Het College voor toetsen en examens, \n de voorzitter,\n \n P.J.J.\n Hendrikse\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n Algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Schrijven van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, eerste lid\n \n \n \n Inhoud examens schrijven programma i en ii\n \n De examenonderdelen Schrijven I en II bestaan uit verschillende schrijfopdrachten. De opgaven bevatten meestal een beschrijving van een situatie en een schrijftaak. Soms is ook een tekening van de situatie toegevoegd; soms wordt een context beschreven en soms wordt een aan te vullen tekst gepresenteerd. De gegeven situaties en taken passen qua inhoud (werk, opleiding en dagelijks leven) en qua moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De examenduur is 100 minuten, tenzij anders aangegeven bij het examen.\n De examens worden afgenomen met een computer en een qwertytoetsenbord met als toetsenbordinstelling VS Internationaal en met taalinstelling ‘Nederlands’. Kandidaten kunnen geen computergestuurde spellingscontrole hanteren. Kandidaten mogen één woordenboek gebruiken: het Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal.\n Opgavenset per examen\n \n Tabel 1. Overzicht opgaven in examen Schrijven I en Schrijven II\n \n \n \n \n \n \n Schrijven I\n \n \n Schrijven II\n \n \n \n \n \n \n 1. Het schrijven van een zin of enkele zinnen (8 examenopgaven)\n \n \n 1. Het schrijven van een zin of enkele zinnen (7 à 8 examenopgaven)\n \n \n \n \n 2. Het schrijven van een kort bericht, aanvullen van een tekst of invullen van een formulier (2 examenopgaven)\n \n \n 2. Het schrijven van een korte tekst (1 à 2 examenopgaven)\n \n \n \n \n 3. Het schrijven van een korte tekst (2 examenopgaven)\n \n \n 3. Het schrijven van een middellange tekst (1 à 2 examenopgaven)\n \n \n \n \n \n \n \n \n Aanwijzingen voor de beoordeling Schrijven\n \n \n \n Algemeen\n \n De zinnen en geschreven teksten worden op meerdere aspecten beoordeeld: adequaatheid/begrijpelijkheid, samenhang, woordgebruik, grammaticale correctheid, spelling en tekstverzorging (de laatste alleen bij Schrijven II). Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Het schrijven van een zin of enkele zinnen wordt beoordeeld op twee aspecten: ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Zowel adequaatheid/begrijpelijkheid van de tekst als grammaticale correctheid worden gewaardeerd op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen voor adequaatheid/begrijpelijkheid en 0 of 1 voor grammaticale correctheid. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor grammaticale correctheid geen score van 1 opleveren.\n Het schrijven van een kort bericht, aanvullen van een tekst, invullen van een formulier of het schrijven van een korte tekst wordt in elk geval beoordeeld op de aspecten ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid wordt globaal beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen in de tekst verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beschouwd en wordt als uitgangspunt een score van 2 punten genomen. Een hogere score (3) of een lagere score (1) kan vervolgens toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene in ogenschouw te nemen. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren. Het aspect grammaticale correctheid wordt beoordeeld op basis van een 3-puntsschaal: hier kan een score van 0, 1 of 2 toegekend worden.\n Afhankelijk van de opdracht kunnen nog andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd: spelling, samenhang en woordgebruik. Bij de taak ‘invullen van formulieren’ wordt het aspect samenhang niet toegevoegd. Bij Schrijven II worden, naast de hiervoor genoemde aspecten (spelling, samenhang en woordgebruik), de aspecten opbouw en tekstverzorging toegevoegd. Deze toegevoegde aspecten worden beoordeeld op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0 of 1 toekennen.\n Bij Schrijven II wordt het schrijven van een middellange tekst in elk geval beoordeeld op de aspecten ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Adequaatheid/begrijpelijkheid wordt globaal beoordeeld op basis van een 6-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen in de tekst verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beoordeeld en wordt als uitgangspunt een score van 3 punten genomen. Hogere scores (4, 5) en lagere scores (1, 2) kunnen vervolgens toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene in ogenschouw te nemen. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren. Het aspect grammaticale correctheid wordt bij een middellange tekst beoordeeld op basis van een 3-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0, 1 of 2 toekennen. Afhankelijk van de opdracht kunnen ook andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd, te weten spelling, samenhang, woordgebruik, opbouw en tekstverzorging. Deze toegevoegde aspecten worden altijd op een 3-puntsschaal beoordeeld: de beoordelaar kan hiervoor per aspect 0, 1 of 2 punten toekennen.\n \n \n \n Specifieke aanwijzingen bij de beoordelingsvoorschriften\n \n \n \n –\n Bij de beoordeling moeten de verschillende schalen onafhankelijk van elkaar gehanteerd worden. Een onzekere toekenning van een score op één van de schalen mag niet gecompenseerd worden met een score op één van de andere schalen.\n \n \n –\n Als er een tekst geproduceerd is met een volledig en adequaat gedeelte dat op zich voldoende zou zijn geweest voor de hoogste score, maar waar een en ander ten overvloede aan toegevoegd is dat allerlei fouten vertoont, dan wordt deze overbodige toevoeging ook meegewogen in de beoordeling. Wanneer overbodige informatie geen fouten vertoont, dan heeft dit geen invloed op de toe te kennen score.\n \n \n –\n Als een kandidaat volledige zinnen uit de opdracht letterlijk heeft overgeschreven, krijgt hij voor deze zinnen geen punten. De volledig overgeschreven zinnen worden dus niet in de beoordeling betrokken. Zinsdelen mogen wel letterlijk overgeschreven worden. Overgeschreven zinsdelen worden wel in de beoordeling betrokken.\n \n \n \n \n \n Adequaatheid/begrijpelijkheid\n \n \n \n –\n Bij het vaststellen van adequaatheid/begrijpelijkheid wordt tolerant beoordeeld; het waarheidsgehalte of juistheidsgehalte van de inhoud van de boodschap in de ogen van de beoordelaar moet niet in de beoordeling worden betrokken.\n \n \n –\n Bij de beoordeling van adequaatheid/begrijpelijkheid spelen de volgende aspecten een rol:\n \n \n •\n de tekst heeft een duidelijke relatie met de opdracht;\n \n \n •\n de intentie van de schrijver wordt uit deze tekst zonder meer duidelijk en de tekst is goed te begrijpen.\n \n \n \n \n –\n Als lexicale keuzes de begrijpelijkheid van een tekst ernstig aantasten, komt dat tot uiting in de waardering voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid. Een afzonderlijke beoordeling van het woordgebruik wordt alleen bij die opdrachten toegepast waar specifiek woordgebruik relevant kan zijn.\n \n \n –\n Als spelfouten de begrijpelijkheid van een tekst ernstig aantasten, komt dat tot uiting in de waardering voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid. Een afzonderlijke beoordeling van spelling wordt alleen bij die opdrachten toegepast waar spelling relevant kan zijn.\n \n \n \n \n \n Grammaticale correctheid\n \n \n \n –\n Bij het aspect grammaticale correctheid moet beoordeeld worden op fouten zoals bijvoorbeeld woord- en zinsvormingsfouten, fouten tegen de ‘er’-constructie, congruentiefouten, voorzetselfouten enzovoorts.\n \n \n –\n Fouten tegen het woordgeslacht en fouten die daaruit voortvloeien, mogen voorkomen.\n \n \n –\n Het vergeten van een lidwoord is een grammaticale fout die wel in de beoordeling wordt betrokken.\n \n \n –\n In het beoordelingsmodel is bij de taken ‘zinnen aanvullen/zinnen tussenvoegen’ een expliciete opmerking gemaakt wanneer er sprake moet zijn van bijvoorbeeld bijzinvolgorde of inversie. Dat betekent echter niet dat alleen in die gevallen de woordvolgorde correct moet zijn, met andere woorden: de woordvolgorde moet correct zijn.\n \n \n –\n Wanneer iemand bij de taken ‘zinnen aanvullen/tussenvoegen’ door het geschrevene zelf het gebruik van een bepaalde werkwoordtijd afdwingt, dan moet deze ook gerealiseerd worden om 1 punt te kunnen behalen voor grammaticale correctheid.\n \n \n \n \n \n Samenhang en opbouw (alleen Schrijven II)\n \n \n \n –\n De samenhang van een tekst heeft betrekking op de inhoudelijke relatie van tekstonderdelen: is het inhoudelijke verband tussen de zinnen goed en wordt het bijvoorbeeld aangegeven door het gebruik van signaal- en/of verbindingswoorden.\n \n \n –\n De opbouw heeft betrekking op het geheel van een tekst: is de tekst logisch opgebouwd door een duidelijke indeling, bijvoorbeeld een inleiding, een kern en een slot.\n \n \n \n \n \n Tekstverzorging (alleen Schrijven II)\n \n \n \n –\n Bij het aspect tekstverzorging wordt beoordeeld of de tekst een passende opmaak heeft en of de interpunctie goed is toegepast.\n \n \n –\n Bij opmaak wordt gekeken naar het inzetten van witregels, tussenkopjes, en het gebruik van opmaakelementen (vet, cursief, onderstreept).\n \n \n –\n Bij interpunctie wordt het gebruik van hoofdletters, punten, komma’s en vraagtekens beoordeeld.\n \n \n –\n Bij de korte taak kan maximaal 1 punt worden toegekend, bij de middellange taak kunnen maximaal 2 punten voor dit aspect worden toegekend.\n \n \n \n \n \n Taakspecifiek\n \n \n \n –\n Bij ‘zinnen tussenvoegen’ is het toevoegen van een voegwoord toegestaan voor zover de grammaticaliteit van de constructie daardoor niet gestoord wordt. Fouten tegen interpunctie die daardoor ontstaan, zijn in dit geval toegestaan. Als door de toevoeging de begrijpelijkheid wordt aangetast, komt dat tot uiting in de beoordeling van het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid.\n \n \n –\n Als er bij ‘een zin aanvullen’ en ‘een zin tussenvoegen’ bij het aspect grammaticale correctheid specifieke opmerkingen genoemd staan, dan moet het schrijfproduct in ieder geval aan die eisen voldoen om 1 punt te kunnen behalen. Realisering van de bij de specifieke opmerkingen vermelde constructie levert overigens niet zonder meer 1 punt op. Het is mogelijk dat er 0 punten worden toegekend op basis van andere fouten tegen formele kenmerken, bijvoorbeeld door fouten tegen de woordvolgorde of door congruentiefouten.\n \n \n –\n Het is bij ‘een zin aanvullen’ en ‘een zin tussenvoegen’ mogelijk dat de creativiteit van de schrijver zo groot is dat hij/zij een product schrijft dat weliswaar niet voldoet aan de specifieke eisen genoemd bij het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid, maar dat desondanks adequaat genoemd kan worden. In een dergelijk geval moet 1 punt worden toegekend voor adequaatheid/begrijpelijkheid.\n \n \n –\n Als er bij een korte of een middellange schrijftaak een tekst is geproduceerd waaruit blijkt dat de stimulus anders is geïnterpreteerd dan bedoeld, dan kan dat product voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid nooit de maximaal te behalen score krijgen (3 punten bij een korte schrijftaak en 5 punten bij een middellange schrijftaak). De overige schaalpunten kunnen wel gebruikt worden om de kwaliteit van het product te waarderen.\n \n \n \n \n \n Toekenning score examen Schrijven\n \n Voor het examen Schrijven kan de kandidaat per opdracht meerdere punten behalen. Voor elke zinsopdracht kan de kandidaat maximaal 2 punten behalen. Schrijven I: Voor de formuliertaak is het maximum 7 punten en voor de tekstaanvultaak, kort bericht en korte tekst is het maximum 8 punten. Schrijven II: voor elke korte opdracht is het maximum 10 punten en voor de middellange opdracht is het maximum 17 punten.\n De prestaties van de kandidaat worden beoordeeld door meerdere onafhankelijk van elkaar werkende beoordelaars. Het aantal toegekende punten is het gemiddelde van de puntentoekenning van de beoordelaars (zie examenprogramma voor nadere toelichting).\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n Het aantal aspecten waarop kandidaten worden beoordeeld, is niet voor elk examen hetzelfde. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen om te slagen.\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Spreken van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, tweede lid\n \n \n \n Inhoud Examens Spreken Programma I en II\n \n De examenonderdelen Spreken I en II bestaan uit verschillende spreekopdrachten. De opgaven bevatten meestal een beschrijving van een situatie en een spreektaak, soms wordt om een mening gevraagd. Regelmatig is ook een tekening of zijn meerdere tekeningen van de situatie toegevoegd. De gegeven situaties en taken passen qua inhoud (werk, opleiding en dagelijks leven) en qua moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De examenduur is maximaal 25 minuten, tenzij anders aangegeven bij het examen.\n De examens worden afgenomen met een computer. De opdrachten worden via het beeldscherm weergegeven. Ze worden via de computer met een koptelefoon beluisterd en de antwoorden worden via een microfoon ingesproken en digitaal bewaard.\n Opgavenset per examen\n \n Tabel 1. Overzicht opgaven in examen Spreken I en Spreken II\n \n \n \n \n \n \n Spreken I\n \n \n Spreken II\n \n \n \n \n \n \n Deel 1\n 8 korte spreekopdrachten\n Spreektijd: 20 seconden\n \n \n Deel 1\n 4 korte spreekopdrachten\n Spreektijd: 20 seconden\n \n \n \n \n Deel 2\n 8 middellange spreekopdrachten\n Spreektijd: 30 seconden\n \n \n Deel 2\n 8 middellange spreekopdrachten\n Spreektijd: 30 seconden\n \n \n \n \n \n Deel 3\n 1 lange spreekopdracht\n Spreektijd: 2 minuten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Aanwijzingen voor de beoordeling Spreken\n \n \n \n Algemeen\n \n De spreekuitingen van de kandidaten worden op meerdere aspecten beoordeeld: woord- en zinsvorming, uitspraak, tempo, inhoud, woordkeus en woordenschat. Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Voordat de uiting van een kandidaat daadwerkelijk op de beoordelingsaspecten wordt beoordeeld, wordt nagegaan of de uiting te beoordelen is. Hier speelt de preconditie een rol. De vraag in de preconditie is: is de uiting te beoordelen? Bij het controleren van de preconditie moet één van de onderstaande keuzemogelijkheden worden aangevinkt:\n \n \n •\n Nee, want het is geen verstaanbare Nederlandse reactie in relatie tot de context.\n \n \n •\n Ja, want het is een verstaanbare Nederlandse reactie in relatie tot de context.\n \n \n •\n Nee, want de kandidaat zegt niets.\n \n \n •\n Nee, want er is een technisch probleem.\n \n \n Wanneer bij de preconditie ‘ja’ aangevinkt is, kan de spreekopdracht verder beoordeeld worden.\n De korte spreekopdracht wordt beoordeeld op twee aspecten: op ‘inhoud’ en op ‘woord- en zinsvorming’ of ‘woordkeus’. Zowel voor inhoud als voor woord- en zinsvorming of woordkeus worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen voor inhoud, en 0 of 1 voor woord- en zinsvorming en woordkeus.\n De middellange spreekopdracht wordt in ieder geval beoordeeld op de aspecten ‘inhoud’ en ‘woord- en zinsvorming’. Daarnaast worden een of meer van de volgende aspecten beoordeeld: ‘woordenschat’, ‘uitspraak’ en ‘tempo’. De aspecten inhoud, woord- en zinsvorming, woordenschat en uitspraak worden beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Bij het aspect woord- en zinsvorming wordt bij de beoordeling rekening gehouden met de lengte van de uiting. Voor het aspect tempo worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen.\n De lange spreekopdracht komt alleen bij Spreken II voor. Deze wordt beoordeeld op de aspecten ‘inhoud’ en ‘woord- en zinsvorming’. Daarnaast worden de volgende aspecten beoordeeld: ‘coherentie’, ‘woordenschat’, ‘uitspraak’ en ‘tempo’. De aspecten inhoud, woord- en zinsvorming, coherentie, woordenschat en uitspraak worden beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Voor het aspect tempo worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen.\n \n \n \n Specifieke aanwijzingen bij de beoordelingsvoorschriften\n \n \n \n –\n Wanneer een kandidaat één of meer plaatjes anders interpreteert dan in de beoordelingsvoorschriften bedoeld wordt, maar de opdracht toch goed uitwerkt (een instructie geven, een beschrijving geven etc.), moet het spreekproduct analoog aan de bestaande voorschriften beoordeeld worden.\n \n \n –\n Bij opdrachten waarbij kandidaten (een mening met) argumenten moeten geven, moet de beoordelaar er alert op zijn dat niet de inhoud van de argumentatie op geldigheid beoordeeld wordt. Iets wat een luisteraar/beoordelaar belachelijk vindt, kan voor de spreker een prima reden zijn. Als de uiting duidelijk is, kan iemand drie punten bij 'inhoud' krijgen.\n \n \n –\n Telefoonconventies: Enkele opdrachten vragen van de kandidaat een telefonische reactie. In de meeste gevallen wordt daarbij gesuggereerd dat het gesprek al even bezig is, zodat de kandidaat zich niet meer hoeft voor te stellen. Een enkele keer moet de kandidaat reageren op iemand die de telefoon opneemt. Vanwege het kunstmatige karakter van de examensituatie is het bij deze opdrachten niet de bedoeling dat er beoordeeld wordt of de kandidaat zich eerst voorstelt, tenzij het beoordelingsvoorschrift dat expliciet vermeldt.\n \n \n \n \n \n Inhoud\n \n \n \n –\n Het kan voorkomen dat een kandidaat een reactie geeft die niet expliciet in de voorschriften opgenomen is. Wanneer deze reactie adequaat is in de gegeven situatie, dan kan een kandidaat toch het maximale aantal punten krijgen bij ‘inhoud’, afhankelijk van de duidelijkheid van de uiting.\n \n \n –\n Als er echt alleen maar voorgelezen wordt, geldt dat bij ‘inhoud’ maximaal één punt toegekend mag worden. De kandidaten zijn gewaarschuwd tegen het uitsluitend voorlezen (via de ‘Aanwijzingen’ die bij het begin van het examen worden vertoond op het scherm).\n \n \n –\n Bij sommige opdrachten moet de beoordelaar ook letten op het volgende: wanneer een kandidaat de gevraagde taalhandeling niet realiseert, kan bij ‘inhoud’ maximaal één punt toegekend worden. Wanneer de gevraagde taalhandeling bijvoorbeeld het geven van een instructie is en een kandidaat geeft een beschrijving, dan kan dus maximaal één punt worden toegekend. Aan de beoordelaar wordt in de beoordelingsvoorschriften die bij de opgaven horen, duidelijk gemaakt wanneer hij hiermee rekening moet houden.\n \n \n –\n Benutten van de spreektijd:\n Het is niet de bedoeling dat de beoordelaar, ongeacht de inhoud van een antwoord van een kandidaat, alleen kijkt of de kandidaat de spreektijd volledig heeft benut. Het benutten van de spreektijd wordt pas belangrijk als een kandidaat geen tijd meer heeft om bijvoorbeeld drie gegeven plaatjes te beschrijven, doordat hij één of twee van de drie plaatjes uitvoerig beschrijft. Je mag dan redelijkerwijs aannemen dat deze kandidaat bij iets meer tijd wel alle plaatjes had kunnen beschrijven. Als de uiting van de kandidaat duidelijk is en hij de spreektijd volledig heeft benut, dan kan hij toch het maximaal aantal punten behalen bij ‘inhoud’, ook al heeft hij niet alle plaatjes beschreven.\n \n \n \n \n \n Woordkeus\n \n \n \n –\n Als een kandidaat bij een plaatje waarop een pot verf te zien is bijvoorbeeld zegt: 'een pot met dat spul', dan krijgt hij nul punten bij dit aspect. Hij heeft wel laten zien een zodanige woordenschat te hebben dat hij kan omschrijven wat hij bedoelt, maar de woordkeus is in dit geval (te) beperkt. Een ander voorbeeld: een kandidaat zegt, wanneer hij een kleiner uniform wil: 'Mag ik één nummer kleiner?', in plaats van het correcte 'Mag ik één maat kleiner?'. Ook hier geldt: de woordenschat is groot genoeg om de bedoeling duidelijk te maken, maar er is sprake van een verkeerde woordkeus.\n \n \n \n \n \n Woord- en zinsvorming\n \n \n \n –\n Bij de middellange opdrachten wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine fouten (categorie-1-fouten) en andere dan kleine fouten (categorie-2-fouten). Onder kleine fouten (categorie-1-fouten) verstaan we lidwoordfouten en fouten die daaruit voortvloeien. Fouten in verkleinwoorden en meervoudsvormen vallen ook onder kleine fouten. Met andere dan kleine fouten (categorie-2-fouten) worden fouten bedoeld zoals verkeerde werkwoordvervoegingen, fouten in de woordvolgorde of het weglaten van 'het' als persoonlijk voornaamwoord (bijvoorbeeld: 'Ik heb een mooi boek gekocht maar was heel duur').\n \n \n –\n Bij de middellange opdrachten wordt bij de beoordeling een onderscheid gemaakt tussen langere en kortere uitingen en wel tussen uitingen die uit minimaal drie zinnen bestaan (>2 zinnen) en uitingen die uit maximaal twee zinnen bestaan (≤2 zinnen). Dit is gedaan om kandidaten die langer spreken en dus ook meer fouten kunnen maken, niet te straffen voor het feit dat ze een langere reactie geven dan een ander.\n \n \n –\n Wanneer een kandidaat alleen maar voorleest, geldt dat bij ‘Woord- en zinsvorming’ maximaal één punt toegekend mag worden.\n \n \n \n \n \n Toekenning score examen Spreken\n \n Voor het examen Spreken kan de kandidaat per opdracht meerdere punten behalen. Voor elke korte opdracht uit het spreekexamen kan de kandidaat maximaal 2 punten behalen. Voor elke middellange opdracht kan de kandidaat bij het examen Spreken I tussen de 9 en 12 punten behalen en bij Spreken II tussen de 9 en 13 punten. Voor de lange opdracht (alleen bij Spreken II) kan de kandidaat maximaal 16 punten behalen. De uitingen en gesproken teksten van de kandidaten worden op meerdere aspecten beoordeeld: woord- en zinsvorming, uitspraak, tempo, inhoud, coherentie en woordenschat. Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Voor sommige aspecten is de schaal 0-1, voor andere aspecten is er een puntenschaal met meerdere punten. Beoordelaars beoordelen de spreekuitingen van verschillende kandidaten in een random, niet zelf te beïnvloeden volgorde. Doordat de uitingen van een kandidaat per opdracht (gesegmenteerd) beoordeeld worden, zijn er meerdere beoordelaars bij het beoordelen van een heel examen van een kandidaat betrokken. Het aantal toegekende punten is het gemiddelde van de puntentoekenning van deze beoordelaars (zie examenprogramma voor nadere toelichting).\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n Het aantal en type aspecten waarop kandidaten beoordeeld worden, kan variëren per examen. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Lezen, van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, derde lid\n \n \n \n Inhoud examen Lezen Programma I en II\n \n De examens Lezen I en II bestaan ieder uit 6 teksten met in totaal circa 35 meerkeuzevragen die betrekking hebben op de domeinen Werk, Opleiding en Dagelijks leven. De teksten passen qua inhoud en moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De teksten zijn instructief, descriptief, beschouwend of persuasief van aard. Per tekst kunnen 3 tot 8 vragen voorgelegd worden.\n De teksten worden aangeboden in een tekstboekje met instructies. De vragen en antwoorden verschijnen op een beeldscherm en daar klikken kandidaten de juiste antwoorden aan. De examentijd van Lezen I is 110 minuten en de examentijd van Lezen II is 100 minuten, tenzij anders aangegeven.\n \n \n \n Beoordeling en toekenning score examen Lezen\n \n De scoring van de antwoorden bij de examenopgaven gebeurt automatisch. Het aantal goed beantwoorde vragen wordt door de computer geregistreerd. Elk goed antwoord levert een punt op.\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n De examens zijn niet altijd even lang. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 4\n Algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Luisteren van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, vierde lid\n \n \n \n Inhoud examen Luisteren Programma I en II\n \n Het examen Luisteren bestaat uit 3 tot 5 audioteksten en 1 tot 3 videofragmenten met in totaal 37-40 meerkeuzevragen die betrekking hebben op de domeinen Werk, Opleiding en Dagelijks leven. De teksten passen qua inhoud en moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I en II. Zie ook het examenprogramma. De teksten zijn instructief, descriptief, beschouwend of persuasief van aard. Bij elke audiotekst en bij elk videofragment worden minimaal 2 en maximaal 10 vragen gesteld.\n In het examen Luisteren zijn zowel mannenstemmen als vrouwenstemmen te horen. Er wordt zowel globaal luisteren als selectief luisteren getoetst. De opgaven worden een voor een op een beeldscherm gepresenteerd. De kandidaat kiest een antwoord en klikt dan op ‘Volgende‘ om de volgende opgave te lezen vóór het volgende fragment start. De kandidaat kan elk fragment maar één keer beluisteren/bekijken. De examentijd is maximaal 90 minuten, tenzij anders aangegeven.\n \n \n \n Beoordeling en toekenning score examen Luisteren\n \n De scoring van de antwoorden bij de examenopgaven gebeurt automatisch. Het aantal goed beantwoorde vragen wordt door de computer geregistreerd. Elk goed antwoord levert een punt op.\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n De examens zijn niet altijd even lang. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 5\n Bekendmaking van (vastgestelde) beoordelingsmodellen per examenonderdeel en de daarbij behorende scores, als bedoeld in de artikelen 4 en 10\n \n \n \n 1.\n \n Voor wat betreft de beoordelingsmodellen per examenonderdeel en de daarbij behorende scores geldt:\n \n De beoordelingsmodellen en de daarbij behorende scores worden niet eerder bekendgemaakt dan nadat het College voor toetsen en examens heeft vastgesteld dat de betreffende opgaven niet meer onderdeel van een examenonderdeel zullen uitmaken.\n De opgaven kunnen daarna onderdeel uitmaken van oefenopgaven die openbaar gemaakt worden.\n \n \n 2.\n \n Bekendmaking van het volledige voorschrift voor de beoordeling voor de examenonderdelen vindt plaats:\n \n \n \n a.\n Voor wat betreft examenonderdelen Schrijven en Spreken aan de beoordelaar;\n \n \n b.\n Voor wat betreft examenonderdelen Lezen en Luisteren geldt dat deze worden opgenomen als sleutel in het digitale systeem dat automatisch de examenonderdelen beoordeelt.\n \n \n \n \n \n Beoordelingsmodellen voor het Staatsexamen Nederlands als tweede taal worden per examenonderdeel, samen met de opgaven, vastgesteld voor:\n \n \n Staatsexamen Nederlands als tweede taal\n \n \n Programma I\n \n \n \n •\n Schrijven\n \n \n •\n Spreken\n \n \n •\n Lezen\n \n \n •\n Luisteren\n \n \n \n Staatsexamen Nederlands als tweede taal\n \n \n Programma II\n \n \n \n •\n Schrijven\n \n \n •\n Spreken\n \n \n •\n Lezen\n \n \n •\n Luisteren\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046169/2022-12-29_0/xml/BWBR0046169_2022-12-29_0.xml", "content": "\n Regeling van het College voor toetsen en examens van 29 november 2021, nummer CvTE-21.01023, houdende vaststelling van de beoordelingsnormen voor het Staatsexamen Nederlands als tweede taal (Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2)202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n \n Gelet op artikel 2, vijfde lid, onderdeel c Wet College voor toetsen en examens;\n \n \n Besluit:\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n sleutel: verzameling goede antwoorden bij meerkeuzevragen.\n \n \n \n voorzitter: de voorzitter van het College voor toetsen en examens;\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordelingsnormen\n \n \n 1\n De beoordelingsnormen voor het examen Nederlands als tweede taal worden weergegeven in een voorschrift voor de beoordeling bij ieder examenonderdeel. Dit voorschrift bestaat uit algemene aanwijzingen, op grond van deze regeling en een beoordelingsmodel bij ieder examenonderdeel.\n \n \n 2\n Het voorschrift voor de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt ingericht met inachtneming van de bijlagen 1 tot en met 5.\n \n \n 3\n Het College voor toetsen en examens stelt na de afname van een examen in de onderdelen Schrijven en Spreken het voorschrift voor de beoordeling aan de beoordelaar ter beschikking.\n \n \n 4\n Voor de onderdelen Lezen en Luisteren wordt het examen beoordeeld aan de hand van het beoordelingsmodel dat als sleutel opgenomen is in het digitale systeem dat automatisch het examen beoordeelt.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Algemene aanwijzingen\n \n \n 1\n De algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Schrijven zijn voor de Programma’s I en II opgenomen in bijlage 1.\n \n \n 2\n De algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Spreken zijn voor de Programma’s I en II opgenomen in bijlage 2.\n \n \n 3\n De algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Lezen voor de Programma’s I en II zijn opgenomen in bijlage 3.\n \n \n 4\n De algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Luisteren voor de Programma’s I en II zijn opgenomen in bijlage 4.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Beoordelingsmodel\n \n Het beoordelingsmodel bij ieder examenonderdeel wordt door het College voor toetsen en examens vastgesteld zoals vermeld in bijlage 5.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Afwijking\n \n Het College voor toetsen en examens of de voorzitter kan op voorstel van de Commissie Staatsexamen Nt2 beslissen dat voor een of meer opdrachten aan alle kandidaten het maximale aantal scorepunten of ten minste een aantal kleiner dan het maximum aantal scorepunten wordt toegekend.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Aanvullende regels\n \n Het College voor toetsen en examens of de voorzitter kan op voorstel van de Commissie Staatsexamen Nt2 beslissen, dat in het voorschrift voor de beoordeling bij een examen aanvullende regels worden opgenomen, waaronder regels voor aftrek van scorepunten.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Aanpassing\n \n De voorzitter van het College voor toetsen en examens is bevoegd de vaststellingen als opgenomen in bijlage 5 op onderdelen aan te passen.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Intrekking\n \n De Regeling beoordelingsnormen Staatsexamens Nt2 2019 wordt ingetrokken.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Bekendmaking\n \n De beoordelingsmodellen per examenonderdeel bedoeld in artikel 4 worden bekendgemaakt op de in bijlage 5 onder 1 opgenomen wijze.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als de Regeling beoordelingsnormen Staatsexamen Nt2.\n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Het College voor toetsen en examens, \n de voorzitter,\n \n P.J.J.\n Hendrikse\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n Algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Schrijven van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, eerste lid\n \n \n \n Inhoud examens schrijven programma i en ii\n \n De examenonderdelen Schrijven I en II bestaan uit verschillende schrijfopdrachten. De opgaven bevatten meestal een beschrijving van een situatie en een schrijftaak. Soms is ook een tekening van de situatie toegevoegd; soms wordt een context beschreven en soms wordt een aan te vullen tekst gepresenteerd. De gegeven situaties en taken passen qua inhoud (werk, opleiding en dagelijks leven) en qua moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De examenduur is 100 minuten, tenzij anders aangegeven bij het examen.\n De examens worden afgenomen met een computer en een qwertytoetsenbord met als toetsenbordinstelling VS Internationaal en met taalinstelling ‘Nederlands’. Kandidaten kunnen geen computergestuurde spellingscontrole hanteren. Kandidaten mogen één woordenboek gebruiken: het Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal.\n Opgavenset per examen\n \n Tabel 1. Overzicht opgaven in examen Schrijven I en Schrijven II\n \n \n \n \n \n \n Schrijven I\n \n \n Schrijven II\n \n \n \n \n \n \n 1. Het schrijven van een zin of enkele zinnen (8 examenopgaven)\n \n \n 1. Het schrijven van een zin of enkele zinnen (7 à 8 examenopgaven)\n \n \n \n \n 2. Het schrijven van een kort bericht, aanvullen van een tekst of invullen van een formulier (2 examenopgaven)\n \n \n 2. Het schrijven van een korte tekst (1 à 2 examenopgaven)\n \n \n \n \n 3. Het schrijven van een korte tekst (2 examenopgaven)\n \n \n 3. Het schrijven van een middellange tekst (1 à 2 examenopgaven)\n \n \n \n \n \n \n \n \n Aanwijzingen voor de beoordeling Schrijven\n \n \n \n Algemeen\n \n De zinnen en geschreven teksten worden op meerdere aspecten beoordeeld: adequaatheid/begrijpelijkheid, samenhang, woordgebruik, grammaticale correctheid, spelling en tekstverzorging (de laatste alleen bij Schrijven II). Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Het schrijven van een zin of enkele zinnen wordt beoordeeld op twee aspecten: ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Zowel adequaatheid/begrijpelijkheid van de tekst als grammaticale correctheid worden gewaardeerd op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen voor adequaatheid/begrijpelijkheid en 0 of 1 voor grammaticale correctheid. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor grammaticale correctheid geen score van 1 opleveren.\n Het schrijven van een kort bericht, aanvullen van een tekst, invullen van een formulier of het schrijven van een korte tekst wordt in elk geval beoordeeld op de aspecten ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid wordt globaal beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen in de tekst verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beschouwd en wordt als uitgangspunt een score van 2 punten genomen. Een hogere score (3) of een lagere score (1) kan vervolgens toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene in ogenschouw te nemen. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren. Het aspect grammaticale correctheid wordt beoordeeld op basis van een 3-puntsschaal: hier kan een score van 0, 1 of 2 toegekend worden.\n Afhankelijk van de opdracht kunnen nog andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd: spelling, samenhang en woordgebruik. Bij de taak ‘invullen van formulieren’ wordt het aspect samenhang niet toegevoegd. Bij Schrijven II worden, naast de hiervoor genoemde aspecten (spelling, samenhang en woordgebruik), de aspecten opbouw en tekstverzorging toegevoegd. Deze toegevoegde aspecten worden beoordeeld op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0 of 1 toekennen.\n Bij Schrijven II wordt het schrijven van een middellange tekst in elk geval beoordeeld op de aspecten ‘adequaatheid/begrijpelijkheid’ en ‘grammaticale correctheid’. Adequaatheid/begrijpelijkheid wordt globaal beoordeeld op basis van een 6-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 toekennen. Zijn alle in de opdracht gevraagde elementen in de tekst verwerkt, dan wordt de tekst als ‘acceptabel’ beoordeeld en wordt als uitgangspunt een score van 3 punten genomen. Hogere scores (4, 5) en lagere scores (1, 2) kunnen vervolgens toegekend worden door de totale kwaliteit van het geschrevene in ogenschouw te nemen. Een tekst waarvoor op basis van adequaatheid/begrijpelijkheid een score van 0 wordt toegekend, kan voor de overige aspecten geen scores meer opleveren. Het aspect grammaticale correctheid wordt bij een middellange tekst beoordeeld op basis van een 3-puntsschaal: de beoordelaar kan hiervoor een score van 0, 1 of 2 toekennen. Afhankelijk van de opdracht kunnen ook andere aspecten ter beoordeling worden toegevoegd, te weten spelling, samenhang, woordgebruik, opbouw en tekstverzorging. Deze toegevoegde aspecten worden altijd op een 3-puntsschaal beoordeeld: de beoordelaar kan hiervoor per aspect 0, 1 of 2 punten toekennen.\n \n \n \n Specifieke aanwijzingen bij de beoordelingsvoorschriften\n \n \n \n –\n Bij de beoordeling moeten de verschillende schalen onafhankelijk van elkaar gehanteerd worden. Een onzekere toekenning van een score op één van de schalen mag niet gecompenseerd worden met een score op één van de andere schalen.\n \n \n –\n Als er een tekst geproduceerd is met een volledig en adequaat gedeelte dat op zich voldoende zou zijn geweest voor de hoogste score, maar waar een en ander ten overvloede aan toegevoegd is dat allerlei fouten vertoont, dan wordt deze overbodige toevoeging ook meegewogen in de beoordeling. Wanneer overbodige informatie geen fouten vertoont, dan heeft dit geen invloed op de toe te kennen score.\n \n \n –\n Als een kandidaat volledige zinnen uit de opdracht letterlijk heeft overgeschreven, krijgt hij voor deze zinnen geen punten. De volledig overgeschreven zinnen worden dus niet in de beoordeling betrokken. Zinsdelen mogen wel letterlijk overgeschreven worden. Overgeschreven zinsdelen worden wel in de beoordeling betrokken.\n \n \n \n \n \n Adequaatheid/begrijpelijkheid\n \n \n \n –\n Bij het vaststellen van adequaatheid/begrijpelijkheid wordt tolerant beoordeeld; het waarheidsgehalte of juistheidsgehalte van de inhoud van de boodschap in de ogen van de beoordelaar moet niet in de beoordeling worden betrokken.\n \n \n –\n Bij de beoordeling van adequaatheid/begrijpelijkheid spelen de volgende aspecten een rol:\n \n \n •\n de tekst heeft een duidelijke relatie met de opdracht;\n \n \n •\n de intentie van de schrijver wordt uit deze tekst zonder meer duidelijk en de tekst is goed te begrijpen.\n \n \n \n \n –\n Als lexicale keuzes de begrijpelijkheid van een tekst ernstig aantasten, komt dat tot uiting in de waardering voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid. Een afzonderlijke beoordeling van het woordgebruik wordt alleen bij die opdrachten toegepast waar specifiek woordgebruik relevant kan zijn.\n \n \n –\n Als spelfouten de begrijpelijkheid van een tekst ernstig aantasten, komt dat tot uiting in de waardering voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid. Een afzonderlijke beoordeling van spelling wordt alleen bij die opdrachten toegepast waar spelling relevant kan zijn.\n \n \n \n \n \n Grammaticale correctheid\n \n \n \n –\n Bij het aspect grammaticale correctheid moet beoordeeld worden op fouten zoals bijvoorbeeld woord- en zinsvormingsfouten, fouten tegen de ‘er’-constructie, congruentiefouten, voorzetselfouten enzovoorts.\n \n \n –\n Fouten tegen het woordgeslacht en fouten die daaruit voortvloeien, mogen voorkomen.\n \n \n –\n Het vergeten van een lidwoord is een grammaticale fout die wel in de beoordeling wordt betrokken.\n \n \n –\n In het beoordelingsmodel is bij de taken ‘zinnen aanvullen/zinnen tussenvoegen’ een expliciete opmerking gemaakt wanneer er sprake moet zijn van bijvoorbeeld bijzinvolgorde of inversie. Dat betekent echter niet dat alleen in die gevallen de woordvolgorde correct moet zijn, met andere woorden: de woordvolgorde moet correct zijn.\n \n \n –\n Wanneer iemand bij de taken ‘zinnen aanvullen/tussenvoegen’ door het geschrevene zelf het gebruik van een bepaalde werkwoordtijd afdwingt, dan moet deze ook gerealiseerd worden om 1 punt te kunnen behalen voor grammaticale correctheid.\n \n \n \n \n \n Samenhang en opbouw (alleen Schrijven II)\n \n \n \n –\n De samenhang van een tekst heeft betrekking op de inhoudelijke relatie van tekstonderdelen: is het inhoudelijke verband tussen de zinnen goed en wordt het bijvoorbeeld aangegeven door het gebruik van signaal- en/of verbindingswoorden.\n \n \n –\n De opbouw heeft betrekking op het geheel van een tekst: is de tekst logisch opgebouwd door een duidelijke indeling, bijvoorbeeld een inleiding, een kern en een slot.\n \n \n \n \n \n Tekstverzorging (alleen Schrijven II)\n \n \n \n –\n Bij het aspect tekstverzorging wordt beoordeeld of de tekst een passende opmaak heeft en of de interpunctie goed is toegepast.\n \n \n –\n Bij opmaak wordt gekeken naar het inzetten van witregels, tussenkopjes, en het gebruik van opmaakelementen (vet, cursief, onderstreept).\n \n \n –\n Bij interpunctie wordt het gebruik van hoofdletters, punten, komma’s en vraagtekens beoordeeld.\n \n \n –\n Bij de korte taak kan maximaal 1 punt worden toegekend, bij de middellange taak kunnen maximaal 2 punten voor dit aspect worden toegekend.\n \n \n \n \n \n Taakspecifiek\n \n \n \n –\n Bij ‘zinnen tussenvoegen’ is het toevoegen van een voegwoord toegestaan voor zover de grammaticaliteit van de constructie daardoor niet gestoord wordt. Fouten tegen interpunctie die daardoor ontstaan, zijn in dit geval toegestaan. Als door de toevoeging de begrijpelijkheid wordt aangetast, komt dat tot uiting in de beoordeling van het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid.\n \n \n –\n Als er bij ‘een zin aanvullen’ en ‘een zin tussenvoegen’ bij het aspect grammaticale correctheid specifieke opmerkingen genoemd staan, dan moet het schrijfproduct in ieder geval aan die eisen voldoen om 1 punt te kunnen behalen. Realisering van de bij de specifieke opmerkingen vermelde constructie levert overigens niet zonder meer 1 punt op. Het is mogelijk dat er 0 punten worden toegekend op basis van andere fouten tegen formele kenmerken, bijvoorbeeld door fouten tegen de woordvolgorde of door congruentiefouten.\n \n \n –\n Het is bij ‘een zin aanvullen’ en ‘een zin tussenvoegen’ mogelijk dat de creativiteit van de schrijver zo groot is dat hij/zij een product schrijft dat weliswaar niet voldoet aan de specifieke eisen genoemd bij het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid, maar dat desondanks adequaat genoemd kan worden. In een dergelijk geval moet 1 punt worden toegekend voor adequaatheid/begrijpelijkheid.\n \n \n –\n Als er bij een korte of een middellange schrijftaak een tekst is geproduceerd waaruit blijkt dat de stimulus anders is geïnterpreteerd dan bedoeld, dan kan dat product voor het aspect adequaatheid/begrijpelijkheid nooit de maximaal te behalen score krijgen (3 punten bij een korte schrijftaak en 5 punten bij een middellange schrijftaak). De overige schaalpunten kunnen wel gebruikt worden om de kwaliteit van het product te waarderen.\n \n \n \n \n \n Toekenning score examen Schrijven\n \n Voor het examen Schrijven kan de kandidaat per opdracht meerdere punten behalen. Voor elke zinsopdracht kan de kandidaat maximaal 2 punten behalen. Schrijven I: Voor de formuliertaak is het maximum 7 punten en voor de tekstaanvultaak, kort bericht en korte tekst is het maximum 8 punten. Schrijven II: voor elke korte opdracht is het maximum 10 punten en voor de middellange opdracht is het maximum 17 punten.\n De prestaties van de kandidaat worden beoordeeld door meerdere onafhankelijk van elkaar werkende beoordelaars. Het aantal toegekende punten is het gemiddelde van de puntentoekenning van de beoordelaars (zie examenprogramma voor nadere toelichting).\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n Het aantal aspecten waarop kandidaten worden beoordeeld, is niet voor elk examen hetzelfde. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen om te slagen.\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Algemene aanwijzingen voor de beoordelaar betreffende de beoordeling van het onderdeel Spreken van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, tweede lid\n \n \n \n Inhoud Examens Spreken Programma I en II\n \n De examenonderdelen Spreken I en II bestaan uit verschillende spreekopdrachten. De opgaven bevatten meestal een beschrijving van een situatie en een spreektaak, soms wordt om een mening gevraagd. Regelmatig is ook een tekening of zijn meerdere tekeningen van de situatie toegevoegd. De gegeven situaties en taken passen qua inhoud (werk, opleiding en dagelijks leven) en qua moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De examenduur is maximaal 30 minuten, tenzij anders aangegeven bij het examen.\n De examens worden afgenomen met een computer. De opdrachten worden via het beeldscherm weergegeven. Ze worden via de computer met een koptelefoon beluisterd en de antwoorden worden via een microfoon ingesproken en digitaal bewaard.\n Opgavenset per examen\n \n Tabel 1. Overzicht opgaven in examen Spreken I en Spreken II\n \n \n \n \n \n \n Spreken I\n \n \n Spreken II\n \n \n \n \n \n \n Deel 1\n 8 korte spreekopdrachten\n Spreektijd: 20 seconden\n \n \n Deel 1\n 4 korte spreekopdrachten\n Spreektijd: 20 seconden\n \n \n \n \n Deel 2\n 8 middellange spreekopdrachten\n Spreektijd: 30 seconden\n \n \n Deel 2\n 8 middellange spreekopdrachten\n Spreektijd: 30 seconden\n \n \n \n \n \n Deel 3\n 1 lange spreekopdracht\n Spreektijd: 2 minuten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Aanwijzingen voor de beoordeling Spreken\n \n \n \n Algemeen\n \n De spreekuitingen van de kandidaten worden op meerdere aspecten beoordeeld: woord- en zinsvorming, uitspraak, tempo, inhoud, woordkeus en woordenschat. Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Voordat de uiting van een kandidaat daadwerkelijk op de beoordelingsaspecten wordt beoordeeld, wordt nagegaan of de uiting te beoordelen is. Hier speelt de preconditie een rol. De vraag in de preconditie is: is de uiting te beoordelen? Bij het controleren van de preconditie moet één van de onderstaande keuzemogelijkheden worden aangevinkt:\n \n \n •\n Nee, want het is geen verstaanbare Nederlandse reactie in relatie tot de context.\n \n \n •\n Ja, want het is een verstaanbare Nederlandse reactie in relatie tot de context.\n \n \n •\n Nee, want de kandidaat zegt niets.\n \n \n •\n Nee, want er is een technisch probleem.\n \n \n Wanneer bij de preconditie ‘ja’ aangevinkt is, kan de spreekopdracht verder beoordeeld worden.\n De korte spreekopdracht wordt beoordeeld op twee aspecten: op ‘inhoud’ en op ‘woord- en zinsvorming’ of ‘woordkeus’. Zowel voor inhoud als voor woord- en zinsvorming of woordkeus worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen voor inhoud, en 0 of 1 voor woord- en zinsvorming en woordkeus.\n De middellange spreekopdracht wordt in ieder geval beoordeeld op de aspecten ‘inhoud’ en ‘woord- en zinsvorming’. Daarnaast worden een of meer van de volgende aspecten beoordeeld: ‘woordenschat’, ‘uitspraak’ en ‘tempo’. De aspecten inhoud, woord- en zinsvorming, woordenschat en uitspraak worden beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Bij het aspect woord- en zinsvorming wordt bij de beoordeling rekening gehouden met de lengte van de uiting. Voor het aspect tempo worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen.\n De lange spreekopdracht komt alleen bij Spreken II voor. Deze wordt beoordeeld op de aspecten ‘inhoud’ en ‘woord- en zinsvorming’. Daarnaast worden de volgende aspecten beoordeeld: ‘coherentie’, ‘woordenschat’, ‘uitspraak’ en ‘tempo’. De aspecten inhoud, woord- en zinsvorming, coherentie, woordenschat en uitspraak worden beoordeeld op basis van een 4-puntsschaal: de beoordelaar kan een score van 0, 1, 2 of 3 toekennen. Voor het aspect tempo worden punten toegekend op basis van een 2-puntsschaal: de beoordelaar kan een score 0 of 1 toekennen.\n \n \n \n Specifieke aanwijzingen bij de beoordelingsvoorschriften\n \n \n \n –\n Wanneer een kandidaat één of meer plaatjes anders interpreteert dan in de beoordelingsvoorschriften bedoeld wordt, maar de opdracht toch goed uitwerkt (een instructie geven, een beschrijving geven etc.), moet het spreekproduct analoog aan de bestaande voorschriften beoordeeld worden.\n \n \n –\n Bij opdrachten waarbij kandidaten (een mening met) argumenten moeten geven, moet de beoordelaar er alert op zijn dat niet de inhoud van de argumentatie op geldigheid beoordeeld wordt. Iets wat een luisteraar/beoordelaar belachelijk vindt, kan voor de spreker een prima reden zijn. Als de uiting duidelijk is, kan iemand drie punten bij 'inhoud' krijgen.\n \n \n –\n Telefoonconventies: Enkele opdrachten vragen van de kandidaat een telefonische reactie. In de meeste gevallen wordt daarbij gesuggereerd dat het gesprek al even bezig is, zodat de kandidaat zich niet meer hoeft voor te stellen. Een enkele keer moet de kandidaat reageren op iemand die de telefoon opneemt. Vanwege het kunstmatige karakter van de examensituatie is het bij deze opdrachten niet de bedoeling dat er beoordeeld wordt of de kandidaat zich eerst voorstelt, tenzij het beoordelingsvoorschrift dat expliciet vermeldt.\n \n \n \n \n \n Inhoud\n \n \n \n –\n Het kan voorkomen dat een kandidaat een reactie geeft die niet expliciet in de voorschriften opgenomen is. Wanneer deze reactie adequaat is in de gegeven situatie, dan kan een kandidaat toch het maximale aantal punten krijgen bij ‘inhoud’, afhankelijk van de duidelijkheid van de uiting.\n \n \n –\n Als er echt alleen maar voorgelezen wordt, geldt dat bij ‘inhoud’ maximaal één punt toegekend mag worden. De kandidaten zijn gewaarschuwd tegen het uitsluitend voorlezen (via de ‘Aanwijzingen’ die bij het begin van het examen worden vertoond op het scherm).\n \n \n –\n Bij sommige opdrachten moet de beoordelaar ook letten op het volgende: wanneer een kandidaat de gevraagde taalhandeling niet realiseert, kan bij ‘inhoud’ maximaal één punt toegekend worden. Wanneer de gevraagde taalhandeling bijvoorbeeld het geven van een instructie is en een kandidaat geeft een beschrijving, dan kan dus maximaal één punt worden toegekend. Aan de beoordelaar wordt in de beoordelingsvoorschriften die bij de opgaven horen, duidelijk gemaakt wanneer hij hiermee rekening moet houden.\n \n \n –\n Benutten van de spreektijd:\n Het is niet de bedoeling dat de beoordelaar, ongeacht de inhoud van een antwoord van een kandidaat, alleen kijkt of de kandidaat de spreektijd volledig heeft benut. Het benutten van de spreektijd wordt pas belangrijk als een kandidaat geen tijd meer heeft om bijvoorbeeld drie gegeven plaatjes te beschrijven, doordat hij één of twee van de drie plaatjes uitvoerig beschrijft. Je mag dan redelijkerwijs aannemen dat deze kandidaat bij iets meer tijd wel alle plaatjes had kunnen beschrijven. Als de uiting van de kandidaat duidelijk is en hij de spreektijd volledig heeft benut, dan kan hij toch het maximaal aantal punten behalen bij ‘inhoud’, ook al heeft hij niet alle plaatjes beschreven.\n \n \n \n \n \n Woordkeus\n \n \n \n –\n Als een kandidaat bij een plaatje waarop een pot verf te zien is bijvoorbeeld zegt: 'een pot met dat spul', dan krijgt hij nul punten bij dit aspect. Hij heeft wel laten zien een zodanige woordenschat te hebben dat hij kan omschrijven wat hij bedoelt, maar de woordkeus is in dit geval (te) beperkt. Een ander voorbeeld: een kandidaat zegt, wanneer hij een kleiner uniform wil: 'Mag ik één nummer kleiner?', in plaats van het correcte 'Mag ik één maat kleiner?'. Ook hier geldt: de woordenschat is groot genoeg om de bedoeling duidelijk te maken, maar er is sprake van een verkeerde woordkeus.\n \n \n \n \n \n Woord- en zinsvorming\n \n \n \n –\n Bij de middellange opdrachten wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine fouten (categorie-1-fouten) en andere dan kleine fouten (categorie-2-fouten). Onder kleine fouten (categorie-1-fouten) verstaan we lidwoordfouten en fouten die daaruit voortvloeien. Fouten in verkleinwoorden en meervoudsvormen vallen ook onder kleine fouten. Met andere dan kleine fouten (categorie-2-fouten) worden fouten bedoeld zoals verkeerde werkwoordvervoegingen, fouten in de woordvolgorde of het weglaten van 'het' als persoonlijk voornaamwoord (bijvoorbeeld: 'Ik heb een mooi boek gekocht maar was heel duur').\n \n \n –\n Bij de middellange opdrachten wordt bij de beoordeling een onderscheid gemaakt tussen langere en kortere uitingen en wel tussen uitingen die uit minimaal drie zinnen bestaan (>2 zinnen) en uitingen die uit maximaal twee zinnen bestaan (≤2 zinnen). Dit is gedaan om kandidaten die langer spreken en dus ook meer fouten kunnen maken, niet te straffen voor het feit dat ze een langere reactie geven dan een ander.\n \n \n –\n Wanneer een kandidaat alleen maar voorleest, geldt dat bij ‘Woord- en zinsvorming’ maximaal één punt toegekend mag worden.\n \n \n \n \n \n Toekenning score examen Spreken\n \n Voor het examen Spreken kan de kandidaat per opdracht meerdere punten behalen. Voor elke korte opdracht uit het spreekexamen kan de kandidaat maximaal 2 punten behalen. Voor elke middellange opdracht kan de kandidaat bij het examen Spreken I tussen de 9 en 12 punten behalen en bij Spreken II tussen de 9 en 13 punten. Voor de lange opdracht (alleen bij Spreken II) kan de kandidaat maximaal 16 punten behalen. De uitingen en gesproken teksten van de kandidaten worden op meerdere aspecten beoordeeld: woord- en zinsvorming, uitspraak, tempo, inhoud, coherentie en woordenschat. Niet alle opgaven worden op alle aspecten beoordeeld.\n Voor sommige aspecten is de schaal 0-1, voor andere aspecten is er een puntenschaal met meerdere punten. Beoordelaars beoordelen de spreekuitingen van verschillende kandidaten in een random, niet zelf te beïnvloeden volgorde. Doordat de uitingen van een kandidaat per opdracht (gesegmenteerd) beoordeeld worden, zijn er meerdere beoordelaars bij het beoordelen van een heel examen van een kandidaat betrokken. Het aantal toegekende punten is het gemiddelde van de puntentoekenning van deze beoordelaars (zie examenprogramma voor nadere toelichting).\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n Het aantal en type aspecten waarop kandidaten beoordeeld worden, kan variëren per examen. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n \n20223493028-12-202228-11-2022CvTE-22.0098120223493028-12-202228-11-2022CvTE-22.0098129-12-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Lezen, van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, derde lid\n \n \n \n Inhoud examen Lezen Programma I en II\n \n De examens Lezen I en II bestaan ieder uit 6 teksten met in totaal circa 35 meerkeuzevragen die betrekking hebben op de domeinen Werk, Opleiding en Dagelijks leven. De teksten passen qua inhoud en moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I of Programma II. Zie ook het examenprogramma. De teksten zijn instructief, descriptief, beschouwend of persuasief van aard. Per tekst kunnen 3 tot 8 vragen voorgelegd worden.\n De teksten worden aangeboden in een tekstboekje met instructies. De vragen en antwoorden verschijnen op een beeldscherm en daar klikken kandidaten de juiste antwoorden aan. De examentijd van Lezen I is 110 minuten en de examentijd van Lezen II is 100 minuten, tenzij anders aangegeven.\n \n \n \n Beoordeling en toekenning score examen Lezen\n \n De scoring van de antwoorden bij de examenopgaven gebeurt automatisch. Het aantal goed beantwoorde vragen wordt door de computer geregistreerd. Elk goed antwoord levert een punt op.\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n De examens zijn niet altijd even lang. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 4\n Algemene aanwijzingen betreffende de beoordeling van het onderdeel Luisteren van het Staatsexamen Nt2, als bedoeld in artikel 3, vierde lid\n \n \n \n Inhoud examen Luisteren Programma I en II\n \n Het examen Luisteren bestaat uit 3 tot 5 audioteksten en 1 tot 3 videofragmenten met in totaal 37-40 meerkeuzevragen die betrekking hebben op de domeinen Werk, Opleiding en Dagelijks leven. De teksten passen qua inhoud en moeilijkheidsgraad bij het beoogde doel van Programma I en II. Zie ook het examenprogramma. De teksten zijn instructief, descriptief, beschouwend of persuasief van aard. Bij elke audiotekst en bij elk videofragment worden minimaal 2 en maximaal 10 vragen gesteld.\n In het examen Luisteren zijn zowel mannenstemmen als vrouwenstemmen te horen. Er wordt zowel globaal luisteren als selectief luisteren getoetst. De opgaven worden een voor een op een beeldscherm gepresenteerd. De kandidaat kiest een antwoord en klikt dan op ‘Volgende‘ om de volgende opgave te lezen vóór het volgende fragment start. De kandidaat kan elk fragment maar één keer beluisteren/bekijken. De examentijd is maximaal 90 minuten, tenzij anders aangegeven.\n \n \n \n Beoordeling en toekenning score examen Luisteren\n \n De scoring van de antwoorden bij de examenopgaven gebeurt automatisch. Het aantal goed beantwoorde vragen wordt door de computer geregistreerd. Elk goed antwoord levert een punt op.\n Voor de rapportage aan de kandidaat wordt de puntenscore omgezet in een vaardigheidsscore die wordt gegeven op een vaardigheidsschaal. Een score van 500 of hoger op de vaardigheidsschaal betekent dat de kandidaat geslaagd is.\n De examens zijn niet altijd even lang. Bovendien zijn de opgaven niet allemaal even moeilijk. Daarom is bij elk examen een ander aantal punten nodig om een vaardigheidsscore van 500 te halen.\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n \n Bijlage\n 5\n Bekendmaking van (vastgestelde) beoordelingsmodellen per examenonderdeel en de daarbij behorende scores, als bedoeld in de artikelen 4 en 10\n \n \n \n 1.\n \n Voor wat betreft de beoordelingsmodellen per examenonderdeel en de daarbij behorende scores geldt:\n \n De beoordelingsmodellen en de daarbij behorende scores worden niet eerder bekendgemaakt dan nadat het College voor toetsen en examens heeft vastgesteld dat de betreffende opgaven niet meer onderdeel van een examenonderdeel zullen uitmaken.\n De opgaven kunnen daarna onderdeel uitmaken van oefenopgaven die openbaar gemaakt worden.\n \n \n 2.\n \n Bekendmaking van het volledige voorschrift voor de beoordeling voor de examenonderdelen vindt plaats:\n \n \n \n a.\n Voor wat betreft examenonderdelen Schrijven en Spreken aan de beoordelaar;\n \n \n b.\n Voor wat betreft examenonderdelen Lezen en Luisteren geldt dat deze worden opgenomen als sleutel in het digitale systeem dat automatisch de examenonderdelen beoordeelt.\n \n \n \n \n \n Beoordelingsmodellen voor het Staatsexamen Nederlands als tweede taal worden per examenonderdeel, samen met de opgaven, vastgesteld voor:\n \n \n Staatsexamen Nederlands als tweede taal\n \n \n Programma I\n \n \n \n •\n Schrijven\n \n \n •\n Spreken\n \n \n •\n Lezen\n \n \n •\n Luisteren\n \n \n \n Staatsexamen Nederlands als tweede taal\n \n \n Programma II\n \n \n \n •\n Schrijven\n \n \n •\n Spreken\n \n \n •\n Lezen\n \n \n •\n Luisteren\n \n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022\n \n202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.01023202240811-01-202229-11-2021CvTE-21.0102312-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046169/manifest.xml", "content": "2022-01-122022-01-12T06:45:04+01:002022-12-29T07:00:37+01:00BWBR0046169.WTI2022-01-122022-12-282022-01-129999-12-312022-01-12T06:45:52+01:002022-12-29T07:01:19+01:0087499e1e58128e5f90d09b5772cab069d391503dc6f4a9ee0ec4a9954b9c0340dd416f24553aa5c65ad959dbde853106f6ce1a7f486e12df5ac6ac3a13b1d3b997ece2022-12-299999-12-312022-12-299999-12-312022-12-29T07:01:19+01:002022-12-29T07:01:19+01:00874914fb7da12cc5f114d1b9287248a2bb3aa9101eb3adb1f7bda0a0d42891aa20ccc4ad2c0641ed3da99c91c716b89bdbcb11f8f64939469dd2a701ac570e6a0204a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046170/2022-02-01_0/xml/BWBR0046170_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 november 2021, nr. WJZ/21286424, met betrekking tot het tarief jonge landbouwers GLB 202120214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n Besluit tarief jonge landbouwers GLB 202120214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikel 51, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB EU 2013, L 347);\n Gelet op artikel 2.21, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n \n \n Besluit:\n \n20214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Tarief betaling jonge landbouwers\n \n Het bedrag van de betaling, bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB bedraagt voor 2021 € 95,098 per hectare.\n20214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Plafondkorting betaling jonge landbouwers\n \n Voor de betaling voor jonge landbouwers is een plafond van toepassing, als bedoeld in artikel 51, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Om dit plafond te respecteren wordt op het bedrag dat is vastgesteld in artikel 1 een lineaire korting vastgesteld van 38,273% in 2021.\n20214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 29 november 2021\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n C.J.\n Schouten\n \n \n20214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022\n \n20214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642420214844401-12-202129-11-2021WJZ/2128642401-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046170/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-01-11T07:37:13+01:002022-11-10T07:17:59+01:00BWBR0046170.WTI2023-01-012022-02-012022-12-312022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:42+01:002023-01-01T08:27:22+01:00124433442339aa5a7e073c1d8e0a38c4caf914019b1c350c4c997dd5078301fd6fcff0af09176c35e81aecada2f314d88c74c2b818ef4620efab5df7ae35f7f9a6f83", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046171/2022-02-01_0/xml/BWBR0046171_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 november 2021, nr. MBO/30410775, houdende de vaststelling van de subsidieplafonds van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 voor het kalenderjaar 202220214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n Besluit vaststelling subsidieplafonds Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 kalenderjaar 202220214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019-2022;\n \n \n Besluit:\n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n \n \n Enig\n artikel\n \n Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019-2022 voor het kalenderjaar 2022 wordt:\n \n \n a.\n voor de aanvraagperiode van 1 januari 2022 tot 1 februari 2022 vastgesteld op € 15 miljoen, en\n \n \n b.\n voor de aanvraagperiode van 1 juni 2022 tot 1 juli 2022 vastgesteld op € 10 miljoen.\n \n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n I.K. van\n Engelshoven\n \n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046171/2022-06-04_0/xml/BWBR0046171_2022-06-04_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 november 2021, nr. MBO/30410775, houdende de vaststelling van de subsidieplafonds van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 voor het kalenderjaar 202220214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n Besluit vaststelling subsidieplafonds Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 kalenderjaar 202220214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019-2022;\n \n \n Besluit:\n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n \n \n Enig\n artikel\n \n Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019-2022 voor het kalenderjaar 2022 wordt:\n \n \n a.\n voor de aanvraagperiode van 1 januari 2022 tot 1 februari 2022 vastgesteld op € 15.115.637,67, en\n \n \n b.\n voor de aanvraagperiode van 1 juni 2022 tot 1 juli 2022 vastgesteld op € 10.623.362,33.\n \n \n20221508603-06-202225-05-2022MBO/127237820221508603-06-202225-05-2022MBO/127237804-06-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n I.K. van\n Engelshoven\n \n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022\n \n20214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077520214832908-12-202124-11-2021MBO/3041077501-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046171/manifest.xml", "content": "2022-02-012028-01-012022-01-11T07:37:14+01:002024-01-17T07:22:20+01:00BWBR0046171.WTI2024-02-012022-02-012022-06-032022-02-019999-12-312022-02-01T06:37:43+01:002022-06-08T06:24:10+02:001045851cf5871720c72e79203763aca91ec35d17017f2aa6a169a090acb1a569a65706e63b46017231369667f7a480928ff7a08ddd0b563ceb12344556e9cc02e534e2022-06-049999-12-312022-06-049999-12-312022-06-08T06:24:09+02:002022-06-08T06:24:09+02:0010444e7c3b870bed7a96b42941ee6ea4bcabad3a9391e228c90f6110b18b8df3f78f5d4713ed2893b7394bb854717c1cec57b80e3a14a95af443ce30bfe9bffef4138", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046172/2021-01-01_1/xml/BWBR0046172_2021-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 16, sub d, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).\n Gelet op artikel 31, sub b, van de Wmg, is de NZa bevoegd tot het stellen van regels op het gebied van de wijze waarop een Wlz-uitvoerder zijn uitvoeringsverslag respectievelijk zijn financieel verslag inricht.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n Blz:\n Besluit langdurige zorg.\n \n \n \n Besluit Wfsv:\n besluit ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten.\n \n \n \n Clearinghouse-constructie beheerskosten: de procedure waarbij Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) de bedragen die zijn bestemd voor de uitvoering van taken met betrekking tot zorg in natura, in twaalf termijnen overmaakt aan Zorgverzekeraars Nederland (ZN), nadat het daartoe machtigingen heeft ontvangen van de Wlz-uitvoerders. ZN herverdeelt – na goedkeuring van de Wlz-uitvoerders – dit bedrag over de Wlz-uitvoerders als zorgkantoor op basis van het aantal verzekerden per zorgkantoorregio. Deze tussen ZN en het Zorginstituut afgesproken procedure is opgenomen in de steeds voor een aantal jaren gesloten overeenkomst onder de naam ‘Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur’ (hierna: Convenant).\n \n \n \n Financieel verslag: het financieel verslag zoals bedoeld in artikel 4.3.1. van de Wlz.\n \n \n \n Onrechtmatigheid: van een onrechtmatigheid in de verantwoording is sprake wanneer vaststaat dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving, namelijk van hetgeen bij of krachtens de Wlz en/of de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en/of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is geregeld.\n \n \n \n Jaar t: het uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n \n Onzekerheid: van onzekerheid in de verantwoording is sprake als onvoldoende informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als rechtmatig of onrechtmatig aan te merken. Het betreft een onzekerheid over de (on-)rechtmatigheid van een post in het financieel verslag.\n \n \n \n Persoonsgebonden budget (pgb): een persoonsgebonden budget, zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz. Het persoonsgebonden budget is een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen.\n \n \n \n Sociale Verzekeringsbank (SVB): de Sociale Verzekeringsbank, als bedoeld in het eerste lid van artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n \n Terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz: de jaarlijkse terugkoppeling met uitkomsten uit het onderzoek door de NZa naar de financiële rechtmatigheid van de uitvoering van de Wlz door Wlz-uitvoerders.\n \n \n \n Toezichthouder: de NZa zoals bedoeld in artikel 3 van de Wmg, op grond van de in onderdeel d van artikel 16 van die wet genoemde taak.\n \n \n \n Uitvoeringsverslag: het uitvoeringsverslag (UV) zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz.\n \n \n \n Wlz-uitvoerder: de rechtspersoon zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz die geen zorgverzekeraar is, die zich in overeenstemming met artikel 4.1.1 van de Wlz heeft aangemeld voor de uitvoering van de Wlz, de functie van zorgkantoor indien van toepassing, daaronder begrepen.\n \n \n \n Zorg in natura (zin): zorg die geleverd wordt door zorgaanbieders op grond van schriftelijke overeenkomsten tussen zorgaanbieders en Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 4.2.2 van de Wlz.\n \n \n \n Zorgkantoor: een ingevolge artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz voor een bepaalde regio aangewezen Wlz-uitvoerder. Het zorgkantoor is voor alle verzekerden die wonen in de regio waarvoor hij is aangewezen, belast met de uitvoering van taken die op basis van artikel 4.2.1, tweede lid, van de Wlz zijn opgedragen. Daarnaast is het zorgkantoor in die regio belast met de administratie en controle van de aan die verzekerden verleende zorg.\n \n \n Voor overige begrippen die in deze beleidsregel voorkomen en die niet hierboven worden vermeld, wordt verwezen naar de Beleidsregel definities Wlz.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Wlz-uitvoerders zijn zowel in hun functie als uitvoerder van de Wlz als in hun functie als zorgkantoor op basis van artikel 4.3.1 en 4.3.2 van de Wlz verplicht om jaarlijks een uitvoeringsverslag en een financieel verslag op te stellen over het voorafgaande kalenderjaar en dit bij de NZa in te dienen. Deze regeling geeft invulling aan de wijze waarop de Wlz-uitvoerders zich dienen te verantwoorden in het uitvoeringsverslag en het financieel verslag.\n In het uitvoeringsverslag staan de zorgplicht van de Wlz-uitvoerder en alle randvoorwaarden voor het kunnen voldoen aan de zorgplicht centraal. Het uitvoeringsverslag geeft een beeld van de uitvoering van de Wlz op het niveau van doelen van de wet (doelbereiking) en de knelpunten en verbeteracties in de uitvoering. De Wlz-uitvoerder gaat in op het voorgaande kalenderjaar (t), het lopende kalenderjaar (t+1) en zo mogelijk de verwachtingen voor de volgende kalenderjaren. Ten slotte moet de Wlz-uitvoerder in het uitvoeringsverslag verantwoording afleggen over het uitbesteden van de uitvoering aan andere Wlz-uitvoerders.\n Het financieel verslag geeft een beeld van de inkomsten en uitgaven en van het vermogen waaronder de wettelijke reserve van een Wlz-uitvoerder en daarnaast van de financiële geldstromen waar hij als Wlz-uitvoerder verantwoordelijkheid voor draagt. Met het financieel verslag legt een Wlz-uitvoerder verantwoording af over de uitgaven die hij heeft gedaan voor het doen leveren van zorg, het verstrekken van pgb aan de verzekerden en voor de uitvoering van de verzekering. Op basis van het verstrekte beeld en de verantwoording van de geldstromen kan de NZa als toezichthouder tot een oordeel komen over de rechtmatigheid van deze uitgaven en de reserves. De regels voor het financieel verslag beogen ook de onderlinge vergelijkbaarheid van de financiële verantwoordingen van Wlz-uitvoerders te borgen.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op de Wlz-uitvoerder.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 4\n Uitvoeringsverslag\n \n In het uitvoeringsverslag betrekt de Wlz-uitvoerder de volgende onderdelen:\n 4.1 Verantwoording over doelbereiking\n De Wlz-uitvoerder legt verantwoording af in doorlopende tekst en gaat in het uitvoeringsverslag in ieder geval in op:\n \n \n a.\n De zorgplicht van de Wlz-uitvoerder. Deze zorgplicht staat centraal in het uitvoeringsverslag en kent in ieder geval de volgende onderdelen: tijdige, passende, kwalitatief goede, doelmatige zorg voor iedere Wlz-cliënt (geletterd doel A). De Wlz-uitvoerder geeft in een brede, beschouwende resultaatverantwoording weer of hij in jaar t in de hem toegewezen regio(’s) aan de zorgplicht heeft kunnen voldoen, voor welke onderdelen en welke cliëntgroepen. De Wlz-uitvoerder benoemt in welke regio(‘s), op welke onderdelen en voor welke cliëntgroepen hij niet aan de zorgplicht kon voldoen in jaar t.\n \n \n b.\n De zorginkoop (kerndoel I), de informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget (kerndoel II), de borging van doelmatige en rechtmatige zorguitgaven (kerndoel III) en de organisatie van het zorgkantoor (kerndoel IV). Deze kerndoelen zijn randvoorwaardelijk voor het (kunnen) voldoen aan en het resultaat van het sturen op de zorgplicht en zijn uitgewerkt in de wettelijke doelen aangeduid met de letters B t/m K. De Wlz-uitvoerder gebruikt deze geletterde doelen als kader om de brede, beschouwende resultaatverantwoording over de zorgplicht (zie a) te onderbouwen en toe te lichten (resultaten, knelpunten, getroffen oplossingen, risico’s voor de toekomst). De Wlz-uitvoerder markeert de geletterde doelen in de tekst overeenkomstig de nummering in bijlage 1 van deze regeling.\n \n \n c.\n De resultaatgerichte prestatie-indicatoren. De Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen levert de uitkomsten op de prestatie-indicatoren aan in het uitvoeringsverslag volgens de voorschriften en op de manier zoals deze zijn beschreven in bijlage 2 van deze regeling. De Wlz-uitvoerder, betrekt de resultaatgerichte prestatie-indicatoren om de resultaten voor de zorgplicht (en de doelen van de 4 kerndoelen) te onderbouwen. De Wlz-uitvoerder geeft in de tekst duiding aan de prestatie-indicatoren, m.a.w. benoemt bijzonderheden en/of (relevante) ontwikkelingen in de uitkomsten en licht deze toe in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n \n \n d.\n De voortgang in de uitvoering ten opzichte van vorig kalenderjaar (t-1) en de verbeteringen die de Wlz-uitvoerder al doorvoert of gaat doorvoeren om de doelbereiking te verbeteren in het lopende en volgende jaar (of volgende jaren).\n \n \n e.\n De visie op de uitvoering van de Wlz en de ontwikkelingen en omstandigheden die van invloed zijn of zijn geweest op de uitvoering van de Wlz in het voorgaande en het lopende kalenderjaar, en de volgende kalenderjaren, zowel landelijk als in de regio of regio’s waar hij de Wlz uitvoert.\n \n \n 4.2 Mandatering en volmacht\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich over zijn controle op de uitvoering van de Wlz voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in regio’s waarin de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor. Hij gaat hierbij tenminste in op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n Welke bevindingen heeft de Wlz-uitvoerder over de doelbereiking van de zorgkantoren voor zijn verzekerden?\n \n \n b.\n Op welke wijze en wanneer zijn deze bevindingen tussen de Wlz-uitvoerders gedeeld en besproken?\n \n \n c.\n Welke maatregelen heeft de Wlz-uitvoerder genomen om de uitvoering van de Wlz buiten de regio(’s) waar hij werkzaam is als zorgkantoor, te verbeteren?\n \n \n d.\n Welke activiteiten onderneemt de Wlz-uitvoerder zelf voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in de regio(‘s) waar de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor, naast de aan het zorgkantoor gemandateerde taken?\n \n \n 4.3 Bestuursverklaring en rapport van feitelijke bevindingen bij het uitvoeringsverslag\n \n \n 1.\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het uitvoeringsverslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder voegt bij het uitvoeringsverslag het rapport van feitelijke bevindingen van een accountant, zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz. Het verslag moet zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 5\n Financieel verslag\n \n 5.1 Inhoud van het Financieel verslag\n \n \n 1.\n Het financieel verslag dat de Wlz-uitvoerder ter verantwoording over de uitvoering van de Wlz op grond van artikel 4.3.1 van de Wlz aanlevert, moet bestaan uit een algemene toelichting, een balans inclusief toelichting en een exploitatierekening inclusief toelichting.\n \n \n 2.\n Bij het financieel verslag voegt de Wlz-uitvoerder de controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid zoals bedoeld in artikel 4.3.1 lid 2 van de Wlz, en het in datzelfde artikel genoemde verslag van zijn bevindingen (accountantsrapport). De verklaring en het verslag moeten zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n 5.2 Te hanteren modellen\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder stelt het financieel verslag op overeenkomstig de modellen in bijlage 4. De Wlz-uitvoerder levert de gegevens aan via het NZa aanvraagportaal.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder past de vergelijkende cijfers in het financieel verslag niet aan.\n \n \n \n 5.3 Baten en lasten\n \n De Wlz-uitvoerder neemt in de exploitatierekening de baten en lasten op die voortvloeien uit de werkzaamheden van de Wlz-uitvoerder. In de exploitatierekening worden de volgende baten en lasten onderscheiden.\n \n \n a)\n De baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders.\n \n \n b)\n De baten en lasten van de zorgverlening.\n \n \n c)\n De baten en lasten van zorgverlening in het buitenland, als Wlz-uitvoerder voor eigen verzekerden.\n \n \n d)\n De baten en lasten van de uitvoering van subsidieregelingen.\n \n \n e)\n Overige baten en lasten, waaronder de renteopbrengsten en de vergoedingen van derden.\n \n \n 5.4 Baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders\n De Wlz-uitvoerder volgt bij de verantwoording over de besteding van de beheerskosten de volgende afspraken over de Clearinghouse-constructie met betrekking tot de beheerskosten, die onderdeel vormen van het Convenant:\n \n \n a)\n de baten van een Wlz-uitvoerder bestaan uit zijn beheerskostenbudget op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met inachtneming van de uitkomst van de Clearinghouse-constructie;\n \n \n b)\n de lasten van de Wlz-uitvoerder betreffen de lasten voor de uitvoering van de wettelijke taken genoemd in artikel 4.2.4, tweede lid, Wlz, de lasten die betrekking hebben op de eigen taken van de Wlz-uitvoerder en de taken die aan de betreffende Wlz-uitvoerder zijn uitbesteed.\n \n \n 5.5 De wettelijke reserve\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans de toevoegingen en onttrekkingen aan de wettelijk reserve op zoals bedoeld in art 4.6 van het Besluit Wfsv, waarbij de uitgangspunten bedoeld in artikel 5.4 van deze regeling, worden gevolgd.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans een overschrijding van meer dan 20% van zijn beheerskostenbudget op zoals dat is vastgesteld door het Zorginstituut Nederland op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv voor dat jaar.\n \n \n 5.6 Verantwoordelijkheid\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich uitsluitend over de doelen en taken waarvoor de verantwoordelijkheid bij hem ligt overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de afspraken uit het Convenant.\n \n \n 2.\n Daar waar sprake is van directe verantwoordelijkheid is de Wlz-uitvoerder verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de tijdigheid van de uitvoering van het proces en voor de betrouwbaarheid van de gegevens die derden als input voor het proces aanleveren.\n \n \n 3.\n Daar waar sprake is van gebruikersverantwoordelijkheid moet de Wlz-uitvoerder zorgen voor de juiste, volledige en tijdige uitvoering van een proces en is hij verantwoordelijk voor de uitkomsten daarvan. De Wlz-uitvoerder mag echter uitgaan van de juistheid en volledigheid van de gegevens die derden daartoe aanleveren. Op de betrouwbaarheid van deze gegevens hoeft de Wlz-uitvoerder zelf geen controle uit te voeren. Indien deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar mochten zijn, hoeft de Wlz-uitvoerder hierop zelf geen aanvullende controles uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de SVB, het CAK of de Basisregistratie Personen (BRP) verstrekken. Het kan voorkomen dat de gegevens een bandbreedte bevatten. Als dit het geval is gaat de Wlz-uitvoerder uit van de meest waarschijnlijke uitkomst. De Wlz-uitvoerder neemt geen onzekerheid op voor het verschil tussen de meest waarschijnlijke uitkomst en het maximum van de bandbreedte.\n \n \n 5.7 Bestuursverklaring bij het financieel verslag\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het financieel verslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n 5.8 Het rechtmatigheidsoverzicht\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt onrechtmatigheden waarvan het niet mogelijk is ze voorafgaand aan de verantwoording te corrigeren, en geconstateerde onzekerheden over de rechtmatigheid op in het rechtmatigheidsoverzicht. Ook onrechtmatigheden en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld, moet de Wlz-uitvoerder opnemen in het overzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht per onrechtmatigheid of onzekerheid het jaar op waarin de gerelateerde bedrijfslasten of bedrijfsopbrengsten via het financieel verslag zijn gerapporteerd.\n \n \n 3.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht het jaar waarin de onrechtmatigheid of onzekerheid is gerapporteerd op. Wanneer sprake is van een toename van een eerder gerapporteerde onrechtmatigheid of onzekerheid neemt de Wlz-uitvoerder de toename op een afzonderlijke regel in het rechtmatigheidsoverzicht op. Wanneer een (deel van een) onzekerheid een onrechtmatigheid wordt, rapporteert de Wlz-uitvoerder het jaar waarin dit plaatsvindt als jaar van rapportage.\n \n \n 4.\n De Wlz-uitvoerder bepaalt de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het bedrag dat opgenomen is in de exploitatierekening.\n \n \n 5.\n Indien een deel van een bedrag zoals opgenomen in de exploitatierekening onrechtmatig of onzeker is, bepaalt de Wlz-uitvoerder de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het deel dat onrechtmatig of onzeker is.\n \n \n 6.\n Een bedrag dat door de Wlz-uitvoerder als onrechtmatig is aangemerkt kan ook onzeker zijn. In dit geval neemt de Wlz-uitvoerder zowel een onrechtmatigheid als een onzekerheid op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 7.\n De Wlz-uitvoerder gebruikt voor het weergeven van de onrechtmatigheden en onzekerheden als genoemd in lid 1, het sjabloon Rechtmatigheidsoverzicht dat is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n \n \n 5.9 Onrechtmatigheden en onzekerheden bij nacalculaties\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onrechtmatigheden op voor nacalculaties van Wlz-zorgaanbieders waarvan de schaden zijn opgenomen in de exploitatierekening waarbij een afkeurende verklaring is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop de afkeurende verklaring betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onzekerheden op voor nacalculaties waarvan een controleverklaring ontbreekt of waarbij een oordeelonthouding is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop een oordeelonthouding betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 3.\n Indien door de accountant van de Wlz-zorgaanbieder een oordeel met beperking is afgegeven bij de nacalculatie onderzoekt de Wlz-uitvoerder de gevolgen hiervan op zijn verantwoording en neemt indien gepast de beperking op in het rechtmatigheidsoverzicht bij het financieel verslag.\n \n \n 5.10 Overzicht opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek NZa\n \n \n 1.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz onrechtmatigheden en/of onzekerheden benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n 2.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz uitkomsten benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze uitkomsten in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 6\n Aanleveren van de verslagen en bijbehorende stukken\n \n \n 1\n Het uitvoeringsverslag, het financieel verslag, de bestuursverklaringen en de accountantsproducten over het voorafgaande kalenderjaar moeten voor 1 juli van het jaar zijn ingediend bij de NZa.\n \n \n 2\n De Wlz-uitvoerder levert de in lid 1 genoemde verantwoordingsproducten, onder door de NZa aan te geven voorwaarden, in elektronische vorm aan via het NZa aanvragenportaal.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 7\n Intrekken oude regeling\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, ingetrokken.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 8\n Toepasselijkheid voorafgaande regeling, bekendmaking, inwerkingtreding, en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande regeling\n De Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van Wlz-uitvoerders die onder de werkingsfeer van die regeling vielen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regeling gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling ingevolge artikel 5, aanhef en onder d, van de Bekendmakingswet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.\n De regeling ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit,\n \n M.J.\n Kaljouw\n \n voorzitter Raad van Bestuur\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 1\n Overzicht doelstellingen Wlz\n \n \n \n Hoofdoel\n \n Doel op wetsniveau (uit de memorie van toelichting bij de Wlz):\n ‘Het doel van deze wet is dat ouderen met een blijvende somatische of psychogeriatrische beperking en mensen met blijvende verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen passende zorg krijgen met aandacht voor het individuele welzijn.’\n ‘Doel van de wet is een doelmatig en doeltreffend zorgstelsel, het beheersen van de kosten in de zorg en de bescherming en bevordering van de positie van de consument.’\n \n Het hoofddoel valt uiteen in de zorgplicht en 4 randvoorwaardelijke kerndoelen. Deze kerndoelen zijn genummerd van I t/m IV. Deze zorgplicht en kerndoelen zijn op te splitsen in doelen: de geletterde doelen A t/m K.\n \n Per geletterd doel zijn de subdoelen weergegeven. Deze subdoelen zijn gelijk aan de titels van de artikelen in het Normenkader Wlz-uitvoerder. Onder die subdoelen zijn de normen geformuleerd.\n \n \n \n Zorgplicht\n \n \n Wlz-uitvoerder heeft al hetgeen gedaan, om het recht op zorg dat een verzekerde toekomt op grond van de Wlz, te effectueren\n \n \n \n \n Doel A\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is\n \n \n A.1\n Cliënt heeft keuze tussen leveringsvormen (voor zover deze doelmatig kunnen worden geleverd) en gecontracteerde zorgaanbieders (zin)\n \n \n A.2\n Cliënt krijgt tijdig zorg (zin)\n \n \n A.3\n Cliënt krijgt gedurende de looptijd van zijn indicatie passende zorg, incl. benodigde overbruggingszorg\n \n \n A.4\n Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb)\n \n \n A.5\n Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd\n \n \n A.6\n Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin)\n \n \n \n \n \n Kerndoel I. Zorginkoop\n \n \n Er is, optimaal gebruik makend van de financiële ruimte, voldoende, doelmatige en kwalitatief goede zorg beschikbaar (alle vormen zin), in aansluiting bij de voorkeuren en behoeften van verzekerden\n \n \n \n \n Doel B\n \n Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht\n \n \n B.1\n Cliënten hebben invloed op de zorginkoop\n \n \n B.2\n De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n \n \n B.3\n De afspraken met zorgaanbieders waarborgen een doelmatige zorgverlening\n \n \n B.4\n Het contracteerproces is transparant en objectief\n \n \n B.5\n Naleving van de afspraken is gewaarborgd\n \n \n \n \n \n Doel C\n \n De Wlz-uitvoerder voorziet ook in de zorgbehoefte op de langere termijn\n \n \n \n Doel D\n \n De Wlz-uitvoerder zet in op preventie en integrale zorg en ondersteuning voor cliënten\n \n \n \n Kerndoel II. Informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget\n \n \n Verzekerden met een indicatie voor Wlz-zorg krijgen zorg in aansluiting bij hun voorkeuren\n \n \n \n \n Doel E\n \n Cliënt kan bewuste keuze maken tussen vormen van zin en pgb en tussen zorgaanbieders\n \n \n E.1\n Benodigde informatie is op adequate wijze beschikbaar gemaakt\n \n \n E.2\n Cliënt krijgt waar nodig ondersteuning bij keuzeproces (zin en pgb) en desgewenst zorgbemiddeling om zorg te krijgen iom zijn voorkeur (zin)\n \n \n \n \n \n Doel F\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is\n \n \n F.1\n Cliënt beschikt over een op zijn behoeften afgestemd en praktisch toe te passen zorgplan en/of, indien gewenst, een persoonlijk plan, voor de totstandkoming waarvan de cliënt desgewenst ondersteuning krijgt\n \n \n F.2\n Cliënt aan wie een pgb is toegekend, kan tijdig de benodigde zorg laten betalen conform toekenningsbesluit (pgb)\n \n \n F.3\n Positie cliënt bij zorgaanbieder is gewaarborgd, waaronder cliëntgerichte afhandeling klachten over zorgverlening en onbeperkte toegang tot cliëntvertrouwenspersoon bij het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen\n \n \n \n \n \n Kerndoel III. Zorguitgaven\n \n \n Zorguitgaven zijn doelmatig en noodzakelijk en gericht op het realiseren van de doelen van de verzekering binnen daaraan gestelde voorwaarden\n \n \n \n \n Doel G\n \n De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed\n \n \n \n Doel H\n \n Onjuiste besteding van Wlz-middelen wordt voorkomen of gecorrigeerd (kosten Wlz-zorg)\n \n \n H.1\n Alleen betaling voor geleverde en correct in rekening gebrachte zorg iom Wlz (zin en pgb)\n \n \n H.2\n Fraude wordt voorkomen en aangepakt (zin en pgb)\n \n \n H.3\n Afspraken voor de inkoop van Wlz-zorg blijven binnen de contracteerruimte\n \n \n H.4\n De beschikkingen pgb blijven binnen het vastgestelde kader\n \n \n \n \n \n Kerndoel IV. Organisatie\n \n \n De organisatie voor de uitvoering van de verzekering is doelmatig (kwaliteit en kosten organisatie in relatie tot doelen uitvoering Wlz) en rechtmatig\n \n \n \n \n Doel I\n \n Kwalitatief goede organisatie en aansturing\n \n \n I.1\n Verzekerden hebben redelijke mate van invloed\n \n \n I.2\n Cliëntgerichte afhandeling klachten\n \n \n I.3\n Er wordt in continuïteit gewerkt aan verbetering van de verzekeringsuitvoering, mede op basis van signalen van verzekerden/zorggebruikers\n \n \n I.4\n Adequate administratieve organisatie en interne beheersing\n \n \n I.5\n Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties\n \n \n I.6\n Duidelijke, evenwichtige en adequate organisatestructuur\n \n \n I.7\n Privacy verzekerden is gewaarborgd\n \n \n I.8\n Adequate informatievoorziening\n \n \n I.9\n Geschikte en integere (mede-)beleidsbepalers en bestuurders\n \n \n \n \n \n Doel J\n \n Geen onnodige kosten uitvoering (beheerskosten en administratieve lasten aanbieder)\n \n \n \n Doel K\n \n Het uitvoeren van de verzekering en het doen verlenen van zorg vindt plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving.\n Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat onder kerndoel IV ook doel L ‘Publieke verantwoording over bereiken doelen uitvoering Wlz’ valt. Dit doel L valt buiten de opsomming van doelen waarover de Wlz-uitvoerders zich moeten verantwoorden in het uitvoeringsverslag.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 2\n Beschrijving resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz\n \n In deze bijlage staan de resultaatgerichte prestatie-indicatoren beschreven waarvoor de Wlz-uitvoerder gegevens moet leveren op basis van artikel 4 van deze Regeling.\n 1. Prestatie-indicatoren: Contractering zorgaanbieders\n De prestatie-indicator Contractering zorgaanbieders wordt gerekend tot doel B. Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht; in het bijzonder B.2. De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n a. Indicator gecontracteerde zorgaanbieders\n Het aantal gecontracteerde zorgaanbieders per zorgkantoorregio, onderverdeeld naar sector (VV, GZ, GGZ), wijze van zorgverlening (intramuraal, extramuraal of beiden) en soort aanbieder (bestaand of nieuw).\n Randvoorwaarde\n De zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Bij de categorisering moet worden uitgegaan van de zorg die zorgaanbieder in de betreffende zorgkantoorregio levert.\n Definities\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg inclusief verblijf levert.\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies: Een zorgaanbieder die zowel zorg inclusief als exclusief verblijf aanbiedt.\n \n \n •\n Extramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg exclusief verblijf levert. De zorg wordt bij de cliënt thuis of op afspraak bij de zorgverlener verleend op VPT en/of MPT basis.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder met uitgebreide zorgovereenkomst: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio, maar waarbij voor jaar t+1 het zorgaanbod is uitgebreid.\n \n \n •\n Nieuwe zorgaanbieder: Zorgaanbieder waar voor het jaar t+1 voor het eerst een overeenkomst mee is aangegaan ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio. Zorgaanbieders met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor, die voor het jaar t+1 voor het eerst gecontracteerd worden door het zorgkantoor, vallen ook onder deze categorie. Deze groep wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1a Resultaatgerichte indicator bij doel B: gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderverdeling gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst\n \n \n Nieuwe zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n VV\n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies\n \n \n \n \n \n \n \n Extramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Indicator nieuw zorgaanbod\n Het zorgkantoor dient de zorginkoop op een zodanige wijze uit te voeren, dat er zorg beschikbaar is in aansluiting op de voorkeuren en behoeften van de cliënten. Indien de beschikbare zorg onvoldoende aansluit op de voorkeuren en behoeften van cliënten is de taak van het zorgkantoor om de zorginkoop hierop aan te passen. Deze prestatie-indicator toont aan of, en zo ja, de reden waarom, het zorgkantoor het zorgaanbod heeft verruimd, om te voldoen aan de zorgvraag in de regio.\n De prestatie-indicator geeft het aantal zorgaanbieders weer waarbij nieuw zorgaanbod is gecontracteerd, onderverdeeld naar de reden van contractering, per zorgkantoorregio.\n Randvoorwaarden\n De nieuwe zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Indien het betreffende nieuwe zorgaanbod om meerdere redenen gecontracteerd is, moet in tabel 1b de voornaamste reden aangehouden worden. Het Totaal nieuw zorgaanbod in tabel 1b is daarmee gelijk aan het totaal van het Totaal bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst en het Totaal nieuwe zorgaanbieders in tabel 1a. Indien op meerdere locaties nieuw zorgaanbod gecontracteerd wordt bij dezelfde zorgaanbieder, kunnen de redenen nader worden toegelicht in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n Definities\n \n \n •\n Nieuw zorgaanbod: Het aantal keer dat er nieuw zorgaanbod in de regio is gecontracteerd. Dit kan door het contracteren van nieuwe zorgaanbieders, of door het uitbreiden van het zorgaanbod bij bestaande zorgaanbieders.\n \n \n •\n Zorglevering is innovatief en/of doelmatig: Het contracteren van een zorgaanbieder die de prijs/kwaliteitverhouding van de zorglevering verbetert door bijvoorbeeld een nieuwe manier van zorgverlening, een efficiëntere organisatie van de zorg, verbeteringen in de kwaliteit van de zorg voor de cliënt, inzet van ICT en e-health of een vernieuwende bekostigingswijze.\n \n \n •\n Specifieke doelgroepen: Het contracteren van een zorgaanbieder die zorg levert aan een doelgroep waar weinig aanbod voor is, en/of een specialistische vraag heeft.\n \n \n •\n Contracteren PGB-aanbieder: Het contracteren van een zorgaanbieder die voorheen zorg in PGB leverde. Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n •\n Uitbreiding capaciteit: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer capaciteit in de regio te creëren. Dit kan zowel een uitbreiding van intra- als extramurale capaciteit betreffen.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgaanbieders in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgvormen (intramuraal/vpt/mpt) in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Inkopen op fysieke locatie: Het uitbreiden van het zorgaanbod bij een aanbieder met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor. Deze categorie wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n •\n Overig: Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1b. Resultaatgerichte indicator bij doel B: nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n Reden contractering\n \n \n Nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n \n 1. Zorglevering is innovatief en/of doelmatig\n \n \n \n \n \n 2. Specifieke doelgroepen\n \n \n \n \n \n 3. Contracteren pgb-aanbieder\n \n \n \n \n \n 4. Uitbreiding capaciteit\n \n \n \n \n \n 5. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n 6. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen\n \n \n \n \n \n 7. Inkopen op fysieke locatie\n \n \n \n \n \n 8. Overig\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n 2. Prestatie-indicator: Bewaking beschikbaarheid zorg voor cliënten\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de beschikbaarheid van zorg geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel A: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is; in het bijzonder subdoel A.1: Cliënt krijgt tijdig zorg (zin).\n Bij deze indicator gaat het enerzijds om het aantal in zorg opgenomen cliënten en het aantal in zorg opgenomen cliënten waarvan de zorg binnen de treeknorm is aangevangen. Anderzijds gaat het om het aantal wachtenden op de wachtlijst en het aantal wachtenden dat langer dan de treeknorm op de wachtlijst staat.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Het zorginstituut stelt de tabellen van deze prestatie-indicator op aan de hand van de maandelijkse gegevensaanlevering (AW317-wachtlijstbestanden) van de zorgkantoren aan het zorginstituut. De NZa ontvangt de tabellen van het zorginstituut en deelt deze met de zorgkantoren.\n \n \n •\n Het zorgkantoor neemt in het uitvoeringsverslag die tabellen op waarnaar in de tekst verwezen wordt; tabellen waar geen gebruik van wordt gemaakt en waar niet naar wordt verwezen in de tekst van het uitvoeringsverslag worden niet in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n \n \n •\n Voor elke sector (V&V, GZ en GGZ) wordt een aparte tabel per zorgkantoor opgesteld, waarbij de wachtlijstgegevens worden uitgesplitst per zorgkantoorregio.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Wachtenden: cliënten met een Wlz-indicatie die wachten op een plaats in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben één van de volgende wachtstatussen: (1) urgent plaatsen, (2) actief plaatsen, (3) wacht op voorkeur of (4) actief wachtend;\n \n \n •\n Cliënten in zorg: cliënten met een Wlz-indicatie die in jaar t zijn gestart met zorg in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben de volgende wachtstatus: in zorg.\n \n \n Periodiciteit\n De gegevens voor het aantal in zorg opgenomen cliënten wordt voor heel jaar t weergegeven. De gegevens voor de aantallen wachtenden worden voor twee meetmomenten weergegeven: 1 juli jaar t en 1 januari t+1.\n \n Tabel 2a. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de V&V\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n V&V\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2b. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2c. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n 3. Prestatie-indicatoren: Toekenning pgb\n De prestatie-indicatoren gericht op de toekenning van pgb, geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.2: Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb). Er zijn bij dit doel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Cliënttevredenheid pgb\n Er wordt gebruik gemaakt van de uniforme, onafhankelijke cliëntenraadpleging die alle Wlz-uitvoerders die ook als zorgkantoor zijn aangewezen, iedere twee jaar onder pgb-houders laten uitvoeren door een onderzoeksbureau.\n Randvoorwaarde\n De score voor elk deelonderwerp wordt op één cijfer achter de komma weergegeven.\n Periodiciteit\n De meting vindt iedere twee jaar plaats. Als in jaar t geen meting heeft plaatsgevonden, worden er geen uitkomsten op deze indicator in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n b. Indicator Tijdige afhandeling pgb\n Doorlooptijd van de afhandeling van een pgb-aanvraag in kalenderdagen vanaf de datum van de pgb-aanvraag van nieuwe pgb-houders tot aan de datum van de afgifte van de toekenningsbeschikking pgb door het zorgkantoor.\n Definities\n \n \n •\n Datum van de pgb-aanvraag:\n \n \n ○\n de datum van binnenkomst van de indicatie met gewenste leveringsvorm pgb bij het zorgkantoor via het IO31 bericht; of\n \n \n ○\n de datum waarop het zorgkantoor de leveringsvorm op verzoek van de cliënt omzet in pgb.\n \n \n \n \n •\n Datum toekenningsbeschikking: datum waarop het zorgkantoor de beschikking over de toekenning van het pgb aan de cliënt heeft verzonden.\n \n \n •\n Nieuwe pgb-houder: cliënt die voor de eerste maal een aanvraag indient voor een pgb ten laste van de Wlz. Het kan hier zowel gaan om cliënten die bij de (her)indicatie-aanvraag bij het CIZ voor de eerste maal een voorkeur aangeven voor de leveringsvorm pgb als om cliënten die bij het zorgkantoor voor de eerste maal een omzetting vragen van de leveringsvorm naar pgb voor tenminste één functie.\n \n \n Periodiciteit\n De meting van de doorlooptijd vindt éénmaal per jaar plaats per pgb-aanvraag over alle in jaar t afgehandelde pgb-aanvragen van nieuwe pgb-houders ongeacht of het tijdstip van de aanvraag in het verslagjaar lag of daaraan voorafging.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n In de berekening van de aantallen per categorie doorlooptijd worden van de pgb-aanvragen alleen die afgehandelde aanvragen meegenomen die in jaar t daadwerkelijk resulteerden in een toekenningsbeschikking voor pgb ten laste van de Wlz. Afwijzingen tellen niet mee.\n \n \n •\n De budgettoekenning moet IN jaar t zijn voltooid; dat wil zeggen de beschikking over het toekennen van pgb moet IN jaar t zijn afgegeven. Bereken van dat moment de doorlooptijden terug.\n \n \n \n Tabel 3a. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: cliëntenraadpleging \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n \n \n \n \n \n \n Adequate afwikkeling administratieve processen: \n \n \n \n \n \n \n – Voorbereiding: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Beschikking(en): score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n \n Adequate informatievoorziening en bereikbaarheid:\n \n \n \n \n \n \n – Informatievoorziening pgb: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Bereikbaarheid Zorgkantoor: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Adequate kwaliteit medewerkers zorgkantoor: \n \n \n \n \n \n \n – Bejegening: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Deskundigheid medewerkers: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Goed oordeel cliënten:\n \n \n \n \n \n \n – Oordeel dienstverlening: rapportcijfer;\n \n \n \n \n \n – Oordeel uitvoering pgb: rapportcijfer.\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n \n Tabel 3b. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: doorlooptijden pgb\n \n \n \n \n \n \n \n Categorieën doorlooptijd toegekende aanvragen in kalenderdagen\n \n \n Aantallen in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n Percentages in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n \n \n \n \n <= 28 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 28 dagen maar < =42 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 42 dagen maar <= 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n \n Totaal aantal in het verslagjaar afgehandelde aanvragen\n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 4. Prestatie-indicatoren: Bewaking continuïteit passende zorgverlening\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de continuïteit van zorgverlening geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.4: Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval van beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin). Er is bij dit subdoel één indicator van belang.\n Indicator continuïteit van zorgverlening betreft het percentage van de cliënten die na beëindiging van de contractuele relatie tussen een zorgaanbieder en het zorgkantoor zonder onderbreking passende zorg (zowel verblijf als VPT/MPT) heeft gekregen en zodoende niet op een wachtlijst is gekomen. Als de indicator niet 100% is dan betekent het dat een cliënt nog op de wachtlijst (zowel wens- als actief-wachtend) staat. In dit geval moet het zorgkantoor aantonen welke bemiddelingsacties ondernomen zijn, om deze cliënt(en) toch in zorg te krijgen.\n Definities\n \n \n •\n Teller van de indicator: de cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder na beëindiging van de contractuele relatie tussen zorgkantoor en zorgaanbieder een geldige MAZ hebben voor passende zorg en niet op een wachtlijst.\n \n \n •\n Noemer van de indicator: alle cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder zorg ontvingen van de zorgaanbieder.\n \n \n •\n Meetmoment: over een periode van een maand na algehele stopzetting zorgverlening als gevolg van de beëindiging van de contractuele relatie wordt in iWLZ vastgesteld of passende zorg voor de cliënten continu is doorgelopen en of de cliënt wel of niet op een wachtlijst terecht is gekomen. Deze indicator wordt op 3 tijdstippen gemeten na algehele stopzetting van zorgverlening als gevolg van afloop van de contractuele relatie:\n \n \n 1.\n terstond: op de datum van de algehele stopzetting van zorg;\n \n \n 2.\n binnen 15 dagen na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1);\n \n \n 3.\n binnen één maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n \n \n \n \n •\n Algehele stopzetting: cliënten die na het beëindigen van de contractuele relatie met de zorgaanbieder ex artikel 4.2.2. lid 5 van de Wlz gebruik blijven maken van de zorg van de betreffende aanbieder vallen buiten dit begrip en tellen niet mee voor de berekening van de indicator.\n \n \n •\n Werkgebied van de Wlz-uitvoerder: alle zorgkantoorregio’s gezamenlijk waar de Wlz-uitvoerder als zorgkantoor is aangewezen.\n \n \n •\n Passende zorg: de cliënt ontvangt:\n \n \n ○\n zorg conform zijn indicatie en gewenste leveringsvorm, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de indicatie: na instemming van cliënt en zorgkantoor zorg volgens de omzettingstabel van het inkoopbeleid van ZN, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de gewenste leveringsvorm: na instemming van cliënt en zorgkantoor een alternatieve leveringsvorm.\n \n \n \n \n •\n Instelling: instelling op AGB-code-niveau.\n \n \n Randvoorwaarden\n \n \n •\n De meting vindt plaats bij de cliënten van alle zorgaanbieders in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, die in jaar t waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De meting vindt plaats in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, per zorgaanbieder waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De datum van beëindiging van de contractuele relatie is maatgevend voor het jaar waarin deze indicator meetelt.\n \n \n •\n Als in het werkgebied de contractuele relatie met méér dan een zorgaanbieder wordt beëindigd, worden de uitkomsten samengenomen.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n \n Tabel 4 Resultaatgerichte indicator: continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator Continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klanten met MAZ\n Percentage cliënten dat tijdig vervangende zorg heeft gekregen\n 1) terstond na stopzetting zorg of contract\n 2) binnen 15 dagen na stopzetting zorg of contract (exclusief cliënten uit 1)\n 3) binnen 1 maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n Percentage openstaande toewijzingen, geen MAZ bij andere aanbieder of andere mutatie\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 5. Prestatie-indicatoren: Eigen bijdrage\n De prestatie-indicatoren gericht op het door de Wlz-uitvoerders doorgeven van persoonsgegevens van Wlz-cliënten aan het CAK voor de vaststelling en inning van de eigen bijdrage geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.5: Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd. Er zijn bij dit doel vier indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening\n De Wlz-uitvoerder dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na de dag waarop de zorg is aangevangen of herzien door wijziging van de leveringsvorm als bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, van de wet, of, indien de leveringsvorm een pgb betreft, uiterlijk binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verlening van dat budget door de Wlz-uitvoerder, de noodzakelijke persoonsgegevens voor de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage bij het CAK in (art. 7.12 Regeling langdurige zorg (Rlz)).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van één maand (zorg in natura) danwel vier maanden (pgb) na aanvang of mutatie van de zorg de persoonsgegevens van de cliënt aan te leveren aan het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n De leveringsvorm ‘verkeerde bed’ wordt niet meegenomen in de berekening voor deze indicator.\n \n \n Definities\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n Aanvangsdatum zorg: datum vanaf wanneer een zorgeenheid wordt geleverd zoals aangeleverd in de AW35;\n \n \n •\n AW35: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van de aanvang van zorglevering aan de cliënt;\n \n \n •\n Mutatiedatum zorg: datum waarop een mutatie in de Wlz-zorg bij cliënt heeft plaatsgevonden zoals aangeleverd in de AW39. De mutaties hebben alleen betrekking op ontslag (mutatiecode 19 en 20). De mutatie ‘overlijden’ blijft in deze buiten beschouwing, omdat het CAK deze informatie zelf uit het GBA ontvangt;\n \n \n •\n AW39: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van mutaties in de zorglevering;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 3.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 4.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5a Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n b. Indicator Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n Indien het CAK, na ontvangst van de persoonsgegevens van de cliënt bij aanvang of mutatie van zorg van de Wlz-uitvoerder, een afkeurbericht stuurt, dient de Wlz-uitvoerder uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht een correctiebericht in te dienen bij het CAK (art. 7.13 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van tien werkdagen na ontvangst van een afkeurbericht van het CAK een gecorrigeerd heenbericht in te dienen bij het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator worden alleen afkeurberichten meegenomen die zijn opgevolgd met een correctiebericht. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt namelijk dat niet alle afkeurberichten worden opgevolgd door een correctiebericht. Bijvoorbeeld omdat de herstelactie via een andere weg dat via het correctiebericht plaatsvindt;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator wordt het aantal kalenderdagen tussen de ontvangst van het retourbericht van het CAK en het versturen van het correctiebericht door het zorgkantoor bepaald. De ontvangstdatum van het retourbericht dient hierbij niet te worden meegeteld, terwijl de verzenddatum van het correctiebericht wel wordt meegeteld.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Afkeurbericht: retourbericht van het CAK (CA318/CA320) aan de Wlz-uitvoerder met uitnodiging tot correctie van een heenbericht (CA317/CA319) omdat persoonsgegevens van de cliënt onjuist of onvolledig zijn aangeleverd door de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n Correctiebericht: heenbericht met de gecorrigeerde persoonsgegevens van de cliënt door de Wlz-uitvoerder (CA317/CA319) aan het CAK;\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA318: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA317 bericht;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA320: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA319 bericht;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA318) van het CAK dat door een correctiebericht (CA317) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA317) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutatie zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA320) van het CAK dat door een correctiebericht (CA319) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA319) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5b Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutaties zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n c. Indicator Uitvoering bestandvergelijkingen\n Ten behoeve van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 6.1.2, onderdeel a, van de wet, vergelijken de Wlz-uitvoerder en het CAK ten minste elke twee maanden hun administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden die noodzakelijk zijn voor de juiste uitvoering van de taken (art. 7.14 eerste lid Rlz).\n Randvoorwaarden\n Bij het niet volledig realiseren van de norm voor de Wlz-uitvoerder en het CAK om ten minste elke 2 maanden de administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden te vergelijken (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is.\n Definities\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Jaar t: uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n a.\n Bepaal het aantal tweemaandelijks uitgevoerde bestandsvergelijkingen in jaar t;\n \n \n b.\n (a/6)*100.\n \n \n \n Periodiciteit\n \n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n d. Indicator Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n Indien uit de bestandsvergelijking blijkt dat er sprake is van onvolledige of onjuiste persoonsgegevens in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK, corrigeren de Wlz-uitvoerder en/of het CAK binnen een maand na die bestandsvergelijking de gegevens in hun administratie (art. 7.14 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor en/of het CAK, in staat zijn om binnen de norm van één maand na uitvoering van de bestandvergelijking onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens te corrigeren in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n Volgens de bepalingen in artikel 7.14 tweede lid van de Rlz dienen Wlz-uitvoerders onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens binnen één maand na bestandsvergelijking in hun administratie te corrigeren. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt echter dat het CAK en Wlz-uitvoerder na de bestandsvergelijking (door onvolkomenheden in iWlz) handmatig moeten uitzoeken of de statuscodes juist zijn en welke correcties wel/niet door wie moeten worden uitgevoerd. Hiervoor hebben zij tijd nodig, waar in de vaststelling van betreffende artikel geen rekening mee is gehouden. Voor de bepaling van deze indicator kiest de NZa ervoor aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk, zolang deze handmatige actie nodig is. Dit houdt in dat voor de bepaling van deze indicator niet wordt uitgegaan van de datum van de uitgevoerde bestandsanalyse, maar van de datum waarop de handmatige actie van het CAK en de Wlz-uitvoerders is afgerond en duidelijk is welke correcties moeten worden uitgevoerd. De datum waarop is vastgesteld dat correctie nodig is dient daarbij te worden vastgelegd.\n \n \n Definities:\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Rekendatum: datum waarop de handmatige controle van de uitkomsten van de bestandsvergelijking door het CAK en Wlz-uitvoerder is afgerond en duidelijk is dat correctie nodig is en door wie;\n \n \n •\n Statuscodes:\n \n \n ○\n Status 0: gegevens CAK en Wlz-uitvoerder komen geheel overeen;\n \n \n ○\n Status 1: gegevens komen wel voor bij de Wlz-uitvoerder maar niet bij het CAK;\n \n \n ○\n Status 2: gegevens komen wel voor bij het CAK maar niet bij de Wlz-uitvoerder;\n \n \n ○\n Status 3: Er is een verschil geconstateerd in de gevonden regel.\n \n \n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 0 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n Bepaal het aantal regels uit (b) dat binnen de termijn van één maand na de rekendatum is gecorrigeerd;\n \n \n d.\n 100-((c/b)*100);\n \n \n \n \n 2.\n Niet gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 1, status 2 of status 3 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n (b/a)*100;\n \n \n \n \n 3.\n 100-1d-2c.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt tweemaandelijks plaats.\n \n Tabel 5d Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n Bestands vergelijking 1\n \n \n Bestands vergelijking 2\n \n \n Bestands vergelijking 3\n \n \n Bestands vergelijking 4\n \n \n Bestands vergelijking 5\n \n \n Bestands vergelijking 6\n \n \n \n \n \n \n Tijdige correctie\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6. Prestatie-indicatoren: Kosten van zorg en beheer\n De prestatie-indicatoren gericht op de kosten van zorgverlening Wlz en kosten van uitvoering Wlz, geven een aanduiding weer van resultaten van de Wlz-uitvoerders bij doel G. De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed.\n De indicator-gegevens voor de kosten van uitvoering/de beheerskosten worden geleverd door de Wlz-uitvoerders met de functie van zorgkantoor.\n a. Indicatoren kosten verschillende zorgvormen Verpleging en Verzorging en Gehandicaptenzorg afgezet tegen totale kosten\n Dit betreft de volgende indicatoren.\n \n \n 1.\n \n Pgb-kosten afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal door het zorgkantoor toegekende pgb-budgetten aan cliënten op jaarbasis in jaar t. Noemer: de totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 2.\n \n Zin intramuraal laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 3.\n \n Zin intramuraal hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 4.\n \n Zin Vpt/Mpt laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 5.\n \n Zin Vpt/mpt hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n Definities\n De indeling van ZZP’s in ZZP’s-Hoog en ZZP’s-Laag is conform de uitwerking van Vektis.\n b. Indicator: kosten uitvoering Wlz\n Omschrijving\n \n \n 1.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal inwoners per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n 2.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal Wlz-geïndiceerden per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n Definities\n \n \n •\n De kosten van uitvoering: de uitvoeringskosten van de Wlz-uitvoerder in jaar t, zoals opgenomen in de jaarrekening van de Wlz-uitvoerder.\n \n \n •\n Aantal inwoners: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is, welk inwonertal door het Zorginstituut Nederland wordt gehanteerd bij de vaststelling van het beheerskostenbudget Wlz-uitvoerder voor de functie van Zorgkantoor zoals beschreven in artikel 4.4. van het Besluit Wfsv.\n \n \n •\n Aantal Wlz-geïndiceerden: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is en die een indicatie-beschikking van het CIZ hebben ontvangen. Het gaat hierbij zowel om Wlz-geïndiceerden die in zorg zijn als Wlz-geïndiceerden zonder zorg.\n \n \n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats voor jaar t.\n 7. Prestatie-indicatoren: Behandeling klachten en bezwaarschriften\n De prestatie-indicatoren gericht op de behandeling van klachten en bezwaarschriften geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.2: Cliëntgerichte afhandeling klachten. Er zijn bij dit subdoel vijf indicatoren van belang.\n Elke inwoner in Nederland die Wlz-zorg gaat krijgen of ontvangt heeft het wettelijke recht om hierover zijn beklag te doen. In eerste instantie kan de klant hiervoor terecht bij de zorgaanbieder/zorgkantoor. Mocht de klant, na zijn gevoel, niet tevreden zijn dan kan hij contact opnemen met de ombudsman (klacht) of heeft hij de mogelijkheid om beroep aan te tekenen (bezwaar).\n Voor de gevraagde indicatoren hoeven de zorgkantoren geen noemenswaardige berekeningen te doen. De zorgkantoren beschikken al over deze informatie. De indicatoren geven vooral, in cijfers, de inspanningen weer van de zorgkantoren. Norm overschrijdingen dienen door de zorgkantoren verklaard te worden in het uitvoeringsverslag.\n a. Indicator Tijdige afhandeling klachten\n Percentage van de afgehandelde klachten die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke uiting van onvrede door een verzekerde;\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde klachten.\n b. Indicator Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n Percentage van de ontvangen schriftelijke bezwaarschriften waarvan de ontvangst aan verzekerde binnen drie weken is bevestigd, dan wel binnen drie weken afhandeling heeft plaatsgevonden, ten opzichte van het totaal aantal ontvangen schriftelijke bezwaarschriften.\n Randvoorwaarde\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle ontvangstbevestigingen van bezwaarschriften die in jaar t zijn verstuurd.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Verzenddatum van ontvangstbevestiging bezwaren: de datum waarop het zorgkantoor de ontvangstbevestiging van het bezwaar heeft verstuurd. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend;\n \n \n •\n Ontvangstbevestiging: De schriftelijke reactie van het zorgkantoor na het ontvangen van het bezwaarschrift dat het bezwaarschrift door het zorgkantoor is ontvangen en in behandeling is genomen. De ontvangstbevestiging moet binnen drie weken plaatsvinden.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal ontvangen bezwaarschriften.\n c. Indicator Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n Percentage van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor bezwaren: de afhandelingsdatum van het bezwaar. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.1 Resultaatgerichte indicatoren: Klachten en bezwaren, percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicatoren Klachten en bezwaren, percentages\n \n \n Kwartaal 1\n \n \n Kwartaal 2\n \n \n Kwartaal 3\n \n \n Kwartaal 4\n \n \n \n \n \n \n a. Tijdige afhandeling klachten\n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n c. Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n d. Indicator aantallen: aard van de klachten\n Aantallen van de afgehandelde klachten, naar aard, die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke schriftelijke uiting van onvrede door een verzekerde.\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde klachten.\n \n \n \n \n Tabel 7.2 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgkantoor1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgkantoor\n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bejegening door personeel zorgkantoor\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Uitvoering pgb\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgkantoor\n \n \n \n \n \n \n \n \n Tabel 7.3 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgaanbieder1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgaanbieder\n \n \n Aantal\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Bejegening door hulpverleners\n \n \n \n \n \n Kwaliteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n e. Indicator aantallen: aard van de bezwaarschriften en gegrond/ongegrond\n Aantallen van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften, naar aard, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd.\n \n \n •\n Einddatum voor afhandeling van het bezwaarschrift: de afhandelingsdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: bezwaarschriften die per brief, per email of per webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.4 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de bezwaarschriften, aantallen1De bezwaarschriften die deels gegrond / deels ongegrond zijn worden meegenomen in de categorie gegrond. In de kolom ‘antallen, overig’ worden bezwaarschriften meegenomen waarover het zorgkantoor nog niet tot een oordeel is gekomen, bijv. door intrekking van een bezwaar. In de rij ‘Overig’ gaat het om de pgb MPT combinaties.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Aard van het bezwaarschrift inzake de Wlz\n \n \n Aantallen, gegrond\n \n \n Aantallen, ongegrond\n \n \n Aantallen, overig\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n Besluit Zorg in natura\n \n \n \n \n \n \n \n \n Besluit pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 8. Prestatie-indicatoren: tijdige afhandeling declaraties (zin)\n De prestatie-indicatoren gericht op de afhandeling van declaraties van zorg geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen, bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.5: Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties. Er zijn bij dit subdoel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige afhandeling declaraties\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, tijdig afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, die in het betreffende tijdvak via VECOZO aan het zorgkantoor zijn aangeboden.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Doorlooptijd goedkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met verwerking van de goedgekeurde declaratie.\n \n \n •\n Doorlooptijd afkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met retourzending van afgekeurde declaratie (AW320).\n \n \n Definities\n \n \n •\n Tijdige verwerking van goedgekeurde declaraties op cliëntniveau: leidt tot de aanmaak van een retourbestand binnen 15 werkdagen nadat de declaratie door VECOZO is ontvangen en technisch correct bevonden.\n \n \n Berekeningswijze\n De berekening wordt als volgt uitgevoerd per Wlz-uitvoerder / zorgkantoor.\n \n \n 1.\n Selecteer alle in de betreffende maand-jaar combinatie aangeleverde declaratieberichten (via AW319 en MZ301). Bijvoorbeeld er zijn in februari jaar t in totaal 100 berichten aangeleverd.\n \n \n 2.\n Bepaal voor elk geselecteerde bericht hoeveel van deze berichten tijdig zijn afgehandeld. Berekening: aanmaakdatum retourbestand (via AW320 en MZ302) minus- aanleverdatum declaratiebericht (via AW319 en MZ301). Datum retourbestand mag maximaal 15 werkdagen na de aanleverdatum liggen om tijdig te zijn. Bijvoorbeeld: van de in februari jaar t aangeleverde berichten zijn 99 berichten binnen 15 werkdagen afgehandeld\n \n \n 3.\n Deel het aantal tijdig afgehandelde berichten door het totaal aantal geselecteerde berichten dat in de betreffende per maand-jaar combinatie is aangeleverd. Op basis van het voorbeeld in punt 1 en 2 is de uitkomst 99 / 100 waarmee voor februari jaar t wordt voldaan aan de norm.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand via VECOZO ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n b. Indicator Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking hulpmiddelen\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, waarvoor geldt dat de doorlooptijd in kalenderdagen minder is dan of gelijk is aan 40.\n Definities\n \n \n •\n Ontvangstdatum factuur: de datum waarop de factuur gestempeld of ingelezen is door het zorgkantoor.\n \n \n •\n Betaaldatum factuur: de werkelijke datum waarop het zorgkantoor het geld heeft overgemaakt of de datum betaalbaarstelling CAK.\n \n \n •\n Doorlooptijd: het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur en de betaaldatum.\n \n \n Berekeningswijze\n Bepaal per declaratie het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur voor hulpmiddelen en de betaaldatum van (door) de Wlz- uitvoerder/zorgkantoor.\n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Het gaat alleen om de tijdige betaling van de goedgekeurde declaraties.\n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n \n Tabel 8 Resultaatgerichte indicatoren: afhandeling declaraties percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling declaraties\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 3\n Bestuursverklaring bij het uitvoeringsverslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Uitvoeringsverslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Uitvoeringsverslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het uitvoeringsverslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid is van het bestuur om de Wlz op een rechtmatige en doelmatige wijze uit voeren;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag een juist en volledig beeld geeft van de naleving van de wettelijke doelen en taken van de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n \n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 4\n Modellen financieel verslag 2021\n \n \n \n Modellen financieel verslag 2021\n \n De basis voor het model zijn de grondslagen zoals genoemd in ‘Algemene Toelichting Balans en Exploitatierekening’.\n \n \n Model I: Balans per 31 december 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Activa\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n Passiva\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n 1. Vorderingen en overige activa\n \n \n \n \n \n \n 3. Eigen vermogen\n \n \n \n \n \n \n \n 1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds\n langdurige zorg te verrekenen1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3a. Geplaatst kapitaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3b. Wettelijke reserve Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1c. Overige vorderingen en overlopende activa\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1d. Liquide middelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 4a. Technische voorziening Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n \n \n \n \n \n 4b. Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen 3\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 4\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5a. Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5b. Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5c. Overige schulden en overlopende passiva\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal activa\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal passiva\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Als de post ‘1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n \n 2 Als de post ‘1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze post aan de actiefzijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1b Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n \n 3 De post ‘2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n 4 De post ‘2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n \n \n Model II: Exploitatierekening over 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n BEDRIJFSOPBRENGSTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Premies en bijdragen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 6a. Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 6b. Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7a. Overige opbrengsten Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7b. Overige opbrengsten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n BEDRIJFSLASTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 8a. Bruto schaden Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 8b. Bruto schaden AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 9a. Bedrijfskosten Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 9b. Bedrijfskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n RESULTAAT\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model III: Algemene toelichting op de balans en exploitatierekening\n \n − ALGEMEEN:\n \n [naam Wlz-uitvoerder] is per besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport per <dd/mm/jjj> als Wlz-uitvoerder aangewezen om voor de hierna genoemde regio’s de zorgkantoorfunctie uit te voeren:<benoemen regio’s>\n In het financieel verslag is op het niveau van de [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording afgelegd. Dit betekent dat de financiële verantwoording de geconsolideerde cijfers bevat van de hiervoor genoemde zorgkantoren. In deze financiële verantwoording legt [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording af over de uitvoering van de AWBZ afwikkeling en de uitvoering van de Wlz. De financiële verantwoording is opgesteld in de Nederlandse taal en de bedragen worden vermeld in euro's (x1.000).\n Het doel van [naam Wlz-uitvoerder] is het bevorderen van zorg voor chronisch zieken en gehandicapten door het optreden als Wlz-uitvoerder in de zin van de Wet langdurige zorg (Wlz) en daarmee verband houdende wet- en regelgeving. [naam Wlz-uitvoerder] is verder verantwoordelijk voor het afwikkelen van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). [naam Wlz-uitvoerder] heeft geen winstoogmerk.\n \n [naam Wlz-uitvoerder] verleent als Zorgkantoor bemiddeling bij de uitvoering van de Wlz. Doel is het waarborgen van verstrekkingen en/of vergoedingen van zorg aan Wlz-geïndiceerden in de hierboven genoemde regio's. De uitgaven inzake de in de Wlz geregelde verstrekkingen zijn declarabel bij het Fonds langdurige zorg.\n De vergelijkende cijfers van voorgaande jaren mogen op grond van de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-Uitvoerder niet worden aangepast.\n Verslaggevingsperiode\n Dit financieel verslag heeft betrekking op het verslagjaar 2021, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2021.\n Grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag\n Het financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met het stelsel dat is voorgeschreven door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op basis van de Regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-uitvoerder met kenmerk TH/NR-23. Indien er hier geen specifieke grondslagen worden genoemd, dient Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gevolgd te worden.\n Continuïteitsveronderstelling\n Dit financieel verslag is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.\n − GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING\n Algemeen\n Gebruik van schattingen\n De opstelling van het financieel verslag vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld door [naam functie]. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.\n Verbonden partijen\n Partijen worden als verbonden aangemerkt als een partij zeggenschap of belangrijke invloed kan uitoefenen op de andere partij (bijvoorbeeld dochtermaatschappij) bij het nemen van financiële of operationele beslissingen. (toelichten verbonden partijen). Leden van de Raad van Bestuur en van de Raad van Commissarissen en hun directe familieleden worden ook als verbonden partijen beschouwd. Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht.\n Grondslagen voor waardering van activa en passiva\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (hierna: Flz/AFBZ te verrekenen’) kan zowel een vordering- als een schuldpositie betreffen. Als de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord.\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n De post heeft betrekking op het bedrag dat voor de uitvoering van de Wlz en AWBZ in rekening mag worden gebracht, de rechtstreeks te verrekenen baten en lasten alsmede kosten subsidieregeling onder aftrek van het bedrag aan afgestorte eigen bijdragen en ontvangen voorschotten. Tevens worden de nog te verrekenen afrekeningen door het Zorginstituut Nederland met betrekking tot de afgelopen jaren in deze positie verantwoord. De afwikkeling van oude jaren vindt plaats nadat het traject met het Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de AWBZ subsidieregelingen is afgerond.\n Clearinghouse-constructie\n Clearinghouse-constructie zoals gedefinieerd in artikel 5.4 van de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder en zoals vastgelegd in het tussen ZN en de Minister van VWS gesloten Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur 2021-2025.\n Het saldo is bedoeld als het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het 'uitvoeringsdeel'.\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘via het CAK met Flz /AFBZ te verrekenen’ is gelijk aan de bedragen welke onder de te betalen zorgaanspraken zijn opgenomen voor de door het CAK uit te voeren betalingsopdrachten, te versturen betalingsopdrachten en eventuele correcties en aanvullingen op ingediende nacalculaties. De positie betreft een vordering en wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op budgethouders pgb-AWBZ\n Onderdeel van de overige vorderingen zijn de vorderingen op pgb-budgethouders AWBZ. Deze positie is onderdeel van een traject met Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de subsidieregelingen AWBZ. Bij de bepaling van de vorderingen budgethouders pgb-AWBZ houdt de Wlz-uitvoerder rekening met het door Zorginstituut Nederland opgestelde controle en incassoprotocol pgb-AWBZ 2014.\n De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ\n De post ‘Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ’ heeft betrekking op nog te innen eigen bijdragen AWBZ bij cliënten. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de AWBZ voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op budgethouders pgb-Wlz\n De post ‘vorderingen op budgethouders pgb-Wlz’ zijn vorderingen op pgb budgethouders Wlz. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de Wlz voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Voorziening oninbare vorderingen AWBZ\n Vorderingen AWBZ zijn met ingang van 31 december 2020 volledig voorzien. Wanneer een vordering (deels) wordt geïnd of wordt afgeboekt, wordt zowel de vordering als de voorziening verlaagd. De mutatie in de voorziening wordt opgenomen in de exploitatierekening.\n Overige vorderingen en overlopende activa\n De overige vorderingen en overlopende activa worden gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Liquide middelen\n Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.\n Geplaatst kapitaal\n Het geplaatst kapitaal bestaat uit de nominale waarde van de geplaatste aandelen.\n Wettelijke reserve Wlz\n Het resultaat behaald met de uitvoering van de Wlz (en in eerdere jaren met de uitvoering van de AWBZ) wordt onder de wettelijke reserve Wlz verantwoord2De wettelijke reserve uitvoering Wlz is geregeld in artikel 4.6 van het besluit Wfsv. Deze vermogenscomponent hangt rechtstreeks samen met de wettelijke taken van het zorgkantoor in het kader van de uitvoering Wlz. De wettelijke reserve bedraagt maximaal 20% van het beheerskostenbudget van het betreffende jaar.\n Budgetresultaat beheerskosten\n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar.\n Mutaties voorgaande jaren\n De post ‘Mutaties voorgaande jaren’ bestaat uit mutaties uit voorgaande jaren die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Financieel rendement\n Het financieel rendement (normrendement wettelijke reserve) wordt bepaald door de beginstand wettelijke reserve (1-1) plus de eindstand wettelijke reserve (31-12) na rekening te hebben gehouden met de afstorting. Deze wordt vervolgens gedeeld door twee. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het rentepercentage wettelijke reserve Wlz, zoals bedoeld in artikel 10 `Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’. Het financieel rendement boven/onder normrendement wordt bepaald door het werkelijk behaalde financieel rendement af te zetten tegen het normrendement. Het financieel rendement bestaat uit het normrendement verhoogd/verlaagd met het boven/onder rendement.\n Overige mutaties\n De post ‘overige mutaties’ bestaat uit mutaties die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg\n Indien de wettelijke reserve Wlz het gestelde maximum van 20% te boven gaat, stort de Wlz-uitvoerder het bedrag waarmee het maximum overschreden terug in het Flz3De afstorting aan het Flz is geregeld in artikel 4.6.5 van het besluit Wfsv. Het meerdere van de overschrijding (boven de 20% grens) wordt verantwoord in het verloopoverzicht wettelijke reserve Wlz.\n Voorzieningen\n Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan en die het gevolg zijn van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.\n De technische voorziening bestaat uit het volgende component:\n \n \n –\n Schadeafhandelingskosten\n De beheers-/afwikkelingskosten hebben betrekking op per balansdatum nog te betalen beheerskosten in verband met de afwikkeling van zorg in het kader van de Wlz respectievelijk van zorg in het kader van de AWBZ die in het verslagjaar is verleend.\n \n \n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘te betalen uit hoofde van zorgaanspraken’ bestaat uit de volgende onderdelen:\n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten\n De post “via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten” heeft betrekking op de door het CAK nog aan instellingen te betalen kosten van zorg per einde boekjaar, waarvoor de schadelast is verantwoord in de resultatenrekening. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n In schaden opgenomen overproductie\n De post ‘in schaden opgenomen overproductie’ bestaat uit het verschil tussen de gesaldeerde bruto schaden (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) en de gesaldeerde regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert. Er is sprake van overproductie wanneer de gesaldeerde bruto (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) schaden de gesaldeerde regiobudgetten overschrijden.\n Effecten van correcties en aanvullingen\n Als de effecten van onder andere correcties, aanvullingen en nacalculaties die nog door de Wlz-uitvoerder aan het CAK moeten worden doorgegeven, kwantificeerbaar zijn, worden deze per 31 december als overlopende passivapost meegenomen. Voor zover de effecten van correcties, aanvullingen en nacalculaties niet kwantificeerbaar zijn, worden deze toegelicht onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa.\n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘‘rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken’’ bestaan uit per balansdatum nog te betalen bedragen uit hoofde van verleende zorg in het kader van de AWBZ respectievelijk de zorg in het kader van de Wlz die niet via het CAK wordt betaald. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Nog te verrichten pgb betalingen\n De nog te verrichten betalingen over budgetjaren, betrekking op de daadwerkelijke verrichte pgb betalingen conform de kluis van de SVB per 1 mei 2022 verminderd met hetgeen reeds betaald is ultimo 2021, conform de stand van de kluis van de SVB.\n Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n Deze post heeft betrekking op schulden uit hoofde van subsidieregelingen, waaronder pgb AWBZ. De uitkomsten van uitgevoerde controles op de pgb-bestedingen over oude jaren leiden tot het terugvorderen dan wel verrekenen van betaalde pgb-voorschotten. Nadien kan blijken dat de uitbetaalde subsidie aan de subsidievoorwaarden voldoet. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Overige schulden en overlopende passiva\n De overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De overige schulden en overlopende passiva hebben een verwachte looptijd van maximaal één jaar.\n Grondslagen van resultaatbepaling\n Algemeen\n Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfslasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen.\n Bedrijfsopbrengsten (waaronder nagekomen budgetaanpassingen) en bedrijfslasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend. In het geval van een geconstateerde fout in voorgaande boekjaren wordt foutherstel toegepast.\n Ten aanzien van de beheerskosten Wlz is het zorgkantoor gebudgetteerd. De voorlopige bijdrage wordt voorafgaand aan het verslagjaar door het Zorginstituut Nederland vastgesteld.\n De beheerskosten worden aan het resultaat toegerekend voor zover zij betrekking hebben op de verslagperiode.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland\n De bijdrage Zorginstituut Nederland heeft betrekking op door het CAK betaalde en te betalen bedragen aan zorgaanbieders met betrekking tot tariefbeschikkingen met een beschikkingsdatum 2021. De bijdrage Zorginstituut Nederland bestaat uit de vergoeding voor beheerskosten en uit de vergoeding voor verantwoorde schade Wlz. Het gerealiseerde rendement op tijdelijk overtollige middelen wordt eveneens verantwoord binnen Bijdragen Zorginstituut Nederland als ‘Overige renteopbrengsten’.\n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n De post ‘Vergoeding zorgaanspraken via het CAK’ is gelijk aan de in de exploitatierekening opgenomen kosten van zorgaanspraken waarvoor de betalingen via het CAK lopen.\n Budget beheerskosten\n De post ‘Budget beheerskosten’ bestaat uit de onderstaande onderdelen.\n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n De post ‘Budget beheerskosten huidig verslagjaar’ betreft het saldo van het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten voor Wlz-uitvoerders Wlz 2021 en het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland’.\n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n Bij het bepalen van het budget beheerskosten wordt rekening gehouden met correcties uit voorgaande jaren. Deze correcties kunnen zich voordoen wanneer het budget beheerskosten, als gevolg van de nadere of definitieve vaststelling beheerskosten van een bepaald jaar, afwijkt van het eerder verantwoord budget beheerskosten op basis van de grondslagen hierboven.\n Rentevergoedingen fonds\n De post ‘Rentevergoedingen Fonds’ heeft betrekking op rentevergoedingen van het Flz bij afrekeningen.\n Overige renteopbrengsten\n De post ‘Overige renteopbrengsten’ betreft renteopbrengsten die niet rechtstreeks verrekend worden met het Flz, maar die via het resultaat wel leiden tot een mutatie in de wettelijke reserve Wet langdurige zorg respectievelijk de wettelijke reserve Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Persoonsgebonden budget\n De post ‘Persoonsgebonden budget’ is gelijk aan de opbrengsten van het persoonsgebonden budget. De opbrengst van het persoonsgebonden budget wordt gelijk gesteld aan de pgb schaden in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget.\n (Overige) subsidies\n De post ‘(Overige) subsidies’ is gelijk aan de ontvangen subsidies voor regelingen die door de Wlz-uitvoerder worden uitgevoerd en vergoed worden vanuit het Flz.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen opbrengsten vanuit de AWBZ, zoals het vrijvallen van de voorziening oninbare vorderingen, het boeken van AWBZ vorderingen en overige kosten met betrekking tot de AWBZ waar een opbrengst tegenover staat. Door de aard van deze post bestaat deze veelal uit negatieve bedragen.\n Overige opbrengsten\n De post overige opbrengsten bestaat uit overige rechtstreeks met het Flz respectievelijk het AFBZ te verrekenen opbrengsten en overig te benoemen opbrengsten.\n Bruto schaden\n Onderdeel van de post ‘Bruto schaden’ zijn de onderstaande posten.\n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK\n Onderdeel van post ‘Werkelijke (zorg)kosten via het CAK’ zijn uit de onderstaande posten.\n Betrekking op verantwoordingsjaar\n De bruto schaden worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de bruto schaden op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Goedgekeurde productie op basis van de meest recente AW319/320, eventueel aangevuld met monitoringsinformatie en correcties van het zorgkantoor\n \n \n 5.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking na de herschikkingsronde\n \n \n De bruto schaden worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de bruto schaden het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Voor het bepalen van de bruto schaden is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de bruto schaden per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader\n De kosten voor het kwaliteitskader worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten voor het kwaliteitskader op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de kosten voor het kwaliteitskader op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de kosten voor het kwaliteitskader op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n De kosten voor het kwaliteitskader worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de kosten voor het kwaliteitskader het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n Voor het bepalen van de kosten voor het kwaliteitskader is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de kosten voor het kwaliteitskader per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader – correcties\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Betrekking op SARS-COV-2 virus\n De kosten voor de vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten) en de financiering van extra gemaakte kosten door het SARS-COV-2 virus worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n 5.\n Interne sturings- en/of monitoringsinformatie\n \n \n Overige kosten via het CAK\n Overige kosten via het CAK omvatten kosten niet zijnde (correcties op) herschikkingen of experimenten, betaalt door het CAK. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n De kosten voor de vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg door het SARS-COV-2 virus wordt bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan mondzorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten niet via het CAK\n De kosten niet via het CAK worden rechtstreeks met het Fonds verrekend. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen\n De kosten voor de financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen hebben betrekking op het compenseren van gederfde omzet en het vergoeden van extra kosten door het SARS-CoV-2 virus. De kosten worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan leveranciers van mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz\n De kosten voor de compensatieregeling pgb-Wlz worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan budgethouders, zorgverleners en/of zorgaanbieders. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten persoonsgebonden budget en subsidieregelingen\n De kosten van het persoonsgebonden budget en de subsidieregelingen zijn gelijk aan de kosten van de werkelijk geleverde zorg in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget respectievelijk de verstrekte subsidies.\n Afboekingen oninbare vorderingen Wlz\n Oninbare vorderingen worden in de exploitatie verantwoord wanneer er sprake is van een door de curator uitgesproken faillissement bij een zorgaanbieder en het is niet zeker of de zorg feitelijk is geleverd.\n Afboekingen oninbare vorderingen AWBZ\n De vorderingen voortkomend uit de AWBZ zijn in 2020 volledig voorzien. Oninbare vorderingen AWBZ worden afgeboekt wanneer de Wlz-uitvoerder handelt volgens het Controleprotocol en incassoprotocol PGB-AWBZ 2014.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen kosten vanuit de AWBZ.\n Bedrijfskosten\n De bedrijfskosten hebben betrekking op de aan het verslagjaar toe te rekenen doorberekende beheerskosten, de mutatie in de technische voorziening en de doorbelaste afschrijvingskosten.\n \n – OVERIGE TOELICHTINGEN\n \n \n \n \n Model IV: Toelichting op de balans\n \n 1. Vorderingen en overige activa\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (1a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Fonds langdurige zorg \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen\n (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen\n (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Fonds langdurige zorg\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budget beheerskosten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n Afrekeningen met het Fonds langdurige zorg\n \n \n Bedrag\n \n \n \n \n \n \n a. Het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n b. Het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland. Met saldo is bedoeld het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 5.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het ‘uitvoeringsdeel’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Bij de verantwoording van de budgetten beheerskosten moet worden uitgegaan van de nadere vaststelling van het budget beheerskosten 2021 van Zorginstituut Nederland. Dit om te bewerkstelligen dat alle Wlz-uitvoerders uitgaan van dezelfde gegevens.\n Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (1b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige vorderingen en overlopende activa (1c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – vordering\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige vorderingen [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Liquide middelen (1d)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Bank 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 3 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 4 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 5 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (2a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n X € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (2b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenen betaalopdrachten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bij de bepaling van het saldo is gebruik gemaakt van een opgave van het CAK en de bruto schaden.\n 3. Eigen vermogen\n Geplaatst kapitaal (3a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder licht de mutaties toe. Hij omschrijft de mutatie en vermeldt op welke jaren de mutatie betrekking heeft.\n Wettelijke reserve Wet langdurige zorg (3b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budgetresultaat beheerskosten Wlz kalenderjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg (meerdere boven de 20%-grens)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar, rekening houdend met correcties uit huidig jaar en voorgaande jaren, zoals gedefinieerd in de toelichting onder tabel 1a van deze bijlage minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar zoals verantwoord bij onderdeel 9a en 9b.\n De Wlz-uitvoerder omschrijft de mutaties in de wettelijke reserve en vermeldt waarop de mutaties betrekking hebben.\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren, bestaande uit:\n \n \n \n \n \n Mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Overige mutaties, bestaande uit:\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Het financieel rendement Wlz is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Normrendement wettelijke reserve*\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement boven/onder normrendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n De berekening van het financieel rendement is als volgt:\n \n \n \n \n Bepaling van het percentage wettelijke reserve Wlz wordt als volgt berekend op basis van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden met een gemiddelde van een jaar4Artikel 10. Rentepercentage wettelijke reserve Wlz, lid 1, afkomstig uit ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’ luidt: ‘het zorginstituut stelt het rentepercentage, bedoeld in artikel 4.6, derde lid van het besluit Wfsv, vast op het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes.. Zie hieronder de berekening:\n Neem de 3 maands Euribor rente per maand5Zie artikel 10, lid 2 van ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’..\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n Technische voorziening Wet langdurige zorg (4a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (4b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken (5a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – schuld\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Te betalen uit hoofde van subsidieregelingen (5b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Subsidieregeling 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subsidieregeling 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden en overlopende passiva (5c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden[omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overlopende passiva [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model V: Toelichting op de exploitatierekening\n \n Bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten\n In de toelichting op de exploitatierekening wordt gevraagd aan de Wlz-uitvoerder om een onderscheid te maken tussen de bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten die betrekking hebben op de Wet langdurige zorg en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz (6a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding SARS-COV-2 virus compensatieregeling pgb-Wlz\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De post ‘Budget beheerskosten’ is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten uit hoofde van definitieve vaststelling\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Kosten doventolkzorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8a.’Bruto Schaden Wlz’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7a. ‘Overige opbrengsten Wlz’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ van onderdeel 1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ (6b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ -buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n n.v.t..\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8b.’Bruto Schaden AWVZ’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7b. ‘Overige opbrengsten AWBZ’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten’ van onderdeel 1b ‘Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n Overige opbrengsten Wlz (7a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige opbrengsten AWBZ (7b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bruto schaden Wlz (8a) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n betrekking op verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – correcties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – financiering van extra gemaakte kosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op eerdere verantwoordingsjaren (specificeren)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Overige kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds met betaling via het CAK)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal kosten via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kosten niet via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden buitenlandzorg gecontracteerd & niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mobiliteitshulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste Wlz-hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten Persoonsgebonden budget Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten experiment integraal pgb\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (extra kosten corona)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (niet geleverde zorg)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Dotatie voorziening – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vrijval voorziening (negatief) – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n Totaal kosten niet via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overschrijding regiobudget\n De bruto schaden van de Wlz-uitvoerder overschrijden het totaal van de regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert met <€..> voor de reguliere nacalculaties en met <€..> voor het kwaliteitsbudget.\n Bruto schaden AWBZ (8b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Zorgkosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)\n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten AWBZ, betrekking op 2014 en eerder\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten subsidieregeling pgb AWBZ en vergoedingsregeling persoonlijke zorg\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (pgb en vergoedingsregeling persoonlijke zorg)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (pgb)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Wet langdurige zorg (9a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Beheerskosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten werkzaamheden persoonsgebonden budget\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ontwikkeling, implementatie en coördinatie pgb 2.0\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten pgb indexatie\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten incasso pgb-vorderingen AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten iWlz, administratie en controle\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’ – coördinatiekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Openstellen Wlz voor cliënten met een psychische stoornis’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Overheveling hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten onafhankelijke cliëntondersteuning\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten crisisregisseurs gehandicaptenzorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten project ‘Volwaardig leven’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten project Volwaardig leven – complexe zorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten cliëntvertrouwenspersoon\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgchallenge\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bedrijfskosten\n \n \n \n 000000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Algemene Wet bijzondere ziektekosten (9b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Kosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten werkzaamheden persoonsgebonden budgetten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten AZR, administratie en controle\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten voorwaardelijk beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten\n \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n otaal bedrijfskosten\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Hiervoor stelt de Minister van VWS een Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2020 vast.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 5\n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Financieel verslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het Financieel verslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid van het bestuur is om een goed financieel beheer te voeren en om de rechtmatigheid van de baten en lasten die in het Financieel verslag zijn opgenomen te borgen;\n \n \n •\n dat het Financieel verslag niet in strijd is met het Uitvoeringsverslag;\n \n \n •\n het Financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n Tabel Rechtmatigheidsoverzicht (in € 1.000)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar van ontstaan1\n \n \n Jaar gerapporteerd2\n \n \n Bedrag (€)\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onzekerheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden en onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Jaar van ontstaan zoals gedefinieerd in artikel 5.8.2 van deze regeling\n \n 2 Jaar gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel 5.8.3 van deze regeling\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Bijlage\n 6\n Opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek voorgaande jaren\n \n \n \n Opvolging onrechtmatiheden en/of onzekerheden financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n \n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] benoemt de NZa onrechtmatigheden en/of onzekerheden. De Wlz-uitvoerder geeft, voor onrechtmatigheden en/of onzekerheden waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n Opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] nam de NZa uitkomsten ten aanzien van de financiële verantwoording op. De Wlz-uitvoerder geeft, voor uitkomsten waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze uitkomsten is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitkomst\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046172/2022-01-01_1/xml/BWBR0046172_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 16, sub d, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).\n Gelet op artikel 31, sub b, van de Wmg, is de NZa bevoegd tot het stellen van regels op het gebied van de wijze waarop een Wlz-uitvoerder zijn uitvoeringsverslag respectievelijk zijn financieel verslag inricht.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n Blz:\n Besluit langdurige zorg.\n \n \n \n Besluit Wfsv:\n besluit ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten.\n \n \n \n Clearinghouse-constructie beheerskosten: de procedure waarbij Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) de bedragen die zijn bestemd voor de uitvoering van taken met betrekking tot zorg in natura, in twaalf termijnen overmaakt aan Zorgverzekeraars Nederland (ZN), nadat het daartoe machtigingen heeft ontvangen van de Wlz-uitvoerders. ZN herverdeelt – na goedkeuring van de Wlz-uitvoerders – dit bedrag over de Wlz-uitvoerders als zorgkantoor op basis van het aantal verzekerden per zorgkantoorregio. Deze tussen ZN en het Zorginstituut afgesproken procedure is opgenomen in de steeds voor een aantal jaren gesloten overeenkomst onder de naam ‘Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur’ (hierna: Convenant).\n \n \n \n Financieel verslag: het financieel verslag zoals bedoeld in artikel 4.3.1. van de Wlz.\n \n \n \n Onrechtmatigheid: van een onrechtmatigheid in de verantwoording is sprake wanneer vaststaat dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving, namelijk van hetgeen bij of krachtens de Wlz en/of de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en/of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is geregeld.\n \n \n \n Jaar t: het uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n \n Onzekerheid: van onzekerheid in de verantwoording is sprake als onvoldoende informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als rechtmatig of onrechtmatig aan te merken. Het betreft een onzekerheid over de (on-)rechtmatigheid van een post in het financieel verslag.\n \n \n \n Persoonsgebonden budget (pgb): een persoonsgebonden budget, zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz. Het persoonsgebonden budget is een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen.\n \n \n \n Sociale Verzekeringsbank (SVB): de Sociale Verzekeringsbank, als bedoeld in het eerste lid van artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n \n Terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz: de jaarlijkse terugkoppeling met uitkomsten uit het onderzoek door de NZa naar de financiële rechtmatigheid van de uitvoering van de Wlz door Wlz-uitvoerders.\n \n \n \n Toezichthouder: de NZa zoals bedoeld in artikel 3 van de Wmg, op grond van de in onderdeel d van artikel 16 van die wet genoemde taak.\n \n \n \n Uitvoeringsverslag: het uitvoeringsverslag (UV) zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz.\n \n \n \n Wlz-uitvoerder: de rechtspersoon zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz die geen zorgverzekeraar is, die zich in overeenstemming met artikel 4.1.1 van de Wlz heeft aangemeld voor de uitvoering van de Wlz, de functie van zorgkantoor indien van toepassing, daaronder begrepen.\n \n \n \n Zorg in natura (zin): zorg die geleverd wordt door zorgaanbieders op grond van schriftelijke overeenkomsten tussen zorgaanbieders en Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 4.2.2 van de Wlz.\n \n \n \n Zorgkantoor: een ingevolge artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz voor een bepaalde regio aangewezen Wlz-uitvoerder. Het zorgkantoor is voor alle verzekerden die wonen in de regio waarvoor hij is aangewezen, belast met de uitvoering van taken die op basis van artikel 4.2.1, tweede lid, van de Wlz zijn opgedragen. Daarnaast is het zorgkantoor in die regio belast met de administratie en controle van de aan die verzekerden verleende zorg.\n \n \n Voor overige begrippen die in deze beleidsregel voorkomen en die niet hierboven worden vermeld, wordt verwezen naar de Beleidsregel definities Wlz.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Wlz-uitvoerders zijn zowel in hun functie als uitvoerder van de Wlz als in hun functie als zorgkantoor op basis van artikel 4.3.1 en 4.3.2 van de Wlz verplicht om jaarlijks een uitvoeringsverslag en een financieel verslag op te stellen over het voorafgaande kalenderjaar en dit bij de NZa in te dienen. Deze regeling geeft invulling aan de wijze waarop de Wlz-uitvoerders zich dienen te verantwoorden in het uitvoeringsverslag en het financieel verslag.\n In het uitvoeringsverslag staan de zorgplicht van de Wlz-uitvoerder en alle randvoorwaarden voor het kunnen voldoen aan de zorgplicht centraal. Het uitvoeringsverslag geeft een beeld van de uitvoering van de Wlz op het niveau van doelen van de wet (doelbereiking) en de knelpunten en verbeteracties in de uitvoering. De Wlz-uitvoerder gaat in op het voorgaande kalenderjaar (t), het lopende kalenderjaar (t+1) en zo mogelijk de verwachtingen voor de volgende kalenderjaren. Ten slotte moet de Wlz-uitvoerder in het uitvoeringsverslag verantwoording afleggen over het uitbesteden van de uitvoering aan andere Wlz-uitvoerders.\n Het financieel verslag geeft een beeld van de inkomsten en uitgaven en van het vermogen waaronder de wettelijke reserve van een Wlz-uitvoerder en daarnaast van de financiële geldstromen waar hij als Wlz-uitvoerder verantwoordelijkheid voor draagt. Met het financieel verslag legt een Wlz-uitvoerder verantwoording af over de uitgaven die hij heeft gedaan voor het doen leveren van zorg, het verstrekken van pgb aan de verzekerden en voor de uitvoering van de verzekering. Op basis van het verstrekte beeld en de verantwoording van de geldstromen kan de NZa als toezichthouder tot een oordeel komen over de rechtmatigheid van deze uitgaven en de reserves. De regels voor het financieel verslag beogen ook de onderlinge vergelijkbaarheid van de financiële verantwoordingen van Wlz-uitvoerders te borgen.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op de Wlz-uitvoerder.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n Uitvoeringsverslag\n \n In het uitvoeringsverslag betrekt de Wlz-uitvoerder de volgende onderdelen:\n 4.1 Verantwoording over doelbereiking\n De Wlz-uitvoerder legt verantwoording af in doorlopende tekst en gaat in het uitvoeringsverslag in ieder geval in op:\n \n \n a.\n De zorgplicht van de Wlz-uitvoerder. Deze zorgplicht staat centraal in het uitvoeringsverslag en kent in ieder geval de volgende onderdelen: tijdige, passende, kwalitatief goede, doelmatige zorg voor iedere Wlz-cliënt (geletterd doel A). De Wlz-uitvoerder geeft in een brede, beschouwende resultaatverantwoording weer of hij in jaar t in de hem toegewezen regio(’s) aan de zorgplicht heeft kunnen voldoen, voor welke onderdelen en welke cliëntgroepen. De Wlz-uitvoerder benoemt in welke regio(‘s), op welke onderdelen en voor welke cliëntgroepen hij niet aan de zorgplicht kon voldoen in jaar t.\n \n \n b.\n De zorginkoop (kerndoel I), de informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget (kerndoel II), de borging van doelmatige en rechtmatige zorguitgaven (kerndoel III) en de organisatie van het zorgkantoor (kerndoel IV). Deze kerndoelen zijn randvoorwaardelijk voor het (kunnen) voldoen aan en het resultaat van het sturen op de zorgplicht en zijn uitgewerkt in de wettelijke doelen aangeduid met de letters B t/m K. De Wlz-uitvoerder gebruikt deze geletterde doelen als kader om de brede, beschouwende resultaatverantwoording over de zorgplicht (zie a) te onderbouwen en toe te lichten (resultaten, knelpunten, getroffen oplossingen, risico’s voor de toekomst). De Wlz-uitvoerder markeert de geletterde doelen in de tekst overeenkomstig de nummering in bijlage 1 van deze regeling.\n \n \n c.\n De resultaatgerichte prestatie-indicatoren. De Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen levert de uitkomsten op de prestatie-indicatoren aan in het uitvoeringsverslag volgens de voorschriften en op de manier zoals deze zijn beschreven in bijlage 2 van deze regeling. De Wlz-uitvoerder, betrekt de resultaatgerichte prestatie-indicatoren om de resultaten voor de zorgplicht (en de doelen van de 4 kerndoelen) te onderbouwen. De Wlz-uitvoerder geeft in de tekst duiding aan de prestatie-indicatoren, m.a.w. benoemt bijzonderheden en/of (relevante) ontwikkelingen in de uitkomsten en licht deze toe in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n \n \n d.\n De voortgang in de uitvoering ten opzichte van vorig kalenderjaar (t-1) en de verbeteringen die de Wlz-uitvoerder al doorvoert of gaat doorvoeren om de doelbereiking te verbeteren in het lopende en volgende jaar (of volgende jaren).\n \n \n e.\n De visie op de uitvoering van de Wlz en de ontwikkelingen en omstandigheden die van invloed zijn of zijn geweest op de uitvoering van de Wlz in het voorgaande en het lopende kalenderjaar, en de volgende kalenderjaren, zowel landelijk als in de regio of regio’s waar hij de Wlz uitvoert.\n \n \n 4.2 Mandatering en volmacht\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich over zijn controle op de uitvoering van de Wlz voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in regio’s waarin de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor. Hij gaat hierbij tenminste in op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n Welke bevindingen heeft de Wlz-uitvoerder over de doelbereiking van de zorgkantoren voor zijn verzekerden?\n \n \n b.\n Op welke wijze en wanneer zijn deze bevindingen tussen de Wlz-uitvoerders gedeeld en besproken?\n \n \n c.\n Welke maatregelen heeft de Wlz-uitvoerder genomen om de uitvoering van de Wlz buiten de regio(’s) waar hij werkzaam is als zorgkantoor, te verbeteren?\n \n \n d.\n Welke activiteiten onderneemt de Wlz-uitvoerder zelf voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in de regio(‘s) waar de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor, naast de aan het zorgkantoor gemandateerde taken?\n \n \n 4.3 Bestuursverklaring en rapport van feitelijke bevindingen bij het uitvoeringsverslag\n \n \n 1.\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het uitvoeringsverslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder voegt bij het uitvoeringsverslag het rapport van feitelijke bevindingen van een accountant, zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz. Het verslag moet zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n Financieel verslag\n \n 5.1 Inhoud van het Financieel verslag\n \n \n 1.\n Het financieel verslag dat de Wlz-uitvoerder ter verantwoording over de uitvoering van de Wlz op grond van artikel 4.3.1 van de Wlz aanlevert, moet bestaan uit een algemene toelichting, een balans inclusief toelichting en een exploitatierekening inclusief toelichting.\n \n \n 2.\n Bij het financieel verslag voegt de Wlz-uitvoerder de controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid zoals bedoeld in artikel 4.3.1 lid 2 van de Wlz, en het in datzelfde artikel genoemde verslag van zijn bevindingen (accountantsrapport). De verklaring en het verslag moeten zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n 5.2 Te hanteren modellen\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder stelt het financieel verslag op overeenkomstig de modellen in bijlage 4. De Wlz-uitvoerder levert de gegevens aan via het NZa aanvraagportaal.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder past de vergelijkende cijfers in het financieel verslag niet aan.\n \n \n \n 5.3 Baten en lasten\n \n De Wlz-uitvoerder neemt in de exploitatierekening de baten en lasten op die voortvloeien uit de werkzaamheden van de Wlz-uitvoerder. In de exploitatierekening worden de volgende baten en lasten onderscheiden.\n \n \n a)\n De baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders.\n \n \n b)\n De baten en lasten van de zorgverlening.\n \n \n c)\n De baten en lasten van zorgverlening in het buitenland, als Wlz-uitvoerder voor eigen verzekerden.\n \n \n d)\n De baten en lasten van de uitvoering van subsidieregelingen.\n \n \n e)\n Overige baten en lasten, waaronder de renteopbrengsten en de vergoedingen van derden.\n \n \n 5.4 Baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders\n De Wlz-uitvoerder volgt bij de verantwoording over de besteding van de beheerskosten de volgende afspraken over de Clearinghouse-constructie met betrekking tot de beheerskosten, die onderdeel vormen van het Convenant:\n \n \n a)\n de baten van een Wlz-uitvoerder bestaan uit zijn beheerskostenbudget op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met inachtneming van de uitkomst van de Clearinghouse-constructie;\n \n \n b)\n de lasten van de Wlz-uitvoerder betreffen de lasten voor de uitvoering van de wettelijke taken genoemd in artikel 4.2.4, tweede lid, Wlz, de lasten die betrekking hebben op de eigen taken van de Wlz-uitvoerder en de taken die aan de betreffende Wlz-uitvoerder zijn uitbesteed.\n \n \n 5.5 De wettelijke reserve\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans de toevoegingen en onttrekkingen aan de wettelijk reserve op zoals bedoeld in art 4.6 van het Besluit Wfsv, waarbij de uitgangspunten bedoeld in artikel 5.4 van deze regeling, worden gevolgd.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans een overschrijding van meer dan 20% van zijn beheerskostenbudget op zoals dat is vastgesteld door het Zorginstituut Nederland op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv voor dat jaar.\n \n \n 5.6 Verantwoordelijkheid\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich uitsluitend over de doelen en taken waarvoor de verantwoordelijkheid bij hem ligt overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de afspraken uit het Convenant.\n \n \n 2.\n Daar waar sprake is van directe verantwoordelijkheid is de Wlz-uitvoerder verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de tijdigheid van de uitvoering van het proces en voor de betrouwbaarheid van de gegevens die derden als input voor het proces aanleveren.\n \n \n 3.\n Daar waar sprake is van gebruikersverantwoordelijkheid moet de Wlz-uitvoerder zorgen voor de juiste, volledige en tijdige uitvoering van een proces en is hij verantwoordelijk voor de uitkomsten daarvan. De Wlz-uitvoerder mag echter uitgaan van de juistheid en volledigheid van de gegevens die derden daartoe aanleveren. Op de betrouwbaarheid van deze gegevens hoeft de Wlz-uitvoerder zelf geen controle uit te voeren. Indien deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar mochten zijn, hoeft de Wlz-uitvoerder hierop zelf geen aanvullende controles uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de SVB, het CAK of de Basisregistratie Personen (BRP) verstrekken. Het kan voorkomen dat de gegevens een bandbreedte bevatten. Als dit het geval is gaat de Wlz-uitvoerder uit van de meest waarschijnlijke uitkomst. De Wlz-uitvoerder neemt geen onzekerheid op voor het verschil tussen de meest waarschijnlijke uitkomst en het maximum van de bandbreedte.\n \n \n 5.7 Bestuursverklaring bij het financieel verslag\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het financieel verslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n 5.8 Het rechtmatigheidsoverzicht\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt onrechtmatigheden waarvan het niet mogelijk is ze voorafgaand aan de verantwoording te corrigeren, en geconstateerde onzekerheden over de rechtmatigheid op in het rechtmatigheidsoverzicht. Ook onrechtmatigheden en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld, moet de Wlz-uitvoerder opnemen in het overzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht per onrechtmatigheid of onzekerheid het jaar op waarin de gerelateerde bedrijfslasten of bedrijfsopbrengsten via het financieel verslag zijn gerapporteerd.\n \n \n 3.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht het jaar waarin de onrechtmatigheid of onzekerheid is gerapporteerd op. Wanneer sprake is van een toename van een eerder gerapporteerde onrechtmatigheid of onzekerheid neemt de Wlz-uitvoerder de toename op een afzonderlijke regel in het rechtmatigheidsoverzicht op. Wanneer een (deel van een) onzekerheid een onrechtmatigheid wordt, rapporteert de Wlz-uitvoerder het jaar waarin dit plaatsvindt als jaar van rapportage.\n \n \n 4.\n De Wlz-uitvoerder bepaalt de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het bedrag dat opgenomen is in de exploitatierekening.\n \n \n 5.\n Indien een deel van een bedrag zoals opgenomen in de exploitatierekening onrechtmatig of onzeker is, bepaalt de Wlz-uitvoerder de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het deel dat onrechtmatig of onzeker is.\n \n \n 6.\n Een bedrag dat door de Wlz-uitvoerder als onrechtmatig is aangemerkt kan ook onzeker zijn. In dit geval neemt de Wlz-uitvoerder zowel een onrechtmatigheid als een onzekerheid op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 7.\n De Wlz-uitvoerder gebruikt voor het weergeven van de onrechtmatigheden en onzekerheden als genoemd in lid 1, het sjabloon Rechtmatigheidsoverzicht dat is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n \n \n 5.9 Onrechtmatigheden en onzekerheden bij nacalculaties\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onrechtmatigheden op voor nacalculaties van Wlz-zorgaanbieders waarvan de schaden zijn opgenomen in de exploitatierekening waarbij een afkeurende verklaring is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop de afkeurende verklaring betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onzekerheden op voor nacalculaties waarvan een controleverklaring ontbreekt of waarbij een oordeelonthouding is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop een oordeelonthouding betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 3.\n Indien door de accountant van de Wlz-zorgaanbieder een oordeel met beperking is afgegeven bij de nacalculatie onderzoekt de Wlz-uitvoerder de gevolgen hiervan op zijn verantwoording en neemt indien gepast de beperking op in het rechtmatigheidsoverzicht bij het financieel verslag.\n \n \n 5.10 Overzicht opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek NZa\n \n \n 1.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz onrechtmatigheden en/of onzekerheden benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n 2.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz uitkomsten benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze uitkomsten in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n Aanleveren van de verslagen en bijbehorende stukken\n \n \n 1\n Het uitvoeringsverslag, het financieel verslag, de bestuursverklaringen en de accountantsproducten over het voorafgaande kalenderjaar moeten voor 1 juli van het jaar zijn ingediend bij de NZa.\n \n \n 2\n De Wlz-uitvoerder levert de in lid 1 genoemde verantwoordingsproducten, onder door de NZa aan te geven voorwaarden, in elektronische vorm aan via het NZa aanvragenportaal.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 7\n Intrekken oude regeling\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, ingetrokken.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 8\n Toepasselijkheid voorafgaande regeling, bekendmaking, inwerkingtreding, en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande regeling\n De Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van Wlz-uitvoerders die onder de werkingsfeer van die regeling vielen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regeling gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling ingevolge artikel 5, aanhef en onder d, van de Bekendmakingswet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.\n De regeling ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit,\n \n M.J.\n Kaljouw\n \n voorzitter Raad van Bestuur\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 1\n Overzicht doelstellingen Wlz\n \n \n \n Hoofdoel\n \n Doel op wetsniveau (uit de memorie van toelichting bij de Wlz):\n ‘Het doel van deze wet is dat ouderen met een blijvende somatische of psychogeriatrische beperking en mensen met blijvende verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen passende zorg krijgen met aandacht voor het individuele welzijn.’\n ‘Doel van de wet is een doelmatig en doeltreffend zorgstelsel, het beheersen van de kosten in de zorg en de bescherming en bevordering van de positie van de consument.’\n \n Het hoofddoel valt uiteen in de zorgplicht en 4 randvoorwaardelijke kerndoelen. Deze kerndoelen zijn genummerd van I t/m IV. Deze zorgplicht en kerndoelen zijn op te splitsen in doelen: de geletterde doelen A t/m K.\n \n Per geletterd doel zijn de subdoelen weergegeven. Deze subdoelen zijn gelijk aan de titels van de artikelen in het Normenkader Wlz-uitvoerder. Onder die subdoelen zijn de normen geformuleerd.\n \n \n \n Zorgplicht\n \n \n Wlz-uitvoerder heeft al hetgeen gedaan, om het recht op zorg dat een verzekerde toekomt op grond van de Wlz, te effectueren\n \n \n \n \n Doel A\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is\n \n \n A.1\n Cliënt heeft keuze tussen leveringsvormen (voor zover deze doelmatig kunnen worden geleverd) en gecontracteerde zorgaanbieders (zin)\n \n \n A.2\n Cliënt krijgt tijdig zorg (zin)\n \n \n A.3\n Cliënt krijgt gedurende de looptijd van zijn indicatie passende zorg, incl. benodigde overbruggingszorg\n \n \n A.4\n Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb)\n \n \n A.5\n Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd\n \n \n A.6\n Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin)\n \n \n \n \n \n Kerndoel I. Zorginkoop\n \n \n Er is, optimaal gebruik makend van de financiële ruimte, voldoende, doelmatige en kwalitatief goede zorg beschikbaar (alle vormen zin), in aansluiting bij de voorkeuren en behoeften van verzekerden\n \n \n \n \n Doel B\n \n Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht\n \n \n B.1\n Cliënten hebben invloed op de zorginkoop\n \n \n B.2\n De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n \n \n B.3\n De afspraken met zorgaanbieders waarborgen een doelmatige zorgverlening\n \n \n B.4\n Het contracteerproces is transparant en objectief\n \n \n B.5\n Naleving van de afspraken is gewaarborgd\n \n \n \n \n \n Doel C\n \n De Wlz-uitvoerder voorziet ook in de zorgbehoefte op de langere termijn\n \n \n \n Doel D\n \n De Wlz-uitvoerder zet in op preventie en integrale zorg en ondersteuning voor cliënten\n \n \n \n Kerndoel II. Informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget\n \n \n Verzekerden met een indicatie voor Wlz-zorg krijgen zorg in aansluiting bij hun voorkeuren\n \n \n \n \n Doel E\n \n Cliënt kan bewuste keuze maken tussen vormen van zin en pgb en tussen zorgaanbieders\n \n \n E.1\n Benodigde informatie is op adequate wijze beschikbaar gemaakt\n \n \n E.2\n Cliënt krijgt waar nodig ondersteuning bij keuzeproces (zin en pgb) en desgewenst zorgbemiddeling om zorg te krijgen iom zijn voorkeur (zin)\n \n \n \n \n \n Doel F\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is\n \n \n F.1\n Cliënt beschikt over een op zijn behoeften afgestemd en praktisch toe te passen zorgplan en/of, indien gewenst, een persoonlijk plan, voor de totstandkoming waarvan de cliënt desgewenst ondersteuning krijgt\n \n \n F.2\n Cliënt aan wie een pgb is toegekend, kan tijdig de benodigde zorg laten betalen conform toekenningsbesluit (pgb)\n \n \n F.3\n Positie cliënt bij zorgaanbieder is gewaarborgd, waaronder cliëntgerichte afhandeling klachten over zorgverlening en onbeperkte toegang tot cliëntvertrouwenspersoon bij het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen\n \n \n \n \n \n Kerndoel III. Zorguitgaven\n \n \n Zorguitgaven zijn doelmatig en noodzakelijk en gericht op het realiseren van de doelen van de verzekering binnen daaraan gestelde voorwaarden\n \n \n \n \n Doel G\n \n De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed\n \n \n \n Doel H\n \n Onjuiste besteding van Wlz-middelen wordt voorkomen of gecorrigeerd (kosten Wlz-zorg)\n \n \n H.1\n Alleen betaling voor geleverde en correct in rekening gebrachte zorg iom Wlz (zin en pgb)\n \n \n H.2\n Fraude wordt voorkomen en aangepakt (zin en pgb)\n \n \n H.3\n Afspraken voor de inkoop van Wlz-zorg blijven binnen de contracteerruimte\n \n \n H.4\n De beschikkingen pgb blijven binnen het vastgestelde kader\n \n \n \n \n \n Kerndoel IV. Organisatie\n \n \n De organisatie voor de uitvoering van de verzekering is doelmatig (kwaliteit en kosten organisatie in relatie tot doelen uitvoering Wlz) en rechtmatig\n \n \n \n \n Doel I\n \n Kwalitatief goede organisatie en aansturing\n \n \n I.1\n Verzekerden hebben redelijke mate van invloed\n \n \n I.2\n Cliëntgerichte afhandeling klachten\n \n \n I.3\n Er wordt in continuïteit gewerkt aan verbetering van de verzekeringsuitvoering, mede op basis van signalen van verzekerden/zorggebruikers\n \n \n I.4\n Adequate administratieve organisatie en interne beheersing\n \n \n I.5\n Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties\n \n \n I.6\n Duidelijke, evenwichtige en adequate organisatestructuur\n \n \n I.7\n Privacy verzekerden is gewaarborgd\n \n \n I.8\n Adequate informatievoorziening\n \n \n I.9\n Geschikte en integere (mede-)beleidsbepalers en bestuurders\n \n \n \n \n \n Doel J\n \n Geen onnodige kosten uitvoering (beheerskosten en administratieve lasten aanbieder)\n \n \n \n Doel K\n \n Het uitvoeren van de verzekering en het doen verlenen van zorg vindt plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving.\n Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat onder kerndoel IV ook doel L ‘Publieke verantwoording over bereiken doelen uitvoering Wlz’ valt. Dit doel L valt buiten de opsomming van doelen waarover de Wlz-uitvoerders zich moeten verantwoorden in het uitvoeringsverslag.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 2\n Beschrijving resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz\n \n In deze bijlage staan de resultaatgerichte prestatie-indicatoren beschreven waarvoor de Wlz-uitvoerder gegevens moet leveren op basis van artikel 4 van deze Regeling.\n 1. Prestatie-indicatoren: Contractering zorgaanbieders\n De prestatie-indicator Contractering zorgaanbieders wordt gerekend tot doel B. Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht; in het bijzonder B.2. De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n a. Indicator gecontracteerde zorgaanbieders\n Het aantal gecontracteerde zorgaanbieders per zorgkantoorregio, onderverdeeld naar sector (VV, GZ, GGZ), wijze van zorgverlening (intramuraal, extramuraal of beiden) en soort aanbieder (bestaand of nieuw).\n Randvoorwaarde\n De zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Bij de categorisering moet worden uitgegaan van de zorg die zorgaanbieder in de betreffende zorgkantoorregio levert.\n Definities\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg inclusief verblijf levert.\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies: Een zorgaanbieder die zowel zorg inclusief als exclusief verblijf aanbiedt.\n \n \n •\n Extramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg exclusief verblijf levert. De zorg wordt bij de cliënt thuis of op afspraak bij de zorgverlener verleend op VPT en/of MPT basis.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder met uitgebreide zorgovereenkomst: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio, maar waarbij voor jaar t+1 het zorgaanbod is uitgebreid.\n \n \n •\n Nieuwe zorgaanbieder: Zorgaanbieder waar voor het jaar t+1 voor het eerst een overeenkomst mee is aangegaan ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio. Zorgaanbieders met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor, die voor het jaar t+1 voor het eerst gecontracteerd worden door het zorgkantoor, vallen ook onder deze categorie. Deze groep wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1a Resultaatgerichte indicator bij doel B: gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderverdeling gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst\n \n \n Nieuwe zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n VV\n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies\n \n \n \n \n \n \n \n Extramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Indicator nieuw zorgaanbod\n Het zorgkantoor dient de zorginkoop op een zodanige wijze uit te voeren, dat er zorg beschikbaar is in aansluiting op de voorkeuren en behoeften van de cliënten. Indien de beschikbare zorg onvoldoende aansluit op de voorkeuren en behoeften van cliënten is de taak van het zorgkantoor om de zorginkoop hierop aan te passen. Deze prestatie-indicator toont aan of, en zo ja, de reden waarom, het zorgkantoor het zorgaanbod heeft verruimd, om te voldoen aan de zorgvraag in de regio.\n De prestatie-indicator geeft het aantal zorgaanbieders weer waarbij nieuw zorgaanbod is gecontracteerd, onderverdeeld naar de reden van contractering, per zorgkantoorregio.\n Randvoorwaarden\n De nieuwe zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Indien het betreffende nieuwe zorgaanbod om meerdere redenen gecontracteerd is, moet in tabel 1b de voornaamste reden aangehouden worden. Het Totaal nieuw zorgaanbod in tabel 1b is daarmee gelijk aan het totaal van het Totaal bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst en het Totaal nieuwe zorgaanbieders in tabel 1a. Indien op meerdere locaties nieuw zorgaanbod gecontracteerd wordt bij dezelfde zorgaanbieder, kunnen de redenen nader worden toegelicht in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n Definities\n \n \n •\n Nieuw zorgaanbod: Het aantal keer dat er nieuw zorgaanbod in de regio is gecontracteerd. Dit kan door het contracteren van nieuwe zorgaanbieders, of door het uitbreiden van het zorgaanbod bij bestaande zorgaanbieders.\n \n \n •\n Zorglevering is innovatief en/of doelmatig: Het contracteren van een zorgaanbieder die de prijs/kwaliteitverhouding van de zorglevering verbetert door bijvoorbeeld een nieuwe manier van zorgverlening, een efficiëntere organisatie van de zorg, verbeteringen in de kwaliteit van de zorg voor de cliënt, inzet van ICT en e-health of een vernieuwende bekostigingswijze.\n \n \n •\n Specifieke doelgroepen: Het contracteren van een zorgaanbieder die zorg levert aan een doelgroep waar weinig aanbod voor is, en/of een specialistische vraag heeft.\n \n \n •\n Contracteren PGB-aanbieder: Het contracteren van een zorgaanbieder die voorheen zorg in PGB leverde. Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n •\n Uitbreiding capaciteit: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer capaciteit in de regio te creëren. Dit kan zowel een uitbreiding van intra- als extramurale capaciteit betreffen.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgaanbieders in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgvormen (intramuraal/vpt/mpt) in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Inkopen op fysieke locatie: Het uitbreiden van het zorgaanbod bij een aanbieder met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor. Deze categorie wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n •\n Overig: Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1b. Resultaatgerichte indicator bij doel B: nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n Reden contractering\n \n \n Nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n \n 1. Zorglevering is innovatief en/of doelmatig\n \n \n \n \n \n 2. Specifieke doelgroepen\n \n \n \n \n \n 3. Contracteren pgb-aanbieder\n \n \n \n \n \n 4. Uitbreiding capaciteit\n \n \n \n \n \n 5. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n 6. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen\n \n \n \n \n \n 7. Inkopen op fysieke locatie\n \n \n \n \n \n 8. Overig\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n 2. Prestatie-indicator: Bewaking beschikbaarheid zorg voor cliënten\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de beschikbaarheid van zorg geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel A: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is; in het bijzonder subdoel A.1: Cliënt krijgt tijdig zorg (zin).\n Bij deze indicator gaat het enerzijds om het aantal in zorg opgenomen cliënten en het aantal in zorg opgenomen cliënten waarvan de zorg binnen de treeknorm is aangevangen. Anderzijds gaat het om het aantal wachtenden op de wachtlijst en het aantal wachtenden dat langer dan de treeknorm op de wachtlijst staat.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Het zorginstituut stelt de tabellen van deze prestatie-indicator op aan de hand van de maandelijkse gegevensaanlevering (AW317-wachtlijstbestanden) van de zorgkantoren aan het zorginstituut. De NZa ontvangt de tabellen van het zorginstituut en deelt deze met de zorgkantoren.\n \n \n •\n Het zorgkantoor neemt in het uitvoeringsverslag die tabellen op waarnaar in de tekst verwezen wordt; tabellen waar geen gebruik van wordt gemaakt en waar niet naar wordt verwezen in de tekst van het uitvoeringsverslag worden niet in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n \n \n •\n Voor elke sector (V&V, GZ en GGZ) wordt een aparte tabel per zorgkantoor opgesteld, waarbij de wachtlijstgegevens worden uitgesplitst per zorgkantoorregio.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Wachtenden: cliënten met een Wlz-indicatie die wachten op een plaats in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben één van de volgende wachtstatussen: (1) urgent plaatsen, (2) actief plaatsen, (3) wacht op voorkeur of (4) actief wachtend;\n \n \n •\n Cliënten in zorg: cliënten met een Wlz-indicatie die in jaar t zijn gestart met zorg in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben de volgende wachtstatus: in zorg.\n \n \n Periodiciteit\n De gegevens voor het aantal in zorg opgenomen cliënten wordt voor heel jaar t weergegeven. De gegevens voor de aantallen wachtenden worden voor twee meetmomenten weergegeven: 1 juli jaar t en 1 januari t+1.\n \n Tabel 2a. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de V&V\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n V&V\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2b. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2c. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n 3. Prestatie-indicatoren: Toekenning pgb\n De prestatie-indicatoren gericht op de toekenning van pgb, geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.2: Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb). Er zijn bij dit doel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Cliënttevredenheid pgb\n Er wordt gebruik gemaakt van de uniforme, onafhankelijke cliëntenraadpleging die alle Wlz-uitvoerders die ook als zorgkantoor zijn aangewezen, iedere twee jaar onder pgb-houders laten uitvoeren door een onderzoeksbureau.\n Randvoorwaarde\n De score voor elk deelonderwerp wordt op één cijfer achter de komma weergegeven.\n Periodiciteit\n De meting vindt iedere twee jaar plaats. Als in jaar t geen meting heeft plaatsgevonden, worden er geen uitkomsten op deze indicator in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n b. Indicator Tijdige afhandeling pgb\n Doorlooptijd van de afhandeling van een pgb-aanvraag in kalenderdagen vanaf de datum van de pgb-aanvraag van nieuwe pgb-houders tot aan de datum van de afgifte van de toekenningsbeschikking pgb door het zorgkantoor.\n Definities\n \n \n •\n Datum van de pgb-aanvraag:\n \n \n ○\n de datum van binnenkomst van de indicatie met gewenste leveringsvorm pgb bij het zorgkantoor via het IO31 bericht; of\n \n \n ○\n de datum waarop het zorgkantoor de leveringsvorm op verzoek van de cliënt omzet in pgb.\n \n \n \n \n •\n Datum toekenningsbeschikking: datum waarop het zorgkantoor de beschikking over de toekenning van het pgb aan de cliënt heeft verzonden.\n \n \n •\n Nieuwe pgb-houder: cliënt die voor de eerste maal een aanvraag indient voor een pgb ten laste van de Wlz. Het kan hier zowel gaan om cliënten die bij de (her)indicatie-aanvraag bij het CIZ voor de eerste maal een voorkeur aangeven voor de leveringsvorm pgb als om cliënten die bij het zorgkantoor voor de eerste maal een omzetting vragen van de leveringsvorm naar pgb voor tenminste één functie.\n \n \n Periodiciteit\n De meting van de doorlooptijd vindt éénmaal per jaar plaats per pgb-aanvraag over alle in jaar t afgehandelde pgb-aanvragen van nieuwe pgb-houders ongeacht of het tijdstip van de aanvraag in het verslagjaar lag of daaraan voorafging.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n In de berekening van de aantallen per categorie doorlooptijd worden van de pgb-aanvragen alleen die afgehandelde aanvragen meegenomen die in jaar t daadwerkelijk resulteerden in een toekenningsbeschikking voor pgb ten laste van de Wlz. Afwijzingen tellen niet mee.\n \n \n •\n De budgettoekenning moet IN jaar t zijn voltooid; dat wil zeggen de beschikking over het toekennen van pgb moet IN jaar t zijn afgegeven. Bereken van dat moment de doorlooptijden terug.\n \n \n \n Tabel 3a. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: cliëntenraadpleging \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n \n \n \n \n \n \n Adequate afwikkeling administratieve processen: \n \n \n \n \n \n \n – Voorbereiding: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Beschikking(en): score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n \n Adequate informatievoorziening en bereikbaarheid:\n \n \n \n \n \n \n – Informatievoorziening pgb: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Bereikbaarheid Zorgkantoor: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Adequate kwaliteit medewerkers zorgkantoor: \n \n \n \n \n \n \n – Bejegening: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Deskundigheid medewerkers: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Goed oordeel cliënten:\n \n \n \n \n \n \n – Oordeel dienstverlening: rapportcijfer;\n \n \n \n \n \n – Oordeel uitvoering pgb: rapportcijfer.\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n \n Tabel 3b. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: doorlooptijden pgb\n \n \n \n \n \n \n \n Categorieën doorlooptijd toegekende aanvragen in kalenderdagen\n \n \n Aantallen in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n Percentages in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n \n \n \n \n <= 28 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 28 dagen maar < =42 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 42 dagen maar <= 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n \n Totaal aantal in het verslagjaar afgehandelde aanvragen\n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 4. Prestatie-indicatoren: Bewaking continuïteit passende zorgverlening\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de continuïteit van zorgverlening geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.4: Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval van beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin). Er is bij dit subdoel één indicator van belang.\n Indicator continuïteit van zorgverlening betreft het percentage van de cliënten die na beëindiging van de contractuele relatie tussen een zorgaanbieder en het zorgkantoor zonder onderbreking passende zorg (zowel verblijf als VPT/MPT) heeft gekregen en zodoende niet op een wachtlijst is gekomen. Als de indicator niet 100% is dan betekent het dat een cliënt nog op de wachtlijst (zowel wens- als actief-wachtend) staat. In dit geval moet het zorgkantoor aantonen welke bemiddelingsacties ondernomen zijn, om deze cliënt(en) toch in zorg te krijgen.\n Definities\n \n \n •\n Teller van de indicator: de cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder na beëindiging van de contractuele relatie tussen zorgkantoor en zorgaanbieder een geldige MAZ hebben voor passende zorg en niet op een wachtlijst.\n \n \n •\n Noemer van de indicator: alle cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder zorg ontvingen van de zorgaanbieder.\n \n \n •\n Meetmoment: over een periode van een maand na algehele stopzetting zorgverlening als gevolg van de beëindiging van de contractuele relatie wordt in iWLZ vastgesteld of passende zorg voor de cliënten continu is doorgelopen en of de cliënt wel of niet op een wachtlijst terecht is gekomen. Deze indicator wordt op 3 tijdstippen gemeten na algehele stopzetting van zorgverlening als gevolg van afloop van de contractuele relatie:\n \n \n 1.\n terstond: op de datum van de algehele stopzetting van zorg;\n \n \n 2.\n binnen 15 dagen na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1);\n \n \n 3.\n binnen één maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n \n \n \n \n •\n Algehele stopzetting: cliënten die na het beëindigen van de contractuele relatie met de zorgaanbieder ex artikel 4.2.2. lid 5 van de Wlz gebruik blijven maken van de zorg van de betreffende aanbieder vallen buiten dit begrip en tellen niet mee voor de berekening van de indicator.\n \n \n •\n Werkgebied van de Wlz-uitvoerder: alle zorgkantoorregio’s gezamenlijk waar de Wlz-uitvoerder als zorgkantoor is aangewezen.\n \n \n •\n Passende zorg: de cliënt ontvangt:\n \n \n ○\n zorg conform zijn indicatie en gewenste leveringsvorm, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de indicatie: na instemming van cliënt en zorgkantoor zorg volgens de omzettingstabel van het inkoopbeleid van ZN, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de gewenste leveringsvorm: na instemming van cliënt en zorgkantoor een alternatieve leveringsvorm.\n \n \n \n \n •\n Instelling: instelling op AGB-code-niveau.\n \n \n Randvoorwaarden\n \n \n •\n De meting vindt plaats bij de cliënten van alle zorgaanbieders in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, die in jaar t waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De meting vindt plaats in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, per zorgaanbieder waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De datum van beëindiging van de contractuele relatie is maatgevend voor het jaar waarin deze indicator meetelt.\n \n \n •\n Als in het werkgebied de contractuele relatie met méér dan een zorgaanbieder wordt beëindigd, worden de uitkomsten samengenomen.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n \n Tabel 4 Resultaatgerichte indicator: continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator Continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klanten met MAZ\n Percentage cliënten dat tijdig vervangende zorg heeft gekregen\n 1) terstond na stopzetting zorg of contract\n 2) binnen 15 dagen na stopzetting zorg of contract (exclusief cliënten uit 1)\n 3) binnen 1 maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n Percentage openstaande toewijzingen, geen MAZ bij andere aanbieder of andere mutatie\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 5. Prestatie-indicatoren: Eigen bijdrage\n De prestatie-indicatoren gericht op het door de Wlz-uitvoerders doorgeven van persoonsgegevens van Wlz-cliënten aan het CAK voor de vaststelling en inning van de eigen bijdrage geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.5: Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd. Er zijn bij dit doel vier indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening\n De Wlz-uitvoerder dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na de dag waarop de zorg is aangevangen of herzien door wijziging van de leveringsvorm als bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, van de wet, of, indien de leveringsvorm een pgb betreft, uiterlijk binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verlening van dat budget door de Wlz-uitvoerder, de noodzakelijke persoonsgegevens voor de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage bij het CAK in (art. 7.12 Regeling langdurige zorg (Rlz)).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van één maand (zorg in natura) danwel vier maanden (pgb) na aanvang of mutatie van de zorg de persoonsgegevens van de cliënt aan te leveren aan het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n De leveringsvorm ‘verkeerde bed’ wordt niet meegenomen in de berekening voor deze indicator.\n \n \n Definities\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n Aanvangsdatum zorg: datum vanaf wanneer een zorgeenheid wordt geleverd zoals aangeleverd in de AW35;\n \n \n •\n AW35: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van de aanvang van zorglevering aan de cliënt;\n \n \n •\n Mutatiedatum zorg: datum waarop een mutatie in de Wlz-zorg bij cliënt heeft plaatsgevonden zoals aangeleverd in de AW39. De mutaties hebben alleen betrekking op ontslag (mutatiecode 19 en 20). De mutatie ‘overlijden’ blijft in deze buiten beschouwing, omdat het CAK deze informatie zelf uit het GBA ontvangt;\n \n \n •\n AW39: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van mutaties in de zorglevering;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 3.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 4.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5a Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n b. Indicator Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n Indien het CAK, na ontvangst van de persoonsgegevens van de cliënt bij aanvang of mutatie van zorg van de Wlz-uitvoerder, een afkeurbericht stuurt, dient de Wlz-uitvoerder uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht een correctiebericht in te dienen bij het CAK (art. 7.13 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van tien werkdagen na ontvangst van een afkeurbericht van het CAK een gecorrigeerd heenbericht in te dienen bij het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator worden alleen afkeurberichten meegenomen die zijn opgevolgd met een correctiebericht. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt namelijk dat niet alle afkeurberichten worden opgevolgd door een correctiebericht. Bijvoorbeeld omdat de herstelactie via een andere weg dat via het correctiebericht plaatsvindt;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator wordt het aantal kalenderdagen tussen de ontvangst van het retourbericht van het CAK en het versturen van het correctiebericht door het zorgkantoor bepaald. De ontvangstdatum van het retourbericht dient hierbij niet te worden meegeteld, terwijl de verzenddatum van het correctiebericht wel wordt meegeteld.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Afkeurbericht: retourbericht van het CAK (CA318/CA320) aan de Wlz-uitvoerder met uitnodiging tot correctie van een heenbericht (CA317/CA319) omdat persoonsgegevens van de cliënt onjuist of onvolledig zijn aangeleverd door de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n Correctiebericht: heenbericht met de gecorrigeerde persoonsgegevens van de cliënt door de Wlz-uitvoerder (CA317/CA319) aan het CAK;\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA318: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA317 bericht;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA320: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA319 bericht;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA318) van het CAK dat door een correctiebericht (CA317) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA317) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutatie zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA320) van het CAK dat door een correctiebericht (CA319) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA319) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5b Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutaties zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n c. Indicator Uitvoering bestandvergelijkingen\n Ten behoeve van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 6.1.2, onderdeel a, van de wet, vergelijken de Wlz-uitvoerder en het CAK ten minste elke twee maanden hun administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden die noodzakelijk zijn voor de juiste uitvoering van de taken (art. 7.14 eerste lid Rlz).\n Randvoorwaarden\n Bij het niet volledig realiseren van de norm voor de Wlz-uitvoerder en het CAK om ten minste elke 2 maanden de administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden te vergelijken (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is.\n Definities\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Jaar t: uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n a.\n Bepaal het aantal tweemaandelijks uitgevoerde bestandsvergelijkingen in jaar t;\n \n \n b.\n (a/6)*100.\n \n \n \n Periodiciteit\n \n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n d. Indicator Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n Indien uit de bestandsvergelijking blijkt dat er sprake is van onvolledige of onjuiste persoonsgegevens in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK, corrigeren de Wlz-uitvoerder en/of het CAK binnen een maand na die bestandsvergelijking de gegevens in hun administratie (art. 7.14 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor en/of het CAK, in staat zijn om binnen de norm van één maand na uitvoering van de bestandvergelijking onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens te corrigeren in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n Volgens de bepalingen in artikel 7.14 tweede lid van de Rlz dienen Wlz-uitvoerders onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens binnen één maand na bestandsvergelijking in hun administratie te corrigeren. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt echter dat het CAK en Wlz-uitvoerder na de bestandsvergelijking (door onvolkomenheden in iWlz) handmatig moeten uitzoeken of de statuscodes juist zijn en welke correcties wel/niet door wie moeten worden uitgevoerd. Hiervoor hebben zij tijd nodig, waar in de vaststelling van betreffende artikel geen rekening mee is gehouden. Voor de bepaling van deze indicator kiest de NZa ervoor aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk, zolang deze handmatige actie nodig is. Dit houdt in dat voor de bepaling van deze indicator niet wordt uitgegaan van de datum van de uitgevoerde bestandsanalyse, maar van de datum waarop de handmatige actie van het CAK en de Wlz-uitvoerders is afgerond en duidelijk is welke correcties moeten worden uitgevoerd. De datum waarop is vastgesteld dat correctie nodig is dient daarbij te worden vastgelegd.\n \n \n Definities:\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Rekendatum: datum waarop de handmatige controle van de uitkomsten van de bestandsvergelijking door het CAK en Wlz-uitvoerder is afgerond en duidelijk is dat correctie nodig is en door wie;\n \n \n •\n Statuscodes:\n \n \n ○\n Status 0: gegevens CAK en Wlz-uitvoerder komen geheel overeen;\n \n \n ○\n Status 1: gegevens komen wel voor bij de Wlz-uitvoerder maar niet bij het CAK;\n \n \n ○\n Status 2: gegevens komen wel voor bij het CAK maar niet bij de Wlz-uitvoerder;\n \n \n ○\n Status 3: Er is een verschil geconstateerd in de gevonden regel.\n \n \n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 0 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n Bepaal het aantal regels uit (b) dat binnen de termijn van één maand na de rekendatum is gecorrigeerd;\n \n \n d.\n 100-((c/b)*100);\n \n \n \n \n 2.\n Niet gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 1, status 2 of status 3 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n (b/a)*100;\n \n \n \n \n 3.\n 100-1d-2c.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt tweemaandelijks plaats.\n \n Tabel 5d Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n Bestands vergelijking 1\n \n \n Bestands vergelijking 2\n \n \n Bestands vergelijking 3\n \n \n Bestands vergelijking 4\n \n \n Bestands vergelijking 5\n \n \n Bestands vergelijking 6\n \n \n \n \n \n \n Tijdige correctie\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6. Prestatie-indicatoren: Kosten van zorg en beheer\n De prestatie-indicatoren gericht op de kosten van zorgverlening Wlz en kosten van uitvoering Wlz, geven een aanduiding weer van resultaten van de Wlz-uitvoerders bij doel G. De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed.\n De indicator-gegevens voor de kosten van uitvoering/de beheerskosten worden geleverd door de Wlz-uitvoerders met de functie van zorgkantoor.\n a. Indicatoren kosten verschillende zorgvormen Verpleging en Verzorging en Gehandicaptenzorg afgezet tegen totale kosten\n Dit betreft de volgende indicatoren.\n \n \n 1.\n \n Pgb-kosten afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal door het zorgkantoor toegekende pgb-budgetten aan cliënten op jaarbasis in jaar t. Noemer: de totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 2.\n \n Zin intramuraal laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 3.\n \n Zin intramuraal hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 4.\n \n Zin Vpt/Mpt laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 5.\n \n Zin Vpt/mpt hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n Definities\n De indeling van ZZP’s in ZZP’s-Hoog en ZZP’s-Laag is conform de uitwerking van Vektis.\n b. Indicator: kosten uitvoering Wlz\n Omschrijving\n \n \n 1.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal inwoners per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n 2.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal Wlz-geïndiceerden per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n Definities\n \n \n •\n De kosten van uitvoering: de uitvoeringskosten van de Wlz-uitvoerder in jaar t, zoals opgenomen in de jaarrekening van de Wlz-uitvoerder.\n \n \n •\n Aantal inwoners: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is, welk inwonertal door het Zorginstituut Nederland wordt gehanteerd bij de vaststelling van het beheerskostenbudget Wlz-uitvoerder voor de functie van Zorgkantoor zoals beschreven in artikel 4.4. van het Besluit Wfsv.\n \n \n •\n Aantal Wlz-geïndiceerden: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is en die een indicatie-beschikking van het CIZ hebben ontvangen. Het gaat hierbij zowel om Wlz-geïndiceerden die in zorg zijn als Wlz-geïndiceerden zonder zorg.\n \n \n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats voor jaar t.\n 7. Prestatie-indicatoren: Behandeling klachten en bezwaarschriften\n De prestatie-indicatoren gericht op de behandeling van klachten en bezwaarschriften geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.2: Cliëntgerichte afhandeling klachten. Er zijn bij dit subdoel vijf indicatoren van belang.\n Elke inwoner in Nederland die Wlz-zorg gaat krijgen of ontvangt heeft het wettelijke recht om hierover zijn beklag te doen. In eerste instantie kan de klant hiervoor terecht bij de zorgaanbieder/zorgkantoor. Mocht de klant, na zijn gevoel, niet tevreden zijn dan kan hij contact opnemen met de ombudsman (klacht) of heeft hij de mogelijkheid om beroep aan te tekenen (bezwaar).\n Voor de gevraagde indicatoren hoeven de zorgkantoren geen noemenswaardige berekeningen te doen. De zorgkantoren beschikken al over deze informatie. De indicatoren geven vooral, in cijfers, de inspanningen weer van de zorgkantoren. Norm overschrijdingen dienen door de zorgkantoren verklaard te worden in het uitvoeringsverslag.\n a. Indicator Tijdige afhandeling klachten\n Percentage van de afgehandelde klachten die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke uiting van onvrede door een verzekerde;\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde klachten.\n b. Indicator Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n Percentage van de ontvangen schriftelijke bezwaarschriften waarvan de ontvangst aan verzekerde binnen drie weken is bevestigd, dan wel binnen drie weken afhandeling heeft plaatsgevonden, ten opzichte van het totaal aantal ontvangen schriftelijke bezwaarschriften.\n Randvoorwaarde\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle ontvangstbevestigingen van bezwaarschriften die in jaar t zijn verstuurd.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Verzenddatum van ontvangstbevestiging bezwaren: de datum waarop het zorgkantoor de ontvangstbevestiging van het bezwaar heeft verstuurd. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend;\n \n \n •\n Ontvangstbevestiging: De schriftelijke reactie van het zorgkantoor na het ontvangen van het bezwaarschrift dat het bezwaarschrift door het zorgkantoor is ontvangen en in behandeling is genomen. De ontvangstbevestiging moet binnen drie weken plaatsvinden.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal ontvangen bezwaarschriften.\n c. Indicator Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n Percentage van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor bezwaren: de afhandelingsdatum van het bezwaar. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.1 Resultaatgerichte indicatoren: Klachten en bezwaren, percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicatoren Klachten en bezwaren, percentages\n \n \n Kwartaal 1\n \n \n Kwartaal 2\n \n \n Kwartaal 3\n \n \n Kwartaal 4\n \n \n \n \n \n \n a. Tijdige afhandeling klachten\n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n c. Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n d. Indicator aantallen: aard van de klachten\n Aantallen van de afgehandelde klachten, naar aard, die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke schriftelijke uiting van onvrede door een verzekerde.\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde klachten.\n \n \n \n \n Tabel 7.2 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgkantoor1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgkantoor\n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bejegening door personeel zorgkantoor\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Uitvoering pgb\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgkantoor\n \n \n \n \n \n \n \n \n Tabel 7.3 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgaanbieder1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgaanbieder\n \n \n Aantal\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Bejegening door hulpverleners\n \n \n \n \n \n Kwaliteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n e. Indicator aantallen: aard van de bezwaarschriften en gegrond/ongegrond\n Aantallen van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften, naar aard, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd.\n \n \n •\n Einddatum voor afhandeling van het bezwaarschrift: de afhandelingsdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: bezwaarschriften die per brief, per email of per webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.4 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de bezwaarschriften, aantallen1De bezwaarschriften die deels gegrond / deels ongegrond zijn worden meegenomen in de categorie gegrond. In de kolom ‘antallen, overig’ worden bezwaarschriften meegenomen waarover het zorgkantoor nog niet tot een oordeel is gekomen, bijv. door intrekking van een bezwaar. In de rij ‘Overig’ gaat het om de pgb MPT combinaties.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Aard van het bezwaarschrift inzake de Wlz\n \n \n Aantallen, gegrond\n \n \n Aantallen, ongegrond\n \n \n Aantallen, overig\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n Besluit Zorg in natura\n \n \n \n \n \n \n \n \n Besluit pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 8. Prestatie-indicatoren: tijdige afhandeling declaraties (zin)\n De prestatie-indicatoren gericht op de afhandeling van declaraties van zorg geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen, bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.5: Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties. Er zijn bij dit subdoel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige afhandeling declaraties\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, tijdig afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, die in het betreffende tijdvak via VECOZO aan het zorgkantoor zijn aangeboden.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Doorlooptijd goedkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met verwerking van de goedgekeurde declaratie.\n \n \n •\n Doorlooptijd afkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met retourzending van afgekeurde declaratie (AW320).\n \n \n Definities\n \n \n •\n Tijdige verwerking van goedgekeurde declaraties op cliëntniveau: leidt tot de aanmaak van een retourbestand binnen 15 werkdagen nadat de declaratie door VECOZO is ontvangen en technisch correct bevonden.\n \n \n Berekeningswijze\n De berekening wordt als volgt uitgevoerd per Wlz-uitvoerder / zorgkantoor.\n \n \n 1.\n Selecteer alle in de betreffende maand-jaar combinatie aangeleverde declaratieberichten (via AW319 en MZ301). Bijvoorbeeld er zijn in februari jaar t in totaal 100 berichten aangeleverd.\n \n \n 2.\n Bepaal voor elk geselecteerde bericht hoeveel van deze berichten tijdig zijn afgehandeld. Berekening: aanmaakdatum retourbestand (via AW320 en MZ302) minus- aanleverdatum declaratiebericht (via AW319 en MZ301). Datum retourbestand mag maximaal 15 werkdagen na de aanleverdatum liggen om tijdig te zijn. Bijvoorbeeld: van de in februari jaar t aangeleverde berichten zijn 99 berichten binnen 15 werkdagen afgehandeld\n \n \n 3.\n Deel het aantal tijdig afgehandelde berichten door het totaal aantal geselecteerde berichten dat in de betreffende per maand-jaar combinatie is aangeleverd. Op basis van het voorbeeld in punt 1 en 2 is de uitkomst 99 / 100 waarmee voor februari jaar t wordt voldaan aan de norm.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand via VECOZO ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n b. Indicator Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking hulpmiddelen\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, waarvoor geldt dat de doorlooptijd in kalenderdagen minder is dan of gelijk is aan 40.\n Definities\n \n \n •\n Ontvangstdatum factuur: de datum waarop de factuur gestempeld of ingelezen is door het zorgkantoor.\n \n \n •\n Betaaldatum factuur: de werkelijke datum waarop het zorgkantoor het geld heeft overgemaakt of de datum betaalbaarstelling CAK.\n \n \n •\n Doorlooptijd: het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur en de betaaldatum.\n \n \n Berekeningswijze\n Bepaal per declaratie het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur voor hulpmiddelen en de betaaldatum van (door) de Wlz- uitvoerder/zorgkantoor.\n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Het gaat alleen om de tijdige betaling van de goedgekeurde declaraties.\n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n \n Tabel 8 Resultaatgerichte indicatoren: afhandeling declaraties percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling declaraties\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 3\n Bestuursverklaring bij het uitvoeringsverslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Uitvoeringsverslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Uitvoeringsverslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het uitvoeringsverslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid is van het bestuur om de Wlz op een rechtmatige en doelmatige wijze uit voeren;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag een juist en volledig beeld geeft van de naleving van de wettelijke doelen en taken van de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n \n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 4\n Modellen financieel verslag 2021\n \n \n \n Modellen financieel verslag 2021\n \n De basis voor het model zijn de grondslagen zoals genoemd in ‘Algemene Toelichting Balans en Exploitatierekening’.\n \n \n Model I: Balans per 31 december 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Activa\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n Passiva\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n 1. Vorderingen en overige activa\n \n \n \n \n \n \n 3. Eigen vermogen\n \n \n \n \n \n \n \n 1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds\n langdurige zorg te verrekenen1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3a. Geplaatst kapitaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3b. Wettelijke reserve Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1c. Overige vorderingen en overlopende activa\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1d. Liquide middelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 4a. Technische voorziening Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n \n \n \n \n \n 4b. Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen 3\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 4\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5a. Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5b. Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5c. Overige schulden en overlopende passiva\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal activa\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal passiva\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Als de post ‘1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n \n 2 Als de post ‘1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze post aan de actiefzijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1b Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n \n 3 De post ‘2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n 4 De post ‘2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n \n \n Model II: Exploitatierekening over 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n BEDRIJFSOPBRENGSTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Premies en bijdragen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 6a. Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 6b. Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7a. Overige opbrengsten Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7b. Overige opbrengsten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n BEDRIJFSLASTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 8a. Bruto schaden Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 8b. Bruto schaden AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 9a. Bedrijfskosten Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 9b. Bedrijfskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n RESULTAAT\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model III: Algemene toelichting op de balans en exploitatierekening\n \n − ALGEMEEN:\n \n [naam Wlz-uitvoerder] is per besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport per <dd/mm/jjj> als Wlz-uitvoerder aangewezen om voor de hierna genoemde regio’s de zorgkantoorfunctie uit te voeren:<benoemen regio’s>\n In het financieel verslag is op het niveau van de [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording afgelegd. Dit betekent dat de financiële verantwoording de geconsolideerde cijfers bevat van de hiervoor genoemde zorgkantoren. In deze financiële verantwoording legt [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording af over de uitvoering van de AWBZ afwikkeling en de uitvoering van de Wlz. De financiële verantwoording is opgesteld in de Nederlandse taal en de bedragen worden vermeld in euro's (x1.000).\n Het doel van [naam Wlz-uitvoerder] is het bevorderen van zorg voor chronisch zieken en gehandicapten door het optreden als Wlz-uitvoerder in de zin van de Wet langdurige zorg (Wlz) en daarmee verband houdende wet- en regelgeving. [naam Wlz-uitvoerder] is verder verantwoordelijk voor het afwikkelen van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). [naam Wlz-uitvoerder] heeft geen winstoogmerk.\n \n [naam Wlz-uitvoerder] verleent als Zorgkantoor bemiddeling bij de uitvoering van de Wlz. Doel is het waarborgen van verstrekkingen en/of vergoedingen van zorg aan Wlz-geïndiceerden in de hierboven genoemde regio's. De uitgaven inzake de in de Wlz geregelde verstrekkingen zijn declarabel bij het Fonds langdurige zorg.\n De vergelijkende cijfers van voorgaande jaren mogen op grond van de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-Uitvoerder niet worden aangepast.\n Verslaggevingsperiode\n Dit financieel verslag heeft betrekking op het verslagjaar 2021, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2021.\n Grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag\n Het financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met het stelsel dat is voorgeschreven door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op basis van de Regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-uitvoerder met kenmerk TH/NR-23. Indien er hier geen specifieke grondslagen worden genoemd, dient Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gevolgd te worden.\n Continuïteitsveronderstelling\n Dit financieel verslag is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.\n − GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING\n Algemeen\n Gebruik van schattingen\n De opstelling van het financieel verslag vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld door [naam functie]. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.\n Verbonden partijen\n Partijen worden als verbonden aangemerkt als een partij zeggenschap of belangrijke invloed kan uitoefenen op de andere partij (bijvoorbeeld dochtermaatschappij) bij het nemen van financiële of operationele beslissingen. (toelichten verbonden partijen). Leden van de Raad van Bestuur en van de Raad van Commissarissen en hun directe familieleden worden ook als verbonden partijen beschouwd. Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht.\n Grondslagen voor waardering van activa en passiva\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (hierna: Flz/AFBZ te verrekenen’) kan zowel een vordering- als een schuldpositie betreffen. Als de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord.\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n De post heeft betrekking op het bedrag dat voor de uitvoering van de Wlz en AWBZ in rekening mag worden gebracht, de rechtstreeks te verrekenen baten en lasten alsmede kosten subsidieregeling onder aftrek van het bedrag aan afgestorte eigen bijdragen en ontvangen voorschotten. Tevens worden de nog te verrekenen afrekeningen door het Zorginstituut Nederland met betrekking tot de afgelopen jaren in deze positie verantwoord. De afwikkeling van oude jaren vindt plaats nadat het traject met het Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de AWBZ subsidieregelingen is afgerond.\n Clearinghouse-constructie\n Clearinghouse-constructie zoals gedefinieerd in artikel 5.4 van de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder en zoals vastgelegd in het tussen ZN en de Minister van VWS gesloten Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur 2021-2025.\n Het saldo is bedoeld als het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het 'uitvoeringsdeel'.\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘via het CAK met Flz /AFBZ te verrekenen’ is gelijk aan de bedragen welke onder de te betalen zorgaanspraken zijn opgenomen voor de door het CAK uit te voeren betalingsopdrachten, te versturen betalingsopdrachten en eventuele correcties en aanvullingen op ingediende nacalculaties. De positie betreft een vordering en wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op budgethouders pgb-AWBZ\n Onderdeel van de overige vorderingen zijn de vorderingen op pgb-budgethouders AWBZ. Deze positie is onderdeel van een traject met Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de subsidieregelingen AWBZ. Bij de bepaling van de vorderingen budgethouders pgb-AWBZ houdt de Wlz-uitvoerder rekening met het door Zorginstituut Nederland opgestelde controle en incassoprotocol pgb-AWBZ 2014.\n De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ\n De post ‘Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ’ heeft betrekking op nog te innen eigen bijdragen AWBZ bij cliënten. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de AWBZ voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op budgethouders pgb-Wlz\n De post ‘vorderingen op budgethouders pgb-Wlz’ zijn vorderingen op pgb budgethouders Wlz. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de Wlz voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Voorziening oninbare vorderingen AWBZ\n Vorderingen AWBZ zijn met ingang van 31 december 2020 volledig voorzien. Wanneer een vordering (deels) wordt geïnd of wordt afgeboekt, wordt zowel de vordering als de voorziening verlaagd. De mutatie in de voorziening wordt opgenomen in de exploitatierekening.\n Overige vorderingen en overlopende activa\n De overige vorderingen en overlopende activa worden gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Liquide middelen\n Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.\n Geplaatst kapitaal\n Het geplaatst kapitaal bestaat uit de nominale waarde van de geplaatste aandelen.\n Wettelijke reserve Wlz\n Het resultaat behaald met de uitvoering van de Wlz (en in eerdere jaren met de uitvoering van de AWBZ) wordt onder de wettelijke reserve Wlz verantwoord2De wettelijke reserve uitvoering Wlz is geregeld in artikel 4.6 van het besluit Wfsv. Deze vermogenscomponent hangt rechtstreeks samen met de wettelijke taken van het zorgkantoor in het kader van de uitvoering Wlz. De wettelijke reserve bedraagt maximaal 20% van het beheerskostenbudget van het betreffende jaar.\n Budgetresultaat beheerskosten\n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar.\n Mutaties voorgaande jaren\n De post ‘Mutaties voorgaande jaren’ bestaat uit mutaties uit voorgaande jaren die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Financieel rendement\n Het financieel rendement (normrendement wettelijke reserve) wordt bepaald door de beginstand wettelijke reserve (1-1) plus de eindstand wettelijke reserve (31-12) na rekening te hebben gehouden met de afstorting. Deze wordt vervolgens gedeeld door twee. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het rentepercentage wettelijke reserve Wlz, zoals bedoeld in artikel 10 `Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’. Het financieel rendement boven/onder normrendement wordt bepaald door het werkelijk behaalde financieel rendement af te zetten tegen het normrendement. Het financieel rendement bestaat uit het normrendement verhoogd/verlaagd met het boven/onder rendement.\n Overige mutaties\n De post ‘overige mutaties’ bestaat uit mutaties die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg\n Indien de wettelijke reserve Wlz het gestelde maximum van 20% te boven gaat, stort de Wlz-uitvoerder het bedrag waarmee het maximum overschreden terug in het Flz3De afstorting aan het Flz is geregeld in artikel 4.6.5 van het besluit Wfsv. Het meerdere van de overschrijding (boven de 20% grens) wordt verantwoord in het verloopoverzicht wettelijke reserve Wlz.\n Voorzieningen\n Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan en die het gevolg zijn van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.\n De technische voorziening bestaat uit het volgende component:\n \n \n –\n Schadeafhandelingskosten\n De beheers-/afwikkelingskosten hebben betrekking op per balansdatum nog te betalen beheerskosten in verband met de afwikkeling van zorg in het kader van de Wlz respectievelijk van zorg in het kader van de AWBZ die in het verslagjaar is verleend.\n \n \n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘te betalen uit hoofde van zorgaanspraken’ bestaat uit de volgende onderdelen:\n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten\n De post “via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten” heeft betrekking op de door het CAK nog aan instellingen te betalen kosten van zorg per einde boekjaar, waarvoor de schadelast is verantwoord in de resultatenrekening. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n In schaden opgenomen overproductie\n De post ‘in schaden opgenomen overproductie’ bestaat uit het verschil tussen de gesaldeerde bruto schaden (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) en de gesaldeerde regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert. Er is sprake van overproductie wanneer de gesaldeerde bruto (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) schaden de gesaldeerde regiobudgetten overschrijden.\n Effecten van correcties en aanvullingen\n Als de effecten van onder andere correcties, aanvullingen en nacalculaties die nog door de Wlz-uitvoerder aan het CAK moeten worden doorgegeven, kwantificeerbaar zijn, worden deze per 31 december als overlopende passivapost meegenomen. Voor zover de effecten van correcties, aanvullingen en nacalculaties niet kwantificeerbaar zijn, worden deze toegelicht onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa.\n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘‘rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken’’ bestaan uit per balansdatum nog te betalen bedragen uit hoofde van verleende zorg in het kader van de AWBZ respectievelijk de zorg in het kader van de Wlz die niet via het CAK wordt betaald. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Nog te verrichten pgb betalingen\n De nog te verrichten betalingen over budgetjaren, betrekking op de daadwerkelijke verrichte pgb betalingen conform de kluis van de SVB per 1 mei 2022 verminderd met hetgeen reeds betaald is ultimo 2021, conform de stand van de kluis van de SVB.\n Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n Deze post heeft betrekking op schulden uit hoofde van subsidieregelingen, waaronder pgb AWBZ. De uitkomsten van uitgevoerde controles op de pgb-bestedingen over oude jaren leiden tot het terugvorderen dan wel verrekenen van betaalde pgb-voorschotten. Nadien kan blijken dat de uitbetaalde subsidie aan de subsidievoorwaarden voldoet. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Overige schulden en overlopende passiva\n De overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De overige schulden en overlopende passiva hebben een verwachte looptijd van maximaal één jaar.\n Grondslagen van resultaatbepaling\n Algemeen\n Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfslasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen.\n Bedrijfsopbrengsten (waaronder nagekomen budgetaanpassingen) en bedrijfslasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend. In het geval van een geconstateerde fout in voorgaande boekjaren wordt foutherstel toegepast.\n Ten aanzien van de beheerskosten Wlz is het zorgkantoor gebudgetteerd. De voorlopige bijdrage wordt voorafgaand aan het verslagjaar door het Zorginstituut Nederland vastgesteld.\n De beheerskosten worden aan het resultaat toegerekend voor zover zij betrekking hebben op de verslagperiode.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland\n De bijdrage Zorginstituut Nederland heeft betrekking op door het CAK betaalde en te betalen bedragen aan zorgaanbieders met betrekking tot tariefbeschikkingen met een beschikkingsdatum 2021. De bijdrage Zorginstituut Nederland bestaat uit de vergoeding voor beheerskosten en uit de vergoeding voor verantwoorde schade Wlz. Het gerealiseerde rendement op tijdelijk overtollige middelen wordt eveneens verantwoord binnen Bijdragen Zorginstituut Nederland als ‘Overige renteopbrengsten’.\n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n De post ‘Vergoeding zorgaanspraken via het CAK’ is gelijk aan de in de exploitatierekening opgenomen kosten van zorgaanspraken waarvoor de betalingen via het CAK lopen.\n Budget beheerskosten\n De post ‘Budget beheerskosten’ bestaat uit de onderstaande onderdelen.\n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n De post ‘Budget beheerskosten huidig verslagjaar’ betreft het saldo van het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten voor Wlz-uitvoerders Wlz 2021 en het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland’.\n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n Bij het bepalen van het budget beheerskosten wordt rekening gehouden met correcties uit voorgaande jaren. Deze correcties kunnen zich voordoen wanneer het budget beheerskosten, als gevolg van de nadere of definitieve vaststelling beheerskosten van een bepaald jaar, afwijkt van het eerder verantwoord budget beheerskosten op basis van de grondslagen hierboven.\n Rentevergoedingen fonds\n De post ‘Rentevergoedingen Fonds’ heeft betrekking op rentevergoedingen van het Flz bij afrekeningen.\n Overige renteopbrengsten\n De post ‘Overige renteopbrengsten’ betreft renteopbrengsten die niet rechtstreeks verrekend worden met het Flz, maar die via het resultaat wel leiden tot een mutatie in de wettelijke reserve Wet langdurige zorg respectievelijk de wettelijke reserve Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Persoonsgebonden budget\n De post ‘Persoonsgebonden budget’ is gelijk aan de opbrengsten van het persoonsgebonden budget. De opbrengst van het persoonsgebonden budget wordt gelijk gesteld aan de pgb schaden in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget.\n (Overige) subsidies\n De post ‘(Overige) subsidies’ is gelijk aan de ontvangen subsidies voor regelingen die door de Wlz-uitvoerder worden uitgevoerd en vergoed worden vanuit het Flz.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen opbrengsten vanuit de AWBZ, zoals het vrijvallen van de voorziening oninbare vorderingen, het boeken van AWBZ vorderingen en overige kosten met betrekking tot de AWBZ waar een opbrengst tegenover staat. Door de aard van deze post bestaat deze veelal uit negatieve bedragen.\n Overige opbrengsten\n De post overige opbrengsten bestaat uit overige rechtstreeks met het Flz respectievelijk het AFBZ te verrekenen opbrengsten en overig te benoemen opbrengsten.\n Bruto schaden\n Onderdeel van de post ‘Bruto schaden’ zijn de onderstaande posten.\n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK\n Onderdeel van post ‘Werkelijke (zorg)kosten via het CAK’ zijn uit de onderstaande posten.\n Betrekking op verantwoordingsjaar\n De bruto schaden worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de bruto schaden op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Goedgekeurde productie op basis van de meest recente AW319/320, eventueel aangevuld met monitoringsinformatie en correcties van het zorgkantoor\n \n \n 5.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking na de herschikkingsronde\n \n \n De bruto schaden worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de bruto schaden het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Voor het bepalen van de bruto schaden is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de bruto schaden per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader\n De kosten voor het kwaliteitskader worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten voor het kwaliteitskader op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de kosten voor het kwaliteitskader op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de kosten voor het kwaliteitskader op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n De kosten voor het kwaliteitskader worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de kosten voor het kwaliteitskader het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n Voor het bepalen van de kosten voor het kwaliteitskader is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de kosten voor het kwaliteitskader per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader – correcties\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Betrekking op SARS-COV-2 virus\n De kosten voor de vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten) en de financiering van extra gemaakte kosten door het SARS-COV-2 virus worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n 5.\n Interne sturings- en/of monitoringsinformatie\n \n \n Overige kosten via het CAK\n Overige kosten via het CAK omvatten kosten niet zijnde (correcties op) herschikkingen of experimenten, betaalt door het CAK. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n De kosten voor de vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg door het SARS-COV-2 virus wordt bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan mondzorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten niet via het CAK\n De kosten niet via het CAK worden rechtstreeks met het Fonds verrekend. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen\n De kosten voor de financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen hebben betrekking op het compenseren van gederfde omzet en het vergoeden van extra kosten door het SARS-CoV-2 virus. De kosten worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan leveranciers van mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz\n De kosten voor de compensatieregeling pgb-Wlz worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan budgethouders, zorgverleners en/of zorgaanbieders. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten persoonsgebonden budget en subsidieregelingen\n De kosten van het persoonsgebonden budget en de subsidieregelingen zijn gelijk aan de kosten van de werkelijk geleverde zorg in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget respectievelijk de verstrekte subsidies.\n Afboekingen oninbare vorderingen Wlz\n Oninbare vorderingen worden in de exploitatie verantwoord wanneer er sprake is van een door de curator uitgesproken faillissement bij een zorgaanbieder en het is niet zeker of de zorg feitelijk is geleverd.\n Afboekingen oninbare vorderingen AWBZ\n De vorderingen voortkomend uit de AWBZ zijn in 2020 volledig voorzien. Oninbare vorderingen AWBZ worden afgeboekt wanneer de Wlz-uitvoerder handelt volgens het Controleprotocol en incassoprotocol PGB-AWBZ 2014.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen kosten vanuit de AWBZ.\n Bedrijfskosten\n De bedrijfskosten hebben betrekking op de aan het verslagjaar toe te rekenen doorberekende beheerskosten, de mutatie in de technische voorziening en de doorbelaste afschrijvingskosten.\n \n – OVERIGE TOELICHTINGEN\n \n \n \n \n Model IV: Toelichting op de balans\n \n 1. Vorderingen en overige activa\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (1a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Fonds langdurige zorg \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen\n (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen\n (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Fonds langdurige zorg\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budget beheerskosten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n Afrekeningen met het Fonds langdurige zorg\n \n \n Bedrag\n \n \n \n \n \n \n a. Het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n b. Het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland. Met saldo is bedoeld het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 5.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het ‘uitvoeringsdeel’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Bij de verantwoording van de budgetten beheerskosten moet worden uitgegaan van de nadere vaststelling van het budget beheerskosten 2021 van Zorginstituut Nederland. Dit om te bewerkstelligen dat alle Wlz-uitvoerders uitgaan van dezelfde gegevens.\n Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (1b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige vorderingen en overlopende activa (1c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – vordering\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige vorderingen [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Liquide middelen (1d)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Bank 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 3 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 4 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 5 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (2a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n X € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (2b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenen betaalopdrachten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bij de bepaling van het saldo is gebruik gemaakt van een opgave van het CAK en de bruto schaden.\n 3. Eigen vermogen\n Geplaatst kapitaal (3a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder licht de mutaties toe. Hij omschrijft de mutatie en vermeldt op welke jaren de mutatie betrekking heeft.\n Wettelijke reserve Wet langdurige zorg (3b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x �� 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budgetresultaat beheerskosten Wlz kalenderjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg (meerdere boven de 20%-grens)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar, rekening houdend met correcties uit huidig jaar en voorgaande jaren, zoals gedefinieerd in de toelichting onder tabel 1a van deze bijlage minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar zoals verantwoord bij onderdeel 9a en 9b.\n De Wlz-uitvoerder omschrijft de mutaties in de wettelijke reserve en vermeldt waarop de mutaties betrekking hebben.\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren, bestaande uit:\n \n \n \n \n \n Mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Overige mutaties, bestaande uit:\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Het financieel rendement Wlz is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Normrendement wettelijke reserve*\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement boven/onder normrendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n De berekening van het financieel rendement is als volgt:\n \n \n \n \n Bepaling van het percentage wettelijke reserve Wlz wordt als volgt berekend op basis van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden met een gemiddelde van een jaar4Artikel 10. Rentepercentage wettelijke reserve Wlz, lid 1, afkomstig uit ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’ luidt: ‘het zorginstituut stelt het rentepercentage, bedoeld in artikel 4.6, derde lid van het besluit Wfsv, vast op het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes.. Zie hieronder de berekening:\n Neem de 3 maands Euribor rente per maand5Zie artikel 10, lid 2 van ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’..\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n Technische voorziening Wet langdurige zorg (4a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (4b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken (5a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – schuld\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Te betalen uit hoofde van subsidieregelingen (5b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Subsidieregeling 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subsidieregeling 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden en overlopende passiva (5c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden[omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overlopende passiva [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model V: Toelichting op de exploitatierekening\n \n Bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten\n In de toelichting op de exploitatierekening wordt gevraagd aan de Wlz-uitvoerder om een onderscheid te maken tussen de bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten die betrekking hebben op de Wet langdurige zorg en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz (6a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding SARS-COV-2 virus compensatieregeling pgb-Wlz\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De post ‘Budget beheerskosten’ is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten uit hoofde van definitieve vaststelling\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Kosten doventolkzorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8a.’Bruto Schaden Wlz’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7a. ‘Overige opbrengsten Wlz’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ van onderdeel 1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ (6b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ -buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n n.v.t..\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8b.’Bruto Schaden AWVZ’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7b. ‘Overige opbrengsten AWBZ’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten’ van onderdeel 1b ‘Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n Overige opbrengsten Wlz (7a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige opbrengsten AWBZ (7b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bruto schaden Wlz (8a) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n betrekking op verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – correcties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – financiering van extra gemaakte kosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op eerdere verantwoordingsjaren (specificeren)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Overige kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds met betaling via het CAK)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal kosten via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kosten niet via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden buitenlandzorg gecontracteerd & niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mobiliteitshulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste Wlz-hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten Persoonsgebonden budget Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten experiment integraal pgb\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (extra kosten corona)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (niet geleverde zorg)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Dotatie voorziening – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vrijval voorziening (negatief) – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n Totaal kosten niet via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overschrijding regiobudget\n De bruto schaden van de Wlz-uitvoerder overschrijden het totaal van de regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert met <€..> voor de reguliere nacalculaties en met <€..> voor het kwaliteitsbudget.\n Bruto schaden AWBZ (8b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Zorgkosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)\n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten AWBZ, betrekking op 2014 en eerder\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten subsidieregeling pgb AWBZ en vergoedingsregeling persoonlijke zorg\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (pgb en vergoedingsregeling persoonlijke zorg)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (pgb)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Wet langdurige zorg (9a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Beheerskosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten werkzaamheden persoonsgebonden budget\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ontwikkeling, implementatie en coördinatie pgb 2.0\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten pgb indexatie\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten incasso pgb-vorderingen AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten iWlz, administratie en controle\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’ – coördinatiekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Openstellen Wlz voor cliënten met een psychische stoornis’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Overheveling hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten onafhankelijke cliëntondersteuning\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten crisisregisseurs gehandicaptenzorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten project ‘Volwaardig leven’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten project Volwaardig leven – complexe zorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten cliëntvertrouwenspersoon\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgchallenge\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bedrijfskosten\n \n \n \n 000000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Algemene Wet bijzondere ziektekosten (9b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Kosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten werkzaamheden persoonsgebonden budgetten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten AZR, administratie en controle\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten voorwaardelijk beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten\n \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n otaal bedrijfskosten\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Hiervoor stelt de Minister van VWS een Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2020 vast.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 5\n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Financieel verslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het Financieel verslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid van het bestuur is om een goed financieel beheer te voeren en om de rechtmatigheid van de baten en lasten die in het Financieel verslag zijn opgenomen te borgen;\n \n \n •\n dat het Financieel verslag niet in strijd is met het Uitvoeringsverslag;\n \n \n •\n het Financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n Tabel Rechtmatigheidsoverzicht (in € 1.000)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar van ontstaan1\n \n \n Jaar gerapporteerd2\n \n \n Bedrag (€)\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onzekerheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden en onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Jaar van ontstaan zoals gedefinieerd in artikel 5.8.2 van deze regeling\n \n 2 Jaar gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel 5.8.3 van deze regeling\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 6\n Opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek voorgaande jaren\n \n \n \n Opvolging onrechtmatiheden en/of onzekerheden financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n \n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] benoemt de NZa onrechtmatigheden en/of onzekerheden. De Wlz-uitvoerder geeft, voor onrechtmatigheden en/of onzekerheden waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n Opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] nam de NZa uitkomsten ten aanzien van de financiële verantwoording op. De Wlz-uitvoerder geeft, voor uitkomsten waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze uitkomsten is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitkomst\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 55, datum inwerkingtreding 11-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.01-01-2022Stcrt. 2023, 6060, datum inwerkingtreding 04-03-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046172/2022-01-11_0/xml/BWBR0046172_2022-01-11_0.xml", "content": "\n Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 16, sub d, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).\n Gelet op artikel 31, sub b, van de Wmg, is de NZa bevoegd tot het stellen van regels op het gebied van de wijze waarop een Wlz-uitvoerder zijn uitvoeringsverslag respectievelijk zijn financieel verslag inricht.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n Blz:\n Besluit langdurige zorg.\n \n \n \n Besluit Wfsv:\n besluit ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten.\n \n \n \n Clearinghouse-constructie beheerskosten: de procedure waarbij Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) de bedragen die zijn bestemd voor de uitvoering van taken met betrekking tot zorg in natura, in twaalf termijnen overmaakt aan Zorgverzekeraars Nederland (ZN), nadat het daartoe machtigingen heeft ontvangen van de Wlz-uitvoerders. ZN herverdeelt – na goedkeuring van de Wlz-uitvoerders – dit bedrag over de Wlz-uitvoerders als zorgkantoor op basis van het aantal verzekerden per zorgkantoorregio. Deze tussen ZN en het Zorginstituut afgesproken procedure is opgenomen in de steeds voor een aantal jaren gesloten overeenkomst onder de naam ‘Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur’ (hierna: Convenant).\n \n \n \n Financieel verslag: het financieel verslag zoals bedoeld in artikel 4.3.1. van de Wlz.\n \n \n \n Onrechtmatigheid: van een onrechtmatigheid in de verantwoording is sprake wanneer vaststaat dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving, namelijk van hetgeen bij of krachtens de Wlz en/of de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en/of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is geregeld.\n \n \n \n Jaar t: het uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n \n Onzekerheid: van onzekerheid in de verantwoording is sprake als onvoldoende informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als rechtmatig of onrechtmatig aan te merken. Het betreft een onzekerheid over de (on-)rechtmatigheid van een post in het financieel verslag.\n \n \n \n Persoonsgebonden budget (pgb): een persoonsgebonden budget, zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz. Het persoonsgebonden budget is een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen.\n \n \n \n Sociale Verzekeringsbank (SVB): de Sociale Verzekeringsbank, als bedoeld in het eerste lid van artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n \n Terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz: de jaarlijkse terugkoppeling met uitkomsten uit het onderzoek door de NZa naar de financiële rechtmatigheid van de uitvoering van de Wlz door Wlz-uitvoerders.\n \n \n \n Toezichthouder: de NZa zoals bedoeld in artikel 3 van de Wmg, op grond van de in onderdeel d van artikel 16 van die wet genoemde taak.\n \n \n \n Uitvoeringsverslag: het uitvoeringsverslag (UV) zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz.\n \n \n \n Wlz-uitvoerder: de rechtspersoon zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wlz die geen zorgverzekeraar is, die zich in overeenstemming met artikel 4.1.1 van de Wlz heeft aangemeld voor de uitvoering van de Wlz, de functie van zorgkantoor indien van toepassing, daaronder begrepen.\n \n \n \n Zorg in natura (zin): zorg die geleverd wordt door zorgaanbieders op grond van schriftelijke overeenkomsten tussen zorgaanbieders en Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 4.2.2 van de Wlz.\n \n \n \n Zorgkantoor: een ingevolge artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz voor een bepaalde regio aangewezen Wlz-uitvoerder. Het zorgkantoor is voor alle verzekerden die wonen in de regio waarvoor hij is aangewezen, belast met de uitvoering van taken die op basis van artikel 4.2.1, tweede lid, van de Wlz zijn opgedragen. Daarnaast is het zorgkantoor in die regio belast met de administratie en controle van de aan die verzekerden verleende zorg.\n \n \n Voor overige begrippen die in deze beleidsregel voorkomen en die niet hierboven worden vermeld, wordt verwezen naar de Beleidsregel definities Wlz.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Wlz-uitvoerders zijn zowel in hun functie als uitvoerder van de Wlz als in hun functie als zorgkantoor op basis van artikel 4.3.1 en 4.3.2 van de Wlz verplicht om jaarlijks een uitvoeringsverslag en een financieel verslag op te stellen over het voorafgaande kalenderjaar en dit bij de NZa in te dienen. Deze regeling geeft invulling aan de wijze waarop de Wlz-uitvoerders zich dienen te verantwoorden in het uitvoeringsverslag en het financieel verslag.\n In het uitvoeringsverslag staan de zorgplicht van de Wlz-uitvoerder en alle randvoorwaarden voor het kunnen voldoen aan de zorgplicht centraal. Het uitvoeringsverslag geeft een beeld van de uitvoering van de Wlz op het niveau van doelen van de wet (doelbereiking) en de knelpunten en verbeteracties in de uitvoering. De Wlz-uitvoerder gaat in op het voorgaande kalenderjaar (t), het lopende kalenderjaar (t+1) en zo mogelijk de verwachtingen voor de volgende kalenderjaren. Ten slotte moet de Wlz-uitvoerder in het uitvoeringsverslag verantwoording afleggen over het uitbesteden van de uitvoering aan andere Wlz-uitvoerders.\n Het financieel verslag geeft een beeld van de inkomsten en uitgaven en van het vermogen waaronder de wettelijke reserve van een Wlz-uitvoerder en daarnaast van de financiële geldstromen waar hij als Wlz-uitvoerder verantwoordelijkheid voor draagt. Met het financieel verslag legt een Wlz-uitvoerder verantwoording af over de uitgaven die hij heeft gedaan voor het doen leveren van zorg, het verstrekken van pgb aan de verzekerden en voor de uitvoering van de verzekering. Op basis van het verstrekte beeld en de verantwoording van de geldstromen kan de NZa als toezichthouder tot een oordeel komen over de rechtmatigheid van deze uitgaven en de reserves. De regels voor het financieel verslag beogen ook de onderlinge vergelijkbaarheid van de financiële verantwoordingen van Wlz-uitvoerders te borgen.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze regeling is van toepassing op de Wlz-uitvoerder.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 4\n Uitvoeringsverslag\n \n In het uitvoeringsverslag betrekt de Wlz-uitvoerder de volgende onderdelen:\n 4.1 Verantwoording over doelbereiking\n De Wlz-uitvoerder legt verantwoording af in doorlopende tekst en gaat in het uitvoeringsverslag in ieder geval in op:\n \n \n a.\n De zorgplicht van de Wlz-uitvoerder. Deze zorgplicht staat centraal in het uitvoeringsverslag en kent in ieder geval de volgende onderdelen: tijdige, passende, kwalitatief goede, doelmatige zorg voor iedere Wlz-cliënt (geletterd doel A). De Wlz-uitvoerder geeft in een brede, beschouwende resultaatverantwoording weer of hij in jaar t in de hem toegewezen regio(’s) aan de zorgplicht heeft kunnen voldoen, voor welke onderdelen en welke cliëntgroepen. De Wlz-uitvoerder benoemt in welke regio(‘s), op welke onderdelen en voor welke cliëntgroepen hij niet aan de zorgplicht kon voldoen in jaar t.\n \n \n b.\n De zorginkoop (kerndoel I), de informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget (kerndoel II), de borging van doelmatige en rechtmatige zorguitgaven (kerndoel III) en de organisatie van het zorgkantoor (kerndoel IV). Deze kerndoelen zijn randvoorwaardelijk voor het (kunnen) voldoen aan en het resultaat van het sturen op de zorgplicht en zijn uitgewerkt in de wettelijke doelen aangeduid met de letters B t/m K. De Wlz-uitvoerder gebruikt deze geletterde doelen als kader om de brede, beschouwende resultaatverantwoording over de zorgplicht (zie a) te onderbouwen en toe te lichten (resultaten, knelpunten, getroffen oplossingen, risico’s voor de toekomst). De Wlz-uitvoerder markeert de geletterde doelen in de tekst overeenkomstig de nummering in bijlage 1 van deze regeling.\n \n \n c.\n De resultaatgerichte prestatie-indicatoren. De Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen levert de uitkomsten op de prestatie-indicatoren aan in het uitvoeringsverslag volgens de voorschriften en op de manier zoals deze zijn beschreven in bijlage 2 van deze regeling. De Wlz-uitvoerder, betrekt de resultaatgerichte prestatie-indicatoren om de resultaten voor de zorgplicht (en de doelen van de 4 kerndoelen) te onderbouwen. De Wlz-uitvoerder geeft in de tekst duiding aan de prestatie-indicatoren, m.a.w. benoemt bijzonderheden en/of (relevante) ontwikkelingen in de uitkomsten en licht deze toe in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n \n \n d.\n De voortgang in de uitvoering ten opzichte van vorig kalenderjaar (t-1) en de verbeteringen die de Wlz-uitvoerder al doorvoert of gaat doorvoeren om de doelbereiking te verbeteren in het lopende en volgende jaar (of volgende jaren).\n \n \n e.\n De visie op de uitvoering van de Wlz en de ontwikkelingen en omstandigheden die van invloed zijn of zijn geweest op de uitvoering van de Wlz in het voorgaande en het lopende kalenderjaar, en de volgende kalenderjaren, zowel landelijk als in de regio of regio’s waar hij de Wlz uitvoert.\n \n \n 4.2 Mandatering en volmacht\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich over zijn controle op de uitvoering van de Wlz voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in regio’s waarin de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor. Hij gaat hierbij tenminste in op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n Welke bevindingen heeft de Wlz-uitvoerder over de doelbereiking van de zorgkantoren voor zijn verzekerden?\n \n \n b.\n Op welke wijze en wanneer zijn deze bevindingen tussen de Wlz-uitvoerders gedeeld en besproken?\n \n \n c.\n Welke maatregelen heeft de Wlz-uitvoerder genomen om de uitvoering van de Wlz buiten de regio(’s) waar hij werkzaam is als zorgkantoor, te verbeteren?\n \n \n d.\n Welke activiteiten onderneemt de Wlz-uitvoerder zelf voor zijn verzekerden die woonachtig zijn in de regio(‘s) waar de Wlz-uitvoerder niet is aangewezen als zorgkantoor, naast de aan het zorgkantoor gemandateerde taken?\n \n \n 4.3 Bestuursverklaring en rapport van feitelijke bevindingen bij het uitvoeringsverslag\n \n \n 1.\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het uitvoeringsverslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder voegt bij het uitvoeringsverslag het rapport van feitelijke bevindingen van een accountant, zoals bedoeld in artikel 4.3.2 van de Wlz. Het verslag moet zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 5\n Financieel verslag\n \n 5.1 Inhoud van het Financieel verslag\n \n \n 1.\n Het financieel verslag dat de Wlz-uitvoerder ter verantwoording over de uitvoering van de Wlz op grond van artikel 4.3.1 van de Wlz aanlevert, moet bestaan uit een algemene toelichting, een balans inclusief toelichting en een exploitatierekening inclusief toelichting.\n \n \n 2.\n Bij het financieel verslag voegt de Wlz-uitvoerder de controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid zoals bedoeld in artikel 4.3.1 lid 2 van de Wlz, en het in datzelfde artikel genoemde verslag van zijn bevindingen (accountantsrapport). De verklaring en het verslag moeten zijn opgesteld volgens de voorschriften van het protocol voor het accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n \n \n 5.2 Te hanteren modellen\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder stelt het financieel verslag op overeenkomstig de modellen in bijlage 4. De Wlz-uitvoerder levert de gegevens aan via het NZa aanvraagportaal.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder past de vergelijkende cijfers in het financieel verslag niet aan.\n \n \n \n 5.3 Baten en lasten\n \n De Wlz-uitvoerder neemt in de exploitatierekening de baten en lasten op die voortvloeien uit de werkzaamheden van de Wlz-uitvoerder. In de exploitatierekening worden de volgende baten en lasten onderscheiden.\n \n \n a)\n De baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders.\n \n \n b)\n De baten en lasten van de zorgverlening.\n \n \n c)\n De baten en lasten van zorgverlening in het buitenland, als Wlz-uitvoerder voor eigen verzekerden.\n \n \n d)\n De baten en lasten van de uitvoering van subsidieregelingen.\n \n \n e)\n Overige baten en lasten, waaronder de renteopbrengsten en de vergoedingen van derden.\n \n \n 5.4 Baten en lasten van het beheer van Wlz-uitvoerders\n De Wlz-uitvoerder volgt bij de verantwoording over de besteding van de beheerskosten de volgende afspraken over de Clearinghouse-constructie met betrekking tot de beheerskosten, die onderdeel vormen van het Convenant:\n \n \n a)\n de baten van een Wlz-uitvoerder bestaan uit zijn beheerskostenbudget op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met inachtneming van de uitkomst van de Clearinghouse-constructie;\n \n \n b)\n de lasten van de Wlz-uitvoerder betreffen de lasten voor de uitvoering van de wettelijke taken genoemd in artikel 4.2.4, tweede lid, Wlz, de lasten die betrekking hebben op de eigen taken van de Wlz-uitvoerder en de taken die aan de betreffende Wlz-uitvoerder zijn uitbesteed.\n \n \n 5.5 De wettelijke reserve\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans de toevoegingen en onttrekkingen aan de wettelijk reserve op zoals bedoeld in art 4.6 van het Besluit Wfsv, waarbij de uitgangspunten bedoeld in artikel 5.4 van deze regeling, worden gevolgd.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in zijn balans een overschrijding van meer dan 20% van zijn beheerskostenbudget op zoals dat is vastgesteld door het Zorginstituut Nederland op grond van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv voor dat jaar.\n \n \n 5.6 Verantwoordelijkheid\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich uitsluitend over de doelen en taken waarvoor de verantwoordelijkheid bij hem ligt overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de afspraken uit het Convenant.\n \n \n 2.\n Daar waar sprake is van directe verantwoordelijkheid is de Wlz-uitvoerder verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de tijdigheid van de uitvoering van het proces en voor de betrouwbaarheid van de gegevens die derden als input voor het proces aanleveren.\n \n \n 3.\n Daar waar sprake is van gebruikersverantwoordelijkheid moet de Wlz-uitvoerder zorgen voor de juiste, volledige en tijdige uitvoering van een proces en is hij verantwoordelijk voor de uitkomsten daarvan. De Wlz-uitvoerder mag echter uitgaan van de juistheid en volledigheid van de gegevens die derden daartoe aanleveren. Op de betrouwbaarheid van deze gegevens hoeft de Wlz-uitvoerder zelf geen controle uit te voeren. Indien deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar mochten zijn, hoeft de Wlz-uitvoerder hierop zelf geen aanvullende controles uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de SVB, het CAK of de Basisregistratie Personen (BRP) verstrekken. Het kan voorkomen dat de gegevens een bandbreedte bevatten. Als dit het geval is gaat de Wlz-uitvoerder uit van de meest waarschijnlijke uitkomst. De Wlz-uitvoerder neemt geen onzekerheid op voor het verschil tussen de meest waarschijnlijke uitkomst en het maximum van de bandbreedte.\n \n \n 5.7 Bestuursverklaring bij het financieel verslag\n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de aangeleverde gegevens in het financieel verslag overeenkomstig de vereisten van deze regeling. De Wlz-uitvoerder hanteert voor deze bestuursverklaring ten minste de standaardtekst zoals deze is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n 5.8 Het rechtmatigheidsoverzicht\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt onrechtmatigheden waarvan het niet mogelijk is ze voorafgaand aan de verantwoording te corrigeren, en geconstateerde onzekerheden over de rechtmatigheid op in het rechtmatigheidsoverzicht. Ook onrechtmatigheden en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld, moet de Wlz-uitvoerder opnemen in het overzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht per onrechtmatigheid of onzekerheid het jaar op waarin de gerelateerde bedrijfslasten of bedrijfsopbrengsten via het financieel verslag zijn gerapporteerd.\n \n \n 3.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht het jaar waarin de onrechtmatigheid of onzekerheid is gerapporteerd op. Wanneer sprake is van een toename van een eerder gerapporteerde onrechtmatigheid of onzekerheid neemt de Wlz-uitvoerder de toename op een afzonderlijke regel in het rechtmatigheidsoverzicht op. Wanneer een (deel van een) onzekerheid een onrechtmatigheid wordt, rapporteert de Wlz-uitvoerder het jaar waarin dit plaatsvindt als jaar van rapportage.\n \n \n 4.\n De Wlz-uitvoerder bepaalt de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het bedrag dat opgenomen is in de exploitatierekening.\n \n \n 5.\n Indien een deel van een bedrag zoals opgenomen in de exploitatierekening onrechtmatig of onzeker is, bepaalt de Wlz-uitvoerder de omvang van de onrechtmatigheden en onzekerheden aan de hand van het deel dat onrechtmatig of onzeker is.\n \n \n 6.\n Een bedrag dat door de Wlz-uitvoerder als onrechtmatig is aangemerkt kan ook onzeker zijn. In dit geval neemt de Wlz-uitvoerder zowel een onrechtmatigheid als een onzekerheid op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 7.\n De Wlz-uitvoerder gebruikt voor het weergeven van de onrechtmatigheden en onzekerheden als genoemd in lid 1, het sjabloon Rechtmatigheidsoverzicht dat is opgenomen in bijlage 5 van deze regeling.\n \n \n 5.9 Onrechtmatigheden en onzekerheden bij nacalculaties\n \n \n 1.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onrechtmatigheden op voor nacalculaties van Wlz-zorgaanbieders waarvan de schaden zijn opgenomen in de exploitatierekening waarbij een afkeurende verklaring is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop de afkeurende verklaring betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 2.\n De Wlz-uitvoerder neemt in het rechtmatigheidsoverzicht onzekerheden op voor nacalculaties waarvan een controleverklaring ontbreekt of waarbij een oordeelonthouding is afgegeven. Indien mogelijk neemt de Wlz-uitvoerder alleen het bedrag waarop een oordeelonthouding betrekking heeft op in het rechtmatigheidsoverzicht.\n \n \n 3.\n Indien door de accountant van de Wlz-zorgaanbieder een oordeel met beperking is afgegeven bij de nacalculatie onderzoekt de Wlz-uitvoerder de gevolgen hiervan op zijn verantwoording en neemt indien gepast de beperking op in het rechtmatigheidsoverzicht bij het financieel verslag.\n \n \n 5.10 Overzicht opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek NZa\n \n \n 1.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz onrechtmatigheden en/of onzekerheden benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n 2.\n Als de NZa in de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz uitkomsten benoemd, waarvoor de NZa verwachting heeft geformuleerd, beschrijft de Wlz-uitvoerder de opvolging van deze uitkomsten in het overzicht opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek (bijlage 6).\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 6\n Aanleveren van de verslagen en bijbehorende stukken\n \n \n 1\n Het uitvoeringsverslag, het financieel verslag, de bestuursverklaringen en de accountantsproducten over het voorafgaande kalenderjaar moeten voor 1 juli van het jaar zijn ingediend bij de NZa.\n \n \n 2\n De Wlz-uitvoerder levert de in lid 1 genoemde verantwoordingsproducten, onder door de NZa aan te geven voorwaarden, in elektronische vorm aan via het NZa aanvragenportaal.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 7\n Intrekken oude regeling\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, ingetrokken.\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 8\n Toepasselijkheid voorafgaande regeling, bekendmaking, inwerkingtreding, en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande regeling\n De Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder, met kenmerk TH/NR-019, blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van Wlz-uitvoerders die onder de werkingsfeer van die regeling vielen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regeling gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling ingevolge artikel 5, aanhef en onder d, van de Bekendmakingswet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.\n De regeling ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n \n De Nederlandse Zorgautoriteit,\n \n M.J.\n Kaljouw\n \n voorzitter Raad van Bestuur\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 1\n Overzicht doelstellingen Wlz\n \n \n \n Hoofdoel\n \n Doel op wetsniveau (uit de memorie van toelichting bij de Wlz):\n ‘Het doel van deze wet is dat ouderen met een blijvende somatische of psychogeriatrische beperking en mensen met blijvende verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen passende zorg krijgen met aandacht voor het individuele welzijn.’\n ‘Doel van de wet is een doelmatig en doeltreffend zorgstelsel, het beheersen van de kosten in de zorg en de bescherming en bevordering van de positie van de consument.’\n \n Het hoofddoel valt uiteen in de zorgplicht en 4 randvoorwaardelijke kerndoelen. Deze kerndoelen zijn genummerd van I t/m IV. Deze zorgplicht en kerndoelen zijn op te splitsen in doelen: de geletterde doelen A t/m K.\n \n Per geletterd doel zijn de subdoelen weergegeven. Deze subdoelen zijn gelijk aan de titels van de artikelen in het Normenkader Wlz-uitvoerder. Onder die subdoelen zijn de normen geformuleerd.\n \n \n \n Zorgplicht\n \n \n Wlz-uitvoerder heeft al hetgeen gedaan, om het recht op zorg dat een verzekerde toekomt op grond van de Wlz, te effectueren\n \n \n \n \n Doel A\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is\n \n \n A.1\n Cliënt heeft keuze tussen leveringsvormen (voor zover deze doelmatig kunnen worden geleverd) en gecontracteerde zorgaanbieders (zin)\n \n \n A.2\n Cliënt krijgt tijdig zorg (zin)\n \n \n A.3\n Cliënt krijgt gedurende de looptijd van zijn indicatie passende zorg, incl. benodigde overbruggingszorg\n \n \n A.4\n Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb)\n \n \n A.5\n Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd\n \n \n A.6\n Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin)\n \n \n \n \n \n Kerndoel I. Zorginkoop\n \n \n Er is, optimaal gebruik makend van de financiële ruimte, voldoende, doelmatige en kwalitatief goede zorg beschikbaar (alle vormen zin), in aansluiting bij de voorkeuren en behoeften van verzekerden\n \n \n \n \n Doel B\n \n Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht\n \n \n B.1\n Cliënten hebben invloed op de zorginkoop\n \n \n B.2\n De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n \n \n B.3\n De afspraken met zorgaanbieders waarborgen een doelmatige zorgverlening\n \n \n B.4\n Het contracteerproces is transparant en objectief\n \n \n B.5\n Naleving van de afspraken is gewaarborgd\n \n \n \n \n \n Doel C\n \n De Wlz-uitvoerder voorziet ook in de zorgbehoefte op de langere termijn\n \n \n \n Doel D\n \n De Wlz-uitvoerder zet in op preventie en integrale zorg en ondersteuning voor cliënten\n \n \n \n Kerndoel II. Informatievoorziening, cliëntondersteuning en toewijzing zorg of budget\n \n \n Verzekerden met een indicatie voor Wlz-zorg krijgen zorg in aansluiting bij hun voorkeuren\n \n \n \n \n Doel E\n \n Cliënt kan bewuste keuze maken tussen vormen van zin en pgb en tussen zorgaanbieders\n \n \n E.1\n Benodigde informatie is op adequate wijze beschikbaar gemaakt\n \n \n E.2\n Cliënt krijgt waar nodig ondersteuning bij keuzeproces (zin en pgb) en desgewenst zorgbemiddeling om zorg te krijgen iom zijn voorkeur (zin)\n \n \n \n \n \n Doel F\n \n Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is\n \n \n F.1\n Cliënt beschikt over een op zijn behoeften afgestemd en praktisch toe te passen zorgplan en/of, indien gewenst, een persoonlijk plan, voor de totstandkoming waarvan de cliënt desgewenst ondersteuning krijgt\n \n \n F.2\n Cliënt aan wie een pgb is toegekend, kan tijdig de benodigde zorg laten betalen conform toekenningsbesluit (pgb)\n \n \n F.3\n Positie cliënt bij zorgaanbieder is gewaarborgd, waaronder cliëntgerichte afhandeling klachten over zorgverlening en onbeperkte toegang tot cliëntvertrouwenspersoon bij het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen\n \n \n \n \n \n Kerndoel III. Zorguitgaven\n \n \n Zorguitgaven zijn doelmatig en noodzakelijk en gericht op het realiseren van de doelen van de verzekering binnen daaraan gestelde voorwaarden\n \n \n \n \n Doel G\n \n De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed\n \n \n \n Doel H\n \n Onjuiste besteding van Wlz-middelen wordt voorkomen of gecorrigeerd (kosten Wlz-zorg)\n \n \n H.1\n Alleen betaling voor geleverde en correct in rekening gebrachte zorg iom Wlz (zin en pgb)\n \n \n H.2\n Fraude wordt voorkomen en aangepakt (zin en pgb)\n \n \n H.3\n Afspraken voor de inkoop van Wlz-zorg blijven binnen de contracteerruimte\n \n \n H.4\n De beschikkingen pgb blijven binnen het vastgestelde kader\n \n \n \n \n \n Kerndoel IV. Organisatie\n \n \n De organisatie voor de uitvoering van de verzekering is doelmatig (kwaliteit en kosten organisatie in relatie tot doelen uitvoering Wlz) en rechtmatig\n \n \n \n \n Doel I\n \n Kwalitatief goede organisatie en aansturing\n \n \n I.1\n Verzekerden hebben redelijke mate van invloed\n \n \n I.2\n Cliëntgerichte afhandeling klachten\n \n \n I.3\n Er wordt in continuïteit gewerkt aan verbetering van de verzekeringsuitvoering, mede op basis van signalen van verzekerden/zorggebruikers\n \n \n I.4\n Adequate administratieve organisatie en interne beheersing\n \n \n I.5\n Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties\n \n \n I.6\n Duidelijke, evenwichtige en adequate organisatestructuur\n \n \n I.7\n Privacy verzekerden is gewaarborgd\n \n \n I.8\n Adequate informatievoorziening\n \n \n I.9\n Geschikte en integere (mede-)beleidsbepalers en bestuurders\n \n \n \n \n \n Doel J\n \n Geen onnodige kosten uitvoering (beheerskosten en administratieve lasten aanbieder)\n \n \n \n Doel K\n \n Het uitvoeren van de verzekering en het doen verlenen van zorg vindt plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving.\n Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat onder kerndoel IV ook doel L ‘Publieke verantwoording over bereiken doelen uitvoering Wlz’ valt. Dit doel L valt buiten de opsomming van doelen waarover de Wlz-uitvoerders zich moeten verantwoorden in het uitvoeringsverslag.\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 2\n Beschrijving resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz\n \n In deze bijlage staan de resultaatgerichte prestatie-indicatoren beschreven waarvoor de Wlz-uitvoerder gegevens moet leveren op basis van artikel 4 van deze Regeling.\n 1. Prestatie-indicatoren: Contractering zorgaanbieders\n De prestatie-indicator Contractering zorgaanbieders wordt gerekend tot doel B. Binnen de contracteerruimte is de benodigde doelmatige en kwalitatief goede zorg ingekocht; in het bijzonder B.2. De Wlz-uitvoerder koopt voldoende kwalitatief goede zorg in, in aansluiting op te verwachten aantallen cliënten, indicaties, geografische spreiding, cliëntvoorkeuren, en andere voor de zorginkoop relevante factoren\n a. Indicator gecontracteerde zorgaanbieders\n Het aantal gecontracteerde zorgaanbieders per zorgkantoorregio, onderverdeeld naar sector (VV, GZ, GGZ), wijze van zorgverlening (intramuraal, extramuraal of beiden) en soort aanbieder (bestaand of nieuw).\n Randvoorwaarde\n De zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Bij de categorisering moet worden uitgegaan van de zorg die zorgaanbieder in de betreffende zorgkantoorregio levert.\n Definities\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg inclusief verblijf levert.\n \n \n •\n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies: Een zorgaanbieder die zowel zorg inclusief als exclusief verblijf aanbiedt.\n \n \n •\n Extramurale zorgaanbieder: Een zorgaanbieder die zorg exclusief verblijf levert. De zorg wordt bij de cliënt thuis of op afspraak bij de zorgverlener verleend op VPT en/of MPT basis.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio.\n \n \n •\n Bestaande zorgaanbieder met uitgebreide zorgovereenkomst: Zorgaanbieder die in het jaar t reeds over een overeenkomst en productieafspraak met het zorgkantoor beschikte ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio, maar waarbij voor jaar t+1 het zorgaanbod is uitgebreid.\n \n \n •\n Nieuwe zorgaanbieder: Zorgaanbieder waar voor het jaar t+1 voor het eerst een overeenkomst mee is aangegaan ten aanzien van het leveren van Wlz-zorg in de betreffende zorgkantoorregio. Zorgaanbieders met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor, die voor het jaar t+1 voor het eerst gecontracteerd worden door het zorgkantoor, vallen ook onder deze categorie. Deze groep wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1a Resultaatgerichte indicator bij doel B: gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderverdeling gecontracteerde zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders\n \n \n Bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst\n \n \n Nieuwe zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n VV\n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n Intramurale zorgaanbieder met extramurale functies\n \n \n \n \n \n \n \n Extramurale zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Indicator nieuw zorgaanbod\n Het zorgkantoor dient de zorginkoop op een zodanige wijze uit te voeren, dat er zorg beschikbaar is in aansluiting op de voorkeuren en behoeften van de cliënten. Indien de beschikbare zorg onvoldoende aansluit op de voorkeuren en behoeften van cliënten is de taak van het zorgkantoor om de zorginkoop hierop aan te passen. Deze prestatie-indicator toont aan of, en zo ja, de reden waarom, het zorgkantoor het zorgaanbod heeft verruimd, om te voldoen aan de zorgvraag in de regio.\n De prestatie-indicator geeft het aantal zorgaanbieders weer waarbij nieuw zorgaanbod is gecontracteerd, onderverdeeld naar de reden van contractering, per zorgkantoorregio.\n Randvoorwaarden\n De nieuwe zorgaanbieders worden meegenomen indien hier een overeenkomst mee is gesloten voor jaar t+1.\n Indien het betreffende nieuwe zorgaanbod om meerdere redenen gecontracteerd is, moet in tabel 1b de voornaamste reden aangehouden worden. Het Totaal nieuw zorgaanbod in tabel 1b is daarmee gelijk aan het totaal van het Totaal bestaande zorgaanbieders met uitgebreide zorgovereenkomst en het Totaal nieuwe zorgaanbieders in tabel 1a. Indien op meerdere locaties nieuw zorgaanbod gecontracteerd wordt bij dezelfde zorgaanbieder, kunnen de redenen nader worden toegelicht in de tekst van het uitvoeringsverslag.\n Definities\n \n \n •\n Nieuw zorgaanbod: Het aantal keer dat er nieuw zorgaanbod in de regio is gecontracteerd. Dit kan door het contracteren van nieuwe zorgaanbieders, of door het uitbreiden van het zorgaanbod bij bestaande zorgaanbieders.\n \n \n •\n Zorglevering is innovatief en/of doelmatig: Het contracteren van een zorgaanbieder die de prijs/kwaliteitverhouding van de zorglevering verbetert door bijvoorbeeld een nieuwe manier van zorgverlening, een efficiëntere organisatie van de zorg, verbeteringen in de kwaliteit van de zorg voor de cliënt, inzet van ICT en e-health of een vernieuwende bekostigingswijze.\n \n \n •\n Specifieke doelgroepen: Het contracteren van een zorgaanbieder die zorg levert aan een doelgroep waar weinig aanbod voor is, en/of een specialistische vraag heeft.\n \n \n •\n Contracteren PGB-aanbieder: Het contracteren van een zorgaanbieder die voorheen zorg in PGB leverde. Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n •\n Uitbreiding capaciteit: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer capaciteit in de regio te creëren. Dit kan zowel een uitbreiding van intra- als extramurale capaciteit betreffen.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgaanbieders in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen: Het contracteren van een zorgaanbieder om meer keuze in zorgvormen (intramuraal/vpt/mpt) in de zorgkantoorregio aan te bieden.\n \n \n •\n Inkopen op fysieke locatie: Het uitbreiden van het zorgaanbod bij een aanbieder met één of meerdere locaties in het zorggebied van het zorgkantoor, die voorheen gefinancierd werden door een ander zorgkantoor. Deze categorie wordt niet gecontracteerd op basis van een frictie tussen aanbod en vraag in de regio, maar door een verandering in landelijk beleid. Per zorgaanbieder kunnen meerdere locaties overgeheveld worden. Deze worden allemaal apart geteld.\n \n \n •\n Overig: Het zorgkantoor beschrijft het zorgaanbod dat opgenomen is in deze categorie nader in het uitvoeringsverslag.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt jaarlijks plaats voor jaar t+1. Als peildatum geldt de datum waarvoor het budgetformulier (formulier waarin de productieafspraken tussen zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder zijn vastgelegd) moet worden ingediend bij de NZa (of de eerste maandag daarna indien deze datum in het weekend valt). Deze datum wordt beschreven in de beleidsregel Budgettair kader Wlz.\n \n Tabel 1b. Resultaatgerichte indicator bij doel B: nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n Reden contractering\n \n \n Nieuw zorgaanbod\n \n \n \n \n \n \n \n Zorgkantoorregio:\n \n \n \n \n \n 1. Zorglevering is innovatief en/of doelmatig\n \n \n \n \n \n 2. Specifieke doelgroepen\n \n \n \n \n \n 3. Contracteren pgb-aanbieder\n \n \n \n \n \n 4. Uitbreiding capaciteit\n \n \n \n \n \n 5. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders\n \n \n \n \n \n 6. Uitbreiding keuzemogelijkheden tussen zorgvormen\n \n \n \n \n \n 7. Inkopen op fysieke locatie\n \n \n \n \n \n 8. Overig\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n 2. Prestatie-indicator: Bewaking beschikbaarheid zorg voor cliënten\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de beschikbaarheid van zorg geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel A: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie tijdige, passende en kwalitatief goede zorg die doelmatig is; in het bijzonder subdoel A.1: Cliënt krijgt tijdig zorg (zin).\n Bij deze indicator gaat het enerzijds om het aantal in zorg opgenomen cliënten en het aantal in zorg opgenomen cliënten waarvan de zorg binnen de treeknorm is aangevangen. Anderzijds gaat het om het aantal wachtenden op de wachtlijst en het aantal wachtenden dat langer dan de treeknorm op de wachtlijst staat.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Het zorginstituut stelt de tabellen van deze prestatie-indicator op aan de hand van de maandelijkse gegevensaanlevering (AW317-wachtlijstbestanden) van de zorgkantoren aan het zorginstituut. De NZa ontvangt de tabellen van het zorginstituut en deelt deze met de zorgkantoren.\n \n \n •\n Het zorgkantoor neemt in het uitvoeringsverslag die tabellen op waarnaar in de tekst verwezen wordt; tabellen waar geen gebruik van wordt gemaakt en waar niet naar wordt verwezen in de tekst van het uitvoeringsverslag worden niet in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n \n \n •\n Voor elke sector (V&V, GZ en GGZ) wordt een aparte tabel per zorgkantoor opgesteld, waarbij de wachtlijstgegevens worden uitgesplitst per zorgkantoorregio.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Wachtenden: cliënten met een Wlz-indicatie die wachten op een plaats in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben één van de volgende wachtstatussen: (1) urgent plaatsen, (2) actief plaatsen, (3) wacht op voorkeur of (4) actief wachtend;\n \n \n •\n Cliënten in zorg: cliënten met een Wlz-indicatie die in jaar t zijn gestart met zorg in een Wlz-zorginstelling. Deze cliënten hebben de volgende wachtstatus: in zorg.\n \n \n Periodiciteit\n De gegevens voor het aantal in zorg opgenomen cliënten wordt voor heel jaar t weergegeven. De gegevens voor de aantallen wachtenden worden voor twee meetmomenten weergegeven: 1 juli jaar t en 1 januari t+1.\n \n Tabel 2a. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de V&V\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n V&V\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2b. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n \n Tabel 2c. Aantal nieuw in zorg opgenomen cliënten en wachtenden in de GGZ\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GGZ\n \n \n 1 juli jaar t\n \n \n 1 januari jaar t+1\n \n \n Jaar t\n \n \n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal wachtenden totaal\n \n \n Aantal wachtenden > Treeknorm\n \n \n Aantal cliënten in zorg totaal\n \n \n Aantal cliënten in zorg binnen treeknorm\n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 1\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Naam regio x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstuut Nederland\n 3. Prestatie-indicatoren: Toekenning pgb\n De prestatie-indicatoren gericht op de toekenning van pgb, geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.2: Cliënt die een pgb heeft aangevraagd, krijgt tijdig en cliëntgericht een juiste beschikking over toekenning (pgb). Er zijn bij dit doel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Cliënttevredenheid pgb\n Er wordt gebruik gemaakt van de uniforme, onafhankelijke cliëntenraadpleging die alle Wlz-uitvoerders die ook als zorgkantoor zijn aangewezen, iedere twee jaar onder pgb-houders laten uitvoeren door een onderzoeksbureau.\n Randvoorwaarde\n De score voor elk deelonderwerp wordt op één cijfer achter de komma weergegeven.\n Periodiciteit\n De meting vindt iedere twee jaar plaats. Als in jaar t geen meting heeft plaatsgevonden, worden er geen uitkomsten op deze indicator in het uitvoeringsverslag opgenomen.\n b. Indicator Tijdige afhandeling pgb\n Doorlooptijd van de afhandeling van een pgb-aanvraag in kalenderdagen vanaf de datum van de pgb-aanvraag van nieuwe pgb-houders tot aan de datum van de afgifte van de toekenningsbeschikking pgb door het zorgkantoor.\n Definities\n \n \n •\n Datum van de pgb-aanvraag:\n \n \n ○\n de datum van binnenkomst van de indicatie met gewenste leveringsvorm pgb bij het zorgkantoor via het IO31 bericht; of\n \n \n ○\n de datum waarop het zorgkantoor de leveringsvorm op verzoek van de cliënt omzet in pgb.\n \n \n \n \n •\n Datum toekenningsbeschikking: datum waarop het zorgkantoor de beschikking over de toekenning van het pgb aan de cliënt heeft verzonden.\n \n \n •\n Nieuwe pgb-houder: cliënt die voor de eerste maal een aanvraag indient voor een pgb ten laste van de Wlz. Het kan hier zowel gaan om cliënten die bij de (her)indicatie-aanvraag bij het CIZ voor de eerste maal een voorkeur aangeven voor de leveringsvorm pgb als om cliënten die bij het zorgkantoor voor de eerste maal een omzetting vragen van de leveringsvorm naar pgb voor tenminste één functie.\n \n \n Periodiciteit\n De meting van de doorlooptijd vindt éénmaal per jaar plaats per pgb-aanvraag over alle in jaar t afgehandelde pgb-aanvragen van nieuwe pgb-houders ongeacht of het tijdstip van de aanvraag in het verslagjaar lag of daaraan voorafging.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n In de berekening van de aantallen per categorie doorlooptijd worden van de pgb-aanvragen alleen die afgehandelde aanvragen meegenomen die in jaar t daadwerkelijk resulteerden in een toekenningsbeschikking voor pgb ten laste van de Wlz. Afwijzingen tellen niet mee.\n \n \n •\n De budgettoekenning moet IN jaar t zijn voltooid; dat wil zeggen de beschikking over het toekennen van pgb moet IN jaar t zijn afgegeven. Bereken van dat moment de doorlooptijden terug.\n \n \n \n Tabel 3a. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: cliëntenraadpleging \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n \n \n \n \n \n \n Adequate afwikkeling administratieve processen: \n \n \n \n \n \n \n – Voorbereiding: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Beschikking(en): score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n \n Adequate informatievoorziening en bereikbaarheid:\n \n \n \n \n \n \n – Informatievoorziening pgb: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Bereikbaarheid Zorgkantoor: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Adequate kwaliteit medewerkers zorgkantoor: \n \n \n \n \n \n \n – Bejegening: score kwaliteitsschaal;\n \n \n \n \n \n – Deskundigheid medewerkers: score kwaliteitsschaal.\n \n \n \n \n \n \n Goed oordeel cliënten:\n \n \n \n \n \n \n – Oordeel dienstverlening: rapportcijfer;\n \n \n \n \n \n – Oordeel uitvoering pgb: rapportcijfer.\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n \n Tabel 3b. Resultaatgerichte indicator bij Doel F: doorlooptijden pgb\n \n \n \n \n \n \n \n Categorieën doorlooptijd toegekende aanvragen in kalenderdagen\n \n \n Aantallen in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n Percentages in jaar t toegekende pgb-aanvragen\n \n \n \n \n \n \n <= 28 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 28 dagen maar < =42 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 42 dagen maar <= 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n > 60 dagen\n \n \n <<aantal>>\n \n \n %\n \n \n \n \n \n Totaal aantal in het verslagjaar afgehandelde aanvragen\n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 4. Prestatie-indicatoren: Bewaking continuïteit passende zorgverlening\n De prestatie-indicator gericht op het bewaken van de continuïteit van zorgverlening geeft de resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.4: Continuïteit van zorg voor cliënt is gewaarborgd in geval van beëindiging zorg door zijn zorgaanbieder (zin). Er is bij dit subdoel één indicator van belang.\n Indicator continuïteit van zorgverlening betreft het percentage van de cliënten die na beëindiging van de contractuele relatie tussen een zorgaanbieder en het zorgkantoor zonder onderbreking passende zorg (zowel verblijf als VPT/MPT) heeft gekregen en zodoende niet op een wachtlijst is gekomen. Als de indicator niet 100% is dan betekent het dat een cliënt nog op de wachtlijst (zowel wens- als actief-wachtend) staat. In dit geval moet het zorgkantoor aantonen welke bemiddelingsacties ondernomen zijn, om deze cliënt(en) toch in zorg te krijgen.\n Definities\n \n \n •\n Teller van de indicator: de cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder na beëindiging van de contractuele relatie tussen zorgkantoor en zorgaanbieder een geldige MAZ hebben voor passende zorg en niet op een wachtlijst.\n \n \n •\n Noemer van de indicator: alle cliënten die op het moment van algehele stopzetting zorgverlening door de aanbieder zorg ontvingen van de zorgaanbieder.\n \n \n •\n Meetmoment: over een periode van een maand na algehele stopzetting zorgverlening als gevolg van de beëindiging van de contractuele relatie wordt in iWLZ vastgesteld of passende zorg voor de cliënten continu is doorgelopen en of de cliënt wel of niet op een wachtlijst terecht is gekomen. Deze indicator wordt op 3 tijdstippen gemeten na algehele stopzetting van zorgverlening als gevolg van afloop van de contractuele relatie:\n \n \n 1.\n terstond: op de datum van de algehele stopzetting van zorg;\n \n \n 2.\n binnen 15 dagen na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1);\n \n \n 3.\n binnen één maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n \n \n \n \n •\n Algehele stopzetting: cliënten die na het beëindigen van de contractuele relatie met de zorgaanbieder ex artikel 4.2.2. lid 5 van de Wlz gebruik blijven maken van de zorg van de betreffende aanbieder vallen buiten dit begrip en tellen niet mee voor de berekening van de indicator.\n \n \n •\n Werkgebied van de Wlz-uitvoerder: alle zorgkantoorregio’s gezamenlijk waar de Wlz-uitvoerder als zorgkantoor is aangewezen.\n \n \n •\n Passende zorg: de cliënt ontvangt:\n \n \n ○\n zorg conform zijn indicatie en gewenste leveringsvorm, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de indicatie: na instemming van cliënt en zorgkantoor zorg volgens de omzettingstabel van het inkoopbeleid van ZN, dan wel\n \n \n ○\n in afwijking van de gewenste leveringsvorm: na instemming van cliënt en zorgkantoor een alternatieve leveringsvorm.\n \n \n \n \n •\n Instelling: instelling op AGB-code-niveau.\n \n \n Randvoorwaarden\n \n \n •\n De meting vindt plaats bij de cliënten van alle zorgaanbieders in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, die in jaar t waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De meting vindt plaats in het werkgebied van de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, per zorgaanbieder waarvan het contract in jaar t is beëindigd.\n \n \n •\n De datum van beëindiging van de contractuele relatie is maatgevend voor het jaar waarin deze indicator meetelt.\n \n \n •\n Als in het werkgebied de contractuele relatie met méér dan een zorgaanbieder wordt beëindigd, worden de uitkomsten samengenomen.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n \n Tabel 4 Resultaatgerichte indicator: continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator Continuïteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klanten met MAZ\n Percentage cliënten dat tijdig vervangende zorg heeft gekregen\n 1) terstond na stopzetting zorg of contract\n 2) binnen 15 dagen na stopzetting zorg of contract (exclusief cliënten uit 1)\n 3) binnen 1 maand na de datum van de algehele stopzetting van zorg (exclusief cliënten uit 1 en 2)\n Percentage openstaande toewijzingen, geen MAZ bij andere aanbieder of andere mutatie\n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n 5. Prestatie-indicatoren: Eigen bijdrage\n De prestatie-indicatoren gericht op het door de Wlz-uitvoerders doorgeven van persoonsgegevens van Wlz-cliënten aan het CAK voor de vaststelling en inning van de eigen bijdrage geven enkele resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel F: Cliënt krijgt gedurende looptijd indicatie in continuïteit zorg die voor hem doelmatig is; in het bijzonder subdoel F.5: Cliënt krijgt tijdig eigen bijdrage opgelegd. Er zijn bij dit doel vier indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening\n De Wlz-uitvoerder dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na de dag waarop de zorg is aangevangen of herzien door wijziging van de leveringsvorm als bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, van de wet, of, indien de leveringsvorm een pgb betreft, uiterlijk binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verlening van dat budget door de Wlz-uitvoerder, de noodzakelijke persoonsgegevens voor de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage bij het CAK in (art. 7.12 Regeling langdurige zorg (Rlz)).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van één maand (zorg in natura) danwel vier maanden (pgb) na aanvang of mutatie van de zorg de persoonsgegevens van de cliënt aan te leveren aan het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n De leveringsvorm ‘verkeerde bed’ wordt niet meegenomen in de berekening voor deze indicator.\n \n \n Definities\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n Aanvangsdatum zorg: datum vanaf wanneer een zorgeenheid wordt geleverd zoals aangeleverd in de AW35;\n \n \n •\n AW35: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van de aanvang van zorglevering aan de cliënt;\n \n \n •\n Mutatiedatum zorg: datum waarop een mutatie in de Wlz-zorg bij cliënt heeft plaatsgevonden zoals aangeleverd in de AW39. De mutaties hebben alleen betrekking op ontslag (mutatiecode 19 en 20). De mutatie ‘overlijden’ blijft in deze buiten beschouwing, omdat het CAK deze informatie zelf uit het GBA ontvangt;\n \n \n •\n AW39: heenbericht van de zorgaanbieder aan de Wlz-uitvoerder voor het melden van mutaties in de zorglevering;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij zorg in natura\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm zorg in natura (MPT, VPT, (deeltijd) verblijf) in maand t binnen 1 maand na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 3.\n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na aanvangsdatum zorg middels een CA317 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 4.\n Tijdige indiening meldingen mutatie zorg bij pgb\n \n \n a.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n b.\n Bepaal hoeveel (zorg)regels met leveringsvorm pgb in maand t binnen 4 maanden na mutatiedatum zorg middels een CA319 zijn aangeleverd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5a Tijdige indiening persoonsgegevens bij aanvang en mutatie zorgverlening \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg zin\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen aanvang zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening meldingen mutaties zorg pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n b. Indicator Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n Indien het CAK, na ontvangst van de persoonsgegevens van de cliënt bij aanvang of mutatie van zorg van de Wlz-uitvoerder, een afkeurbericht stuurt, dient de Wlz-uitvoerder uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht een correctiebericht in te dienen bij het CAK (art. 7.13 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor, in staat is om binnen de norm van tien werkdagen na ontvangst van een afkeurbericht van het CAK een gecorrigeerd heenbericht in te dienen bij het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator worden alleen afkeurberichten meegenomen die zijn opgevolgd met een correctiebericht. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt namelijk dat niet alle afkeurberichten worden opgevolgd door een correctiebericht. Bijvoorbeeld omdat de herstelactie via een andere weg dat via het correctiebericht plaatsvindt;\n \n \n •\n In de berekening van deze indicator wordt het aantal kalenderdagen tussen de ontvangst van het retourbericht van het CAK en het versturen van het correctiebericht door het zorgkantoor bepaald. De ontvangstdatum van het retourbericht dient hierbij niet te worden meegeteld, terwijl de verzenddatum van het correctiebericht wel wordt meegeteld.\n \n \n Definities\n \n \n •\n Afkeurbericht: retourbericht van het CAK (CA318/CA320) aan de Wlz-uitvoerder met uitnodiging tot correctie van een heenbericht (CA317/CA319) omdat persoonsgegevens van de cliënt onjuist of onvolledig zijn aangeleverd door de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n Correctiebericht: heenbericht met de gecorrigeerde persoonsgegevens van de cliënt door de Wlz-uitvoerder (CA317/CA319) aan het CAK;\n \n \n •\n CA317: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van de aanvang van zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA318: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA317 bericht;\n \n \n •\n CA319: heenbericht van de Wlz-uitvoerder aan het CAK voor het melden van wijzigingen in de zorglevering in verband met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage;\n \n \n •\n CA320: retourbericht van het CAK aan de Wlz-uitvoerder met de foutmelding(en) op het CA319 bericht;\n \n \n •\n Maand t: maand waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA318) van het CAK dat door een correctiebericht (CA317) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA317) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n 2.\n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutatie zorg\n \n \n a.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal afkeurberichten (CA320) van het CAK dat door een correctiebericht (CA319) is opgevolgd in maand t;\n \n \n b.\n Bepaal op cliëntniveau het totaal aantal correctieberichten (CA319) dat binnen 10 werkdagen na ontvangst van het afkeurbericht (uit stap 1) is verstuurd aan het CAK;\n \n \n c.\n (b/a)*100.\n \n \n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats op de tiende werkdag van maand t+1.\n \n Tabel 5b Tijdige indiening correctiebericht na afkeurbericht\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgericht indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen aanvang zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige indiening correctieberichten meldingen mutaties zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n c. Indicator Uitvoering bestandvergelijkingen\n Ten behoeve van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 6.1.2, onderdeel a, van de wet, vergelijken de Wlz-uitvoerder en het CAK ten minste elke twee maanden hun administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden die noodzakelijk zijn voor de juiste uitvoering van de taken (art. 7.14 eerste lid Rlz).\n Randvoorwaarden\n Bij het niet volledig realiseren van de norm voor de Wlz-uitvoerder en het CAK om ten minste elke 2 maanden de administraties houdende de persoonsgegevens van de verzekerden te vergelijken (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is.\n Definities\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Jaar t: uitvoeringsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd.\n \n \n Berekeningswijze\n \n \n a.\n Bepaal het aantal tweemaandelijks uitgevoerde bestandsvergelijkingen in jaar t;\n \n \n b.\n (a/6)*100.\n \n \n \n Periodiciteit\n \n De meting vindt eenmaal per jaar plaats over geheel jaar t.\n d. Indicator Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n Indien uit de bestandsvergelijking blijkt dat er sprake is van onvolledige of onjuiste persoonsgegevens in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK, corrigeren de Wlz-uitvoerder en/of het CAK binnen een maand na die bestandsvergelijking de gegevens in hun administratie (art. 7.14 tweede lid Rlz).\n Deze indicator geeft aan in hoeveel procent van de gevallen de Wlz-uitvoerder die is aangewezen als zorgkantoor en/of het CAK, in staat zijn om binnen de norm van één maand na uitvoering van de bestandvergelijking onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens te corrigeren in de administraties van de Wlz-uitvoerder en/of het CAK.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Bij het niet volledig realiseren van de tijdsnormen (uitkomst <100%) moeten de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen extra informatie opnemen in de rapportage (uitvoeringsverslag) om aan te tonen waar problemen liggen en/of wat de redenen zijn waarom de norm niet behaald is;\n \n \n •\n Volgens de bepalingen in artikel 7.14 tweede lid van de Rlz dienen Wlz-uitvoerders onjuistheden in de vastlegging van persoonsgegevens binnen één maand na bestandsvergelijking in hun administratie te corrigeren. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt echter dat het CAK en Wlz-uitvoerder na de bestandsvergelijking (door onvolkomenheden in iWlz) handmatig moeten uitzoeken of de statuscodes juist zijn en welke correcties wel/niet door wie moeten worden uitgevoerd. Hiervoor hebben zij tijd nodig, waar in de vaststelling van betreffende artikel geen rekening mee is gehouden. Voor de bepaling van deze indicator kiest de NZa ervoor aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk, zolang deze handmatige actie nodig is. Dit houdt in dat voor de bepaling van deze indicator niet wordt uitgegaan van de datum van de uitgevoerde bestandsanalyse, maar van de datum waarop de handmatige actie van het CAK en de Wlz-uitvoerders is afgerond en duidelijk is welke correcties moeten worden uitgevoerd. De datum waarop is vastgesteld dat correctie nodig is dient daarbij te worden vastgelegd.\n \n \n Definities:\n \n \n •\n Bestandsvergelijking: vergelijking van de administraties van de Wlz-uitvoerder en het CAK houdende de persoonsgegevens van de verzekerden;\n \n \n •\n Rekendatum: datum waarop de handmatige controle van de uitkomsten van de bestandsvergelijking door het CAK en Wlz-uitvoerder is afgerond en duidelijk is dat correctie nodig is en door wie;\n \n \n •\n Statuscodes:\n \n \n ○\n Status 0: gegevens CAK en Wlz-uitvoerder komen geheel overeen;\n \n \n ○\n Status 1: gegevens komen wel voor bij de Wlz-uitvoerder maar niet bij het CAK;\n \n \n ○\n Status 2: gegevens komen wel voor bij het CAK maar niet bij de Wlz-uitvoerder;\n \n \n ○\n Status 3: Er is een verschil geconstateerd in de gevonden regel.\n \n \n \n \n Berekeningswijze\n \n \n 1.\n Gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 0 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n Bepaal het aantal regels uit (b) dat binnen de termijn van één maand na de rekendatum is gecorrigeerd;\n \n \n d.\n 100-((c/b)*100);\n \n \n \n \n 2.\n Niet gecorrigeerde regels\n \n \n a.\n Bepaal het aantal regels met status 1, status 2 of status 3 in het bestand van de bestandsvergelijking;\n \n \n b.\n Bepaal het aantal regels uit (a) die in het bestand van de voorgaande bestandsvergelijking een status 1, status 2 of status 3 hadden;\n \n \n c.\n (b/a)*100;\n \n \n \n \n 3.\n 100-1d-2c.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt tweemaandelijks plaats.\n \n Tabel 5d Tijdige correctie na bestandsvergelijking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n Bestands vergelijking 1\n \n \n Bestands vergelijking 2\n \n \n Bestands vergelijking 3\n \n \n Bestands vergelijking 4\n \n \n Bestands vergelijking 5\n \n \n Bestands vergelijking 6\n \n \n \n \n \n \n Tijdige correctie\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6. Prestatie-indicatoren: Kosten van zorg en beheer\n De prestatie-indicatoren gericht op de kosten van zorgverlening Wlz en kosten van uitvoering Wlz, geven een aanduiding weer van resultaten van de Wlz-uitvoerders bij doel G. De financiële middelen voor Wlz-zorg zijn doelmatig besteed.\n De indicator-gegevens voor de kosten van uitvoering/de beheerskosten worden geleverd door de Wlz-uitvoerders met de functie van zorgkantoor.\n a. Indicatoren kosten verschillende zorgvormen Verpleging en Verzorging en Gehandicaptenzorg afgezet tegen totale kosten\n Dit betreft de volgende indicatoren.\n \n \n 1.\n \n Pgb-kosten afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal door het zorgkantoor toegekende pgb-budgetten aan cliënten op jaarbasis in jaar t. Noemer: de totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 2.\n \n Zin intramuraal laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 3.\n \n Zin intramuraal hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘zzp-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd. Noemer: totale Wlz-kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 4.\n \n Zin Vpt/Mpt laag ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-laag’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n 5.\n \n Zin Vpt/mpt hoog ZZP afgezet tegen totale kosten in de regio\n \n Teller: totaal aan goedgekeurde AW319-declaraties voor de prestatiecodes ‘vpt/mpt-hoog’ met zorgleveringsdatum in jaar t van instellingen die voor regio X zijn gecontracteerd.\n Noemer: totale Wlz kosten (Zorg in natura en pgb) in de regio in jaar t.\n \n \n Definities\n De indeling van ZZP’s in ZZP’s-Hoog en ZZP’s-Laag is conform de uitwerking van Vektis.\n b. Indicator: kosten uitvoering Wlz\n Omschrijving\n \n \n 1.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal inwoners per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n 2.\n De kosten van uitvoering van de Wlz in de regio(’s) in jaar t waarbinnen de Wlz-uitvoerder werkzaamheden verricht voor zorg in natura en pgb, gedeeld door het aantal Wlz-geïndiceerden per 1 januari jaar t in diezelfde regio(‘s).\n \n \n Definities\n \n \n •\n De kosten van uitvoering: de uitvoeringskosten van de Wlz-uitvoerder in jaar t, zoals opgenomen in de jaarrekening van de Wlz-uitvoerder.\n \n \n •\n Aantal inwoners: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is, welk inwonertal door het Zorginstituut Nederland wordt gehanteerd bij de vaststelling van het beheerskostenbudget Wlz-uitvoerder voor de functie van Zorgkantoor zoals beschreven in artikel 4.4. van het Besluit Wfsv.\n \n \n •\n Aantal Wlz-geïndiceerden: het aantal inwoners per 1 januari jaar t met een adres volgens de Basisregistratie Personen dat gerekend moet worden tot de regio(‘s) waarvoor de Wlz-uitvoerder werkzaam is en die een indicatie-beschikking van het CIZ hebben ontvangen. Het gaat hierbij zowel om Wlz-geïndiceerden die in zorg zijn als Wlz-geïndiceerden zonder zorg.\n \n \n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Periodiciteit\n De meting vindt eenmaal per jaar plaats voor jaar t.\n 7. Prestatie-indicatoren: Behandeling klachten en bezwaarschriften\n De prestatie-indicatoren gericht op de behandeling van klachten en bezwaarschriften geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.2: Cliëntgerichte afhandeling klachten. Er zijn bij dit subdoel vijf indicatoren van belang.\n Elke inwoner in Nederland die Wlz-zorg gaat krijgen of ontvangt heeft het wettelijke recht om hierover zijn beklag te doen. In eerste instantie kan de klant hiervoor terecht bij de zorgaanbieder/zorgkantoor. Mocht de klant, na zijn gevoel, niet tevreden zijn dan kan hij contact opnemen met de ombudsman (klacht) of heeft hij de mogelijkheid om beroep aan te tekenen (bezwaar).\n Voor de gevraagde indicatoren hoeven de zorgkantoren geen noemenswaardige berekeningen te doen. De zorgkantoren beschikken al over deze informatie. De indicatoren geven vooral, in cijfers, de inspanningen weer van de zorgkantoren. Norm overschrijdingen dienen door de zorgkantoren verklaard te worden in het uitvoeringsverslag.\n a. Indicator Tijdige afhandeling klachten\n Percentage van de afgehandelde klachten die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke uiting van onvrede door een verzekerde;\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde klachten.\n b. Indicator Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n Percentage van de ontvangen schriftelijke bezwaarschriften waarvan de ontvangst aan verzekerde binnen drie weken is bevestigd, dan wel binnen drie weken afhandeling heeft plaatsgevonden, ten opzichte van het totaal aantal ontvangen schriftelijke bezwaarschriften.\n Randvoorwaarde\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle ontvangstbevestigingen van bezwaarschriften die in jaar t zijn verstuurd.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Verzenddatum van ontvangstbevestiging bezwaren: de datum waarop het zorgkantoor de ontvangstbevestiging van het bezwaar heeft verstuurd. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend;\n \n \n •\n Ontvangstbevestiging: De schriftelijke reactie van het zorgkantoor na het ontvangen van het bezwaarschrift dat het bezwaarschrift door het zorgkantoor is ontvangen en in behandeling is genomen. De ontvangstbevestiging moet binnen drie weken plaatsvinden.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal ontvangen bezwaarschriften.\n c. Indicator Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n Percentage van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor bezwaren: de afhandelingsdatum van het bezwaar. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaar vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: Bezwaarschriften die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk kwartaal plaats aan de hand van alle in het kwartaal afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.1 Resultaatgerichte indicatoren: Klachten en bezwaren, percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicatoren Klachten en bezwaren, percentages\n \n \n Kwartaal 1\n \n \n Kwartaal 2\n \n \n Kwartaal 3\n \n \n Kwartaal 4\n \n \n \n \n \n \n a. Tijdige afhandeling klachten\n \n \n \n \n \n \n \n \n b. Tijdige ontvangstbevestiging bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n c. Tijdige afhandeling bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n d. Indicator aantallen: aard van de klachten\n Aantallen van de afgehandelde klachten, naar aard, die binnen 6 weken zijn afgehandeld dan wel bij verdaging binnen 10 weken, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde klachten.\n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende klachten worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle klachten die in jaar t zijn afgehandeld.\n Als het een klacht over een derde betreft, bijvoorbeeld de zorgverlener, dan wordt de brief aan de klager waarin het zorgkantoor aangeeft dat hij de klacht heeft voorgelegd bij de derde, beschouwd als afhandelingsbrief. Hierbij wordt opgemerkt dat de klager toestemming moet geven voor het doorsturen van klachten aan derden.\n Definities\n \n \n •\n Klacht: elke schriftelijke uiting van onvrede door een verzekerde.\n \n \n •\n Startdatum voor klachtbehandeling: de ontvangstdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Einddatum voor klachtafhandeling: de afhandelingsdatum van de klacht. Deze wordt door het zorgkantoor voor elke klacht vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende klachten: klachten die per brief, email of webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde klachten.\n \n \n \n \n Tabel 7.2 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgkantoor1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgkantoor\n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bejegening door personeel zorgkantoor\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Uitvoering pgb\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgkantoor\n \n \n \n \n \n \n \n \n Tabel 7.3 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de klachten, aantallen voor zorgaanbieder1Het is van belang om geen dubbelingen in de telling te hebben. Het zorgkantoor kiest de categorie die het meest van toepassing is.\n \n \n \n \n \n \n Aard van de klacht inzake de uitvoering Wlz, zorgaanbieder\n \n \n Aantal\n \n \n \n \n \n \n Privacy-schending\n \n \n \n \n \n Bereikbaarheid (incl. telefonische bereikbaarheid)\n \n \n \n \n \n Bejegening door hulpverleners\n \n \n \n \n \n Kwaliteit zorgverlening\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal klachten over functioneren zorgaanbieder\n \n \n \n \n \n \n \n e. Indicator aantallen: aard van de bezwaarschriften en gegrond/ongegrond\n Aantallen van de tijdig afgehandelde bezwaarschriften, naar aard, ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde bezwaarschriften.\n Bezwaarschriften zijn tijdig afgehandeld als de Wlz-uitvoerder een besluit neemt op het bezwaarschrift:\n \n \n •\n binnen 6 weken, dan wel 12 weken bij verdaging, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt);\n \n \n •\n binnen 12 weken indien een adviescommissie is ingesteld, dan wel verdaging binnen 18 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (= de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift 6 weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt).\n \n \n Randvoorwaarden\n Alleen schriftelijk ingediende bezwaarschriften worden voor deze indicator in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om alle bezwaren die in jaar t zijn afgehandeld.\n Definities\n \n \n •\n Bezwaarschrift: Het vragen van een voorziening tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.\n \n \n •\n Startdatum voor de behandeling van het bezwaarschrift: de ontvangstdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd.\n \n \n •\n Einddatum voor afhandeling van het bezwaarschrift: de afhandelingsdatum van het bezwaarschrift. Deze wordt door het zorgkantoor voor elk bezwaarschrift vastgelegd;\n \n \n •\n Schriftelijk ingediende bezwaarschriften: bezwaarschriften die per brief, per email of per webformulier worden ingediend.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt elk jaar plaats aan de hand van alle in jaar t afgehandelde bezwaarschriften.\n \n Tabel 7.4 Resultaatgerichte indicatoren Aard van de bezwaarschriften, aantallen1De bezwaarschriften die deels gegrond / deels ongegrond zijn worden meegenomen in de categorie gegrond. In de kolom ‘antallen, overig’ worden bezwaarschriften meegenomen waarover het zorgkantoor nog niet tot een oordeel is gekomen, bijv. door intrekking van een bezwaar. In de rij ‘Overig’ gaat het om de pgb MPT combinaties.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Aard van het bezwaarschrift inzake de Wlz\n \n \n Aantallen, gegrond\n \n \n Aantallen, ongegrond\n \n \n Aantallen, overig\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n Besluit Zorg in natura\n \n \n \n \n \n \n \n \n Besluit pgb\n \n \n \n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal bezwaarschriften\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 8. Prestatie-indicatoren: tijdige afhandeling declaraties (zin)\n De prestatie-indicatoren gericht op de afhandeling van declaraties van zorg geven resultaten weer van de inspanning van de Wlz-uitvoerders die als zorgkantoor zijn aangewezen, bij doel J: Kwalitatief goede organisatie en aansturing; in het bijzonder subdoel J.5: Tijdige, juiste en volledige afhandeling declaraties. Er zijn bij dit subdoel twee indicatoren van belang.\n a. Indicator Tijdige afhandeling declaraties\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, tijdig afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, die in het betreffende tijdvak via VECOZO aan het zorgkantoor zijn aangeboden.\n Randvoorwaarden\n \n \n •\n Doorlooptijd goedkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met verwerking van de goedgekeurde declaratie.\n \n \n •\n Doorlooptijd afkeuring: aantal werkdagen van ontvangst tot en met retourzending van afgekeurde declaratie (AW320).\n \n \n Definities\n \n \n •\n Tijdige verwerking van goedgekeurde declaraties op cliëntniveau: leidt tot de aanmaak van een retourbestand binnen 15 werkdagen nadat de declaratie door VECOZO is ontvangen en technisch correct bevonden.\n \n \n Berekeningswijze\n De berekening wordt als volgt uitgevoerd per Wlz-uitvoerder / zorgkantoor.\n \n \n 1.\n Selecteer alle in de betreffende maand-jaar combinatie aangeleverde declaratieberichten (via AW319 en MZ301). Bijvoorbeeld er zijn in februari jaar t in totaal 100 berichten aangeleverd.\n \n \n 2.\n Bepaal voor elk geselecteerde bericht hoeveel van deze berichten tijdig zijn afgehandeld. Berekening: aanmaakdatum retourbestand (via AW320 en MZ302) minus- aanleverdatum declaratiebericht (via AW319 en MZ301). Datum retourbestand mag maximaal 15 werkdagen na de aanleverdatum liggen om tijdig te zijn. Bijvoorbeeld: van de in februari jaar t aangeleverde berichten zijn 99 berichten binnen 15 werkdagen afgehandeld\n \n \n 3.\n Deel het aantal tijdig afgehandelde berichten door het totaal aantal geselecteerde berichten dat in de betreffende per maand-jaar combinatie is aangeleverd. Op basis van het voorbeeld in punt 1 en 2 is de uitkomst 99 / 100 waarmee voor februari jaar t wordt voldaan aan de norm.\n \n \n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand via VECOZO ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n b. Indicator Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking hulpmiddelen\n Omschrijving\n Percentage van het aantal door de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen, afgehandelde declaraties op cliëntniveau ten opzichte van het totale aantal declaraties op cliëntniveau, waarvoor geldt dat de doorlooptijd in kalenderdagen minder is dan of gelijk is aan 40.\n Definities\n \n \n •\n Ontvangstdatum factuur: de datum waarop de factuur gestempeld of ingelezen is door het zorgkantoor.\n \n \n •\n Betaaldatum factuur: de werkelijke datum waarop het zorgkantoor het geld heeft overgemaakt of de datum betaalbaarstelling CAK.\n \n \n •\n Doorlooptijd: het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur en de betaaldatum.\n \n \n Berekeningswijze\n Bepaal per declaratie het aantal dagen tussen de ontvangstdatum van de goedgekeurde factuur voor hulpmiddelen en de betaaldatum van (door) de Wlz- uitvoerder/zorgkantoor.\n Randvoorwaarden\n De gegevens worden gevraagd op het niveau van de Wlz-uitvoerder met de functie van zorgkantoor.\n Het gaat alleen om de tijdige betaling van de goedgekeurde declaraties.\n Periodiciteit\n De meting vindt maandelijks plaats over alle in de betreffende maand ontvangen declaraties op cliëntniveau.\n \n Tabel 8 Resultaatgerichte indicatoren: afhandeling declaraties percentages \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Resultaatgerichte indicator\n \n \n J\n \n \n F\n \n \n M\n \n \n A\n \n \n M\n \n \n J\n \n \n J\n \n \n A\n \n \n S\n \n \n O\n \n \n N\n \n \n D\n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling declaraties\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tijdige afhandeling bovenbudgettaire verstrekking\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 3\n Bestuursverklaring bij het uitvoeringsverslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Uitvoeringsverslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Uitvoeringsverslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Uitvoeringsverslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het uitvoeringsverslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid is van het bestuur om de Wlz op een rechtmatige en doelmatige wijze uit voeren;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag een juist en volledig beeld geeft van de naleving van de wettelijke doelen en taken van de Wlz-uitvoerder;\n \n \n •\n het uitvoeringsverslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n \n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 4\n Modellen financieel verslag 2021\n \n \n \n Modellen financieel verslag 2021\n \n De basis voor het model zijn de grondslagen zoals genoemd in ‘Algemene Toelichting Balans en Exploitatierekening’.\n \n \n Model I: Balans per 31 december 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Activa\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n Passiva\n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n 1. Vorderingen en overige activa\n \n \n \n \n \n \n 3. Eigen vermogen\n \n \n \n \n \n \n \n 1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds\n langdurige zorg te verrekenen1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3a. Geplaatst kapitaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 3b. Wettelijke reserve Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1c. Overige vorderingen en overlopende activa\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 1d. Liquide middelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n 4a. Technische voorziening Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n \n \n \n \n \n 4b. Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen 3\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n 2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen 4\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5a. Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5b. Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 5c. Overige schulden en overlopende passiva\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal activa\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal passiva\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Als de post ‘1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1a. Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n \n 2 Als de post ‘1b. Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze post aan de actiefzijde van de balans verantwoord. Indien de post per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord onder ‘1b Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n \n 3 De post ‘2a. Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n 4 De post ‘2b. Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’ wordt in dit Financieel verslag beschouwd als een vordering.\n \n \n \n Model II: Exploitatierekening over 2021\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n BEDRIJFSOPBRENGSTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Premies en bijdragen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 6a. Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 6b. Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7a. Overige opbrengsten Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 7b. Overige opbrengsten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n BEDRIJFSLASTEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 8a. Bruto schaden Wlz\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 8b. Bruto schaden AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 9a. Bedrijfskosten Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 9b. Bedrijfskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n RESULTAAT\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model III: Algemene toelichting op de balans en exploitatierekening\n \n − ALGEMEEN:\n \n [naam Wlz-uitvoerder] is per besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport per <dd/mm/jjj> als Wlz-uitvoerder aangewezen om voor de hierna genoemde regio’s de zorgkantoorfunctie uit te voeren:<benoemen regio’s>\n In het financieel verslag is op het niveau van de [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording afgelegd. Dit betekent dat de financiële verantwoording de geconsolideerde cijfers bevat van de hiervoor genoemde zorgkantoren. In deze financiële verantwoording legt [naam Wlz-uitvoerder] verantwoording af over de uitvoering van de AWBZ afwikkeling en de uitvoering van de Wlz. De financiële verantwoording is opgesteld in de Nederlandse taal en de bedragen worden vermeld in euro's (x1.000).\n Het doel van [naam Wlz-uitvoerder] is het bevorderen van zorg voor chronisch zieken en gehandicapten door het optreden als Wlz-uitvoerder in de zin van de Wet langdurige zorg (Wlz) en daarmee verband houdende wet- en regelgeving. [naam Wlz-uitvoerder] is verder verantwoordelijk voor het afwikkelen van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). [naam Wlz-uitvoerder] heeft geen winstoogmerk.\n \n [naam Wlz-uitvoerder] verleent als Zorgkantoor bemiddeling bij de uitvoering van de Wlz. Doel is het waarborgen van verstrekkingen en/of vergoedingen van zorg aan Wlz-geïndiceerden in de hierboven genoemde regio's. De uitgaven inzake de in de Wlz geregelde verstrekkingen zijn declarabel bij het Fonds langdurige zorg.\n De vergelijkende cijfers van voorgaande jaren mogen op grond van de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-Uitvoerder niet worden aangepast.\n Verslaggevingsperiode\n Dit financieel verslag heeft betrekking op het verslagjaar 2021, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2021.\n Grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag\n Het financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met het stelsel dat is voorgeschreven door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op basis van de Regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-uitvoerder met kenmerk TH/NR-23. Indien er hier geen specifieke grondslagen worden genoemd, dient Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gevolgd te worden.\n Continuïteitsveronderstelling\n Dit financieel verslag is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.\n − GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING\n Algemeen\n Gebruik van schattingen\n De opstelling van het financieel verslag vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld door [naam functie]. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.\n Verbonden partijen\n Partijen worden als verbonden aangemerkt als een partij zeggenschap of belangrijke invloed kan uitoefenen op de andere partij (bijvoorbeeld dochtermaatschappij) bij het nemen van financiële of operationele beslissingen. (toelichten verbonden partijen). Leden van de Raad van Bestuur en van de Raad van Commissarissen en hun directe familieleden worden ook als verbonden partijen beschouwd. Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht.\n Grondslagen voor waardering van activa en passiva\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (hierna: Flz/AFBZ te verrekenen’) kan zowel een vordering- als een schuldpositie betreffen. Als de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een vordering vertegenwoordigt, wordt deze aan de activazijde van de balans verantwoord. Indien de post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ per saldo een schuld vertegenwoordigt, wordt deze aan de passivazijde van de balans verantwoord.\n De post ‘Via Zorginstituut Nederland met Flz /AFBZ te verrekenen’ wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n De post heeft betrekking op het bedrag dat voor de uitvoering van de Wlz en AWBZ in rekening mag worden gebracht, de rechtstreeks te verrekenen baten en lasten alsmede kosten subsidieregeling onder aftrek van het bedrag aan afgestorte eigen bijdragen en ontvangen voorschotten. Tevens worden de nog te verrekenen afrekeningen door het Zorginstituut Nederland met betrekking tot de afgelopen jaren in deze positie verantwoord. De afwikkeling van oude jaren vindt plaats nadat het traject met het Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de AWBZ subsidieregelingen is afgerond.\n Clearinghouse-constructie\n Clearinghouse-constructie zoals gedefinieerd in artikel 5.4 van de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder en zoals vastgelegd in het tussen ZN en de Minister van VWS gesloten Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur 2021-2025.\n Het saldo is bedoeld als het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 4.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het 'uitvoeringsdeel'.\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg/Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen\n De post ‘via het CAK met Flz /AFBZ te verrekenen’ is gelijk aan de bedragen welke onder de te betalen zorgaanspraken zijn opgenomen voor de door het CAK uit te voeren betalingsopdrachten, te versturen betalingsopdrachten en eventuele correcties en aanvullingen op ingediende nacalculaties. De positie betreft een vordering en wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op budgethouders pgb-AWBZ\n Onderdeel van de overige vorderingen zijn de vorderingen op pgb-budgethouders AWBZ. Deze positie is onderdeel van een traject met Zorginstituut Nederland ter afwikkeling van de AWBZ en de subsidieregelingen AWBZ. Bij de bepaling van de vorderingen budgethouders pgb-AWBZ houdt de Wlz-uitvoerder rekening met het door Zorginstituut Nederland opgestelde controle en incassoprotocol pgb-AWBZ 2014.\n De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ\n De post ‘Vorderingen op nog te innen eigen bijdrage AWBZ’ heeft betrekking op nog te innen eigen bijdragen AWBZ bij cliënten. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de AWBZ voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De Wlz-uitvoerder vormt een voorziening voor oninbaarheid.\n Vorderingen op budgethouders pgb-Wlz\n De post ‘vorderingen op budgethouders pgb-Wlz’ zijn vorderingen op pgb budgethouders Wlz. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n De post ‘Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)’ heeft betrekking op vorderingen op zorginstelling in het kader van de Wlz voor zorg in natura. De vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Voorziening oninbare vorderingen AWBZ\n Vorderingen AWBZ zijn met ingang van 31 december 2020 volledig voorzien. Wanneer een vordering (deels) wordt geïnd of wordt afgeboekt, wordt zowel de vordering als de voorziening verlaagd. De mutatie in de voorziening wordt opgenomen in de exploitatierekening.\n Overige vorderingen en overlopende activa\n De overige vorderingen en overlopende activa worden gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Liquide middelen\n Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.\n Geplaatst kapitaal\n Het geplaatst kapitaal bestaat uit de nominale waarde van de geplaatste aandelen.\n Wettelijke reserve Wlz\n Het resultaat behaald met de uitvoering van de Wlz (en in eerdere jaren met de uitvoering van de AWBZ) wordt onder de wettelijke reserve Wlz verantwoord2De wettelijke reserve uitvoering Wlz is geregeld in artikel 4.6 van het besluit Wfsv. Deze vermogenscomponent hangt rechtstreeks samen met de wettelijke taken van het zorgkantoor in het kader van de uitvoering Wlz. De wettelijke reserve bedraagt maximaal 20% van het beheerskostenbudget van het betreffende jaar.\n Budgetresultaat beheerskosten\n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar.\n Mutaties voorgaande jaren\n De post ‘Mutaties voorgaande jaren’ bestaat uit mutaties uit voorgaande jaren die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Financieel rendement\n Het financieel rendement (normrendement wettelijke reserve) wordt bepaald door de beginstand wettelijke reserve (1-1) plus de eindstand wettelijke reserve (31-12) na rekening te hebben gehouden met de afstorting. Deze wordt vervolgens gedeeld door twee. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het rentepercentage wettelijke reserve Wlz, zoals bedoeld in artikel 10 `Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’. Het financieel rendement boven/onder normrendement wordt bepaald door het werkelijk behaalde financieel rendement af te zetten tegen het normrendement. Het financieel rendement bestaat uit het normrendement verhoogd/verlaagd met het boven/onder rendement.\n Overige mutaties\n De post ‘overige mutaties’ bestaat uit mutaties die rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen worden gebracht.\n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg\n Indien de wettelijke reserve Wlz het gestelde maximum van 20% te boven gaat, stort de Wlz-uitvoerder het bedrag waarmee het maximum overschreden terug in het Flz3De afstorting aan het Flz is geregeld in artikel 4.6.5 van het besluit Wfsv. Het meerdere van de overschrijding (boven de 20% grens) wordt verantwoord in het verloopoverzicht wettelijke reserve Wlz.\n Voorzieningen\n Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan en die het gevolg zijn van een gebeurtenis uit het verleden, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen.\n De technische voorziening bestaat uit het volgende component:\n \n \n –\n Schadeafhandelingskosten\n De beheers-/afwikkelingskosten hebben betrekking op per balansdatum nog te betalen beheerskosten in verband met de afwikkeling van zorg in het kader van de Wlz respectievelijk van zorg in het kader van de AWBZ die in het verslagjaar is verleend.\n \n \n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘te betalen uit hoofde van zorgaanspraken’ bestaat uit de volgende onderdelen:\n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten\n De post “via het CAK aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken en te verzenden betaalopdrachten” heeft betrekking op de door het CAK nog aan instellingen te betalen kosten van zorg per einde boekjaar, waarvoor de schadelast is verantwoord in de resultatenrekening. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n In schaden opgenomen overproductie\n De post ‘in schaden opgenomen overproductie’ bestaat uit het verschil tussen de gesaldeerde bruto schaden (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) en de gesaldeerde regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert. Er is sprake van overproductie wanneer de gesaldeerde bruto (specifiek: onderdeel nacalculatie ‘Realisatie productieafspraak algemeen’) schaden de gesaldeerde regiobudgetten overschrijden.\n Effecten van correcties en aanvullingen\n Als de effecten van onder andere correcties, aanvullingen en nacalculaties die nog door de Wlz-uitvoerder aan het CAK moeten worden doorgegeven, kwantificeerbaar zijn, worden deze per 31 december als overlopende passivapost meegenomen. Voor zover de effecten van correcties, aanvullingen en nacalculaties niet kwantificeerbaar zijn, worden deze toegelicht onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa.\n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken\n De post ‘‘rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken’’ bestaan uit per balansdatum nog te betalen bedragen uit hoofde van verleende zorg in het kader van de AWBZ respectievelijk de zorg in het kader van de Wlz die niet via het CAK wordt betaald. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Nog te verrichten pgb betalingen\n De nog te verrichten betalingen over budgetjaren, betrekking op de daadwerkelijke verrichte pgb betalingen conform de kluis van de SVB per 1 mei 2022 verminderd met hetgeen reeds betaald is ultimo 2021, conform de stand van de kluis van de SVB.\n Schulden uit hoofde van subsidieregelingen\n Deze post heeft betrekking op schulden uit hoofde van subsidieregelingen, waaronder pgb AWBZ. De uitkomsten van uitgevoerde controles op de pgb-bestedingen over oude jaren leiden tot het terugvorderen dan wel verrekenen van betaalde pgb-voorschotten. Nadien kan blijken dat de uitbetaalde subsidie aan de subsidievoorwaarden voldoet. De post wordt bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.\n Overige schulden en overlopende passiva\n De overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde en na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De overige schulden en overlopende passiva hebben een verwachte looptijd van maximaal één jaar.\n Grondslagen van resultaatbepaling\n Algemeen\n Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfslasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen.\n Bedrijfsopbrengsten (waaronder nagekomen budgetaanpassingen) en bedrijfslasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend. In het geval van een geconstateerde fout in voorgaande boekjaren wordt foutherstel toegepast.\n Ten aanzien van de beheerskosten Wlz is het zorgkantoor gebudgetteerd. De voorlopige bijdrage wordt voorafgaand aan het verslagjaar door het Zorginstituut Nederland vastgesteld.\n De beheerskosten worden aan het resultaat toegerekend voor zover zij betrekking hebben op de verslagperiode.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland\n De bijdrage Zorginstituut Nederland heeft betrekking op door het CAK betaalde en te betalen bedragen aan zorgaanbieders met betrekking tot tariefbeschikkingen met een beschikkingsdatum 2021. De bijdrage Zorginstituut Nederland bestaat uit de vergoeding voor beheerskosten en uit de vergoeding voor verantwoorde schade Wlz. Het gerealiseerde rendement op tijdelijk overtollige middelen wordt eveneens verantwoord binnen Bijdragen Zorginstituut Nederland als ‘Overige renteopbrengsten’.\n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n De post ‘Vergoeding zorgaanspraken via het CAK’ is gelijk aan de in de exploitatierekening opgenomen kosten van zorgaanspraken waarvoor de betalingen via het CAK lopen.\n Budget beheerskosten\n De post ‘Budget beheerskosten’ bestaat uit de onderstaande onderdelen.\n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n De post ‘Budget beheerskosten huidig verslagjaar’ betreft het saldo van het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten voor Wlz-uitvoerders Wlz 2021 en het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland’.\n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n Bij het bepalen van het budget beheerskosten wordt rekening gehouden met correcties uit voorgaande jaren. Deze correcties kunnen zich voordoen wanneer het budget beheerskosten, als gevolg van de nadere of definitieve vaststelling beheerskosten van een bepaald jaar, afwijkt van het eerder verantwoord budget beheerskosten op basis van de grondslagen hierboven.\n Rentevergoedingen fonds\n De post ‘Rentevergoedingen Fonds’ heeft betrekking op rentevergoedingen van het Flz bij afrekeningen.\n Overige renteopbrengsten\n De post ‘Overige renteopbrengsten’ betreft renteopbrengsten die niet rechtstreeks verrekend worden met het Flz, maar die via het resultaat wel leiden tot een mutatie in de wettelijke reserve Wet langdurige zorg respectievelijk de wettelijke reserve Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Persoonsgebonden budget\n De post ‘Persoonsgebonden budget’ is gelijk aan de opbrengsten van het persoonsgebonden budget. De opbrengst van het persoonsgebonden budget wordt gelijk gesteld aan de pgb schaden in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget.\n (Overige) subsidies\n De post ‘(Overige) subsidies’ is gelijk aan de ontvangen subsidies voor regelingen die door de Wlz-uitvoerder worden uitgevoerd en vergoed worden vanuit het Flz.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen opbrengsten vanuit de AWBZ, zoals het vrijvallen van de voorziening oninbare vorderingen, het boeken van AWBZ vorderingen en overige kosten met betrekking tot de AWBZ waar een opbrengst tegenover staat. Door de aard van deze post bestaat deze veelal uit negatieve bedragen.\n Overige opbrengsten\n De post overige opbrengsten bestaat uit overige rechtstreeks met het Flz respectievelijk het AFBZ te verrekenen opbrengsten en overig te benoemen opbrengsten.\n Bruto schaden\n Onderdeel van de post ‘Bruto schaden’ zijn de onderstaande posten.\n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK\n Onderdeel van post ‘Werkelijke (zorg)kosten via het CAK’ zijn uit de onderstaande posten.\n Betrekking op verantwoordingsjaar\n De bruto schaden worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de bruto schaden op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Goedgekeurde productie op basis van de meest recente AW319/320, eventueel aangevuld met monitoringsinformatie en correcties van het zorgkantoor\n \n \n 5.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking na de herschikkingsronde\n \n \n De bruto schaden worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de bruto schaden het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Voor het bepalen van de bruto schaden is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de bruto schaden per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader\n De kosten voor het kwaliteitskader worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten voor het kwaliteitskader op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de kosten voor het kwaliteitskader op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de kosten voor het kwaliteitskader op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n De kosten voor het kwaliteitskader worden volledig opgenomen, ongeacht of het regiobudget van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert wordt overschreden. Indien de kosten voor het kwaliteitskader het gesaldeerde regiobudget overschrijden, wordt het bedrag van de overschrijding toegelicht bij de toelichting op de bruto schaden.\n Voor het bepalen van de kosten voor het kwaliteitskader is de peildatum 1 juni 2022 gehanteerd. De impact van het hanteren van deze peildatum op de kosten voor het kwaliteitskader per 1 juli 2022 is niet materieel [indien de inschatting van de Wlz-uitvoerder van de gebeurtenissen in de periode 1 juni tot 1 juli wel materieel is, hanteert de Wlz-uitvoerder geen peildatum en kan deze alinea worden verwijderd].\n Betrekking op kwaliteitskader – correcties\n NZa-beschikkingen over voorgaande jaren worden als correctie verwerkt in het jaar waarin de beschikking door de Wlz-uitvoerder is ontvangen.\n Betrekking op SARS-COV-2 virus\n De kosten voor de vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten) en de financiering van extra gemaakte kosten door het SARS-COV-2 virus worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. Dit betekent dat de kosten op basis van een trapsgewijze verantwoording worden bepaald. De eerste trede wordt als meest betrouwbaar beschouwd. Wanneer de bepaling van de bruto schaden op basis van deze trede niet mogelijk is omdat de informatie niet voorhanden is, worden de bruto schaden op basis van de volgende trede verantwoord. De trapsgewijze verantwoording is als volgt:\n \n \n 1.\n Door de NZa afgegeven beschikking ten aanzien van de nacalculatie-opgave over het verslagjaar\n \n \n 2.\n Tweezijdig ondertekende nacalculatie-opgaven over het verslagjaar\n \n \n 3.\n Eenzijdige ondertekende nacalculatie-opgave door het zorgkantoor over het verslagjaar\n \n \n 4.\n Meest recent ontvangen NZa-beschikking voor de herschikkingsronde\n \n \n 5.\n Interne sturings- en/of monitoringsinformatie\n \n \n Overige kosten via het CAK\n Overige kosten via het CAK omvatten kosten niet zijnde (correcties op) herschikkingen of experimenten, betaalt door het CAK. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n De kosten voor de vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg door het SARS-COV-2 virus wordt bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan mondzorgaanbieders die tandheelkundige zorg leveren. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten niet via het CAK\n De kosten niet via het CAK worden rechtstreeks met het Fonds verrekend. Onderdeel van deze post zijn de onderstaande posten.\n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen\n De kosten voor de financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste hulpmiddelen hebben betrekking op het compenseren van gederfde omzet en het vergoeden van extra kosten door het SARS-CoV-2 virus. De kosten worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan leveranciers van mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz\n De kosten voor de compensatieregeling pgb-Wlz worden bepaald op basis van de meest betrouwbare wijze van vaststellen. De basis hiervoor zijn de uitbetaalde bedragen aan budgethouders, zorgverleners en/of zorgaanbieders. Voor eventuele nog niet ontvangen betalingsverzoeken is een inschatting gemaakt van de meest waarschijnlijke kosten aan de hand van interne sturings-en/of monitoringsinformatie.\n Kosten persoonsgebonden budget en subsidieregelingen\n De kosten van het persoonsgebonden budget en de subsidieregelingen zijn gelijk aan de kosten van de werkelijk geleverde zorg in het betreffende verslagjaar in het kader van het persoonsgebonden budget respectievelijk de verstrekte subsidies.\n Afboekingen oninbare vorderingen Wlz\n Oninbare vorderingen worden in de exploitatie verantwoord wanneer er sprake is van een door de curator uitgesproken faillissement bij een zorgaanbieder en het is niet zeker of de zorg feitelijk is geleverd.\n Afboekingen oninbare vorderingen AWBZ\n De vorderingen voortkomend uit de AWBZ zijn in 2020 volledig voorzien. Oninbare vorderingen AWBZ worden afgeboekt wanneer de Wlz-uitvoerder handelt volgens het Controleprotocol en incassoprotocol PGB-AWBZ 2014.\n Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ\n De post ‘Nagekomen posten (saldo) voortkomend uit de AWBZ’ betreft een correctiepost voor nagekomen kosten vanuit de AWBZ.\n Bedrijfskosten\n De bedrijfskosten hebben betrekking op de aan het verslagjaar toe te rekenen doorberekende beheerskosten, de mutatie in de technische voorziening en de doorbelaste afschrijvingskosten.\n \n – OVERIGE TOELICHTINGEN\n \n \n \n \n Model IV: Toelichting op de balans\n \n 1. Vorderingen en overige activa\n Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (1a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Fonds langdurige zorg \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen\n (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Fonds langdurige zorg ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen\n (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Fonds langdurige zorg\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budget beheerskosten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n Afrekeningen met het Fonds langdurige zorg\n \n \n Bedrag\n \n \n \n \n \n \n a. Het ontvangen budget op grond van de ‘Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n b. Het saldo van de herverdeling op basis van de Clearinghouse-constructie door Zorgverzekeraars Nederland. Met saldo is bedoeld het verschil tussen het bedrag van de herverdeling van de beheerskosten op basis van de Clearinghouse-constructie en het bedrag van het beheerskostenbudget op basis van artikel 5.4 van het Besluit Wfsv met uitzondering van het in lid 2 van dat artikel bedoelde budgetdeel en uitgezonderd de middelen bestemd voor het ‘uitvoeringsdeel’.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Bij de verantwoording van de budgetten beheerskosten moet worden uitgegaan van de nadere vaststelling van het budget beheerskosten 2021 van Zorginstituut Nederland. Dit om te bewerkstelligen dat alle Wlz-uitvoerders uitgaan van dezelfde gegevens.\n Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (1b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten correctie eerdere jaren\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Kosten subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal baten en lasten Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten (exclusief subsidies)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Ontvangen voorschotten subsidies\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve afrekeningen (naar jaarlaag, inclusief rente)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Verrekend met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten ten gevolge van voorlopige en definitieve subsidieafrekeningen (naar jaarlaag)\n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Subtotaal voorschotten en verrekeningen Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige vorderingen en overlopende activa (1c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – vordering\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige vorderingen [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op budgethouders Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten persoonsgebonden budget en vergoedingsregeling persoonlijke verzorging)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen uit hoofde van opgelegde, nog te innen eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Specificatie: vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vorderingen op zorginstellingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand eind verslagjaar (bruto)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorziening voor oninbaarheid\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar (netto)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Liquide middelen (1d)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Bank 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 3 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 4 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Bank 5 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 2. Via het CAK te verrekenen\n Via het CAK met het Fonds langdurige zorg te verrekenen (2a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n X € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen (2b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenen betaalopdrachten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bij de bepaling van het saldo is gebruik gemaakt van een opgave van het CAK en de bruto schaden.\n 3. Eigen vermogen\n Geplaatst kapitaal (3a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder licht de mutaties toe. Hij omschrijft de mutatie en vermeldt op welke jaren de mutatie betrekking heeft.\n Wettelijke reserve Wet langdurige zorg (3b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Stand begin verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Budgetresultaat beheerskosten Wlz kalenderjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Af te storten aan het Fonds langdurige zorg (meerdere boven de 20%-grens)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutaties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stand ultimo verslagjaar\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Budgetresultaat beheerskosten Wlz verslagjaar’ bestaat uit het saldo van het ontvangen ‘Budget beheerskosten’ in het verslagjaar, rekening houdend met correcties uit huidig jaar en voorgaande jaren, zoals gedefinieerd in de toelichting onder tabel 1a van deze bijlage minus de hiervoor gemaakte beheerskosten in het verslagjaar zoals verantwoord bij onderdeel 9a en 9b.\n De Wlz-uitvoerder omschrijft de mutaties in de wettelijke reserve en vermeldt waarop de mutaties betrekking hebben.\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Mutaties voorgaande jaren, bestaande uit:\n \n \n \n \n \n Mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n Overige mutaties, bestaande uit:\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige mutatie 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Het financieel rendement Wlz is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Normrendement wettelijke reserve*\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement boven/onder normrendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n Financieel rendement\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n De berekening van het financieel rendement is als volgt:\n \n \n \n \n Bepaling van het percentage wettelijke reserve Wlz wordt als volgt berekend op basis van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden met een gemiddelde van een jaar4Artikel 10. Rentepercentage wettelijke reserve Wlz, lid 1, afkomstig uit ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’ luidt: ‘het zorginstituut stelt het rentepercentage, bedoeld in artikel 4.6, derde lid van het besluit Wfsv, vast op het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes.. Zie hieronder de berekening:\n Neem de 3 maands Euribor rente per maand5Zie artikel 10, lid 2 van ‘Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015’..\n \n \n \n 4. Voorzieningen\n Technische voorziening Wet langdurige zorg (4a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Wet langdurige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Technische voorziening Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (4b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schadeafhandelingskosten zorg Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n 5. Schulden en overlopende passiva\n Te betalen uit hoofde van zorgaanspraken (5a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Via het CAK aan zorgaanbieders te betalen uit hoofde van zorgaanspraken en nog te verzenden betaalopdrachten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n In de schaden opgenomen overproductie\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Effecten van correcties en aanvullingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rechtstreeks aan zorgaanbieders te betalen bedragen uit hoofde van zorgaanspraken\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nog te verrichten pgb betalingen – schuld\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Te betalen uit hoofde van subsidieregelingen (5b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Subsidieregeling 1 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subsidieregeling 2 [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden en overlopende passiva (5c)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 31 december 2021\n x € 1.000\n \n \n 31 december 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige schulden[omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overlopende passiva [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model V: Toelichting op de exploitatierekening\n \n Bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten\n In de toelichting op de exploitatierekening wordt gevraagd aan de Wlz-uitvoerder om een onderscheid te maken tussen de bedrijfsopbrengsten en bedrijfslasten die betrekking hebben op de Wet langdurige zorg en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland Wlz (6a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget2\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding SARS-COV-2 virus compensatieregeling pgb-Wlz\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De post ‘Budget beheerskosten’ is als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten huidig verslagjaar\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten uit hoofde van definitieve vaststelling\n \n \n 000\n \n \n \n \n Correcties budget beheerskosten voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Budget beheerskosten\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Kosten doventolkzorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden Wlz-buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8a.’Bruto Schaden Wlz’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7a. ‘Overige opbrengsten Wlz’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’ van onderdeel 1a. ‘Via Zorginstituut Nederland met het Fonds langdurige zorg te verrekenen’.\n Bijdragen Zorginstituut Nederland AWBZ (6b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoeding zorgaanspraken via het CAK\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Budget beheerskosten AWBZ\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Rentevergoedingen Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige renteopbrengsten1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Persoonsgebonden budget \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n (Overige) subsidies\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Inclusief normrendement wettelijke reserve en het financieel rendement boven/onder normrendement, zoals gepresenteerd onder de toelichting van de wettelijke reserve.\n \n 2 Exclusief uitbetaald ziekengeld voor pgb-budgethouders.\n De Wlz-uitvoerder neemt een toelichting op wanneer de Wlz-uitvoerder correcties budget beheerskosten voorgaande jaren wenst op te nemen.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten’ betreft het saldo van:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Schaden:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ-buitenlandzorg gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden AWBZ -buitenlandzorg niet-gecontracteerd\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige kosten niet via CAK voorgaande jaren\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal schaden (A)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Baten:\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Totaal baten (B)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (A -/- B)\n \n \n \n \n n.v.t..\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ is gelijk aan het saldo van de regel ‘Totaal kosten niet via het CAK’ van onderdeel 8b.’Bruto Schaden AWVZ’ verminderd met de regel ‘Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten’ van onderdeel 7b. ‘Overige opbrengsten AWBZ’.\n De post ‘Vergoeding Fonds rechtstreeks met Zorginstituut Nederland te verrekenen kosten en baten (saldo)’ komt overeen met de regel ‘Rechtstreeks met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen kosten/baten’ van onderdeel 1b ‘Via Zorginstituut Nederland met het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten te verrekenen’.\n Overige opbrengsten Wlz (7a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Vergoedingen van derden\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres vorderingen op personen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten regres overige vorderingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overige opbrengsten AWBZ (7b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks met het Fonds te verrekenen opbrengsten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Opbrengsten subsidies [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige opbrengsten [omschrijving]\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bruto schaden Wlz (8a) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021 Wlz\n x € 1.000\n \n \n 2020 Wlz\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n betrekking op verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – verantwoordingsjaar\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op kwaliteitskader – correcties\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – vergoeding van omzetderving (doorlopende kosten)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op SARS-CoV-2 virus – financiering van extra gemaakte kosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n betrekking op eerdere verantwoordingsjaren (specificeren)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Overige kosten via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (zorg in natura)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds met betaling via het CAK)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – vergoeding van doorlopende kosten tandheelkundige zorg\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Subtotaal\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal kosten via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kosten niet via het CAK:\n \n \n \n \n \n \n \n Overige rechtstreeks te verrekenen lasten met het Fonds\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Schaden buitenlandzorg gecontracteerd & niet-gecontracteerd\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Mobiliteitshulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – financiële zekerheid voor leveranciers van individueel aangepaste Wlz-hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten Persoonsgebonden budget Wlz\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten experiment integraal pgb\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen Wlz (pgb)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (extra kosten corona)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n SARS-CoV-2 virus – compensatieregeling pgb-Wlz (niet geleverde zorg)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Overige instellingen (betreft overige schaden Fonds)\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Nagekomen posten voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Dotatie voorziening – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Vrijval voorziening (negatief) – vorderingen voortkomend uit de AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n Totaal kosten niet via het CAK\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Overschrijding regiobudget\n De bruto schaden van de Wlz-uitvoerder overschrijden het totaal van de regiobudgetten van de zorgkantoorregio’s waarvoor de Wlz-uitvoerder de zorgkantoorfunctie uitvoert met <€..> voor de reguliere nacalculaties en met <€..> voor het kwaliteitsbudget.\n Bruto schaden AWBZ (8b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n 2020\n afwikkeling AWBZ\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Zorgkosten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)\n \n \n \n \n \n \n Werkelijke (zorg)kosten AWBZ, betrekking op 2014 en eerder\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (zorg in natura)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten subsidieregeling pgb AWBZ en vergoedingsregeling persoonlijke zorg\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Afboeking oninbare vorderingen AWBZ (pgb en vergoedingsregeling persoonlijke zorg)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Dotatie voorziening oninbare vorderingen AWBZ (pgb)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten (overige) subsidieregelingen\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bruto schaden\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Wet langdurige zorg (9a)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Beheerskosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten werkzaamheden persoonsgebonden budget\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ontwikkeling, implementatie en coördinatie pgb 2.0\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten pgb indexatie\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten incasso pgb-vorderingen AWBZ\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten iWlz, administratie en controle\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Kwaliteitskader verpleeghuiszorg’ – coördinatiekosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten ‘Openstellen Wlz voor cliënten met een psychische stoornis’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Overheveling hulpmiddelen\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten onafhankelijke cliëntondersteuning\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten crisisregisseurs gehandicaptenzorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten project ‘Volwaardig leven’\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten project Volwaardig leven – complexe zorg\n \n \n 000\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Beheerskosten cliëntvertrouwenspersoon\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Beheerskosten zorgchallenge\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten \n \n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n 000\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal bedrijfskosten\n \n \n \n 000000\n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n Bedrijfskosten Algemene Wet bijzondere ziektekosten (9b)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2021\n x € 1.000\n \n \n 2020\n x € 1.000\n \n \n \n \n \n \n Kosten zorgbemiddeling\n (waaronder wachtlijstbeheer), cliëntondersteuning en klachtenbehandeling\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten werkzaamheden persoonsgebonden budgetten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten zorgcontractering en overige zorgactiviteiten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten AZR, administratie en controle\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Kosten voorwaardelijk beheerskosten Te goeder trouw en terugvorderen1\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Subtotaal beheerkosten\n \n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mutatie technische voorziening\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n Doorbelaste afschrijvingskosten\n \n \n n.v.t.\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n otaal bedrijfskosten\n \n \n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Hiervoor stelt de Minister van VWS een Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2020 vast.\n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 5\n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n \n \n Bestuursverklaring bij het Financieel verslag\n \n Het bestuur van de Wlz-uitvoerder ondertekent het Financieel verslag en neemt expliciet verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens in het Financieel verslag. In de bestuursverklaring kan de Wlz-uitvoerder desgewenst uitgebreider ingaan op belangrijke zaken die met de uitvoering van de Wlz te maken hebben.\n \n De NZa heeft voor deze bestuursverklaring de volgende standaardtekst geformuleerd.\n \n Het bestuur van ..... (statutaire naam van de Wlz-uitvoerder) stelt zich verantwoordelijk voor de in het Financieel verslag over (jaartal) opgenomen informatie over de uitvoering van de Wlz.\n Indien van toepassing:\n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich eveneens over de gemandateerde en aangewezen Wlz-taken in de zorgkantoorregio’s ..... (naam van de zorgregio’s).\n Het bestuur geeft hiermee aan dat:\n \n \n •\n het de verantwoordelijkheid van het bestuur is om een goed financieel beheer te voeren en om de rechtmatigheid van de baten en lasten die in het Financieel verslag zijn opgenomen te borgen;\n \n \n •\n dat het Financieel verslag niet in strijd is met het Uitvoeringsverslag;\n \n \n •\n het Financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met de daarvoor geldende regels zoals geformuleerd in de Regeling Uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n Ondertekening\n Plaats en datum\n \n Tabel Rechtmatigheidsoverzicht (in € 1.000)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar van ontstaan1\n \n \n Jaar gerapporteerd2\n \n \n Bedrag (€)\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onzekerheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 201x\n \n \n 201x\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden en onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Jaar van ontstaan zoals gedefinieerd in artikel 5.8.2 van deze regeling\n \n 2 Jaar gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel 5.8.3 van deze regeling\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n \n Bijlage\n 6\n Opvolging financieel rechtmatigheidsonderzoek voorgaande jaren\n \n \n \n Opvolging onrechtmatiheden en/of onzekerheden financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n \n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] benoemt de NZa onrechtmatigheden en/of onzekerheden. De Wlz-uitvoerder geeft, voor onrechtmatigheden en/of onzekerheden waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze onrechtmatigheden en/of onzekerheden is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging onrechtmatigheid/onzekerheid 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n Opvolging uitkomsten financieel rechtmatigheidsonderzoek [jaartal]\n In de terugkoppeling onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz[jaartal] nam de NZa uitkomsten ten aanzien van de financiële verantwoording op. De Wlz-uitvoerder geeft, voor uitkomsten waarvoor de NZa verwachtingen heeft geformuleerd, in onderstaande tabel aan wat de opvolging van deze uitkomsten is geweest.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitkomst\n \n \n Verwachting NZa\n \n \n Opvolging Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n Uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 1 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 2 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 3 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 4 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 5 [omschrijving]\n \n \n \n \n Uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Verwachting NZa uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n Opvolging uitkomst 6 [omschrijving]\n \n \n \n \n \n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021\n \n20225510-01-202221-12-2021TH/NR-02320225510-01-202221-12-2021TH/NR-02311-01-202201-01-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046172/manifest.xml", "content": "2022-01-112021-01-01tot-en-met2022-01-11T07:37:23+01:002023-03-04T06:13:24+01:00BWBR0046172.WTI2023-03-042022-01-01tot-en-met2021-01-012021-12-312022-01-119999-12-312022-01-11T07:38:10+01:002023-03-04T06:13:32+01:005436355f9c11c639cca4a297ebc0ad47bbc551dac33a4b29de7c96b01034f54c0acec8fe557f972dc030a1e036582042563501c4fd8aded5a80f402504d21d8389527b2022-01-112023-03-032022-01-112023-03-032022-01-11T07:38:10+01:002023-03-04T06:13:32+01:00533291214ae7867e185d5d0468e816e91387b1fef73945e07a5dfb8cb2fcae4c495bdf63b540bf7f0dca3b239a70a4e3fc5a21f47c9e7440396f479cd8b51874505b942022-01-012022-01-102022-01-112023-03-032023-03-04T06:13:32+01:002023-03-04T06:13:32+01:00548686680058d976b4f360fd81e4b8598e5dad8806d44147d33ba1460cda0686cda048b2f258df7eabcf3a9a17a487f94438451137e246a7c8631021a11b7a18508c76", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046173/2023-01-01_0/xml/BWBR0046173_2023-01-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om prestatiebeschrijvingen vast te stellen.\n Gelet op artikel 59 aanhef en onderdeel a Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met brief van 16 mei 2011, kenmerk GMT/VDG/3063109, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.\n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n ANZ-dienstverlening:\n \n Er is sprake van dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (ANZ-dienstverlening) indien de apotheek is geopend in het kader van een gecontracteerde dienstwaarneming en indien de zorgvraag binnen de onderstaande tijden binnenkomt en de zorgaanbieder de farmaceutische zorgverlening ook binnen deze tijden start:\n Tussen 18.00 uur en 08.00 uur van de opvolgende dag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op een zondag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op Nieuwjaarsdag; Tweede Paasdag; Koningsdag; Hemelvaartsdag; Bevrijdingsdag in elk lustrumjaar (2020, 2025, etc.); Tweede Pinksterdag; beide Kerstdagen.\n \n \n \n Begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel:\n \n Een begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel is het houden van een geprotocolleerd begeleidingsgesprek vóór de start van de betreffende farmacotherapie met de patiënt en/of diens verzorger, waarbij de verwachtingen van de patiënt worden besproken. Aanvullende mondelinge en/of schriftelijke informatie wordt aan de patiënt (en/of diens verzorger) aangeboden en zo nodig verstrekt. De handelingen worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n Declaratie:\n \n Het bedrag of de bedragen die in rekening zijn gebracht voor een geleverde prestatie aan de ziektekostenverzekeraar van de betreffende patiënt of aan de patiënt zelf.\n \n \n \n Deelprestaties:\n \n In bepaalde gevallen kunnen één of meer deelprestaties in rekening worden gebracht. Dit is aangegeven bij elke prestatie afzonderlijk. De deelprestaties kunnen alleen in rekening worden gebracht in combinatie met de betreffende prestatie.\n \n \n \n Dienstverlening thuis:\n \n Indien het noodzakelijk is voor het leveren van de prestatie dat de zorgaanbieder de patiënt persoonlijk ziet en spreekt en de patiënt om medische redenen niet of slechts zeer moeizaam naar de praktijk kan komen, kan de zorgaanbieder binnen de duur van de medische beperking een prestatie aan huis verrichten. Het uitvoeren van alleen activiteit 10 van de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ is van deze deelprestatie uitgesloten.\n \n \n \n Digitale patiëntendossier:\n \n Het digitale patiëntendossier is een softwaretoepassing waarin medische en farmaceutische patiëntengegevens en medicatiegegevens in digitale vorm bewaard en beschikbaar gemaakt worden.\n \n \n \n Farmaceutische zorg:\n \n Zorg zoals omschreven in artikel 3 (reikwijdte) van deze beleidsregel.\n \n \n \n Geïndividualiseerde distributievorm (GDV):\n \n Een GDV is een specifieke distributie- en verpakkingsvorm (zakjes, containers of een doos met vakjes), waarmee de apotheker overzicht en ordening voor de patiënt aanbrengt in diens geneesmiddelen. In de GDV zijn bij het op naam van de patiënt stellen van de geneesmiddelen, deze geneesmiddelen per dag en in de regel per tijdstip van inname geordend en gereed gemaakt in afzonderlijke compartimenteenheden.\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) is bedoeld voor patiënten die niet in staat zijn zonder de GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n \n Prestatie:\n \n Een prestatie omvat het leveren van farmaceutische zorg aan een patiënt.\n \n \n \n Magistrale bereiding:\n \n Een apotheekbereiding door of in opdracht van een apotheker in diens apotheek op kleine schaal, ten behoeve van terhandstelling in een apotheek, aan een vooraf geïdentificeerde patiënt, waaraan een individueel voorschrift ten grondslag ligt.\n \n \n \n Recept:\n \n Een door een met naam en werkadres aangeduide beroepsboefenaar1Als bedoel in artikel 36, veertiende lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. (ook wel: voorschrijver) opgesteld document waarin aan een persoon of instantie als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet een voorschrift wordt gegeven om een met zijn stofnaam of merknaam aangeduid geneesmiddel in de aangegeven hoeveelheid, sterkte en wijze van gebruik ter hand te stellen aan een te identificeren patiënt, en dat is ondertekend door de desbetreffende beroepsbeoefenaar (voorschrijver) dan wel, zonder te zijn ondertekend, met een zodanige code is beveiligd dat een daartoe bevoegde persoon of instantie de authenticiteit ervan kan vaststellen.\n \n \n \n Terhandstelling:\n \n Het rechtstreeks verstrekken of doen bezorgen van een UR-geneesmiddel aan de patiënt voor wie het UR-geneesmiddel is bestemd, en/of diens verzorger, dan wel aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende lid, onderdeel a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, mondhygiënisten of optometristen die geneesmiddelen onder zich hebben ten behoeve van toediening aan hun patiënten.\n \n \n \n UR-geneesmiddel:\n \n Een geneesmiddel zoals is bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s van de Geneesmiddelenwet.\n \n \n \n Voorschrift:\n \n De hoeveelheid, respectievelijk het aantal van elke afzonderlijke toedieningsvorm van één al dan niet samengesteld UR-geneesmiddel, voorgeschreven op één recept. Eén recept kan meerdere voorschriften bevatten.\n Een voorschrift bepaalt de voorschriftduur, de periode waarvoor het geneesmiddel wordt voorgeschreven door de combinatie van aangegeven hoeveelheid en wijze van gebruik (waaronder frequentie en hoeveelheid van inname). Het voorschrift bepaalt dus de maximale aflevertermijn van het geneesmiddel.\n De term ‘iter’ of een soortgelijke aanduiding op het voorschrift geeft een herhaling aan. Het voorschrift geeft in dat geval ook aan hoe vaak het voorschrift herhaald wordt.\n \n \n \n Ziektekostenverzekeraar:\n \n \n \n –\n een zorgverzekeraar;\n \n \n –\n een Wlz-uitvoerder;\n \n \n –\n een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.\n \n \n \n \n \n Zorgaanbieder:\n \n De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig farmaceutische zorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c Wmg.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n Deze beleidsregel dient twee doelen:\n \n \n 1.\n De vastlegging van de diverse prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg en de wijze waarop gedeclareerd kan worden;\n \n \n 2.\n Het zichtbaar maken van handelingen behorend bij farmaceutische zorg in de onderhandelingstaal tussen zorgaanbieders, consumenten en zorgverzekeraars.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op farmaceutische zorg die omvat advies of begeleiding ten behoeve van medicatiebeoordeling en verantwoord gebruik van UR-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder s, van de Geneesmiddelenwet of de terhandstelling van die geneesmiddelen, of waarop de Wet inzake bloedtransfusie van toepassing is.2De farmaceutische zorg waarop de artikelen 50 tot en met 56 Wmg op van toepassing zijn zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2° van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 4\n Prestaties\n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende prestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Terhandstelling van een geneesmiddel (art. 5.1)\n \n \n –\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) (art 5.2)\n \n \n –\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek (art. 5.3)\n \n \n –\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel (art. 6)\n \n \n –\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik (art. 7)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek (art. 8)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname (art. 9)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis (art. 10)\n \n \n –\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep (art. 11)\n \n \n –\n Advies farmaceutische zelfzorg (art. 12)\n \n \n –\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis (art. 13)\n \n \n –\n Advies ziekterisico bij reizen (art. 14)\n \n \n –\n Onderlinge dienstverlening (art. 15)\n \n \n –\n Facultatieve prestatie (art. 16)\n \n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende deelprestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (art. 5.4, 9.1 en 10.1)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 9 of 10.\n \n \n –\n Apotheekbereiding (art. 5.5)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Bijzondere apotheekbereiding (art. 5.6)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Dienstverlening thuis (art. 5.7, 7.1 en 10.2)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 7 of 10.\n \n \n Hierna worden onder artikelen 5 tot en met 16 de prestaties nader beschreven en onder artikel 17 wordt naast de tariefsoort aangegeven op welke wijze elke prestatie kan worden gedeclareerd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 5\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n \n \n 1\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n Beoordelen of het voorschrift leesbaar, authentiek, rationeel en doelmatig is.\n \n \n 2.\n Medicatiebewaking uitvoeren: beoordelen of de voorgeschreven farmacotherapie geschikt is voor de patiënt door te controleren op onvolkomenheden, onvolledigheden, onjuistheden of vergissingen ten aanzien van geneesmiddel, dosering, duur van behandeling, interacties, contra-indicaties, dubbelmedicatie en overgevoeligheid op basis van het actuele geneesmiddelengebruik van de patiënt (inclusief zelfzorgmiddelen).\n \n \n 3.\n Indien voorgeschreven farmacotherapie niet geschikt is: terugkoppelen naar of afstemmen met voorschrijver.\n \n \n 4.\n Het direct of indirect aan de patiënt (en/of diens verzorger) verstrekken van mondelinge en schriftelijke relevante informatie (minimaal de bijsluiter) voorafgaand of tijdens de terhandstelling ter bevordering van goed geneesmiddelengebruik.\n \n \n 5.\n Het (geven van instructie voor het) toedieningsgereed maken van UR-geneesmiddelen voor patiënten die dat behoeven.\n \n \n 6.\n Controleren op inconsistenties van het ter hand te stellen geneesmiddel met het voorschrift vóór terhandstelling.\n \n \n 7.\n Controleren van correcte uitvoering van alle bovengenoemde activiteiten na de terhandstelling.\n \n \n 8.\n Het treffen van passende maatregelen bij vermoede of geconstateerde gebreken in de farmaceutische zorg- en dienstverlening.\n \n \n 9.\n Vastleggen van de relevante gegevens in het digitale patiëntendossier.\n \n \n 10.\n Terhandstellen van het UR-geneesmiddel.\n \n \n Deze prestatie kan ook worden gedeclareerd als na uitvoering van activiteiten 1 tot en met 3 (in samenspraak met de voorschrijver) of 1 tot en met 4 (in samenspraak met de patiënt en/of diens verzorger) weloverwogen is besloten het voorgeschreven UR-geneesmiddel niet ter hand te stellen en niet te vervangen door een ander UR-geneesmiddel. In alle andere gevallen waarbij geen sprake is van een terhandstelling kan deze prestatie niet worden gedeclareerd.\n De voorschriften op het recept zijn bepalend voor de declaratie van de zorgaanbieder voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’. De zorgaanbieder brengt voor een voorschrift niet meer dan éénmaal een tarief voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ in rekening, tenzij:\n \n \n –\n de periode waarvoor het geneesmiddel is voorgeschreven langer is dan de houdbaarheidsperiode van het geneesmiddel;\n \n \n –\n er sprake is van een iteratierecept;\n \n \n –\n de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd of het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen ofwel beiden heeft/hebben geadviseerd om per verstrekking een kleinere hoeveelheid van het geneesmiddel af te leveren dan het voorschrift aangeeft;\n \n \n –\n met de ziektekostenverzekeraar van de consument ten behoeve van wie de prestatie wordt geleverd anders is overeengekomen.\n \n \n \n \n 2\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)\n Een ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ kan in rekening gebracht worden wanneer geneesmiddelen in gezamenlijke besluitvorming met voorschrijver en patiënt (en/of diens verzorger) worden ter hand gesteld voor in beginsel een periode van een week of voor meerdere weken tegelijk voor een individuele patiënt door middel van een GDV. In uitzonderlijke situaties kan het noodzakelijk zijn om de GDV ter hand te stellen voor een periode korter dan een week.\n De prestatie wordt in rekening gebracht per terhandstelling door middel van een GDV en wel voor het geheel aan geneesmiddelen in de GDV.\n Om deze prestatie te kunnen declareren, dienen de activiteiten uit artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ te zijn uitgevoerd, aangevuld met onderstaande activiteiten:\n \n \n 1.\n De vaststelling dat de patiënt niet in staat is zonder een GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n 2.\n Een intakegesprek met patiënt en/of diens verzorger bij de start met een GDV. Dit gesprek bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:\n \n \n –\n het bespreken van de redenen voor het starten van een GDV;\n \n \n –\n het geven van instructie over het gebruik van de GDV;\n \n \n –\n het inventariseren welke andere (zelfzorg)middelen de patiënt gebruikt;\n \n \n –\n het bespreken van de dosering(sfrequentie) en innametijden.\n \n \n \n \n 3.\n Een periodieke evaluatie van het gebruik en de medische noodzakelijkheid van een GDV.\n \n \n 4.\n Het verstrekken van een actueel totaal medicatieoverzicht inclusief innametijdstippen aan de patiënt (en/of diens verzorger) en arts, waardoor de patiënt (en/of diens verzorger) de individuele geneesmiddelen kan herkennen. Dit medicatieoverzicht dient te worden verstrekt op elk moment dat een voorschrift wijzigt. Indien de medicatie wijzigt, wordt de patiënt en/of diens verzorger over deze wijziging geïnformeerd.\n \n \n De prestatie kan niet in rekening worden gebracht voor verzekerden die aanspraak hebben op farmaceutische zorg op grond van artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg (Wlz) (behandeling en verblijf in dezelfde instelling).\n \n \n 3\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek\n Er is sprake van ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ indien alle activiteiten zoals genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ zijn uitgevoerd en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel (zie begripsomschrijving) is gevoerd.\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n En de prestatie ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ kan enkel worden gedeclareerd indien de activiteiten genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel zijn uitgevoerd, en:\n \n \n (i)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm niet eerder aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (ii)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm twaalf maanden of langer geleden voor het laatst aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (iii)\n niet objectief vastgesteld kan worden of aan de patiënt het UR geneesmiddel eerder ter hand is gesteld in de twaalf voorafgaande maanden.\n \n \n \n \n 4\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van de ANZ-dienstverlening.\n \n \n 5\n Deelprestatie Apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een reguliere magistrale bereiding, kan de deelprestatie Apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n er geen sprake is van een bijzondere magistrale bereiding, zoals bedoeld in artikel 5.6, en\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 6\n Deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een bijzondere magistrale bereiding kan de deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n voor de bereiding van het geneesmiddel aseptische handelingen nodig zijn of gewerkt moet worden met risicovolle stoffen, die zodanige randvoorwaarden (inrichting zoals veiligheidswerkbank, apparatuur, deskundigheid, ervaring) vereisen dat het, uit oogpunt van kwaliteit of doelmatigheid, wenselijk is het geneesmiddel alleen in gespecialiseerde apotheken te bereiden, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 7\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel\n \n Prestatiebeschrijving\n Het geven van gebruiksinstructie van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel indien sprake is van een eerste toepassing voor de patiënt of indien sprake is van een geconstateerd foutief gebruik van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel. De indicatie voor het geven van de gebruiksinstructie wordt in het digitale patiëntendossier vastgelegd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik\n \n Prestatiebeschrijving\n Een systematische beoordeling van ten minste het UR-geneesmiddelengebruik van een individuele (veelal oudere) patiënt door arts, apotheker en patiënt (en/of diens verzorger) op basis van een periodieke gestructureerde, kritische evaluatie van de medische-, farmaceutische- en gebruiksinformatie. Deze prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien er een medische of farmaceutische noodzaak bestaat.\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt aan de hand van een gestructureerde vragenlijst het actuele geneesmiddelengebruik, gebruik gerelateerde problemen, ervaringen, zorgen, verwachtingen en overtuigingen van de patiënt met betrekking tot medicatie besproken (Farmacotherapeutische anamnese);\n \n \n 2.\n de verzamelde gegevens worden geordend en er wordt vastgesteld welke gegevens ontbreken. Identificeer vervolgens met een gestructureerde methode mogelijke farmacotherapie gerelateerde problemen (FTP’s) (Farmacotherapeutische analyse);\n \n \n 3.\n arts en apothekers stellen gezamenlijk een farmacotherapeutisch behandelplan op met behandeldoelen, prioritering en te ondernemen acties;\n \n \n 4.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt het gewijzigde farmacotherapeutisch behandelplan besproken. Stel het farmacotherapeutisch behandelplan zo nodig bij aan de hand van de reactie van de patiënt (en/of diens verzorger);\n \n \n 5.\n in overleg tussen apotheker en arts zijn afspraken gemaakt over controle op en de evaluatie van de afgesproken acties in het farmacotherapeutisch behandelplan. De evaluatie met de patiënt (en/of diens verzorger) vindt kort na de aanpassingen plaats (Follow-up en monitoring);\n \n \n 6.\n de verslaglegging van de medicatiebeoordeling, het vastgestelde farmacotherapeutisch behandelplan en de evaluatie van de afgesproken acties hierin, vindt plaats in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie Dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 7 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek\n \n Prestatiebeschrijving\n Om voorschrijvers in de polikliniek/op de dagbehandeling tijdig te kunnen laten beschikken over een actueel medicatieoverzicht dient voorafgaande aan de dagbehandeling/het polikliniekbezoek het medicatieoverzicht afgestemd te worden met de patiënt (en/of diens verzorger). Zodoende kan worden vastgesteld welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt. Deze afstemming met de patiënt (en/of diens verzorger) dient vastgelegd te worden in het digitale patiëntendossier. Hierbij worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’.\n De prestatie bevat tevens een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) na afloop van de dagbehandeling/polikliniekbezoek over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om (1) de actuele medicatie, (2) gestopte medicatie en (3) geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden.\n Om relevante ketenpartners na het bezoek aan de polikliniek/dagbehandeling te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient, conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient overdracht naar ten minste de farmaceutisch zorgaanbieder en huisarts te zijn geschied.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname\n \n Prestatiebeschrijving\n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ziekenhuisopname dient een gesprek3Indien een face-to-face gesprek niet noodzakelijk wordt geacht, kan na overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) de informatie-uitwisseling over het geneesmiddelengebruik via een andere weg plaatsvinden. met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden. Het medicatieoverzicht moet hierbij afgestemd worden met de patiënt (en/of diens verzorger) om vast te stellen welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt.\n Ten bate van de behandeling in het ziekenhuis worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’. Deze prestatie geschiedt direct voor of op het moment dat de behandeling in het ziekenhuis aanvangt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger).\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 9 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis\n \n Prestatiebeschrijving\n De farmaceutische begeleiding bij ontslag uit het ziekenhuis bestaat uit:\n \n \n –\n het opstellen van een actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals (thuis)medicatie die bewust gewijzigd of gestaakt is vlak voor of tijdens de opname inclusief de reden daarvoor);\n \n \n –\n het informeren van de patiënt (en/of diens verzorger) bij of direct na ontslag uit het ziekenhuis over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om:\n \n \n (1)\n de actuele medicatie;\n \n \n (2)\n gestopte medicatie; en\n \n \n (3)\n geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden;\n \n \n \n \n –\n het vastleggen van alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig afstemmen met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient de overdracht naar ten minste de farmaceutische zorgaanbieders en huisarts plaats te vinden.\n \n \n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis, dient minimaal een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden waarvan vastlegging plaatsvindt in het digitale patiëntendossier. Deze prestatie geschiedt voor of op het moment dat de voorraad ontslagmedicatie van het ziekenhuis op is en de patiënt extramuraal zijn/haar UR-geneesmiddelen nodig heeft.\n Om relevante ketenpartners na ontslag uit het ziekenhuis te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelen gebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n 2.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep\n \n Prestatiebeschrijving\n Het individueel ondersteunen van patiënten in groepsverband middels informatiebijeenkomsten over UR-geneesmiddelen in relatie tot ‘gezondheid en gedrag’ teneinde het geneesmiddelengebruik van de betreffende patiënt te optimaliseren.\n Deze prestatie kan door de zorgaanbieder alleen geleverd worden indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:\n \n \n –\n De nadere indicatiestelling \"groepsbehandeling\" geschiedt door de zorgaanbieder in overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) en/of voorschrijver na een individueel onderzoek van de patiënt.\n \n \n –\n De individuele behandelplannen worden uitgebreid met een \"groepsbehandelplan\".\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Advies farmaceutische zelfzorg\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over de vraag of er mogelijke interacties bestaan van Uitsluitend Apotheek -, Uitsluitend Apotheek of Drogist – of zelfzorg geneesmiddelen met UR-geneesmiddelen die de patiënt op het betreffende moment gebruikt of wil gaan gebruiken. Relevante gegevens moeten worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 13\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over het gebruik en bewaren van, door de patiënt tijdens een reis te gebruiken, UR-geneesmiddelen in een ander weersklimaat.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Advies ziekterisico bij reizen\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van informatie over UR-geneesmiddelen in verband met ziekterisico bij reizen.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Onderlinge dienstverlening\n \n Prestatiebeschrijving\n In deze beleidsregel is sprake van onderlinge dienstverlening als de zorg die door een zorgaanbieder wordt verleend onderdeel uitmaakt van de beschrijving van een door een andere zorgaanbieder uit te voeren prestatie op het gebied van de farmaceutische zorg. De eerstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als de ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’.\n De uitvoerende zorgaanbieder brengt de prestatie ‘onderlinge dienstverlening’ in rekening bij de opdrachtgevende zorgaanbieder die de prestatie bij de uitvoerende zorgaanbieder heeft aangevraagd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 16\n Facultatieve prestatie\n \n Prestatiebeschrijving\n De NZa kan een prestatiebeschrijving vaststellen voor de in artikel 3 aangeduide zorg die afwijkt van de hiervoor vermelde prestatiebeschrijvingen, indien ten minste één zorgaanbieder en ten minste één ziektekostenverzekeraar gezamenlijk daarom verzoeken. Andere verzoeken dan gezamenlijke worden zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen.\n De door de NZa vastgestelde prestatie kan in rekening worden gebracht door een zorgaanbieder indien hier een schriftelijke overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar aan ten grondslag ligt.\n Aanvraagprocedure\n \n \n 1.\n De aanvraag dient:\n \n \n –\n schriftelijk te worden ingediend;\n \n \n –\n door zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar gezamenlijk; en\n \n \n –\n te zijn voorzien van een handtekening van deelnemende partijen.\n \n \n \n \n 2.\n De aanvraag dient het volgende te bevatten:\n \n \n –\n een voorstel voor een concrete en duidelijke prestatiebeschrijving;\n \n \n –\n een toelichting waarom de voorgestelde prestatiebeschrijving binnen de werkingssfeer van deze beleidsregel valt.\n \n \n \n \n De NZa beoordeelt de aanvraag op de volgende onderdelen:\n Voldoet de aanvraag aan de gestelde voorwaarden onder 1 en 2.\n Valt de voorgestelde prestatiebeschrijving(en) onder de reikwijdte van deze beleidsregel.\n Indien de aanvraag niet voldoet aan de gestelde voorwaarden zal de NZa de beoordeling ervan aanhouden totdat de benodigde gegevens zijn ontvangen. Bij een complete aanvraag voor een nieuwe prestatie zal de NZa binnen vier weken na ontvangst van de schriftelijke aanvraag een besluit nemen.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 17\n Tariefsoort en declaratie\n \n Voor de prestaties zoals vastgelegd in deze beleidsregel gelden vrije tarieven.\n Voor de prestaties zoals bedoeld in artikelen 5 tot en met 10 en 12 tot en met 14 geldt een tarief per keer.\n Voor de prestatie zoals bedoeld in artikel 11 geldt een tarief per patiënt per bijeenkomst.\n Voor de prestatie als bedoeld in artikel 16 geldt een tarief dat afhankelijk is van de inhoud van de prestatie.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 18\n Intrekken oude beleidsregel\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, kenmerk BR/REG-22144 ingetrokken.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 19\n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel\n De beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, met kenmerk BR/REG-22144, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsrsegel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046173/2023-01-01_1/xml/BWBR0046173_2023-01-01_1.xml", "content": "\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om prestatiebeschrijvingen vast te stellen.\n Gelet op artikel 59 aanhef en onderdeel a Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met brief van 16 mei 2011, kenmerk GMT/VDG/3063109, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.\n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n ANZ-dienstverlening:\n \n Er is sprake van dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (ANZ-dienstverlening) indien de apotheek is geopend in het kader van een gecontracteerde dienstwaarneming en indien de zorgvraag binnen de onderstaande tijden binnenkomt en de zorgaanbieder de farmaceutische zorgverlening ook binnen deze tijden start:\n Tussen 18.00 uur en 08.00 uur van de opvolgende dag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op een zondag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op Nieuwjaarsdag; Tweede Paasdag; Koningsdag; Hemelvaartsdag; Bevrijdingsdag in elk lustrumjaar (2020, 2025, etc.); Tweede Pinksterdag; beide Kerstdagen.\n \n \n \n Begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel:\n \n Een begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel is het houden van een geprotocolleerd begeleidingsgesprek vóór de start van de betreffende farmacotherapie met de patiënt en/of diens verzorger, waarbij de verwachtingen van de patiënt worden besproken. Aanvullende mondelinge en/of schriftelijke informatie wordt aan de patiënt (en/of diens verzorger) aangeboden en zo nodig verstrekt. De handelingen worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n Declaratie:\n \n Het bedrag of de bedragen die in rekening zijn gebracht voor een geleverde prestatie aan de ziektekostenverzekeraar van de betreffende patiënt of aan de patiënt zelf.\n \n \n \n Deelprestaties:\n \n In bepaalde gevallen kunnen één of meer deelprestaties in rekening worden gebracht. Dit is aangegeven bij elke prestatie afzonderlijk. De deelprestaties kunnen alleen in rekening worden gebracht in combinatie met de betreffende prestatie.\n \n \n \n Dienstverlening thuis:\n \n Indien het noodzakelijk is voor het leveren van de prestatie dat de zorgaanbieder de patiënt persoonlijk ziet en spreekt en de patiënt om medische redenen niet of slechts zeer moeizaam naar de praktijk kan komen, kan de zorgaanbieder binnen de duur van de medische beperking een prestatie aan huis verrichten. Het uitvoeren van alleen activiteit 10 van de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ is van deze deelprestatie uitgesloten.\n \n \n \n Digitale patiëntendossier:\n \n Het digitale patiëntendossier is een softwaretoepassing waarin medische en farmaceutische patiëntengegevens en medicatiegegevens in digitale vorm bewaard en beschikbaar gemaakt worden.\n \n \n \n Farmaceutische zorg:\n \n Zorg zoals omschreven in artikel 3 (reikwijdte) van deze beleidsregel.\n \n \n \n Geïndividualiseerde distributievorm (GDV):\n \n Een GDV is een specifieke distributie- en verpakkingsvorm (zakjes, containers of een doos met vakjes), waarmee de apotheker overzicht en ordening voor de patiënt aanbrengt in diens geneesmiddelen. In de GDV zijn bij het op naam van de patiënt stellen van de geneesmiddelen, deze geneesmiddelen per dag en in de regel per tijdstip van inname geordend en gereed gemaakt in afzonderlijke compartimenteenheden.\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) is bedoeld voor patiënten die niet in staat zijn zonder de GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n \n Prestatie:\n \n Een prestatie omvat het leveren van farmaceutische zorg aan een patiënt.\n \n \n \n Magistrale bereiding:\n \n Een apotheekbereiding door of in opdracht van een apotheker in diens apotheek op kleine schaal, ten behoeve van terhandstelling in een apotheek, aan een vooraf geïdentificeerde patiënt, waaraan een individueel voorschrift ten grondslag ligt.\n \n \n \n Recept:\n \n Een door een met naam en werkadres aangeduide beroepsboefenaar1Als bedoel in artikel 36, veertiende lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. (ook wel: voorschrijver) opgesteld document waarin aan een persoon of instantie als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet een voorschrift wordt gegeven om een met zijn stofnaam of merknaam aangeduid geneesmiddel in de aangegeven hoeveelheid, sterkte en wijze van gebruik ter hand te stellen aan een te identificeren patiënt, en dat is ondertekend door de desbetreffende beroepsbeoefenaar (voorschrijver) dan wel, zonder te zijn ondertekend, met een zodanige code is beveiligd dat een daartoe bevoegde persoon of instantie de authenticiteit ervan kan vaststellen.\n \n \n \n Terhandstelling:\n \n Het rechtstreeks verstrekken of doen bezorgen van een UR-geneesmiddel aan de patiënt voor wie het UR-geneesmiddel is bestemd, en/of diens verzorger, dan wel aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende lid, onderdeel a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, mondhygiënisten of optometristen die geneesmiddelen onder zich hebben ten behoeve van toediening aan hun patiënten.\n \n \n \n UR-geneesmiddel:\n \n Een geneesmiddel zoals is bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s van de Geneesmiddelenwet.\n \n \n \n Voorschrift:\n \n De hoeveelheid, respectievelijk het aantal van elke afzonderlijke toedieningsvorm van één al dan niet samengesteld UR-geneesmiddel, voorgeschreven op één recept. Eén recept kan meerdere voorschriften bevatten.\n Een voorschrift bepaalt de voorschriftduur, de periode waarvoor het geneesmiddel wordt voorgeschreven door de combinatie van aangegeven hoeveelheid en wijze van gebruik (waaronder frequentie en hoeveelheid van inname). Het voorschrift bepaalt dus de maximale aflevertermijn van het geneesmiddel.\n De term ‘iter’ of een soortgelijke aanduiding op het voorschrift geeft een herhaling aan. Het voorschrift geeft in dat geval ook aan hoe vaak het voorschrift herhaald wordt.\n \n \n \n Ziektekostenverzekeraar:\n \n \n \n –\n een zorgverzekeraar;\n \n \n –\n een Wlz-uitvoerder;\n \n \n –\n een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.\n \n \n \n \n \n Zorgaanbieder:\n \n De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig farmaceutische zorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c Wmg.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n Deze beleidsregel dient twee doelen:\n \n \n 1.\n De vastlegging van de diverse prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg en de wijze waarop gedeclareerd kan worden;\n \n \n 2.\n Het zichtbaar maken van handelingen behorend bij farmaceutische zorg in de onderhandelingstaal tussen zorgaanbieders, consumenten en zorgverzekeraars.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op farmaceutische zorg die omvat advies of begeleiding ten behoeve van medicatiebeoordeling en verantwoord gebruik van UR-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder s, van de Geneesmiddelenwet of de terhandstelling van die geneesmiddelen, of waarop de Wet inzake bloedtransfusie van toepassing is.2De farmaceutische zorg waarop de artikelen 50 tot en met 56 Wmg op van toepassing zijn zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2° van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 4\n Prestaties\n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende prestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Terhandstelling van een geneesmiddel (art. 5.1)\n \n \n –\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) (art 5.2)\n \n \n –\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek (art. 5.3)\n \n \n –\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel (art. 6)\n \n \n –\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik (art. 7)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek (art. 8)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname (art. 9)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis (art. 10)\n \n \n –\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep (art. 11)\n \n \n –\n Advies farmaceutische zelfzorg (art. 12)\n \n \n –\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis (art. 13)\n \n \n –\n Advies ziekterisico bij reizen (art. 14)\n \n \n –\n Onderlinge dienstverlening (art. 15)\n \n \n –\n Facultatieve prestatie (art. 16)\n \n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende deelprestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (art. 5.4, 9.1 en 10.1)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 9 of 10.\n \n \n –\n Apotheekbereiding (art. 5.5)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Bijzondere apotheekbereiding (art. 5.6)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Dienstverlening thuis (art. 5.7, 7.1 en 10.2)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 7 of 10.\n \n \n Hierna worden onder artikelen 5 tot en met 16 de prestaties nader beschreven en onder artikel 17 wordt naast de tariefsoort aangegeven op welke wijze elke prestatie kan worden gedeclareerd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 5\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n \n \n 1\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n Beoordelen of het voorschrift leesbaar, authentiek, rationeel en doelmatig is.\n \n \n 2.\n Medicatiebewaking uitvoeren: beoordelen of de voorgeschreven farmacotherapie geschikt is voor de patiënt door te controleren op onvolkomenheden, onvolledigheden, onjuistheden of vergissingen ten aanzien van geneesmiddel, dosering, duur van behandeling, interacties, contra-indicaties, dubbelmedicatie en overgevoeligheid op basis van het actuele geneesmiddelengebruik van de patiënt (inclusief zelfzorgmiddelen).\n \n \n 3.\n Indien voorgeschreven farmacotherapie niet geschikt is: terugkoppelen naar of afstemmen met voorschrijver.\n \n \n 4.\n Het direct of indirect aan de patiënt (en/of diens verzorger) verstrekken van mondelinge en schriftelijke relevante informatie (minimaal de bijsluiter) voorafgaand of tijdens de terhandstelling ter bevordering van goed geneesmiddelengebruik.\n \n \n 5.\n Het (geven van instructie voor het) toedieningsgereed maken van UR-geneesmiddelen voor patiënten die dat behoeven.\n \n \n 6.\n Controleren op inconsistenties van het ter hand te stellen geneesmiddel met het voorschrift vóór terhandstelling.\n \n \n 7.\n Controleren van correcte uitvoering van alle bovengenoemde activiteiten na de terhandstelling.\n \n \n 8.\n Het treffen van passende maatregelen bij vermoede of geconstateerde gebreken in de farmaceutische zorg- en dienstverlening.\n \n \n 9.\n Vastleggen van de relevante gegevens in het digitale patiëntendossier.\n \n \n 10.\n Terhandstellen van het UR-geneesmiddel.\n \n \n Deze prestatie kan ook worden gedeclareerd als na uitvoering van activiteiten 1 tot en met 3 (in samenspraak met de voorschrijver) of 1 tot en met 4 (in samenspraak met de patiënt en/of diens verzorger) weloverwogen is besloten het voorgeschreven UR-geneesmiddel niet ter hand te stellen en niet te vervangen door een ander UR-geneesmiddel. In alle andere gevallen waarbij geen sprake is van een terhandstelling kan deze prestatie niet worden gedeclareerd.\n De voorschriften op het recept zijn bepalend voor de declaratie van de zorgaanbieder voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’. De zorgaanbieder brengt voor een voorschrift niet meer dan éénmaal een tarief voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ in rekening, tenzij:\n \n \n –\n de periode waarvoor het geneesmiddel is voorgeschreven langer is dan de houdbaarheidsperiode van het geneesmiddel;\n \n \n –\n er sprake is van een iteratierecept;\n \n \n –\n de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd of het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen ofwel beiden heeft/hebben geadviseerd om per verstrekking een kleinere hoeveelheid van het geneesmiddel af te leveren dan het voorschrift aangeeft;\n \n \n –\n met de ziektekostenverzekeraar van de consument ten behoeve van wie de prestatie wordt geleverd anders is overeengekomen.\n \n \n \n \n 2\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)\n Een ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ kan in rekening gebracht worden wanneer geneesmiddelen in gezamenlijke besluitvorming met voorschrijver en patiënt (en/of diens verzorger) worden ter hand gesteld voor in beginsel een periode van een week of voor meerdere weken tegelijk voor een individuele patiënt door middel van een GDV. In uitzonderlijke situaties kan het noodzakelijk zijn om de GDV ter hand te stellen voor een periode korter dan een week.\n De prestatie wordt in rekening gebracht per terhandstelling door middel van een GDV en wel voor het geheel aan geneesmiddelen in de GDV.\n Om deze prestatie te kunnen declareren, dienen de activiteiten uit artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ te zijn uitgevoerd, aangevuld met onderstaande activiteiten:\n \n \n 1.\n De vaststelling dat de patiënt niet in staat is zonder een GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n 2.\n Een intakegesprek met patiënt en/of diens verzorger bij de start met een GDV. Dit gesprek bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:\n \n \n –\n het bespreken van de redenen voor het starten van een GDV;\n \n \n –\n het geven van instructie over het gebruik van de GDV;\n \n \n –\n het inventariseren welke andere (zelfzorg)middelen de patiënt gebruikt;\n \n \n –\n het bespreken van de dosering(sfrequentie) en innametijden.\n \n \n \n \n 3.\n Een periodieke evaluatie van het gebruik en de medische noodzakelijkheid van een GDV.\n \n \n 4.\n Het verstrekken van een actueel totaal medicatieoverzicht inclusief innametijdstippen aan de patiënt (en/of diens verzorger) en arts, waardoor de patiënt (en/of diens verzorger) de individuele geneesmiddelen kan herkennen. Dit medicatieoverzicht dient te worden verstrekt op elk moment dat een voorschrift wijzigt. Indien de medicatie wijzigt, wordt de patiënt en/of diens verzorger over deze wijziging geïnformeerd.\n \n \n De prestatie kan niet in rekening worden gebracht voor verzekerden die aanspraak hebben op farmaceutische zorg op grond van artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg (Wlz) (behandeling en verblijf in dezelfde instelling).\n \n \n 3\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek\n Er is sprake van ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ indien alle activiteiten zoals genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ zijn uitgevoerd en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel (zie begripsomschrijving) is gevoerd.\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n En de prestatie ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ kan enkel worden gedeclareerd indien de activiteiten genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel zijn uitgevoerd, en:\n \n \n (i)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm niet eerder aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (ii)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm twaalf maanden of langer geleden voor het laatst aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (iii)\n niet objectief vastgesteld kan worden of aan de patiënt het UR geneesmiddel eerder ter hand is gesteld in de twaalf voorafgaande maanden.\n \n \n \n \n 4\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van de ANZ-dienstverlening.\n \n \n 5\n Deelprestatie Apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een reguliere magistrale bereiding, kan de deelprestatie Apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n er geen sprake is van een bijzondere magistrale bereiding, zoals bedoeld in artikel 5.6, en\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 6\n Deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een bijzondere magistrale bereiding kan de deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n voor de bereiding van het geneesmiddel aseptische handelingen nodig zijn of gewerkt moet worden met risicovolle stoffen, die zodanige randvoorwaarden (inrichting zoals veiligheidswerkbank, apparatuur, deskundigheid, ervaring) vereisen dat het, uit oogpunt van kwaliteit of doelmatigheid, wenselijk is het geneesmiddel alleen in gespecialiseerde apotheken te bereiden, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 7\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-202301-01-2023Stcrt. 2023, 35725, datum inwerkingtreding 29-12-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)Een 'Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)' kan in rekening worden gebracht wanneer geneesmiddelen in gezamenlijke besluitvorming met voorschrijver en patiënt (en/of diens verzorger) worden ter hand gesteld voor in beginsel een periode van een week of voor meerdere weken tegelijk voor een individuele patiënt door middel van een GDV. In uitzonderlijke situaties kan het noodzakelijk zijn om de GDV ter hand te stellen voor een periode korter dan een week.Om deze prestatie te kunnen declareren, dienen de activiteiten uit artikel 5.1 'Terhandstelling van een geneesmiddel' te zijn uitgevoerd, aangevuld met onderstaande activiteiten:1.De vaststelling dat de patiënt niet in staat is zonder een GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.2.Een intakegesprek met patiënt en/of diens verzorger bij de start met een GDV. Dit gesprek bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:ohet bespreken van de redenen voor het starten van een GDV;ohet geven van instructie over het gebruik van de GDV;ohet inventariseren welke andere (zelfzorg)middelen de patiënt gebruikt;ohet bespreken van de dosering(sfrequentie) en innametijden.3.Een periodieke evaluatie van het gebruik en de medische noodzakelijkheid van een GDV.4.Het verstrekken van een actueel totaal medicatieoverzicht inclusief innametijdstippen aan de patiënt (en/of diens verzorger) en arts, waardoor de patiënt (en/of diens verzorger) de individuele geneesmiddelen kan herkennen. Dit medicatieoverzicht dient te worden verstrekt op elk moment dat een voorschrift wijzigt. Indien de medicatie wijzigt, wordt de patiënt en/of diens verzorger over deze wijziging geïnformeerd.De prestatie kan niet in rekening worden gebracht voor verzekerden die aanspraak hebben op farmaceutische zorg op grond van artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg (Wlz) (behandeling en verblijf in dezelfde instelling).\n \n \n Artikel\n 6\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel\n \n Prestatiebeschrijving\n Het geven van gebruiksinstructie van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel indien sprake is van een eerste toepassing voor de patiënt of indien sprake is van een geconstateerd foutief gebruik van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel. De indicatie voor het geven van de gebruiksinstructie wordt in het digitale patiëntendossier vastgelegd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik\n \n Prestatiebeschrijving\n Een systematische beoordeling van ten minste het UR-geneesmiddelengebruik van een individuele (veelal oudere) patiënt door arts, apotheker en patiënt (en/of diens verzorger) op basis van een periodieke gestructureerde, kritische evaluatie van de medische-, farmaceutische- en gebruiksinformatie. Deze prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien er een medische of farmaceutische noodzaak bestaat.\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt aan de hand van een gestructureerde vragenlijst het actuele geneesmiddelengebruik, gebruik gerelateerde problemen, ervaringen, zorgen, verwachtingen en overtuigingen van de patiënt met betrekking tot medicatie besproken (Farmacotherapeutische anamnese);\n \n \n 2.\n de verzamelde gegevens worden geordend en er wordt vastgesteld welke gegevens ontbreken. Identificeer vervolgens met een gestructureerde methode mogelijke farmacotherapie gerelateerde problemen (FTP’s) (Farmacotherapeutische analyse);\n \n \n 3.\n arts en apothekers stellen gezamenlijk een farmacotherapeutisch behandelplan op met behandeldoelen, prioritering en te ondernemen acties;\n \n \n 4.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt het gewijzigde farmacotherapeutisch behandelplan besproken. Stel het farmacotherapeutisch behandelplan zo nodig bij aan de hand van de reactie van de patiënt (en/of diens verzorger);\n \n \n 5.\n in overleg tussen apotheker en arts zijn afspraken gemaakt over controle op en de evaluatie van de afgesproken acties in het farmacotherapeutisch behandelplan. De evaluatie met de patiënt (en/of diens verzorger) vindt kort na de aanpassingen plaats (Follow-up en monitoring);\n \n \n 6.\n de verslaglegging van de medicatiebeoordeling, het vastgestelde farmacotherapeutisch behandelplan en de evaluatie van de afgesproken acties hierin, vindt plaats in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie Dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 7 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek\n \n Prestatiebeschrijving\n Om voorschrijvers in de polikliniek/op de dagbehandeling tijdig te kunnen laten beschikken over een actueel medicatieoverzicht dient voorafgaande aan de dagbehandeling/het polikliniekbezoek het medicatieoverzicht afgestemd te worden met de patiënt (en/of diens verzorger). Zodoende kan worden vastgesteld welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt. Deze afstemming met de patiënt (en/of diens verzorger) dient vastgelegd te worden in het digitale patiëntendossier. Hierbij worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’.\n De prestatie bevat tevens een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) na afloop van de dagbehandeling/polikliniekbezoek over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om (1) de actuele medicatie, (2) gestopte medicatie en (3) geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden.\n Om relevante ketenpartners na het bezoek aan de polikliniek/dagbehandeling te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient, conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient overdracht naar ten minste de farmaceutisch zorgaanbieder en huisarts te zijn geschied.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname\n \n Prestatiebeschrijving\n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ziekenhuisopname dient een gesprek3Indien een face-to-face gesprek niet noodzakelijk wordt geacht, kan na overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) de informatie-uitwisseling over het geneesmiddelengebruik via een andere weg plaatsvinden. met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden. Het medicatieoverzicht moet hierbij afgestemd worden met de patiënt (en/of diens verzorger) om vast te stellen welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt.\n Ten bate van de behandeling in het ziekenhuis worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’. Deze prestatie geschiedt direct voor of op het moment dat de behandeling in het ziekenhuis aanvangt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger).\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 9 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis\n \n Prestatiebeschrijving\n De farmaceutische begeleiding bij ontslag uit het ziekenhuis bestaat uit:\n \n \n –\n het opstellen van een actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals (thuis)medicatie die bewust gewijzigd of gestaakt is vlak voor of tijdens de opname inclusief de reden daarvoor);\n \n \n –\n het informeren van de patiënt (en/of diens verzorger) bij of direct na ontslag uit het ziekenhuis over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om:\n \n \n (1)\n de actuele medicatie;\n \n \n (2)\n gestopte medicatie; en\n \n \n (3)\n geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden;\n \n \n \n \n –\n het vastleggen van alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig afstemmen met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient de overdracht naar ten minste de farmaceutische zorgaanbieders en huisarts plaats te vinden.\n \n \n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis, dient minimaal een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden waarvan vastlegging plaatsvindt in het digitale patiëntendossier. Deze prestatie geschiedt voor of op het moment dat de voorraad ontslagmedicatie van het ziekenhuis op is en de patiënt extramuraal zijn/haar UR-geneesmiddelen nodig heeft.\n Om relevante ketenpartners na ontslag uit het ziekenhuis te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelen gebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n 2.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep\n \n Prestatiebeschrijving\n Het individueel ondersteunen van patiënten in groepsverband middels informatiebijeenkomsten over UR-geneesmiddelen in relatie tot ‘gezondheid en gedrag’ teneinde het geneesmiddelengebruik van de betreffende patiënt te optimaliseren.\n Deze prestatie kan door de zorgaanbieder alleen geleverd worden indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:\n \n \n –\n De nadere indicatiestelling \"groepsbehandeling\" geschiedt door de zorgaanbieder in overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) en/of voorschrijver na een individueel onderzoek van de patiënt.\n \n \n –\n De individuele behandelplannen worden uitgebreid met een \"groepsbehandelplan\".\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Advies farmaceutische zelfzorg\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over de vraag of er mogelijke interacties bestaan van Uitsluitend Apotheek -, Uitsluitend Apotheek of Drogist – of zelfzorg geneesmiddelen met UR-geneesmiddelen die de patiënt op het betreffende moment gebruikt of wil gaan gebruiken. Relevante gegevens moeten worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 13\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over het gebruik en bewaren van, door de patiënt tijdens een reis te gebruiken, UR-geneesmiddelen in een ander weersklimaat.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Advies ziekterisico bij reizen\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van informatie over UR-geneesmiddelen in verband met ziekterisico bij reizen.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Onderlinge dienstverlening\n \n Prestatiebeschrijving\n In deze beleidsregel is sprake van onderlinge dienstverlening als de zorg die door een zorgaanbieder wordt verleend onderdeel uitmaakt van de beschrijving van een door een andere zorgaanbieder uit te voeren prestatie op het gebied van de farmaceutische zorg. De eerstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als de ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’.\n De uitvoerende zorgaanbieder brengt de prestatie ‘onderlinge dienstverlening’ in rekening bij de opdrachtgevende zorgaanbieder die de prestatie bij de uitvoerende zorgaanbieder heeft aangevraagd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 16\n Facultatieve prestatie\n \n Prestatiebeschrijving\n De NZa kan een prestatiebeschrijving vaststellen voor de in artikel 3 aangeduide zorg die afwijkt van de hiervoor vermelde prestatiebeschrijvingen, indien ten minste één zorgaanbieder en ten minste één ziektekostenverzekeraar gezamenlijk daarom verzoeken. Andere verzoeken dan gezamenlijke worden zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen.\n De door de NZa vastgestelde prestatie kan in rekening worden gebracht door een zorgaanbieder indien hier een schriftelijke overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar aan ten grondslag ligt.\n Aanvraagprocedure\n \n \n 1.\n De aanvraag dient:\n \n \n –\n schriftelijk te worden ingediend;\n \n \n –\n door zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar gezamenlijk; en\n \n \n –\n te zijn voorzien van een handtekening van deelnemende partijen.\n \n \n \n \n 2.\n De aanvraag dient het volgende te bevatten:\n \n \n –\n een voorstel voor een concrete en duidelijke prestatiebeschrijving;\n \n \n –\n een toelichting waarom de voorgestelde prestatiebeschrijving binnen de werkingssfeer van deze beleidsregel valt.\n \n \n \n \n De NZa beoordeelt de aanvraag op de volgende onderdelen:\n Voldoet de aanvraag aan de gestelde voorwaarden onder 1 en 2.\n Valt de voorgestelde prestatiebeschrijving(en) onder de reikwijdte van deze beleidsregel.\n Indien de aanvraag niet voldoet aan de gestelde voorwaarden zal de NZa de beoordeling ervan aanhouden totdat de benodigde gegevens zijn ontvangen. Bij een complete aanvraag voor een nieuwe prestatie zal de NZa binnen vier weken na ontvangst van de schriftelijke aanvraag een besluit nemen.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 17\n Tariefsoort en declaratie\n \n Voor de prestaties zoals vastgelegd in deze beleidsregel gelden vrije tarieven.\n Voor de prestaties zoals bedoeld in artikelen 5 tot en met 10 en 12 tot en met 14 geldt een tarief per keer.\n Voor de prestatie zoals bedoeld in artikel 11 geldt een tarief per patiënt per bijeenkomst.\n Voor de prestatie als bedoeld in artikel 16 geldt een tarief dat afhankelijk is van de inhoud van de prestatie.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 18\n Intrekken oude beleidsregel\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, kenmerk BR/REG-22144 ingetrokken.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 19\n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel\n De beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, met kenmerk BR/REG-22144, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsrsegel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046173/2023-12-29_0/xml/BWBR0046173_2023-12-29_0.xml", "content": "\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om prestatiebeschrijvingen vast te stellen.\n Gelet op artikel 59 aanhef en onderdeel a Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met brief van 16 mei 2011, kenmerk GMT/VDG/3063109, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.\n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n ANZ-dienstverlening:\n \n Er is sprake van dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (ANZ-dienstverlening) indien de apotheek is geopend in het kader van een gecontracteerde dienstwaarneming en indien de zorgvraag binnen de onderstaande tijden binnenkomt en de zorgaanbieder de farmaceutische zorgverlening ook binnen deze tijden start:\n Tussen 18.00 uur en 08.00 uur van de opvolgende dag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op een zondag, of;\n Tussen 08.00 uur en 18.00 uur op Nieuwjaarsdag; Tweede Paasdag; Koningsdag; Hemelvaartsdag; Bevrijdingsdag in elk lustrumjaar (2020, 2025, etc.); Tweede Pinksterdag; beide Kerstdagen.\n \n \n \n Begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel:\n \n Een begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel is het houden van een geprotocolleerd begeleidingsgesprek vóór de start van de betreffende farmacotherapie met de patiënt en/of diens verzorger, waarbij de verwachtingen van de patiënt worden besproken. Aanvullende mondelinge en/of schriftelijke informatie wordt aan de patiënt (en/of diens verzorger) aangeboden en zo nodig verstrekt. De handelingen worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n Declaratie:\n \n Het bedrag of de bedragen die in rekening zijn gebracht voor een geleverde prestatie aan de ziektekostenverzekeraar van de betreffende patiënt of aan de patiënt zelf.\n \n \n \n Deelprestaties:\n \n In bepaalde gevallen kunnen één of meer deelprestaties in rekening worden gebracht. Dit is aangegeven bij elke prestatie afzonderlijk. De deelprestaties kunnen alleen in rekening worden gebracht in combinatie met de betreffende prestatie.\n \n \n \n Dienstverlening thuis:\n \n Indien het noodzakelijk is voor het leveren van de prestatie dat de zorgaanbieder de patiënt persoonlijk ziet en spreekt en de patiënt om medische redenen niet of slechts zeer moeizaam naar de praktijk kan komen, kan de zorgaanbieder binnen de duur van de medische beperking een prestatie aan huis verrichten. Het uitvoeren van alleen activiteit 10 van de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ is van deze deelprestatie uitgesloten.\n \n \n \n Digitale patiëntendossier:\n \n Het digitale patiëntendossier is een softwaretoepassing waarin medische en farmaceutische patiëntengegevens en medicatiegegevens in digitale vorm bewaard en beschikbaar gemaakt worden.\n \n \n \n Farmaceutische zorg:\n \n Zorg zoals omschreven in artikel 3 (reikwijdte) van deze beleidsregel.\n \n \n \n Geïndividualiseerde distributievorm (GDV):\n \n Een GDV is een specifieke distributie- en verpakkingsvorm (zakjes, containers of een doos met vakjes), waarmee de apotheker overzicht en ordening voor de patiënt aanbrengt in diens geneesmiddelen. In de GDV zijn bij het op naam van de patiënt stellen van de geneesmiddelen, deze geneesmiddelen per dag en in de regel per tijdstip van inname geordend en gereed gemaakt in afzonderlijke compartimenteenheden.\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) is bedoeld voor patiënten die niet in staat zijn zonder de GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n \n Prestatie:\n \n Een prestatie omvat het leveren van farmaceutische zorg aan een patiënt.\n \n \n \n Magistrale bereiding:\n \n Een apotheekbereiding door of in opdracht van een apotheker in diens apotheek op kleine schaal, ten behoeve van terhandstelling in een apotheek, aan een vooraf geïdentificeerde patiënt, waaraan een individueel voorschrift ten grondslag ligt.\n \n \n \n Recept:\n \n Een door een met naam en werkadres aangeduide beroepsboefenaar1Als bedoel in artikel 36, veertiende lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. (ook wel: voorschrijver) opgesteld document waarin aan een persoon of instantie als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet een voorschrift wordt gegeven om een met zijn stofnaam of merknaam aangeduid geneesmiddel in de aangegeven hoeveelheid, sterkte en wijze van gebruik ter hand te stellen aan een te identificeren patiënt, en dat is ondertekend door de desbetreffende beroepsbeoefenaar (voorschrijver) dan wel, zonder te zijn ondertekend, met een zodanige code is beveiligd dat een daartoe bevoegde persoon of instantie de authenticiteit ervan kan vaststellen.\n \n \n \n Terhandstelling:\n \n Het rechtstreeks verstrekken of doen bezorgen van een UR-geneesmiddel aan de patiënt voor wie het UR-geneesmiddel is bestemd, en/of diens verzorger, dan wel aan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 36, veertiende lid, onderdeel a tot en met d, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, mondhygiënisten of optometristen die geneesmiddelen onder zich hebben ten behoeve van toediening aan hun patiënten.\n \n \n \n UR-geneesmiddel:\n \n Een geneesmiddel zoals is bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s van de Geneesmiddelenwet.\n \n \n \n Voorschrift:\n \n De hoeveelheid, respectievelijk het aantal van elke afzonderlijke toedieningsvorm van één al dan niet samengesteld UR-geneesmiddel, voorgeschreven op één recept. Eén recept kan meerdere voorschriften bevatten.\n Een voorschrift bepaalt de voorschriftduur, de periode waarvoor het geneesmiddel wordt voorgeschreven door de combinatie van aangegeven hoeveelheid en wijze van gebruik (waaronder frequentie en hoeveelheid van inname). Het voorschrift bepaalt dus de maximale aflevertermijn van het geneesmiddel.\n De term ‘iter’ of een soortgelijke aanduiding op het voorschrift geeft een herhaling aan. Het voorschrift geeft in dat geval ook aan hoe vaak het voorschrift herhaald wordt.\n \n \n \n Ziektekostenverzekeraar:\n \n \n \n –\n een zorgverzekeraar;\n \n \n –\n een Wlz-uitvoerder;\n \n \n –\n een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.\n \n \n \n \n \n Zorgaanbieder:\n \n De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig farmaceutische zorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c Wmg.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n Deze beleidsregel dient twee doelen:\n \n \n 1.\n De vastlegging van de diverse prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg en de wijze waarop gedeclareerd kan worden;\n \n \n 2.\n Het zichtbaar maken van handelingen behorend bij farmaceutische zorg in de onderhandelingstaal tussen zorgaanbieders, consumenten en zorgverzekeraars.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op farmaceutische zorg die omvat advies of begeleiding ten behoeve van medicatiebeoordeling en verantwoord gebruik van UR-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder s, van de Geneesmiddelenwet of de terhandstelling van die geneesmiddelen, of waarop de Wet inzake bloedtransfusie van toepassing is.2De farmaceutische zorg waarop de artikelen 50 tot en met 56 Wmg op van toepassing zijn zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2° van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 4\n Prestaties\n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende prestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Terhandstelling van een geneesmiddel (art. 5.1)\n \n \n –\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment) (art 5.2)\n \n \n –\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek (art. 5.3)\n \n \n –\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel (art. 6)\n \n \n –\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik (art. 7)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek (art. 8)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname (art. 9)\n \n \n –\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis (art. 10)\n \n \n –\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep (art. 11)\n \n \n –\n Advies farmaceutische zelfzorg (art. 12)\n \n \n –\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis (art. 13)\n \n \n –\n Advies ziekterisico bij reizen (art. 14)\n \n \n –\n Onderlinge dienstverlening (art. 15)\n \n \n –\n Facultatieve prestatie (art. 16)\n \n \n In het kader van deze beleidsregel worden de volgende deelprestaties onderscheiden:\n \n \n –\n Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen (art. 5.4, 9.1 en 10.1)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 9 of 10.\n \n \n –\n Apotheekbereiding (art. 5.5)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Bijzondere apotheekbereiding (art. 5.6)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2 of 5.3.\n \n \n –\n Dienstverlening thuis (art. 5.7, 7.1 en 10.2)\n Deze deelprestatie kan enkel gezamenlijk in rekening worden gebracht met de prestaties genoemd in artikel 5.1, 5.2, 5.3, 7 of 10.\n \n \n Hierna worden onder artikelen 5 tot en met 16 de prestaties nader beschreven en onder artikel 17 wordt naast de tariefsoort aangegeven op welke wijze elke prestatie kan worden gedeclareerd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 5\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n \n \n 1\n Terhandstelling van een geneesmiddel\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n Beoordelen of het voorschrift leesbaar, authentiek, rationeel en doelmatig is.\n \n \n 2.\n Medicatiebewaking uitvoeren: beoordelen of de voorgeschreven farmacotherapie geschikt is voor de patiënt door te controleren op onvolkomenheden, onvolledigheden, onjuistheden of vergissingen ten aanzien van geneesmiddel, dosering, duur van behandeling, interacties, contra-indicaties, dubbelmedicatie en overgevoeligheid op basis van het actuele geneesmiddelengebruik van de patiënt (inclusief zelfzorgmiddelen).\n \n \n 3.\n Indien voorgeschreven farmacotherapie niet geschikt is: terugkoppelen naar of afstemmen met voorschrijver.\n \n \n 4.\n Het direct of indirect aan de patiënt (en/of diens verzorger) verstrekken van mondelinge en schriftelijke relevante informatie (minimaal de bijsluiter) voorafgaand of tijdens de terhandstelling ter bevordering van goed geneesmiddelengebruik.\n \n \n 5.\n Het (geven van instructie voor het) toedieningsgereed maken van UR-geneesmiddelen voor patiënten die dat behoeven.\n \n \n 6.\n Controleren op inconsistenties van het ter hand te stellen geneesmiddel met het voorschrift vóór terhandstelling.\n \n \n 7.\n Controleren van correcte uitvoering van alle bovengenoemde activiteiten na de terhandstelling.\n \n \n 8.\n Het treffen van passende maatregelen bij vermoede of geconstateerde gebreken in de farmaceutische zorg- en dienstverlening.\n \n \n 9.\n Vastleggen van de relevante gegevens in het digitale patiëntendossier.\n \n \n 10.\n Terhandstellen van het UR-geneesmiddel.\n \n \n Deze prestatie kan ook worden gedeclareerd als na uitvoering van activiteiten 1 tot en met 3 (in samenspraak met de voorschrijver) of 1 tot en met 4 (in samenspraak met de patiënt en/of diens verzorger) weloverwogen is besloten het voorgeschreven UR-geneesmiddel niet ter hand te stellen en niet te vervangen door een ander UR-geneesmiddel. In alle andere gevallen waarbij geen sprake is van een terhandstelling kan deze prestatie niet worden gedeclareerd.\n De voorschriften op het recept zijn bepalend voor de declaratie van de zorgaanbieder voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’. De zorgaanbieder brengt voor een voorschrift niet meer dan éénmaal een tarief voor de prestatie ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ in rekening, tenzij:\n \n \n –\n de periode waarvoor het geneesmiddel is voorgeschreven langer is dan de houdbaarheidsperiode van het geneesmiddel;\n \n \n –\n er sprake is van een iteratierecept;\n \n \n –\n de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd of het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen ofwel beiden heeft/hebben geadviseerd om per verstrekking een kleinere hoeveelheid van het geneesmiddel af te leveren dan het voorschrift aangeeft;\n \n \n –\n met de ziektekostenverzekeraar van de consument ten behoeve van wie de prestatie wordt geleverd anders is overeengekomen.\n \n \n \n \n 2\n Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)\n Een 'Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)' kan in rekening worden gebracht wanneer geneesmiddelen in gezamenlijke besluitvorming met voorschrijver en patiënt (en/of diens verzorger) worden ter hand gesteld voor in beginsel een periode van een week of voor meerdere weken tegelijk voor een individuele patiënt door middel van een GDV. In uitzonderlijke situaties kan het noodzakelijk zijn om de GDV ter hand te stellen voor een periode korter dan een week.\n Om deze prestatie te kunnen declareren, dienen de activiteiten uit artikel 5.1 'Terhandstelling van een geneesmiddel' te zijn uitgevoerd, aangevuld met onderstaande activiteiten:\n \n \n 1.\n De vaststelling dat de patiënt niet in staat is zonder een GDV de terhandgestelde geneesmiddelen verantwoord bij zichzelf toe te dienen, dan wel te laten toedienen.\n \n \n 2.\n Een intakegesprek met patiënt en/of diens verzorger bij de start met een GDV. Dit gesprek bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:\n \n \n o\n het bespreken van de redenen voor het starten van een GDV;\n \n \n o\n het geven van instructie over het gebruik van de GDV;\n \n \n o\n het inventariseren welke andere (zelfzorg)middelen de patiënt gebruikt;\n \n \n o\n het bespreken van de dosering(sfrequentie) en innametijden.\n \n \n \n \n 3.\n Een periodieke evaluatie van het gebruik en de medische noodzakelijkheid van een GDV.\n \n \n 4.\n Het verstrekken van een actueel totaal medicatieoverzicht inclusief innametijdstippen aan de patiënt (en/of diens verzorger) en arts, waardoor de patiënt (en/of diens verzorger) de individuele geneesmiddelen kan herkennen. Dit medicatieoverzicht dient te worden verstrekt op elk moment dat een voorschrift wijzigt. Indien de medicatie wijzigt, wordt de patiënt en/of diens verzorger over deze wijziging geïnformeerd.\n \n \n De prestatie kan niet in rekening worden gebracht voor verzekerden die aanspraak hebben op farmaceutische zorg op grond van artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg (Wlz) (behandeling en verblijf in dezelfde instelling).\n \n \n 3\n Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek\n Er is sprake van ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ indien alle activiteiten zoals genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ zijn uitgevoerd en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel (zie begripsomschrijving) is gevoerd.\n Deze prestatie mag alleen per voorschrift in rekening worden gebracht, met uitzondering van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 6.8 van de Regeling Geneesmiddelenwet (orale anticonceptiva, niet-orale anticonceptiva die UR-geneesmiddelen zijn, en insuline).\n En de prestatie ‘Terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek’ kan enkel worden gedeclareerd indien de activiteiten genoemd in artikel 5.1 ‘Terhandstelling van een geneesmiddel’ of artikel 5.2 ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ en het begeleidingsgesprek bij een nieuw UR-geneesmiddel zijn uitgevoerd, en:\n \n \n (i)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm niet eerder aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (ii)\n een UR-geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm twaalf maanden of langer geleden voor het laatst aan de patiënt ter hand is gesteld, of\n \n \n (iii)\n niet objectief vastgesteld kan worden of aan de patiënt het UR geneesmiddel eerder ter hand is gesteld in de twaalf voorafgaande maanden.\n \n \n \n \n 4\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van de ANZ-dienstverlening.\n \n \n 5\n Deelprestatie Apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een reguliere magistrale bereiding, kan de deelprestatie Apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n er geen sprake is van een bijzondere magistrale bereiding, zoals bedoeld in artikel 5.6, en\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 6\n Deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding\n Voor de dienstverlening die direct samenhangt met het ter hand stellen van een UR-geneesmiddel bij een bijzondere magistrale bereiding kan de deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding in rekening worden gebracht.\n De deelprestatie Bijzondere apotheekbereiding kan in rekening worden gebracht, indien:\n \n \n –\n het de bereiding van een voorgeschreven UR-geneesmiddel betreft, en\n \n \n –\n voor de bereiding van het geneesmiddel aseptische handelingen nodig zijn of gewerkt moet worden met risicovolle stoffen, die zodanige randvoorwaarden (inrichting zoals veiligheidswerkbank, apparatuur, deskundigheid, ervaring) vereisen dat het, uit oogpunt van kwaliteit of doelmatigheid, wenselijk is het geneesmiddel alleen in gespecialiseerde apotheken te bereiden, en\n \n \n –\n de magistrale bereiding plaatsvindt door de terhandstellende zorgaanbieder, of op verzoek van de terhandstellende zorgaanbieder op individueel voorschrift plaatsvindt door een bereidende zorgaanbieder, waarbij de gebruikte bereidingshoeveelheid overeenkomt met de bereidingshoeveelheid die noodzakelijk is om het UR-geneesmiddel op het individuele voorschrift ter hand te stellen.\n \n \n \n \n 7\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie onder artikel 5.1, 5.2 of 5.3 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n20233572528-12-202319-12-2023WB/REG-2023-0920233572528-12-202319-12-2023WB/REG-2023-0929-12-202301-01-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Instructie geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel\n \n Prestatiebeschrijving\n Het geven van gebruiksinstructie van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel indien sprake is van een eerste toepassing voor de patiënt of indien sprake is van een geconstateerd foutief gebruik van het UR-geneesmiddel-gerelateerd hulpmiddel. De indicatie voor het geven van de gebruiksinstructie wordt in het digitale patiëntendossier vastgelegd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Medicatiebeoordeling bij chronisch geneesmiddelengebruik\n \n Prestatiebeschrijving\n Een systematische beoordeling van ten minste het UR-geneesmiddelengebruik van een individuele (veelal oudere) patiënt door arts, apotheker en patiënt (en/of diens verzorger) op basis van een periodieke gestructureerde, kritische evaluatie van de medische-, farmaceutische- en gebruiksinformatie. Deze prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien er een medische of farmaceutische noodzaak bestaat.\n Om deze prestatie te kunnen declareren dienen alle onderstaande activiteiten ten minste te zijn uitgevoerd:\n \n \n 1.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt aan de hand van een gestructureerde vragenlijst het actuele geneesmiddelengebruik, gebruik gerelateerde problemen, ervaringen, zorgen, verwachtingen en overtuigingen van de patiënt met betrekking tot medicatie besproken (Farmacotherapeutische anamnese);\n \n \n 2.\n de verzamelde gegevens worden geordend en er wordt vastgesteld welke gegevens ontbreken. Identificeer vervolgens met een gestructureerde methode mogelijke farmacotherapie gerelateerde problemen (FTP’s) (Farmacotherapeutische analyse);\n \n \n 3.\n arts en apothekers stellen gezamenlijk een farmacotherapeutisch behandelplan op met behandeldoelen, prioritering en te ondernemen acties;\n \n \n 4.\n met de patiënt (en/of diens verzorger) wordt het gewijzigde farmacotherapeutisch behandelplan besproken. Stel het farmacotherapeutisch behandelplan zo nodig bij aan de hand van de reactie van de patiënt (en/of diens verzorger);\n \n \n 5.\n in overleg tussen apotheker en arts zijn afspraken gemaakt over controle op en de evaluatie van de afgesproken acties in het farmacotherapeutisch behandelplan. De evaluatie met de patiënt (en/of diens verzorger) vindt kort na de aanpassingen plaats (Follow-up en monitoring);\n \n \n 6.\n de verslaglegging van de medicatiebeoordeling, het vastgestelde farmacotherapeutisch behandelplan en de evaluatie van de afgesproken acties hierin, vindt plaats in het digitale patiëntendossier.\n \n \n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie Dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 7 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek\n \n Prestatiebeschrijving\n Om voorschrijvers in de polikliniek/op de dagbehandeling tijdig te kunnen laten beschikken over een actueel medicatieoverzicht dient voorafgaande aan de dagbehandeling/het polikliniekbezoek het medicatieoverzicht afgestemd te worden met de patiënt (en/of diens verzorger). Zodoende kan worden vastgesteld welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt. Deze afstemming met de patiënt (en/of diens verzorger) dient vastgelegd te worden in het digitale patiëntendossier. Hierbij worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’.\n De prestatie bevat tevens een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) na afloop van de dagbehandeling/polikliniekbezoek over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om (1) de actuele medicatie, (2) gestopte medicatie en (3) geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden.\n Om relevante ketenpartners na het bezoek aan de polikliniek/dagbehandeling te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient, conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij dagbehandeling/polikliniekbezoek kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient overdracht naar ten minste de farmaceutisch zorgaanbieder en huisarts te zijn geschied.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname\n \n Prestatiebeschrijving\n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ziekenhuisopname dient een gesprek3Indien een face-to-face gesprek niet noodzakelijk wordt geacht, kan na overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) de informatie-uitwisseling over het geneesmiddelengebruik via een andere weg plaatsvinden. met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden. Het medicatieoverzicht moet hierbij afgestemd worden met de patiënt (en/of diens verzorger) om vast te stellen welke medicatie (al dan niet op recept) de patiënt daadwerkelijk gebruikt.\n Ten bate van de behandeling in het ziekenhuis worden alle geneesmiddelen die de patiënt gebruikt (al dan niet op recept) en relevante gegevens met betrekking tot het gebruik daarvan geregistreerd in het digitale patiëntendossier conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’. Deze prestatie geschiedt direct voor of op het moment dat de behandeling in het ziekenhuis aanvangt.\n De prestatie Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname kan in rekening worden gebracht indien alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ zijn vastgelegd in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig aantoonbaar afgestemd met de patiënt (en/of diens verzorger).\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 9 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis\n \n Prestatiebeschrijving\n De farmaceutische begeleiding bij ontslag uit het ziekenhuis bestaat uit:\n \n \n –\n het opstellen van een actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelgebruik zoals (thuis)medicatie die bewust gewijzigd of gestaakt is vlak voor of tijdens de opname inclusief de reden daarvoor);\n \n \n –\n het informeren van de patiënt (en/of diens verzorger) bij of direct na ontslag uit het ziekenhuis over de (gewijzigde) medicatie. Het gaat hierbij om:\n \n \n (1)\n de actuele medicatie;\n \n \n (2)\n gestopte medicatie; en\n \n \n (3)\n geneesmiddelen die in de toekomst gebruikt moeten gaan worden;\n \n \n \n \n –\n het vastleggen van alle relevante gegevens conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’ in het digitale patiëntendossier en daar waar nodig afstemmen met de patiënt (en/of diens verzorger). Ook dient de overdracht naar ten minste de farmaceutische zorgaanbieders en huisarts plaats te vinden.\n \n \n Voor de dienstverlening die samenhangt met farmaceutische begeleiding in verband met ontslag uit het ziekenhuis, dient minimaal een gesprek met de patiënt (en/of diens verzorger) plaats te vinden waarvan vastlegging plaatsvindt in het digitale patiëntendossier. Deze prestatie geschiedt voor of op het moment dat de voorraad ontslagmedicatie van het ziekenhuis op is en de patiënt extramuraal zijn/haar UR-geneesmiddelen nodig heeft.\n Om relevante ketenpartners na ontslag uit het ziekenhuis te voorzien van een actueel medicatieoverzicht dient conform de vigerende richtlijn ‘Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten’, het actueel medicatieoverzicht (inclusief relevante gegevens rondom het geneesmiddelen gebruik zoals informatie over gestaakte en gewijzigde medicatie en de reden daarvoor) overgedragen te worden aan ten minste de door de patiënt (en/of diens verzorger) opgegeven farmaceutisch zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt.\n \n \n 1.\n Deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen\n De deelprestatie Dienstverlening in de avond, nacht of op zon- of feestdagen kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van ANZ-dienstverlening.\n \n \n 2.\n Deelprestatie Dienstverlening thuis\n De deelprestatie dienstverlening thuis kan in rekening worden gebracht tezamen met de prestatie in artikel 10 indien voldaan wordt aan de begripsbepaling van dienstverlening thuis.\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep\n \n Prestatiebeschrijving\n Het individueel ondersteunen van patiënten in groepsverband middels informatiebijeenkomsten over UR-geneesmiddelen in relatie tot ‘gezondheid en gedrag’ teneinde het geneesmiddelengebruik van de betreffende patiënt te optimaliseren.\n Deze prestatie kan door de zorgaanbieder alleen geleverd worden indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:\n \n \n –\n De nadere indicatiestelling \"groepsbehandeling\" geschiedt door de zorgaanbieder in overleg met de patiënt (en/of diens verzorger) en/of voorschrijver na een individueel onderzoek van de patiënt.\n \n \n –\n De individuele behandelplannen worden uitgebreid met een \"groepsbehandelplan\".\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Advies farmaceutische zelfzorg\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over de vraag of er mogelijke interacties bestaan van Uitsluitend Apotheek -, Uitsluitend Apotheek of Drogist – of zelfzorg geneesmiddelen met UR-geneesmiddelen die de patiënt op het betreffende moment gebruikt of wil gaan gebruiken. Relevante gegevens moeten worden vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 13\n Advies gebruik geneesmiddelen tijdens reis\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van advies over het gebruik en bewaren van, door de patiënt tijdens een reis te gebruiken, UR-geneesmiddelen in een ander weersklimaat.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Advies ziekterisico bij reizen\n \n Prestatiebeschrijving\n Het op verzoek van een individuele patiënt/consument verstrekken van informatie over UR-geneesmiddelen in verband met ziekterisico bij reizen.\n De prestatie kan enkel worden gedeclareerd indien dit advies is vastgelegd in het digitale patiëntendossier.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Onderlinge dienstverlening\n \n Prestatiebeschrijving\n In deze beleidsregel is sprake van onderlinge dienstverlening als de zorg die door een zorgaanbieder wordt verleend onderdeel uitmaakt van de beschrijving van een door een andere zorgaanbieder uit te voeren prestatie op het gebied van de farmaceutische zorg. De eerstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als de ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’.\n De uitvoerende zorgaanbieder brengt de prestatie ‘onderlinge dienstverlening’ in rekening bij de opdrachtgevende zorgaanbieder die de prestatie bij de uitvoerende zorgaanbieder heeft aangevraagd.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 16\n Facultatieve prestatie\n \n Prestatiebeschrijving\n De NZa kan een prestatiebeschrijving vaststellen voor de in artikel 3 aangeduide zorg die afwijkt van de hiervoor vermelde prestatiebeschrijvingen, indien ten minste één zorgaanbieder en ten minste één ziektekostenverzekeraar gezamenlijk daarom verzoeken. Andere verzoeken dan gezamenlijke worden zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen.\n De door de NZa vastgestelde prestatie kan in rekening worden gebracht door een zorgaanbieder indien hier een schriftelijke overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar aan ten grondslag ligt.\n Aanvraagprocedure\n \n \n 1.\n De aanvraag dient:\n \n \n –\n schriftelijk te worden ingediend;\n \n \n –\n door zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar gezamenlijk; en\n \n \n –\n te zijn voorzien van een handtekening van deelnemende partijen.\n \n \n \n \n 2.\n De aanvraag dient het volgende te bevatten:\n \n \n –\n een voorstel voor een concrete en duidelijke prestatiebeschrijving;\n \n \n –\n een toelichting waarom de voorgestelde prestatiebeschrijving binnen de werkingssfeer van deze beleidsregel valt.\n \n \n \n \n De NZa beoordeelt de aanvraag op de volgende onderdelen:\n Voldoet de aanvraag aan de gestelde voorwaarden onder 1 en 2.\n Valt de voorgestelde prestatiebeschrijving(en) onder de reikwijdte van deze beleidsregel.\n Indien de aanvraag niet voldoet aan de gestelde voorwaarden zal de NZa de beoordeling ervan aanhouden totdat de benodigde gegevens zijn ontvangen. Bij een complete aanvraag voor een nieuwe prestatie zal de NZa binnen vier weken na ontvangst van de schriftelijke aanvraag een besluit nemen.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 17\n Tariefsoort en declaratie\n \n Voor de prestaties zoals vastgelegd in deze beleidsregel gelden vrije tarieven.\n Voor de prestaties zoals bedoeld in artikelen 5 tot en met 10 en 12 tot en met 14 geldt een tarief per keer.\n Voor de prestatie zoals bedoeld in artikel 11 geldt een tarief per patiënt per bijeenkomst.\n Voor de prestatie als bedoeld in artikel 16 geldt een tarief dat afhankelijk is van de inhoud van de prestatie.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 18\n Intrekken oude beleidsregel\n \n Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, kenmerk BR/REG-22144 ingetrokken.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n Artikel\n 19\n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel\n \n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel\n De beleidsregel ‘Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg’, met kenmerk BR/REG-22144, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsrsegel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische zorg.\n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023\n \n \n20214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310020214962916-12-202107-12-2021BR/REG-2310001-01-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046173/manifest.xml", "content": "2023-01-012022-01-11T07:37:25+01:002024-01-03T06:52:19+01:00BWBR0046173.WTI2023-01-012023-12-282023-01-012023-12-282023-01-01T08:24:54+01:002024-01-03T06:52:52+01:001036829e5158bc36d4a5649171f6bb569c5e7cd50ba9748f6447650c740842c930fdd7768bf0fe888b0bc27bcf11d1b7d1303bbfbcc69a6416983664482ccac8548a422023-12-299999-12-312023-12-299999-12-312024-01-03T06:52:52+01:002024-01-03T06:52:52+01:001035897841cde2335ca27a1e643f8880850d5530a15dea3f418ea26c7e9fcdfa0215d45caefea40a63212e7681325501173577f95c796ccc208a9b8b594ace0520d7012023-01-012023-12-282023-12-299999-12-312024-01-03T06:52:52+01:002024-01-03T06:52:52+01:001067434ed9c768325e1ab80070fd322847103e5ec7b984a31671a8ae69aaf5012a97c65e645e9af66addc8c017c76bd288727c114d789904181bf24c1e409ea18cba6d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046175/2022-04-01_0/xml/BWBR0046175_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n \n \n Artikel\n 1\n Inleiding\n \n Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.\n Gelet op artikel 53, aanhef en onderdeel b juncto 52, aanhef en onderdeel e, van de Wmg, worden tarieven en prestatiebeschrijvingen die uit de voorliggende beleidsregel voortvloeien ambtshalve door de NZa vastgesteld.\n Gelet op artikel 59, onderdeel b, van de Wmg heeft de Minister van VWS met brief van 14 juli 2014, kenmerk 642423-123512-MC, en van 11 juli 2017, met kenmerk 1153348-165402, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg aan de NZa gegeven.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n Deze beleidsregel legt vast op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te leggen op het gebied van huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op huisartsgeneeskundige zorg en multidisciplinaire zorg zoals omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw).\n Voor zover geen sprake is van zorg als omschreven in de vorige zin, is deze beleidsregel van toepassing op handelingen1Het betreft hier de handelingen bedoeld in artikel 1, onderdeel b, nr. 2°, van de Wmg. of werkzaamheden2Het betreft hier de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg. op het terrein van geneeskundige zorg uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van personen, ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) of door personen als bedoeld in artikel 34 van de Wet BIG.\n Deze beleidsregel is verder van toepassing op geneeskundige zorg zoals omschreven bij of krachtens de Zvw betreffende de multidisciplinaire samenwerking tussen zorgaanbieders middels geïntegreerde eerstelijnszorgproducten.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Globale beschrijving bekostigingsmodel\n \n Met ingang van 1 januari 2015 wordt de bekostiging van huisartsgeneeskundige zorg en multidisciplinaire zorg waarvan huisartsenzorg onderdeel is (multidisciplinaire eerstelijnszorg), samengebracht in één model. Het bekostigingsmodel is opgebouwd rondom drie segmenten, waarbij ieder segment zijn eigen kenmerken heeft.\n Segment 1: Basisvoorziening huisartsenzorg\n Het eerste segment richt zich op de basisvoorziening huisartsenzorg. Dit segment heeft betrekking op zorgvragen en aandoeningen waarvoor de huisarts doorgaans fungeert als eerste aanspreekpunt voor de patiënt en tevens fungeert als poortwachter. Deze zorgvragen en aandoeningen kunnen grotendeels binnen de huisartsenpraktijk gediagnosticeerd, behandeld en begeleid worden. De prestaties behorende bij dit segment worden beschreven in artikel 5.\n Segment 2: Programmatische multidisciplinaire zorg\n Het tweede segment richt zich op multidisciplinaire eerstelijnszorg, waarbij naast de huisartsenzorg ook andere disciplines betrokken zijn om een integrale behandeling te leveren. Dit segment heeft betrekking op zorgvragen en aandoeningen die voortkomen uit specifieke kenmerken van een (in omvang) substantieel deel van de populatie. Een ondersteuningsstructuur is wenselijk om deze programmatisch vormgegeven zorg te leveren. De prestaties behorende bij dit segment worden beschreven in artikel 6.\n Segment 3: Resultaatbeloning en zorgvernieuwing\n Het derde segment richt zich op het belonen van uitkomsten en het stimuleren van vernieuwing. In dit segment wordt ruimte aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders geboden om (belonings)afspraken te maken over de resultaten van de inzet in huisartsenzorg of multidisciplinaire zorg. Daarnaast biedt Segment 3 de ruimte aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om praktijkgebonden afspraken te maken rondom huisartsenzorg of multidisciplinaire zorg, bijvoorbeeld over het leveren van zorg die niet onder de andere segmenten valt. De prestaties behorende bij dit segment worden beschreven in artikel 7.\n Prestaties buiten segmenten\n De overgang van de bekostiging zoals deze tot en met 2014 bestond naar het driesegmentenmodel is groot. De overgang tussen beide systematieken wordt daarom gefaseerd ingevoerd. De bekostiging draagt ook met de introductie van de drie segmenten, nog veel kenmerken in zich van de oude systematiek. Prestaties die niet goed in één van de drie segmenten zijn in te passen, worden in een separaat artikel (artikel 8, prestaties buiten segmenten) beschreven.\n Naast de toelichting kent de beleidsregel vier bijlagen. Bijlage 1 bevat de begripsbepalingen. Bijlage 2 omvat de prestatielijst van de Modernisatie & Innovatie (M&I)-verrichtingen. Bijlage 3 is het verantwoordingsdocument over de berekening van de maximumtarieven en de tot standkoming van de postcodelijst voor opslagwijken. Bijlage 4 betreft de in- en exclusiecriteria multidisciplinaire zorg (niet gecontracteerd).\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Segment 1\n \n \n Artikel\n 5.1\n Beschrijving segment\n \n Het eerste segment richt zich op de basisvoorziening huisartsenzorg. Het is opgebouwd rondom vier hoofdelementen: de inschrijving op naam, het consult, de separate bekostiging van de functie praktijkondersteuner ggz, en een aantal specifieke verrichtingen. Het kent een hybride karakter van vergoeding op basis van abonnement en op basis van verrichtingen.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2\n Prestatiebeschrijvingen\n \n Binnen segment 1 worden de volgende prestaties onderscheiden.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.1\n Inschrijving\n \n De prestatie inschrijving beschrijft beschikbaarheid van het integrale pakket aan huisartsgeneeskundige zorg, 24 uur per dag en 7 dagen per week, voor de bij de zorgaanbieder op naam ingeschreven verzekerden.\n Het tarief bij de prestatie inschrijving is een vergoeding voor de kosten van beschikbaarheid, waaronder die van de avond, nacht en weekend (anw)-diensten, en een deel van de kosten van zorglevering.\n Het tarief van de inschrijving is een bedrag per kwartaal per op naam van de huisarts ingeschreven verzekerde.\n Het tarief van de inschrijving wordt gedifferentieerd naar leeftijd, waarbij vier leeftijdscategorieën worden onderscheiden:\n \n \n –\n Ingeschreven verzekerden tot 65 jaar;\n \n \n –\n Ingeschreven verzekerden vanaf 65 tot 75 jaar;\n \n \n –\n Ingeschreven verzekerden vanaf 75 jaar tot 85 jaar;\n \n \n –\n Ingeschreven verzekerden vanaf 85 jaar.\n \n \n Het tarief wordt nader gedifferentieerd voor ingeschreven verzekerden woonachtig in een opslaggebied.\n De vaststelling van de opslaggebieden vindt plaats op grond van een door de NZa uitgevoerd onderzoek. De NZa hanteert voor de berekening van de achterstandsindex CBS-gegevens op postcode 6- en postcode 5-niveau. Per postcode-6-gebied wordt bepaald welke postcodes in de achterstandsgebieden voorkomen. De achterstandsindex worden gebaseerd op de volgende criteria:\n \n \n –\n percentage inwoners met laag inkomen;\n \n \n –\n percentage niet-actieven;\n \n \n –\n percentage inwoners met niet-westerse of Midden-en Oost-Europese migratieachtergrond.\n \n \n Verzekerden woonachtig in de betreffende postcodes worden aangemerkt als woonachtig in een opslagwijk.\n In het verantwoordingsdocument dat als bijlage is toegevoegd bij deze beleidsregel is de systemetiek om te komen tot de postcodelijst nader toegelicht. De resulterende postcodelijst wordt gepubliceerd als bijlage bij de Tariefbeschikking huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg.\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Het tarief mag enkel in rekening worden gebracht indien de verzekerde zich uit eigen beweging heeft ingeschreven bij de betreffende zorgaanbieder.\n \n \n 2.\n Het tarief mag enkel in rekening worden gebracht voor die verzekerden die op de eerste dag van het kwartaal bij de zorgaanbieder ingeschreven staan.\n \n \n 3.\n Het tarief kan in rekening worden gebracht in aanvulling op de overige prestaties zoals in deze beleidsregel beschreven, tenzij expliciet anders wordt vermeld.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.2\n Regulier consult\n \n Het consult is een direct patiëntcontact van een ingeschreven verzekerde met de zorgaanbieder.\n \n \n –\n Het tarief van het consult is een bedrag per patiëntcontact. Het tarief is een vergoeding voor een deel van de kosten van zorglevering.\n \n \n –\n Het consult wordt gedifferentieerd in 6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Consult regulier korter dan 5 minuten\n \n \n \n \n Consult regulier vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n \n \n Consult regulier 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Visite regulier korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Visite regulier 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Vaccinatie regulier\n \n \n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Indien het specifieke patiëntcontact al in rekening wordt gebracht en daarmee wordt vergoed in het kader van een andere prestatie (bijvoorbeeld de ketenzorgprestaties in Segment 2 of het uitvoeren van een M&I-verrichting), mag de zorgaanbieder voor dezelfde handelingen niet ook een consult declareren.\n \n \n 2.\n Indien het patiëntcontact niet in rekening wordt gebracht in het kader van een andere prestatie kan deze op basis van één van de hierboven beschreven prestaties gedeclareerd worden, met inachtneming van de overige hier vermelde voorwaarden, voorschriften en beperkingen. Contact met andere zorgaanbieders, intercollegiaal/multidisciplinair overleg etc. kan niet als directe patiëntentijd in de vorm van een consult in rekening worden gebracht.\n \n \n 3.\n De tijdsduur van het zorginhoudelijke patiëntcontact is leidend voor de declaratie. Zo mogen de prestaties consult regulier vanaf 20 minuten en visite regulier vanaf 20 minuten alleen in rekening worden gebracht indien het zorginhoudelijke patiëntcontact daadwerkelijk 20 minuten of langer in beslag heeft genomen. Dit zorginhoudelijk contact kan in de vorm van een fysiek spreekuurconsult zijn, maar ook zonder direct fysiek face-to-face-contact, bijvoorbeeld telefonisch, per e-mail of via een internet beeldverbinding. Deze laatste vormen van contact mogen alleen als consult in rekening worden gebracht indien deze duidelijk dienen ter vervanging van een spreekuurconsult, waarbij de zorgverlening zowel zorginhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met de zorgverlening die in een regulier face-to-face consult wordt geboden.\n \n \n 4.\n Aanvullende voorwaarde bij de declaratie van een regulier consult zonder direct fysiek face-to-face-contact is dat voldaan wordt aan de voorwaarden die de beroepsgroep zelf heeft opgesteld in paragraaf 3.3.1 van de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens.\n \n \n 5.\n Kleine chirurgische ingrepen, die gedurende de tijd van een regulier consult uitgevoerd worden, kunnen via de prestatie consult regulier in rekening worden gebracht.\n \n \n 6.\n Het maken van een ECG is in het consulttarief begrepen. Voor de kosten van een ECG wordt uitgegaan van een normbedrag, zie artikel 8.2.7 van de beleidsregel.\n \n \n 7.\n De declaraties (honorarium en kosten) voor de door de dienstenstructuren geleverde anw-diensten lopen via de dienstenstructuur waaraan de zorgaanbieder is verbonden. De aan een dienstenstructuur verbonden zorgaanbieders mogen voor de verrichte consulten niet zelf declareren.\n \n \n 8.\n De prestatie consult regulier vanaf 20 minuten mag (in afwijking van de voorwaarde zoals genoemd onder 2) ook in rekening worden gebracht indien het gaat om één van de volgende verrichtingen (vh. M&I-verrichtingen):\n \n \n a.\n Postoperatief consult in de praktijk (vh. 13016)\n \n \n b.\n Verrichting ter vervanging van specialistenbezoek (vh. 13018)\n \n \n c.\n Trombosebeen (vh. 13019)\n \n \n d.\n Varices sclerosering (vh. 13020)\n \n \n e.\n Aanmeten en plaatsen pessarium (vh. 13025)\n \n \n \n \n 9.\n De prestatie visite regulier vanaf 20 minuten mag (in afwijking van de voorwaarde genoemd onder 2) ook in rekening worden gebracht indien het gaat om een postoperatief consult thuis (vh. M&I-verrichting 13017).\n \n \n 10.\n Een vaccinatie tijdens een consult of een visite mag niet extra in rekening worden gebracht.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.3\n Consult passanten, militairen, gemoedsbezwaarden, tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd\n \n Directe patiëntcontacten van niet-ingeschreven verzekerden met de zorgaanbieder kunnen in rekening worden gebracht voor de volgende vier patiëntencategorieën:\n \n \n 1)\n Militairen in actieve dienst. Het betreft een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg;\n \n \n 2)\n Gemoedsbezwaarden als omschreven in artikel 2.2b van de Zorgverzekeringswet;\n \n \n 3)\n Tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd. Het betreft een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg;\n \n \n 4)\n Passanten, zijnde overige niet bij de betreffende huisartsenpraktijk ingeschreven patiënten die bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd. Het betreft een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg.\n \n \n \n \n –\n Het tarief van het consult is een bedrag per patiëntcontact. Het tarief is een vergoeding voor de kosten van zorglevering.\n \n \n –\n Het tarief van het consult gemoedsbezwaarden en tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd wordt opgehoogd met een opslag van € 2,63 (prijspeil definitief niveau 2021) in verband met de extra te verrichten administratieve handelingen.\n \n \n –\n Het consult wordt gedifferentieerd in 3x6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Consult passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt korter dan 5 minuten\n \n \n \n \n Consult passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n \n \n Consult passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Visite passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Visite passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Vaccinatie passant/militair/gemoedsbezwaarde/buitenlandse patiënt\n \n \n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1 tot en met 10 van de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2) zijn mutatis mutandis van toepassing.\n \n \n 2.\n Consulten voor passanten, militairen, gemoedsbezwaarden of tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd mogen door de zorgaanbieder alleen in rekening worden gebracht voor zorg buiten anw-uren.\n \n \n 3.\n Het is niet toegestaan het consult voor tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd in rekening te brengen indien voor de ingeschreven patiënt het inschrijftarief in rekening wordt gebracht.\n \n \n 4.\n Consulten voor passanten mogen door de zorgaanbieder alleen in rekening worden gebracht voor incidentele en acute zorg aan niet bij de zorgaanbieder ingeschreven patiënten die bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd.\n \n \n 5.\n Het is niet toegestaan het passantentarief in rekening te brengen indien de patiënt, gelet op de aard van de klachten, redelijkerwijs kan worden verwezen naar de huisarts(praktijk) waar de patiënt staat ingeschreven.\n \n \n 6.\n Het is niet toegestaan het consult voor passanten in rekening te brengen:\n \n \n •\n indien de patiënt is ingeschreven bij een huisarts die werkzaam is i) binnen dezelfde praktijk en/of ii) op dezelfde locatie als de behandelend huisarts;\n \n \n •\n of indien er sprake is van onderlinge waarneming (zoals bij vakantie, ziekte of nascholing).\n \n \n \n \n 7.\n Indien niet aan de voorwaarden 2 t/m 6 wordt voldaan, mogen alleen de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2) in rekening worden gebracht.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.4\n Poh-ggz\n \n De functie praktijkondersteuning geestelijke gezondheidszorg (poh-ggz) betreft zorginhoudelijke ondersteuning van de huisartsenzorg aan alle patiënten met klachten van (mogelijk) psychische, psychosociale of psychosomatische aard. De functie kan worden ingevuld door (een combinatie van) personele inzet, e-health, en consultatieve raadpleging van gespecialiseerde zorgaanbieders.\n Binnen de functie poh-ggz onderscheidt de NZa de volgende prestaties.\n \n \n –\n \n Opslag praktijkondersteunerggz per kwartaal, per ingeschreven verzekerde\n \n De opslag biedt beschikbaarheid van de functie poh-ggz voor de bij de zorgaanbieder op naam ingeschreven verzekerden. Het tarief van de opslag is een bedrag per kwartaal per op naam van de zorgaanbieder ingeschreven verzekerde. Het tarief is een vergoeding voor de kosten van beschikbaarheid, e-health en consultatieve raadpleging en een deel van de kosten van zorglevering.\n \n \n –\n \n Consult praktijkondersteuner ggz\n \n Het consult praktijkondersteuner ggz is een direct patiëntcontact van een ingeschreven verzekerde met een zorgverlener poh-ggz. Het tarief is een vergoeding voor een deel van de kosten van zorgverlening in het kader van poh-ggz. Het consult wordt gedifferentieerd in 6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven. Het maximale basisconsulttarief poh-ggz is gelijk aan het maximale basistarief van het reguliere consult (zie artikel 5.2.2).\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz korter dan 5 minuten\n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Visite praktijkondersteuner ggz korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Visite praktijkondersteuner ggz 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Groepsconsult praktijkondersteuner ggz\n \n \n \n \n \n \n \n –\n \n Onderlinge dienstverlening ten behoeve van praktijkondersteuner ggz\n \n Prestaties in rekening te brengen door een zorgaanbieder bij een zorgaanbieder. We onderscheiden hier:\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Onderlinge dienstverlening ten behoeve van praktijkondersteuner ggz\n \n \n \n \n Onderlinge dienstverlening ten behoeve van consultatie bij praktijkondersteuner ggz\n \n \n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1, 2, 3, 4 en 7 van de reguliere consulten zijn mutatis mutandis van toepassing op de consulten praktijkondersteuner ggz.\n \n \n 2.\n Het maximale opslagtarief praktijkondersteuner ggz is gebaseerd op een inzet van 1/3 fte poh-ggz (12 uur per week) per 2.350 patiënten. Het in rekening te brengen tarief mag echter niet hoger zijn dan verklaard kan worden op basis van de aantoonbare en voor de ingeschreven patiënt beschikbare inzet van poh-ggz personeel (waarbij het functie- en competentieprofiel voor de praktijkondersteuner ggz ontwikkeld door LHV, NHG, PsyHAG en InEen leidend is), eventueel aangevuld met de direct aan de functie poh-ggz gekoppelde en aantoonbaar gemaakte kosten voor de ingeschreven patiënt beschikbare e-healthtoepassingen (niet zijnde reguliere infrastructurele kosten) en externe consultatie. Hierbij wordt de toerekenmethodiek gehanteerd zoals in de rekenvoorbeelden in het hoofdstuk “toelichting” verderop in de beleidsregel is uitgewerkt. De onderbouwing van het werkelijk in rekening gebrachte opslagtarief moet op verzoek van de patiënt, diens zorgverzekeraar of de NZa ter beschikking worden gesteld.\n \n \n 3.\n Aanvullende vergoedingen voor inzet van poh-ggz boven het niveau van 1/3 fte per 2.350 patiënten, of hieraan gekoppelde e-health en externe consultatie, kunnen overeengekomen worden binnen segment 3, onder de noemer zorgvernieuwing.\n \n \n 4.\n Indien de betreffende zorgaanbieder (aanbieder poh-ggz) niet ook de aanbieder is van de basisvoorziening huisartsenzorg (aanbieder huisartsenzorg) voor de betreffende ingeschreven verzekerden, dan moet een overeenkomst gesloten zijn tussen aanbieder poh-ggz en aanbieder huisartsenzorg. Aanbieder poh-ggz stelt deze overeenkomst met aanbieder huisartsenzorg desgevraagd ter beschikking aan de patiënt, de zorgverzekeraar of de NZa.\n \n \n 5.\n Het groepsconsult praktijkondersteuner ggz mag ongeacht de duur van het groepsconsult per consult één keer in rekening worden gebracht bij alle deelnemers aan het groepsconsult.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.5\n Overige S1-verrichtingen\n \n Deze paragraaf beschrijft vijf specifieke (groepen van) verrichtingen. Het betreft prestaties die tot en met 2014 als M&I-verrichting gedeclareerd konden worden. De prestaties kennen een maximumtarief per verrichting. Onderstaande tabel specificeert de vijf prestaties en ter informatie de oude M&I-prestatiecodes waarvoor de prestaties in de plaats komen.\n \n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n Oude M&I-code\n \n \n \n \n \n \n Chirurgie\n \n \n 13012, 13047, 13048\n \n \n \n \n Ambulante compressietherapie bij ulcus cruris\n \n \n 13015\n \n \n \n \n Oogboring\n \n \n 13024\n \n \n \n \n Therapeutische injectie (Cyriax)\n \n \n 13023\n \n \n \n \n IUD (spiraal) aanbrengen/implanteren of verwijderen Etonogestrel implantatiestaafje\n \n \n 13042\n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de per prestatie relevante NHG-richtlijn (dan wel overige voor het uitvoeren van de specifieke prestatie relevante richtlijnen) is onderdeel van de beschreven prestatie.\n \n \n 2.\n Chirurgie betreft chirurgische ingrepen ter vervanging van behandeling in de 2e lijn, zoals:\n \n \n a.\n excisie van een atheroom, lipoom, fibroom, chalazion, neavus/multiple naevi;\n \n \n b.\n huidbiopt (stans), electrochirurgie;\n \n \n c.\n complexe (uitgebreide) wondbehandeling met hechten;\n \n \n d.\n Barron-ligatie;\n \n \n e.\n chirurgische decubitusbehandeling;\n \n \n f.\n nagelchirurgie bijvoorbeeld nagelextractie respectievelijk nagelbedexcisie;\n \n \n g.\n incideren van abces of van vers getromboseerd hemorrhoïd, incisie perianaal abces/sinus pilonidalis;\n \n \n h.\n ascitespunctie;\n \n \n i.\n verdenking melanoom, basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom, overige maligniteiten huid;\n \n \n j.\n hechten grotere/lelijke complexe wonden;\n \n \n k.\n frenulumplastiek;\n \n \n l.\n behandeling van multipele condylomata acuminata met electrocoagulatie-apparatuur.\n \n \n \n \n 3.\n Het verwijderen van wratten of mollusca valt niet onder chirurgie, maar onder het begrip kleine chirurgie in de consultprestaties van artikelen 5.2.2, 5.2.3 en 8.2.2.\n \n \n 4.\n Voor chirurgie gelden de volgende aanvullende voorwaarden:\n \n \n –\n de prestatie is inclusief (hecht)materiaal, verwijderen hechtingen en nabehandeling (verwijderen van hechtingen na specialistische behandeling valt hier niet onder);\n \n \n \n \n 5.\n Compressietherapie bij ulcus cruris betreft het behandelen van een patiënt met ulcus cruris met behulp van compressietherapie, met de volgende voorwaarden:\n \n \n –\n de indicatie en uitvoering conform NHG-standaard M16;\n \n \n –\n de patiënt is voor deze aandoening niet onder behandeling van een medisch specialist;\n \n \n –\n het maken van afspraken met de gespecialiseerde zorgaanbieder/verlener (bijvoorbeeld de wondverpleegkundige) over consulteren en door- en terugverwijzen valt onder de prestatiebeschrijving;\n \n \n –\n de prestatie is exclusief de benodigde verbandmiddelen.\n \n \n \n \n 6.\n Oogboring betreft het verwijderen van een corpus alienum uit het oog. Handelingen beschreven in NHG-standaard M57.\n \n \n 7.\n Therapeutische injectie (Cyriax) betreft een injectie met corticosteroïden of lokaal anestheticum in gewrichten, op peesaanhechtingen of bursa volgens principe van Cyriax.\n \n \n 8.\n IUD aanbrengen betreft het inbrengen van een spiraaltje of Etonogestrel implantatiestaafje vanwege anticonceptie.\n \n \n 9.\n Het tarief voor bovengenoemde verrichtingen is een vergoeding voor onder meer de tijd, die wordt besteedt aan het uitvoeren van de verrichting. De handelingen, die vooraf gaan aan het uitvoeren van deze verrichting, zoals uitgebreide uitvraag van klachten en hulpvraag, vraagverheldering, lichamelijk onderzoek, diagnostiek en het advies, zijn geen onderdeel van het tarief van de verrichting en kunnen separaat in rekening gebracht worden op basis van de bestede tijd als regulier consult of een van de varianten hiervan. Uiteraard alleen indien deze werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Indien voorafgaand aan de verrichting hulpvragen los van de verrichting worden beantwoord, kunnen deze als consult naast de verrichting in rekening worden gebracht.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.6\n Prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf en intensieve zorg\n \n De prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf (elv) en intensieve zorg zijn bedoeld voor huisartsenzorg geleverd aan patiënten die een hogere zorgzwaarte met zich meebrengen. De patiëntgroepen die hieronder vallen zijn palliatief terminale patiënten, patiënten waarvan het CIZ een zorgprofiel heeft geïndiceerd in de reeks VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg t/m VV beschermd verblijf intensieve palliatief-terminale zorg, en patiënten opgenomen in een setting voor eerstelijnsverblijf.\n Prestatiebeschrijving huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf (elv)\n Huisartsenzorg elv betreft het verlenen van huisartsgeneeskundige zorg aan patiënten die verblijven in een setting voor eerstelijnsverblijf. Het betreft een prestatie per visite. De prestatie wordt uitgesplitst in tijdsduur en tijdstip.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Huisartsenzorg overdag bij eerstelijnsverblijf, korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Huisartsenzorg overdag bij eerstelijnsverblijf, 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Huisartsenzorg in de avond, nacht of het weekend bij eerstelijnsverblijf, korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Huisartsenzorg in de avond, nacht of het weekend bij eerstelijnsverblijf, 20 minuten en langer\n \n \n \n \n \n Prestatiebeschrijving intensieve zorg\n Intensieve zorg betreft het verlenen van intensieve zorg aan\n \n \n –\n terminale patiënten of\n \n \n –\n patiënten waarvoor het CIZ een zorgprofiel heeft toegewezen uit onderstaande reeks verpleging en verzorging. Deze patiënten ontvangen geen verblijf én behandeling van een instelling ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a en artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet langdurige zorg.\n \n \n –\n VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg;\n \n \n –\n VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging;\n \n \n –\n VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding;\n \n \n –\n VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging;\n \n \n –\n VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging;\n \n \n \n \n VV Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg.\n \n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n Oude M&I-code\n \n \n \n \n \n \n Intensieve zorg overdag\n \n \n 13034, 13035\n \n \n \n \n Intensieve zorg in de avond, nacht of het weekend\n \n \n 13036, 13037\n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de voor het uitvoeren van de specifieke prestaties relevante richtlijnen is onderdeel van de beschreven prestatie.\n \n \n 2.\n De prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf en intensieve zorg betreffen prestaties per visite.\n \n \n 3.\n Voor de prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf en intensieve zorg geldt dat indien de visite aanvangt tijdens anw-uren, dan het anw-tarief in rekening mag worden gebracht.\n \n \n 4.\n Het anw-tarief kan niet worden gedeclareerd indien de visite is geleverd tijdens een dienstuur hds.\n \n \n 5.\n Indien intensieve zorg conform de prestatiebeschrijving wordt geleverd aan een patiënt die opgenomen is in een setting voor elv, kunnen de prestaties intensieve zorg in rekening worden gebracht.\n \n \n 6.\n De prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf 20 minuten en langer mogen alleen in rekening worden gebracht indien de patiëntgebonden tijd daadwerkelijk 20 minuten of langer in beslag heeft genomen.\n \n \n 7.\n Declaratie van een prestatie huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf of intensieve zorg kan niet gelijktijdig met declaratie van een regulier consult of visites zoals beschreven in paragaaf 5.2.2 van deze beleidsregel. Een huisarts kan naast de prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf wel overige prestaties in rekening brengen indien deze zorg geleverd is.\n \n \n 8.\n De prestaties huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf en intensieve zorg kunnen niet in rekening worden gebracht indien de patiënt verblijf én behandeling geniet van een instelling ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a en artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet langdurige zorg.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.2.7\n Deelname programma OPEN (vergoeding kosten mogelijkheid tot online patiëntinzage), per ingeschreven verzekerde\n \n OPEN is een meerjarig programma voor het ontsluiten van patiëntgegevens. Inzicht in de eigen medische gegevens kan patiënten helpen in hun omgang met de eigen gezondheid.\n Het doel van OPEN is het mogelijk maken dat huisartsen en andere zorgverleners uit de gecontracteerde programmatische ketenzorg, vertegenwoordigd in een regionale coalitie onder regie van een huisartsenorganisatie, iedere inwoner die dat wil veilig, betrouwbaar en zonder kosten, digitaal en gestandaardiseerd kunnen laten beschikken over de eigen gezondheidsgegevens. Deze gegevens kunnen zodra mogelijk door patiënten worden toegevoegd aan hun persoonlijke gegevensomgeving (PGO), conform het afsprakenstelsel en de informatiestandaarden van MedMij.\n OPEN is gericht op aanpassingen van ICT, het bieden van praktische ondersteuning en deskundigheidsbevordering aan zorgverleners in de eerstelijnszorg over digitale informatie-uitwisseling, maar vooral op het ondersteunen van het gesprek daarover tussen huisarts en patiënt.\n Regionale coalities ondersteunen huisartsen bij het implementeren van het OPEN-programma, onder andere door:\n \n \n –\n het ondersteunen van huisartsen voor het op landelijke uniforme wijze bereiken van gegevensdeling tussen huisarts en patiënten in de huisartsenzorg;\n \n \n –\n het organiseren van deskundigheidsbevordering;\n \n \n –\n het verzorgen van voorlichting en scholing aan huisartsen;\n \n \n –\n het ondersteunen van huisartsen bij het verzorgen van voorlichting aan en stimuleren van gebruik door patiënten.\n \n \n –\n het verzorgen van de regionale communicatie.\n \n \n De prestatie geeft huisartsen een eenmalige vergoeding voor de extra tijd en inspanning om zorg te dragen voor een online patiëntinzage in de medische gegevens die de huisarts voor hem/haar bijhoudt. De prestatie kan, afhankelijk van het soort patiënt, als volgt in rekening worden gebracht:\n \n \n 1.\n Per ingeschreven verzekerde patiënt kan eenmalig een bedrag van € 2,92 (definitief niveau 2021) als op opslag op het inschrijftarief per op naam van de huisarts ingeschreven verzekerde in rekening worden gebracht.\n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n \n –\n Het tarief mag in de periode 2020–2022 voor alle op het moment van declareren ingeschreven verzekerde patiënten eenmalig in rekening worden gebracht indien is voldaan aan de voorwaarden:\n \n \n a.\n deelname aan een regionale coalitie;\n \n \n b.\n deelname aan de door de regionale coalitie in het kader van OPEN georganiseerde scholing voor de basismodule ‘Implementeren online inzage conform de ‘Richtlijn Online inzage in het H-EPD door patiënt’;\n \n \n c.\n patiënten zijn geïnformeerd op welke wijze de eigen gezondheidsgegevens elektronisch kunnen worden ingezien;\n \n \n d.\n het huisartsinformatiesysteem functioneert conform de richtlijn ‘Richtlijn Online inzage in het H-EPD door patiënt’.\n \n \n Aangezien hier een landelijk vastgesteld bedrag verdeeld wordt over een periode van drie jaar, moeten een aantal aanvullende voorwaarden worden gesteld aan de wijze van declareren. De zorgverlener kiest na het voldoen aan bovenstaande voorwaarden in de periode 2020–2022 één moment van declareren, gelijktijdig met de declaratie van de kwartaalbedragen voor inschrijving op naam. Hierbij wordt eenmalig voor alle op dat moment ingeschreven verzekerden de prestatie “deelname programma OPEN” voor de ingeschreven verzekerden in rekening gebracht. Nadat de huisartsenpraktijk het opslagtarief in rekening heeft gebracht voor de op dat moment ingeschreven verzekerde patiënten kan voor nieuw instromende/ overstappende patiënten het tarief niet meer in rekening worden gebracht.\n \n \n –\n Het tarief mag in rekening worden gebracht voor die verzekerden die op genoemde declaratiedatum uit eigen beweging bij de zorgaanbieder ingeschreven staan.\n \n \n –\n Het tarief kan in rekening worden gebracht in aanvulling op de overige prestaties zoals in deze beleidsregel beschreven, tenzij expliciet anders wordt vermeld.\n \n \n \n \n 2.\n Per ingeschreven gemoedsbezwaarde kan eenmalig een bedrag van € 2,92 (definitief niveau 2021) als opslag op het consulttarief gemoedsbezwaarden in rekening worden gebracht. De opslag wordt verdisconteerd in het consulttarief per patiëntcontact.\n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n \n –\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen van de reguliere consulten gemoedsbezwaarden (zie artikel 5.2.3) zijn mutatis mutandis van toepassing;\n \n \n –\n Het tarief mag in de periode 2020–2022 voor alle ingeschreven gemoedsbezwaarden eenmalig in rekening worden gebracht als is voldaan aan de voorwaarden van:\n \n \n a.\n deelname aan een regionale coalitie;\n \n \n b.\n deelname aan de door de regionale coalitie in het kader van OPEN georganiseerde scholing voor de basismodule ‘Implementeren online inzage conform de ‘Richtlijn Online inzage in het H-EPD door patiënt’;\n \n \n c.\n patiënten zijn geïnformeerd op welke wijze de eigen gezondheidsgegevens elektronisch kunnen worden ingezien;\n \n \n d.\n het huisartsinformatiesysteem functioneert conform de richtlijn ‘Richtlijn Online inzage in het H-EPD door patiënt’.\n \n \n \n \n \n \n De prestatie kent een maximumtarief per ingeschreven patiënt. Het tarief wordt in beginsel jaarlijks ambtshalve geïndexeerd. De op het tarief toe te passen loonkostenindex wordt vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de cao-afspraken. Het tarief wordt vastgesteld op basis van een voorcalculatie voor het jaar t en de definitieve index van jaar t-1.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Tariefsoort\n \n Voor alle prestaties zoals beschreven in artikel 5.2 van deze beleidsregel geldt dat de NZa maximumtarieven vaststelt. Uitzondering hierop vormen de twee prestaties onderlinge dienstverlening ten behoeve van praktijkondersteuner ggz (zie artikel 5.2.4): hiervoor geldt een vrij tarief. De onderbouwing van de rekenmethode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat als bijlage 3 bij deze beleidsregel is opgenomen.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Segment 2\n \n \n Artikel\n 6.1\n Beschrijving segment\n \n Het tweede segment richt zich op multidisciplinaire eerstelijnszorg, waarbij naast de huisartsenzorg ook andere disciplines betrokken zijn om een integrale behandeling te leveren. Dit segment heeft betrekking op zorgvragen en aandoeningen die voortkomen uit specifieke kenmerken van een (in omvang) substantieel deel van de populatie. Een ondersteuningsstructuur is wenselijk om deze programmatisch vormgegeven zorg te leveren.\n Dit segment bestaat uit drie categorieën van prestaties: Organisatie en infrastructuur (O&I), segment 2A (S2A) en segment 2B (S2B).\n \n \n –\n \n Organisatie en infrastructuur:\n \n Op verzoek van de Landelijke Huisartsenvereniging, InEen en Zorgverzekeraars Nederland introduceert de NZa met ingang van 1 januari 2018 binnen het tweede segment een aantal prestaties onder de noemer organisatie en infrastructuur. Deze prestaties bieden de mogelijkheid om aanvullende vergoedingen per ingeschreven verzekerde overeen te komen op basis van afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Deze aanvullende vergoedingen hebben als doel om (multidisciplinaire) samenwerking tussen zorgverleners te stimuleren, waarbij de patiënt de voordelen ervaart van het continue verbeteren van de kwaliteit en/of kosten van zorg.3Voor een verdere toelichting op de achtergronden van de introductie van deze prestaties verwijzen wij naar de rapporten “Een sterke eerste lijn voor betere zorg en beheersbare kosten” en “Impactanalyse O&I”. Beide documenten: https://ineen.nl/programmas/bekostiging-en-bedrijfsvoering/organisatie-en-infrastructuur/ Zie verder artikelen 6.2.1 en 6.3.1.\n \n \n –\n \n Segment 2A:\n \n Segment 2A beschrijft ketenprestaties voor multidisciplinaire samenwerking bij chronische zorg in het kader van Diabetes Mellitus type 2 (DM2), Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), Vasculair Risicomanagement (VRM) en Astma.\n \n \n °\n Met ingang van 2015 zijn er twee prestaties vastgesteld binnen S2A voor gecontracteerde zorg; één prestatie voor de ketenzorg DM2 en VRM en één prestatie voor ketenzorg COPD en Astma. Als gevolg van de introductie van de prestaties voor organisatie en infrastructuur is het uitgangspunt dat de O&I-componenten geen onderdeel meer zijn van de tarieven die binnen de ketenprestaties worden afgesproken. Zie verder artikelen 6.2.2 en 6.3.2.\n \n \n °\n Met ingang van 2018 kent S2A naast de prestaties met contractvereiste ook drie prestaties die het voor niet gecontracteerde zorgaanbieders mogelijk maken ketenzorg voor DM2, COPD en CVRM-HVZ in rekening te brengen. De O&I-componenten zijn hier wel onderdeel van de prestatie. Zie verder artikelen 6.2.3 en 6.3.3.\n \n \n \n \n –\n \n Segment 2B:\n \n Segment 2B biedt ruimte voor partijen om programmatische zorg vorm te geven voor elementen van zorg die nog geen onderdeel uitmaken van de reguliere integrale bekostiging in S2A. Het gaat hierbij om nieuwe ketens (bijvoorbeeld depressie of programmatische zorg voor kwetsbare ouderen) of nieuwe elementen van zorg binnen de bestaande ketens (bijvoorbeeld farmaceutische zorg) waarbij landelijk overeenstemming is over de aanpak en onderliggende zorgstandaarden. Veldpartijen kunnen de NZa een specifiek verzoek doen om dit segment te vullen met prestaties die aan bovenstaande voorwaarden voldoen. Segment S2B is op dit moment nog niet gevuld met prestaties.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Prestatiebeschrijvingen\n \n \n Artikel\n 6.2.1\n Organisatie en infrastructuur\n \n De prestaties binnen organisatie en infrastructuur bieden de mogelijkheid om aanvullende vergoedingen per ingeschreven verzekerde overeen te komen op basis van afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Deze vergoedingen hebben als doel om (multidisciplinaire) samenwerking tussen zorgverleners te stimuleren en te organiseren, waarbij de patiënt de voordelen ervaart van het continue verbeteren van de kwaliteit en/of kosten van zorg. Hiervoor is op verschillende populatieniveaus een ondersteuningsstructuur nodig waarbij partijen zich gezamenlijk organiseren en gemandateerd zijn om namens de aangesloten zorgverleners afspraken te maken met stakeholders (zoals bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, VVT-instellingen, GGZ-instellingen, overige eerstelijns zorgaanbieders etc.)\n Onder organisatie en infrastructuur onderscheiden we vier prestaties:\n \n \n a.\n \n Organisatie en infrastructuur wijkmanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de wijk), per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n b.\n \n Organisatie en infrastructuur ketenzorg, per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n c.\n \n Organisatie en infrastructuur regiomanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de regio), per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n d.\n \n Organisatie en infrastructuur geïntegreerde eerstelijnszorg overig, per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n In alle gevallen betreft het een vergoeding per ingeschreven verzekerde van de bij het multidisciplinair samenwerkingsverband aangesloten huisartsen. De vergoeding wordt vervolgens overeengekomen met het relevante samenwerkingsverband.\n Alle prestaties kennen een vrij tarief en mogen enkel in rekening worden gebracht indien hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde aan ten grondslag ligt. De zorgverzekeraar heeft hierbij zorg te dragen dat de afspraken over vergoedingen via deze prestatietitels geen overlappende kostencomponenten bevatten die tot dubbele bekostiging leiden. De afspraken binnen deze prestaties organisatie en infrastructuur zijn altijd gekoppeld aan afspraken over de vergoeding, inhoud en resultaat\n Het is partijen voor al deze prestaties toegestaan meerjarige contracten te sluiten, en daarin voor elk jaar van de looptijd van het contract een jaartarief en eventueel aanvullende afspraken overeen te komen.\n a. Organisatie en infrastructuur wijkmanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de wijk), per ingeschreven verzekerde\n Deze prestatie biedt de mogelijkheid om afspraken te maken over de investeringen in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden met bijbehorende ondersteuningsstructuur met als doel optimalisatie van samenwerking tussen eerstelijns zorgaanbieders op wijkniveau (een populatie van 10.000/20.000 ingeschreven verzekerden is hierbij een uitgangspunt, maar de specifieke invulling van dit wijkniveau is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars). De verwachting hierbij is dat deze verbeterde samenwerking bijdraagt aan behoud of verbetering van kwaliteit van zorg en/of beheersing van zorgkosten.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Organisatie en infrastructuur wijkmanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de wijk), per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n \n \n Het samenwerkingsverband ontwikkelt en onderhoudt een actieve plan-do-check-act-cyclus gericht op de kwaliteit en kosten van zorg, gebaseerd op de zorgbehoefte van de populatie op wijkniveau. Naast het opzetten van de gewenste structuur en overlegvormen, betekent dit ook het periodiek analyseren van de ontwikkelingen in de zorgvraag, het zorgaanbod en de zorgkosten, het definiëren van speerpunten, het maken en uitvoeren van plannen op deze speerpunten en het inzichtelijk maken van de resultaten van deze plannen.\n Het multidisciplinair samenwerkingsverband maakt hierbij adequate samenwerkingsafspraken tussen de deelnemende zorgprofessionals en het sociale domein. Het samenwerkingsverband is hierbij een gemandateerd aanspreekpunt voor en namens de aangesloten zorgaanbieders met andere stakeholders, zoals bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, VVT-instellingen, GGZ-instellingen etc.\n Bij het tot stand komen van tariefafspraken voor deze prestatie maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders specifieke afspraken over de vergoedingen voor bijvoorbeeld personele inzet, management, werkgeverschap, ICT, huisvesting en innovatie op wijkniveau.\n b. Organisatie en infrastructuur ketenzorg, per ingeschreven verzekerde\n Deze prestatie biedt de mogelijkheid om afspraken te maken over de financiering van de organisatie en infrastructuur behorende bij de opzet en uitvoering van de landelijke ketenzorgprogramma’s zoals beschreven in artikel 6.2.2, Het betreft een vergoeding voor het organiseren en onderhouden van de kwaliteitscyclus (plan-do-check-act) rondom de kosten en kwaliteit van ketenzorg. Hierbij wordt voldaan aan de criteria zoals gesteld in het huidige zorgstandaardmodel van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Organisatie en infrastructuur ketenzorg, per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n \n \n Naast het opzetten van de gewenste structuur en overlegvormen, betekent dit ook het periodiek analyseren van de ontwikkelingen in de zorgvraag, het zorgaanbod en de zorgkosten, het definiëren van speerpunten, het maken en uitvoeren van plannen op deze speerpunten en het inzichtelijk maken van de resultaten van deze plannen voor deze specifieke ketens.\n Het multidisciplinair samenwerkingsverband is hierbij voor deze ketenzorgafspraken een gemandateerd aanspreekpunt voor en namens de aangesloten zorgaanbieders met andere stakeholders, zoals bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, VVT-instellingen, GGZ-instellingen etc.\n De afspraken binnen deze prestatie over organisatie en infrastructuur zijn altijd gekoppeld aan afspraken over de vergoeding, inhoud en resultaat van de zorglevering binnen de bijbehorende ketenzorg, en aan afspraken over de samenstelling en inclusiecriteria van de populatie die de daadwerkelijke zorg gaat ontvangen.\n Bij het tot stand komen van tariefafspraken voor deze prestatie maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders specifieke afspraken over de vergoedingen voor bijvoorbeeld personele inzet, management, ICT, huisvesting en overige kosten behorende bij het organiseren en onderhouden van de kwaliteitscyclus.\n Indien de financiering van de organisatie en infrastructuur van ketenzorg via deze prestatie wordt overeengekomen, kan het tarief dat daarnaast in rekening wordt gebracht voor de betaaltitel ketenzorg per geïncludeerde patiënt vervolgens niet dezelfde O&I-componenten bevatten.\n Afspraken over de organisatie en infrastructuur behorende bij de opzet en uitvoering van meer innovatieve ketenzorgprogramma’s zoals deze binnen Segment 3 zorgvernieuwing worden overeengekomen, vallen in de basis onder de prestatietitels wijkmanagement of regiomanagement, afhankelijk van de grootte van de populatie.\n c. Organisatie en infrastructuur regiomanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de regio), per ingeschreven verzekerde)\n Deze prestatie biedt de mogelijkheid om afspraken te maken over aanvullende investeringen in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden met bijbehorende ondersteuningsstructuur met als doel de optimalisatie van samenwerking van tussen eerstelijns zorgaanbieders op regioniveau (een populatie van 100.000 ingeschreven verzekerden of meer is hierbij een uitgangspunt, maar de specifieke invulling van dit regioniveau is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars,) De verwachting hierbij is dat deze verbeterde samenwerking bijdraagt aan behoud of verbetering van kwaliteit van zorg en/of beheersing van zorgkosten.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Organisatie en infrastructuur regiomanagement (samenwerking tussen verschillende zorg- en hulpverleners in de regio), per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n \n \n Het samenwerkingsverband ontwikkelt en onderhoudt een actieve plan-do-check-act-cyclus gericht op de kwaliteit en kosten van zorg, gebaseerd op de zorgbehoefte van de populatie op regioniveau. Naast het opzetten van de gewenste structuur en overlegvormen, betekent dit ook het periodiek analyseren van de ontwikkelingen in de zorgvraag van de specifieke populatie, het zorgaanbod en de zorgkosten, het definiëren van speerpunten, het maken en uitvoeren van plannen op deze speerpunten en het inzichtelijk maken van de resultaten van deze plannen.\n Het samenwerkingsverband maakt hierbij adequate samenwerkingsafspraken tussen de deelnemende zorgprofessionals en het sociale domein. Het samenwerkingsverband is hierbij een gemandateerd aanspreekpunt voor en namens de aangesloten zorgaanbieders met andere stakeholders, zoals bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, VVT-instellingen, GGZ-instellingen etc.\n Bij het tot stand komen van een tariefafspraken voor deze prestatie maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders specifieke afspraken over de vergoedingen voor bijvoorbeeld personele inzet, management, ICT, huisvesting, en innovatie op regioniveau.\n d. Organisatie en infrastructuur geïntegreerde eerstelijnszorg overig, per ingeschreven verzekerde\n Indien zorgverzekeraars en zorgaanbieders continuering van bestaande afspraken wensen rondom de vergoedingen voor/investeringen in multidisciplinaire samenwerking tussen zorgverleners, en daarbij nog geen gebruik kunnen of willen maken van de O&I-prestaties zoals beschreven onder a, b of c, kunnen deze vooralsnog binnen deze prestatie worden overeengekomen. Het overeengekomen tarief is dan een vergoeding voor de kosten van personele inzet, organisatie en infrastructuur die nodig is voor deze vormen van samenwerking tussen zorgverleners voor wat betreft het leveren van geïntegreerde eerstelijnszorgproducten.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Organisatie en infrastructuur geïntegreerde eerstelijnszorg overig, per ingeschreven verzekerde\n \n \n \n \n \n Tot en met 2017 konden multidisciplinaire samenwerkingsverbanden afspraken maken binnen de GEZ-module. De verwachting is dat de afspraken die binnen deze GEZ-module vielen, nu binnen de drie nieuwe O&I-prestaties a, b of c kunnen vallen. De GEZ-module zou daarmee kunnen vervallen. De traditionele ruimte die de GEZ-module bood blijft echter vooralsnog behouden totdat duidelijk is dat alle bestaande en gewenste afspraken ook daadwerkelijk te vatten zijn in de drie nieuwe O&I-prestaties. Deze prestatie biedt ook de ruimte om bestaande meerjarencontracten binnen de voormalige GEZ-module in 2019 door te laten lopen.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.2.2\n Multidisciplinaire zorg – gecontracteerd\n \n Binnen segment 2A Multidisciplinaire zorg – gecontracteerd worden twee prestaties onderscheiden: Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 en/of Vasculair Risicomanagement en Multidisciplinaire zorg COPD en/of Astma. Deze prestaties zijn te declareren indien zorgverzekeraar en zorgaanbieder dit contractueel overeenkomen en kennen een vrij tarief, zie ook artikel 6.3.2.\n e. Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 en/of Vasculair Risicomanagement\n Deze prestatie betreft zorg aan een patiënt met Diabetes Mellitus type 2 (vanaf 18 jaar) en/of met verhoogd risico op overlijden aan hart- of vaatziekten, waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt aan de patiënt leveren. De zorgonderdelen die deel uitmaken van deze prestatie worden beschreven binnen de kaders van de standaard voor zorgstandaarden welke ingevuld wordt met behulp van de zorgstandaard voor Diabetes Mellitus en de zorgstandaard Vasculair Risicomanagement die geldt op het moment van sluiten van de overeenkomst en is aangepast aan de lokale situatie.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 en/of Vasculair Risicomanagement\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft de ingevulde standaard voor zorgstandaarden, waarbij de prestatie geldt voor het deel van de zorgstandaard dat inhoud en levering beschrijft nadat de diagnose is vastgesteld (in het geval van VRM een risico van minimaal 5% om binnen 10 jaar te overlijden aan hart- of vaatziekte). De zorg bestaat tenminste uit (een) ziekte specifieke en (een) generieke component(en) waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, tenminste dienen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het huidige zorgstandaardmodel van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n Het overeengekomen tarief is een tarief per geïncludeerde patiënt en kan vergoeding bieden voor de kosten van organisatie en infrastructuur (overhead) van de ketenzorg en alle zorgverlening waarop de patiënt aanspraak heeft op grond van de Zorgverzekeringswet. Uitgezonderd van het voorgaande zijn de anw-zorg, eerstelijnsdiagnostiek, geneesmiddelenzorg en hulpmiddelenzorg. Geneesmiddelen verstrekt binnen een programmatische aanpak van zorg bij het Stoppen met Roken mogen weer wel binnen het tarief vergoed worden.\n Met de introductie van de opslag Organisatie en infrastructuur ketenzorg, per ingeschreven verzekerde (zie artikel 6.2.1 b) wordt expliciet de mogelijkheid benadrukt om de kosten van de organisatie en infrastructuur separaat te vergoeden via een vergoeding per ingeschreven verzekerde. Als deze vorm van vergoeding overeen wordt gekomen voor organisatie van ketenzorg, kan het tarief dat voor de prestaties binnen S2A overeen wordt gekomen per geïncludeerde patiënt enkel nog gebaseerd zijn op de resterende component van de ketenzorg, te weten de concrete zorglevering. Het blijft ook mogelijk om een tarief overeen te komen voor de ketenzorgprestaties binnen S2A inclusief de kosten voor organisatie en infrastructuur (dus per geïncludeerde patiënt), zolang hier geen vergoeding via de O&I-module tegenover staat.\n De prestatie start op het moment dat de diagnose DM type 2 is gesteld of het verhoogde risico (VRM) is vastgesteld en aan eventuele aanvullende inclusiecriteria uit de zorgstandaard is voldaan, en duren zolang de cliënt ‘in zorg’ is.\n f. Multidisciplinaire zorg COPD en/of Astma\n Deze prestatie betreft zorg aan een patiënt met Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) en/of Astma, waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt aan de patiënt leveren. De zorgonderdelen die deel uitmaken van deze prestatie worden beschreven binnen de kaders van de standaard voor zorgstandaarden die ingevuld wordt met behulp van de zorgstandaard voor COPD en de zorgstandaard voor Astma die geldt op het moment van sluiten van de overeenkomst en is aangepast op de lokale situatie.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Multidisciplinaire zorg COPD en/of Astma\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft de ingevulde standaard voor zorgstandaarden, waarbij de prestatie geldt voor het deel van de zorgstandaard dat inhoud en levering beschrijft nadat de diagnose is vastgesteld. Het bestaat tenminste uit (een) ziekte specifieke en (een) generieke component(en) waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, tenminste dienen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het vigerende zorgstandaard model van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n Het overeengekomen tarief is een tarief per geïncludeerde patiënt en kan vergoeding bieden voor de kosten van organisatie/overhead van de ketenzorg en alle zorgverlening waarop de patiënt aanspraak heeft op grond van de Zorgverzekeringswet. Uitgezonderd van het voorgaande zijn de anw-zorg, eerstelijnsdiagnostiek, geneesmiddelenzorg en hulpmiddelenzorg. Geneesmiddelen verstrekt binnen een programmatische aanpak van zorg bij het Stoppen met Roken mogen weer wel binnen het tarief vergoed worden.\n Met de introductie van de opslag Organisatie en infrastructuur ketenzorg, per ingeschreven verzekerde (zie artikel 6.2.1 b) wordt expliciet de mogelijkheid benadrukt om de kosten van de organisatie en infrastructuur separaat te vergoeden via een vergoeding per ingeschreven verzekerde. Als deze vorm van vergoeding overeen wordt gekomen voor organisatie van ketenzorg, kan het tarief dat voor de prestaties binnen S2A overeen wordt gekomen per geïncludeerde patiënt enkel nog gebaseerd zijn op de resterende component van de ketenzorg, te weten de concrete zorglevering. Het blijft ook mogelijk om een tarief overeen te komen voor de ketenzorgprestaties binnen S2A inclusief de kosten voor organisatie en infrastructuur (dus per geïncludeerde patiënt), zolang hier geen vergoeding via de O&I-module tegenover staat.\n De prestatie start op het moment dat de diagnose COPD of Astma is gesteld en aan eventuele aanvullende inclusiecriteria uit de zorgstandaard is voldaan, en duren zolang de cliënt ‘in zorg’ is.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.2.3\n Multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd\n \n Met ingang van 1 januari 2018 worden binnen segment S2A drie prestaties geïntroduceerd die te declareren zijn door aanbieders van multidisciplinaire zorg zonder contract met een zorgverzekeraar. Deze prestaties zijn voorzien van een maximumtarief (zie ook artikel 6.3.3) en kennen aanvullende voorwaarden, voorschriften en beperkingen die afgeleid zijn van hetgeen aanbieders van multidisciplinaire zorg en zorgverzekeraars gebruikelijk contractueel overeenkomen bij de prestaties binnen segment S2A.\n Binnen segment S2A Multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd worden de volgende prestaties onderscheiden:\n g. Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 – niet gecontracteerd\n Deze prestatie betreft zorg aan een patiënt van 18 jaar of ouder met Diabetes Mellitus type 2 (DM2), waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt aan de patiënt leveren. De zorgonderdelen die deel uitmaken van deze prestatie worden beschreven binnen de kaders van de standaard voor zorgstandaarden welke ingevuld wordt met behulp van de zorgstandaard voor Diabetes Mellitus die geldt op 1 januari van het jaar waarin de zorg wordt geleverd en is aangepast aan de lokale situatie.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Multidisciplinaire zorg Diabetes mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft de ingevulde standaard voor zorgstandaarden, waarbij de prestatie geldt voor het deel van de zorgstandaard dat inhoud en levering beschrijft nadat de diagnose is vastgesteld. De zorg bestaat ten minste uit (een) ziekte specifieke en (een) generieke component(en) waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, tenminste dienen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het vigerende zorgstandaard model van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n Het tarief is een maximumtarief per geïncludeerde patiënt per kwartaal en biedt vergoeding voor de kosten van het geheel aan noodzakelijke organisatie en infrastructuur van de ketenzorg conform zorgstandaard. Het tarief dekt daarmee alle kosten voor voor personele inzet, management, ICT, huisvesting en overige kosten behorende bij de noodzakelijke organisatiestructuur en het onderhouden van de kwaliteitscyclus die samenhangen met het leveren van multidisciplinaire ketenzorg voor patiënten met DM2. Het tarief dekt verder de kosten van huisartsenzorg, diëtetiek en de eventuele inzet van een diabetesverpleegkundige. Zie verder artikel 6.3.3 en bijlage 3.\n h. Multidisciplinaire zorg COPD – niet gecontracteerd\n Deze prestatie betreft zorg aan een patiënt met Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt aan de patiënt leveren. De zorgonderdelen die deel uitmaken van deze prestatie worden beschreven binnen de kaders van de standaard voor zorgstandaarden die ingevuld wordt met behulp van de zorgstandaard voor COPD die geldt op 1 januari van het jaar waarin de zorg wordt geleverd en is aangepast op de lokale situatie.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Multidisciplinaire zorg COPD bij een zorgverlener zonder contract\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft de ingevulde standaard voor zorgstandaarden, waarbij de prestatie geldt voor het deel van de zorgstandaard dat inhoud en levering beschrijft nadat de diagnose is vastgesteld. Het bestaat tenminste uit (een) ziekte specifieke en (een) generieke component(en) waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, ten minste dienen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het vigerende zorgstandaard model van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n Het tarief is een maximumtarief per geïncludeerde patiënt per kwartaal en biedt vergoeding voor de kosten van het geheel aan noodzakelijke organisatie en infrastructuur van de ketenzorg conform zorgstandaard. Het tarief dekt daarmee alle kosten voor personele inzet, management, ICT, huisvesting en overige kosten behorende bij de noodzakelijke organisatiestructuur en het onderhouden van de kwaliteitscyclus die samenhangen met het leveren van multidisciplinaire ketenzorg voor patiënten met COPD. Het tarief dekt verder de kosten van huisartsenzorg, diëtetiek en de eventuele inzet van een COPD-verpleegkundige. Zie verder artikel 6.3.3 en bijlage 3.\n i. Multidisciplinaire zorg hart- of vaatziekten – niet gecontracteerd\n Deze prestatie betreft secundair preventieve zorg aan een patiënt met hart- of vaatziekten (HVZ), waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt aan de patiënt leveren. De zorgonderdelen die deel uitmaken van deze prestatie worden beschreven binnen de kaders van de standaard voor zorgstandaarden welke ingevuld wordt met behulp van de zorgstandaard Vasculair Risicomanagement die geldt op 1 januari van het jaar waarin de zorg wordt geleverd en is aangepast aan de lokale situatie.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Multidisciplinaire zorg hart- of vaatziekten bij een zorgverlener zonder contract\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft de ingevulde standaard voor zorgstandaarden, waarbij de prestatie geldt voor het deel van de zorgstandaard dat inhoud en levering beschrijft nadat de diagnose is vastgesteld en een risico van minimaal 5% om binnen 10 jaar te overlijden aan hart- of vaatziekte. De zorg bestaat ten minste uit (een) ziekte specifieke en (een) generieke component(en) waarbij de organisatiestructuur en de kwaliteitscyclus waarbinnen de zorgonderdelen geleverd worden, tenminste dienen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het vigerende zorgstandaard model van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden.\n Het tarief is een maximumtarief per geïncludeerde patiënt per kwartaal en biedt vergoeding voor de kosten van het geheel aan noodzakelijke organisatie en infrastructuur van de ketenzorg conform zorgstandaard. Het tarief dekt daarmee alle kosten voor personele inzet, management, ICT, huisvesting en overige kosten behorende bij de noodzakelijke organisatiestructuur en het onderhouden van de kwaliteitscyclus die samenhangen met het leveren van multidisciplinaire ketenzorg voor patiënten met hart- of vaatziekten. Het tarief dekt verder de kosten van huisartsenzorg en diëtetiek. Zie verder artikel 6.3.3 en bijlage 3.\n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n Voor de drie prestaties beschreven in artikel 6.2.3 gelden onderstaande voorwaarden, voorschriften en beperkingen. Deze voorwaarden, voorschriften en beperkingen zijn afgeleid van hetgeen aanbieders van multidisciplinaire zorg en zorgverzekeraars gebruikelijk contractueel overeenkomen bij de afspraken over de prestaties binnen segment S2A. Binnen deze contracten worden specifieke afspraken gemaakt over\n \n \n –\n de inrichting van de organisatie en infrastructuur van het multidisciplinair samenwerkingsverband,\n \n \n –\n in- en exclusiecriteria,\n \n \n –\n de wijze waarop omgegaan wordt met de samenloop van declaratietitels.\n \n \n Deze afspraken geven nadere invulling aan de wijze waarop multidisciplinaire ketenzorg in de praktijk wordt vormgegeven, in aanvulling of in het verlengde van hetgeen in zorgstandaarden/richtlijnen en daaruit volgende NZa-regelgeving is vastgelegd.\n De prestaties en bijbehorende tarieven voor multidisciplinaire ketenzorg die per 2018 worden geïntroduceerd zijn gebaseerd op de invulling van deze zorg zoals deze nu gangbaar is. Dat is daarmee conform de afspraken die zorgaanbieders en zorgverzekeraars overeenkomen. Nu een contractuele relatie tussen zorgverlener en zorgverzekeraar ontbreekt bij declaratie van deze prestaties neemt de NZa specifiek voor deze prestaties een deel van deze afspraken als nadere voorwaarde, voorschrift of beperking op, om te borgen dat ook zonder contract de zorg geleverd wordt conform hetgeen landelijk gangbaar is. De voorwaarden, voorschriften en beperkingen zal de NZa deels opnemen in de tariefbeschikking, deels in de nadere regels van de Regeling Multidisciplinaire zorg.\n \n Algemeen\n \n Ten algemene geldt dat de aanbieder van multidisciplinaire zorg bij declaratie van de betreffende prestaties op verzoek van de patiënt of diens zorgverzekeraar dan wel de NZa moet aantonen dat aan alle voorwaarden, voorschriften en beperkingen is voldaan.\n \n Organisatie en infrastructuur\n \n Een aanbieder van multidisciplinaire zorg mag de prestaties alleen in rekening brengen als zij in staat is om het geheel aan multidisciplinaire ketenzorg conform zorgstandaarden en overige vigerende richtlijnen te leveren en de kwaliteit hiervan te borgen. Hiervoor dient de aanbieder van multidisciplinaire ketenzorg:\n \n \n 1.\n een zorgprogramma te ontwikkelen aangepast op de lokale situatie gebaseerd op de vigerende zorgstandaard en de onderliggende standaarden en richtlijnen en dit schriftelijk vast te leggen;\n \n \n 2.\n voldoende onderaannemers te contracteren dan wel schriftelijke samenwerkingsafspraken te maken om alle zorgonderdelen binnen de zorgstandaarden tijdig te leveren aan zijn patiënten en in hun nabijheid. Onderdeel van al deze samenwerkingsafspraken zijn schriftelijk vastgelegde verwijs- en terugverwijsafspraken en kwaliteitsafspraken. Deze afspraken voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de zorgstandaarden. Deze afspraken worden periodiek geëvalueerd en ook dit wordt schriftelijk vastgelegd;\n \n \n 3.\n alle noodzakelijke organisatie en infrastructuur in te richten om de zorgverlening door de onderaannemers dan wel samenwerkingspartners te organiseren en coördineren. Onderdeel hiervan is een ICT-systeem dat multidisciplinaire gegevensuitwisseling ondersteunt. Het systeem geeft, met inachtneming van de privacyregels, alle betrokken zorgaanbieders binnen de keten inzage in de voor hen relevante parameters van de patiënten die zij in zorg hebben en stelt zorgaanbieders in staat zelf relevante gegevens in het systeem te registreren voor alle zorgketens;\n \n \n 4.\n een kwaliteitsbeleid inclusief kwaliteitscyclus (PDCA-cyclus) op te zetten en te onderhouden voor de aanbieders binnen het multidisciplinaire samenwerkingsverband. Het kwaliteitsbeleid wordt jaarlijks onderhouden en is schriftelijk vastgelegd;\n \n \n 5.\n alle gecontracteerde zorg en de organisatie ervan te voorzien van een klachtenregeling die voldoet aan de vigerende eisen en voorwaarden.\n \n \n \n Inclusie- en exclusiecriteria\n \n Voor het in rekening brengen van deze prestaties gelden harde inclusie- en exclusiecriteria. Hiervoor sluit de NZa onverkort aan bij de ‘Handleiding voor inclusie en exclusie van patiënten in ketenzorgprogramma’s’ van InEen en ZN. Deze is opgenomen als bijlage 4 van deze beleidsregel. De prestaties mogen alleen in rekening worden gebracht voor patiënten die op de eerste dag van het te declareren kwartaal (1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober) voldoen aan alle inclusiecriteria en aan geen van de exclusiecriteria voor de specifieke ketenzorgprogramma’s. Hieruit volgt onder andere:\n \n \n 1.\n dat voor patiënten die worden geïncludeerd in de keten Diabtetes Mellitus type 2 niet aanvullend de keten hart- of vaatziekten in rekening mag worden gebracht;\n \n \n 2.\n dat de prestaties enkel in rekening mogen worden gebracht als de patiënt ook daadwerkelijk wordt behandeld door (de onderaannemers van) de aanbieder van multidisciplinaire zorg;\n \n \n 3.\n dat de aanbieder van multidisciplinaire zorg de prestaties alleen in rekening mag brengen aan patiënten (c.q. hun zorgverzekeraars) die staan ingeschreven op naam bij een huisarts die onderaannemer is van de zorgaanbieder of bij de zorgaanbieder zelf.\n \n \n \n Samenloop declaratietitels\n \n De aanbieder van multidisciplinaire zorg borgt via het contract met zijn onderaannemers dat zij de huisartsenzorg en diëtetiek die zij als onderdeel van deze prestaties verlenen niet buiten de zorgaanbieder om bij de patiënt of diens zorgverzekeraar in rekening brengen. Dit geldt voor alle elementen die onderdeel zijn van de tariefonderbouwing van deze prestaties. Deze worden hieronder per keten toegelicht.\n ad g) Diabetes Mellitus type 2\n Als de prestatie multidisciplinaire ketenzorg Diabetes Mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract in rekening wordt gebracht, mogen de volgende prestaties voor dezelfde patiënt in het betreffende kwartaal niet in rekening worden gebracht.\n \n \n 1.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg:\n \n \n –\n \n Materiaalkosten teststrips bloedsuikerbepaling diabetespatiënten (waaronder eyetone-teststrips), in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Diabetes Mellitus – begeleiding per jaar bij suikerziekte, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Diabetes Mellitus – instellen van medicijn (insuline) voor suikerziekte, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Spleetlamponderzoek, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening Diabetes Mellitus type 2 plaatsvindt;\n \n \n –\n \n Consulten/visites en daarvan afgeleide prestaties binnen Segment 1 voor huisartsenzorg, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening Diabetes Mellitus type 2 plaatsvindt.\n \n \n \n \n 2.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor extramurale diëtetiek:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven binnen deze beleidsregel, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening Diabetes Mellitus type 2 of hart- of vaatziekten plaatsvindt.\n \n \n \n \n 3.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel stoppen-met-rokenprogramma:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven binnen deze beleidsregel, in het geheel uitgesloten.\n \n \n \n \n Een patiënt kan binnen de prestatie multidisciplinaire ketenzorg Diabetes Mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract ook programmatische zorg in het kader van hart- of vaatziekten ontvangen. Op basis van de in- en exclusiecriteria kan een zorgaanbieder in dat geval alleen de prestatie multidisciplinaire ketenzorg Diabetes Mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract in rekening brengen. Prestaties die onderdeel zijn van de programmatische zorg in het kader van hart- of vaatziekten mogen daarmee ook niet separaat in rekening worden gebracht naast de prestatie multidisciplinaire ketenzorg Diabetes Mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract. Het betreft dan de prestaties:\n \n \n –\n \n Diagnostiek met behulp van Doppler, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Bloeddrukmeting gedurende 24-uur, hypertensiemeting, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje), uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt;\n \n \n –\n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt;\n \n \n –\n \n Consulten/visites en daarvan afgeleide prestaties binnen segment 1 voor huisartsenzorg, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt.\n \n \n ad h) COPD\n Als de prestatie Multidisciplinaire zorg COPD bij een zorgverlener zonder contract in rekening wordt gebracht, mogen de volgende prestaties voor dezelfde patiënt in het betreffende kwartaal niet in rekening worden gebracht.\n \n \n 1.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg:\n \n \n –\n \n Longfunctiemeting (= spirometrie), in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n COPD – gestructureerde zorg per jaar bij ademhalings- en longproblemen, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje), uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening COPD plaatsvindt;\n \n \n –\n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening COPD plaatsvindt;\n \n \n –\n \n Consulten/visites en daarvan afgeleide prestaties binnen segment 1 voor huisartsenzorg, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening COPD plaatsvindt.\n \n \n \n \n 2.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor extramurale diëtetiek:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven binnen deze beleidsregel, voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening COPD plaatsvindt.\n \n \n \n \n 3.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel stoppen-met-rokenprogramma:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven binnen deze beleidsregel, in het geheel uitgesloten.\n \n \n \n \n ad i). Hart- of vaatziekten\n Als de prestatie multidisciplinaire zorg hart- of vaatziekten bij een zorgverlener zonder contract in rekening wordt gebracht, mogen de volgende prestaties voor dezelfde patiënt in het betreffende kwartaal niet in rekening worden gebracht.\n \n \n 1.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg:\n \n \n –\n \n Diagnostiek met behulp van Doppler, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Bloeddrukmeting gedurende 24-uur, hypertensiemeting, in het geheel uitgesloten;\n \n \n –\n \n Kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje), uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt;\n \n \n –\n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt;\n \n \n –\n \n Consulten/visites en daarvan afgeleide prestaties binnen Segment 1 voor huisartsenzorg, uitgesloten voor zover de zorglevering in het kader van de behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt.\n \n \n \n \n 2.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor extramurale diëtetiek:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven binnen deze beleidsregel, voor zover de zorglevering in het kader van de programmatische behandeling en begeleiding van de aandoening hart- of vaatziekten plaatsvindt.\n \n \n \n \n 3.\n Prestaties beschreven binnen de Beleidsregel stoppen-met-rokenprogramma:\n \n \n –\n Alle prestaties zoals beschreven in deze beleidsregel.\n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Tariefsoort\n \n \n Artikel\n 6.3.1\n Organisatie en infrastructuur\n \n Voor alle prestaties Organisatie en infrastructuur (O&I) zorg zoals beschreven in artikel 6.2.1 van deze beleidsregel geldt een tarief per ingeschreven verzekerde per kwartaal. Deze prestaties kennen een vrij tarief.\n De prestaties mogen enkel in rekening worden gebracht indien hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde aan ten grondslag ligt.\n Het overeengekomen tarief per kwartaal heeft een looptijd van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar. Het is partijen toegestaan meerjarige contracten te sluiten, en daarin voor elk jaar van de looptijd van het contract een jaartarief en eventueel aanvullende afspraken overeen te komen.\n Tarief onderlinge dienstverlening\n De tarieven voor onderlinge dienstverlening in het kader van de prestaties Organisatie en infrastructuur zijn vrij.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.3.2\n Multidisciplinaire zorg – gecontracteerd\n \n Voor alle gecontracteerde prestaties multidisciplinaire zorg zoals beschreven in artikel 6.2.2 van deze beleidsregel geldt een tarief per geïncludeerde patiënt per kwartaal. Deze prestaties kennen een vrij tarief.\n De prestaties mogen enkel in rekening worden gebracht indien hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde aan ten grondslag ligt. De prestaties met een vrij tarief mogen ook in rekening worden gebracht indien de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde uitsluitend restitutiepolissen aanbiedt (en daarbij niet zelf contracteert) onder de voorwaarde dat er een overeenkomst is met minimaal 1 andere zorgverzekeraar.\n Het overeengekomen tarief per kwartaal heeft een looptijd van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar. Het is partijen toegestaan meerjarige contracten te sluiten, en daarin voor elk jaar van de looptijd van het contract een jaartarief en eventueel aanvullende afspraken overeen te komen.\n Tarief onderlinge dienstverlening\n De tarieven voor onderlinge dienstverlening in het kader van de prestaties multidisciplinaire zorg (gecontracteerd) zijn vrij.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 6.3.3\n Multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd\n \n Voor alle niet gecontracteerde prestaties multidisciplinaire zorg zoals beschreven in artikel 6.2.3 van deze beleidsregel geldt een tarief per geïncludeerde patiënt per kwartaal. Deze prestaties kennen een maximumtarief.\n Het kwartaaltarief kan in rekening worden gebracht voor iedere patiënt die op de eerste dag van het kwartaal (1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober) geïncludeerd is in de betreffende keten en ook ‘in zorg’ zijn. Hiervan is sprake bij het eerste contact/consult in het kader van het ketenzorgprogramma.\n De onderbouwing van de methode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen, wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat als bijlage 3 bij deze beleidsregel is opgenomen.\n Tarief onderlinge dienstverlening\n De tarieven voor onderlinge dienstverlening in het kader van de prestaties multidisciplinaire zorg (niet gecontracteerd) zijn vrij.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Segment 3\n \n \n Artikel\n 7.1\n Beschrijving segment\n \n Segment 3 biedt de ruimte aan verzekeraars en aanbieders om onderling afspraken te maken over het belonen van uitkomsten van zorg en zorgvernieuwing op lokaal niveau. De afspraken binnen segment 3 kunnen betrekking hebben op uitkomsten van zorg geleverd in segment 1 (huisartsenzorg) en segment 2 (multidisciplinaire zorg). Ook de zorgvernieuwing kan op beide domeinen betrekking hebben.\n Om richting te geven aan de invulling van uitkomstbekostiging worden separate deelprestaties ingevoerd voor een aantal specifieke domeinen (adequaat verwijzen & diagnostiek, doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen, service & bereikbaarheid, multidisciplinaire zorg en stimulering huisartsenzorg in krimpregio’s).\n Ruimte voor zorgvernieuwing in segment 3 wordt geboden middels drie separate prestaties: e-health, het meekijkconsult en de prestatie overige zorgvernieuwing.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Prestatiebeschrijvingen\n \n \n Artikel\n 7.2.1\n Resultaatbeloning\n \n Binnen het domein resultaatbeloning worden onderstaande deelprestaties onderscheiden. Deelprestaties mogen niet zelfstandig in rekening worden gebracht. Deze deelprestaties mogen enkel in rekening worden gebracht met minimaal een van de volgende prestaties:\n \n \n –\n Inschrijving;\n \n \n –\n Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 en/of Vasculair Risicomanagement – gecontracteerd;\n \n \n –\n Multidisciplinaire zorg COPD en/of Astma – gecontracteerd.\n \n \n \n \n a)\n \n Resultaatbeloning adequaat verwijzen en diagnostiek\n \n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over beloning op uitkomsten van zorgkwaliteit en/of kosten als gevolg van het adequaat doorverwijzen naar andere zorgaanbieders, het aanvragen van diagnostiek, of een combinatie van beide.\n \n \n b)\n \n Resultaatbeloning doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen\n \n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over beloning op uitkomsten van zorgkwaliteit en/of kosten als gevolg van het doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen. Hierbij kunnen partijen aansluiten bij uniforme indicatoren zoals die van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM)4De IVM-indicatoren worden door Vektis beheerd onder de naam Monitor Voorschrijfgedrag Huisartsen. en algemene indicatoren over het voorschrijven van multisource geneesmiddelen.\n \n \n c)\n \n Resultaatbeloning service en bereikbaarheid\n \n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over beloning op uitkomsten van zorgkwaliteit en/of kosten als gevolg van een verbetering in service en bereikbaarheid. Hieronder vallen afspraken rondom zaken als:\n \n \n –\n Het hebben en gebruiken van mogelijkheden voor patiënten om digitaal afspraken te maken met de huisartspraktijk.\n \n \n –\n Het hebben en gebruiken van mogelijkheden voor patiënten tot het aanvragen van herhaalrecepten via mail of website.\n \n \n –\n Het ingericht hebben van een ochtend en/of avondspreekuur en/of weekendspreekuur.\n \n \n –\n Deelname aan een klanttevredenheidsonderzoek.\n \n \n –\n Volledige telefonische bereikbaarheid.\n \n \n \n \n d)\n \n Resultaatbeloning multidisciplinaire zorg\n \n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over beloning op uitkomsten van zorgkwaliteit en/of kosten rondom multidisciplinaire zorg(programma’s). Hierbij kunnen partijen aansluiten bij de uniforme indicatoren en normen overeengekomen door branchepartijen InEen en Zorgverzekeraars Nederland5Te raadplegen via www.ineen.nl en www.zn.nl..\n \n \n e)\n Resultaatbeloning stimulering huisartsenzorg in krimpregio’s\n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over aanvullende vergoeding van activiteiten die de toegankelijkheid en kwaliteit van huisartsenzorg in krimpregio’s borgen en verbeteren.\n \n \n f)\n Resultaatbeloning overig\n Deze deelprestatie biedt ruimte om afspraken te maken over beloning op uitkomsten van zorgkwaliteit en/of kosten bij domeinen anders dan de vijf hierboven genoemde.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 7.2.2\n Zorgvernieuwing\n \n Binnen het domein zorgvernieuwing worden de volgende prestaties onderscheiden.\n \n \n g)\n \n Zorgvernieuwing e-health\n \n Deze prestatie biedt ruimte om afspraken te maken over de vergoeding van of beloning voor inzet van e-health binnen de geboden zorgverlening, voor zover de e-health een van de twee volgende vormen betreft:\n \n \n –\n Digitale instrumenten voor zelfmanagement door de patiënt\n \n \n –\n Digitale behandelvormen.\n Beperking: e-health die samenhangt met enkel de functie poh-ggz moet in eerste instantie onder die prestatie in rekening worden gebracht (zie artikel 5.2.4); alleen als partijen afspraken maken die de ruimte van die prestatie te boven gaat, kan de S3-prestatie zorgvernieuwing e-health voor dat deel worden gebruikt.\n \n \n \n \n h)\n \n Zorgvernieuwing meekijkconsult\n \n De prestatie zorgvernieuwing meekijkconsult biedt de mogelijkheid om afspraken te maken over de inzet van aanvullende middelen, van waaruit de zorgaanbieder de expertise in kan roepen van gespecialiseerde zorgaanbieders zonder hierbij tot verwijzing te hoeven overgaan. Dit kan de inzet zijn van medisch specialistische consultatie of de inzet van andere expertises in het zorgveld. Doel van de inzet moet zijn om verwijzing te voorkomen of, indien verwijzing toch nodig is, om doelgericht te kunnen verwijzen. De huisarts blijft tijdens het meekijkconsult de hoofdbehandelaar.\n Indien de zorgaanbieder een afspraak maakt over aanvullende financiering door middel van deze module, kan de inzet van de ingeroepen expertise via onderlinge dienstverlening tegen vrij tarief worden bekostigd.\n Beperking: Een meekijkconsult dat samenhangt met enkel de functie poh-ggz moet in eerste instantie onder die prestatie in rekening worden gebracht (consultatieve raadpleging poh-ggz, zie artikel 5.2.4); alleen als partijen afspraken maken die de ruimte van die prestatie te boven gaat, kan de S3-prestatie zorgvernieuwing meekijkconsult voor dat deel worden gebruikt.\n \n \n i)\n \n Overige zorgvernieuwing\n \n Deze prestatie biedt ruimte om lokale afspraken te maken over de vergoeding van overige vormen van zorgvernieuwing, die niet in één van de prestaties g of h zijn onder te brengen. Afspraken over inzet van poh-ggz boven 1/3 fte per 2.350 patienten kunnen ook onderdeel zijn van de afspraken binnen deze prestatie. Deze prestatie biedt ook de ruimte om een vergoeding overeen te komen voor de inzet van praktijkmanagement. Het betreft dan de vergoeding van kosten voor inzet van een praktijkmanager, die ondersteuning biedt aan (bij voorkeur) een groep van huisartsen in een netwerk of een groepspraktijk.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Tariefsoort\n \n Alle prestaties binnen segment 3 kennen een vrij tarief en kunnen enkel in rekening worden gebracht indien hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde aan ten grondslag ligt.\n Voor deelprestaties a tot en met d binnen het domein resultaatbeloning geldt dat de afgesproken tarieven betrekking hebben op een bedrag per verzekerde, dan wel een bedrag per geïncludeerde patiënt. Voor de deelprestaties e tot en met i geldt de voorgaande beperking niet.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Prestaties buiten segmenten\n \n \n Artikel\n 8.1\n Beschrijving\n \n Niet alle prestaties zoals deze in de bekostigingssystematiek tot en met 2014 golden, konden in 2015 in het drie-segmentenmodel worden ingepast. Het bekostigingsmodel kent daarom een restcategorie prestaties buiten segmenten.\n Op termijn zullen deze prestaties waar mogelijk worden ingevoegd in één of meer van de geïntroduceerde segmenten. In de toelichting bij deze beleidsregel wordt nader ingegaan op de doorontwikkeling van het bekostigingsmodel.6Op basis van het eerstelijnsakkoord dat ten grondslag ligt aan de vormgeving van deze beleidsregel, kunnen de prestaties zoals beschreven in artikel 5.2.3 voor passanten, gemoedsbezwaarden, militairen en tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd ook geïnterpreteerd worden als “prestatie buiten segment”. Omdat de prestaties zowel inhoudelijk als in tariefonderbouwing een direct verband hebben met de “reguliere” consult en inschrijftarieven zoals beschreven in Segment 1, zijn deze specifieke prestaties in deze beleidsregel opgenomen onder S1.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2\n Prestatiebeschrijvingen\n \n De volgende prestaties buiten de segmenten worden onderscheiden.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.1\n Anw-verrichtingen in hds\n \n Voor incidentele en acute huisartsenhulp in anw-uren (avond-, nacht- en weekenduren, zie de begripsbepaling in bijlage 1) is een maximum uurtarief van kracht voor huisartsen die participeren in een huisartsendienstenstructuur (hds). Het uurtarief brengen huisartsen in rekening bij de hds waarin zij participeren.\n Ten behoeve van de overheveling van de patiëntenstroom van de tweede naar de eerste lijn kan door de huisarts een toeslag in rekening worden gebracht. De huisarts kan deze toeslag enkel in rekening brengen indien:\n \n \n 1.\n De huisarts hiertoe een overeenkomst heeft met de betreffende hds;\n \n \n 2.\n De betreffende hds hiertoe een overeenkomst heeft met de representatieve zorgverzekeraars betreffende het volume en het tarief. De voorwaarden die verbonden zijn aan deze overeenkomst zijn beschreven in de Beleidsregel huisartsendienstenstructuren.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Dienstuur huisartsendienstenstructuur\n \n \n \n \n Opslag dienstuur huisartsendienstenstructuur\n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.2\n Anw-verrichtingen buiten hds\n \n Voor huisartsen die niet participeren in een huisartsendienstenstructuur is een separaat consulttarief van kracht voor incidentele en acute huisartsenhulp gedurende de anw-uren.\n Het anw-consult wordt gedifferentieerd in 6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Consult in de avond, nacht of het weekend, korter dan 5 minuten\n \n \n \n \n Consult in de avond, nacht of het weekend, vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n \n \n Consult in de avond, nacht of het weekend, 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Visite in de avond, nacht of het weekend, korter dan 20 minuten\n \n \n \n \n Visite in de avond, nacht of het weekend, 20 minuten en langer\n \n \n \n \n Vaccinatie in de avond, nacht of het weekend\n \n \n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1 t/m 7 en 10 van de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2) zijn mutatis mutandis van toepassing.\n \n \n 2.\n Consulten/visites voor anw-zorg mogen alleen in rekening worden gebracht indien de zorgaanbieder niet participeert in een huisartsendienstenstructuur.\n \n \n 3.\n Het declareren van het tarief is alleen toegestaan indien de zorg is verleend tijdens anw-uren en indien vaststaat dat het tijdstip waarop de hulp is verleend, de patiënt is aan te rekenen.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.3\n Informatieverzoek\n \n Voor informatieverstrekking wordt één prestatie onderscheiden met een tarief per 5 minuten door de zorgverlener bestede tijd.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Informatieverstrekking per 5 minuten\n \n \n \n \n \n De tijdsduur voor iedere door of namens de huisarts bestede 5 minuten aan het verstrekken van informatie, inclusief de bestede tijd aan bijbehorende rapportage, is leidend voor de declaratie. De in rekening te brengen bestede tijd dient te worden afgerond naar het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf minuten.\n Het betreft hier werkzaamheden die niet in het kader van de Zvw worden uitgevoerd maar door de aanvrager zelf worden vergoed.\n Naast de declaratie van de prestatie informatieverstrekking kan niet separaat een consult in rekening worden gebracht voor dezelfde werkzaamheden.\n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n 1.\n Deze prestatie kan in rekening worden gebracht indien de huisarts wordt benaderd met informatieverzoeken door derden (al dan niet via de patiënt) die niet volgen uit zorg- of dienstverlening in het kader van de Zvw, Wlz of Wmo. Denk hierbij aan verzoeken vanuit bedrijfs- of verzekeringsartsen, advocaten, politie ed.\n \n \n 2.\n Het tarief mag daarmee niet in rekening worden gebracht:\n \n \n a.\n Indien het een informatieverzoek betreft waarvoor bij enig wettelijk voorschrift is bepaald dat zorgaanbieders die informatie kosteloos ter beschikking moeten stellen.\n \n \n b.\n Bij zorgverzekeraars in het kader van de Zorgverzekeringswet.\n \n \n c.\n In het kader van zorgverlening waarvoor de huisarts de patiënt heeft verwezen, zoals bij een aanvraag/machtiging voor geneesmiddelen, hulpmiddelen etc.\n \n \n \n \n 3.\n Het tarief voor informatieverstrekking mag alleen in rekening worden gebracht indien het verzoek om informatie schriftelijk is gesteld. Voor een gevraagde toelichting of verduidelijking op de verstrekte informatie mag het tarief niet in rekening worden gebracht.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.4\n Uitstrijkjes\n \n Voor een zogenaamd uitstrijkje in het kader van het preventieve bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker bestaat de volgende prestatie met een tarief per verrichting:\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Uitstrijkje\n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.5\n Keuringen en onderzoek\n \n Voor keuringen en onderzoek wordt één prestatie onderscheiden met een tarief per 5 minuten door de zorgverlener bestede tijd.\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Keuringen en onderzoek per 5 minuten\n \n \n \n \n \n De tijdsduur voor iedere door of namens de huisarts bestede 5 minuten aan keuringen enonderzoek, inclusief de bestede tijd aan bijbehorende rapportage, is leidend voor de declaratie. De in rekening te brengen bestede tijd dient te worden afgerond naar het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf minuten.\n Het betreft hier werkzaamheden die niet in het kader van de Zvw worden uitgevoerd maar door de aanvrager zelf worden vergoed. Denk hierbij aan rijbewijskeuringen, invaliditeitskeuringen, bedrijfsgeneeskundig onderzoek en dergelijke.\n Naast de declaratie van keuringen enonderzoek kan niet separaat een consult in rekening worden gebracht voor dezelfde werkzaamheden.\n Voor de reiskosten die de zorgaanbieder eventueel maakt in het kader van keuringen en onderzoek geldt een kilometervergoeding per retourkilometer (is 2 gewone kilometers) vanaf 5 retourkilometers:\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Kilometervergoeding (vanaf 5 retourkilometers) per retourkilometer\n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.6\n Verbruiksmaterialen\n \n De navolgende limitatieve lijst verbruiksmaterialen mogen additioneel op basis van de werkelijk gemaakte kosten (dus na aftrek van eventuele bonussen of kortingen) in rekening worden gebracht:\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Materiaalkosten atraumatisch hechtmateriaal, waaronder lijmen\n \n \n \n \n Materiaalkosten voor tape bij enkelverstuiking\n \n \n \n \n Materiaalkosten zwangerschapsreactie (planotest en dergelijke)\n \n \n \n \n Materiaalkosten dipslides (urineweginfecties)\n \n \n \n \n Materiaalkosten teststrips bloedsuikerbepaling diabetespatiënten (waaronder eyetone- teststrips)\n \n \n \n \n Materiaalkosten vloeibaar stikstof of histofreezer\n \n \n \n \n Materiaalkosten blaaskatheter\n \n \n \n \n Materiaalkosten CRP-sneltest cassette(s)\n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.7\n Kostenvergoedingen\n \n De navolgende kostenvergoedingen mogen additioneel op basis van de werkelijk gemaakte kosten (dus na aftrek van eventuele bonussen of kortingen) in rekening worden gebracht. Uitzondering hierop vormen de kosten voor het maken van een ECG (hartfilpmje); hiervoor geldt een normbedrag.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje)\n \n \n \n \n Kosten entstoffen\n \n \n \n \n Laboratoriumkosten\n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.8\n SCEN\n \n Voor de steun en consultatie bij euthanasie in Nederland (SCEN) worden twee prestaties onderscheiden met een tarief per verrichting:\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n SCEN: Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland\n \n \n \n \n SCEN: Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland, op de Waddeneilanden\n \n \n \n \n \n De prestatie betreft steun en consultatie bij euthanasie aan de patiënt en diens behandelend arts. De prestatie mag gedeclareerd worden als het gaat om een niet bij de huisarts ingeschreven patiënt en om een verzoek van diens behandelend arts. Voor een SCEN op de Waddeneilanden kan de prestatie SCEN: Steun en Consutatie bij Euthanasie in Nederland, op de Waddeneilanden in rekening worden gebracht. Beperkende voorwaarde is dat de SCEN-arts niet op hetzelfde Waddeneiland woont als de behandelend (huis)arts van de patiënt. Het tarief voor de prestatie SCEN: Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland, op de Waddeneilanden bedraagt een factor 2 maal het reguliere SCEN-tarief. Dit ter compensatie voor extra reis- en verblijftijd van een SCEN-arts die vanaf het vaste land moet komen.\n Onder de prestatie wordt het totaal aan activiteiten van de SCEN-arts begrepen naar aanleiding van een steun/consultatieverzoek, waaronder:\n \n \n –\n het overleggen met de behandelaar plus het bestuderen van het medisch dossier ten behoeve van de SCEN;\n \n \n –\n het afleggen van de visites bij de patiënt en diens omgeving;\n \n \n –\n de verslaglegging ten behoeve van de behandelaar;\n \n \n –\n het afsluitend overleg met de behandelaar voor onder meer bespreking van het verslag. Met de bespreking van het verslag wordt de SCEN afgesloten.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.9\n Huisartsenzorg voor asielzoekers in de centrale opvang\n \n Voor huisartsenzorg aan asielzoekers in de centrale opvang bestaat een abonnementstarief. Het maximumtarief voor huisartsenhulp voor asielzoekers in de centrale opvang, bijvoorbeeld in een asielzoekerscentrum (AZC), in een opvangcentrum (OC) of in de aanvullende opvang (AVO) is een abonnementstarief per plaats.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.10\n Module achterstandsfonds\n \n Via het achterstandsfonds kunnen op een indirecte wijze specifieke zorgactiviteiten in het kader van de achterstandswijkproblematiek worden gefinancierd. Hierbij wordt de mogelijkheid geboden om een bedrag voor de betreffende prestatie in rekening te brengen per kwartaal en per bij de huisarts ingeschreven verzekerde in een opslagwijk (voorheen “achterstandswijk”). Het betreft een vergoeding ter afdracht aan het achterstandsfonds.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.11\n Vaccinatie op eigen verzoek (niet medische indicatie)\n \n Voor het vaccineren op eigen verzoek (niet medische indicatie) wordt één prestatie onderscheiden met een tarief per 5 minuten door de zorgverlener bestede tijd:\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n \n \n \n \n Vaccinatie op eigen verzoek (niet medische indicatie) per 5 minuten\n \n \n \n \n \n De tijdsduur voor iedere door of namens de huisarts bestede 5 minuten aan het vaccineren, is leidend voor de declaratie. De in rekening te brengen bestede tijd dient te worden afgerond naar het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf minuten.\n Het betreft hier werkzaamheden die niet in het kader van de Zvw worden uitgevoerd maar door de aanvrager zelf worden vergoed. De prestatie kan niet in rekening worden gebracht voor de griepvaccinatie op eigen verzoek, voor de reizigersadvisering en -vaccinatie en de vaccinatie regulier (op medische indicatie).\n Naast de declaratie van de vaccinatie op eigen verzoek kan niet separaat een consult in rekening worden gebracht voor dezelfde werkzaamheden.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.2.12\n M&I-verrichtingen\n \n Voor 26 M&I-verrichtingen bestaan nog separate prestaties. Voor een overzicht van de M&I-verrichtingen en bijbehorende voorwaarden, voorschriften en beperkingen wordt verwezen naar bijlage 2a en 2b.\n De verrichtingen M&I geleverd aan verzekerden zoals vermeld in bijlage 2a mogen in rekening worden gebracht tegen een tarief dat per overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde overeen wordt gekomen en kunnen ook in rekening worden gebracht indien de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde uitsluitend restitutiepolissen aanbiedt (en daarbij niet zelf contracteert) onder de voorwaarde dat er een overeenkomst is met minimaal 1 andere zorgverzekeraar.\n De verrichtingen M&I in bijlage 2a geleverd aan gemoedsbezwaarden als omschreven in artikel 2.2b van de Zorgverzekeringswet mogen enkel in rekening worden gebracht indien hierover een overeenkomst met de desbetreffende gemoedsbezwaarde is gesloten.\n Indien deze overeenkomst met zorgverzekeraar dan wel gemoedsbezwaarde niet tot stand komt, kan de limitatieve lijst van verrichtingen zoals vermeld in bijlage 2b in rekening worden gebracht tegen een door de NZa vastgesteld maximumtarief.\n Uitzondering op bovenstaande voorwaarden vormen de vijf M&I-verrichtingen die niet gedekt worden door de basisverzekering. Het betreft de prestaties:\n \n \n •\n Chirurgie in verband met cosmetiek\n \n \n •\n Varices sclerosering in geval van cosmetiek\n \n \n •\n Reizigersadvisering en -vaccinatie\n \n \n •\n Sterilisatie van de man\n \n \n •\n Besnijdenis\n \n \n Voor deze M&I-verrichtingen geldt dat deze ook tegen vrij tarief in rekening mogen worden gebracht zonder contract met de zorgverzekeraar.\n Het tarief voor de M&I-verrichting is een tarief inclusief de vergoeding voor de tijd, die wordt besteedt aan het uitvoeren van de M&I-verrichting. De handelingen, die vooraf gaan aan het uitvoeren van de M&I-verrichting, zoals uitgebreide uitvraag van klachten en hulpvraag, vraagverheldering, lichamelijk onderzoek, diagnostiek en het advies, zijn geen onderdeel van het tarief van de M&I-verrichting en kunnen separaat in rekening gebracht worden op basis van de bestede tijd als regulier consult of een van de varianten hiervan. Uiteraard alleen indien deze werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Indien voorafgaand aan de M&I-verrichting hulpvragen los van de M&I-verrichting worden beantwoord, kunnen deze als consult naast de M&I-verrichting in rekening worden gebracht.\n Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de per prestatie relevante NHG-richtlijnen (dan wel overige voor het uitvoeren van de specifieke prestatie relevante richtlijnen) is onderdeel van de beschreven prestatie. Bij meerdere prestaties zijn verwijzingen opgenomen naar specifieke NHG-richtlijnen die de handelingen beschrijven.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 8.3\n Tariefsoort\n \n Alle prestatiesbeschreven in artikel 8.2 van deze beleidsregel kennen een maximumtarief, behoudens de M&I-verrichtingen zoals beschreven in artikel 8.2.12 en bijlage 2a. Voor de M&I-verrichtingen geldt een vrij tarief, onder voorwaarde dat hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde, dan wel gemoedsbezwaarde, aan ten grondslag ligt. Indien deze overeenkomst ontbreekt, gelden maximumtarieven voor de prestaties zoals vermeld in bijlage 2b.\n De onderbouwing van de rekenmethode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen, wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat is opgenomen als bijlage 3 bij deze beleidsregel.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Aanvullende regelgeving als gevolg van het SARS-CoV-2 virus\n \n Aanbieders en verzekeraars zijn tot een akkoord gekomen over een pakket aan tijdelijke maatregelen in het kader van de bestrijding van het SARS-CoV-2 virus. Dit pakket aan maatregelen moet financiële rust brengen aan huisartsenpraktijken, huisartsenposten en samenwerkingsverbanden zodat zij zich de komende periode kunnen concentreren op de noodzakelijke zorg. De aanvullende tijdelijke maatregelen betreffen:\n \n \n •\n Prestatie ‘intensieve zorg’ beschikbaar maken voor visite aan patiënten met (vermoedelijke) besmetting met het SARS-CoV-2 virus -, met terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2020 (artikel 9.1);\n \n \n •\n De introductie van een incidenteel moduletarief waarmee huisartsen via een opslag op het inschrijftarief een eenmalige vergoeding krijgen voor de extra kosten en omzetderving als gevolg van de noodzakelijk te treffen voorzieningen in verband met het SARS-CoV-2 virus (artikel 9.2);\n \n \n •\n Het declarabel maken van de opslag van € 15,00 bovenop het reguliere maximum ANW-uurtarief als gevolg van de aanvullende uren-inzet van huisartsen die participeren in een huisartsendienstenstructuur in verband met het SARS-CoV-2 virus (artikel 9.3).\n \n \n –\n Het declarabel maken van de meerkosten voor de oprichting van aanvullende daglocaties als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus (artikel 9.4).\n \n \n \n Definitie\n \n SARS-CoV-2 virus: het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2. De World Health Organization heeft deze naam gegeven aan het novel coronavirus 2019-nCov7https://www.who.int/emergencies/diseases/novel-coronavirus-2019/technical-guidance/naming-the-coronavirus-disease-(covid-2019)-and-the-virus-that-causes-it. Dit novel coronavirus (2019-nCov) is aangemerkt als behorende tot groep A, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet publieke gezondheid8https://www.rijksoverheid.nl/documenten/regelingen/2020/01/28/regeling-coronavirus.\n Covid-19 is een infectieziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2.\n \n Extra daglocatie: aparte locaties ingericht voor huisartsenzorg ovcerdag voor patiënten met (verdenking van) een besmetting van het SARS-CoV-2 virus\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 9.1\n Prestaties huisartsenzorg intensieve zorg\n \n Thuisvisites aan patiënten met (verdenking op) een besmetting van het SARS-CoV-2 virus kunnen met ingang van 1 maart 2020 in rekening worden gebracht door middel van de prestatie “intensieve zorg”(zie artikel 5.2.6).\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 9.2\n Moduletarief “Incidentele compensatie meerkosten en omzetderving als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus”\n \n De uitbraak van het SARS-CoV-2 virus heeft gevolgen voor zowel de organisatie van de dagpraktijk (bijv. het scheiden van patiëntenstromen, het opzetten van extra triage en visite, de aanpassingen aan ICT, het inrichten van noodlocaties) als de benodigde extra inzet van personeel (huisartsen, doktersassistenten, praktijkondersteuners, triagisten en waarnemers) en materieel (bijv. extra beschermingsmaterialen). Naast de extra kosten hebben veel praktijken en gezondheidscentra ook te maken met omzetderving.\n De prestatie dient ter dekking van de extra (out of pocket) kosten als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus, alsook als continuiteitsbijdrage ten behoeve van het instandhouden van de huisartsenzorg.\n De prestatie is vormgegeven als opslag op het inschrijftarief en is daarmee onderdeel van segment 1 (zie artikel 5). Op basis hiervan is de prestatie voorzien van een maximumtarief.\n De prestatie kan als volgt in rekening worden gebracht:\n \n \n •\n Per ingeschreven verzekerde patiënt kan eenmalig in het tweede kwartaal 2020 een bedrag van maximaal € 10,00 (definitief niveau 2020) als opslag op het inschrijftarief per op naam van de huisarts ingeschreven verzekerde in rekening worden gebracht. Deze vergoeding dient dus ter dekking van de extra (out of pocket) kosten als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus, alsook als continuiteitsbijdrage ten behoeve van het instandhouden van de huisartsenzorg.\n \n \n •\n De hoogte van het tarief is gebaseerd op een eerste inschatting door LHV, InEen en VPH en is in onderbouwing een combinatie van omzetderving (€ 7,75) en meerkosten (€ 2,25) als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus.\n \n \n •\n Op basis van de Vektis-data over het tweede kwartaal, de nadere onderbouwing van de extra kosten door LHV/InEen/VPH en de dan bestaande verwachtingen voor het verdere verloop van de gevolgen van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus, bespreken partijen of voor het derde kwartaal 2020 opnieuw een moduletarief “Incidentele compensatie meerkosten en omzetderving als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus” nodig is Het eventuele tarief voor het derde kwartaal wordt opnieuw berekend op basis van de aanvullende informatie zoals hierboven beschreven.\n \n \n \n Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:\n \n \n \n –\n Het tarief mag in rekening worden gebracht voor die verzekerden die op de eerste dag van het tweede kwartaal bij de zorgaanbieder ingeschreven staan en waarvoor het inschrijftarief in rekening kan worden gebracht.\n \n \n –\n Het tarief kan in rekening worden gebracht in aanvulling op de overige prestaties zoals in deze beleidsregel beschreven.\n \n \n –\n Daar waar zorgverzekeraars, in afwijking van de standaard inkoop, overwegend op basis van vaste (inschrijf)vergoeding inkopen (o.a. DSW), dient dit moduletarief dan wel de reguliere contractuele afspraak daarop neerwaarts te worden aangepast, ter voorkoming van dubbele bekostiging.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 9.3\n Anw-verrichtingen in hds\n \n Ten behoeve van de aanvullende inzet in de ANW-uren bovenop het basisrooster als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus kan de huisarts die participeert in een huisartsendienstenstructuur (hds) met ingang van 1 maart 2020 een toeslag van maximaal € 15,00 per uur in rekening brengen. De huisarts kan deze toeslag enkel in rekening brengen indien:\n \n \n –\n De huisarts hiertoe een overeenkomst heeft met de betreffende hds;\n \n \n –\n De betreffende hds hiertoe een overeenkomst heeft met de representerende zorgverzekeraars betreffende het volume en het tarief. De voorwaarden die verbonden zijn aan deze overeenkomst zijn beschreven in de Beleidsregel huisartsendienstenstructuren.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n Artikel\n 9.4\n Kosten extra daglocaties huisartsenzorg als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus\n \n Als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus worden aparte locaties ingericht voor huisartsenzorg voor patiënten met (verdenking van) een besmetting van het SARS-CoV-2 virus overdag. Dit betreft in principe locaties zonder klinische capaciteit.\n Hiervoor worden voor drie componenten kosten gemaakt.\n \n \n A.\n Inzet huisarts\n \n \n B.\n Inzet overig personeel\n \n \n C.\n Overige kosten (locatie, persoonlijke beschermingsmaatregelen, ict, schoonmaak etc)\n \n \n \n 1. Indien extra daglocatie wordt opgezet vanuit de huisartsenpost (HAP):\n \n \n Declaratie patiëntcontact\n \n De declaratie van het patiëntcontact door de huisartsenpost is mogelijk door middel van de declaratie van de passantentarieven zoals beschreven in artikel 5.2.3. De huisartsenpost is hierbij dezelfde entiteit waarvoor ook de ANW-zorg wordt gecontracteerd. Het passantentarief wordt in deze situatie dus gedeclareerd door de huisartsenpost.\n \n Afrekening aanvullende meerkosten\n \n Indien de kosten van de extra daglocatie niet worden gedekt door declaratie van de passantentarieven, kunnen de huisartsenposten aanvullende afspraken maken met de zorgverzekeraar over vergoeding van de aanvullende kosten. Hierbij zijn de zorgverzekeraars en aanbieders de volgende uitgangspunten overeengekomen:\n \n \n –\n Het is de verantwoordelijkheid van de regio om de bezetting van de extra daglocaties te regelen.\n \n \n –\n De inrichting van de daglocatie volgt uit de afspraken/ verzoeken vanuit Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)-verband.\n \n \n –\n De totale extra benodigde kosten van de HAP voor het openstellen van extra daglocatie buiten ANW-uren worden apart in beeld gebracht en zo spoedig mogelijk voorgelegd aan de preferente verzekeraars, zodat hierop een akkoord verkregen kan worden en de declaratieafhandeling kan worden ingericht. Een afspraak tussen aanbieder en verzekeraar(s) is noodzakelijk.\n \n \n –\n Dit leidt tot een afgebakend extra budget HAP ‘dagopenstelling als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus’.\n \n \n –\n De inkomsten uit de declaratie van het passantentarief door de HAP is ter dekking van dit budget.\n \n \n –\n Over de resterende kosten (indien van toepassing) maakt de zorgverzekeraar met de HAP een afspraak. Dit te verrekenen bedrag wordt (volgtijdelijk) afgewikkeld via:\n \n \n °\n Uitbreiding van afspraken in het kader van “organisatie en infrastructuur” (O&I, zie artikel 6.2) indien technisch mogelijk (indien gewenst kunnen zorgaanbieders om tussentijdse ophoging van het budget vragen).\n \n \n °\n Is afwikkeling via de prestaties O&I niet mogelijk dan via segment 3 (S3, zie artikel 7) afspraak indien technisch mogelijk.\n \n \n °\n Is afwikkeling via segment 3 ook niet mogelijk of niet uitvoerbaar (veel administratieve belasting) dan via een nacalculatie omgeslagen over de ANW-tarieven (indien gewenst kunnen zorgaanbieders vragen om tussentijdse ophoging van het budget).\n \n \n \n \n –\n De vergoeding van huisartsen wordt (vanwege het moduletarief als opslag op inschrijftarief) niet meegenomen in de verrekening van het restant. Uitgangspunt is dat huisartsen, gebaseerd op een normpraktijk, gemiddeld 1 dag per 2 weken worden ingeroosterd op de extra daglocatie in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus. Hiervoor vindt geen vergoeding door de huisartsenpost plaats. Huisartsen kunnen op eigen kosten zelf een waarnemer inzetten.\n \n \n –\n Als de noodzakelijke bezetting van huisartsencapaciteit op de extra daglocatie bijvoorbeeld vanwege de hoge toestroom van patiënten niet meer te borgen is met bovengenoemde inroostering van gemiddeld 1 dag per 2 weken, kan door de HAP aanvullende waarneming worden ingezet. Onderbouwing voor het benodigd zijn van aanvullende waarneming wordt zo spoedig mogelijk overlegd en achteraf verantwoord aan de zorgverzekeraar. De kosten van deze aanvullende inzet van waarneming worden door zorgverzekeraars vervolgens meegenomen in de vergoeding van de extra daglocatie. Het maximum van de vergoeding aan waarnemend huisartsen is € 78,00 per uur.\n \n \n –\n De kosten (A, B en C) die vóór inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn gemaakt kunnen wel geheel als meerkosten worden meegenomen in de begroting/afrekening. Er zal, indien nodig, enige coulance (zie ‘Overgangsperiode’) worden betracht voor het inregelen en organiseren van de nieuwe situatie door organisaties.\n \n \n \n 2. Indien extra daglocatie wordt opgezet vanuit organisatie met eigen O&I-budget (regio-organisatie/zorggroep/ gezondheidscentrum)\n \n \n Declaratie patiëntcontact:\n \n De declaratie van het patientcontact door het samenwerkingsverband is mogelijk door middel van de declaratie van de passantentarieven zoals beschreven in artikel 5.2.3. Het samenwerkingsverband is hierbij dezelfde entiteit waarmee ook contractuele afspraken in het kader van O&I (zie artikel 6.2) worden gemaakt. Het passantentarief wordt in deze situatie dus gedeclareerd door het samenwerkingsverband.\n \n Afrekening aanvullende meerkosten\n \n Indien de kosten van de extra daglocatie niet worden gedekt door de declaratie van de passantentarieven, kunnen de zorgaanbieders met eigen O&I-budget aanvullende afspraken maken met de zorgverzekeraar over vergoeding van de aanvullende kosten. Hierbij zijn de zorgverzekeraars en zorgaanbieders de volgende uitgangspunten overeengekomen:\n \n \n –\n Het is de verantwoordelijkheid van de regio om de bezetting van de extra daglocaties te regelen.\n \n \n –\n De inrichting van de daglocatie samenwerkingsverband volgt uit de afspraken/verzoeken vanuit ROAZ-verband.\n \n \n –\n De totale extra benodigde kosten van de zorgorganisatie voor het openstellen van extra daglocatie worden apart in beeld gebracht en zo spoedig mogelijk voorgelegd aan de preferente verzekeraars, zodat hierop een akkoord verkregen kan worden en de declaratie kan worden ingericht. Een afspraak tussen aanbieder en verzekeraar(s) is noodzakelijk.\n \n \n –\n Dit leidt tot een afgebakend extra budget samenwerkingsverband ‘dagopenstelling als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus’.\n \n \n –\n De inkomsten uit de declaratie door het samenwerkingsverband van het passantentarief is ter dekking van dit budget.\n \n \n –\n Over de resterende kosten (indien van toepassing) maakt de zorgverzekeraar met het samenwerkingsverband een afspraak. Het restant van de kosten wordt dan via een nacalculatie omgeslagen over een O&I-afspraak. Indien gewenst kan om een tussentijdse ophoging van het O&I-budget worden gevraagd.\n \n \n –\n De vergoeding van huisartsen wordt (vanwege het moduletarief als op het inschrijftarief) niet meegenomen in de verrekening van het restant. Uitgangspunt is dat huisartsen, gebaseerd op een normpraktijk, gemiddeld 1 dag per 2 weken worden ingeroosterd op de extra daglocatie als gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus. Hiervoor vindt geen vergoeding door het samenwerkingsverband plaats. Huisartsen kunnen op eigen kosten zelf een waarnemer inzetten.\n \n \n –\n Als de noodzakelijke bezetting van huisartsencapaciteit bijvoorbeeld vanwege hoge toestroom van patiënten op de extra locatie niet meer te borgen is met bovengenoemde inroostering van gemiddeld 1 dag per 2 weken, kan door de organiserende partij aanvullende waarneming worden ingezet. Onderbouwing voor het benodigd zijn van aanvullende waarneming wordt zo spoedig mogelijk overlegd en achteraf verantwoord aan de zorgverzekeraar. De kosten van deze aanvullende inzet van waarneming worden door zorgverzekeraars vervolgens meegenomen in de vergoeding van de extra daglocatie. Het maximum van de vergoeding aan waarnemend huisartsen is € 78,00 per uur.\n \n \n –\n De kosten (A, B en C) die vóór inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn gemaakt kunnen wel geheel als meerkosten worden meegenomen in de begroting/afrekening. Er zal, indien nodig, enige coulance (zie ‘Overgangsperiode’) worden betracht voor het inregelen en organiseren van de nieuwe situatie door organisaties.\n \n \n \n 3. Indien extra daglocatie kleinschaliger wordt opgezet vanuit samenwerkingsafspraak tussen huisartsen (dus niet vanuit samenwerkingsverband waar een budgetafspraak boven ligt)\n \n \n \n Declaratie patiëntcontact\n \n \n Op de extra daglocatie kan het passantentarief in rekening worden gebracht indien de huisarts zorg verleent aan niet-ingeschreven patiënten, mits het noch de patiënt noch de huisarts aan te rekenen is dat de zorg niet verleend wordt door de eigen huisarts van de patiënt. Hiervoor gelden dus gelijke voorwaarden als reeds voor declarate van het passantentarief gelden (zie artikel 5.2.3). Voor zorgverlening aan ingeschreven patiënten geldt declaratie van de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2).\n \n \n Afrekening aanvullende meerkosten\n \n \n \n \n –\n De declaratie van het passantentarief in combinatie met het moduletarief ‘Incidentele compensatie meerkosten en omzetderving gevolg van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus ’ als opslag op het inschrijftarief wordt gezien ter dekking van kosten die gemaakt worden op de extra daglocatie.\n \n \n –\n Als hier alsnog aanzienlijke meerkosten worden gemaakt, moet aansluiting worden gezocht bij de O&I-afrekening regionale organisatie (zie voor voorwaarden situatie 2).\n \n \n –\n De ingebrachte meerkosten volgen uit afstemming/verzoek in ROAZ-verband en na akkoord van de preferente zorgverzekeraars.\n \n \n –\n De vergoeding van eventuele extra kosten via samenwerkingsverband richting huisartspraktijken is mogelijk via ‘onderlinge dienstverlening’.\n \n \n Overgangsperiode\n Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zijn het volgende overeengekomen: Als er al huisartsen/waarnemers zijn betaald voor de inzet op de extra daglocaties, dan kunnen deze, in afwijking op de voorwaarden genoemd in dit artikel, door zorgverzekeraars worden vergoed, met in achtneming van redelijk- en billijkheid. Dit geldt ook voor de overige kosten (B en C). Vanaf het moment van akkoord kunnen de gemaakte afspraken ook gelden voor de al bestaande extra daglocaties. Als er rekeningen bij zorgverzekeraars binnenkomen na de bezegeling van de afspraken die betrekking hebben op de betaalde inzet van huisartsen/waarnemers vóór het moment van bezegeling, dan worden deze meegenomen in de begroting en afrekening voor de extra daglocatie.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Vervallen oude beleidsregel\n \n De Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2022, met kenmerk BR/REG-22147b, die een geldigheidsduur had tot en met 31 maart 2022, is met ingang van de dag na laatstgenoemde datum van rechtswege komen te vervallen.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel\n \n De Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2022 met kenmerk BR/REG-22147b, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en bekendmaking\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2022.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsregel in de Staatscourant worden geplaatst.\n De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2022.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-202220215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n \n 1.\n Zorgaanbieder:\n De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig\n zorg verleent, als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c van de Wmg.\n \n \n 2.\n Multidisciplinaire (eerstelijns)zorg:\n Zorgverlening waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines in samenwerking met de patiënt in onderlinge samenhang zorg verlenen, waarvan huisartsenzorg een onderdeel is.\n \n \n 3.\n Anw-uren:\n De avond-, nacht- en weekenduren. Deze uren betreffen de tijdsperiode:\n \n \n –\n tussen 18.00 uur en 08.00 uur;\n \n \n –\n tussen 08.00 uur en 18.00 uur op zaterdag of zondag;\n \n \n –\n tussen 08.00 uur en 18.00 uur op algemeen erkende feestdagen of gelijkgestelde dagen in de zin van de Algemene Termijnenwet.\n \n \n \n \n 4.\n Ingeschreven verzekerde:\n Verzekerde die zich op naam ingeschreven heeft bij een aanbieder van huisartsenzorg.\n \n \n 5.\n Geïncludeerde patiënt:\n Patiënt die voldoet aan de inclusiecriteria van een bepaald zorgprogramma en die zorg ontvangt binnen dat programma.\n \n \n 6.\n Eerstelijnszorg:\n Kenmerkt zich in het bijzonder door een generalistische zorgverlening, laagdrempelige toegang, zorg in de buurt, gericht op de mens in zijn omgeving, het ambulante karakter en gericht op coördinatie en continuïteit. Eerstelijnszorg wordt in de directe omgeving van de consument gegeven.\n \n \n 7.\n Geïntegreerde eerstelijnszorg:\n Betreft multidisciplinaire eerstelijnszorg die door meerdere zorgaanbieders met verschillende disciplinaire achtergrond in samenhang geleverd wordt en waarbij regie noodzakelijk is om het zorgproces rondom de consument te leveren.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Bijlage\n 2a\n Prestatielijst M&I-verrichtingen\n \n \n \n –\n \n Audiometrie\n \n Objectiveren van subjectief verminderd gehoor en bepaling van de mate van slechthorendheid met behulp van audiometer in eigen beheer.\n Het betreft een prestatie per verrichting.\n Handelingen beschreven in NHG-standaard M61.\n \n \n –\n \n Diagnostiek met behulp van Doppler\n \n Opsporen van vaatvernauwingen met behulp van Doppler apparatuur in eigen beheer.\n Het betreft een prestatie per verrichting.\n Handelingen beschreven in NHG-standaard M13.\n \n \n –\n \n Tympanometrie: meten van de beweeglijkheid van het trommelvlies\n \n Het meten van de beweeglijkheid van het trommelvlies met behulp van microtympanometer in eigen beheer ter diagnostiek en vervolgen van gehoorproblemen bij:\n \n \n –\n Otitis media met effusie langer dan 3 maanden;\n \n \n –\n Tympanosclerose;\n \n \n –\n Otosclerose.\n \n \n Het betreft een prestatie per meting.\n Handelingen beschreven in NHG-standaard M18.\n \n \n –\n \n Longfunctiemeting (= spirometrie)\n \n Longfunctiemeting met reversibiliteittest in eigen beheer voor analyse benauwdheidsklachten of bepaling effectiviteit therapeutische interventie bij patiënt met inhalatiemedicatie.\n Het betreft een prestatie per meting.\n Handelingen beschreven in NHG-standaard M26.\n \n \n –\n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt\n \n Het betreft een prestatie per diagnose en heeft betrekking op het gehele traject van maken, interpreteren en bespreken met patiënt van een ECG.\n Prestatie is inclusief verbruiksmateriaal. De S1-prestatie “kosten ECG” kan niet in samenhang met deze M&I-verrichting worden gedeclareerd, tenzij expliciet contractueel overeengekomen.\n Handelingen beschreven in Elektrocardiografie in de huisartsenpraktijk (NHG-Bouwsteen voor de praktijkvoering, volume 1).\n \n \n –\n \n Spleetlamponderzoek\n \n Diagnostiek en controle van een aantal oogheelkundige aandoeningen, met behulp van spleetlamp in eigen beheer.\n Het betreft een prestatie per onderzoek.\n \n \n –\n \n Tele-echo, -röntgen, -hartmonitoring op de waddeneilanden\n \n In eigen beheer met eigen apparatuur uitvoeren van beeldvormende diagnostiek (die normaal in het ziekenhuis zou plaatsvinden) en middels teletechniek overbrengen naar ziekenhuis op de vaste wal, voor beoordeling en behandeladvies. Ter voorkoming van onnodig patiëntenvervoer over zee naar de wal. In samenwerking met betreffend specialisme naar het ziekenhuis.\n Het betreft een prestatie per verzekerde per ziektegeval.\n Handelingen beschreven in NHG-Bouwsteen Elektrocardiografie in de huisartsenpraktijk.\n \n \n –\n \n Bloeddrukmeting gedurende 24-uur, hypertensiemeting\n \n In eigen beheer instrueren patiënt en organiseren van de follow-up, plus interpretatie om niet vaststaande hypertensie te evalueren.\n Het betreft een prestatie per meting.\n Handelingen beschreven in NHG-richtlijn M84 en zorgstandaard CVR.\n De M&I-verrichting beschrijft in principe alleen de 24-uursmeting, maar biedt onder de voorwaarde van een overeenkomst met de zorgverzekeraar de mogelijkheid om ook de 30-minutenmeting op deze wijze in rekening te brengen.\n \n \n –\n \n Teledermatologie\n \n Vervaardigen, beveiligd verzenden en opslaan alsmede het laten beoordelen door dermatoloog op afstand van door de huisarts gemaakte digitale beelden van huidafwijkingen ter mogelijke vervanging van verwijzing naar de 2e lijn van een dermatologisch probleem waarbij specialistische beoordeling en/of advies noodzakelijk is. Eventuele consulten in verband met de (na)behandeling op basis van advies dermatoloog kunnen separaat gedeclareerd worden.\n Het betreft een tarief per verrichting. Kan niet in rekening worden gebracht indien inspanning huisarts als onderdeel van een andere prestatie reeds wordt vergoed.\n Deze prestatie includeert:\n \n \n –\n gebruikmaking van adequate apparatuur, beveiligde verbinding en digitale opslag van informatie;\n \n \n –\n geprotocolleerde rapportage door dermatoloog.\n \n \n \n \n –\n \n Cognitieve functietest (MMSE)\n \n Onderzoek naar dementie door afname van MMSE-test.\n Het betreft een prestatie per verrichting.\n Handelingen beschreven in NHG-standaard M21.\n \n \n –\n \n Hartritmestoornissen\n \n Diagnostiek met behulp van holterfoon via de huisartsenpraktijk van ritmestoornissen, ter vervanging van verwijzing naar de 2e lijn waarbij specialistische beoordeling en/of advies noodzakelijk is.\n Het betreft een prestatie per verrichting.\n \n \n –\n \n MRSA-screening: onderzoek naar ziekenhuisbacterie\n \n Afname kweekmateriaal ten behoeve van diagnostiek MRSA.\n Het betreft een prestatie per verrichting.\n \n \n –\n \n Diabetes Mellitus – begeleiding per jaar bij suikerziekte\n \n Het betreft een prestatie per controle.\n \n \n –\n \n Diabetes Mellitus – instellen van medicijn (insuline) voor suikerziekte\n \n Het betreft een prestatie per verrichting.\n \n \n –\n \n COPD – gestructureerde zorg per jaar bij ademhalings- en longproblemen\n \n Het betreft een prestatie per controle.\n \n \n –\n \n Palliatieve consultatie, visite\n \n Consultatievisite door een opgeleide palliatieve huisartsconsulent op verzoek van huisarts.\n Het betreft een prestatie per visite, inclusief bestudering casus.\n \n \n –\n \n Palliatieve consultatie, telefonisch\n \n Telefonische consultatie door een opgeleide palliatieve huisartsconsulent op verzoek van huisarts.\n Het betreft een prestatie per telefonisch consult.\n \n \n –\n \n Euthanasie\n \n Verlenen van euthanasie.\n Het betreft een prestatie per euthanasieverlening.\n Handelingen beschreven in SCEN regels.\n \n \n –\n \n Gestructureerde huisartsenzorg in verzorgingshuis\n \n Het betreft een prestatie per kwartaal per betreffende bewoner in het verzorgingshuis.\n \n \n –\n \n Gestructureerde huisartsenzorg in de maatschappelijke opvang\n \n Het betreft een prestatie per kwartaal per betreffende bewoner in het verzorgingshuis.\n \n \n –\n \n Abdominale (buik) echografie\n \n Het uitvoeren en interpreteren van abdominale echografie in eigen beheer ter voorkoming van onnodige verwijzing naar de tweede lijn.\n Bij verwijzing naar de specialist na het onderzoek is het beschikbaar stellen van diagnostische materiaal ten behoeve van de vervolgbehandeling onderdeel van de prestatie. Het betreft de volgende indicaties:\n \n \n –\n aorta: herkennen aneurysmata;\n \n \n –\n lever: tumoren, metastasen;\n \n \n –\n galblaas: stenen, stuwing;\n \n \n –\n nieren: stuwing, concrementen, cysten, tumoren;\n \n \n –\n uterus: myomen, positie IUD, endometriumdikte;\n \n \n –\n ovaria: cysten;\n \n \n –\n blaas: urineretentie, concrementen.\n \n \n Het betreft uitdrukkelijk niet de echo bij zwangerschap.\n \n \n \n De onderstaande prestaties komen, op basis van informatie van het Zorginstituut Nederland niet ten laste van de basisverzekering Zvw.\n \n \n \n –\n \n Chirurgie in geval van cosmetiek\n \n Het betreft een prestatie per verrichting, inclusief materiaal en verwijderen hechtingen.\n \n \n –\n \n Varices sclerosering in geval van cosmetiek\n \n Behandeling van spataderen in geval van cosmetiek door middel van sclerosering na diagnostiek met behulp van Doppler.\n Het betreft een prestatie per verrichting\n \n \n –\n \n Reizigersadvisering en -vaccinatie\n \n Gestandaardiseerd consult aan de hand van vragenlijst en advies\n ten aanzien van preventieve vaccinaties en geven vaccinaties.\n De prestaties betreft het advies plus injecties, exclusief vaccin.\n \n \n –\n \n Sterilisatie man\n \n Gestandaardiseerde ingreep inclusief preoperatief onderzoek en postoperatief spermaonderzoek.\n Het betreft een prestatie voor de volledige behandeling, inclusief nacontroles, conform richtlijnen urologie.\n \n \n –\n \n Besnijdenis\n \n Gestandaardiseerde ingreep.\n Het betreft een prestatie per ingreep, inclusief nacontrole.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Bijlage\n 2b\n Prestatielijst niet-gecontracteerde M&I-verrichtingen\n \n De M&I-verrichtingen zoals beschreven in bijlage 2a kennen een vrij tarief, en mogen in rekening worden gebracht onder voorwaarde dat hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde aan ten grondslag ligt. Als deze overeenkomst niet tot stand komt, mag de zorgaanbieder de prestaties zoals vermeld in onderstaande limitiatieve lijst in rekening brengen tegen een door de NZa vastgesteld maximumtarief.\n \n \n \n \n \n \n Prestaties\n \n \n \n \n \n \n Audiometrie\n \n \n \n \n Diagnostiek met behulp van Doppler\n \n \n \n \n Tympanometrie: meten van de beweeglijkheid van het trommelvlies\n \n \n \n \n Longfunctiemeting (= spirometrie)\n \n \n \n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt\n \n \n \n \n Spleetlamponderzoek\n \n \n \n \n Tele-echo, -röntgen, -hartmonitoring op de waddeneilanden\n \n \n \n \n Bloeddrukmeting gedurende 24-uur, hypertensiemeting\n \n \n \n \n Teledermatologie\n \n \n \n \n Cognitieve functietest (MMSE)\n \n \n \n \n Hartritmestoornissen\n \n \n \n \n MRSA-screening: onderzoek naar ziekenhuisbacterie\n \n \n \n \n Palliatieve consultatie, visite\n \n \n \n \n Palliatieve consultatie, telefonisch\n \n \n \n \n Euthanasie\n \n \n \n \n Module Abdominale (buik) echografie\n \n \n \n \n \n De prestatiebeschrijvingen en aanvullende voorwaarden (met uitzondering van het contractvereiste) zoals per prestatie vermeld in bijlage 2a, zijn ook van toepassing op de prestaties zoals in bijlage 2b vermeld.\n De onderbouwing van de rekenmethode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen, wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat is opgenomen als bijlage 3 bij deze beleidsregel.\n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Verantwoordingsdocument\n \n \n Inhoudsopgave\n \n \n \n 1.\n Inleiding\n \n \n 2.\n Prestaties\n \n \n 3.\n Basistarieven\n \n \n 4.\n Differentiatie inschrijftarief\n \n \n 5.\n Arbeidskosten\n \n \n 6.\n Praktijkkosten en rekennormen\n \n \n 7.\n Modelmatige tarieven\n \n \n 8.\n Berekening VGREV\n \n \n 9.\n Multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd\n \n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n De NZa heeft in de Beleidsregel algemeen kader tariefprincipes curatieve zorg beschreven welke uitgangspunten de NZa hanteert bij het vaststellen van tarieven. De NZa hanteert binnen de huisartsenzorg als uitgangspunt dat de tarieven, of onderdelen van de tarieven, onderbouwd worden op basis van de werkelijke historische kosten uit het meest recente beschikbare boekjaar van een geselecteerde groep zorgaanbieders. Voor een groot deel baseert de NZa de maximumtarieven huisartsenzorg daarom op het meest recente onderzoek naar kosten, opbrengsten en productie van huisartsenpraktijken in 2015. De NZa heeft Sira Consulting opdracht gegeven om de kosten, opbrengsten, productie en inzet binnen de huisartsenpraktijk te verzamelen.\n Voor een aantal prestaties en kostensoorten bevat het onderzoek geen gegevens die gebruikt kunnen worden. De ‘Beleidsregel Algemeen kader tariefprincipes curatieve zorg’, artikel 4.3 lid geeft de mogelijkheid om in een dergelijke situatie het tarief via een beschrijvende norm de kostenopbouw van prestaties te bepalen: de tarieven voor de huisartsenzorg zijn voor een deel via een normatieve (modelmatige) methode ontwikkeld. Het betreft de arbeidskosten voor de huisarts-eigenaar, de vergoeding voor gederfd rendement op het eigen vermogen in de praktijkkosten, en de onderbouwing van tarieven voor de opslag poh-ggz, anw-consulten en enkele andere prestaties.\n De methoden zijn op hoofdlijnen vastgelegd in de hoofdtekst van de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg. In dit verantwoordingsdocument zijn de methodes uitgewerkt en worden de berekeningen en beleidsmatige keuzes toegelicht.\n \n \n \n 2\n Prestaties\n \n De prestaties die aan de basis liggen van de tariefonderbouwing zijn de inschrijving, het consult en het passantenconsult.\n Het basistarief van de inschrijving ligt ten grondslag aan het maximumtarief van:\n \n \n –\n de acht gedifferentieerde inschrijftarieven, door middel van vermenigvuldiging met de factoren in onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Leeftijd\n \n \n Niet-opslagwijk\n \n \n Opslagwijk\n \n \n \n \n \n \n verzekerden tot 65 jaar\n \n \n 1,183\n \n \n 1,557\n \n \n \n \n verzekerden van 65 tot 75 jaar\n \n \n 1,392\n \n \n 1,766\n \n \n \n \n verzekerden vanaf 75 jaar tot 85 jaar\n \n \n 2,096\n \n \n 2,470\n \n \n \n \n Verzekerden vanaf 85 jaar\n \n \n 3,296\n \n \n 3,670\n \n \n \n \n \n \n \n –\n het abonnementstarief per plaats voor huisartsenzorg aan asielzoekers in de centrale opvang, door middel van vermenigvuldiging van het basistarief met de factor 4,43.\n \n \n Het basistarief van het consult ligt ten grondslag aan het maximumtarief van:\n \n \n –\n zes reguliere consultprestaties, conform de factoren in onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n Consultprestatie regulier\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Consult regulier tot 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Consult regulier vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n 1,0\n \n \n \n \n Consult regulier 20 minuten en langer\n \n \n 2,0\n \n \n \n \n Visite regulier korter dan 20 minuten\n \n \n 1,5\n \n \n \n \n Visite regulier 20 minuten en langer\n \n \n 2,5\n \n \n \n \n vaccinatie regulier\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n \n \n \n –\n zes consultprestaties poh-ggz, conform de factoren in onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n Consultprestatie poh-ggz\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz korter dan 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz vanaf 5 minuten tot 20 minuten/Groepsconsult praktijkondersteuner ggz\n \n \n 1,0\n \n \n \n \n Consult praktijkondersteuner ggz 20 minuten en langer\n \n \n 2,0\n \n \n \n \n Visite praktijkondersteuner ggz korter dan 20 minuten\n \n \n 1,5\n \n \n \n \n Visite praktijkondersteuner ggz 20 minuten en langer\n \n \n 2,5\n \n \n \n \n \n \n \n –\n één nevenprestatie, het uitstrijkje, conform de factor in onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n Nevenprestatie\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Uitstrijkje\n \n \n 1,383\n \n \n \n \n \n \n \n –\n Huisartsenzorg elv, intensieve zorg, de ‘overige S1-prestaties’ en de prestatie SCEN, conform onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf, overdag, korter dan 20 minuten\n \n \n 4,37\n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf, overdag, 20 minuten en langer\n \n \n 7,57\n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf in de avond, nacht of het weekend, korter dan 20 minuten\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n EHuisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf in de avond, nacht of het weekend, 20 minuten en langer\n \n \n 11,64\n \n \n \n \n Chirurgie\n \n \n 9,04\n \n \n \n \n Intensieve zorg, overdag\n \n \n 7,72\n \n \n \n \n Intensieve zorg, in de avond, nacht of het weekend\n \n \n 13,32\n \n \n \n \n Ambulante compressietherapie bij ulcus cruris\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n Oogboring\n \n \n 5,77\n \n \n \n \n SCEN: Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland\n \n \n 52,33\n \n \n \n \n SCEN: Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland, op de Waddeneilanden\n \n \n 104,66\n \n \n \n \n IUD (spiraal) aanbrengen/implanteren of verwijderen Etonogestrel implantatiestaafje\n \n \n 6,37\n \n \n \n \n Therapeutische injectie (Cyriax)\n \n \n 3,05\n \n \n \n \n \n \n \n –\n de 16 M&I-verrichtingen welke zonder contract10Deze 16 M&I verrichtingen kunnen ook tegen een vrij tarief worden geleverd indien een contract met de zorgverzekeraar is gesloten. met de zorgverzekeraar tegen een maximumtarief in rekening kunnen worden gebracht.\n \n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Audiometrie\n \n \n 2,60\n \n \n \n \n Diagnostiek met behulp van Doppler\n \n \n 2,99\n \n \n \n \n Tympanometrie: meten van de beweeglijheid van het trommelvlies\n \n \n 3,05\n \n \n \n \n Longfunctie-spirometrie\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n ECG-diagnostiek: maken, interpreteren en bespreken van hartfilmpje met de patiënt\n \n \n 4,55\n \n \n \n \n Spleetlamponderzoek\n \n \n 1,29\n \n \n \n \n Tele-echo, -röntgen, -hartmonitoring op de waddeneilanden\n \n \n 12,21\n \n \n \n \n Bloeddrukmeting gedurende 24-uur, hypertensiemeting\n \n \n 3,02\n \n \n \n \n Teledermatologie\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n Cognitieve functietest, MMSE\n \n \n 3,26\n \n \n \n \n Hartritmestoornissen\n \n \n 2,60\n \n \n \n \n MRSA-screening: onderzoek naar ziekenhuisbacterie\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n Palliatieve consultatie, visite\n \n \n 11,67\n \n \n \n \n Palliatieve consultatie, telefonisch\n \n \n 2,93\n \n \n \n \n Euthanasie\n \n \n 23,46\n \n \n \n \n Module Abdominale (buik) echografie\n \n \n 4,40\n \n \n \n \n \n \n \n Het basistarief van het passantenconsult ligt ten grondslag aan het maximumtarief van:\n \n \n –\n zes passantenprestaties en zes prestaties voor militairen, conform onderstaande tabel\n \n \n \n \n \n \n \n Prestatie passanten/militairen\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Consult tot 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Consult vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n 1,0\n \n \n \n \n Consult 20 minuten en langer\n \n \n 2,0\n \n \n \n \n Visite korter dan 20 minuten\n \n \n 1,5\n \n \n \n \n Visite 20 minuten en langer\n \n \n 2,5\n \n \n \n \n Vaccinatie\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n \n \n \n –\n zes prestaties voor gemoedsbezwaarden en zes prestaties voor tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht verzekerd zijn, door het basistarief van het passantentarief te vermeerderen met € 2,63 (prijspeil definitief 2021) en het resultaat te vermenigvuldigen met de factor in onderstaande tabel.\n \n \n \n \n \n \n \n Prestatie gemoedsbezwaarden/tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse patiënten die niet bij of krachtens de Zorgverzekeringswet verplicht zijn verzekerd\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Consult tot 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Consult vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n 1,0\n \n \n \n \n Consult 20 minuten en langer\n \n \n 2,0\n \n \n \n \n Visite korter dan 20 minuten\n \n \n 1,5\n \n \n \n \n Visite 20 minuten en langer\n \n \n 2,5\n \n \n \n \n Vaccinatie\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n \n \n \n –\n twee prestaties voor keuringen en onderzoek11De kilometervergoeding die eventueel in rekening gebracht kan worden in verband met deze prestatie heeft een andere onderbouwing, zie par. 7.6. en informatieverstrekking,\n \n \n –\n conform onderstaande tabel\n \n \n \n \n \n \n \n prestatie keuringen/onderzoek en informatievestrekking\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Keuringen en onderzoek, per 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Informatieverstrekking, per 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 3\n Basistarieven\n \n Voor het basistarief van de inschrijving, het basistarief van het consult en het basistarief van het passantenconsult worden de volgende formules gehanteerd:\n \n \n \n \n \n \n Basistarief Inschrijving = 0,3389 * (arbeidskostenbestanddeel + Praktijkkostenbestanddeel) / rekennorm inschrijvingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basistarief Consult = 0,2628 * (arbeidskostenbestanddeel + praktijkkostenbestanddeel)/ rekennorm consulten\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basistarief Passantenconsult = 0,7726 * (Arbeidskostenbestanddeel + Praktijkkostenbestanddeel) / rekennorm consulten\n \n \n \n \n \n Hierbij geldt:\n \n \n –\n Het arbeidskostenbestanddeel bedraagt € 128.311,42 op prijspeil 2015 (prijspeil definitief 2021: € 147.528,02). De onderbouwing van dit bedrag wordt toegelicht in paragraaf 4.\n \n \n –\n Het praktijkkostenbestanddeel bedraagt € 182,110,30 prijspeil definitief 2015 (prijspeil definitief 2021: € 217.913,06). De onderbouwing van dit bedrag wordt toegelicht in paragraaf 5.\n \n \n –\n De rekennorm inschrijvingen bedraagt 2.095 en de rekennorm consulten 8.966. Beide aantallen zijn terug te vinden in paragraaf 5.\n \n \n –\n Jaarlijks vindt een aanpassing (indexering) van zowel het arbeidskosten- als het praktijkkostenbestanddeel plaats. De wijze van indexeren is geregeld in de Beleidsregel indexering.\n \n \n –\n In de voorafgaande beleidsregel BR/REG-22147b die vigeert van 1 januari 2022 en met 31 maart 2022 is geen aanvullende indexering verwerkt voor loon en materieel, omdat deze aanpassing niet tijdig in de systemen van verzekeraars in te regelen viel. In de tarieven vanaf 1 april 2022 wordt om die reden een correctie doorgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de gemiste opbrengsten over de periode 1 januari tot en met 31 maart 2022. In de berekening van deze compensatie wordt ook rekening gehouden met seizoensinvloeden in declaratiepatronen. De compensatie is verwerkt via een opslag op de indexatiepercentages OVA (loon) en PPC (materieel). De voorcalculatorische indexatiepercentages 2022 bedragen per 1 april 2022:\n \n \n •\n Loon (OVA): 4.60%\n \n \n •\n Materieel (PPC): 1,89%\n \n \n \n \n Het resultaat is dat de inkomsten over heel 2022 op het niveau worden gebracht zoals deze zouden zijn geweest indien deze aanvullende indexering wel vanaf 1 januari 2022 was geïmplementeerd.\n Inschrijvingen en consulten vormen de grootste opbrengstcomponenten voor huisartspraktijken. De logica achter bovenstaande formules is dat een bepaald deel van de totale kosten (arbeidskosten + praktijkkosten) gedekt wordt uit inschrijvingen en een deel uit consulten. Voor consulten betreft dit 26,28%, vandaar de factor 0,2628. Voor inschrijvingen bedraagt de factor 0,3389. Dit is minder dan het aandeel opbrengsten uit inschrijvingen (44,71%, zie artikel 5.2), omdat de werkelijke inschrijftarieven hoger zijn dan het basis inschrijftarief, onder andere vanwege de opslagen voor achterstandswijken en leeftijd.\n Het tarief voor de passantenconsulten wordt berekend vanuit de hypothetische situatie dat de gemiddelde huisartsenpraktijk geen ingeschreven verzekerden heeft, en dus alle gereguleerde opbrengsten uit consulten behaalt. Het arbeidskostenbestanddeel en praktijkkostenbestanddeel worden voor de berekening van het passantentarief vermenigvuldigd met de factor 0,7726. Op deze wijze worden alle praktijkkosten en de arbeidskostencomponent van de huisarts-eigenaar voor 77,26% opgebracht door de opbrengsten uit passantenconsulten. De overige opbrengsten worden geacht opgebracht te worden met niet-tariefgereguleerde activiteiten.\n \n \n \n 4\n Differentiatie inschrijftarief\n \n Met ingang van 1 januari 2018 zijn de opslagen op het inschrijftarief voor leeftijd en achterstand herijkt. Voor de berekening van de nieuwe inschrijftarieven maken we gebruik van het zorgzwaarte model van NIVEL12Scenario’s voor de differentiatie van het inschrijftarief huisartsenzorg op basis van zorgzwaarte, NIVEL (2016).. Het inschrijftarief bestaat uit twee componenten.\n Eén component is het basistarief inschrijving, zie kopje 3. Basistarieven. Dit is een vast bedrag dat de huisarts voor al zijn ingeschreven verzekerden per kwartaal in rekening brengt.\n De tweede component is de differentiatie op het inschrijftarief op basis van het zorgzwaarte model van NIVEL. De differentiatie bestaat ook uit een opslag die de huisarts in rekening brengt voor alle ingeschreven verzekerden. Voor patienten met specifieke zorgzwaarte kenmerken, als leeftijd en woonachtig in een opslagwijk, krijgt de huisarts een hogere opslag.\n Het rekenmodel om tot de opslag op het basistarief Inschrijving te komen is beschreven in Bijlage D Omrekening regressie coëfficiënten naar opslagfactoren uit het rapport van NIVEL. Het verschil met de opstelling van NIVEL is dat we voor de berekening van de inschrijftarieven met landelijke declaratiedata van Vektis rekenen. We hebben het rekenmodel teruggebracht naar vier stappen:\n \n \n 1.\n Bepalen zorgzwaartefactor per kenmerk.\n \n \n 2.\n Bepalen aantal zorgzwaarte rekeneenheden voor alle ingeschreven verzekerden.\n \n \n 3.\n Bepalen constante opslagbedrag per rekeneenheid.\n \n \n 4.\n Afleiden landelijke opslagfactor.\n \n \n Als uitgangspunt voor de berekening van de opslagfactoren gebruiken we de tarieven zoals deze van kracht waren in 2015 (prijspeil 2015 voorcalculatorisch (VC)), vanwege aansluiting bij de Vektis dataset (2015). De resulterende opslagfactoren worden vervolgens toegepast op de herijkte tarieven 2018 waarin de resultaten van het kostenonderzoek zijn verwerkt.\n De berekening is in eerste instantie omzetneutraal uitgevoerd. Dat betekent dat alle gelden toegerekend aan het basistarief Inschrijving en de differentiatie op het inschrijftarief constant zijn gehouden. We hanteren de omzetbedragen, zoals weergegeven in Tabel 3.1.\n \n Tabel 3.1: Omzetbedragen Inschrijving\n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n Gedeclareerde Vektis omzet 2015 (VC)\n \n \n \n \n \n \n Basis inschrijving\n \n \n € 810.679.125\n \n \n \n \n Differentiatie inschrijving\n \n \n € 252.198.503\n \n \n \n \n Inschrijving\n \n \n € 1.062.877.628\n \n \n \n \n \n \n Stap 1: Bepalen zorgzwaartefactor per kenmerk.\n \n De zorgzwaartefactoren zijn afgeleid van het zorgzwaarte model van NIVEL. Hierbij hebben we twee normatieve elementen aangebracht.\n Het model van NIVEL heeft voor de leeftijdsgroep 75 – 84 geen significatie coëfficient opgeleverd. Met behulp van kwadratische interpolatie hebben we voor dit kenmerk normatief een zorgzwaarte coëfficient afgeleid. Voor het kenmerk opslagwijk is er eveneens normatief een zorgzwaarte coëfficient afgeleid, door in eerste instantie de gelden voor achterstand gelijk te houden.\n In Tabel 3.2 zijn de zorgzwaartefactoren per kenmerk weergegeven.\n \n Tabel 3.2: Zorgzwaartefactoren per kenmerk\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Opslagwijk\n \n \n Leeftijd\n \n \n Zorgzwaarte factor\n \n \n Normering zzfactor1\n \n \n Verzekerden-jaren\n \n \n \n \n \n \n geen\n \n \n tot 65\n \n \n 0,04\n \n \n 1,00\n \n \n 12.478.454\n \n \n \n \n geen\n \n \n 65–74\n \n \n 0,09\n \n \n 2,14\n \n \n 1.689.243\n \n \n \n \n geen\n \n \n 75–84\n \n \n 0,24\n \n \n 5,99\n \n \n 910.396\n \n \n \n \n geen\n \n \n 85 plus\n \n \n 0,50\n \n \n 12,54\n \n \n 335.778\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n tot 65\n \n \n 0,07\n \n \n 1,72\n \n \n 667.811\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 65–74\n \n \n 0,12\n \n \n 2,86\n \n \n 63.496\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 75–84\n \n \n 0,27\n \n \n 6,71\n \n \n 37.132\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 85 plus\n \n \n 0,53\n \n \n 13,26\n \n \n 14.193\n \n \n \n \n \n \n 1 zorgzwaartefactor\n \n Stap 2: Bepalen aantal zorgzwaarte rekeneenheden voor alle ingeschreven verzekerden.\n \n De tarieven zijn gebaseerd op jaarbedragen. De declaraties vinden echter per kwartaal plaats. Om tot een goede inschatting van het aantal verzekerde personen te komen berekenen we het aantal verzekerdenjaren, dat gelijk is aan het totaal aantal declaraties van de prestatie inschrijving gedeeld door vier. Het aantal verzekerdenjaren is weergegeven in Tabel 3.2.\n Het aantal zorgzwaarte rekeneenheden voor alle ingeschreven verzekerden is gelijk aan het somproduct van de genormeerde zorgzwaartefactor maal het aantal verzekerdenjaren en is gelijk aan 27.521.122.\n \n Stap 3: Bepalen constante opslagbedrag per rekeneenheid.\n \n Om het constante opslagbedrag te bepalen delen we de totale omzet van de prestatie differentiatie inschrijving, zie Tabel 3.1, door het aantal zorgzwaarte rekeneenheden. De constante is afgerond gelijk aan € 9,16.\n \n Stap 4: Afleiden landelijke opslagfactor.\n \n De afleiding van de opslagfactoren volgt door de constante met de genormeerde zorgzwaartefactor te vermenigvuldigen en daarbij het basistarief van € 50,05 (2015 VC) op te tellen. Delen door het basistarief resulteert tenslotte in de opslagfactor. Delen door het jaarbedrag van de groep zonder kenmerk (jonger dan 65 en geen opslagwijk) resulteert in een genormeerde opslagfactor.\n \n \n Tabel 3.3: Opslagfactor differentiatie inschrijftarief\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Opslagwijk\n \n \n Leeftijd\n \n \n Opslag\n \n \n Jaarbedrag\n \n \n Opslagfactor\n \n \n Normering ofactor1\n \n \n \n \n \n \n geen\n \n \n tot 65\n \n \n € 9,16\n \n \n € 59,22\n \n \n 1,183\n \n \n 1,000\n \n \n \n \n geen\n \n \n 65–74\n \n \n € 19,61\n \n \n € 69,66\n \n \n 1,392\n \n \n 1,176\n \n \n \n \n geen\n \n \n 75–84\n \n \n € 54,86\n \n \n € 104,92\n \n \n 2,096\n \n \n 1,772\n \n \n \n \n geen\n \n \n 85 plus\n \n \n € 114,91\n \n \n € 164,96\n \n \n 3,296\n \n \n 2,786\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n tot 65\n \n \n € 15,76\n \n \n € 65,82\n \n \n 1,315\n \n \n 1,111\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 65–74\n \n \n € 26,21\n \n \n € 76,26\n \n \n 1,524\n \n \n 1,288\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 75–84\n \n \n € 61,46\n \n \n € 111,52\n \n \n 2,228\n \n \n 1,883\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 85 plus\n \n \n € 121,51\n \n \n € 171,56\n \n \n 3,428\n \n \n 2,897\n \n \n \n \n \n \n 1\n opslagfactoren uitgedrukt in factoren relatief aan het inschrijftarief tot 65, geen opslagwijk.\n \n \n Stap 5: Toevoeging budget opslagwijken\n \n Besloten is om de zorgzwaarte in opslagwijken extra te compenseren door middel van de inzet van een macrobedrag van € 10 miljoen (prijspeil 2018). Het totale toe te voegen bedrag delen we door de som van de verzekerdenjaren in opslagwijken over alle leeftijdscategorieën. In tabel 3.4 is te zien hoe de resulterende extra opslag van € 12,12 in combinatie met de al eerder afgeleide opslagen leidt tot de definitieve opslagfactoren.\n \n Tabel 3.4: Opslagfactor differentiatie inschrijftarief met compensatie opslagwijk\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Opslag-wijk\n \n \n Leeftijd\n \n \n Opslag\n \n \n Extra opslag\n \n \n Jaarbedrag\n \n \n Opslag-factor\n \n \n Normering ofactor1\n \n \n \n \n \n \n geen\n \n \n tot 65\n \n \n € 9,16\n \n \n -\n \n \n € 59,22\n \n \n 1,183\n \n \n 1,000\n \n \n \n \n geen\n \n \n 65–74\n \n \n € 19,61\n \n \n -\n \n \n € 69,66\n \n \n 1,392\n \n \n 1,176\n \n \n \n \n geen\n \n \n 75–84\n \n \n € 54,86\n \n \n -\n \n \n € 104,92\n \n \n 2,096\n \n \n 1,772\n \n \n \n \n geen\n \n \n 85 plus\n \n \n € 114,91\n \n \n -\n \n \n € 164,96\n \n \n 3,296\n \n \n 2,786\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n tot 65\n \n \n € 15,76\n \n \n € 12,12\n \n \n € 77,94\n \n \n 1,557\n \n \n 1,316\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 65–74\n \n \n € 26,21\n \n \n € 12,12\n \n \n € 88,38\n \n \n 1,766\n \n \n 1,492\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 75–84\n \n \n € 61,46\n \n \n € 12,12\n \n \n € 123,64\n \n \n 2,470\n \n \n 2,088\n \n \n \n \n opslagwijk\n \n \n 85 plus\n \n \n € 121,51\n \n \n € 12,12\n \n \n € 183,68\n \n \n 3,670\n \n \n 3,102\n \n \n \n \n \n \n 1\n opslagfactoren uitgedrukt in factoren relatief aan het inschrijftarief tot 65, geen opslagwijk.\n \n Deze opslagfactoren worden vervolgens in de tariefonderbouwing gebruikt om het herijkte basisinschrijftarief op basis van het kostenonderzoek over 2015 op te hogen.\n \n \n \n 5\n Arbeidskosten\n \n De component arbeidskosten praktijkeigenaren (in het veld bekend onder de term ‘norminkomen’) is een normatieve kostencomponent die in de tariefonderbouwing voor gereguleerde eerstelijnszorgaanbieders wordt opgenomen ter dekking van de arbeidskosten van de praktijkeigenaar. De component bestaat uit drie onderdelen:\n \n \n 1.\n Basis jaarbedrag (jaarsalaris, incl. vakantietoeslag);\n \n \n 2.\n Aankledingsposten (werkgeverslasten als pensioen, vergoeding voor ziekte en arbeidsongeschiktheid, etc.);\n \n \n 3.\n Inconveniënten (toeslag voor werkzaamheden in avond, nacht en weekend).\n \n \n \n \n 5.1\n Methodieken voor normering van de arbeidskostencomponent\n \n Er is een aantal mogelijke methodieken om te komen tot normering van de arbeidskostencomponent:\n \n \n –\n Vergelijking met de publieke sector;\n \n \n –\n Vergelijking binnen de zorg;\n \n \n –\n Vergelijking buiten de zorg;\n \n \n –\n Vergelijking met het buitenland;\n \n \n –\n Vaststellen uurtarief op basis van activiteitenanalyse;\n \n \n –\n Macrorondrekening.\n \n \n De NZa heeft KPMG in 2013 onderzoek laten doen naar en laten adviseren over deze methodieken. Mede op basis daarvan heeft de NZa gekozen de arbeidskostencomponent vast te stellen door twee methodieken met elkaar te combineren: vergelijking met de publieke sector en vergelijking binnen de zorg. Deze keuze is tot stand gekomen door de methoden te vergelijken aan de hand van onderstaande criteria.\n \n Tabel 5.1: Toetsingskader methodieken herijking arbeidskostencomponent\n \n \n \n \n \n \n Criterium\n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n Reproduceerbaar en onderhoudbaar\n \n \n Methodiek en aanpak moeten reproduceerbaar te zijn om herijking in de toekomst mogelijk te maken. De methodiek dient goed gedocumenteerd te zijn en toekomstbestendig voor de komende jaren.\n \n \n \n \n Eenvoud\n \n \n De methodiek een aanpak dienen eenvoudig van opzet te zijn. Hierdoor is de opzet goed uit te leggen aan alle betrokken partijen.\n \n \n \n \n Herkenbare toetsingsgrondslag\n \n \n Er dient sprake te zijn van een herkenbare toetsingsgrondslag. De toetsingsgrondslag betekent in dit kader dat het helder moet zijn op basis waarvan functies met elkaar worden vergeleken.\n \n \n \n \n Toepasbaarheid binnen huidig systeem\n \n \n De methodiek moet toe te passen zijn in binnen het huidige bekostigingssysteem zonder dat er ingrijpende systeemwijzigingen nodig zijn.\n \n \n \n \n Objectiviteit\n \n \n De toepassing van de methodiek en aanpak is het streven naar maximaal haalbare objectiviteit.\n \n \n \n \n Brede toepasbaarheid\n \n \n De methodiek dient voor alle functies op dezelfde wijze toepasbaar te zijn waardoor het tevens mogelijk is de functies met elkaar te vergelijken\n \n \n \n \n \n Bij de toetsing hecht de NZa met name belang aan de objectiviteit en de brede toepasbaarheid van de methodiek voor de andere gereguleerde eerstelijnsaanbieders.\n Toetsing van de methodieken aan de criteria leidt tot de conclusie dat twee methodieken het best passend zijn: vergelijking met de publieke sector en vergelijking binnen de zorg. Deze methodieken scoren met name goed op reproduceerbaarheid, onderhoudbaarheid en objectiviteit en zijn breed toepasbaar binnen de huidige bekostigingssystematiek.\n De methodieken zijn met elkaar gecombineerd om tot een gebalanceerde onderbouwing van de arbeidskostencomponent te komen. Combinatie van beide methodieken leidt tot het volgende stappenplan om te komen tot een herijkte arbeidskostencomponent:\n \n \n A.\n De inschaling van de huisarts in de BBRA, die ten grondslag ligt aan de huidige hoogte van de arbeidscomponent, actualiseren conform de huidige vergoedingen per BBRA-schaal. Dit bedrag dient als basis.\n \n \n B.\n Uitvoeren van een horizontale vergelijking binnen de zorg. Hiertoe wordt bepaald welke CAO(‘s) het best vergelijkbaar is (zijn) en worden de uitkomsten hiervan afgezet tegen de BBRA-inschaling.\n \n \n C.\n Afwegen of de vergelijking aanleiding geeft voor een neerwaartse of opwaartse correctie van de BBRA-inschaling.\n \n \n D.\n Doorvoeren van een correctie voor ondernemerschap.\n \n \n E.\n Bepalen van een norm voor de toeslag voor aankledingsposten.\n \n \n F.\n Het resultaat van stap D en E met elkaar combineren, waarmee de herijkte arbeidskostencomponent ontstaat.\n \n \n \n \n \n 5.2\n Uitgangspunten bepaling arbeidskostencomponent\n \n Bij de bepaling van de arbeidskostencomponent zijn de volgende uitgangspunten van belang:\n \n \n –\n De arbeidskostencomponent heeft enkel betrekking op de arbeidskosten van praktijkeigenaren. De kosten voor huisartsen in loondienst en ander personeel is in het kostenonderzoek meegenomen binnen de praktijkkostencomponent.\n \n \n –\n De arbeidskostencomponent moet niet worden verward met het inkomen van een huisarts. Het daadwerkelijke inkomen dat een praktijkeigenaar genereert is mede afhankelijk van de kostenstructuur van de betreffende huisartsenpraktijk, de geleverde productie en de opbrengsten uit niet-gereguleerde activiteiten. De arbeidskostencomponent is slechts een normering van de arbeidskosten van praktijkeigenaren. Dit vanwege het feit dat de werkelijke kosten niet zijn te meten in een kostenonderzoek (zoals wel het geval is bij de kosten van het personeel in loondienst).\n \n \n –\n De arbeidskostencomponent heeft geen betrekking op de zorg in de anw-uren. Deze zorg wordt separaat bekostigd via het bekostigingssysteem voor hds’en en tarieven die huisartsen voor zorg in anw-uren in rekening kunnen brengen.\n \n \n –\n In de arbeidskostencomponent speelt ondernemersrisico geen rol. Dit aspect is in de tariefbepaling meegenomen binnen de component praktijkkosten, middels een vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen (GREV).\n \n \n –\n De arbeidskostencomponent heeft betrekking op de jaarkosten van een praktijkeigenaar. Hierbij wordt geabstraheerd van het aantal uren dat een volledige werkweek bevat volgens de geldende CAO en/of het werkelijk gemaakte aantal uren.\n \n \n –\n Vergelijkingen met BBRA en binnen de zorg vinden steeds plaats op basis van functie-eindsalarissen. Idealiter zou een lager salarisniveau als ijkpunt gekozen moeten worden, dat spoort met het gemiddelde niveau van senioriteit en ervaring van de praktijkeigenaars. Hiervoor zijn echter geen gegevens beschikbaar.\n \n \n \n \n \n 5.3\n Arbeidskostencomponent voor praktijkeigenaren huisartsenzorg prijspeil 2013\n \n De herijking van de arbeidskostencomponent is volgens het beschreven stappenplan uitgewerkt.\n \n \n Stap A – Actualiseren oorspronkelijke BBRA-inschaling\n \n De basis voor de huidige arbeidskostencomponent is inschaling van de huisarts in BBRA-schaal 14. Hier zijn destijds twee periodieken in schaal 15 aan toegevoegd voor onregelmatigheid van de werkzaamheden. Aangezien de anw niet langer onderdeel uitmaakt van de arbeidskostencomponent, zijn deze aanvullende periodieken niet van toepassing.\n De huidige BBRA-schalen zijn weergegeven in bijlage A. Hieruit blijkt dat de eindtrede van schaal 14 is gewaardeerd op een maandbedrag van € 6.139. Inclusief vakantietoeslag (8%) en eindejaarsuitkering (8,33%) leidt deze inschaling tot een basis jaarbedrag van € 85.697.\n \n \n \n Stap B – Uitvoeren horizontale vergelijking binnen de zorg\n \n Bij een horizontale vergelijking binnen de zorg zijn de volgende CAO’s het meest relevant:\n \n \n –\n CAO Hidha;\n \n \n –\n CAO Gezondheidscentra;\n \n \n –\n CAO ziekenhuizen;\n \n \n –\n CAO verpleging, verzorging en thuiszorg.\n \n \n Alvorens de vergelijking door te voeren, wordt een keuze gemaakt voor CAO’s om mee te vergelijken.\n Bij de vergelijking is gekozen voor de CAO Hidha (Huisartsen in dienst van andere huisartsen) en de CAO Gezondheidscentra. De andere CAO’s zijn niet of minder goed bruikbaar als vergelijkingsmateriaal. Argumentatie keuze voor CAO Hidha en CAO Gezondheidscentra:\n \n \n –\n In de CAO Hidha worden de arbeidsvoorwaarden geregeld voor alle in Nederland werkzame huisartsen in dienst van een huisarts (praktijkeigenaar) en sluit daarmee wat betreft functie-inhoud goed aan.\n \n \n –\n De CAO Gezondheidscentra is een aanvulling hierop. Huisartsen in loondienst binnen een gezondheidscentrum zijn niet in dienst van een huisarts praktijkeigenaar, in ieder geval niet in de centra waar geen sprake is van praktijkeigenaars. Dit is een groeiende groep.\n \n \n –\n In de oude CAO gezondheidscentra (2009–2011) was een onderdeel AHG (Arbeidsvoorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra) opgenomen voor huisartsen in loondienst. In het ‘Onderhandelingsresultaat Cao Gezondheidscentra en AHG 2011–2013’ is aangegeven dat partijen tot de conclusie zijn gekomen “dat de huidige AHG niet meer voldoet. Een belangrijk knelpunt is de rekenformule AHG. De leden van het OAG spreken af in 2013 een alternatief voor de AHG te zijn overeengekomen.” Een dergelijk alternatief is nog niet beschikbaar. Hoewel deze CAO hierdoor minder representatief is, kiezen we ervoor hem toch mee te nemen.\n \n \n –\n De functie van een huisarts in een VVT-instelling of in een ziekenhuis is niet op alle punten vergelijkbaar met een vrij gevestigde huisarts.\n \n \n Alvorens de resultaten van de vergelijking te presenteren, is hieronder inzicht gegeven in de totstandkoming van de bedragen per CAO.\n CAO Hidha\n Er is in de vergelijking gewerkt met het functie-eindsalaris zoals weergegeven in de CAO.\n CAO Gezondheidscentra\n De bedragen uit de oude CAO zijn geïndexeerd met de overeengekomen percentages in de CAO 2011–2013 (twee maal 1,5%) om te komen tot een bedrag met een actueler prijspeil. Zoals hiervoor gesteld, hebben de resulterende bedragen geen formele status; er is geen overeenstemming over de arbeidsvoorwaarden voor huisartsen en de gehanteerde indexatie-percentages zijn hierop ook niet van toepassing.\n De vergelijking tussen de geactualiseerde BBRA-doorrekening en de CAO's Hidha en Gezondheidscentra is in onderstaande tabel opgenomen.\n \n Tabel 5.2: Horizontale vergelijking met CAO’s binnen de zorg\n \n \n \n \n \n \n \n \n CAO:\n \n \n BBRA-14\n \n \n CAO Hidha\n \n \n CAO GZC\n \n \n \n \n \n \n Peildatum CAO\n \n \n 1-1-2013\n \n \n 1-1-2013\n \n \n 1-4-2012\n \n \n \n \n Uren werkweek\n \n \n 36\n \n \n 40\n \n \n Normpraktijk\n \n \n \n \n \n Max maandsalaris\n \n \n \n \n € 6.139\n \n \n \n \n € 6.297\n \n \n \n \n € 6.390\n \n \n \n \n \n Vakantietoeslag %\n \n \n 8,00%\n \n \n 8,00%\n \n \n 8,00%\n \n \n \n \n Eindejaars-\n toeslag %\n \n \n 8,33%\n \n \n 1,00%\n \n \n 4,50%\n \n \n \n \n \n Jaarbedrag, excl. toeslagen\n \n \n \n \n € 73.667\n \n \n \n \n € 75.559\n \n \n \n \n € 76.677\n \n \n \n \n \n Vakantietoeslag\n \n \n € 5.893\n \n \n € 6.045\n \n \n € 6.134\n \n \n \n \n Eindejaarsuitkering\n \n \n € 6.136\n \n \n € 756\n \n \n € 3.727\n \n \n \n \n Overige toeslagen\n \n \n € 0\n \n \n € 4.091\n \n \n € 3.999\n \n \n \n \n \n Totaal jaarbedrag\n \n \n \n \n € 85.697\n \n \n \n \n € 86.450\n \n \n \n \n € 90.537\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Stap C – Afwegen of BBRA-inschaling moet worden bijgesteld\n \n De vergelijking binnen de zorg geeft aanleiding tot opwaartse bijstelling van de BBRA-inschaling.\n De CAO Hidha ligt iets hoger (minder dan 1%) dan BBRA schaal 14. De CAO Gezondheidscentra ligt wel substantieel hoger, ca. 5%. Een trede verhoging in de BBRA (leidend tot inschaling in BBRA schaal 15, trede 8) geeft een jaarbedrag van € 88.403. Dit ligt halverwege de jaarbedragen van de CAO’s Hidha en Gezondheidscentra. BBRA-schaal 15, trede 8 is derhalve het best passend.\n \n \n \n Stap D – Doorvoeren van een correctie voor ondernemerschap\n \n De uitgevoerde vergelijking met huisartsen in loondienst houdt geen rekening met een tweetal aspecten: ondernemersrisico en ondernemerschap.\n Het ondernemersrisico behelst een kapitaalrisico, het risico dat een huisartsenpraktijk failliet gaat en een praktijkeigenaar het geïnvesteerd eigen vermogen kwijt raakt. Voor dit risico wordt gecorrigeerd middels de zogenaamde VGREV (vergoeding gederfd rendement op eigen vermogen) binnen de praktijkkostencomponent.\n Wat resteert is de factor ondernemerschap; de aspecten buiten het ondernemersrisico, die een praktijkeigenaar onderscheiden van een huisarts in loondienst. Dit betreft de arbeidsmatige aspecten. Hierbij kan worden gedacht aan: bedrijfsvoering van de praktijk, contractering met verzekeraars, financiële beheersing en verantwoording, managen van personeel, vermenging van werk en privé, etc.\n Voor de component ondernemerschap corrigeert de NZa door middel van een normatieve factor: het jaarbedrag conform de BBRA-inschaling rekenen we om naar 40 uur (BBRA gaat uit van een 36-urige werkweek). Deze factor (11,1%) leidt tot een gecorrigeerd jaarbedrag van € 98.225.\n \n \n \n Stap E – Berekenen omvang aankledingsposten\n \n De lasten die door een werkgever in aanvulling op het basissalaris worden betaald (premies en voorzieningen) worden voor vrije beroepsbeoefenaren meegenomen in de vorm van een aankleding boven op het basis jaarbedrag in de arbeidskostencomponent.\n Om te komen tot een normpercentage voor deze opslag zijn de aankledingsposten berekend op basis van de BBRA arbeidsvoorwaarden en het geldende pensioenfonds bij de overheid (ABP). Hierbij zijn de tarieven geldend in 2013 als uitgangspunt gebruikt.\n De onderstaande onderdelen worden tot de aankledingsposten gerekend:\n \n \n –\n Werknemersverzekeringen (WW Awf/Wgf, WAO/WIA, WGA);\n \n \n –\n Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw;\n \n \n –\n Pensioenpremie Ouderdomspensioen ABP voor overheid;\n \n \n –\n Pensioenpremie ArbeidsOngeschiktheidsPensioen.\n \n \n Voor het berekenen van de bedragen zijn onderstaande premiepercentages aangehouden:\n \n Tabel 5.3: Premiepercentages voor berekening aankledingsposten\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Franchise\n \n \n Premie-percentage werkgever\n \n \n Maximum premieplichtig bedrag\n \n \n \n \n \n \n \n Pensioen / VUT:\n \n \n \n \n \n \n Ouderdoms- en nabestaandenpensioen (OP/NP)\n \n \n € 10.950\n \n \n 17,78%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n Algemene nabestaandenwet (anw)\n \n \n € 10.950\n \n \n 0,075%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Overgangspremie VPL\n \n \n n.v.t.\n \n \n 1,60%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)\n \n \n € 19.000\n \n \n 0,225%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n \n Werknemersverzekeringen:\n \n \n \n \n \n \n Arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 4,65%\n \n \n € 50.853\n \n \n \n \n Werkloosheid (WW)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 1,70%\n \n \n n.v.t.\n \n \n \n \n Uitvoeringsfonds voor de overheid (UFO)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 0,78%\n \n \n € 50.853\n \n \n \n \n \n Zorgverzekeringswet (Zvw)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 7,75%\n \n \n € 50.853\n \n \n \n \n Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)\n \n \n n.v.t.\n \n \n 0,52%\n \n \n € 50.853\n \n \n \n \n \n De tabel maakt duidelijk dat de bedragen voor sociale lasten veelal zijn gemaximeerd (op € 50.853). Daarnaast geldt een franchise (dat deel van het salaris dat is vrijgesteld van betaling van pensioenpremie). Hierdoor bestaat er geen lineair verband tussen deze werkgeverslasten en het basis jaarbedrag. Uit een analyse van de relatie tussen beide bedragen blijkt dat het percentage werkgeverslasten vanaf een inkomen meer dan € 51.000 sterk daalt. Dit heeft onder andere te maken met de genoemde maximering van het premieplichtig bedrag voor een aantal sociale verzekeringen.\n Op basis van deze analyse is gekozen om voor de aankledingsposten te werken met de volgende rekenregel:\n \n \n –\n Basis jaarbedrag < € 50.000, dan aankledingsposten: 31,0%\n \n \n –\n Basis jaarbedrag > € 50.000, dan aankledingsposten: 27,5%\n \n \n De aankledingsposten komen met dit normpercentage voor aankledingsposten (27,5%) voor de huisarts uit op € 27.012.\n \n \n \n Stap F – Herijkte arbeidskostencomponent\n \n Het toevoegen van de aankledingsposten aan het basis jaarbedrag leidt tot de volgende herijkte totale arbeidskostencomponent: € 125.237. Dit bedrag ligt op prijspeil 1-1-2013 (peildatum BBRA).\n \n \n \n \n 5.4\n Samenvatting\n \n Onderstaande tabel vat de stappen A t/m F samen.\n \n Tabel 5.4: Samenvatting herijking\n \n \n \n \n \n \n \n Stap\n \n \n Uitkomst\n \n \n Bedrag\n \n \n \n \n \n \n A. Actualiseren BBRA-inschaling\n \n \n Schaal 14, trede 10\n \n \n 85.697\n \n \n \n \n B. Vergelijking binnen de zorg\n \n \n CAO Hidha\n CAO Gezondheidscentra\n \n \n 86.450\n 90.537\n \n \n \n \n C. Bijstellen BBRA-inschaling\n \n \n Schaal 15, trede 8\n \n \n 88.403\n \n \n \n \n D. Correctie voor ondernemerschap\n \n \n Opslag 11,1%\n \n \n 98.225\n \n \n \n \n E. Vaststellen aankledingsposten\n \n \n 27,5% van D\n \n \n 27.012\n \n \n \n \n F. Herijkte arbeidskosten\n \n \n D + E\n \n \n 125.237\n \n \n \n \n \n Indexering van de herijkte arbeidskosten tot aan prijsniveau definitief 2014 leidt tot een arbeidskostencomponent van € 126.739,84 en door middel van indexering tot aan een prijsniveau definitief 2015 van € 128.311,42 (prijspeil definitief 2017: € 131.505,06).\n \n \n \n \n 6\n Praktijkkosten en rekennormen\n \n \n \n 6.1\n Resultaten onderzoek\n \n De NZa heeft in 2016 – 2017 onder 213 huisartsenpraktijken een onderzoek laten uitvoeren. De gegevensverzameling is uitgevoerd door Sira Consulting BV. De verwerking van deze uitkomsten om te komen tot herijkte tarieven is gedaan door de NZa. In tabel 6.1 zijn de belangrijkste resultaten per fte huisarts-eigenaar van het onderzoek samengevat.\n \n Tabel 6.1: Resultaten per fte huisartseigenaar, onderzoeksjaar 2015 prijspeil 2015\n \n \n \n \n \n \n \n Praktijkkosten\n \n \n \n \n \n Gemiddelde praktijkkosten\n \n \n € 182.110\n \n \n \n \n – wv. personeelskosten\n \n \n € 112.650\n \n \n \n \n – wv. overige kosten\n \n \n € 69.461\n \n \n \n \n \n Productie\n \n \n \n \n \n \n Gemiddeld aantal ingeschreven verzekerden\n \n \n 2.095\n \n \n \n \n Gemiddeld aantal consulteenheden\n \n \n 8.966\n \n \n \n \n \n Opbrengsten\n \n \n \n \n \n \n Huisartsendienstenstructuren\n \n \n € 12.121\n \n \n \n \n Declaraties anw vanuit zorgverzekeraar\n \n \n € 33\n \n \n \n \n \n S1\n \n \n \n \n \n \n Inschrijvingen\n \n \n € 137.906\n \n \n \n \n Consulten en visites (huisarts)\n \n \n € 81.049\n \n \n \n \n Passanten en militairen\n \n \n € 1.288\n \n \n \n \n poh-ggz\n \n \n € 15.451\n \n \n \n \n S1 prestaties (chirurgie etc.)\n \n \n € 10.484\n \n \n \n \n Buiten segmenten (keuringen etc.)\n \n \n € 7.578\n \n \n \n \n \n S2\n \n \n \n \n \n \n – Inkomsten zorggroep\n \n \n € 33.603\n \n \n \n \n – GEZ (ontvangen van verzekeraar)\n \n \n € 208\n \n \n \n \n – Multidisciplinaire zorg (ontvangen van verzekeraar)\n \n \n € 348\n \n \n \n \n \n S3\n \n \n \n \n \n \n – poh-s\n \n \n € 10.283\n \n \n \n \n – resultaat beloning\n \n \n € 6.965\n \n \n \n \n – zorgvernieuwing\n \n \n € 7.021\n \n \n \n \n – Buiten segmenten\n \n \n € 7.979\n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Overige declaraties (verloskunde)\n \n \n € 16\n \n \n \n \n Overige inkomsten (nevenactiviteiten)\n \n \n € 10.694\n \n \n \n \n \n Gemiddelde opbrengsten totaal\n \n \n \n \n € 343.024\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6.2\n Van onderzoeksresultaten naar tariefgrondslagen\n \n Om te komen tot de juiste bedragen die als grondslag kunnen dienen voor herijkte tarieven, moet op bovenstaande resultaten een aantal correcties worden toegepast, die samenhangen met de volgende punten:\n \n \n –\n Opbrengsten uit huisartsendienstenstructuren (hds)\n \n \n –\n Opbrengsten uit declaraties avond/nacht/weekend (anw)\n \n \n –\n Opbrengsten uit resultaatbeloning\n \n \n –\n Opbrengsten en praktijkkosten poh-ggz\n \n \n –\n Vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen\n \n \n Opbrengsten uit huisartsendienstenstructuren\n De meeste praktijken organiseren de huisartsenzorg in avond, nacht en weekend voor de bij hen ingeschreven verzekerden door deel te nemen in een huisartsendienstenstructuur (hds). Deze hds’en hebben hun eigen integrale bekostiging, die los staat van zowel praktijkkosten als arbeidskosten bestemd voor de overige huisartsenzorg. Om die reden is het niet zuiver om de opbrengsten uit hds mee te tellen bij de praktijkopbrengsten die afgezet worden tegen de kosten.\n Opbrengsten uit declaraties avond/nacht/weekend\n Een klein aantal praktijken organiseert de huisartsenzorg in avond, nacht en weekend voor de bij hen ingeschreven verzekerden niet via een hds, maar levert deze zorg, in een samenwerking met andere praktijken, vanuit de eigen praktijk. De anw-tarieven die de NZa hiervoor vaststelt, dekken wel een deel van de praktijkkosten, maar niet de arbeidskosten. Het is daarom zuiver ook deze opbrengsten uit de praktijkopbrengsten te schonen, in dit geval met een evenredige korting op de gemeten praktijkkosten.\n Opbrengsten uit resultaatbeloning\n Bij de berekening van de opbrengstverhouding op basis waarvan kosten worden toegerekend dienen de opbrengsten uit resultaatbeloning niet te worden meegenomen. Het argument hiervoor is dat de praktijkkosten die niet gemaakt worden voor de omzet resultaatbeloning maar voor de verrichting die ten grondslag ligt aan de resultaatbeloning.\n Opbrengsten en praktijkkosten poh-ggz\n De prestaties met betrekking tot poh-ggz hebben hun eigen normatief vastgestelde tarief, die los staat van zowel de praktijkkosten als arbeidskosten bestemd voor de overige huisartsenzorg. Om die reden is het niet zuiver om de kosten en opbrengsten uit poh-ggz mee te tellen in de tariefberekening.\n Vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen\n Ondernemersrisico kan een element zijn in de opbouw van tarieven. Dit element beoogt te compenseren voor de kosten van een financiële reserve nodig om risico´s op te vangen die een zorgaanbieder niet zelf kan mitigeren en waarvoor geen verzekering mogelijk is. Ter onderbouwing van een eventuele opslag voor ondernemersrisico geldt een normatief bepaalde forfaitaire kostenpost ‘vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen’ (VGREV). Bij de berekening van de hoogte van de VGREV volgt de NZa de methode zoals verwoord in de ‘Beleidsregel Algemeen kader tariefprincipes curatieve zorg’. Zoals gebruikelijk binnen eerstelijns zorg wordt hierbij 7% van het gerapporteerde normatief eigen vermogen (€ 38.969) als praktijkkosten meegenomen, ofwel € 1.775 per huisarts-eigenaar. In onderstaande tabel zijn bovengenoemde correcties toegepast op de bedragen uit tabel 6.1.\n \n Tabel 6.2: Relevante opbrengsten en kosten prijspeil 2015\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opbrengsten\n \n \n \n \n \n Gemiddelde opbrengsten totaal\n \n \n € 343.024\n \n \n \n \n \n Af: Opbrengsten uit hds/anw\n \n \n -€ 12.154\n \n \n \n \n \n Af: Opbrengsten poh-ggz\n \n \n -€ 15.451\n \n \n \n \n \n Af: Opbrengsten resultaatbeloning\n \n \n -€ 6.965\n \n \n \n \n \n Relevante opbrengsten\n \n \n € 308.455\n \n \n \n \n \n – wv. uit tariefgereguleerde activiteiten\n \n \n € 238.312\n \n \n 77,26%\n \n \n \n \n – wv. uit niet-tariefgereguleerde activiteiten\n \n \n € 70.143\n \n \n 22,74%\n \n \n \n \n \n \n \n \n Praktijkkosten\n \n \n \n \n \n Gemeten praktijkkosten\n \n \n € 188.410\n \n \n \n \n \n Bij: Verg. gederfd rendement eigen verm.\n \n \n € 1.775\n \n \n \n \n \n Af: personeelskosten personeel poh-ggz\n \n \n -€ 6.919\n \n \n \n \n \n Af: overige kosten poh-ggz\n \n \n -€ 1.156\n \n \n \n \n \n Relevante praktijkkosten\n \n \n € 182.110\n \n \n \n \n \n – wv. personeelskosten\n \n \n € 112.650\n \n \n \n \n \n – wv. overige kosten\n \n \n € 69.461\n \n \n \n \n \n \n Uit tabel 6.2 blijkt dat de voor de tariefberekening relevante opbrengsten in 2015 € 308.455 bedroegen. De onderverdeling hiervan in wel/niet tariefgereguleerde activiteiten is relevant voor de methodiek van tariefberekening; dit is het onderwerp van paragraaf 6.3. Uit de tabel blijkt verder dat de relevante praktijkkosten € 182.110 bedroegen. De onderverdeling hiervan in personeels- en overige kosten is van belang voor de indexering (paragraaf 6.4). De relevante productmix voor de gemiddelde praktijk in 2015 per fulltime huisarts-eigenaar was als volgt.\n \n Tabel 6:3: Opbrengstverhouding 2015\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opbrengsten\n \n \n Procentueel\n \n \n \n \n \n \n Totale opbrengsten\n \n \n € 343.024\n \n \n \n \n \n Poh-ggz\n \n \n € 15.451\n \n \n \n \n \n Hds/anw\n \n \n € 12.154\n \n \n \n \n \n Resultaatbeloning\n \n \n € 6.965\n \n \n \n \n \n Totaal omzet waarvoor kosten worden toegerekend\n \n \n € 308.455\n \n \n 100%\n \n \n \n \n Omzet basistarief inschrijvingen\n \n \n € 104.539\n \n \n 33,89%\n \n \n \n \n Omzet consulten\n \n \n € 81.049\n \n \n 26,28%\n \n \n \n \n Omzet opslagen en passanten\n \n \n € 34.654\n \n \n 11,23%\n \n \n \n \n Omzet overige verrichtingen\n \n \n € 18.061\n \n \n 5,86%\n \n \n \n \n \n Totaal gereguleerd\n \n \n \n € 238.304\n \n \n \n 77,26%\n \n \n \n \n \n S2\n \n \n € 34.159\n \n \n 11,07%\n \n \n \n \n Poh-s\n \n \n € 10.283\n \n \n 3,33%\n \n \n \n \n Vrij\n \n \n € 25.709\n \n \n 8,33%\n \n \n \n \n \n Totaal niet gereguleerd\n \n \n \n \n € 70.151 \n \n \n \n \n 22,74%\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6.3\n Toerekenmethodiek\n \n Bij de berekening van de tarieven gaat de NZa uit van het principe dat een gemiddelde zorgaanbieder zijn totale kosten (praktijkkosten en arbeidskosten) moet kunnen dekken uit zijn opbrengsten. Binnen de huisartsenzorg is echter naast tariefgereguleerde prestaties sprake van een substantieel deel niet-tariefgereguleerde prestaties. Dit betekent dat binnen de huisartsenzorg een gedeelte van de kosten gedekt worden uit niet-tariefgereguleerde activiteiten. Tabel 6.3 laat zien dat in 2015 het niet-tariefgereguleerde deel van de relevante opbrengsten 22,74% bedroeg. Tariefgereguleerde activiteiten beslaan 77,26% van de relevante opbrengsten. De tariefherijking houdt rekening met dit feit dat huisartspraktijken hun omzet deels uit tariefgereguleerde en deels uit niet-tariefgereguleerde activiteiten halen.\n Voor de berekening van het tarief maakt de NZa de beleidskeuze om alleen het deel van de praktijk- en arbeidskosten te gebruiken dat toegerekend kan worden aan de relevante tariefgereguleerde activiteiten. Om de praktijkkosten toe te rekenen aan tariefgereguleerde en aan niet-tariefgereguleerde activiteiten zal de omzetverhouding tussen beide groepen (77,26% vs. 22,74%) worden gehanteerd13Hierbij is verondersteld dat de verdiencapaciteit van tariefgereguleerde zorg gelijk is aan die van niet-tariefgereguleerde zorg. Vrij vertaald: elke euro inkomsten vanuit tariefgereguleerde zorg levert evenveel winst op als een euro omzet uit niet-tariefgereguleerde zorg.. De reden hiervoor is het feit dat de praktijkkosten niet op andere gronden toe te rekenen zijn. Onderkend wordt dat de toerekening van de praktijkkosten op basis van de opbrengstenverhoudingen niet fijnmazig is, maar wel redelijk.\n Dit betekent dat in de tariefformules 77,26% van de arbeids- en praktijkkosten wordt gebruikt. De resterende 22,74% van de kosten wordt verondersteld te worden gedekt uit de opbrengsten van de niet-gereguleerde activiteiten.\n Tabel 6.4 toont dit toerekenen van praktijk- en arbeidskosten, waarbij het arbeidskostenbedrag in deze notitie nog op het niet-herijkte niveau van € 128.311 wordt gehouden.\n \n Tabel 6.4: Toerekenen van kosten aan tariefgereguleerde activiteiten prijspeil 2015\n \n \n \n \n \n \n \n Kosten\n \n \n \n \n \n Totaal\n 100%\n \n \n Toegerekend\n 77,26%\n \n \n \n \n \n \n Relevante praktijkkosten\n \n \n € 182.110\n \n \n € 140.693\n \n \n \n \n Normatieve arbeidskostencomponent\n \n \n € 128.311\n \n \n € 99.130\n \n \n \n \n \n Totale kosten\n \n \n \n \n € 310.421\n \n \n \n \n € 239.823\n \n \n \n \n \n \n Uit de toerekening van kosten in tabel 6.4 blijkt dat het te dekken kostenbedrag uit tariefgereguleerde activiteiten € 239.823 bedraagt.\n \n \n \n 6.4\n Ophogen naar prijspeil 2016 en 2017\n \n De volgende stap betreft het ophogen van de praktijkkostenbedragen in tabel 6.4 door middel van indexering naar prijspeil 2016 en 2017. Tabel 6.5 indexeert de relevante praktijkkosten (met onderscheid naar personeels- en overige kosten) volgens de gangbare NZa-systematiek (zoals vastgelegd in de Beleidsregel indexering van prijspeil 2015 naar prijspeil 2017.\n \n Tabel 6.5: Indexering 2015–2017\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Praktijkkosten\n \n \n \n \n Totale kosten\n \n \n PP 2015\n \n \n DEF 2016\n \n \n DEF 2017\n \n \n PP 2017\n \n \n \n \n \n \n Normatieve arbeidskostencomponent\n \n \n € 128.311\n \n \n 0,44%\n \n \n 2,04%\n \n \n € 131.505\n \n \n \n \n Personeelskosten\n \n \n € 112.650\n \n \n 1,74%\n \n \n 2,04%\n \n \n € 116.948\n \n \n \n \n Overige kosten\n \n \n € 69.461\n \n \n 0,38%\n \n \n 1,87%\n \n \n € 71.028\n \n \n \n \n \n Totaal toegerekend (77,26%)\n \n \n \n € 239.823\n \n \n \n \n € 246.822\n \n \n \n \n \n Uit tabel 6.5 blijkt dat de toegerekende praktijkkosten op prijspeil 2015 een totaal bedragen van € 310.421, waarvan € 239.823 wordt toegerekend aan tariefgereguleerde activiteiten.\n Indexering tot aan het definitieve prijsniveau 2017 levert een totaal praktijkkostenniveau van € 319.481, waarvan € 246.822 wordt toegerekend aan tariefgereguleerde activiteiten.\n \n \n \n \n 7\n Modelmatige tarieven\n \n Van een aantal prestaties wordt het maximumtarief modelmatig/normatief onderbouwd. De tarieven staan in de tabel hieronder, de paragrafen daaronder lichten de methodiek toe.\n \n \n 7.1\n Poh-ggz\n \n De vergoeding voor de kosten van de opslag poh-ggz is een maximumbedrag per op naam van de huisarts ingeschreven verzekerde. Het bedrag per verzekerde wordt berekend aan de hand van de volgende formule:\n \n \n \n \n \n \n 0,672 * (arbeidskosten poh-ggz + praktijkkosten poh-ggz)/ rekennorm poh-ggz\n \n \n \n \n \n In de tabel hieronder zijn de modelmatig/normatief bepaalde bedragen/aantallen weergegeven (definitief niveau 2021) waarop de variabelen van de formule zijn gebaseerd:\n \n Tabel 7.1: Formulecomponenten poh-ggz prijspeil 2021\n \n \n \n \n \n \n \n Variabele\n \n \n Toelichting\n \n \n Bedrag / aantal\n \n \n \n \n \n \n Arbeidskosten poh-ggz\n \n \n Managementtijd huisarts\n \n \n € 22.309,97\n \n \n \n \n Praktijkkosten poh-ggz\n \n \n Personeelskosten: Praktijkondersteuner\n \n \n € 82.377,26\n \n \n \n \n Overige kosten:\n Infrastructurele voorzieningen\n \n \n € 13.052,54\n \n \n \n \n Rekennorm poh-ggz\n \n \n 3 x 2.0951\n \n \n 6.285\n \n \n \n \n Factor\n \n \n Deze factor bepaalt welk deel van de arbeidskosten poh-ggz en praktijkkosten poh-ggz verdisconteerd is in het module tarief.\n \n \n 0,6722\n \n \n \n \n Opslagtarief per jaar\n \n \n \n € 12,60\n \n \n \n \n \n \n 1 Deze rekennorm is gelijkgetrokken met de rekennorm voor het basis inschrijftarief. Het effect hiervan is gecompenseerd middels de factor 0,672. Concreet betekent dit dat de NZa-onderbouwing van het tarief van de module ook in 2018 neerkomt op 1 fte poh-ggz op 7.050 ingeschreven verzekerden.\n \n 2 Op basis van de uitkomsten van het praktijkkostenonderzoek huisartsenzorg 2015 stijgt het consulttarief met 0,95%. Hierdoor wordt er procentueel meer opbrengsten behaalt uit de declaratie van de consulten poh-ggz. Hierdoor is de factor poh-ggz met 0,31 procentpunt neerwaarts bijgesteld. Deze correctie is berekend op basis van het herijkt consulttarief op voorcalculatorisch 2018.\n \n \n –\n Jaarlijks vindt een aanpassing (indexering) van zowel het arbeidskosten- als het praktijkkostenbestanddeel plaats. De wijze van indexeren is geregeld in de Beleidsregel indexering.\n \n \n –\n In de voorafgaande beleidsregel BR/REG-22147b die vigeert van 1 januari 2022 en met 31 maart 2022 is geen aanvullende indexering verwerkt voor loon en materieel, omdat deze aanpassing niet tijdig in de systemen van verzekeraars in te regelen viel. In de tarieven vanaf 1 april 2022 wordt om die reden een correctie doorgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de gemiste opbrengsten over de periode 1 januari tot en met 31 maart 2022. In de berekening van deze compensatie wordt ook rekening gehouden met seizoensinvloeden in declaratiepatronen. De compensatie is verwerkt via een opslag op de indexatiepercentages OVA (loon) en PPC (materieel). De voorcalculatorische indexatiepercentages 2022 bedragen per 1 april 2022:\n \n \n •\n Loon (OVA): 4.60%\n \n \n •\n Materieel (PPC): 1,89%\n \n \n \n \n Het resultaat is dat de inkomsten over heel 2022 op het niveau worden gebracht zoals deze zouden zijn geweest indien deze aanvullende indexering wel vanaf 1 januari 2022 was geïmplementeerd.\n \n \n \n 7.2\n Anw-uurtarief hds\n \n \n \n –\n Voor huisartsen die participeren in een huisartsendienstenstructuur (hds) is voor incidentele en acute huisartsenhulp in avond-, nacht- en weekenduren een maximum uurtarief van kracht. Het maximum anw-uurtarief is op grond van een aanwijzing van de minister van VWS vastgesteld op € 80,16 (definitief niveau 2021). Het uurtarief brengen huisartsen in rekening bij de hds waarin zij participeren. Onder bepaalde voorwaarden kan door de huisarts een toeslag in rekening worden gebracht van maximaal € 15,00 bovenop het vigerende anw. Jaarlijks vindt een aanpassing (indexering) van zowel het arbeidskosten- als het praktijkkostenbestanddeel plaats. De wijze van indexeren is geregeld in de Beleidsregel indexering. De voorcalculatorische indexatiepercentages 2022 bedragen per 1 april 2022:\n \n \n •\n Loon (OVA): 3,87%\n \n \n •\n Materieel (PPC): 1,83%\n \n \n \n \n \n \n \n 7.3\n Anw-tarieven niet hds\n \n Voor huisartsen die niet participeren in een hds is voor incidentele en acute huisartsenhulp in avond-, nacht- en weekenduren een apart consulttarief van kracht. Het maximum basistarief voor een consult voor incidentele en acute huisartsenhulp in avond-, nacht-, en weekenduren wordt als volgt berekend:\n \n \n \n \n \n \n Basistarief anw-consult = (arbeidskostenbestanddeel anw-uren + praktijkkosten anw-uren) / rekennorm anw-consulten\n \n \n \n \n \n In de tabel hieronder zijn de modelmatig/normatief bepaalde bedragen/aantallen weergegeven (definitief niveau 2021) waarop de variabelen van de formule zijn gebaseerd:\n \n Tabel 7.2: Formulecomponenten anw, prijspeil 2021\n \n \n \n \n \n \n \n Variabele\n \n \n Toelichting\n \n \n Bedrag / aantal\n \n \n \n \n \n \n Arbeidskosten anw\n \n \n Tijd huisarts\n \n \n € 24.252,67\n \n \n \n \n Praktijkkosten anw\n \n \n Overige kosten\n \n \n € 837,48\n \n \n \n \n Rekennorm anw\n \n \n \n 480\n \n \n \n \n \n \n \n –\n Jaarlijks vindt een aanpassing (indexering) van zowel het arbeidskosten- als het praktijkkostenbestanddeel plaats. De wijze van indexeren is geregeld in de Beleidsregel indexering.\n \n \n –\n In de voorafgaande beleidsregel BR/REG-22147b die vigeert van 1 januari 2022 en met 31 maart 2022 is geen aanvullende indexering verwerkt voor loon en materieel, omdat deze aanpassing niet tijdig in de systemen van verzekeraars in te regelen viel. In de tarieven vanaf 1 april 2022 wordt om die reden een correctie doorgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de gemiste opbrengsten over de periode 1 januari tot en met 31 maart 2022. In de berekening van deze compensatie wordt ook rekening gehouden met seizoensinvloeden in declaratiepatronen. De compensatie is verwerkt via een opslag op de indexatiepercentages OVA (loon) en PPC (materieel). De voorcalculatorische indexatiepercentages 2022 bedragen per 1 april 2022:\n \n \n •\n Loon (OVA): 4.60%\n \n \n •\n Materieel (PPC): 1,89%\n \n \n \n \n Het resultaat is dat de inkomsten over heel 2022 op het niveau worden gebracht zoals deze zouden zijn geweest indien deze aanvullende indexering wel vanaf 1 januari 2022 was geïmplementeerd.\n Op grond van de prestatie consult is een aantal anw-werkzaamheden getypeerd. Door middel van factoren zijn voor die prestaties maximumtarieven bepaald. Het maximumtarief voor de in de onderstaande lijst genoemde anw-prestaties wordt bepaald door het basistarief anw-consult met de bijbehorende factor te vermenigvuldigen:\n \n \n \n \n \n \n \n Prestatie\n \n \n Factor\n \n \n \n \n \n \n Consult avond, nacht of weekend korter dan 5 minuten\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n Consult avond, nacht of weekend vanaf 5 minuten tot 20 minuten\n \n \n 1,0\n \n \n \n \n Consult avond nacht of weekend 20 minuten en langer\n \n \n 2,0\n \n \n \n \n Visite avond, nacht of weekend korter dan 20 minuten\n \n \n 1,5\n \n \n \n \n Visite avond, nacht of weekend 20 minuten en langer\n \n \n 2,5\n \n \n \n \n Vaccinatie avond, nacht of weekend\n \n \n 0,5\n \n \n \n \n \n \n \n \n 7.4\n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf\n \n De visites aan patiënten in een eerstelijnsverblijf-setting hebben een hoger tarief dan regulerie visites, omdat het gaat om een specifieke groep patiënten met een hogere zorgzwaarte dan gemiddeld. Bij het opnemen van deze prestaties in de Zvw per 2017 is voor het tarief aansluiting gezocht bij het tarief van de prestaties intensieve zorg, eveneens visites aan patiënten met een hogere zorgzwaarte.\n Omdat de zorgzwaarte van intensieve zorg-patiënten (zzp5 of hoger, of palliatief-terminaal) wel nog hoger ligt dan de zorgzwaarte van elv-patiënten, hebben we een afslag op de intensieve zorg tarieven toegepast om te komen tot de elv-tarieven. Voor de juiste afslag hebben we aansluiting gezocht bij de behandelcomponenten in de zzp-tarieven, die ook oplopen met hogere zorgzwaarte. De verhouding tussen elv-tarief en intensieve zorg-tarief is gelijk aan de verhouding tussen de behandelcomponenten van zzp3 enerzijds en een gewogen gemiddelde van zzp6 en zzp10 anderzijds. In formules:\n \n \n \n \n \n \n \n \n elv-tarief\n \n \n \n Behandelcomponent zzp3\n \n \n \n \n -----------------------------\n \n \n =\n \n \n ---------------------------------------\n \n \n \n \n Intensieve zorg-tarief\n \n \n \n Behandelcomponent zzp6/10\n \n \n \n \n \n ofwel\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Behandelcomponent zzp3\n \n \n \n \n elv-tarief = intensieve zorg-tarief\n \n \n *\n \n \n ---------------------------------------\n \n \n \n \n \n \n Behandelcomponent zzp6/10\n \n \n \n \n \n Het quotiënt van de behandelcomponenten bedraagt 82% en is als volgt berekend. De medische behandelcomponenten zzp vv3, zzp vv6 en zzp vv10 in de tarieven voor het jaar 2016 bedragen respectievelijk € 26,95, € 30,18 en € 38,07 (zie de NZa-beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten 2016). Voor het gewogen gemiddelde van zzp6 en zzp10 hebben we aansluiting gezocht bij de patiëntenaantallen in de huidige subsidieregeling elv die een indicatie ontvangen voor elv-intensief (zzp6) dan wel elv-palliatief-terminaal (zzp10). De verhouding tussen deze patiëntenaantallen is 65%-35% (zie CIZ-rapportage Subsidieregeling eerstelijnsverblijf).\n De factor van 82% wordt toegepast op de gemiddelde intensieve zorg-tarieven 2017, weergegeven in onderstaande tabel:\n \n \n \n \n \n \n \n Gem. tarief 2017\n \n \n Bedrag\n \n \n \n \n \n \n Intensieve zorg, dag\n \n \n € 83,19\n \n \n \n \n Intensieve zorg, anw\n \n \n € 127,88\n \n \n \n \n \n Bron: Vektis, bewerking NZa\n Dit resulteert in de elv-tarieven (prijspeil 2017) in onderstaande tabel. Die tarieven worden in de tabel ook afgezet tegen de hoogte van het basispassantentarief (€ 26,94 definitief niveau 2017). Deze factor wordt gehanteerd bij de tariefberekening (zie paragraaf 2).\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief pp 2017\n \n \n Verhouding met consulttarief\n \n \n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf overdag, korter dan 20 minuten\n \n \n € 40,73\n \n \n 4,37\n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf overdag, 20 minuten en langer\n \n \n € 70,57\n \n \n 7,57\n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf in de avond, nacht of het weekend, korter dan 20 minuten\n \n \n € 70,01\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n Huisartsenzorg bij eerstelijnsverblijf in de avond, nacht of het weekend, 20 minuten en langer\n \n \n € 108,51\n \n \n 11,64\n \n \n \n \n \n \n \n \n 7.5\n Kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje)\n \n Het maximumtarief voor de vergoeding van de kosten voor het maken van een ECG (hartfilmpje) bedraagt € 9,59.\n \n \n \n 7.6\n Kilometervergoeding bij keuringen en onderzoeken\n \n Het maximumtarief voor de vergoeding van reiskosten samenhangend met keuringen en onderzoeken bedraagt € 0,23 per retourkilometer (= twee gewone kilometers) vanaf vijf retourkilometers.\n \n \n \n 7.7\n Achterstandsfonds\n \n Het maximumtarief per verzekerde in een achterstandswijk per jaar bedraagt € 3,64. Dit bedrag per verzekerde is lager dan het tarief dat tot en met 2018 van kracht was. Door de verschuiving van het afkappunt van 924.345 naar 1.500.000 inwoners waarvoor een opslag in rekening kan worden gebracht, wordt echter landelijk het gelijke bedrag opgehaald als in 2018.\n \n \n \n 7.8\n M&I-verichtingen\n \n In bijlage 2b is een limitatieve lijst opgenomen van M&I-verrichtingen welke in rekening mogen worden gebracht indien hier geen contract met een zorgverzekeraar aan ten grondslag ligt. De verrichtingen in deze lijst worden voorzien van een maximumtarief. Dit tarief per verrichting is gebaseerd op een factor per prestatie ten opzichte van het consulttarief (€ 10,42 definitief niveau 2021). Deze factor wordt gehanteerd bij de tariefberekening (zie paragraaf 2).\n \n \n \n \n 8\n Berekening VGREV\n \n \n \n 8.1\n Achtergrond\n \n De NZa neemt in de tarieven een normatieve vergoeding op in de vorm van een rentevergoeding op het genormeerd eigen vermogen. Dit is in lijn met de ‘Beleidsregel Algemeen kader tariefprincipes’ waarin is opgenomen dat ondernemersrisico een element is in de opbouw van tarieven. Dit element beoogt te compenseren voor de kosten van het aanhouden van een financiële reserve die nodig is om risico’s op te vangen die een zorgaanbieder niet zelf kan mitigeren en waarvoor geen verzekering mogelijk is.\n Ondernemingen zijn over het algemeen voor een deel gefinancierd met vreemd vermogen (leningen waarover een meetbare rente betaald moet worden, VV) en voor een deel met eigen vermogen (EV). De verschaffer van het EV loopt doorgaans meer risico op zijn investering dan een bank op zijn lening. De EV-verschaffer verwacht daarom normaal gesproken een hoger rendement op die investering dan een bank.\n Bedrijfseconomisch geldt gederfd rendement op het EV als een kostenpost. Die kosten zijn echter niet te meten in een kostenonderzoek omdat er geen uitgaven aan ten grondslag liggen, het gaat om zogenaamde opportunity costs. Dit in tegenstelling tot kosten van vreemd vermogen (betaalde rente op leningen). Het eigen vermogen zelf is wel meetbaar.\n De vergoeding voor eigen vermogen is – zoals genoemd – als uitgave niet te meten; de vergoeding dient daarom normatief te worden vastgesteld. Ter onderbouwing van een eventuele opslag voor ondernemersrisico geldt een normatief bepaalde forfaitaire kostenpost ‘vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen’ (hierna VGREV).\n \n \n \n 8.2\n VGREV in cijfers\n \n Voor de bepaling van het gederfd rendement op het eigen vermogen zijn de gegevens over financieringslasten en -baten en de vermogensposities (balansen) van belang. Hieronder wordt op geaggregeerd praktijkniveau de balans (van 2015) weergegeven. Opgemerkt dient te worden dat het beschikbare databestand op dit onderdeel nog niet definitief geschoond is. Geringe mutaties hierin kunnen dus nog plaats hebben.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Activa\n \n \n \n Passiva\n \n \n \n \n \n Balanstotalen\n \n \n \n \n \n \n Vaste activa\n \n \n € 130.319\n \n \n Eigen vermogen\n \n \n \n € 111.948\n \n \n \n \n \n \n Immateriële activa\n \n \n \n \n € 4.364\n \n \n \n \n Kapitaal\n \n \n \n \n € 98.8416\n \n \n \n \n \n \n Materiële vaste activa\n \n \n \n \n € 83.881\n \n \n \n \n Reserves\n \n \n \n \n € 12.735\n \n \n \n \n \n \n Financiële vaste activa\n \n \n \n \n € 22.074\n \n \n \n \n Onverdeelde winst\n \n \n \n \n € 363\n \n \n \n \n \n \n \n \n Saldo verlies\n \n \n \n \n € 10\n \n \n \n \n \n Vlottende activa\n \n \n € 93.320\n \n \n \n \n \n \n \n Voorraden en OHW\n \n \n \n \n € 914\n \n \n \n Vreemd vermogen\n \n \n \n € 91.663\n \n \n \n \n \n \n Vorderingen\n \n \n \n \n € 36.442\n \n \n \n \n Voorzieningen\n \n \n \n \n € 1.227\n \n \n \n \n \n \n Effecten\n \n \n \n \n € 5.974\n \n \n \n \n Langlopende schulden\n \n \n \n \n € 52.247\n \n \n \n \n \n \n Liquide middelen\n \n \n \n \n € 49.990\n \n \n \n \n Kortlopende schulden\n \n \n \n \n € 38.189\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – € 28\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal activa \n \n \n \n \n € 203.611\n \n \n \n \n Totaal passiva \n \n \n \n \n € 203.611\n \n \n \n \n \n \n In lijn met de bepaling van de vergoeding gederfd rendement eigen vermogen bij andere sectoren, stelt de NZa op basis van de hierboven genoemde gegevens een normatieve balans samen. Voor het opstellen van de normatieve balans, volgt de NZa de regel dat dié activa worden meegenomen die noodzakelijk zijn voor een bedrijfsvoering die past bij de zorglevering (‘minimale financieringsbehoefte’). Aan de activa-zijde van de balans neemt de NZa om die reden mee:\n \n \n –\n De materiële vaste activa: deze post heeft betrekking op bezittingen van de praktijk zoals gebouwen, kantoorinrichting & inventaris, praktijkinstrumentarium, ICT-middelen, vervoersmiddelen en overige materiële vaste activa (het daarvoor benodigde vermogen is langer dan een jaar vastgelegd).\n \n \n –\n Het werkkapitaal: deze bestaan uit i) vorderingen uit hoofde van financieringstekort, ii) debiteuren en overige vorderingen en iii) liquide middelen. Ter bepaling van het noodzakelijk werkkapitaal gaat de NZa uit van het normatief bepaalde bedrag dat verkregen wordt door 1/12 van de gemiddelde praktijkomzet te nemen. Deze is gebaseerd op gangbare betalingstermijn.\n \n \n –\n De post voorraden en onderhanden werk.\n \n \n De posten immateriële vaste activa (voornamelijk goodwill), financiële vaste activa en effecten worden niet opgenomen in de normatieve balans. Het is bestendig beleid van de NZa dat bijvoorbeeld goodwill en de daarmee samenhangende kosten niet in het tarief terug horen te komen. Financiële activa, zoals deelnemingen, alsmede effecten zijn als zodanig niet noodzakelijk voor de zorglevering. Voor de liquide middelen wordt verwezen naar de bepaling van het werkkapitaal (zie ‘werkkapitaal’ hierboven).\n Aan de passiva-zijde van de balans gaat de NZa uit van een normatieve verhouding van het eigen en vreemd vermogen van 30% respectievelijk 70%. De NZa kiest voor deze normatieve verhouding omdat zij niet via de vergoeding op eigen vermogen (die hoger is dan de kosten op vreemd vermogen) wil belonen dat praktijken inefficiënt veel eigen vermogen in de onderneming hebben. Deze verhouding geldt in het algemeen als een gezonde, efficiënte vermogenspositie en is bij financiering door banken een gebruikelijke verhouding. Ook in andere sectoren is deze verhouding toegepast. Over het algemeen wordt een eigen vermogensaandeel van substantieel minder dan 30% niet geaccepteerd door banken.\n Onderstaande tabel bevat de normatieve balans zoals die is opgesteld op basis van de hierboven genoemde uitgangspunten.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Activa\n \n \n \n Passiva\n \n \n \n \n \n Normatieve balans\n \n \n \n \n \n \n Vaste activa\n \n \n € 83.881\n \n \n Eigen vermogen\n \n \n \n € 38.969\n \n \n \n \n \n \n Materiële vaste activa\n \n \n \n \n € 83.881\n \n \n \n Vreemd vermogen\n \n \n \n € 90.927\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vlottende activa\n \n \n € 46.014\n \n \n \n \n \n \n \n Voorraden en onderhandenwerk\n \n \n \n \n € 914\n \n \n \n \n \n \n \n \n Werkkapitaal\n \n \n \n \n € 45.100\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal activa \n \n \n \n \n € 129.895\n \n \n \n \n Totaal passiva \n \n \n \n \n € 129.895\n \n \n \n \n \n \n Ter toelichting:\n \n \n 1.\n (Materiële) vaste activa = 100% van € 83.881\n \n \n 2.\n Voorraden en onderhandenwerk = 100% van € 914\n \n \n 3.\n Werkkapitaal = (1/12) van € 541.203 (gemiddelde praktijkomzet huisartsenzorg)\n \n \n 4.\n Eigen vermogen is vervolgens 30% van € 129.895\n \n \n De NZa heeft tot op heden in de verschillende eerstelijns sectoren gewerkt met een vergoedingspercentage van 7% over het eigen vermogen. In dit geval leidt dat tot een totale opslag van € 2.728 (7% van € 38.969) op de gemiddelde praktijkkosten.\n \n \n \n \n 9\n Multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd\n \n Naar aanleiding van de CBb-uitspraken van 1 december 2015 en 3 november 2016 heeft de NZa onderzoek gedaan onder aanbieders van multidisciplinaire zorg en zorgverzekeraars. Dit onderzoek heeft gegevens opgeleverd over de inhoud van de prestaties, de opbrengsten, de kosten, de tarieven en de gehanteerde contractuele afspraken. Onderstaande beschrijving bevat geen detailinformatie over de onderzoeksresultaten, omdat dit de markt voor multidisciplinaire zorg, een markt met in beginsel vrije tarieven, onwenselijk zou kunnen beïnvloeden. Wel wordt hieronder beschreven hoe de NZa tot de afbakening van de prestaties is gekomen, welke kosten wel/niet gedekt worden door het maximumtarief en hoe dat maximumtarief is bepaald. In de laatste subparagraaf wordt ingegaan op het onderwerp indexering.\n \n \n 9.1\n Prestaties\n \n Uit onderzoeksgegevens is gebleken dat de onderzochte zorggroepen vrijwel alle ketenzorg Diabetes Mellitus type 2 (DM2) aanbieden in 2015. De zorgketens Cardiovasculair Risicomanagement – Verhoogd Vasculair Risico (CVRM-VVR) en Astma blijken nog niet gebruikelijk. De overige twee zorgketens, Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) en Cardiovasculair Risicomanagement – Hart- en Vaatziekten (CVRM-HVZ) vormen met ca. driekwart resp. tweederde een tussengroep qua gebruikelijkheid.\n Op basis van die gegevens heeft de NZa besloten om per 1 januari 2018 drie nieuwe prestaties in het leven te roepen voor niet gecontracteerde multidisciplinaire zorg:\n \n \n –\n Multidisciplinaire zorg Diabetes Mellitus type 2 bij een zorgverlener zonder contract\n \n \n –\n Multidisciplinaire zorg COPD bij een zorgverlener zonder contract\n \n \n –\n Multidisciplinaire zorg HVZ bij een zorgverlener zonder contract.\n \n \n \n \n \n 9.2\n Afbakening\n \n Voor alle drie de ketens blijkt het gebruikelijk dat aanbieders (financierings)afspraken hebben met de onderaannemers die huisartsenzorg leveren en die diëtetiek leveren. Omdat bovendien de poh-s deels wordt ingezet voor huisartsenzorg en deels voor (niet gespecialiseerde) diëtetiek, en die inzet op basis van de onderzoeksgegevens niet te scheiden is, heeft de NZa besloten de kosten van huisartsenzorg en diëtetiek te includeren in de prestatie en het tarief.\n Vaak, bij DM2 zelfs zeer vaak, zijn er nog meer zorgvormen onderdeel van het overeengekomen tarief, maar er is ook grote variatie tussen aanbieders in welke zorgvormen dit zijn en de kosten daarvan. Aangezien de betreffende zorgverleners hun aandeel in de ketenzorg ook via hun ‘eigen’ (monodisciplinaire) prestaties in rekening kunnen brengen, heeft de NZa besloten deze zorg geen onderdeel te maken van prestatie of tarief.\n Uitzondering op het direct voorgaande is de inzet van de diabetes- en copd-verpleegkundige. Voor deze zorg is geen separate betaaltitel. Bovendien is het aannemelijk dat in de gevallen waar geen gespecialiseerd verpleegkundige wordt ingezet, vergelijkbare zorg wordt geleverd door of onder verantwoordelijkheid van de huisarts; die kosten zijn dan aangevoerd onder de kosten voor huisartsenzorg. Om die reden heeft de NZa besloten om de in het onderzoek opgevoerde kosten van verpeegkundige zorg ook mee te nemen bij de tariefbepaling. Eventuele inzet van een gespecialiseerd verpleegkundige is daarmee ook onderdeel van de prestatie en het tarief van de DM2-keten.\n Voor het bepalen van een passend maximumtarief is gekeken naar de kosten die respondenten van het onderzoek toegerekend hebben aan bovenstaande drie aspecten: organisatie van de gehele keten, huisartsenzorg, diëtetiek en gespecialiseerd verpleegkundige zorg.\n \n \n \n 9.3\n Specifieke inhoud tarief\n \n Het maximumtarief voor de prestaties biedt een vergoeding voor:\n \n \n –\n de organisatie van multidisciplinaire zorg;\n \n \n –\n de huisartsenzorg, incl. de eventuele inzet van een gespecialiseerd verpleegkundige;\n \n \n –\n de diëtetiek.\n \n \n \n Organisatie\n \n Onderstaande specificaties zijn alle ontleend aan contractuele afspraken die op dit moment gebruikelijk zijn. Dit is gebleken uit de opgegeven contractuele afspraken in het onderzoek.\n Onderdeel van de prestatie en bijbehorend tarief zijn alle handelingen die de aanbieder van multidisciplinaire zorg moet verrichten om zijn patiënten conform de geldende NZa-regels (waaronder de Regeling multidisciplinaire zorg) te informeren over de zorg die hij levert, en door wie deze geleverd wordt met de daarbij behorende prestaties en tarieven – waaronder eigen bijdragen -, klachtenregeling en wachttijden.\n Onderdeel van de prestatie en bijbehorend tarief zijn alle handelingen die de aanbieder van multidisciplinaire zorg moet verrichten om de zorg te leveren in overeenstemming met de relevante geldende wet- en regelgeving, waaronder in ieder geval begrepen de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo), de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).\n Onderdeel van de prestaties en bijbehorend tarief voor multidisciplinaire zorg is het opstellen en onderhouden van een kwaliteitsbeleid inclusief kwaliteitscyclus voor de aanbieders binnen het multidisciplinaire samenwerkingsverband. Inhoudelijke scholing en scholing gericht op multidisciplinair samenwerken aan zorgverleners zodat hun competentie passen bij de van hen verlangde taken in het kader van de afgesproken zorgprogramma’s kan hier onderdeel van zijn en is tevens onderdeel van de prestatie en bijbehorend tarief.\n Als de patiënt op basis van de zorgstandaard of overige vigerende richtlijnen is aangewezen op andere vormen van zorg (zoals gespecialiseerde voetzorg, medisch specialistische zorg, farmacie en medicatie, eerstelijns diagnostiek etc.) dan biedt het tarief een vergoeding voor de noodzakelijke coördinatie en begeleiding van de patiënt conform zorgstandaard, inclusief alle hiermee samenhangende kosten voor organisatie en infrastructuur.\n \n Huisartsenzorg\n \n De maximumtarieven bieden tevens een vergoeding voor de kosten van het geheel aan huisartsenzorg, inclusief alle kosten voor een gespecialiseerd verpleegkundige, een kaderhuisarts, stoppen met rokenprogramma (uitgezonderd kosten voor medicatie), en:\n \n \n –\n Bij DM2: alle kosten van diabetesteststrips, spleetlamponderzoek door of onder verantwoordelijkheid van de huisarts, instellen op insuline en structurele diabetesbegeleiding; en tevens kosten voor consulten en visites en dergelijke die samenhangen met de DM2-aandoening van de patiënt. Ook biedt het vergoeding voor het geheel aan huisartsenzorg aan HVZ-patiënten in de DM2-keten, inclusief alle kosten voor Doppleronderzoek en 24-uursbloeddrukonderzoek; en tevens kosten voor ECG maken, ECG-diagnostiek en consulten en visites en dergelijke die samenhangen met de HVZ-aandoening van de patiënt.\n \n \n –\n Bij COPD: alle kosten voor longfunctiemeting; en tevens kosten voor ECG maken, ECG-diagnostiek en consulten en visites en dergelijke die samenhangen met de COPD-aandoening van de patiënt\n \n \n –\n Bij CVRM-HVZ: alle kosten voor Doppleronderzoek en 24-uursbloeddrukonderzoek; en tevens kosten voor ECG maken, ECG-diagnostiek en consulten en visites en dergelijke die samenhangen met de HVZ-aandoening van de patiënt.\n \n \n \n Diëtetiek\n \n De maximumtarieven bieden tevens een vergoeding voor de kosten van het geheel aan diëtetiek, voor zover die samenhangt met de voor de betreffende prestatie relevante aandoening(en):\n \n \n –\n Bij DM2: DM2 en HVZ,\n \n \n –\n Bij COPD: COPD,\n \n \n –\n Bij CVRM-HVZ: HVZ.\n \n \n \n Niet inbegrepen\n \n Het tarief biedt geen vergoeding voor de kosten voor zorg geleverd door bijvoorbeeld de podotherapeut of de medisch specialist. Deze kosten kunnen separaat in rekening worden gebracht door deze zorgaanbieders op basis van de geldende declaratietitels voor voetzorg, medisch specialistische zorg etc.\n \n \n \n 9.4\n Methode tariefbepaling\n \n De NZa heeft vanuit de onderzoeksgegevens de maximumtarieven voor de drie prestaties bepaald door:\n \n \n –\n Van alle respondenten (zorgaanbieders) met gevalideerde data eerst die respondenten te selecteren die in de betreffende keten minstens twee zorgvormen in het integrale tarief hebben opgenomen. Van deze respondenten de som van de kosten van organisatie, huisartsenzorg, diëtetiek en verpleging (OHDV-kosten) voor die keten per patiënt per kwartaal te bepalen.\n \n \n –\n De respondenten waarvan de OHDV-kosten meer dan 1,96 standaarddeviaties van het gemiddelde liggen buiten beschouwing te laten (de overgebleven waarnemingen liggen in het 95%-betrouwbaarheidsinterval als sprake is van een normale verdeling).\n \n \n –\n Het tarief vast te stellen op het laagste OHDV-kostenniveau van de overgebleven groep, tenzij analyse van de data bij deze respondent uitwijst dat er een goede reden is om ook deze respondent buiten beschouwing te laten, bijvoorbeeld als aan de aanbieder substantieel lagere eisen worden gesteld, of als het aannemelijk is dat er substantiële kosten voor huisartsenzorg verborgen zitten in andere zorgvormen. In dat geval wordt deze stap herhaald.\n \n \n Onderstaande drie grafieken tonen bovenstaande procedure. In iedere grafiek zijn de blauwe punten de OHDV-kosten van de respondenten met minimaal twee zorgvormen in het integrale tarief. De oranje lijn ligt op het niveau van het gemiddelde; de gele lijn op het niveau van het gemiddelde minus 1,96 standaarddeviaties. De groene lijn markeert het maximumtarief.\n \n \n \n Figuur 9.1: OHDV-kosten DM2\n \n \n \n \n \n Figuur 9.2: OHDV-kosten COPD\n \n \n \n \n \n Figuur 9.3:OHDV-kosten CVRM-HVZ\n \n \n Toepassing van bovenstaande procedure op de data resulteert in de volgende maximumtarieven per patiënt per kwartaal (prijspeil 2015):\n \n \n –\n DM2: € 59,52\n \n \n –\n COPD: € 47,15\n \n \n –\n CVRM-HVZ: € 25,52.\n \n \n \n \n \n 9.5\n Indexering\n \n Bovenstaande bedragen met prijspeil 2015 moeten op prijspeil 2018 worden gebracht. In het onderzoek is informatie verzameld over de ontwikkeling van de overeengekomen tarieven in de periode 2014 tot en met 2017. Onderstaande tabel toont het prijsverschil tussen 2017 en 2015, waarbij voor 2015 wordt uitgegaan van het tariefniveau exclusief nacalculatie: het overeengekomen tarief gebruikt voor declaraties gedurende 2015.\n \n Tabel 9.1: Prijsontwikkeling 2015 – 2017\n \n \n \n \n \n \n Keten\n \n \n Gemiddelde prijsontwikkeling\n \n \n \n \n \n \n DM2\n \n \n – 1,4%\n \n \n \n \n COPD\n \n \n – 1,3%\n \n \n \n \n CVRM-HVZ\n \n \n + 0,4%\n \n \n \n \n \n Uit de tabel blijkt dat de gemiddelde overeengekomen tarieven voor de drie ketens in de periode 2015–2017 niet of nauwelijks zijn gestegen. Dit is in lijn met de concluisies uit twee rapporten van NIVEL. Om die reden past de NZa geen indexering toe op de maximumtarieven van prijspeil 2015 naar prijspeil 2018. Met ingang van 2019 worden de tarieven geindexeerd met het vastgestelde prijspeil 2018 als uitgangspunt, waarbij aangesloten wordt bij de indexatiesystematiek zoals deze voor segment 1 wordt gehanteerd, op basis van een gewogen gemiddelde.\n \n \n \n \n 10\n Herijking postcodelijst achterstandswijken\n \n De NZa heeft in het kader van de tarieven en prestaties per 2019 de postcodelijst achterstandswijken herijkt. Het Nivel heeft in 2012 de laatste herijking van genoemde postcodelijst uitgevoerd en daarover een rapport uitgebracht, waarin de methodiek uitvoerig is toegelicht De NZa heeft bij de uitvoering van de herijking nagenoeg dezelfde methodiek gevolgd. Er zijn enkele verschillen ten opzichte van de laatst uitgevoerde herijking in 2012. In dit hoofdstuk worden deze nader toegelicht. Aanvullend geven we weer welke methodiek gehanteerd is voor de drie alternatieve scenario’s.\n \n \n 10.1\n Bronnen en kenmerken achterstandswijk\n \n Om de postcodelijst van achterstandswijken te herijken worden de volgende kenmerken meegenomen:\n A. % niet actieven (NAC);\n B. % laag inkomen (INK);\n C. % inwoners met niet-westerse migratieachtergrond (NWA);\n D. % inwoners met Midden- en Oost-Europese migratieachtergrond (MOE)\n Het CBS levert doorgaans standaard tabellen op waar deze kenmerken (deels) al inzitten. Vanwege de mix van peilmomenten en postcode niveau’s, dekken deze standaard tabellen maar een deel van de informatiebehoefte die nodig is voor de herijking. Bovendien zijn er kenmerken die in de standaardtabellen op een andere manier zijn samengesteld dan het kenmerk beschrijft, zoals bijvoorbeeld het inkomen (dat in negen klassen is samengevat). Om bovenstaande redenen heeft het CBS een maatwerktabel aan de NZa opgeleverd.\n De standaardtabellen, aangevuld met de maatwerktabel, bevatten informatie over alle benodigde kenmerken op verschillende postcode niveau’s en peilmomenten:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Kenmerk\n \n \n Standaardtabellen\n \n \n Maatwerktabel\n \n \n \n \n \n \n % niet actieven\n \n \n PC4, PC6; 2017\n \n \n PC5; 2017\n \n \n \n \n % laag inkomen\n \n \n Niet\n \n \n PC4, PC5; 2014\n \n \n \n \n % niet-westerse migratieachtergrond\n \n \n PC4, PC6; 2017\n \n \n PC5; 2017\n \n \n \n \n % Midden- en Oost-Europese migratieachtergrond\n \n \n Niet\n \n \n PC5; 2016\n \n \n \n \n \n Inhoudelijke wijzigigen per kenmerk\n Hieronder worden de relevante (inhoudelijke) wijzingengen per kenmerk voor de herijking benoemd.\n A. Kenmerk % niet actieven\n Het is niet mogelijk om dit kenmerk op dezelfde manier te definiëren als in 2012 omdat gegevens niet langer op die manier worden verzameld en vastgelegd. De nieuwe definitie van het percentage niet-actieven is gelijk aan het aantal uitkeringsgerechtigden exclusief AOW-gerechtigden per postcodegebied, gedeeld door het totaal aantal inwoners van ditzelfde postcodegebied.\n B. Kenmerk % laag inkomen\n Het CBS berekent zowel op het niveau van huishoudens als van personen het percentage laag inkomen. De NZa heeft bij deze herijking na afstemming met veldpartijen het percentage per huishouden gebruikt voor de berekening van de index.\n C. Samengesteld kenmerk % inwoners met niet-westerse en Midden- en Oost-Europese migratieachtergrond\n De definitie voor het kenmerk % inwoners met niet-westerse migratieachtergrond is ongewijzigd. Omdat de problematiek van deze groep (mindere beheersing van de Nederlandse taal en verschillen in cultuur) overeenkomt met die van het kenmerk % Midden- en Oost-Europese migratieachtergrond heeft de NZa ten behoeve van de herijking een gecombineerde parameter gemaakt van deze twee groepen.\n \n \n \n 10.2\n Gebieden met een te laag aantal inwoners\n \n Naast de genoemde tabellen, is een standaard tabel van het CBS gebruikt waarin voor alle adressen in Nederland de naam van de buurt, de wijk en de gemeente staan. Deze tabel is nodig om op buurtniveau te dunbevolkte gebieden uit te kunnen filteren.\n Bij de laatste herijking in 2012 zijn postcodegebieden uitgefilterd die op buurtniveau minder dan 200 inwoners hadden. Daarvoor is dus een aggregatie nodig van het aantal inwoners in een postcodegebied naar het niveau van de buurt. Hiervoor is de bovengenoemde standaardtabel van CBS gebruikt. Het aantal postcodes dat op PC5 niveau dan afvalt is 1.622 op een totaal van 32.229 (5%). De meeste van deze gebieden zijn industrie- of bedrijventerreinen. Op PC6 niveau vallen 9.697 postcodes af op een totaal van 441.506 (2,2%).\n \n \n \n 10.3\n Filter geïsoleerde achterstandswijken\n \n In de vorige herijking werd na het berekenen van de achterstandsindex en het bepalen van de selectie op basis van de bevolkingsomvang een filter voor geïsoleerde achterstandswijken toegepast. Buurten met minder dan 2.000 inwoners, die geïsoleerd liggen (met andere woorden, als enige buurt in een gemeente) zijn uit de selectie verwijderd om te veel versnippering van de achterstandsgelden tegen te gaan. De NZa heeft dit filter in overleg met de vertegenwoordigers van zorgaanbieders niet langer toegepast.\n \n \n \n 10.4\n Uitgangspunt postcodeniveau\n \n Nivel heeft bij de vorige herijking berekeningen uitgevoerd op buurtniveau, het niveau waarop destijds de CBS gegevens beschikbaar waren.\n Het uitgangspunt voor deze herijking is een zo laag mogelijk postcodeniveau (PC6) opnemen in de postcodelijst achterstandswijken. Indien gegevens ontbreken op dit laagste niveau (PC6), zijn deze benaderd door gegevens op een hoger postcodeniveau (PC5) te gebruiken. Wanneer benodigde gegevens op zowel PC6- als PC5 niveau ontbreken, zijn waarden op PC4 niveau gehanteerd als bruikbare benadering.\n \n \n \n 10.5\n Aanpak berekening index\n \n De mate van achterstand in een postcodegebied berekenen we door middel van een formule, die kenmerken combineert in één getal, de achterstandsindex. Daarvoor heeft de NZa dezelfde methodiek gehanteerd als Nivel in 2012 deed.\n De kenmerken worden eerst genormaliseerd. Deze normalisatie is nodig om te voorkomen dat de uitschieters in de waarnemingen een onevenredig grote impact hebben op de index en om de vier kenmerken op een zelfde schaal te krijgen, zodat elk kenmerk evenredig bijdraagt aan de index.\n Deze normalisatie van een kenmerk bestaat uit 3 stappen:\n \n \n 1.\n Door allereerst de natuurlijke logaritme te nemen van het kenmerk (X), verminderd de scheefheid van de verdeling en krijgt die meer de symmetrische vorm van de normale verdeling;\n \n \n 2.\n Vervolgens worden van die log-getransformeerde waarden voor kenmerk (X) het gemiddelde (ln(X)) en de standaard deviatie SD(ln(X)) berekend.\n \n \n 3.\n Door daarna van de individuele log-getransformeerde waarden van kenmerk X het in stap 2 t berekende gemiddelde af te trekken en vervolgens te delen door de in stap 2 berekende standaarddeviatie, transformeren de getallen naar de standaard normale verdeling.\n \n \n In formule ziet de normalisatie van kenmerk X er als volgt uit:\n \n \n \n Nadat o die manier de kenmerken A. % niet-actieven, B. % laag inkomen en het samengestelde kenmerk C. % niet westerse alochtoon en %MOE-landers zijn getransformeerd naar een standaard normale verdeling, worden de individuele genormaliseerde waarden opgeteld tot de indexwaarden\n \n \n \n Dit impliceert datde berekeningswijze van de index op zichzelf al multiplicatief is Het optellen van logaritmen van getallen staat namelijk gelijk aan het vermenigvuldigen van die getallen zelf.\n \n \n \n 10.6\n Aanpak sorterng en berekening cumulatief aantal inwoners\n \n De berekende Index wordt gesorteerd van hoog naar laag. Dat geeft een rangorde van de mate van achterstand per postcodegebied op PC6 niveau. In deze gesorteerde lijst van alle postcodes wordt het cumulatieve aantal inwoners berekend dat is geselecteerd naarmate de selectie van postcodegebieden wordt uitgebreid.\n \n \n \n 10.7\n Afkappunt wel / niet opslag\n \n Verruiming geïncludeerde inwoners postcodelijst achterstandsproblematiek\n Met ingang van 1 januari 2022 verruimt de NZa het afkappunt voor de postcodelijst zoals deze met ingang van 2019 van kracht is met 7,3%. Dat betekent dat de postcodelijst met ingang van 2022 geen 1,5 miljoen inwoners includeert, maar naar ruim 1,61 miljoen inwoners wordt uitgebreid. Dit naar aanleiding van de constatering dat het door VWS aanvullend beschikbaar gestelde macrobudget voor achterstandsproblematiek niet volledig wordt uitgenut. Een deel van de verklaring hiervoor ligt in het feit dat het vanaf 2019 aanvullend beschikbaar gestelde macrobudget is berekend op basis van de declaratie van de opslag voor 1,5 miljoen “ingeschreven verzekerden”. Niet alle “inwoners” zoals deze in de postcodelijst zijn geïncludeerd vanaf 2019 zijn echter “ingeschreven verzekerden”. Op basis van een analyse over de inmiddels vrijwel complete declaratiegegevens over 2019 is dit verschil nu te adresseren. Op basis van een door VEKTIS uitgevoerde analyse blijkt dat de vanaf 2019 vigerende postcodelijst op basis van 1.500.000 inwoners in 2019 heeft geleid tot 1.398.067 “ingeschreven verzekerden”. Door het aantal geincludeerde inwoners in de postcodelijst op te hogen met 7,3% wordt daarmee een postcodelijst bereikt waarbinnen 1.500.000 “ingeschreven verzekerden” zijn opgenomen. De hierboven beschreven methodiek om te komen tot de “rangorde” in de postcodelijst blijft hierbij ongemoeid.\n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n \n Bijlage\n 4\n Xclusiecriteria multidisciplinaire zorg – niet gecontracteerd\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022\n \n20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c20215087729-12-202121-12-2021BR/REG-22147c01-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046175/manifest.xml", "content": "2022-04-012022-01-12T06:45:14+01:002022-10-11T06:25:56+02:00BWBR0046175.WTI2023-01-012022-04-012022-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:30:53+02:002023-01-01T08:25:52+01:00696226f461c508447f3a7e90426d455430fd4dfb19b546ef27d636a8c44c2a8afbc746df3cd92b324f8f9d9d28fed7636efd9fdcbf3dfcba2c9cc9a3d104beb145e71e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046177/2022-03-08_0/xml/BWBR0046177_2022-03-08_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 27 december 2021 nr. BOACAT2021/066, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Landschap Noord-Holland20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landschap Noord-Holland 202220226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van Landschap Noord-Holland van 26 november 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van boswachter of senior boswachter in dienst van Landschap Noord-Holland, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de\n strafbare feiten behorend tot het domein, II, Milieu, welzijn en infrastructuur, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 15 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste en derde lid, van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De directeur Landschap Noord-Holland brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landschap Noord-Holland van 22 februari 2017 nr. BOACAT2017/014 zal vervallen op 8 maart 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 8 maart 2022 en vervalt met ingang van 8 maart 2027.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landschap Noord-Holland 2022.\n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 27 december 2021\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022\n \n20226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06620226503-01-202227-12-2021BOACAT2021/06608-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046177/manifest.xml", "content": "2022-03-082027-03-082022-01-12T06:45:16+01:002022-01-12T06:45:16+01:00BWBR0046177.WTI2022-03-089999-12-312022-03-089999-12-312022-03-08T06:14:18+01:002022-03-08T06:14:18+01:003375768efff19419a757c3895847d021cc4bb295d61be119523b5a3ad87b3160158f6a6bcd955f6515a7276971969412217b7dc402e3c13e9d580060954a9d485ed58", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046179/2022-03-15_0/xml/BWBR0046179_2022-03-15_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nr. 21313806, 16 december 2021 houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de onbedekte teelt van wortelen voor de beheersing van Pythium spp. (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de onbedekte teelt van wortelen tegen Pythium spp., 2022)20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de onbedekte teelt van wortelen tegen Pythium spp, 202220215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);\n \n \n BESLUIT:\n \n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend het gebruik van Apron XL ter bescherming van de onbedekte teelt van wortelen tegen Pythium spp.\n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.\n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking op 15 maart 2022 en vervalt op 12 juli 2022.\n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de onbedekte teelt van wortelen tegen Pythium spp, 2022.\n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze,\n \n E.\n Veldhuis\n \n Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit\n \n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n \n Bijlage\n Wettelijk Gebruiksvoorschrift Apron XL (12280)\n \n \n \n Wettelijk Gebruiksvoorschrift\n \n Het middel is uitsluitend toegelaten als schimmelbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een zaadbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.\n \n \n \n Toepassingsvoorwaarden\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassingsgebied\n \n \n Te bestrijden organisme\n \n \n Dosering1 middel per toepassing\n \n \n \n \n \n \n Wortelen (onbedekt)\n \n \n Pythium2\n \n \n 1 ml middel per kg zaaizaad\n \n \n \n \n \n \n 1 Verlaging van de dosering is toegestaan, maar van het maximaal aantal toepassingen en de andere toepassingsvoorwaarden mag niet worden afgeweken. Werkzaamheid is vastgesteld voor de genoemde dosering per toepassing en niet voor verlaagde doseringen.\n \n 2 Pythium (Pythium spp.)\n \n \n \n Overige toepassingsvoorwaarden\n \n In de teelt van Parijse wortelen geldt een maximale zaaidichtheid van 8,6 kg/ha.\n Om de vogels/ de zoogdieren te beschermen moet het product volledig in de bodem worden ondergewerkt; zorg ervoor dat het product ook op de kopakker is ondergewerkt.\n Om de vogels/ de zoogdieren te beschermen moet u gemorst product verwijderen\n Draag beschermende kleding tijdens het opzakken van behandeld zaad.\n Draag beschermende kleding en handschoenen tijdens het mengen en laden van Apron XL en tijdens het kalibreren van de apparatuur.\n Draag beschermende kleding, handschoenen en adembescherming met een beschermingsfactor 20 bij het schoonmaken van de apparatuur.\n Resistentiemanagement\n Dit middel bevat de werkzame stof metalaxyl-M. Metalaxyl-M behoort tot de acylalanines. De FRAC code is 4. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van het resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.\n \n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022\n \n20215032423-12-202116-12-20212131380620215032423-12-202116-12-20212131380615-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046179/manifest.xml", "content": "2022-03-152022-07-122022-01-12T06:45:16+01:002022-01-12T06:45:16+01:00BWBR0046179.WTI2022-03-152022-07-112022-03-159999-12-312022-03-15T06:28:01+01:002022-07-12T06:58:31+02:0020957d796e9a0768bb4de10c8c11087a75e0cb924264f721f6246ad669bbbc5a38f854b772ca1a81c2bdddb0cd51e410919d079347ae41eb13cfa65b4234813d8d734", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2022-01-01_1/xml/BWBR0046180_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 1 JANUARI 2022\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n op en na 01-07-2021\n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 145,25\n \n \n € 147,30\n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.159,27\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 54,76\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 47,90\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 40.819,84\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 61.229,75\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,51\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 233,28\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.751,23\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.340,97\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.421,05\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 22,64\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,34\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 834,34\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 2.996,80\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 92,39\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 4.996,83\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.386,62\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.498,42\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.693,31\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 543,13\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 651,76\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 869,01\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 91.195,15\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.103,78\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.191,82\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 37.816,86\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 475, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2022-01-13_0/xml/BWBR0046180_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 1 JANUARI 2022\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n op en na 01-07-2021\n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 145,25\n \n \n € 147,30\n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.159,27\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 54,76\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 47,90\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 40.819,84\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 61.229,75\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,51\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 233,28\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.751,23\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.340,97\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.421,05\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 22,64\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,34\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 834,34\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 2.996,80\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 92,39\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 4.996,83\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.386,62\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.498,42\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.693,31\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 543,13\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 651,76\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 869,01\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 91.195,15\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.103,78\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.191,82\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 37.816,86\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2022-07-01_0/xml/BWBR0046180_2022-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 1 JANUARI 2022\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n op en na 01-07-2021\n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 145,25\n \n \n € 147,30\n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.159,27\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 54,76\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 47,90\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 40.819,84\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 61.229,75\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,51\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 233,28\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.751,23\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.340,97\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.421,05\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 22,64\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,34\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 834,34\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 2.996,80\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 92,39\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 4.996,83\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.386,62\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.498,42\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.693,31\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 543,13\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 651,76\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 869,01\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 91.195,15\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.103,78\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.191,82\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 37.816,86\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2022-07-01_1/xml/BWBR0046180_2022-07-01_1.xml", "content": "BWBR0046180_2022-07-01_0\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 1 JANUARI 2022\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n op en na 01-07-2021\n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 145,25\n \n \n € 147,30\n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.159,27\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 54,76\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 47,90\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 40.819,84\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 61.229,75\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,51\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 233,28\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.751,23\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.340,97\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.875,61\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n \n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.421,05\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 22,64\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n \n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,34\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 834,34\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 2.996,80\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 92,39\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 4.996,83\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.386,62\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.498,42\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.693,31\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.520,77\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 2.932,92\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 543,13\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 651,76\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 869,01\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 91.195,15\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.103,78\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.191,82\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 37.816,86\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-202201-07-2022Stcrt. 2022, 25086, datum inwerkingtreding 24-09-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.BijlageNormbedragen voorzieningen 01 juli 2022Normbedrag geldendNormbedrag geldendop en na 01-01-2022op en na 01-07-2022B11Drempelbedrag (incl. BTW)€ 147,30€ 149,96C18-IINormbedrag referentieauto (incl. BTW)€ 5.298,44€ 5.298,44C18-IIIEigen bijdrage verzekeringskosten€ 56,24€ 56,24C18-IVEigen bijdrage motorrijtuigenbelasting€ 49,19€ 49,19C20-IInkomensgrens vervoersvoorzieningen€ 41.794,29€ 41.794,29C20-IIIInkomensgrens vervoersvoorzieningen€ 62.691,43€ 62.691,43C22Kilometervergoeding bruikleenauto€ 0,14€ 0,14C25-IKilometervergoeding gebruik eigen personenauto€ 0,37€ 0,37C25-VKilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus€ 0,52€ 0,52C25-VIKilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens€ 0,15€ 0,15C26-IAlgemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I€ 0,18€ 0,18C26-IIAlgemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III€ 0,37€ 0,37C27Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer€ 239,57€ 239,57C31Taxikostenvergoeding leefdomein€ 5.906,37€ 5.906,37C32Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking€ 2.953,18€ 2.953,18C33Rolstoeltaxivergoeding leefdomein€ 7.538,99€ 7.538,99C34Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein€ 2.953,18€ 2.953,18C35Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens€ 1.632,62€ 1.632,62C71Vergoeding reiskosten voor een begeleider€ 1.459,38€ 1.459,38E17-IUurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)€ 66,09€ 66,09E17-IIUurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)€ 57,66€ 57,66E17-IIIUurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)€ 23,39€ 23,39E17-A1Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)€ 0,73€ 0,73E17-A3Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)€ 0,35€ 0,35G22-IVergoeding computer (bedrag incl. BTW)€ 856,84€ 856,84I12Normbedrag voor verstrekking in bruikleen(Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)€ 3.077,64€ 3.077,64Q1Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)€ 95,46€ 95,46Q2Subsidiebedrag voor Interne Jobcoachingbegeleidingsregime jaar 1 licht€ 3.030,37€ 3.030,37begeleidingsregime jaar 1 midden€ 5.162,85€ 5.162,85begeleidingsregime jaar 1 intensief€ 7.632,04€ 7.632,04begeleidingsregime jaar 2 licht€ 1.571,30€ 1.571,30begeleidingsregime jaar 2 midden€ 2.581,43€ 2.581,43begeleidingsregime jaar 2 intensief€ 3.816,02€ 3.816,02begeleidingsregime jaar 3 licht€ 1.571,30€ 1.571,30begeleidingsregime jaar 3 midden€ 1.571,30€ 1.571,30begeleidingsregime jaar 3 intensief€ 3.030,37€ 3.030,37Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsingbegeleidingsregime licht€ 561,18€ 561,18begeleidingsregime midden€ 673,42€ 673,42begeleidingsregime intensief€ 897,89€ 897,89Z1Inkomensgrens voor startende zelfstandige€ 93.372,16€ 93.372,16Z2Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)€ 4.201,75€ 4.201,75Z3Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)€ 3.268,02€ 3.268,02Z4Starterskrediet€ 39.102,63€ 39.102,63\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2022-09-24_0/xml/BWBR0046180_2022-09-24_0.xml", "content": "\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n Normbedragen voorzieningen 01 juli 2022\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n op en na 01-07-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 147,30\n \n \n € 149,96\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.298,44\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 56,24\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 49,19\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 41.794,29\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 62.691,43\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,52\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n € 0,15\n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 239,57\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.906,37\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.953,18\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.538,99\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.953,18\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n € 1.632,62\n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.459,38\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 66,09\n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 57,66\n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 23,39\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,73\n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,35\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 856,84\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen\n (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 3.077,64\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 95,46\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 3.030,37\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 5.162,85\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.632,04\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.581,43\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.816,02\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 3.030,37\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 561,18\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 673,42\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 897,89\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 93.372,16\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.201,75\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.268,02\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 39.102,63\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n20222508623-09-202208-09-202220222508623-09-202208-09-202224-09-202201-07-2022\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/2023-01-01_0/xml/BWBR0046180_2023-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,\n \n Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;\n \n \n Besluit:\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De indexering per 1 januari 2022, zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, is reeds in de bijlage bij dit besluit vermelde normbedragen op en na 1 januari 2022 verwerkt.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:\n \n \n 1.\n Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli, normbedrag B11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;\n \n \n 2.\n Jaarlijks, per 1 januari:\n \n \n a.\n De normbedragen C20-I, C20-III, Z1, Z2 en Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;\n \n \n b.\n De normbedragen met de codes C18-II, C18-III, C18-IV, C22, C25-I, C25-V, C25-VI, C26-I, C26-II, C27, C31, C32, C33, C34, C35, C71, E17-A1, G22-I en I12 met de consumentenprijsindex (CPI);\n \n \n c.\n De normbedragen met de codes E17-I, E17-II, E17-III, E17-A3, Q1 en Q2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid – en welzijnszorg;\n \n \n d.\n Normbedrag Z4 op basis van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde percentage.\n \n \n \n \n 3.\n De aanpassingspercentages per 1 januari 2022 bedragen;\n \n \n a.\n Voor het normbedrag dat wordt geïndexeerd op basis van het wettelijke minimumloon: 1,41%. Dit betreft het aanpassingspercentage zoals opgenomen in de Regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 oktober 2021, nummer 2021 -0000161578;\n \n \n b.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met dezelfde index als het maximum premieloon: 2,39%;\n \n \n c.\n Voor de normbedragen die worden geïndexeerd met de CPI: 2,697% Het betreft hier het indexcijfer september 2021;\n \n \n d.\n Voor de normbedragen, die worden geïndexeerd op basis van de CAO lonen in de gezondheid- en welzijnszorg: 3,32%. Het betreft hier het indexcijfer september 2021.\n \n \n e.\n Voor normbedrag Z4 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het indexcijfer vastgesteld op 3,4%.\n \n \n \n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit normbedragenbesluit UWV 2021 (Staatscourant van 1 februari 2021, nummer 4189) wordt ingetrokken.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2022.\n Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.\n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Amsterdam\n 21 december 2021\n \n \n \n \n M.R.P.M.\n Camps\n \n Voorzitter Raad van Bestuur\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n Normbedragen voorzieningen 01 juli 2022\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n Normbedrag geldend\n \n \n \n \n \n \n op en na 01-01-2022\n \n \n op en na 01-07-2022\n \n \n \n \n \n \n B11\n \n \n Drempelbedrag (incl. BTW)\n \n \n € 147,30\n \n \n € 149,96\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-II\n \n \n Normbedrag referentieauto (incl. BTW)\n \n \n € 5.298,44\n \n \n € 5.298,44\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-III\n \n \n Eigen bijdrage verzekeringskosten\n \n \n € 56,24\n \n \n € 56,24\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C18-IV\n \n \n Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting\n \n \n € 49,19\n \n \n € 49,19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C20-I\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 41.794,29\n \n \n € 41.794,29\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C20-III\n \n \n Inkomensgrens vervoersvoorzieningen\n \n \n € 62.691,43\n \n \n € 62.691,43\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C22\n \n \n Kilometervergoeding bruikleenauto\n \n \n € 0,14\n \n \n € 0,14\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-I\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-V\n \n \n Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus\n \n \n € 0,52\n \n \n € 0,52\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C25-VI\n \n \n Kilometervergoeding eigen bestelauto/bus leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n € 0,15\n \n \n € 0,15\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C26-I\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I\n \n \n € 0,18\n \n \n € 0,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C26-II\n \n \n Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III\n \n \n € 0,37\n \n \n € 0,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C27\n \n \n Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer\n \n \n € 239,57\n \n \n € 239,57\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C31\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein\n \n \n € 5.906,37\n \n \n € 5.906,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C32\n \n \n Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking\n \n \n € 2.953,18\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C33\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein\n \n \n € 7.538,99\n \n \n € 7.538,99\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C34\n \n \n Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein\n \n \n € 2.953,18\n \n \n € 2.953,18\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C35\n \n \n Rolstoeltaxivergoeding leefdomein boven de inkomensgrens\n \n \n € 1.632,62\n \n \n € 1.632,62\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n C71\n \n \n Vergoeding reiskosten voor een begeleider\n \n \n € 1.459,38\n \n \n € 1.459,38\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-I\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk werkdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 66,09\n \n \n € 66,09\n \n \n \n \n E17-II\n \n \n Uurvergoeding geregistreerde tolk onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 57,66\n \n \n € 57,66\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-III\n \n \n Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 23,39\n \n \n € 23,39\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-A1\n \n \n Reisvergoeding geregistreerde tolk werkdomein, onderwijsdomein en leefdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,73\n \n \n € 0,73\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n E17-A3\n \n \n Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 0,35\n \n \n € 0,35\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n G22-I\n \n \n Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 856,84\n \n \n € 856,84\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I12\n \n \n Normbedrag voor verstrekking in bruikleen\n (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)\n \n \n € 3.077,64\n \n \n € 3.077,64\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Q1\n \n \n Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 95,46\n \n \n € 95,46\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Q2\n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 licht\n \n \n € 3.030,37\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 midden\n \n \n € 5.162,85\n \n \n € 5.162,85\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 1 intensief\n \n \n € 7.632,04\n \n \n € 7.632,04\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 licht\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 midden\n \n \n € 2.581,43\n \n \n € 2.581,43\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 2 intensief\n \n \n € 3.816,02\n \n \n € 3.816,02\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 licht\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 midden\n \n \n € 1.571,30\n \n \n € 1.571,30\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime jaar 3 intensief\n \n \n € 3.030,37\n \n \n € 3.030,37\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing\n \n \n \n \n \n \n \n begeleidingsregime licht\n \n \n € 561,18\n \n \n € 561,18\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime midden\n \n \n € 673,42\n \n \n € 673,42\n \n \n \n \n \n begeleidingsregime intensief\n \n \n € 897,89\n \n \n € 897,89\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z1\n \n \n Inkomensgrens voor startende zelfstandige\n \n \n € 93.372,16\n \n \n € 93.372,16\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z2\n \n \n Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)\n \n \n € 4.201,75\n \n \n € 4.201,75\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z3\n \n \n Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)\n \n \n € 3.268,02\n \n \n € 3.268,02\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Z4\n \n \n Starterskrediet\n \n \n € 39.102,63\n \n \n € 39.102,63\n \n \n \n \n \n20222508623-09-202208-09-202220222508623-09-202208-09-202224-09-202201-07-2022\n \n202247512-01-202221-12-2021202247512-01-202221-12-202113-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046180/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-01tot-en-met2022-01-13T06:15:03+01:002023-02-08T06:12:58+01:00BWBR0046180.WTI2023-02-082023-01-01tot-en-met2022-01-132022-06-302022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:21+01:002022-09-24T06:40:58+02:00568009f8e8b9bc0c311373ebea6b62ffab3179b578d204ada591d52266b8fb1f3321f22a3b1594806c0e6f63d0ad57c48f7f6aa69283c0855a26dcd1022d629401ea12022-01-012022-01-122022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:22+01:002022-01-13T06:15:22+01:00623497365402adfc0c8da29731f9dfa155617bf64084fd515d4a999ed36fa5b6d507d6b6ced1196ebbe91aff9adb0e4f2970007d8f9c6bea831ab3f70bc169f9c86c72022-07-012022-09-232022-09-249999-12-312022-09-24T06:40:57+02:002022-09-24T06:40:57+02:009489235e41c82f58a06ffc7a029d310d963b03f293091dd60a6d90de2fbbefef5885a656d7f7a27c4fd1e13fbf9e437af8caa18bf2b10388938833759342686e78bee2022-07-012022-09-232022-01-132022-09-232022-09-24T06:40:57+02:002022-09-24T06:40:57+02:0056800f5651b685994b5c65efab1254413126bc0e341bfc1aa0ec821f1bd91481f3bb993f71be399667511500782888270ff8f5d678a6fba62b7ce144e93c3f713f1242022-09-242022-12-312022-09-249999-12-312022-09-24T06:40:57+02:002023-02-08T06:13:15+01:00733222e3715dd90db5ed2b5fd2f2ce8e35ac1687452b775d3c5d6cf98459e6dad614b9c12ed62d70e29af421f18da194f306c083c35c32809592fa575d290b81ea1e82023-01-012023-02-072022-09-242023-02-072023-02-08T06:13:14+01:002023-02-08T06:13:14+01:0073322578f5d99494ad0cb6db57ff257a2b24f4da4a4b1cb4ab97401f1088265906d079f6a5a933c76e9507d04eb80126df0905c5b3bf45fa551d3a33e73ea3d26bfaf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046181/2020-01-02_1/xml/BWBR0046181_2020-01-02_1.xml", "content": "\n Besluit Defensie mandaat attachés 2020202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n Besluit Defensie mandaat attachés 2020202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n \n handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken,\n en gelet op de Attachénotitie 2020;\n \n \n Besluit\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Mandaat\n \n \n 1\n Aan de bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkzame secretaris-generaal, directeuren van bedrijfsvoeringsdirecties en uitvoeringsorganisaties en hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland alsmede hun plaatsvervangers wordt mandaat verleend voor het verrichten van rechtshandelingen en overige handelingen die verband houden met de overeenkomstige toepassing van de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen 2020 (ACRU) op ambtenaren van Defensie die zijn uitgezonden naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland inclusief het behandelen van een daarmee verband houdend bezwaar of beroep.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen schriftelijk besluiten dat onder hen ressorterende functionarissen mede bevoegd zijn uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde mandaat.\n \n \n 3\n De in het eerste en tweede lid bedoelde functionarissen oefenen hun in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden uit met inachtneming van de ter zake:\n \n \n a.\n door of namens de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken gemaakte afspraken en\n \n \n b.\n door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken gegeven instructies.\n \n \n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n Artikel\n 2\n Ondertekening en vermelding\n \n Het krachtens het in het eerste lid bedoelde mandaat ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:\n de Minister van Defensie, vertegenwoordigd door\n [functie] van het Ministerie van Buitenlandse Zaken\n [handtekening]\n [naam functionaris]\n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op de dag na ondertekening en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 en geldt totdat dit door de Minister van Defensie wordt herroepen.\n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n \n \n Den Haag\n 29 juli 2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n voor deze\n De Hoofddirecteur Personeel,\n \n P.F.M.\n Reesink\n \n Schout-bij-nacht\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 486, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046181/2022-01-13_0/xml/BWBR0046181_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit Defensie mandaat attachés 2020202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n Besluit Defensie mandaat attachés 2020202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n \n handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken,\n en gelet op de Attachénotitie 2020;\n \n \n Besluit\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Mandaat\n \n \n 1\n Aan de bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkzame secretaris-generaal, directeuren van bedrijfsvoeringsdirecties en uitvoeringsorganisaties en hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland alsmede hun plaatsvervangers wordt mandaat verleend voor het verrichten van rechtshandelingen en overige handelingen die verband houden met de overeenkomstige toepassing van de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen 2020 (ACRU) op ambtenaren van Defensie die zijn uitgezonden naar een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland inclusief het behandelen van een daarmee verband houdend bezwaar of beroep.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen schriftelijk besluiten dat onder hen ressorterende functionarissen mede bevoegd zijn uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde mandaat.\n \n \n 3\n De in het eerste en tweede lid bedoelde functionarissen oefenen hun in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden uit met inachtneming van de ter zake:\n \n \n a.\n door of namens de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken gemaakte afspraken en\n \n \n b.\n door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken gegeven instructies.\n \n \n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Ondertekening en vermelding\n \n Het krachtens het in het eerste lid bedoelde mandaat ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:\n de Minister van Defensie, vertegenwoordigd door\n [functie] van het Ministerie van Buitenlandse Zaken\n [handtekening]\n [naam functionaris]\n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op de dag na ondertekening en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 en geldt totdat dit door de Minister van Defensie wordt herroepen.\n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n \n Den Haag\n 29 juli 2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n voor deze\n De Hoofddirecteur Personeel,\n \n P.F.M.\n Reesink\n \n Schout-bij-nacht\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n202248612-01-202229-07-2020BS/2020014416202248612-01-202229-07-2020BS/202001441613-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046181/manifest.xml", "content": "2022-01-132020-01-01tot2022-01-13T06:15:10+01:002022-01-13T06:15:10+01:00BWBR0046181.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:22+01:002022-01-13T06:15:22+01:0017383fc87ab7a2df0c4fef13dd075bce9d528e1cb2ca8ac2a1f6b270e998a4777b036f634843c9fbdd135777f7e9a92f6d6a9adfe8a7f95e6e21f28fb53f45b3b702b2020-01-022022-01-122022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:22+01:002022-01-13T06:15:22+01:00208214306705f5d4f193ceee3a4b7bb79e824245aadf27c016600305252487e75f07024f1fbf8957b4f79c02e2f669788b03fd5fad0869ab144901378ab20b5e6245d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046182/2020-01-02_1/xml/BWBR0046182_2020-01-02_1.xml", "content": "\n Besluit Defensie volmacht en machtiging lokale werknemers202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n Besluit Defensie volmacht en machtiging lokale werknemers202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken;\n Gelet op artikel 1.2 van de Legal Status (Local Employees) Regulations 2020;\n \n \n Besluit\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Volmacht en machtiging\n \n \n 1\n Aan de bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkzame secretaris-generaal, directeuren van bedrijfsvoeringsdirecties en uitvoeringsorganisaties en hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland alsmede hun plaatsvervangers wordt volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van rechtshandelingen en overige handelingen die verband houden met de overeenkomstige toepassing van de Legal Status (Local Employees) Regulations 2020 inclusief het afhandelen van daarmee verband houdende geschillen bij een geschillencommissie of rechterlijke instantie ten aanzien van werknemers die voor werkzaamheden bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland op arbeidsovereenkomst naar lokale voorwaarden in dienst zijn genomen door Defensie.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen schriftelijk besluiten dat onder hen ressorterende functionarissen mede bevoegd zijn uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde volmacht en machtiging.\n \n \n 3\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen oefenen hun in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden uit met inachtneming van de terzake:\n \n \n a.\n door of namens de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken gemaakte afspraken en\n \n \n b.\n door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken gegeven instructies.\n \n \n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n Artikel\n 2\n Ondertekening en vermelding\n \n Het krachtens volmacht of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:\n De Minister van Defensie,\n vertegenwoordigd door\n [functie] van het Ministerie van Buitenlandse Zaken\n [handtekening]\n [naam functionaris]\n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze volmacht en machtiging treedt in werking op de dag na ondertekening en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 en geldt totdat deze wordt herroepen.\n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n \n \n \n Den Haag\n 5 augustus 2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n voor deze\n De Hoofddirecteur Personeel,\n \n P.F.M.\n Reesink\n \n Schout-bij-nacht\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2020Stcrt. 2022, 488, datum inwerkingtreding 13-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2020.\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046182/2022-01-13_0/xml/BWBR0046182_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit Defensie volmacht en machtiging lokale werknemers202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n Besluit Defensie volmacht en machtiging lokale werknemers202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken;\n Gelet op artikel 1.2 van de Legal Status (Local Employees) Regulations 2020;\n \n \n Besluit\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Volmacht en machtiging\n \n \n 1\n Aan de bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkzame secretaris-generaal, directeuren van bedrijfsvoeringsdirecties en uitvoeringsorganisaties en hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland alsmede hun plaatsvervangers wordt volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van rechtshandelingen en overige handelingen die verband houden met de overeenkomstige toepassing van de Legal Status (Local Employees) Regulations 2020 inclusief het afhandelen van daarmee verband houdende geschillen bij een geschillencommissie of rechterlijke instantie ten aanzien van werknemers die voor werkzaamheden bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland op arbeidsovereenkomst naar lokale voorwaarden in dienst zijn genomen door Defensie.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen schriftelijk besluiten dat onder hen ressorterende functionarissen mede bevoegd zijn uitvoering te geven aan de in het eerste lid bedoelde volmacht en machtiging.\n \n \n 3\n De in het eerste lid bedoelde functionarissen oefenen hun in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden uit met inachtneming van de terzake:\n \n \n a.\n door of namens de Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken gemaakte afspraken en\n \n \n b.\n door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken gegeven instructies.\n \n \n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Ondertekening en vermelding\n \n Het krachtens volmacht of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:\n De Minister van Defensie,\n vertegenwoordigd door\n [functie] van het Ministerie van Buitenlandse Zaken\n [handtekening]\n [naam functionaris]\n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze volmacht en machtiging treedt in werking op de dag na ondertekening en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 en geldt totdat deze wordt herroepen.\n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n \n Den Haag\n 5 augustus 2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Defensie\n voor deze\n De Hoofddirecteur Personeel,\n \n P.F.M.\n Reesink\n \n Schout-bij-nacht\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n202248812-01-202205-08-2020BS/2020014417202248812-01-202205-08-2020BS/202001441713-01-202201-01-2020De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046182/manifest.xml", "content": "2022-01-132020-01-01tot2022-01-13T06:15:14+01:002023-01-04T06:59:30+01:00BWBR0046182.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:23+01:002022-01-13T06:15:23+01:0017861c061e74ee220ca3d373eae0a7a6e548a5414df66da2c8b470139b25adfdd44ad02af9f9f85303ee3c32f615964451ea0ff80e8385d325dd3b648065acd3d6b6f2020-01-022022-01-122022-01-139999-12-312022-01-13T06:15:23+01:002022-01-13T06:15:23+01:00212991c5e5c4c0548822bdb2ce64f6964b168f867f37b0e23abac3916f1cd201e8700ee134bedf5c5bd83877bdf780cbfb9027fef1c5a971ff5d9f8c0e547c00ec96b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046183/2022-01-07_0/xml/BWBR0046183_2022-01-07_0.xml", "content": "\n Beleidsregels van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 december 2021, kenmerk 3290096-1020857-PZO, inzake het gebruik van de bevoegdheid om een verklaring omtrent het gedrag op te vragen in het kader van de Wet toetreding zorgaanbieders (Beleidsregels VOG Wtza)202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n Beleidsregels VOG Wtza202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 5, vierde lid, en 7, tweede lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders;\n Besluit:\n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Definities en inleiding\n \n \n Paragraaf\n 1\n Definities\n \n In deze beleidsregels wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n betrokkene: degene waarop een VOG betrekking heeft of kan hebben;\n \n \n –\n \n minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n \n \n –\n \n toelatingsvergunning: toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;\n \n \n –\n \n Uitvoeringsbesluit:\n Uitvoeringsbesluit Wtza;\n \n \n –\n \n VOG: verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;\n \n \n –\n \n wet:\n Wet toetreding zorgaanbieders.\n \n \n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Inleiding\n \n Dit beleid heeft betrekking op de manier waarop de minister zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 5, vierde lid, en 7, tweede lid, van de wet uitoefent. Deze artikelen en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit brengen met zich dat de minister een zorgaanbieder kan verzoeken om een VOG te verstrekken, indien de minister kennis heeft van feiten of omstandigheden op grond waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG. Wanneer een VOG verstrekt moet worden, dient de aanvrager of houder van een toelatingsvergunning hiervoor bij de dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een aanvraag in. Justis beoordeelt of een VOG wordt verstrekt. Dit is een apart besluitvormingstraject. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft geen bevoegdheid om te beoordelen of een VOG verstrekt kan worden.\n Feiten en omstandigheden die de minister redelijkerwijs aanleiding kunnen geven tot het vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG, doen zich voor indien de door de minister verkregen informatie aanwijzingen bevat dat er mogelijk betrokkenheid is of is geweest bij het plegen van strafbare feiten. Bij de beslissing of de minister een VOG zal vragen, beoordeelt hij de aard, de kwaliteit en de relevantie van de ontvangen informatie in onderlinge samenhang. Daarbij wordt ook de herkomst en kwaliteit van de informatie meegewogen. Hoe gedetailleerder en beter controleerbaar de informatie, hoe meer gewicht daaraan toe komt. Ook weegt een signaal van bijvoorbeeld een toezichthouder zwaarder dan een signaal dat afkomstig is van een niet nader onderbouwd krantenartikel of van burger. Dit betekent dat niet iedere openbare beschuldiging direct kan leiden tot het opvragen van een VOG. Hierbij geldt dat een signaal dat op zichzelf onvoldoende is voor een vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG, in samenhang met andere signalen wel tot een dergelijk vermoeden kan leiden.\n In het volgende hoofdstuk wordt uiteengezet welke bronnen de minister kan gebruiken voor het verkrijgen van feiten of omstandigheden op basis waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat niet (langer) wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een VOG.\n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Bronnen voor het verlangen van een VOG\n \n Door VWS verkregen informatie\n Naast het formulier waarmee de aanvraag wordt ingediend, vallen hieronder ook de gegevens en bescheiden die in het kader van de aanvraag om een toelatingsvergunning worden verstrekt.\n Daarnaast kan de minister bij de uitoefening van diens taken en bevoegdheden op informatie stuiten, die aanwijzingen bevat dat betrokkene mogelijk strafbare feiten heeft begaan. Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan informatie die de minister bekend wordt in het kader van het beantwoorden van vragen vanuit het parlement.\n Informatie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)\n Op grond van artikel 10 van de wet verstrekken de IGJ en de NZa de minister uit eigen beweging of desgevraagd alle gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de wet, die voor de minister van belang zijn voor de weigering of intrekking van een toelatingsvergunning. Ook publiceren de IGJ en NZa op hun website genomen maatregelen jegens zorgaanbieders. Voor zover hieruit redelijkerwijs een vermoeden kan ontstaan dat er sprake is geweest van mogelijk strafrechtelijke overtredingen of misdrijven, kan de minister daarin aanleiding zien om van de zorgaanbieder een VOG te verlangen.\n Openbaar gemaakte overheidsinformatie\n Hierbij kan onder meer worden gedacht aan informatie afkomstig van andere overheidsorganisaties waarmee wordt samengewerkt in het kader van de fraudebestrijding in de zorg. Ook informatie uit het Handelsregister en de openbare jaarverantwoording vallen onder openbaar gemaakte overheidsinformatie.\n Andere openbare gegevens\n Onder deze categorie valt anderszins openbare informatie, vervat in bijvoorbeeld websites, krantenartikelen of andere journalistieke producties.\n Een melding van een persoon\n Ook informatie afkomstig van een burger kan aanleiding geven tot het vermoeden dat er mogelijk sprake is van strafbare feiten bij een betrokkene.\n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Slotbepalingen\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst en wordt aangehaald als: Beleidsregels VOG Wtza.\n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n \n Deze beleidsregels zullen in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220106-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046183/manifest.xml", "content": "2022-01-072022-01-12T06:45:18+01:002022-01-12T06:45:18+01:00BWBR0046183.WTI2022-01-079999-12-312022-01-079999-12-312022-01-12T06:45:53+01:002022-01-12T06:45:53+01:002761057a954fd23289ba40bd89ab9f9d57aae9d5390d5dd3c7477a9c266e5b174178b0e50fbd065609d366a154388e4898c7a0be5f3ca2a90241b790803315ede967a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046184/2022-01-07_0/xml/BWBR0046184_2022-01-07_0.xml", "content": "\n Beleidsregels van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 december 2021, kenmerk 3290096-1020857-PZO, inzake het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in het kader van de Wet toetreding zorgaanbieders (Beleidsregels Wet Bibob Wtza)202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n Beleidsregels Wet Bibob Wtza202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 5 en 7 van de Wet toetreding zorgaanbieders;\n Besluit:\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n Het onderhavige beleid heeft betrekking op de manier waarop de minister zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 5, vijfde en zesde lid, en 7, derde lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders uitoefent. Deze artikelen brengen met zich dat de minister de toelatingsvergunning kan weigeren of intrekken ingeval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, of voorschriften aan de toelatingsvergunning kan verbinden als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van die wet.\n In deze beleidsregels wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n aanvraag: een aanvraag om een toelatingsvergunning;\n \n \n –\n \n betrokkene: een aanvrager of houder van een toelatingsvergunning en diens relaties;\n \n \n –\n \n Bibob-onderzoek: het onderzoek dat in het kader van de Wet Bibob plaatsvindt;\n \n \n –\n \n Bureau: Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 Wet bibob;\n \n \n –\n \n houder: degene die beschikt over een toelatingsvergunning;\n \n \n –\n \n minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n \n \n –\n \n toelatingsvergunning: een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 4 Wtza;\n \n \n –\n \n Wet Bibob:\n Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;\n \n \n –\n \n Wtza:\n Wet toetreding zorgaanbieders.\n \n \n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n \n Wet Bibob\n \n \n \n Paragraaf\n 1\n Inleiding\n \n De Wet Bibob is een bestuursrechtelijk instrument en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert door onder meer vergunningen te verstrekken die gebruikt worden voor illegale praktijken zoals bijvoorbeeld geld witwassen of frauderen. Om die reden heeft de minister de bevoegdheid gekregen om de achtergrond van betrokkene te (laten) onderzoeken. De Wet Bibob is bedoeld als ultimum remedium, dat wil zeggen dat de minister eerst nagaat of er op andere gronden aanleiding is voor een weigering of intrekking van een vergunning. Als er een ernstig gevaar dreigt dat de vergunning wordt misbruikt voor het benutten van crimineel verkregen voordeel of het plegen van strafbare feiten, kan de minister de aanvraag weigeren of de al verleende vergunning intrekken. Ook heeft de minister de bevoegdheid om in bepaalde gevallen voorschriften te verbinden aan de toelatingsvergunning. Deze moeten erop gericht zijn het geconstateerde gevaar weg te nemen of te beperken.\n Het Bibob-onderzoek kan in twee fasen worden onderscheiden. De eerste fase betreft een eigen onderzoek door de minister (hierna: eigen Bibob-onderzoek). De minister kan besluiten om advies te vragen aan het bureau indien de minister na het eigen Bibob-onderzoek behoefte heeft aan advies over de mate van gevaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob of over de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van die wet. In deze tweede fase voert het Bureau een onderzoek uit waarbij verschillende bij wet aangewezen instanties en een veelheid aan bronnen geraadpleegd kunnen worden, zodat het advies een zo compleet mogelijk beeld schetst.\n Hierna wordt uitgelegd welke situaties ertoe kunnen leiden dat een vergunning wordt ingetrokken of geweigerd of dat voorschriften kunnen worden verbonden aan de vergunning op grond van de Wet Bibob. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet welke omstandigheden aanleiding geven voor een eigen Bibob-onderzoek. Daarna wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op het eigen onderzoek door de minister. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 beschreven wat er gebeurt indien advies wordt gevraagd van het Bureau. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan op de beoordeling die in het kader van de artikelen 5 en 7 Wtza plaatsvindt naar aanleiding van de uitkomsten van het eigen Bibob-onderzoek of het Bibob-advies.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Weigerings- en intrekkingsgronden\n \n Op basis van artikel 3 Wet Bibob kan een vergunning worden geweigerd of ingetrokken als het ernstige gevaar bestaat dat een vergunning mede gebruikt zal worden om:\n \n \n a.\n uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (hierna: A-grond); of\n \n \n b.\n strafbare feiten te plegen (hierna: B-grond).\n \n \n Het kan voorkomen dat het – ondanks het bestaan van een ernstige mate van gevaar – vanwege de ernst van de strafbare feiten niet gerechtvaardigd is een aanvraag om een vergunning te weigeren of een bestaande vergunning in te trekken. Ook kan de situatie zich voordoen dat er geen ernstig gevaar bestaat, maar een mindere mate van gevaar. In beide gevallen kan een vergunning niet ingetrokken of geweigerd worden, maar kunnen er voorschriften verbonden worden aan de vergunning om op die manier het bestaande gevaar te beperken of weg te nemen (artikel 3, zevende lid, Wet Bibob). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voorschriften waarbij een relatie als bedoeld in artikel 3, vierde lid, Wet Bibob niet langer mag bestaan of voorschriften die informatieverplichtingen behelzen.\n Naast de A- en B-gronden, kan een vergunning(aanvraag) ook worden geweigerd of ingetrokken als feiten of omstandigheden er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (artikel 3, zesde lid, Wet Bibob).\n Tot slot kan een vergunning worden geweigerd of ingetrokken als zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 4 van de Wet Bibob (niet meewerken aan een Bibob onderzoek van de minister of het Bureau).\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 3\n De aanvrager of houder en zijn relaties\n \n Vanzelfsprekend worden bij een (eigen) Bibob-onderzoek de relevante strafbare feiten betrokken die de aanvrager of houder van de vergunning (al dan niet vermoedelijk) zelf heeft gepleegd. Kenmerkend voor de Wet Bibob is echter dat een vergunning ook geweigerd of ingetrokken kan worden, omdat een ander dan de aanvrager of houder (vermoedelijk) strafbare feiten heeft gepleegd, zelfs als de aanvrager of houder zelf van onbesproken gedrag is. Daarvoor is vereist dat de aanvrager of houder in een relevante ‘Bibob-relatie’ staat tot die andere (rechts)persoon of (rechts)personen. Deze Bibob-relaties staan opgesomd in artikel 3, vierde lid, onderdelen b en c, Wet Bibob.\n De Bibob-relaties betreffen de (rechts)personen die:\n \n \n •\n direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over de aanvrager of houder;\n \n \n •\n direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan de aanvrager of houder;\n \n \n •\n direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan de aanvrager of houder; of\n \n \n •\n in een zakelijk samenwerkingsverband hebben gestaan tot de aanvrager of houder.\n \n \n Zeggenschap hebben, leidinggeven en vermogen verschaffen kan ook indirect plaatsvinden. Het maakt hierbij verder niet uit hoeveel schakels er in een zeggenschaps-, leidings- of financieringsketen zitten. Daardoor kan een (eigen) Bibob-onderzoek zich ongeacht het aantal tussenliggende rechtspersonen ook op de natuurlijke personen achter een onderneming richten. Bibob-relaties uit het verleden kunnen hierbij ook relevant zijn.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Toepassing\n \n In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de feiten of omstandigheden die voor de minister aanleiding kunnen zijn om een eigen Bibob-onderzoek te starten in het kader van de aanvraag van een vergunning of bij een reeds verleende vergunning. De volgende feiten of omstandigheden kunnen zelfstandig of in onderlinge samenhang aanleiding vormen een zodanig onderzoek uit te voeren. Het hiernavolgende is geen uitputtende opsomming.\n \n Signalen van andere overheidsinstanties\n \n Signalen afkomstig van opsporingsinstanties, toezichthouders en andere bestuursorganen kunnen een aanleiding vormen een eigen Bibob-onderzoek te starten. Gedacht kan worden aan de volgende signalen:\n \n \n •\n signalen van het Bureau ingevolge artikel 11 Wet Bibob;\n \n \n •\n signalen van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 26 Wet Bibob;\n \n \n •\n signalen van opsporingsinstanties die aangeven dat er een (afgerond) strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van de betrokkene plaatsvindt of heeft plaatsgevonden; of\n \n \n •\n signalen van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), een andere toezichthouder of een ander bestuursorgaan waarin onderbouwd wordt dat met betrekking tot een betrokkene mogelijkerwijs sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.\n \n \n \n Feiten en omstandigheden die de minister bekend zijn uit eigen taken en bevoegdheden\n \n De minister kan vanuit diens eigen taken en bevoegdheden kennis hebben van feiten of omstandigheden die reden kunnen zijn om te vermoeden dat met betrekking tot een betrokkene mogelijk sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Deze feiten of omstandigheden kunnen bijvoorbeeld blijken uit de antwoorden die in het kader van het aanvraagformulier zijn gegeven, de antwoorden op de nadere vragen die door het CIBG zijn gesteld of het raadplegen van het Handelsregister, maar ook uit bijvoorbeeld de openbare jaarverantwoording. Voor de minister zullen daarbij in elk geval onderstaande feiten of omstandigheden aanleiding kunnen zijn om een Bibob-onderzoek te starten. Dit betreft feiten of omstandigheden waarvan is gebleken dat deze vaak op zichzelf, dan wel in samenhang, voorkomen bij aanbieders die betrokken zijn bij strafbare feiten.\n \n \n −\n \n Complexe bedrijfsstructuur\n \n De minister kan besluiten een onderzoek uit te voeren indien sprake is van een instelling met een complexe bedrijfsstructuur waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat. Het is bij bepaalde typen zorg of grotere zorginstellingen niet ongebruikelijk dat de zorginstelling is opgebouwd uit meerdere rechtspersonen. Indien er echter geen gerechtvaardigde reden ten grondslag ligt aan de keuze voor een complexe bedrijfsstructuur, dan is de gekozen structuur een indicatie om een eigen Bibob-onderzoek te starten.\n \n \n −\n \n Feiten of omstandigheden met betrekking tot de financiële huishouding\n \n Ook feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de financiële huishouding kunnen een aanleiding vormen een onderzoek uit te voeren. Gedacht kan worden aan:\n \n \n •\n een instelling:\n \n \n ○\n waarbij hoge winstmarges of hoge winstuitkeringen worden gehanteerd;\n \n \n ○\n die in korte tijd een grote omzetstijging weet te realiseren;\n \n \n ○\n waarbij sprake is van ongebruikelijke transacties;\n \n \n ○\n of waarbij sprake is van zeer lage personeelskosten in verhouding tot de omzet.\n \n \n \n \n •\n onduidelijke of ondoorzichtige financiering van de instelling: of\n \n \n •\n eerder faillissement of uitstel van betaling bij een instelling of onderneming van een betrokkene.\n \n \n \n \n −\n \n Het soort zorg\n \n Het soort zorg dat verricht gaat worden of wordt verricht is een factor die niet uitsluitend, maar wel in combinatie met andere feiten of omstandigheden kan leiden tot het starten van een onderzoek. Uit de gegevens van bijvoorbeeld het Informatie Knooppunt Zorgfraude, de NZa, de IGJ, de Inspectie SZW, het Openbaar Ministerie en Zorgverzekeraars Nederland volgt dat bepaalde zorgsoorten of deelsectoren gevoeliger zijn voor regelovertreding en frauduleus handelen dan andere zorgsoorten. Bij deze zorgsoorten bestaat derhalve een groter risico op de aanwezigheid van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.\n \n \n −\n \n Andere feiten of omstandigheden met betrekking tot betrokkene\n \n Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de volgende feiten of omstandigheden:\n \n \n •\n een instelling is gevestigd op een adres dat niet passend is bij het type zorg dat wordt verleend (denk hierbij aan een verzorgingshuis dat is gevestigd in een garagepand);\n \n \n •\n een lid van de algemene of dagelijkse leiding heeft geen passende beroepsmatige achtergrond;\n \n \n •\n een lid van de algemene of dagelijkse leiding of interne toezichthouder is betrokken geweest bij overtredingen of bij ondernemingen of instellingen waar overtredingen zijn geconstateerd of werden vermoed;\n \n \n •\n er zijn veelvuldige bestuurswisselingen;\n \n \n •\n de instelling verricht andere bedrijfsactiviteiten die geen relatie hebben met het verlenen van zorg;\n \n \n •\n de instelling en de leden van de algemene of dagelijkse leiding hebben geen enkele historie in de zorgsector; of\n \n \n •\n de instelling beschikt niet over voldoende gekwalificeerd personeel.\n \n \n \n \n \n Signalen uit de onderzoeksjournalistiek of klachten/meldingen van burgers\n \n Onder deze categorie valt informatie in krantenartikelen of andere journalistieke producties die redelijkerwijs kan leiden tot het vermoeden dat met betrekking tot betrokkene mogelijk sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Deze gegevens moeten deugdelijk onderbouwd zijn. Dit betekent dat niet iedere openbare beschuldiging direct zal leiden tot het starten van een eigen Bibob-onderzoek.\n Voorts kunnen ook klachten en meldingen van burgers, na eventueel nader feitenonderzoek, reden zijn voor een eigen Bibob-onderzoek.\n \n Signalen bestaande uit gedragingen van de betrokkene\n \n De houding en het gedrag van de betrokkene kunnen aanleiding vormen een eigen Bibob-onderzoek uit te voeren. Gedacht kan worden aan de situatie waarin:\n \n \n •\n bij de beantwoording van het aanvraagformulier voor de vergunning of eventueel aanvullende gestelde vragen sprake is van een (herhaaldelijke) ontwijkende beantwoording van deze vragen;\n \n \n •\n bij de behandeling van de aanvraag derden betrokken zijn die niet staan opgegeven op het aanvraagformulier voor de vergunning of geen formele betrekking hebben met de instelling;\n \n \n •\n de betrokkene zich intimiderend opstelt bij de behandeling van de vergunningaanvraag; of\n \n \n •\n de betrokkene zich intimiderend opstelt jegens de IGJ of NZa.\n \n \n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De procedure van het eigen Bibob-onderzoek\n \n Als er aanleiding is om een eigen Bibob-onderzoek te starten, dan wordt aan de aanvrager of houder gevraagd een Bibob vragenformulier volledig en naar waarheid in te vullen. Dit vragenformulier dient vervolgens, samen met de gegevens en bescheiden die op het vragenformulier zijn vermeld, bij de minister te worden ingediend.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 1\n Retourneren van het vragenformulier\n \n In het geval sprake is van een aanvraag ter verkrijging van een toelatingsvergunning maakt het vragenformulier van het eigen Bibob-onderzoek onderdeel uit van de aanvraag ter verkrijging van de toelatingsvergunning. Dit brengt met zich dat indien de aanvrager geen volledig ingevuld vragenformulier, met inbegrip van daarbij behorende gegevens en bescheiden aan de minister retourneert, aan de aanvrager, met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de gelegenheid wordt geboden om, binnen een door de minister gestelde termijn, de ontbrekende gegevens en bescheiden alsnog in te dienen. In dit geval wordt de wettelijke termijn, waarbinnen een beschikking op de aanvraag om verlening van een toelatingsvergunning dient te worden gegeven, opgeschort met toepassing van artikel 4:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Indien de aanvrager de geboden herstelmogelijkheid om de ontbrekende gegevens en bescheiden in te dienen, ongebruikt laat, kan de minister, met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, besluiten de aanvraag om een toelatingsvergunning niet inhoudelijk te behandelen. Het besluit daartoe wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld, dan wel nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.\n Indien het eigen Bibob-onderzoek wordt verricht met het oog op een mogelijke intrekking van een reeds verleende toelatingsvergunning rust op de houder eveneens een verplichting om het vragenformulier volledig in te vullen. Indien de houder dit weigert, dan wordt deze weigering aangemerkt als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob. De vergunning kan dan worden ingetrokken.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Inhoud eigen Bibob-onderzoek\n \n Indien wordt overgegaan tot het uitvoeren van het eigen Bibob-onderzoek kan dit eigen onderzoek, globaal genomen, bestaan uit de controle en analyse van:\n \n \n •\n de door aanvrager of houder ingediende gegevens en bescheiden behorend bij het vragenformulier;\n \n \n •\n eventueel, op verzoek van de minister, door de aanvrager of houder aanvullend ingediende gegevens en bescheiden;\n \n \n •\n een onderzoek in open bronnen, zoals het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, het Kadaster, het Centraal Insolventieregister, zoekmachines; en\n \n \n •\n het raadplegen van politie- en strafvorderlijke gegevens, alsmede netwerktekeningen van de afdeling TRACK van de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n Indien uit het eigen Bibob-onderzoek feiten en omstandigheden naar voren komen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten en deze feiten en omstandigheden dermate ernstig zijn dat kan worden gesproken van een ‘ernstig gevaar’, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob, kan de minister zelfstandig, dat wil zeggen zonder tussenkomst van het Bureau, de gevraagde vergunning weigeren of intrekken. Bij een mindere mate van gevaar dan wel als een weigering of intrekking niet wordt gerechtvaardigd door de ernst van de strafbare feiten, kan de minister voorschriften aan de vergunning verbinden. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de vervolgstappen na het eigen Bibob-onderzoek, indien geen advies van het Bureau wordt gevraagd.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Advies van het Bureau\n \n De minister kan besluiten om advies te vragen aan het Bureau indien na het eigen Bibob-onderzoek nog immer het vermoeden bestaat dat sprake is van een geval als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, maar de bevindingen uit het eigen onderzoek onvoldoende zekerheid bieden over de mate van gevaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, of over de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet Bibob.\n Indien een advies wordt gevraagd aan het Bureau, dan zendt de minister, overeenkomstig artikel 7a, vierde lid, Wet Bibob de door aanvrager of houder verschafte gegevens en bescheiden tezamen met de bevindingen van het eigen onderzoek, toe aan het Bureau.\n Over een adviesaanvraag wordt aanvrager of houder overeenkomstig artikel 32 Wet Bibob door de minister door een brief geïnformeerd. Op grond van artikel 31 Wet Bibob, wordt de wettelijke termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag moet worden gegeven opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop het advies van het Bureau is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn zoals genoemd in artikel 15 Wet Bibob. De aanvrager wordt in de brief gewezen op de opschorting van de beslistermijn van de minister.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Besluitvorming\n \n \n Paragraaf\n 1\n Uitkomsten van het onderzoek\n \n Indien de aanvrager in het kader van een aanvraag weigert gegevens te verstrekken over de feiten en omstandigheden die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan de minister de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling laten. Indien de minister de intrekking van een reeds verleende vergunning onderzoekt en de houder weigert de gevraagde gegevens te verstrekken, dan wordt deze weigering aangemerkt als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob. Hetzelfde geldt indien de aanvrager of houder weigert te voldoen aan een informatieverzoek van het Bureau.\n Na afronding van het eigen Bibob-onderzoek of indien een advies bij het Bureau is gevraagd en ontvangen, kan worden geconcludeerd of sprake is van een weigerings- of intrekkingsgrond (zie over de mogelijke weigerings- en intrekkingsgronden hoofdstuk 1, paragraaf 2) of van een aanleiding om aan de vergunning voorschriften te verbinden.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n Gebruik van het advies van het Bureau\n \n Indien het advies van het Bureau ten grondslag aan het besluit wordt gelegd, vergewist de minister zich ervan dat het onderzoek van het Bureau op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (de zogenoemde vergewisplicht die is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht). Het is vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van het advies mag uitgaan. Dit neemt niet weg dat de minister zich ervan moet vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. In dit kader moet de minister bijvoorbeeld nagaan dat niet uitsluitend zogenoemde “TCI-informatie” is gebruikt (dit is anonieme informatie afkomstig van het Team Criminele Inlichtingen). Verder moet de minister beoordelen of de feiten niet te oud zijn. In het kader van zijn vergewisplicht kan de minister nadere vragen stellen aan het Bureau.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 3\n ‘Mindere mate van gevaar’ en het verbinden van voorschriften\n \n De minister heeft, in de situatie dat sprake is van een mindere van mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3, zevende lid, Wet Bibob, de bevoegdheid om voorschriften te verbinden aan de vergunning. Die bevoegdheid heeft de minister ook indien de ernst van de strafbare feiten een weigering of intrekking van de vergunning niet rechtvaardigt. De voorschriften moeten tot doel hebben de gevaarzetting, die volgt uit het onderzoek, weg te nemen of zoveel als mogelijk te beperken. De minister heeft ook de bevoegdheid om een reeds gegeven voorschrift te wijzigen op grond van artikel 3, zevende lid, Wet Bibob.\n Indien de minister voornemens is om voorschriften aan de toelatingsvergunning te verbinden, wordt paragraaf 5 van dit hoofdstuk in acht genomen alvorens het besluit wordt genomen.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 4\n Weigeren aangevraagde of intrekken reeds verleende vergunning\n \n Indien de uitkomst is dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob, dan dient door de minister zelf te worden getoetst aan het proportionaliteitsbeginsel van artikel 3, vijfde lid, Wet Bibob. De weigering van een aangevraagde vergunning of intrekking van een reeds gegeven vergunning vindt, op grond van artikel 3, vijfde lid, Wet Bibob, slechts plaats indien deze evenredig is met (a) de mate van het geconstateerde gevaar en (b) de ernst van de strafbare feiten, voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Wet Bibob, betreft.\n De toelatingsvergunning kan ook worden geweigerd of ingetrokken indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de toelatingsvergunning een strafbaar feit is gepleegd. Ook in dat geval moet de weigering of intrekking tenminste evenredig zijn met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.\n Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob maar wel een mindere mate van gevaar of indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de toelatingsvergunning niet rechtvaardigt, dan is het mogelijk om aan de toelatingsvergunning voorschriften te verbinden. Als niet aan een dergelijk voorschrift wordt voldaan, dan kan de toelatingsvergunning ook worden ingetrokken.\n Indien de minister voornemens is om de aanvraag om een toelatingsvergunning af te wijzen of in te trekken of daaraan voorschriften te verbinden, neemt hij paragraaf 5 van dit hoofdstuk in acht.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n Paragraaf\n 5\n Zienswijzemogelijkheid en afschrift van advies Bureau\n \n De aanvrager of houder van de toelatingsvergunning wordt overeenkomstig artikel 33, eerste lid, Wet Bibob in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, indien de minister op basis van eigen onderzoek of het advies van het Bureau voornemens is om de toelatingsvergunning te weigeren, in te trekken of hieraan voorschriften te verbinden.\n Met het oog op de vereiste zorgvuldigheid, dient de aanvrager of houder in het kader van de toepassing van de weigerings- of intrekkingsgrond of in geval van het stellen van voorschriften in de gelegenheid te worden gesteld voorafgaand aan de definitieve besluitvorming, kennis te nemen van de gegevens waarop de voorgenomen beschikking zal worden gebaseerd. Op deze wijze kan de aanvrager of houder de juistheid van die gegevens ter discussie stellen en kan de minister het gebruik van die gegevens heroverwegen. De minister wijst de aanvrager of houder bij het verstrekken van de gegevens schriftelijk op de geheimhoudingsplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste lid, Wet Bibob.\n Ook een derde die in de voorgenomen beschikking wordt genoemd, wordt overeenkomstig artikel 33, eerste lid, Wet Bibob in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Ook deze derde dient in de gelegenheid te worden gesteld voorafgaand aan de definitieve besluitvorming, kennis te nemen van de gegevens waarop de voorgenomen beschikking zal worden gebaseerd. Het afschrift van het advies dat aan deze derde wordt verstrekt bevat echter uitsluitend de hem betreffende gegevens. De minister wijst de derde bij het verstrekken van de gegevens schriftelijk op de geheimhoudingsplicht.\n Na ontvangst van de zienswijzen worden deze door de minister verwerkt en zal besluitvorming plaatsvinden. Indien de minister in de gegeven zienswijzen geen aanleiding ziet van zijn voorgenomen besluit af te wijken, zal de minister besluiten de gevraagde vergunning te weigeren, de reeds gegeven vergunning in te trekken of voorschriften te verbinden aan de toelatingsvergunning. Een door de minister op grond van de Wet Bibob genomen besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst en wordt aangehaald als: Beleidsregels Wet Bibob Wtza.\n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n \n \n Deze beleidsregels zullen in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022\n \n202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO202220206-01-202209-12-20213290096-1020857-PZO07-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046184/manifest.xml", "content": "2022-01-072022-01-12T06:45:18+01:002022-01-12T06:45:18+01:00BWBR0046184.WTI2022-01-079999-12-312022-01-079999-12-312022-01-12T06:46:03+01:002022-01-12T06:46:03+01:00923199ae45ee6641d0c1518fe3c4546c949025b0da1bd368220199bb3d9a9f52130b80676d7996ce8664ee0134df661e01dfaf08c7b2c9dfb49189dba65f3eacedb87", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046188/2022-01-13_0/xml/BWBR0046188_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Scope van Accreditatie20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n Beleidsregel Scope van Accreditatie20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n \n Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, een nieuwe versie van Beleidsregel Scope van Accreditatie (RvA-BR003) vastgesteld.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n \n 1\n Toepassingsgebied en begrippen\n \n \n Artikel\n 1\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op de accreditaties op basis van EN ISO/IEC 17020, EN ISO/IEC 17021-1 (inclusief de EMAS verordening (EG) Nr. 1221/2009), EN ISO/IEC 17024, EN ISO/IEC 17 025, EN ISO/IEC 17 029, EN ISO/IEC 17 065, EN ISO 15 189, EN ISO/IEC 17 043, EN ISO 17034 en EN ISO 14065.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Dit document beschrijft het beleid van de RvA inzake het definiëren van scopes voor de verschillende soorten van accreditatie.\n \n \n 2\n Indien voor een specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteit specifieke regels voor de scopedefinitie zijn vastgesteld worden deze in een zogenoemd Specifiek Accreditatieprotocol (SAP) voor deze activiteit beschreven en gepubliceerd op de website van de RvA (www.rva.nl).\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 3\n \n Dit document treedt in werking op de dag van publicatie in de Staatscourant.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 4\n \n Onder het begrip ‘scope van accreditatie’, ook wel scope genoemd, verstaan we de verklaring van de RvA voor welke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en/of werkterreinen de accreditatie van een conformiteit beoordelende instelling (CBI) van toepassing is. De scope van accreditatie vermeldt naast de door de instelling bij de Kamer van Koophandel geregistreerde vestigingsplaats van het hoofdkantoor, ook de locaties van de CBI, zoals bedoeld in Artikel 5.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Locaties van de CBI die in de scope worden vermeld zijn de locaties:\n \n \n a.\n waar één of meerdere kernactiviteiten worden uitgevoerd;\n \n \n b.\n van waaruit personeel gemanaged wordt dat op afstand werkt (‘remote personnel’) en geen werkplek heeft in één van de locaties van de CBI;\n \n \n c.\n waar geen kernactiviteiten worden uitgevoerd, maar die wel op verzoek van de CBI in de scope van accreditatie worden vermeld.\n \n \n \n \n 2\n Onder een locatie wordt hier verstaan: een gebouw of complex van gebouwen in gebruik door de CBI, dat op basis van één adres is te identificeren, waar duurzame uitoefening van activiteiten door de CBI plaatsvindt.\n \n \n 3\n Een kernactiviteit is in dit kader een activiteit van de CBI die naar de mening van de RvA een significante invloed heeft op de resultaten van de conformiteitsbeoordeling. In deze beleidsregel wordt in de hoofdstukken 3 tot en met 11 voor de verschillende soorten van accreditatie nader uitgewerkt welke activiteiten door de RvA als kernactiviteit worden beschouwd.\n \n \n 4\n De scope specificeert de locaties waar de verschillende conformiteitbeoordelingsactiviteiten onder accreditatie worden uitgevoerd.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 2\n Algemene regels\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Een locatie wordt in de scope vermeld met het volledige adres waarop de locatie bezocht kan worden en, indien de locatie zich buiten Nederland bevindt, met het land (eventueel wordt ook de (deel)staat genoemd).\n \n \n 2\n Het bestuur van de RvA kan op verzoek van de CBI besluiten niet het volledige adres te vermelden, indien een dergelijke vermelding veiligheidsrisico’s voor deze locatie tot gevolg kan hebben.\n \n \n 3\n De RvA vermeldt geen namen van andere juridische entiteiten dan de geaccrediteerde in de scope, omdat hiermee de indruk gewekt zou worden dat deze andere entiteit geaccrediteerd zou zijn.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n Indien binnen de CBI kernactiviteiten zoals bedoeld in Artikel 4 worden uitgevoerd door medewerkers die normaliter niet werkzaam zijn op een locatie zoals bedoeld in Artikel 4, en de CBI daarvoor een online omgeving heeft gecreëerd, wordt in de scope de vermelding ‘virtuele locatie’ als aparte locatie opgenomen.\n \n \n 2\n Indien de CBI uitsluitend opereert vanuit een virtuele locatie, dus niet opereert vanuit een locatie zoals bedoeld in artikel 5, wordt de vermelding ‘virtuele locatie’ opgenomen onder de kop ‘Hoofdkantoor’ in de scope.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 8\n \n De RvA zal locaties in de scope van een accreditatie opnemen (aangeduid als een multisite-accreditatie) nadat de RvA bij zijn beoordelingen heeft vastgesteld dat:\n \n \n 1.\n het hoofdkantoor en alle locaties die tot de multisite-accreditatie worden gerekend, handelen onder hetzelfde management en onder hetzelfde algemene managementsysteem;\n \n \n 2.\n het hoofdkantoor de mogelijkheid heeft de activiteiten op de locaties substantieel te beïnvloeden en te beheersen en het hoofdkantoor aangetoond heeft dat deze beïnvloeding en beheersing plaatsvindt en effectief is;\n \n \n 3.\n de locaties binnen de multisite-accreditatie geen door de RvA geaccrediteerde diensten aanbieden onder een andere naam en/of beeldmerk dan die van het hoofdkantoor;\n \n \n 4.\n het hoofdkantoor van de geaccrediteerde CBI eindverantwoordelijk is voor de op de locaties uitgevoerde activiteiten en dat deze verantwoordelijkheid duidelijk tot uitdrukking is gebracht in de contracten met de klanten;\n \n \n 5.\n de locaties conformiteitsbeoordelingsactiviteiten onder de multisite-accreditatie aanbieden, uitsluitend namens het hoofdkantoor van de geaccrediteerde CBI;\n \n \n 6.\n de certificaten en rapporten uitgebracht onder de multisite-accreditatie de naam en het adres van de geaccrediteerde juridische entiteit (het hoofdkantoor) bevatten, zonder gebruik van de naam van de entiteit of het eigen beeldmerk van de locatie (wel kunnen deze certificaten en rapporten contactgegevens van de desbetreffende locatie bevatten);\n \n \n 7.\n de documenten van de CBI geen aanleiding geven tot onduidelijkheid over welke entiteit door de RvA is geaccrediteerd;\n \n \n 8.\n de multisite-accreditatie uitsluitend bedrijven omvat binnen dezelfde organisatie waarbij het hoofdkantoor eindverantwoordelijk (operationeel, financieel en juridisch) is voor de op deze locaties uitgevoerde geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en voor de onder accreditatie uitgebrachte certificaten en rapporten;\n \n \n 9.\n de verantwoordelijkheid voor de geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten aangetoond is op basis van contractuele of equivalente juridische relaties tussen het hoofdkantoor en de locatie(s) en interne regelingen in de organisatie die de relatie tussen het hoofdkantoor en de locatie(s) nader specificeren in termen van management en verantwoordelijkheden; en\n \n \n 10.\n de CBI het voldoen aan bovenstaande voorwaarden in haar managementsysteem heeft geborgd.\n \n \n Een toelichting op de hierboven gehanteerde begrippen/terminologie wordt in bijlage 1 gegeven.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 9\n \n Voordat een beoordeling bij de CBI wordt uitgevoerd, formuleert de RvA de scope op basis van een voorstel van de CBI. De scope wordt geformuleerd met inachtneming van het streven van de RvA naar optimaal geharmoniseerde scopebeschrijvingen.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 10\n \n Bij accreditatie van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in het kader van erkenning, aanwijzing en/of aanmelding door de overheid stelt de RvA de scopebeschrijving, waar nodig, in overleg met de erkennende, aanwijzende en/of aanmeldende autoriteit vast.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 11\n \n Het verwijzen naar wet- of regelgeving in de scopes van accreditatie is aan de volgende regels gebonden:\n \n \n 1.\n De RvA vermeldt uitsluitend die wet- of regelgeving in de scope waarvoor de verantwoordelijke overheid heeft bepaald dat accreditatie als een voorwaarde geldt voor erkenning, aanwijzing of aanmelding; indien de CBI deze accreditatie aanvraagt met het doel een dergelijke erkenning, aanwijzing of aanmelding te verkrijgen. De scope van accreditatie zal bijvoorbeeld niet een Europese richtlijn benoemen waarvoor de CBI de status van aangemelde instelling moet hebben, indien de CBI deze status voor deze richtlijn niet heeft of niet beoogt te verkrijgen.\n \n \n 2.\n Wet- of regelgeving zal uitsluitend in de scope worden opgenomen indien deze wet- of regelgeving methoden of eisen voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten geeft, of eisen bevat voor het onderwerp van de desbetreffende conformiteitsbeoordeling.\n \n \n 3.\n Niet wettelijk voorgeschreven conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarin getoetst wordt tegen wettelijke eisen kunnen in de scope van accreditatie worden opgenomen, indien:\n \n \n a.\n in de conformiteitsverklaring (bijvoorbeeld een certificaat), die het resultaat is van de conformiteitsbeoordelingsactiviteit van de CBI, uitsluitend wordt gesteld ‘dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat aan de in de verklaring genoemde specifieke wettelijke vereisten wordt voldaan’, en\n \n \n b.\n de conformiteitsverklaring expliciet de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en de specifieke wettelijke eisen benoemt.\n \n \n \n \n Een nadere toelichting op dit beleid is gegeven in bijlage 2 van deze beleidsregel.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 12\n \n De tenaamstelling van scopes, in termen van de naam van de juridische entiteit en eventuele afdelingen, wordt door de RvA bepaald op basis van de uitgevoerde beoordeling. Deze tenaamstelling is identiek aan de tenaamstelling van de accreditatieverklaring. In een Engelse vertaling van de scope kan de naam van de entiteit worden vertaald indien dit ook op de accreditatieverklaring het geval is.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 13\n \n De RvA vermeldt uitsluitend conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in de scope van accreditatie waarvoor de CBI te allen tijde in staat is aan te tonen dat deze op een correcte en beheerste wijze worden uitgevoerd en dat de resultaten juist en betrouwbaar zijn. De RvA verlangt hiertoe bewijs van validatie van de gehanteerde methoden en periodieke her-validatie daarvan, gebaseerd op een analyse van risico’s ten aanzien van de validiteit van de methoden. Het document RvA-T033 geeft een toelichting op het begrip validatie.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 14\n \n De RvA vermeldt uitsluitend conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in de scope van een accreditatie waarvoor de CBI heeft aangetoond over de benodigde competenties en faciliteiten te beschikken. Conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die de CBI structureel niet zelf uitvoert en volledig uitbesteedt, worden niet in de scope van accreditatie opgenomen.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 15\n \n De RvA vermeldt geen conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in de scope van accreditatie, die het toetsen inhouden tegen eisen uit een norm die de RvA hanteert bij accreditatie, of die op een andere wijze concurreren met accreditatie. Een toelichting op dit beleid is in bijlage 3 gegeven.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Indien de RvA een accreditatie heeft verleend voor conformiteitsbeoordelingen volgens een internationale norm, zoals een ISO-, IEC- of EN-norm, dan geldt de accreditatie ook voor een regionale (zoals Europese), Nederlandse of andere nationale versie van die norm, mits de CBI, voorafgaande aan het toepassen van deze andere versie, heeft vastgesteld dat de normen gelijk zijn.\n \n \n 2\n Ook andersom geldt een accreditatie die is verleend voor een nationale vertaling van een internationale norm als een accreditatie voor de originele internationale norm of voor een andere nationale vertaling daarvan, onder de voorwaarde vermeld in het vorige lid.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 17\n \n \n 1\n De RvA vermeldt, tenzij de CBI hier om verzoekt, in de regel niet de versie van documenten (normatieve documenten, schema’s, procedures, et cetera) in de scope van accreditatie. De accreditatie betreft in dat geval de actuele versie van het document.\n \n \n 2\n Indien een CBI een accreditatie heeft voor een niet-actuele versie van een document, dan wordt de versie specifiek in de scope genoemd.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 18\n \n \n 1\n De door de RvA gepubliceerde ‘lijst van schema’s waarvoor de RvA accreditatie verleent’ (zie RvA-BR010) bevat de versie van een schema die door de RvA met positief resultaat is geëvalueerd. Ook voor deze schema’s betreft de accreditatie echter de actuele versie.\n \n \n 2\n Indien de CBI van een schema een versie hanteert die niet in de lijst zoals bedoeld in RvA-BR010 is vermeld, is het de verantwoordelijkheid van deze CBI de geschiktheid van deze versie aan te tonen door middel van een eigen beoordeling, zoals bedoeld in RvA-T033. De RvA kan bij deze CBI beoordelen of de geschiktheid van de gebruikte versie is aangetoond. Eventuele afwijkingen die de RvA dan vaststelt kunnen het herroepen van uitgebrachte resultaten (zoals certificaten of rapporten) door de CBI vereisen.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 19\n \n \n 1\n Indien tijdens een overgangsperiode de vervallende en de nieuwe versie van een document naast elkaar kunnen worden toegepast, kan de RvA besluiten beide versies expliciet in de scope te vermelden.\n \n \n 2\n Indien de nieuwe versie van het document naar het oordeel van de RvA andere competenties van de CBI vereist dan de oude versie, kan de RvA besluiten dat de CBI een uitbreiding van accreditatie voor de nieuwe versie moet aanvragen conform de regels in hoofdstuk 15. De RvA zal de CBI’s over een dergelijk besluit informeren.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 3\n Kalibratielaboratoria\n \n \n Artikel\n 20\n \n De scopes van kalibratielaboratoria volgen het aangepaste EA Harmonised Classification Scheme (HCS). Het systeem heeft hoofdstukken per fysische grootheid die nader zijn onderverdeeld. Het aanvullend aanvraagformulier RvA-F003 (verkrijgbaar via www.rva.nl) bevat een uitwerking van de coderingen in dit systeem.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 21\n \n Voor kalibratie worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van kalibratiemethoden, processen en procedures;\n \n \n –\n uitvoeren van de kalibraties;\n \n \n –\n training en kwalificatie van technisch personeel;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten, rapporten en certificaten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 22\n \n Indien kalibraties (ook) in het veld (in situ) worden uitgevoerd, dat wil zeggen buiten het genoemde hoofdkantoor en de genoemde locaties, wordt dit als zodanig in de scope vermeld. Hieronder worden ook kalibraties verstaan die in mobiele laboratoria of in semipermanente voorzieningen worden uitgevoerd.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 4\n Testlaboratoria\n \n \n Artikel\n 23\n \n \n 1\n De scope van accreditatie voor testlaboratoria vermeldt het materiaal, onderwerp of het product (de matrix) waarop of waarin de testen worden uitgevoerd, het type test, inclusief de componenten, parameters of eigenschappen die worden gemeten en de gehanteerde methode.\n \n \n 2\n Document RvA-T001 (zie www.rva.nl) beschrijft de wijze waarop de referentie naar methoden in de scope wordt vermeld.\n \n \n 3\n Document RvA-SAP-L000 geeft meer details over de scopebeschrijvingen voor testlaboratoria, inclusief de toepassing van de zogenoemde flexibele scope.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 24\n \n Voor testlaboratoria worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van testmethoden, processen en procedures;\n \n \n –\n uitvoeren van de testen;\n \n \n –\n training en kwalificatie van technisch personeel;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten (inclusief opinies en interpretaties, indien van toepassing) en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 25\n \n Indien testen (ook) in het veld (in situ) worden uitgevoerd, dat wil zeggen buiten het genoemde hoofdkantoor en de genoemde locaties, wordt dit als zodanig in de scope vermeld. Hieronder worden ook testen verstaan die in mobiele laboratoria of in semipermanente voorzieningen worden uitgevoerd.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 26\n \n Indien het laboratorium een accreditatie heeft voor opinies en interpretaties, zoals bedoeld in\n ISO/IEC 17025 en verder toegelicht in RvA-T015 (zie www.rva.nl), dan wordt dit expliciet in de scope vermeld.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 5\n Medische laboratoria\n \n \n Artikel\n 27\n \n De scope van accreditatie van medische laboratoria is gebaseerd op document EA-4/17 en EA-2/15. Dit houdt in dat de scopes bij voorkeur als ‘flexibele scopes’ worden opgesteld en dat de werkterreinen in de scope, waar relevant, worden onderverdeeld in de hoofdgebieden zoals Klinische Chemie, Hematologie, Immunologie, Microbiologie. Tevens specificeert de scope van accreditatie: het type onderzoek (ook wel de ‘vraagstelling’ genoemd), de methode of techniek, en het materiaal of het product waarop de medische testen worden uitgevoerd. Een meer gedetailleerde toelichting op de scopedefinitie bij medische laboratoria is gegeven in RvA-SAP-M000 (zie www.rva.nl).\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 28\n \n Voor medische laboratoria worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van onderzoeksmethoden, processen en procedures;\n \n \n –\n uitvoeren van de onderzoeken;\n \n \n –\n training en kwalificatie van technisch personeel;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 29\n \n Indien onderzoeken (ook) in het veld (in situ) worden uitgevoerd, dat wil zeggen buiten het genoemde hoofdkantoor en de genoemde locaties, wordt dit als zodanig in de scope vermeld. Hieronder worden ook onderzoeken verstaan die in mobiele laboratoria of in semipermanente voorzieningen worden uitgevoerd en onderzoeken op de plaats van de zorg (point of care testing, POCT).\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 6\n Inspectie-instellingen\n \n \n Artikel\n 30\n \n De scope van accreditatie voor inspectie-instellingen specificeert het werkveld van de inspectie (bijvoorbeeld producten of groep van producten, installaties, processen en diensten, die het onderwerp zijn van de inspectie) en het soort inspectieactiviteit (bijvoorbeeld ontwerpbeoordeling, nieuwbouwinspectie of inspectie tijdens gebruik) dat wordt uitgevoerd. Ook de inspectiemethoden en procedures (bijvoorbeeld EG-richtlijnen, wettelijke voorschriften, normen en specificaties of eigen methoden) worden gespecificeerd. RvA-F005 (zie www.rva.nl) geeft een toelichting op de wijze waarop scopes worden beschreven voor inspectie.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 31\n \n Voor inspectie worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van inspectiemethoden, processen en procedures;\n \n \n –\n initiële selectie, training en kwalificatie van inspecteurs;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n planning van inspecties;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van inspectieresultaten, rapporten en certificaten.\n \n \n Indien laboratoriumtesten uitgevoerd worden in het kader van de inspectie, dan gelden eveneens de regels uit Artikel 25.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 32\n \n De scope van accreditatie voor inspectie-instellingen identificeert het type onafhankelijkheid dat voor de instelling is vastgesteld (type A, B en/of C, zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17020).\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 7\n Certificatie\n \n \n Artikel\n 33\n \n In de scope van accreditatie voor certificatie-instellingen specificeert de RvA het onderwerp van certificatie, het normatieve document waartegen het onderwerp wordt gecertificeerd en de naam van het certificatieschema. In aanvulling daarop heeft de RvA in Specifieke Accreditatieprotocollen (SAP’s) de details voor de scopedefinitie beschreven voor verschillende soorten certificatie-activiteiten.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 34\n \n Voor certificatie worden de volgende activiteiten tot de kernactiviteiten gerekend:\n \n \n –\n ontwikkeling en vaststelling van certificatieschema’s, processen en procedures;\n \n \n –\n initiële selectie, training en kwalificatie van certificatiepersoneel en van onderaannemers;\n \n \n –\n beheer van het monitoringsproces van de competentie van personeel en onderaannemers en van de resultaten van de monitoring;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten inclusief de technische beoordeling van aanvragen en de vaststelling van de certificatie-eisen bij nieuwe werkvelden of sporadisch voorkomende activiteiten;\n \n \n –\n toebedeling van taken aan evaluatoren (zoals bijvoorbeeld auditoren, inspecteurs);\n \n \n –\n management van controle- en hercertificatieprogramma’s;\n \n \n –\n nemen van certificatiebesluiten inclusief de technische beoordeling van audits, inspecties, testen, examens of andere evaluatieactiviteiten;\n \n \n –\n nemen van finale besluiten op beroepen en klachten.\n \n \n Indien laboratoriumtesten en/of inspecties uitgevoerd worden in het kader van de certificatie, dan gelden eveneens de regels uit Artikel 24 en/of Artikel 31.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 8\n Organisatoren van laboratoriumvergelijkingen\n \n \n Artikel\n 35\n \n In de scope van accreditatie voor organisatoren van laboratoriumvergelijkingen specificeert de RvA het schema, het type voorwerpen, de meetgrootheid of eigenschap of, waar relevant, het type meetgrootheden of parameters dat geïdentificeerd, gemeten of getest moet worden. Waar relevant wordt een bereik gespecificeerd. Naar analogie van de scopebeschrijving voor testlaboratoria zoals toegelicht in RvA-SAP-P000 kan ook de scope voor organisatoren van laboratoriumvergelijkingen in de vorm van een flexibele scope worden geformuleerd.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 36\n \n Voor organisatoren van laboratoriumvergelijkingen worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van methoden, processen en procedures;\n \n \n –\n bereiden van de monsters en het vaststellen van de eigenschappen;\n \n \n –\n distributie van monsters of voorwerpen;\n \n \n –\n training en kwalificatie van technisch personeel;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 9\n Producenten van referentiematerialen\n \n \n Artikel\n 37\n \n In de scope van accreditatie voor producenten van referentiematerialen specificeert de RvA het type referentiemateriaal, de matrix of het object, de eigenschappen, waar van toepassing aangevuld met een karakteriseringsbereik, en de karakteriseringsprocedure of -methode die de organisatie hanteert. Naar analogie van de scopebeschrijving voor testlaboratoria zoals toegelicht in RvA-SAP-R000, kan ook de scope voor producenten van referentiematerialen in de vorm van een flexibele scope worden geformuleerd.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 38\n \n Voor producenten van referentiematerialen worden de volgende activiteiten gerekend tot de kernactiviteiten:\n \n \n –\n ontwikkeling van methoden, processen en procedures;\n \n \n –\n bereiden van de materialen en het toekennen van de eigenschappen\n \n \n –\n distributie van materialen;\n \n \n –\n training en kwalificatie van technisch personeel;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 10\n Verificatie-instellingen voor het EMAS\n \n \n Artikel\n 39\n \n De accreditatie voor EMAS-verificatie wordt verleend op basis van EN-ISO/IEC 17021-1 en de EMAS-verordening.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 40\n \n In de scope van accreditatie voor verificatie-instellingen voor het EMAS specificeert de RvA de economische sectoren in termen van NACE- en EA-codes zoals binnen de accreditatie voor\n EN-ISO/IEC 17021-1 voor EMS-certificatie. In aanvulling daarop worden de namen genoemd van de goedgekeurde verificateurs.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 41\n \n Voor EMAS-verificatie worden de volgende activiteiten tot de kernactiviteiten gerekend:\n \n \n –\n ontwikkeling en vaststelling van verificatieschema’s, processen en procedures;\n \n \n –\n initiële selectie, training en kwalificatie van verificatiepersoneel en van onderaannemers;\n \n \n –\n het management van monitoring en evaluatie van personeel en onderaannemers en de resultaten daarvan;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten, inclusief de technische beoordeling van aanvragen;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 42\n \n Locaties buiten Nederland worden niet in de scope opgenomen vanwege de specifieke regels voor toezicht op EMAS-verificatie in het buitenland in de EMAS-verordening.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 11\n Broeikasgasverificatie- en -validatie-instellingen 12 (EN-ISO 14065:2013)\n \n \n Artikel\n 43\n \n In de scope van accreditatie voor broeikasgasverificatie- en -validatie-instellingen op basis van de EN-ISO 14065:2013 specificeert de RvA de verificatie- of validatieactiviteit, het type emissie (componenten) en de aard van de activiteiten of sectoren waarbinnen de emissies plaatsvinden.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 44\n \n Voor broeikasgasverificatie/-validatie worden de volgende activiteiten tot de kernactiviteiten gerekend:\n \n \n –\n ontwikkeling en vaststelling van verificatie- en validatieschema’s, processen en procedures;\n \n \n –\n initiële selectie, training en kwalificatie van verificatiepersoneel en van onderaannemers;\n \n \n –\n het management van monitoring en evaluatie van personeel en onderaannemers en de resultaten daarvan;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten, inclusief de technische beoordeling van aanvragen;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van resultaten en rapporten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 12\n Validatie- en verificatie-instellingen (EN-ISO/IEC 17029)\n \n \n Artikel\n 45\n \n In de scope van accreditatie voor validatie- en verificatie-instellingen op basis van EN-ISO/IEC 17029 specificeert de RvA de validatie- of verificatie-activiteit voor het type claim dat het onderwerp is van de beoordeling, de naam van het validitatie/verificatieschema inclusief, voor zover van toepassing, het normatieve document. Daarnaast wordt gespecificeerd voor welke sector de accreditatie van toepassing is. In aanvulling daarop heeft de RvA in Specifieke Accreditatieprotocollen (SAP’s) de details voor de scopedefinitie beschreven voor verschillende soorten validatie/verificatie-activiteiten.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 46\n \n Voor validatie en/of verificatie worden de volgende activiteiten tot de kernactiviteiten gerekend:\n \n \n –\n ontwikkeling en vaststelling van validatie- en verificatieprogramma’s (schema’s), processen en procedures;\n \n \n –\n initiële selectie, training en kwalificatie van validatie/verificatiepersoneel en van onderaannemers;\n \n \n –\n het management van monitoring en evaluatie van personeel en onderaannemers en de resultaten daarvan;\n \n \n –\n beoordeling van opdrachten en contracten, inclusief de technische beoordeling van aanvragen;\n \n \n –\n beoordeling en goedkeuring van validatie/verificatieverklaringen.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 13\n Toekennen van de scope\n \n \n Artikel\n 47\n \n De basis van een scope die door de RvA voor een accreditatie wordt toegekend wordt gegeven door:\n \n \n 1.\n de documenten en registraties die de instelling tijdens de beoordeling ter beschikking heeft gesteld aan het beoordelingsteam en, waar relevant, de demonstratie van competentie door middel van interviews met uitvoerenden, en/of waarneming(en) of verificatie achteraf van de uitvoering van de activiteiten;\n \n \n 2.\n de mate waarin de in het vorige lid verkregen informatie representatief is voor het werkterrein van de instelling.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 48\n \n De RvA zal uitsluitend een conformiteitsbeoordelingsactiviteit in de scope vermelden indien de RvA:\n \n \n 1.\n heeft vastgesteld dat het kalibratie-, test- of medisch laboratorium, de inspectie-instelling, de organisator van PT of de producent van referentiematerialen, deze activiteit op competente wijze heeft uitgevoerd en op het moment van de beoordeling deze competentie kan aantonen;\n \n \n 2.\n heeft vastgesteld dat de certificatie- of verificatie-/validatie-instelling ten minste een volledige certificatie- of verificatie-/validatieprocedure op competente wijze heeft afgerond voor de schema’s in de scope en dat, indien een onderverdeling in technische sectoren of werkterreinen toegepast wordt in de scope, de competentie voor de sectoren of werkterreinen genoemd in de scope, tijdens de RvA-beoordeling aangetoond kan worden;\n \n \n 3.\n heeft vastgesteld dat de EMAS-verificatie-instelling een volledige verificatieprocedure heeft afgerond en dat competentie aangetoond is voor de werkterreinen genoemd in de scope (alle in de scope genoemde verificateurs worden voorafgaand aan vermelding in de scope door de RvA bijgewoond).\n \n \n 4.\n in de gelegenheid is gesteld de betreffende conformiteitsbeoordelingsactiviteiten (audits, kalibraties, testen, inspecties, verificaties, examens, et cetera), te selecteren en te observeren, of achteraf te verifiëren door middel van schaduwbeoordelingen.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 49\n \n In afwijking van het gestelde in Artikel 47 kan de RvA conform BR002 besluiten tot het verlenen van een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden, indien de instelling de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsactiviteiten nog niet heeft kunnen uitvoeren.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 14\n Onderhoud van scopes\n \n \n Artikel\n 50\n \n Een scope kan gedurende de gespecificeerde geldigheidsperiode ongewijzigd worden gehandhaafd indien de RvA bij zijn beoordelingen heeft vastgesteld dat de registraties van de CBI aantonen dat het managementsysteem voor de uitgegeven scope effectief is geïmplementeerd en effectief is geweest sinds de initiële beoordeling of de vorige herbeoordeling of sinds de toekenning van het betreffende onderdeel van de scope door de RvA.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 51\n \n \n 1\n Als de instelling voor conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in de scope niet kan aantonen dat deze zijn verricht gedurende de laatste twee jaren, verwijdert de RvA deze activiteiten uit de scope. Het is echter mogelijk dat de deskundigheid en het voldoen aan de eisen voor deze conformiteitsbeoordelingsactiviteiten wordt aangetoond op een alternatieve wijze. In dat geval wordt de activiteit niet uit de scope verwijderd.\n \n \n 2\n Indien het verwijderen van een conformiteitsbeoordelingsactiviteit uit de scope op basis van het vorige lid betekent dat de gehele scope komt te vervallen, dan wordt de accreditatie van de instelling ingetrokken. Vraagt de instelling na een dergelijke intrekking opnieuw accreditatie aan voor dezelfde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, dan zal de RvA vaststellen welke beoordelingsinspanning nodig is voor het opnieuw verlenen van de accreditatie.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 52\n \n \n 1\n De RvA kan tijdens de accreditatiecyclus beoordelen of de CBI eventuele wijzigingen in documenten die genoemd zijn in de scope, correct in haar processen en managementsysteem heeft verwerkt. Deze beoordeling door de RvA kan onder meer de eigen beoordeling betreffen die de CBI bij wijzigingen geacht wordt uit te voeren.\n \n \n 2\n Ongeacht het in het voorgaande lid gestelde beschouwt de RvA het de plicht van een geaccrediteerde CBI de RvA te informeren over significante wijzigingen in methoden en procedures. Wijzigingen in documenten die genoemd zijn in de scope worden als significant aangemerkt indien deze wijzigingen vereisen dat de CBI andere dan reeds aan de RvA aangetoonde competenties moet inzetten bij haar activiteiten.\n \n \n 3\n De RvA kan besluiten extra beoordelingen (zoals bedoeld in BR002) uit te voeren, gericht op wijzigingen in documenten die genoemd zijn in de scope van accreditatie.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 53\n \n Als de RvA binnen een multi-site accreditatie een afwijking vaststelt op een locatie zal de RvA aannemen dat deze bevinding ook van toepassing is op de andere locaties, tenzij de CBI aantoont dat dit niet het geval is. Uitsluitend indien de afwijking aantoonbaar specifiek is voor de locatie waar deze is aangetroffen kunnen de consequenties beperkt blijven tot deze locatie. Als dit niet aantoonbaar is kan de afwijking consequenties hebben voor de gehele accreditatie van de CBI.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 15\n Uitbreiding van scopes\n \n \n Artikel\n 54\n \n De RvA behandelt een aanvraag voor een uitbreiding van de scope nadat de instelling voldoende informatie heeft aangeleverd over de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten of locaties waarvoor uitbreiding wordt verzocht. Deze informatie bestaat minimaal uit de gegevens die in RvA-F105\n (zie www.rva.nl) en het betreffende aanvullende aanvraagformulier worden gevraagd.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 55\n \n De RvA zal voor de beoordeling van een scope-uitbreiding de benodigde onderzoeksinspanning bepalen. Afhankelijk van de aard en omvang van de gewenste uitbreiding zal de RvA een beoordeling uitvoeren die kan variëren van:\n \n \n 1.\n een documentenbeoordeling gevolgd door een kantoorbeoordeling en een bijwoning of schaduwbeoordeling van activiteiten, volgens de uitgangspunten van Artikel 46, als de uitbreiding voor de instelling een nieuw werkveld betreft, waarvoor deze een nieuw soort deskundigheid nodig heeft of waarvan de activiteiten een grotere complexiteit hebben dan reeds geaccrediteerde activiteiten, tot\n \n \n 2.\n alleen een documentenbeoordeling, indien de uitbreiding een activiteit betreft die, in termen van deskundigheid en complexiteit, vergelijkbaar is met reeds geaccrediteerde activiteiten.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 56\n \n Voor uitbreiding van de scope met een nieuwe locatie zal de RvA een beoordeling uitvoeren op deze nieuwe locatie, inclusief het bijwonen of uitvoeren van een schaduwbeoordeling van activiteiten die daar worden uitgevoerd. Ook zal een beoordeling op het hoofdkantoor worden uitgevoerd, met het doel de mate van operationele beheersing vanuit dit kantoor over de nieuwe locatie te beoordelen.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n Artikel\n 57\n \n Een verzoek tot wijziging van de scope, niet zijnde een scope-uitbreiding, wordt behandeld naar gelang de aard van de wijziging. Het wijzigen van tekst en veranderingen in verwijzing naar normatieve documenten zijn voorbeelden van wijzigingen die doorgevoerd zouden kunnen worden zonder uitbreidingsonderzoek. De RvA kan zich over de noodzaak tot een uitbreidingsonderzoek in dergelijke gevallen laten adviseren door vakdeskundigen en/of teamleiders.\n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n 16\n Wijzigingen ten opzochte van voorgaande versie\n \n \n Artikel\n 58\n \n Ten opzichte van versie 7 van 17 april 2018 zijn de volgende significante wijzigingen aangebracht:\n \n \n –\n \n Artikel 1, artikel 46 lid 4 (oude nummering), artikel 45 (nieuwe nummering), artikel 46 (nieuwe nummering), hoofdstuk 11: wijzigingen in verband met toevoeging omschrijving beleid ten aanzien van validatie- en verificatie-instellingen (EN-ISO/IEC 17029). Specifiek beleid voor dit nieuwe onderwerp is geïntroduceerd in nieuw hoofdstuk 12 (nieuw artikel 45 en nieuw artikel 46). In artikel 1 en artikel 46 lid 4 (oude nummering) zijn verwijzingen naar deze nieuwe norm toegevoegd; het bereik van deze artikelen is daarmee vergroot. Om verwarring te voorkomen ten aanzien van de (meerdere) regels voor validatie, is in hoofdstuk 11 gespecificeerd dat het betrekking heeft op EN-ISO 17034.\n \n \n –\n \n Artikel 23, artikel 27, artikel 35, artikel 37 en artikel 43: verwijzingen naar SAP’s zijn geupdated.\n \n \n –\n Hernummering: door toevoeging van artikel 45 (nieuw) en 46 (nieuw) is de nummering van een aantal artikelen gewijzigd. Oude nummering van artikel 45 tot en met 56 is aangepast naar, respectievelijk artikel 47 tot en met 58.\n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-202220229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Toelichting op de begrippen gebruikt in hoofdstuk 2\n \n \n \n 1.\n \n Dezelfde organisatie:\n \n \n Definitie:\n \n Groep van (juridische) entiteiten samengesteld uit een hoofdkantoor en locaties die met het hoofdkantoor verbonden zijn op basis van contractuele of gelijkwaardige juridische relaties, die opereert onder dezelfde (handels)naam en hetzelfde beeldmerk.\n \n Toelichting:\n \n De namen van de individuele (juridische) entiteiten dienen in belangrijke mate overeen te komen met de (handels)naam van de geaccrediteerde entiteit. De namen van de individuele (juridische) entiteiten kunnen bijvoorbeeld toevoegingen bevatten die verwijzen naar de rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld ‘Ltd.’ of ‘GmbH’) of een regionale identificatie geven (bijvoorbeeld ‘Svenska’ of ‘Deutsche’). De namen kunnen waar nodig geheel of gedeeltelijk vertaald zijn ten behoeve van de lokale markt.\n \n \n \n \n 2.\n \n Hetzelfde management\n \n \n Definitie:\n \n Dezelfde groep van personen of organisatorische eenheden van dezelfde organisatie die de eindverantwoordelijkheid voor de geaccrediteerde activiteiten neemt.\n \n \n \n \n 3.\n \n Hetzelfde algemene managementsysteem\n \n \n Definitie:\n \n Set van gekoppelde regels en procedures vastgesteld door hetzelfde management die dit management in staat stelt de eindverantwoordelijkheid voor de geaccrediteerde activiteiten te nemen.\n \n Toelichting:\n \n De koppeling kan worden gerealiseerd door middel van een inhoudsopgave of een referentietabel. Een managementsysteem kan als hetzelfde worden beschouwd indien het ontworpen is met het doel dezelfde resultaten van de geaccrediteerde activiteiten te geven ongeacht waar deze worden uitgevoerd of door wie. Het beleid dat aan de basis ligt van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten zal hetzelfde zijn door de gehele organisatie. De consistentie in resultaten wordt geborgd door:\n \n \n –\n In hetzelfde managementsysteem definieert hetzelfde management eventuele alternatieve regels en procedures, bijvoorbeeld te gebruiken op verschillende locaties of in bepaalde regio’s.\n \n \n –\n Alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarop het managementsysteem van toepassing is worden opgenomen in een programma voor interne audits dat goedgekeurd en beheerd wordt door hetzelfde management. De resultaten van de individuele audits, inclusief besluiten omtrent corrigerende maatregelen, worden besproken met het betrokken management op alle benodigde niveaus.\n \n \n –\n Alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarop het managementsysteem van toepassing is zijn onderwerp van de management review door hetzelfde management. De resultaten van de management review, inclusief besluiten, worden besproken met het betrokken management op alle benodigde niveaus. Hetzelfde management heeft de bevoegdheden en juridische middelen corrigerende en preventieve maatregelen af te dwingen.\n \n \n \n \n 4.\n \n Eindverantwoordelijkheid voor de geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten \n \n \n Definitie:\n \n Het geheel van operationele, financiële en juridische verantwoordelijkheid voor de uitvoering en resultaten van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die onder accreditatie worden uitgevoerd.\n \n Toelichting:\n \n Teneinde deze verantwoordelijkheid te kunnen nemen dient het hoofdkantoor volledige operationele, financiële en juridische controle te hebben over de conformiteitsbeoordelings-activiteiten. Het hoofdkantoor moet hiertoe beschikken over de benodigde competentie en middelen voor de volledige scope van accreditatie. Het nemen van verantwoordelijkheid voor de resultaten van de geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten betekent het nemen van de verantwoordelijkheid voor:\n \n \n –\n de ingezette competentie en middelen,\n \n \n –\n de toegepaste regels en procedures,\n \n \n –\n de bereikte consistentie en gerealiseerde kwaliteit door toepassing van deze regels en procedures,\n \n \n –\n de getoonde onpartijdigheid in de toepassing van deze regels en procedures en\n \n \n –\n de inhoud van de uitgebrachte rapporten en/of certificaten.\n \n \n Deze verantwoordelijkheid dient genomen te worden:\n \n \n –\n ten opzichte van de klanten,\n \n \n –\n ten opzichte van de autoriteiten,\n \n \n –\n ten opzichte van de markt en\n \n \n –\n voor de rechtbank.\n \n \n \n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Toelichting op het beleid aangaande conformiteits-beoordelingen tegen uitsluitend wettelijke eisen\n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n Met enige regelmaat wordt aan de RvA de vraag gesteld of CBI’s een verklaring van conformiteit met uitsluitend wettelijke eisen mogen geven. Met name indien de verklaringen worden afgegeven door private partijen, waarbij deze niet voor een dergelijke taak zijn erkend of aangewezen door de overheid, is het van belang te onderkennen dat dergelijk verklaringen niet de status hebben van een beoordeling of inspectie door een overheidsinspectiedienst of een daartoe door de overheid aangewezen of erkende private partij. In deze bijlage licht de RvA zijn overwegingen en het beleid met betrekking tot dit onderwerp toe.\n \n \n \n 2\n Overwegingen\n \n Voor het beleid dat de RvA hanteert voor wat betreft de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die onder accreditatie kunnen worden uitgevoerd, zijn de volgende documenten bepalend:\n \n \n –\n de EN ISO/IEC 17011 en daarbij door de Europese en internationale koepelorganisaties EA, IAF en ILAC1Voor afkortingen en begrippen wordt verwezen naar de algemene RvA beleidsregel RvA-BR002. vastgestelde toepassingsdocumenten, zoals IAF/ILAC A5;\n \n \n –\n de Europese verordening (EG) 765/2008 en het besluit 768/2008/EG;\n \n \n –\n de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie (Wanai);\n \n \n –\n de Statuten van de Stichting Raad voor Accreditatie en de missie en visie van de RvA;\n \n \n –\n de voorwaarden voor ondertekening van de internationale gelijkwaardigheidsovereenkomsten:\n \n \n –\n EA-MLA, IAF-MLA en ILAC-MRA;\n \n \n –\n de geharmoniseerde normen (de meeste uit de ISO/IEC 17000 serie) die voor accreditatie worden gebruikt en de daarop van toepassing zijnde toepassings- en interpretatiedocumenten;\n \n \n –\n het Kabinetsstandpunt over conformiteitsbeoordeling en accreditatie van 19 september 2016.\n \n \n De criteria en de normen waar de conformiteitsverklaring over gaat (bijvoorbeeld een norm of een beoordelingsrichtlijn voor certificatie zoals KOMO) zijn het domein van de marktpartijen, waaronder ook de CBI’s worden verstaan. De RvA oordeelt niet over de door de marktpartijen vastgestelde ‘hoogte van de lat’. Wel beoordeelt de RvA of met dergelijke normen en criteria conformiteitsbeoordelingen mogelijk zijn die voldoen aan de eisen die gesteld worden in de geharmoniseerde norm die voor accreditatie wordt gebruikt. Hierbij zijn vooral toetsbaarheid van de eisen en betrouwbaarheid van de methoden belangrijke elementen van de RvA-beoordeling.\n De RvA is geen toezichthouder of handhaver op het terrein van wet- en regelgeving, en ditzelfde geldt voor private CBI’s. Overheidsinspecties bewaken het naleven van wet- en regelgeving. In voorkomende gevallen stelt de rechter vast of de wet wordt nageleefd. Daarbij zou de rechter de uitkomsten van geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingen – als de wetgeving daar uitsluitsel over geeft – kunnen meenemen als ‘presumption of conformity’ ofwel een vermoeden van overeenstemming met de wettelijke bepalingen.\n Nederland kent een vrijemarkteconomie. Dat wil zeggen dat, zover in wet- en regelgeving niet anders is geregeld, ieder vrijelijk diensten en producten mag aanbieden. Dit geldt ook voor conformiteitsbeoordelingsdiensten. In het kader van accreditatie voor dergelijke diensten is het wel van belang dat de activiteiten geen bedreiging zijn voor het vertrouwen in accreditatie en geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingen. Het voorkomen van misleiding is één van de aspecten daarvan. Het voorkomen dat conformiteitsverklaringen onder accreditatie worden uitgegeven voor activiteiten die in strijd zijn met de wet is een ander aspect.\n Conformiteitsverklaringen (zoals inspectierapporten of certificaten) van private partijen zijn veelal van belang in de relatie tussen bedrijven. Dit betreft niet alleen het verkrijgen van vertrouwen in de kwaliteit of andere eigenschappen van producten (zoals een KOMO-merk) of in het kwaliteitsmanagementsysteem van een toeleverancier (ISO 9001-certificatie). Vanuit het begrip ketenverantwoordelijkheid kan een afnemer zich afvragen of zijn toeleverancier of handelspartner, naast het in acht nemen van de private regels, zich ook aan bepaalde wettelijke regels houdt. Ook verlaging van risico’s voor aansprakelijkheid of imagoschade kan reden zijn dat een bedrijf de bevestiging wenst dat een leverancier zich aan eisen uit de wet houdt.\n De beoordelingen van de RvA zijn, vanwege de gehanteerde geharmoniseerde normen voor accreditatie, gericht op het toetsen van onafhankelijkheid/onpartijdigheid en competentie van de CBI’s, en van de wijze waarop deze worden geborgd in een managementsysteem. Deze normen geven geen beperking voor wat betreft het toestaan van (uitsluitend) wettelijke criteria als basis voor een conformiteitsverklaring. Ook andere normen/richtlijnen zoals ISO/IEC 17007 en ISO/IEC 17067 kennen dergelijke beperkingen niet. Er zijn wel normen die stellen dat het gebruik van logo's of merken niet misleidend mag zijn voor de consument/gebruiker. Op dit punt erkent de RvA dat het voorkomen van misleiding met name ook bescherming van kwetsbare partijen in de samenleving tot doel heeft. Zo zal een onderneming met kennis van zaken minder bescherming tegen misleiding nodig hebben dan een leek, zoals een niet deskundige consument.\n \n \n \n 3\n RvA-beleid\n \n Artikel 8, lid 10 van de Verordening (EG) 765/2008 geeft de accreditatie-instanties in Europa als opdracht mee te verifiëren ‘dat de conformiteitsbeoordelingen op passende wijze worden uitgevoerd, hetgeen inhoudt dat onnodige lasten voor de bedrijven worden vermeden….’. Dit zou kunnen inhouden dat de RvA conformiteitsverklaringen die stellen dat iets aan wettelijke eisen voldoet, niet onder accreditatie zou kunnen accepteren. Iedereen wordt geacht aan de eisen van de wet te voldoen en een dergelijke verklaring van een private partij kan als onnodig worden aangemerkt. Op het moment echter dat bijvoorbeeld een certificatieregeling tot stand is gekomen met deelneming van alle belanghebbende partijen, zal de RvA een dergelijke verklaring niet als onnodig kwalificeren. Ook als op een andere wijze aangetoond wordt dat er een marktbehoefte is aan een verklaring over het voldoen aan specifieke wettelijke eisen zal de RvA deze conformiteitsbeoordelingsactiviteit niet als onnodig aanmerken.\n In de markt kan behoefte bestaan aan een bevestiging (door een onafhankelijke deskundige partij) dat er op vertrouwd mag worden dat een product of dienst aan specifieke wettelijke eisen voldoet of dat een organisatie zich aan specifieke wettelijke eisen houdt. Marktpartijen kunnen voor deze bevestiging een private CBI vragen die hiervoor is geaccrediteerd. Zeker in gevallen waar partijen niet zonder meer zelf kunnen vaststellen of aan de specifieke wettelijke eisen wordt voldaan, en er in het kader van een ketenverantwoordelijkheid behoefte is aan bepaalde waarborgen, zijn deze verklaringen nuttig. Het is echter wel van belang dat de inhoud van de verklaring niet misleidend is en dat marktpartijen, consumenten en (toezichthoudende) overheden deze verklaringen op waarde kunnen schatten. De RvA zal dit soort conformiteitsverklaringen onder accreditatie daarom uitsluitend accepteren indien in de verklaring uiteengezet wordt welke beoordeling(en) de CBI heeft uitgevoerd en tegen welke specifieke eisen hierbij getoetst is. Indien dit eisen zijn uit wet- of regelgeving kan op basis van de vastgestelde conformiteit met deze eisen geconcludeerd worden dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het product de dienst, de processen of (een aspect van) het managementsysteem aan de genoemde specifieke wettelijke eisen voldoet. De private partij verklaart dus niet dat aan deze wettelijke eisen wordt voldaan, want een dergelijke verklaring kan uitsluitend een overheid afgeven die via de toezichthouder, en uiteindelijk de rechterlijke macht, de bevoegdheid heeft wetgeving te interpreteren.\n Voorwaarde voor de verklaring, dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat aan een specifieke wettelijke eis wordt voldaan, is uiteraard dat de verklaring een bereik heeft dat niet het bereik van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten van de CBI te buiten gaat. Er kan dus bijvoorbeeld niet worden verklaard dat het gerechtvaardigd vertrouwen aanwezig is dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan als niet tegen alle eisen uit het Bouwbesluit is getoetst. In de regel zal de verklaring gaan over specifieke wettelijke eisen en dan zal op deze specifieke wettelijke eisen moeten zijn getoetst. Alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die nodig zijn om een uitspraak te doen over het gerechtvaardigd vertrouwen over het voldoen aan deze specifieke eisen moeten daarnaast door of onder verantwoordelijkheid van de geaccrediteerde instelling worden uitgevoerd. De verklaringen die stellen dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat aan specifieke wettelijke eisen wordt voldaan, hebben betrekking op een eenduidig gedefinieerd product of proces en niet op een organisatie in het algemeen. Het beoordelen van een managementsysteem kan niet leiden tot een dergelijke verklaring (tenzij de desbetreffende wetgeving eist dat een bepaald managementsysteem geïmplementeerd moet zijn).\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Toelichting op het beleid aangaande het niet opnemen in de scope van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die concurreren met accreditatie.\n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n In deze beleidsregel wordt in Artikel 14 vermeld dat de RvA geen conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in de scope van accreditatie opneemt die het toetsen inhouden tegen eisen uit een norm die de RvA hanteert bij accreditatie, of die op een andere wijze concurreren met accreditatie.\n Deze regel is gebaseerd op de eisen uit EN ISO/IEC 17011, die de accreditatie-instantie verbiedt conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit te voeren die ze accrediteert en op de verordening\n (EG) 765/2008, die de accreditatie-instantie verbiedt te concurreren met CBI’s. Indien de RvA een instelling zou accrediteren voor een conformiteitsbeoordelingsactiviteit die inhoudt dat de CBI een beoordeling uitvoert en een verklaring uitgeeft tegen een norm die voor accreditatie wordt gebruikt zou de RvA in strijd handelen met deze eisen. In beleidsregel BR002 is dit verwoord als:\n “De RvA zal zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid altijd waarborgen. De RvA zal in dat kader onder meer geen accreditatie verlenen aan, of een verleende accreditatie in standhouden van, een CBI die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoert of aanbiedt die de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de RvA in gevaar kunnen brengen, zoals het publiek verklaren of suggereren dat een andere organisatie voldoet aan een norm die de RvA hanteert bij het accrediteren van CBI’s.’\n Deze regel kan met name voor certificatie-instellingen betekenen dat in de scope van accreditatie bepaalde conformiteitsbeoordelingen niet zullen worden opgenomen. Een limitatieve opsomming geven van wat precies wel en niet op de scope kan worden opgenomen is niet mogelijk. Dit zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Het beleid wordt daarom onderstaand toegelicht. De RvA zal een aanvraag voor accreditatie toetsen tegen dit beleid.\n \n \n \n 2\n Toelichting op het beleid\n \n In beginsel kan iedere conformiteitsbeoordelingsactiviteit die de RvA accrediteert ook onderwerp zijn van certificatie. De kwaliteitsmanagementsystemen voor inspectieactiviteiten en testactiviteiten kunnen bijvoorbeeld op basis van ISO 9001 worden gecertificeerd. Ook kunnen inspectieprocessen en laboratoriumprocessen worden gecertificeerd die zijn geaccrediteerd op basis van ISO/IEC 17065. De vraag is of deze certificatieactiviteiten zoveel gemeen hebben met accreditatie dat er sprake kan zijn van concurrentie tussen beide activiteiten.\n Bij het ontvangen van een aanvraag voor accreditatie van een certificatie-activiteit, waarbij het onderwerp van certificatie ook onderwerp zou kunnen zijn van accreditatie, zal de RvA de volgende vragen stellen:\n \n \n a.\n Zijn de eisen waartegen de certificatie-instelling (CI) toetst vergelijkbaar met de accreditatie-eisen waartegen de RvA toetst?\n \n \n b.\n Wordt er door de CI een beoordeling uitgevoerd die vergelijkbaar is met een accreditatiebeoordeling voor wat betreft de wijze van beoordelen (methode en tijdsbesteding) en competenties van het team?\n \n \n c.\n Is de conformiteitsverklaring (het certificaat) die (dat) wordt afgegeven een verklaring over de competentie van een organisatie?\n \n \n d.\n Is de scope van de conformiteitsverklaring vergelijkbaar met een scope van accreditatie zoals de RvA uitgeeft?\n \n \n Indien het antwoord op tenminste één van deze vragen bevestigend is, dan is de mogelijkheid aanwezig dat de certificatie-activiteiten concurreren met accreditatie. De RvA zal deze certificatie-activiteiten niet zondermeer in de scope van accreditatie opnemen, maar eerst een onderzoek uitvoeren naar de redenen die marktpartijen (en mogelijk de overheid) hebben certificatie als instrument te kiezen. Dit onderzoek zal leiden tot de conclusie en het besluit van de RvA om deze certificatie-activiteiten al dan niet in een scope op te nemen. In ieder geval zal de RvA geen accreditatie verlenen voor een conformiteitsbeoordelingsactiviteit die vanwege gelijkenis met accreditatie concurreert met accreditatiediensten die de RvA levert.\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022\n \n20229213-01-2022RvA-BR00320229213-01-2022RvA-BR00313-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046188/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-15T06:28:13+01:002023-03-21T06:45:11+01:00BWBR0046188.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-15T06:28:39+01:002022-01-15T06:28:39+01:0020556624665ea18edbc95ce6a25b9ac9d8486fd67fcd1ca62e975513f3d3936aa1a910faae87bd1f0576da53b28f1095fd877a4c64d74eb5e0690d5c43317b7e4c8d1f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046189/2022-01-13_0/xml/BWBR0046189_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Afwijkingen en Corrigerende maatregelen (RvA-BR004)20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n Beleidsregel Afwijkingen en Corrigerende maatregelen (RvA-BR004)20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n \n Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, een nieuwe versie van Beleidsregel Afwijkingen en Corrigerende maatregelen (RvA-BR004) vastgesteld.\n \n20229313-01-2022RvA-BR00420229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n Artikel\n 1\n \n Bij een RvA beoordeling kan het RvA beoordelingsteam vaststellen dat er niet aan een vereiste wordt voldaan. Het team zal in dat geval een afwijking formuleren en de conformiteitsbeoordelende instelling (verder aangeduid met CBI) in de gelegenheid stellen maatregelen te treffen voordat de RvA een besluit over de betreffende accreditatie neemt. Dit beleidsdocument beschrijft de regels omtrent het categoriseren van afwijkingen, termijnen voor opheffing van afwijkingen en voor maatregelen en vervolgbeoordelingen. Deze regels zijn van toepassing op alle soorten beoordelingen die de RvA uitvoert, met uitzondering van het vooronderzoek.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 2\n \n Dit document treedt in werking op de dag van de publicatie in de Staatscourant.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 2\n Afwijkingen\n \n \n Artikel\n 3\n \n Een situatie die niet in overeenstemming is met de vereisten, wordt als ‘afwijking’ (ook wel aangeduid als ‘NC’ (non-conformiteit)) bestempeld. De RvA kent drie categorieën afwijkingen:\n \n Categorie A: Een situatie die door het RvA-beoordelingsteam als een afwijking tegen een accreditatievereiste wordt beschouwd en die volgens het RvA-beoordelingsteam kan leiden, leidt of heeft geleid:\n \n \n –\n tot onjuiste of onbetrouwbare (niet aantoonbaar juiste) resultaten van de conformiteitsbeoordeling, of\n \n \n –\n tot het ten onrechte gebruiken van het RvA-accreditatiemerk of het op andere wijze onterecht claimen van RvA-accreditatie, of\n \n \n –\n tot een concrete bedreiging voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor het milieu.\n \n \n \n Bijlage 1 van deze beleidsregel bevat, ter illustratie, voor verschillende typen conformiteitsbeoordelingen voorbeelden van afwijkingen categorie A.\n \n Categorie B: Een situatie die door het RvA-beoordelingsteam als een afwijking tegen een accreditatievereiste wordt beschouwd, maar die volgens het RvA-beoordelingsteam niet leidt, heeft geleid of kan leiden tot één van de situaties gespecificeerd onder bovenstaande definitie voor Categorie A.\n \n Categorie (B): Een afwijking tegen nieuwe accreditatievereisten, waarvoor de door de RvA vastgestelde overgangsperiode nog niet is afgesloten. Dit betekent dat de CBI op het moment van de beoordeling aan de dan geldende vereisten voldoet. Zonder tijdige corrigerende maatregelen zal op het moment van het verstrijken van de overgangstermijn niet voldaan worden aan de nieuwe vereisten.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 3\n Vaststelling en rapportage van afwijkingen\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n \n 1)\n Afwijkingen worden vastgesteld door de RvA-assessors en gecategoriseerd door de RvA-teamleider.\n \n \n 2)\n Alvorens afwijkingen worden vastgesteld, licht het RvA-beoordelingsteam haar bevindingen en observaties van beoordelingen, en de potentiële afwijkingen die daaraan verbonden zijn, toe aan een vertegenwoordiger van de CBI:\n \n \n a)\n Toelichting vindt, afhankelijk van de beoordelingssituatie, plaats bij een slotgesprek, telefonisch, of anderszins;\n \n \n b)\n Toelichting van het RvA-beoordelingsteam wordt gegeven aan de vaste vertegenwoordiger(s) van de CBI;\n \n \n c)\n Als de vaste vertegenwoordigers niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat een beoordeling op een andere locatie dan de hoofdlocatie plaatsvindt of uitvoerende activiteiten elders worden bijgewoond, wordt toelichting door het RvA-beoordelingsteam gegeven aan de op de betreffende locatie aanwezige vertegenwoordiger(s) of bijgewoonde persoon of personen.\n \n \n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 5\n \n \n \n 1)\n Over vastgestelde afwijkingen wordt door de RvA aan de CBI gerapporteerd via het RvA-rapportagesysteem.\n \n \n 2)\n Rapportage van afwijkingen via het RvA-rapportagesysteem vindt uiterlijk binnen 10 werkdagen na de beoordeling waarbij de afwijking is geconstateerd, plaats.\n \n \n 3)\n De RvA kan van de vaste rapportagetermijn afwijken om gelijktijdig over meerdere verbonden onderzoeken te rapporteren;\n \n \n a)\n De RvA kan zelfstandig beslissen om gelijktijdig te rapporteren over beoordelingen die niet meer dan 1 maand na elkaar zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een kantoorbeoordeling en gerelateerde bijwoning elkaar kort opvolgen.\n \n \n b)\n De RvA kan in overeenstemming met de CBI beslissen om rapportages te combineren van onderzoeken die niet meer dan 3 maanden na elkaar zijn uitgevoerd.\n \n \n De uiterlijke rapportagetermijn voor samengevoegde rapportages is 10 werkdagen nadat de laatste beoordeling, of het laatste beoordelingsgedeelte, waarover wordt gerapporteerd, is uitgevoerd.\n \n \n 4)\n Een categorie-A-afwijking zal, anders dan bovenstaande, telkens zo spoedig mogelijk worden gerapporteerd.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 6\n \n In dit document is het moment van de formele rapportage van een afwijking van belang voor het vaststellen van de termijn voor corrigerende maatregelen. De termijn voor corrigerende maatregelen start op de dag nadat de NC-rapportage beschikbaar wordt gesteld in het rapportagesysteem van de RvA. Voor andere niet genoemde vormen van beoordeling stelt het bestuur van de RvA de wijze van rapportage vast.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 4\n Interpretatiegeschil bij afwijking\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n \n 1)\n Indien de conformiteitsbeoordelende instelling en het beoordelingsteam van mening verschillen over de interpretatie van accreditatievereisten bij vaststelling of oplossing van een afwijking, kan ten aanzien van die afwijking een interpretatiegeschil worden ingediend door de conformiteitsbeoordelende instelling.\n \n \n 2)\n Een interpretatiegeschil ten aanzien van een afwijking wordt ingediend door middel van het formulier RvA-F039, Melding interpretatiegeschil, binnen tien dagen na het ontstaan van het interpretatiegeschil.\n \n \n 3)\n Er kan geen interpretatiegeschil worden ingediend om een observatie die tot een afwijking heeft geleid ter discussie te stellen.\n \n \n 4)\n De behandeling van een interpretatiegeschil kan leiden tot handhaving, herformulering of intrekking van de betreffende afwijking.\n \n \n 5)\n Bij het interpretatiegeschil wordt de vaststelling van de afwijking heroverwogen, in samenspraak met één of meerdere RvA-teamleiders die niet bij de vaststelling betrokken zijn geweest. Voordat samenspraak met deze (onafhankelijke) teamleider(s) plaatsvindt, wordt de teamleider die de afwijking heeft vastgesteld de gelegenheid gegeven om zélf zijn of haar vastgestelde afwijking in te trekken of te herformuleren.\n \n \n 6)\n RvA-teamleiders die bij de behandeling van het interpretatiegeschil betrokken zijn, kunnen bij hun overweging experts of expertisegroepen van binnen of buiten de RvA betrekken.\n \n \n 7)\n Gedurende de behandeling van het geschil, wordt niet van de conformiteitsbeoordelende instelling geëist dat herstellende of corrigerende maatregelen worden genomen. De afwijking ten aanzien waarvan een interpretatiegeschil is ingediend, of het in behandeling zijn van een interpretatiegeschil, heeft geen invloed op de besluitvorming van de RvA ten aanzien van de beoordeling waarbij de afwijking is vastgesteld.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 5\n Corrigerende maatregelen\n \n \n Artikel\n 8\n \n De RvA past het kwaliteitsmanagementprincipe toe dat de corrigerende maatregel de grondoorzaak van een afwijking moet elimineren zodat herhaling wordt voorkomen. Een analyse van de grondoorzaak en een analyse van de omvang van een kwaliteitsprobleem dat ten grondslag ligt aan NC zijn hierbij noodzakelijk. Onder omvang wordt verstaan dat de CBI analyseert waar binnen de organisatie of binnen het systeem het kwaliteitsprobleem, dat het RvA beoordelingsteam heeft gesignaleerd, verder nog voorkomt. Ook zal daarbij indien van toepassing de periode worden bepaald waarin zich het probleem heeft gemanifesteerd. De analyses van oorzaak en omvang zal ook de impact van de kwaliteitsproblemen op eerder uitgevoerd werk inzichtelijk moeten maken en de noodzaak en mogelijkheid tot het herstellen van eerder uitgevoerd werk duidelijk moeten maken.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 9\n \n \n \n 1)\n De RvA zal een afwijking sluiten als de CBI aangetoond heeft dat zij zich heeft hersteld en passende maatregelen neemt om de grondoorzaak van het kwaliteitsprobleem te elimineren. Dit betekent dat de CBI aantoont dat zij:\n \n \n a)\n een analyse heeft uitgevoerd waaruit de grondoorzaak en de omvang van de afwijking blijkt;\n \n \n b)\n waar nodig, activiteiten heeft gestaakt waarvoor de resultaten als gevolg van de geconstateerde kwaliteitsproblemen mogelijk als onjuist of onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt;\n \n \n c)\n op basis van de omvanganalyse acties heeft genomen waarmee geleverde resultaten (rapporten, certificaten en dergelijke) die niet aan de eisen voldoen zijn hersteld of herroepen en waar nodig betrokkenen zijn geïnformeerd over de consequenties van de geconstateerde problemen;\n \n \n d)\n op basis van de oorzaakanalyse acties neemt die op het elimineren van de grondoorzaak gericht zijn.\n \n \n \n \n 2)\n De CBI rapporteert over de in lid 1 van dit artikel genoemde acties in een Corrigerende-Acties-Rapport (CAR) in het RvA-rapportagesysteem. De CBI levert daarbij objectief bewijs aan, op basis waarvan de RvA-beoordelaar de uitvoering van de acties kan bevestigen.\n \n \n 3)\n Met betrekking tot het nemen van corrigerende acties, zoals bedoeld in lid 1, sub d van dit artikel, toont de CBI de effectiviteit van genomen maatregelen aan door middel van een eigen beoordeling. Dit kan bijvoorbeeld door het (laten) uitvoeren van een interne audit die gericht is op de betreffende problemen.\n \n \n 4)\n Indien er nog geen maatregelen genomen zijn op het moment dat het CAR wordt ingediend (of als de effectiviteit ervan nog niet kan worden vastgesteld), dan kan de CBI ervoor kiezen om als onderdeel van het CAR een actieplan met betrekking tot voorgenomen maatregelen of toetsing van effectiviteit te overleggen. Als onderdeel van de vervolgbeoordeling (zoals omschreven in Hoofdstuk 9), beslist een RvA-teamleider of het actieplan in een specifiek geval volstaat of dat sluiting van de afwijking afhankelijk blijft van het nemen van maatregelen en aantonen van de effectiviteit ervan. Om een afwijking op basis van een actieplan te sluiten, overweegt de RvA-teamleider of er voldoende vertrouwen is dat de voorgestelde maatregelen effectief zullen zijn en of de voorgenomen implementatietermijn verantwoord is in het licht van de aard van de vastgestelde kwaliteitsproblemen.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 10\n \n [Vervallen per 13-01-2022. Samengevoegd met Artikel 9.]\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 11\n \n [Vervallen per 13-01-2022. Samengevoegd met Artikel 9.]\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 6\n Initiële beoordelingen\n \n \n Artikel\n 12\n \n De RvA zal conform artikel 5 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie binnen zes maanden na de aanvraag een besluit nemen over de accreditatie. Indien de aanvrager corrigerende maatregelen moet nemen kan deze termijn eenmalig met zes maanden worden verlengd. Een deel van deze laatste zes maanden zal de RvA nodig hebben voor het plannen, uitvoeren en rapporteren van de vervolgbeoordeling zoals beschreven in hoofdstuk 9. Indien niet binnen de gestelde termijnen is vastgesteld dat aan de eisen wordt voldaan, kan de RvA een negatief besluit nemen.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 13\n \n In het geval van een categorie (B)-afwijking bij een initiële beoordeling zal deze afwijking het verlenen van de accreditatie tegen de op dat moment geldende accreditatievereisten niet in de weg staan indien uit de rapportage blijkt dat aan deze vereisten wordt voldaan. De verificatie van de maatregelen voor de categorie (B)-afwijkingen zal in dat geval moeten plaatsvinden binnen de termijnen gegeven in de betreffende overgangsregeling.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 7\n Controles, extra beoordelingen en herbeoordelingen\n \n \n Artikel\n 14\n \n In het geval van een categorie A-afwijking is de procedure als volgt:\n \n \n 1.\n De RvA zal de accreditatie van de CBI direct schorsen, tenzij de RvA, binnen een termijn die de RvA-teamleider zal vaststellen op basis van de aard van de afwijking en die maximaal 10 werkdagen zal bedragen, het volgende van de CBI heeft ontvangen:\n \n \n a.\n een adequate analyse van oorzaken en omvang zoals bedoeld in Artikel 9.\n \n \n b.\n de bevestiging van het direct staken van de activiteiten zolang de resultaten als gevolg van de geconstateerde kwaliteitsproblemen mogelijk als onjuist of onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.\n \n \n c.\n een plan van aanpak voor uitvoering van de acties van Artikel 9 lid 1).\n \n \n \n \n 2.\n De RvA zal binnen 10 werkdagen na ontvangst van bovenstaande beoordelen en rapporteren of de maatregelen en het plan van aanpak het vertrouwen geven dat de maatregelen als passend kunnen worden beschouwd.\n \n \n 3.\n Nadat de RvA de analyse en het plan van aanpak heeft geaccepteerd zal de RvA de vervolgbeoordeling uitvoeren (volgens de regels beschreven in ) op basis van het CAR dat de CBI binnen zes weken na de NC-rapportage aan de RvA zal verstrekken.\n \n \n 4.\n Het RvA-beoordelingsteam zal een eindrapport en advies over de beoordeling opstellen uiterlijk binnen vijf maanden na de NC-rapportage.\n \n \n 5.\n Indien de conclusie van het RvA-beoordelingsteam is dat de maatregelen niet passend zijn, zal het team adviseren tot het initiëren van de schorsingsprocedure.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 15\n \n In het geval van een categorie B-afwijking is de procedure als volgt:\n \n \n 1.\n Op basis van het CAR, zoals bedoeld in Artikel 9 lid 2), dat de CBI binnen zes weken na de NC-rapportage aan de RvA zal verstrekken voert de RvA een vervolgbeoordeling uit, zoals beschreven in hoofdstuk 9.\n \n \n 2.\n Het RvA-beoordelingsteam zal een eindrapport en advies over de beoordeling opstellen uiterlijk binnen vijf maanden na de NC-rapportage.\n \n \n 3.\n Indien de conclusie van het RvA-beoordelingsteam is dat de afwijkingen niet kunnen worden gesloten, zal het team adviseren tot het initiëren van de schorsingsprocedure.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 16\n \n In het geval van een categorie (B)-afwijking is de procedure voor de beoordeling van de maatregelen, inclusief de termijn voor het indienen van de maatregelen, opgenomen in de betreffende overgangsregeling.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 8\n Uitbreiding van een scope\n \n \n Artikel\n 17\n \n De werkwijze bij afwijkingen vastgesteld bij een beoordeling in het kader van een aanvraag voor uitbreiding van een scope is gelijk aan de werkwijze bij een initiële beoordeling, zoals beschreven in hoofdstuk 6.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 18\n \n Een besluit tot uitbreiding van de scope kan uitgesteld worden als de CBI een afwijking heeft openstaan uit een controle-, her- of extra beoordeling, die relevant is voor het nieuwe gebied, of in het geval de accreditatie van de CBI op dat moment geschorst is. Indien dit uitstellen leidt tot het niet kunnen nemen van een besluit over de uitbreiding binnen de termijn van zes of twaalf maanden na de uitbreidingsaanvraag, kan er een negatief besluit genomen worden.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 19\n \n In het geval dat bij een uitbreidingsbeoordeling afwijkingen worden vastgesteld die volgens het RvA-beoordelingsteam structurele afwijkingen zijn, relevant voor reeds onder accreditatie uitgevoerde activiteiten, dan past de RvA voor deze afwijkingen de termijnen toe zoals beschreven in hoofdstuk 7.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 9\n Vervolgbeoordeling\n \n \n Artikel\n 20\n \n De aard en omvang van een vervolgbeoordeling hangt af van de aard, omvang en het aantal afwijkingen dat bij een beoordeling is vastgesteld. Het volgende beleid is van toepassing:\n \n \n 1.\n Een vervolgbeoordeling wordt zo veel mogelijk op basis van het gedocumenteerde CAR uitgevoerd, tenzij het beoordelingsteam van mening is dat de effectiviteit van de maatregelen op een andere wijze, zoals een vervolgbeoordeling op kantoor van de CBI en/of een vervolgbeoordeling in de vorm van een on-site-beoordelingsactiviteit moet worden geverifieerd.\n \n \n 2.\n Het beoordelingsteam zal bij de rapportage van een NC de CBI een indicatie geven van de aard en omvang van de vervolgbeoordeling, en zal hiervoor indien mogelijk een afspraak maken tijdens de slotbijeenkomst van de beoordeling. Het RvA-kantoor zal deze afspraak bevestigen.\n \n \n 3.\n Op basis van het door de CBI aangeleverde CAR kan de RvA besluiten dat voor één of meerdere afwijkingen een aanvullende vervolgbeoordeling nodig is.\n \n \n 4.\n Als bij deze aanvullende vervolgbeoordelingen niet alle afwijkingen kunnen worden gesloten, dan kan de RvA besluiten een derde vervolgbeoordeling uit te voeren als dat binnen de termijnen genoemd in hoofdstukken 6 en 7 kan geschieden.\n \n \n 5.\n De derde vervolgbeoordeling zal worden uitgevoerd op basis van een door de CBI gecorrigeerde of aangevulde CAR en zal in de regel op het kantoor van de CBI worden uitgevoerd.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n Artikel\n 21\n \n In het geval van een vervolgbeoordeling op kantoor of in de vorm van een bijwoning worden de resultaten mondeling aan de CBI gerapporteerd. In alle andere gevallen worden de resultaten door de teamleider per telefoon of per e-mail gerapporteerd binnen vijf werkdagen na het afronden van de vervolgbeoordeling.\n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n 10\n Wijzigingen ten opzichte van voorgaande versie\n \n \n Artikel\n 22\n \n Ten opzichte van versie 3 van 13 november 2018 zijn de volgende wijzigingen gemaakt:\n \n \n –\n \n Artikelen 4, 5 en 6, betreffende vaststelling en rapportage van afwijkingen zijn samen ondergebracht in nieuw Hoofdstuk 3 en gewijzigd. De gewijzigde tekst verduidelijkt de bestaande inhoud van de artikelen en is aangepast aan gebruik van het digitale rapportagesysteem van de RvA.\n \n \n –\n \n Artikel 7 heeft een geheel nieuwe inhoud gekregen. De oude inhoud wordt nog steeds door andere artikelen (m.n. Artikel 6) gedekt. De nieuwe inhoud heeft betrekking op interpretatiegeschillen. De interpretatiegeschilregeling, die ook in een eigen hoofdstuk is ondergebracht (nieuw Hoofdstuk 4), is qua inhoud niet nieuw. De regeling is verplaatst van beleidsregel BR002 naar beleidsregel BR004 waar een betere aansluiting wordt gevonden met de inhoud. De regeling is opnieuw opgeschreven om meer helderheid te bieden.\n \n \n –\n \n Artikel 9, 10 en 11, betreffende corrigerende maatregelen zijn samengevoegd, geherstructureerd en aangepast op de nieuwe werkwijze die met de implementatie van het digitale rapportagesysteem van de RvA gepaard gaat.\n \n \n –\n \n Artikel 14 en 15 zijn inhoudelijk gewijzigd. De standaardtermijn voor het aanleveren van een corrigerende-acties-rapport is verkort van 3 maanden naar 6 weken. Daartegenover staat de mogelijkheid voor een derde vervolgbeoordelingsronde (zie nieuw artikel 18) en de expliciete mogelijkheid om in eerste ronde met een actieplan te werken (nieuw artikel 9 lid 4).\n \n \n –\n \n Artikel 20, betreffende de vervolgbeoordeling is gewijzigd om beter aan te sluiten op de nieuwe werkwijze die met implementatie van het nieuwe digitale rapportagesysteem van de RvA gepaard gaat. Er is expliciet de mogelijkheid opgenomen voor een derde vervolgbeoordelingsronde.\n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-202220229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Voorbeelden van categorie A-afwijkingen\n \n \n \n 1.\n \n Laboratoria\n \n \n \n a)\n Het laboratorium heeft foutieve resultaten gerapporteerd.\n \n \n b)\n Door ontbrekende adequate kwaliteitscontroles is niet aantoonbaar dat resultaten juist zijn.\n \n \n c)\n Het laboratorium kan niet aantonen dat de toepassing van de gehanteerde methode juiste resultaten geeft.\n \n \n d)\n Het accreditatiemerk (of andere uiting) wordt gebruikt op een wijze die suggereert dat de instelling voor een activiteit is geaccrediteerd terwijl dat niet het geval is.\n \n \n e)\n In één of meerdere dossiers ontbreken zoveel van de benodigde registraties dat niet meer kan worden nagegaan dat testen correct zijn uitgevoerd.\n \n \n \n \n 2.\n \n Inspectie-instellingen\n \n \n \n a)\n De instelling kan niet aantonen dat de inspecteur competent is.\n \n \n b)\n De observaties van het team doen twijfel rijzen over de onafhankelijkheid van de instelling (bijvoorbeeld in het geval van aantoonbare vermenging van inspectie en conflicterende activiteiten zoals ontwerp, productie etc. of aantoonbare afhankelijkheid van een ontwerporganisatie).\n \n \n c)\n Bij een inspectie worden essentiële punten gemist of worden waarnemingen onjuist gewaardeerd waardoor de resultaten van de inspectie niet betrouwbaar zijn.\n \n \n d)\n Het accreditatiemerk (of een ander uiting) wordt gebruikt op een wijze die suggereert dat de instelling voor een activiteit is geaccrediteerd terwijl dat niet het geval is.\n \n \n e)\n Toepassen van onjuiste inspectiemethoden of het niet correct toepassen van de voorgeschreven methoden zorgt ervoor dat de inspectieresultaten niet betrouwbaar zijn;\n \n \n f)\n In één of meerdere dossiers ontbreken zoveel van de benodigde registraties dat niet meer kan worden nagegaan dat bij deze klant(en) een betrouwbare inspectie is uitgevoerd.\n \n \n \n \n 3.\n \n Certificatie-instellingen\n \n \n \n a)\n De instelling kan niet aantonen dat de auditor competent is.\n \n \n b)\n De observaties van het team doen twijfel rijzen over de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de instelling (bijvoorbeeld in het geval van aantoonbare vermenging van certificatie en advies of aantoonbare afhankelijkheid van een adviesorganisatie).\n \n \n c)\n Er worden inconsistenties in audits of besluiten, etc. waargenomen.\n \n \n d)\n De instelling heeft ten onrechte een certificaat verstrekt; er waren nog afwijkingen niet gesloten.\n \n \n e)\n Bij audit worden essentiële punten (systemisch ofwel gerelateerd aan kernpunten van de norm zoals de gevarenanalyse bij FSMS, de inventarisatie van klanteisen bij een QMS) gemist, of worden waarnemingen onjuist gewaardeerd, waardoor de CI een onjuiste beslissing heeft genomen of zou nemen.\n \n \n f)\n In één of meerdere dossiers ontbreken zoveel van de benodigde registraties dat niet meer kan worden nagegaan dat bij deze klant(en) een betrouwbare certificatiebeslissing is genomen.\n \n \n g)\n Het accreditatiemerk (of andere uiting) wordt gebruikt op een wijze die suggereert dat de instelling voor een activiteit is geaccrediteerd terwijl dat niet het geval is.\n \n \n \n \n 4.\n \n Validatie/Verificatie-instellingen\n \n \n \n a)\n De instelling kan niet aantonen dat het validatie/verificatie personeel competent is.\n \n \n b)\n Bij een validatie/verificatie worden essentiële punten gemist (bijvoorbeeld materiële afwijkingen in verklaring, materiële afwijkingen tussen beschreven situatie en realiteit, zoals ontbrekende emissiebronnen), of worden waarnemingen onjuist gewaardeerd, waardoor de instelling een onjuiste beslissing heeft genomen of zou nemen.\n \n \n c)\n Bij een validatie/verificatie blijkt dat de risicoanalyse van de instelling uitgaat van foutieve informatie (op mogelijk materiële zaken) zonder dat dit wordt opgemerkt of gerapporteerd door de verificateur.\n \n \n d)\n De registraties bij de instelling zijn zo summier, dat feitelijk niet meer is na te gaan wat nu is geverifieerd en wat daarbij de resultaten van de validatie/verificatie waren.\n \n \n e)\n Het accreditatiemerk (of andere uiting) wordt gebruikt op een wijze die suggereert dat de instelling voor een activiteit is geaccrediteerd terwijl dat niet het geval is.\n \n \n \n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022\n \n20229313-01-2022RvA-BR0049313-01-202220229313-01-2022RvA-BR00413-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046189/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-15T06:28:26+01:002023-03-25T06:17:19+01:00BWBR0046189.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-15T06:28:39+01:002023-03-25T06:17:38+01:00114759261d8691cf16d2a70e04df5ba00266d7b16ab1abb3acf9e3315ddf4ab278f42debe1aa180a46bdbe335b5814b15422f06ddb381b4a4b6378e02d190f67a5b0ee", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046190/2022-01-13_0/xml/BWBR0046190_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Controles en Herbeoordelingen (RvA-BR005)20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n Beleidsregel Controles en Herbeoordelingen (RvA-BR005)20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n \n Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, een nieuwe versie van Beleidsregel Afwijkingen en Corrigerende maatregelen (RvA-BR004) vastgesteld.\n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n Artikel\n 1\n \n Nadat de RvA een accreditatie heeft toegekend zal de geldigheid van deze accreditatie, overeenkomstig artikel 5 van verordening (EG) 765 /2008, regelmatig worden geverifieerd door het uitvoeren van controle- en herbeoordelingen. Het algemene beleid inzake frequentie, inhoud en omvang van deze beoordelingen is in dit document vastgelegd.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 2\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op het accrediteren van conformiteitsbeoordelingsinstanties zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 3\n \n Voor specifieke conformiteitsbeoordelende activiteiten kan de RvA specifieke beoordelingsprogramma’s toepassen die afwijken, of een nadere invulling geven, van de regels in dit document. In die gevallen is een specifiek accreditatieprotocol (SAP) gepubliceerd, waarin de details van de programma’s zijn vastgelegd.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De definities van begrippen zoals opgenomen in RvA-BR002 (zie www.rva.nl) zijn ook voor dit document van toepassing.\n \n \n 2\n Waar in deze beleidsregel wordt gesproken van ‘hoofdkantoor’ wordt bedoeld: de vestiging van de juridische entiteit die geaccrediteerd is en die als hoofdlocatie op de scope van accreditatie is aangemerkt (zie ook BR003).\n \n \n 3\n Waar in de beleidsregel wordt gesproken over een ‘accreditatiecyclus’ wordt hiermee bedoeld: de periode van vier jaar, die start nadat een besluit over een initiële of herbeoordeling is genomen; de cyclus omvat daarmee de controlebeoordelingen en de herbeoordeling in deze periode.\n \n \n 4\n Waar in de beleidsregel wordt gesproken over een ‘beoordelingsprogramma’ wordt hiermee bedoeld: de vooraf bepaalde inhoud en omvang van een aantal beoordelingen in een specifieke periode; meestal wordt gesproken van beoordelingsprogramma in de context van de accreditatiecyclus.\n \n \n 5\n Indien dit document spreekt van ‘beoordelingen’, wordt hiermee bedoeld: beoordelingen uitgevoerd door de RvA, of beoordelingen door de RvA uitbesteed aan een andere accreditatie-instantie.\n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 5\n \n Dit document treedt in werking op de dag van de publicatie van de kennisgeving in de Staatscourant.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n 2\n Beoordelingen in de eerste accreditatiecyclus\n \n \n 2.1\n Controlebeoordelingen\n \n \n Artikel\n 6\n \n De RvA voert de eerste reguliere controlebeoordeling uit zes tot negen maanden nadat de accreditatie is verleend. De resultaten van de initiële beoordeling kunnen echter aanleiding zijn de eerste reguliere controlebeoordeling eerder dan na zes maanden uit te voeren, of om de eerste controlebeoordeling dezelfde omvang te laten hebben als een initiële of herbeoordeling. Het besluit hiertoe is onderdeel van het besluit over het verlenen van de accreditatie.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 7\n \n De tweede reguliere controlebeoordeling zal worden uitgevoerd 18 tot 21 maanden en de derde reguliere controlebeoordeling 30 tot 33 maanden na het verlenen van de accreditatie. Er kunnen echter redenen zijn dat het bestuur van de RvA zal besluiten de periode tussen de reguliere controles in te korten en meerdere controlebeoordelingen uit te voeren, of om de omvang van een controlebeoordeling te vergroten. Redenen kunnen bijvoorbeeld zijn:\n \n \n •\n een groot aantal afwijkingen bij eerdere beoordelingen, dit ter beoordeling van de RvA;\n \n \n •\n de moeizame wijze waarop afwijkingen bij eerdere beoordelingen konden worden gesloten;\n \n \n •\n gebrek aan effectiviteit van corrigerende maatregelen naar aanleiding van voorgaande beoordelingen.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 8\n \n Het besluit over de initiële beoordeling omvat het in het rapport deel A vastgelegde beoordelingsprogramma voor de gehele cyclus. In dit beoordelingsprogramma worden in ieder geval de locaties en de scopeonderdelen gespecificeerd die zullen worden beoordeeld bij de beoordelingen in de cyclus. Het beoordelingsprogramma kan na iedere beoordeling in de cyclus worden gewijzigd, als onderdeel van het besluit over de beoordeling.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 9\n \n De RvA baseert de planning van de reguliere beoordelingen op actuele informatie over de omvang van de activiteiten onder accreditatie en over locaties en landen waar deze activiteiten worden uitgevoerd. Deze informatie vraagt de RvA jaarlijks op bij de geaccrediteerde instellingen.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 10\n \n Ten aanzien van de aard, inhoud en omvang van de reguliere beoordelingen gelden de volgende algemene regels:\n \n \n 1.\n Bij iedere reguliere beoordeling zal het hoofdkantoor op locatie worden beoordeeld.\n \n \n 2.\n Alle andere locaties die op de scope van accreditatie (zie RvA-BR003) zijn vermeld zullen bij iedere reguliere beoordeling worden beoordeeld. Voor deze locaties geldt dat de RvA kan besluiten deze locaties niet te (laten) bezoeken, maar op afstand te beoordelen, vanuit het hoofdkantoor, indien de RvA bij een eerdere beoordeling heeft vastgesteld dat een efficiënte en effectieve beoordeling op afstand mogelijk is. Iedere locatie die op de scope is vermeld zal echter gedurende de accreditatiecyclus minimaal eenmaal op locatie worden beoordeeld.\n \n \n 3.\n Van locaties, vanwaar de instelling activiteiten onder accreditatie onderneemt, maar die niet in de scope zijn vermeld omdat deze activiteiten geen kernactiviteiten betreffen (zie RvA-BR003), kunnen steekproeven worden genomen afhankelijk van onder meer:\n \n \n •\n het karakter en de omvang van de activiteiten op die locaties;\n \n \n •\n de mate waarin vanuit het hoofdkantoor van de instelling toezicht op deze activiteiten wordt gehouden;\n \n \n •\n omvang en resultaten van interne audits uitgevoerd door het hoofdkantoor op de locatie;\n \n \n •\n of de desbetreffende locatie een eigen accreditatie heeft;\n \n \n •\n signalen en/of meldingen over de instelling;\n \n \n •\n relaties van een locatie met andere organisaties (bijvoorbeeld mogelijke relaties met een adviesorganisatie).\n \n \n \n \n 4.\n Bij iedere reguliere beoordeling zullen steekproeven worden genomen ter verificatie van de implementatie van het managementsysteem en ter verificatie van de technische deskundigheid. Hiertoe worden onder meer steekproeven genomen uit de technische dossiers, personeelsdossiers en kwaliteitsregistraties en kunnen verticale en horizontale audits worden uitgevoerd.\n \n \n 5.\n Specificatie van de wijze waarop een keuze gemaakt wordt uit de onderdelen van de scope van accreditatie, die gedurende de accreditatiecyclus worden beoordeeld, is gegeven in de specifieke accreditatieprotocollen (SAP’s). Deze protocollen vermelden ook de wijze waarop activiteiten, verrichtingen, schema’s en dergelijke worden geclusterd ten behoeve van de bepaling van de steekproeven die uit de scope van accreditatie worden genomen.\n \n \n 6.\n De keuze van onderdelen van de accreditatievereisten die bij een reguliere controlebeoordeling worden beoordeeld is zodanig, dat tijdens de controlebeoordelingen in de accreditatiecyclus alle vereisten minimaal eenmaal worden beoordeeld.\n \n \n 7.\n De onderwerpen interne audits, klachtenbehandeling, corrigerende maatregelen en de directiebeoordeling worden bij iedere reguliere controlebeoordeling beoordeeld. Bij belangrijke wijzigingen in het managementsysteem zullen ook deze wijzigingen worden beoordeeld.\n \n \n 8.\n De omvang en inhoud van de reguliere beoordelingen zal mede afhankelijk zijn van de resultaten van voorgaande beoordelingen en van informatie die de RvA van derde partijen heeft ontvangen (bijvoorbeeld meldingen en signalen) en van de risico’s die de RvA voor een instelling heeft vastgesteld.\n \n \n 9.\n In aanvulling op de algemene regels uit dit Artikel zijn voor de verschillende soorten accreditaties de regels in de volgende Artikelen verwoord.\n \n \n 10.\n Een algemeen overzicht van de documenten die de RvA van de instelling verwacht te ontvangen teneinde een efficiënte en effectieve beoordeling mogelijk te maken is in bijlage 1 opgenomen. De instelling levert de documenten aan, genummerd conform de tabel in deze bijlage.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 11\n \n Voor laboratoria, organisatoren van ringonderzoeken en producenten van referentiematerialen gelden voor de reguliere beoordelingen de volgende regels:\n \n \n 1.\n Bij iedere reguliere beoordeling worden de verschillende clusters van vakgebieden beoordeeld op alle in de scope genoemde locaties, voor zover een vakgebied voor een locatie relevant is.\n \n \n 2.\n Onder beoordelen, zoals bedoeld in het vorige lid, wordt onder meer verstaan het onderzoeken van dossiers gerelateerd aan de uitvoering van de activiteiten, gecombineerd met het observeren van de uitvoering van activiteiten.\n \n \n 3.\n Indien de uitvoering niet geobserveerd kan worden tijdens het bezoek aan de instelling, kan de RvA besluiten de uitvoering van activiteiten bij aparte tussentijdse beoordelingen te observeren.\n \n \n 4.\n Beoordeling van de resultaten van interlaboratoriumvergelijkingen (ILC/PT) vindt, waar van toepassing, plaats bij iedere reguliere beoordeling voor een steekproef van de activiteiten onder accreditatie.\n \n \n 5.\n De RvA zal een beoordeling uitvoeren van activiteiten die de instelling in eigen beheer uitvoert in het kader van geaccrediteerde activiteiten, maar waarvoor ze niet apart is geaccrediteerd. De RvA zal daartoe zorgdragen voor deskundigheid in de beoordelingsteams. De activiteiten die hier worden bedoeld zijn:\n \n \n •\n kalibratie in eigen beheer door test- of medische laboratoria, door organisatoren van ringonderzoeken of door producenten van referentiematerialen;\n \n \n •\n testen in eigen beheer door organisatoren van ringonderzoeken of door producenten van referentiematerialen;\n \n \n De frequentie en omvang van de beoordeling van deze activiteiten zijn afhankelijk van de mate waarin de instelling kan aantonen deze activiteiten zelf te beoordelen tegen de relevante criteria.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 12\n \n Voor inspectie-instellingen gelden voor de reguliere beoordelingen de volgende regels:\n \n \n 1.\n Bij iedere reguliere beoordeling worden de verschillende clusters van vakgebieden beoordeeld op alle in de scope genoemde locaties, voor zover een vakgebied voor een locatie relevant is.\n \n \n 2.\n Onder beoordelen zoals bedoeld in het vorige lid wordt onder meer verstaan het onderzoeken van dossiers gerelateerd aan de uitvoering van de activiteiten, gecombineerd met het bijwonen van inspecties.\n \n \n 3.\n Het bijwonen van inspecties vindt plaats volgens het voor de accreditatiecyclus opgestelde beoordelingsprogramma. Het uitgangspunt is dat voor iedere locatie op de scope, de daar uitgevoerde verrichtingen eenmaal in de accreditatiecyclus van vier jaar in de praktijk worden beoordeeld.\n \n \n 4.\n Het bijwonen van inspecties zal niet altijd gecombineerd worden met een reguliere beoordeling. Aparte tussentijdse beoordelingen, die uitsluitend bestaan uit het bijwonen van inspecties, kunnen onderdeel zijn van het beoordelingsprogramma voor de cyclus.\n \n \n 5.\n Beoordeling van het voldoen aan de onafhankelijkheidsvereisten vindt plaats bij iedere reguliere beoordeling van een inspectie-instelling.\n \n \n 6.\n De RvA zal een beoordeling uitvoeren van activiteiten die de instelling in eigen beheer uitvoert in het kader van geaccrediteerde activiteiten, maar waarvoor ze niet apart is geaccrediteerd. De RvA zal daartoe zorgdragen voor deskundigheid in de beoordelingsteams. De activiteiten die hier in relatie tot inspectie worden bedoeld zijn:\n \n \n •\n kalibratie van meetinstrumenten;\n \n \n •\n uitvoeren van laboratoriumtesten door de inspectie-instelling.\n \n \n De frequentie en omvang van de beoordeling van deze activiteiten zijn afhankelijk van de mate waarin de instelling kan aantonen deze activiteiten zelf te beoordelen tegen de relevante criteria.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 13\n \n Voor certificatie- en verificatie-instellingen gelden voor de reguliere beoordelingen de volgende regels:\n \n \n 1.\n Dossiers, gerelateerd aan de verschillende clusters van certificatie- en verificatieschema’s, worden in de accreditatiecyclus minimaal eenmaal inhoudelijk beoordeeld, voor alle in de scope genoemde locaties, voor zover een schema voor een locatie relevant is.\n \n \n 2.\n Het beoordelen van de uitvoering van activiteiten tijdens de uitvoering van de activiteiten (zoals het bijwonen van audits, inspecties, testen, verificaties of examens) vindt plaats volgens het voor de accreditatiecyclus opgestelde beoordelingsprogramma. Het uitgangspunt is dat voor iedere locatie op de scope de daar uitgevoerde clusters van schema’s eenmaal in de accreditatiecyclus in de praktijk worden beoordeeld.\n \n \n 3.\n Het beoordelen van de uitvoering van activiteiten tijdens de uitvoering van de activiteiten, zoals bedoeld in het vorige lid, zal niet altijd gecombineerd worden met een reguliere beoordeling. Aparte tussentijdse beoordelingen, die uitsluitend bestaan uit het beoordelen van de uitvoering, kunnen onderdeel zijn van het beoordelingsprogramma voor de cyclus.\n \n \n 4.\n Voor certificatie van managementsystemen, producten of personen en validatie/verificatie: Beoordeling van de onpartijdigheidsvereisten vindt plaats bij iedere reguliere beoordeling.\n \n \n 5.\n Voor certificatie van personen: Beoordeling van het beheer van schema’s, en waar relevant van itembanken, vindt plaats bij iedere reguliere beoordeling.\n \n \n 6.\n Voor verificatie van broeikasgassen: In het kader van accreditatie voor verificaties volgens de EU ETS Richtlijn zullen bij elke reguliere beoordeling de specifieke vereisten van de Verordening (EU) 2018/2067 (Art. 50) worden beoordeeld.\n \n \n 7.\n De RvA zal een beoordeling uitvoeren van activiteiten die de instelling in eigen beheer uitvoert in het kader van geaccrediteerde activiteiten, maar waarvoor ze niet apart is geaccrediteerd. De RvA zal daartoe zorgdragen voor deskundigheid in de beoordelingsteams. De activiteiten die hier worden bedoeld zijn bij certificatie- en verificatie-instellingen:\n \n \n •\n kalibratie van meetinstrumenten;\n \n \n •\n testen of inspecties uitgevoerd door de certificatie- of verificatie-instelling.\n \n \n De frequentie en omvang van de beoordeling van deze activiteiten zijn afhankelijk van de mate waarin de instelling kan aantonen deze activiteiten zelf te beoordelen tegen de relevante criteria.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n 2.2\n Herbeoordelingen\n \n \n Artikel\n 14\n \n Uiterlijk zes maanden voordat de geldigheid van een accreditatieverklaring verstrijkt voert de RvA een herbeoordeling uit.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 15\n \n De inhoud en omvang van deze herbeoordeling zijn afhankelijk van:\n \n \n 1.\n de inhoud, omvang en resultaten van de beoordelingen in de huidige accreditatiecyclus;\n \n \n 2.\n externe informatie over het presteren van de geaccrediteerde instelling, zoals klachten, meldingen en signalen, prestaties in interlaboratoriumvergelijkingen (ILC/PT) of andere vergelijkende onderzoeken, en beoordelingen door de overheid of andere instellingen bij de geaccrediteerde instelling;\n \n \n 3.\n de door de instelling verstrekte actuele gegevens over de omvang van de activiteiten onder accreditatie en de locaties en landen waar deze worden uitgevoerd;\n \n \n 4.\n de specifieke risico’s die de RvA mogelijk heeft vastgesteld voor de desbetreffende geaccrediteerde instelling, of een groep van geaccrediteerde instellingen waar deze instelling deel van uit maakt.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 16\n \n Op basis van een evaluatie van de in Artikel 15 genoemde aspecten zal de RvA het beoordelingsplan voor de herbeoordeling opstellen. In aanvulling op de regels voor controlebeoordelingen, zoals beschreven in sectie 2.1, geldt de regel dat bij een herbeoordeling alle accreditatiecriteria aan de orde worden gesteld, tenzij het beoordelingsteam van oordeel is dat criteria geen aandacht behoeven vanwege de positieve resultaten uit het verleden op deze criteria.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n 3\n Beoordelingen in de tweede en volgende accreditatiecycli\n \n \n Artikel\n 17\n \n De beslissing naar aanleiding van de herbeoordeling omvat het in het rapport deel A vastgelegde beoordelingsprogramma voor de nieuwe accreditatiecyclus. In dit beoordelingsprogramma worden in ieder geval de locaties en de scopeonderdelen gespecificeerd die zullen worden beoordeeld bij de controlebeoordelingen, waarbij scopeonderdelen kunnen bestaan uit geclusterde groepen van individuele verrichtingen of activiteiten. Het beoordelingsprogramma kan op initiatief van de RvA na iedere beoordeling in de cyclus worden gewijzigd.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 18\n \n De RvA hanteert voor een nieuwe accreditatiecyclus in beginsel een beoordelingsprogramma dat gelijk is aan het beoordelingsprogramma in de eerste accreditatiecyclus en de regels beschreven in hoofdstuk 2. De prestaties van de instelling bij de beoordelingen in de voorgaande accreditatiecyclus kunnen aanleiding zijn de intensiteit van het beoordelingsprogramma in de nieuwe cyclus te wijzigen. Sectie 3.1 beschrijft de regels voor een minder intensief beoordelingsprogramma en sectie 3.2 de regels voor een meer intensief programma. Sectie 3.3 beschrijft de regels voor medische laboratoria die voor ISO 15189 zijn geaccrediteerd.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n 3.1\n Minder intensief beoordelingsprogramma\n \n \n Artikel\n 19\n \n De prestaties van de instelling bij de beoordelingen in de voorgaande accreditatiecyclus kunnen aanleiding zijn de intensiteit van het beoordelingsprogramma in de nieuwe cyclus, in vergelijking met het programma in de voorgaande cyclus, te verminderen door het verlagen van de frequentie van de beoordelingen en/of door de beoordelingen minder omvangrijk te maken (bijvoorbeeld door een kleiner beoordelingsteam bij een controlebeoordeling).\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 20\n \n Het hoofdkantoor zal minimaal eenmaal per 24 maanden op locatie worden beoordeeld. Andere locaties die op de scope zijn vermeld zullen minimaal eenmaal per 24 maanden worden beoordeeld op locatie, of indien dit mogelijk is op afstand.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 21\n \n De RvA kan een minder intensief beoordelingsprogramma, zoals bedoeld in Artikel 19, overwegen als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n De RvA heeft vastgesteld dat de instelling een goed ontwikkeld en stabiel managementsysteem heeft geïmplementeerd, dat ertoe geleid heeft dat geen of slechts enkele afwijkingen categorie B en geen afwijkingen categorie A zijn vastgesteld in de voorgaande accreditatiecyclus.\n \n \n 2.\n De RvA heeft vastgesteld dat de instelling effectieve systemen heeft geïmplementeerd voor interne audits en management reviews en voor corrigerende en preventieve maatregelen. Deze systemen worden als effectief aangemerkt indien de RvA-beoordelingsteams op deze onderwerpen geen afwijkingen of slechts incidentele afwijkingen categorie B hebben vastgesteld.\n \n \n 3.\n De RvA heeft geen meldingen of signalen van derden ontvangen, waarvan bij onderzoek van de RvA is gebleken dat de instelling niet aan de accreditatievereisten heeft voldaan.\n \n \n 4.\n Bij laboratoriumactiviteiten: De RvA heeft vastgesteld dat de prestaties van het laboratorium bij vergelijkende interlaboratoriumonderzoeken (ILC/PT) minimaal twee jaar op rij goed zijn. Met goede prestatie wordt bedoeld dat de resultaten in de ILC/PT voor het laboratorium geen aanleiding zijn geweest de eigen methoden, procedures of competenties aan te passen. Hierbij wordt niet op test- of verrichtingenniveau gekeken naar de resultaten, maar naar de prestaties van het laboratorium over de gehele scope.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 22\n \n De RvA kan ook een minder intensief beoordelingsprogramma overwegen indien er sprake is van:\n \n \n 1.\n een gering volume aan activiteiten voor onderdelen van de scope van accreditatie, of\n \n \n 2.\n wijzigingen bij de geaccrediteerde instelling, of in diens omgeving, die leiden tot een verminderd risico op het niet voldoen aan de accreditatievereisten.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 23\n \n Beperkingen bij het toepassen van een minder intensief beoordelingsprogramma kunnen bestaan uit eisen van belanghebbende partijen, die een vermindering van de intensiteit van een beoordelingsprogramma voor een specifiek schema niet toelaten.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 24\n \n Een minder intensief beoordelingsprogramma kan na iedere beoordeling in de cyclus worden gewijzigd in een regulier programma, indien bij de beoordeling is gebleken dat niet meer aan de voorwaarden voor het minder intensieve programma wordt voldaan.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n 3.2\n Meer intensief beoordelingsprogramma\n \n \n Artikel\n 25\n \n De prestaties van de instelling tijdens de voorgaande accreditatiecyclus kunnen voor de RvA aanleiding zijn de intensiteit van het beoordelingsprogramma in de nieuwe cyclus, in vergelijking met het programma in de voorgaande cyclus, te vergroten door de frequentie van de controlebeoordelingen te verhogen en/of de omvang van de controlebeoordelingen te vergroten.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 26\n \n Redenen voor een meer intensief beoordelingsprogramma kunnen zijn:\n \n \n 1.\n De RvA acht het aantal en de aard van de afwijkingen die bij de voorgaande beoordelingen zijn vastgesteld niet duiden op een stabiel en volwassen managementsysteem.\n \n \n 2.\n De RvA heeft bij voorgaande beoordelingen meerdere afwijkingen vastgesteld op interne audits, management reviews en/of corrigerende/preventieve maatregelen.\n \n \n 3.\n Voor laboratoria: De RvA heeft vastgesteld dat het laboratorium op basis van de resultaten bij vergelijkende interlaboratoriumonderzoeken (ILC/PT) meer dan eens methoden, procedures of competenties heeft moeten aanpassen.\n \n \n 4.\n Toename van de omvang van activiteiten binnen de geaccrediteerde scope of het uitbreiden naar andere locaties.\n \n \n 5.\n Wijzigingen bij de geaccrediteerde instelling of in diens omgeving die leiden tot een verhoogd risico op het niet voldoen aan de vereisten.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 27\n \n Een meer intensief beoordelingsprogramma kan na iedere beoordeling in de cyclus worden gewijzigd in een regulier programma, indien bij de beoordeling is gebleken dat de redenen voor het meer intensieve programma niet meer aanwezig zijn.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n 3.3\n Beoordelingsprogramma voor medische laboratoria\n \n \n Artikel\n 28\n \n Voor medische laboratoria die geaccrediteerd zijn op basis van ISO 15189 kan op verzoek van het laboratorium, onder de vijf voorwaarden beschreven in Artikel 29 t/m Artikel 33, vanaf de tweede accreditatiecyclus een systeem worden gebruikt waarbij iedere twee jaar een beoordeling plaatsvindt. De beoordeling die ligt tussen de twee herbeoordelingen heeft daarbij het karakter en de omvang van een herbeoordeling. Dit systeem wordt verder aangeduid met het 2H-regime. Voor een medisch laboratorium dat niet verzoekt deel te nemen in het 2H-regime, of niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet, worden de aan dit Artikel voorafgaande regels uit hoofdstuk 3 toegepast.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 29\n \n De eerste voorwaarde voor het 2H-regime betreft deelname in een systeem van periodieke professionele visitaties, georganiseerd door de relevante medische beroepsgroep(en), waarvoor geldt dat:\n \n \n 1.\n De RvA heeft vastgesteld dat bij deze visitaties aantoonbaar minimaal de volgende onderwerpen uit ISO 15189:2012 aan de orde worden gesteld:\n \n \n 4.1\n Verantwoordelijkheid van de organisatie en het management;\n \n \n 4.4\n Dienstverleningsovereenkomsten;\n \n \n 4.7\n Adviesdiensten;\n \n \n 4.8\n Afhandelen van klachten;\n \n \n 4.9\n Identificatie en beheersing van afwijkingen;\n \n \n 5.1\n Personeel;\n \n \n 5.5\n Onderzoeksprocessen;\n \n \n 5.6\n Waarborgen van de kwaliteit van onderzoeksresultaten.\n \n \n \n \n 2.\n De RvA heeft vastgesteld dat de visitaties systematisch worden uitgevoerd door daartoe opgeleide personen.\n \n \n 3.\n De RvA iedere vier jaar een volledige cyclus van visitaties kan beoordelen aan de hand van de volledige rapportages die voor de RvA beoordelingsteams (teamleiders en vakdeskundigen) beschikbaar zijn gesteld.\n \n \n 4.\n Uit de rapportages die naar aanleiding van de visitatie zijn opgesteld de RvA kan concluderen of het laboratorium al dan niet voldoet aan de vereisten zoals in het eerste lid beschreven.\n \n \n 5.\n De RvA heeft vastgesteld dat de bevindingen die tijdens een visitatie zijn gedaan worden opgevolgd en dat het laboratorium aantoonbare maatregelen heeft genomen naar aanleiding van het niet voldoen aan eisen.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 30\n \n De tweede voorwaarde voor deelname in het 2H-regime is dat de RvA heeft vastgesteld dat het medische laboratorium, bij de beoordelingen in de vorige accreditatiecyclus (voor laboratoria die de transitie van CCKL accreditatie naar ISO 15189 accreditatie maken worden hiertoe de CCKL-beoordelingen in beschouwing genomen), effectieve systemen heeft geïmplementeerd voor interne audits en management reviews en voor corrigerende en preventieve maatregelen. Deze systemen worden als effectief aangemerkt indien de RvA-beoordelingsteams op deze onderwerpen geen of slechts incidentele afwijkingen hebben vastgesteld.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 31\n \n De derde voorwaarde voor deelname in het 2H-regime is dat de RvA heeft vastgesteld dat de prestaties van het medische laboratorium bij vergelijkende interlaboratoriumonderzoeken (ILC/PT) minimaal twee jaar op rij goed zijn. Met goede prestatie wordt bedoeld dat de resultaten in de ILC/PT voor het laboratorium geen aanleiding zijn geweest de eigen methoden, procedures of competenties aan te passen.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 32\n \n De vierde voorwaarde voor deelname in het 2H-regime is dat de RvA geen meldingen of signalen van derden over het medische laboratorium heeft ontvangen, waarvan bij onderzoek door de RvA is vastgesteld dat het laboratorium niet aan de accreditatievereisten heeft voldaan.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 33\n \n De vijfde voorwaarde voor deelname in het 2H-regime is dat het medische laboratorium geaccrediteerd is voor alle activiteiten die het laboratorium op routinematige basis uitvoert en die onderdeel kunnen zijn van een accreditatie op basis van ISO 15189.\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n Artikel\n 34\n \n \n 1\n Of aan de vijf voorwaarden is voldaan wordt tijdens een herbeoordeling getoetst en zal bevestigd moeten worden in het besluit over deze beoordeling.\n \n \n 2\n Indien de RvA bij een medisch laboratorium dat een 2H-regime heeft bij een beoordeling één of meerdere categorie A afwijkingen of een groot aantal (ter beoordeling aan de beslissers binnen de RvA) categorie B afwijkingen heeft vastgesteld, zal in ieder geval in het jaar na de deze beoordeling een extra controlebeoordeling plaatsvinden.\n \n \n 3\n Grote organisatorische of personele veranderingen bij het laboratorium kunnen voor de RvA eveneens aanleiding zijn binnen het 2H-regime extra controlebeoordelingen uit te voeren.\n \n \n 4\n Indien bij een tweede beoordeling op rij blijkt dat er sprake is van het niet langer voldoen aan de vijf voorwaarden, dan wordt het 2H-regime opgeheven en zullen voor het laboratorium de andere regels uit hoofdstuk 3 gehanteerd worden.\n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n 4\n Wijzigingen ten opzichte van voorgaande regels\n \n \n Artikel\n 35\n \n Ten opzichte van versie 4 van 26 april 2016 zijn de volgende significante wijzigingen aangebracht:\n \n \n –\n De EN-ISO/IEC 17029 is toegevoegd als norm die de RvA voor accreditatie gebruikt. Specifiek is middels een toevoeging aan artikel 13 lid 4 opgenomen dat voor verificatie geldt dat onpartijdigheidseisen bij iedere reguliere beoordeling worden beoordeeld. Specifieke eisen van Europese verordeningen die bij regulieren beoordelingen beoordeeld worden zijn met het oog op de introductie van de EN-ISO/IEC 17029-norm aangepast in artikel 13, lid 6. Tevens is in bijlage 1 een tabel opgenomen t.b.v. EN-ISO/IEC 17029-beoordelingen.\n \n \n –\n Toevoeging eis dat verantwoording van de berekening van audittijd moet worden verstrekt door ISO-IEC 17021-1-certificatie-instellingen bij bijwoningen.\n \n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-202220229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Documenten door de instelling te verstrekken\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Medische laboratoria t.b.v. ISO 15189-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. Twee interne auditverslagen (inclusief actieplannen) van het afgelopen jaar en het auditprogramma.\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 4. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde verrichtingen\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 5. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO/IEC 15189 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Wijzigingen voor het Deel-A-rapport voor deze accreditatie, indien niet eerder doorgegeven\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 7. Rapportage management review\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 8. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope, documenten specifiek voor NEN 6265 Legionella in water, en trombosediensten\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Opgave van interlaboratoriumvergelijkingen (Ringonderzoeken, Proficiency testing, etc.) waaraan is deelgenomen (zie RvA-T030)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 10. Bevoegdheidsverklaringen bij monsternemingsactiviteiten (bv. Legionella)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Een overzicht van alle lopende en afgeronde onderzoeken (alleen van toepassing bij een R&D-scope)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 12. Een verrichtingenlijst herleidbaar naar de flexibele scope-elementen onder accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kalibratie laboratoria t.b.v. ISO/IEC 17025-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde verrichtingen\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO/IEC 17025 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 5. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 7. Opgave van interlaboratoriumvergelijkingen (Ringonderzoeken, Proficiency testing, etc.) waaraan is deelgenomen (zie RvA-T030)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Testlaboratoria t.b.v. ISO/IEC 17025-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde verrichtingen\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO/IEC 17025 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 5. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 7. Opgave van interlaboratoriumvergelijkingen (Ringonderzoeken, Proficiency testing, etc.) waaraan is deelgenomen (zie RvA-T030)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 8. Bevoegdheidsverklaringen bij monsternemingsactiviteiten (bv. AS 1000/2000)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Een overzicht van alle lopende en afgeronde onderzoeken (alleen van toepassing bij een O&O-scope)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 10. Een overzicht van toegepaste analysemethoden welke m.b.t. de ‘flexibele scope’ onder accreditatie gerapporteerd zijn (indien van toepassing)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Organisatoren van ringonderzoeken t.b.v. ISO/IEC 17043-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 3. De technische uitvoeringsvoorschriften voor alle aangevraagde activiteiten\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit\n 5. ISO/IEC 17043 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 6. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Producenten van referentiematerialen t.b.v. ISO 17034-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures m.b.t. alle aangevraagde referentiematerialen\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO 17034 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 5. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Inspectie-instellingen t.b.v. ISO/IEC 17020-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde inspecties\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit\n 5. ISO/IEC 17020 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 7. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 8. Inspectieopdracht, inclusief locatie, duur en naam van contactpersoon (auditee)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Inspectieformulieren\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 10. Kwalificaties inspecteur/auditor\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Gebruik keurmerken, indien van toepassing\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 12. Bevoegdheidsverklaringen bij monsternemingsactiviteiten\n 13. (bv. AS 1000/2000)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Certificatie-instellingen t.b.v.\n ISO/IEC 17021-1-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde schema’s\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO/IEC 17021-1 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 5. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 7. Certificatieschema (normatief document)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 8. Auditopdracht, inclusief locatie, duur en naam van contactpersoon (auditee)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Auditformulieren\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 10. Kwalificaties audit team\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Voorgaande rapport\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 12. Verantwoording van de berekening van audittijd\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 13. Gebruik keurmerken\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Certificatie-instellingen t.b.v.\n ISO/IEC 17065-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde schema’s\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit ISO/IEC 17065 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 5. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 7. Certificatie-/inspectieschema (normatief document)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 8. Auditopdracht, inclusief locatie, duur en naam van contactpersoon (auditee)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Kwalificaties inspecteur/auditor\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 10. Audit-/inspectieformulieren\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Voorgaand rapport\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 12. Gebruik keurmerken\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Validatie- en verificatie-instellingen t.b.v. ISO/IEC 17029-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde schema’s\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit\n 5. ISO/IEC 17029 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 7. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 8. Validatie/verificatieschema (inclusief normatief document indien van toepassing)\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Gebruik keurmerken, indien van toepassing\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n √\n \n \n \n \n 10. Validatie/verificatieopdracht, inclusief locatie, duur en naam van contactpersoon (client)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Validatie/verificatieformulieren\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 12. Kwalificaties van het team dat validatie/verificatie uitvoert\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 13. Voor bijwoningen: alle documenten waar het validatie/verificatieteam over beschikt, worden beschikbaar gesteld aan het RvA beoordelingsteam\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Certificatie-instellingen t.b.v. ISO/IEC 17024-beoordelingen\n \n \n Controle\n \n \n Herbeoordeling\n \n \n Kritieke locatie\n \n \n Bijwoning\n \n \n \n \n \n \n 1. Bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 6 maanden)\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n 2. Kwaliteitshandboek en algemene managementsysteemprocedures\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 3. De werkvoorschriften en procedures voor alle aangevraagde schema’s\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 4. Een kruisverwijzing tussen de eisen uit\n 5. ISO/IEC 17024 en uw kwaliteitssysteem\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 6. Aangepast hoofdstuk 1 van het Deel-A-rapport voor deze accreditatie\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n \n 7. Eventuele aanvullende documentatie conform SAP voor de onderdelen van de betreffende scope\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n √\n \n \n \n \n 8. Certificatie- respectievelijk examenregelingen (reglementen, inclusief schema-eisen aan samenstelling opdrachten en toetsmatrijs)\n \n \n \n √\n \n \n \n √\n \n \n \n \n 9. Vigerend examenreglement, indien van toepassing met ‘moederversie’ van de CI, en indien bij uitbesteding van examen als de examenorganisatie een eigen examenreglement heeft\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 10. Handleiding/instructie voorzitter/examenleider & overig examenpersoneel\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 11. Blanco exemplaar/voorbeeld van het af te nemen examen(s), desgewenst ter plekke\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 12. Correctiemodel/controlesleutel, zo nodig c.q. van toepassing ter plekke\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 13.\n 14. Schema-eisen samenstelling opgaven/opdrachten, theorie en/of praktijk, inclusief toetsmatrijs\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 15. Regels inzake gebruik van het certificatiemerk\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 16. Overzicht documenten feitelijk te organiseren examen, waaronder overzicht kandidaten, examenrooster, NAW gegevens examenlocatie\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 17. Kwalificaties examinator(en)\n \n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n 18. Eisen van CI aan examenorganisatie\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 19. Methode van CI om examenorganisatie te beoordelen\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 20. Rapportage voorgaande beoordeling door CI van betreffende examenorganisatie\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 21. Beoordelingsteam en kwalificaties\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 22. Examenreglement van de examenorganisatie\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 23. Organisatiebeschrijving en -schema van de examenorganisatie\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 24. Contract tussen CI en examenorganisatie waarin uitbesteding is vastgelegd\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n 25. Overzicht van de werkzaamheden die sinds de laatste beoordeling door CI zijn uitbesteed, inclusief type examen en schema\n \n \n \n \n \n √2\n \n \n \n \n \n √2: Als examens worden uitbesteed aan een examenorganisatie, dan wordt de beoordeling door de CI van de examenorganisatie periodiek bijgewoond (zie SAP C014).\n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022\n \n20229413-01-2022RvA-BR00520229413-01-2022RvA-BR00513-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046190/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-15T06:28:29+01:002022-01-15T06:28:29+01:00BWBR0046190.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-15T06:28:40+01:002022-01-15T06:28:40+01:00220028e9b158e9789af29533ee508c5d0c2b2223fc22bb9e846b76a4f5fe719b8064ac2198893b4e56afc2da58e7c49011b1189b9f1a0312bd1887fff6e62be0a78b8b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046191/2022-01-13_0/xml/BWBR0046191_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Werkterreinen RvA20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n Beleidsregel Werkterreinen RvA20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n \n Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, een nieuwe versie van Beleidsregel Werkterreinen RvA (RvA-BR010) vastgesteld.\n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze beleidsregel heeft de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA), gelet op artikel 8 lid 5 van de\n \n Verordening (EG) Nr. 765/2008, de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten benoemd die ze kan accrediteren.\n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen bij de RvA accreditatie aanvragen voor conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die onder te brengen zijn onder de activiteiten en werkterreinen of gebieden gespecificeerd in bijlage 1 van deze beleidsregel.\n \n \n 2\n Een conformiteitsbeoordelingsschema binnen de in bijlage 1 gespecificeerde werkterreinen of gebieden, wordt gepubliceerd op de website van de RvA in de lijst met schema’s (BR010-lijst) waarvoor de RvA accreditatie kan verlenen, indien de betreffende versie van het schema:\n \n \n a.\n conform beleidsregel RvA-BR012 met positief resultaat door de RvA is geëvalueerd;\n \n \n b.\n op basis van reglement RvA-R013 in de scope van acceptatie van een schemabeheerder was opgenomen, zolang het schema ongewijzigd blijft. Schema’s waarvoor op 1 januari 2018 geen accreditatie was verleend, zijn uit de lijst verwijderd;\n \n \n c.\n in de EA conform EA-1/22 is geëvalueerd en waarvoor de RvA besloten heeft accreditatie te willen verlenen;\n \n \n d.\n door het IAF als ‘endorsed scheme’ is gepubliceerd in IAF-PR4 en waarvoor de RvA besloten heeft accreditatie te willen verlenen.\n \n \n Conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen bij de RvA accreditatie aanvragen voor deze conformiteitsbeoordelingsschema’s.\n \n \n 3\n Nationale schema’s zoals bedoeld in beleidsregel RvA-BR012, die gepubliceerd zijn op de lijst zoals genoemd in het voorgaande lid, waarvoor gedurende een periode van 2 jaar geen geldige RvA-accreditatie heeft bestaan, worden van de lijst verwijderd.\n \n \n 4\n De RvA kan besluiten bepaalde accreditatiediensten uitsluitend te verlenen aan instellingen die in Nederland zijn gevestigd, vanwege beperkingen in de beschikbare resources en competenties binnen de RvA. Dit is in bijlage 1 aangegeven.\n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Indien accreditatie gewenst is voor een activiteit, werkterrein of gebied niet gespecificeerd in de bijlage 1 van deze beleidsregel, zal de RvA een aanvraag niet direct kunnen accepteren. In dat geval zal de RvA in overweging nemen de accreditatie voor deze activiteit, dit werkterrein of gebied te ontwikkelen, zodat de aanvraag op een nader te benoemen tijdstip zal kunnen worden geaccepteerd.\n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n In gevallen dat niet eenduidig kan worden vastgesteld of een activiteit, werkterrein of gebied behoort tot de activiteiten in bijlage 1, beslist het bestuur van de RvA of een activiteit, werkterrein of gebied tot de bekwaamheid van de RvA mag worden gerekend.\n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n De RvA zal besluiten tot het wijzigen van de bijlage met activiteiten, werkterreinen en gebieden indien zijn bekwaamheid is gewijzigd. Een dergelijk besluit kan worden genomen indien:\n \n \n 1.\n een ontwikkeltraject heeft geleid tot het verkrijgen van aanvullende bekwaamheid;\n \n \n 2.\n andere redenen aanwezig zijn een activiteit, werkterrein of gebied tot de bekwaamheid van de RvA te rekenen;\n \n \n 3.\n bij periodieke evaluatie van de eigen bekwaamheid vastgesteld wordt dat de RvA niet langer beschikt of wenst te beschikken over de bekwaamheid voor bepaalde activiteiten, werkterreinen of gebieden.\n \n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit document treedt in werking op de dag van publicatie in de Staatscourant.\n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Ten opzichte van versie 7 van 11 februari 2021 zijn de volgende significante wijzigingen doorgevoerd:\n \n \n •\n In bijlage 1 is accreditatie volgens de EN-ISO/IEC 17029 toegevoegd (onderdeel 2) en is in onderdeel 1 de verwijzing naar de Europese regelgeving voor EU/ETS geactualiseerd. Bovendien is accreditatie volgens Corsia toegevoegd.\n \n \n •\n Bij managementsysteemcertificatie (onderdeel 5) is privacy information management system toegevoegd aan informatiebeveiligingssystemen en is certificatie volgens het Opsporen Ontplofbare Oorlogsresten-managementsysteem toegevoegd.\n \n \n •\n In bijlage 2 (Accreditatie in het kader van Europese Richtlijnen en Verordeningen ten behoeve van aanmelding als ‘aangemelde instantie’) is de verordening EU-bemestingsproducten toegevoegd.\n \n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor bij de RvA accreditatie kan worden aangevraagd\n \n Activiteiten gemerkt met (NL) worden uitsluitend geaccrediteerd bij in Nederland gevestigde instellingen.\n \n \n \n \n \n \n 1. Het uitvoeren van broeikasgas validaties of -verificaties zoals bedoeld in EN ISO 14065\n \n \n \n \n GEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n Validatie- en verificatieschema’s op basis van de ISO 14064 serie (NL);\n Verificatieschema’s voor emissiedata volgens de richtlijn 2003/87/EC (EU ETS, inclusief de vereisten van Europese Verordeningen (EU) 2018/2067 en (EU) 2018/2066(NL);\n CORSIA (NL)\n Validatie- en verificatieschema’s voor emissiedata volgens de verordening (EU) 2015/757 (de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer, inclusief de vereisten van gedelegeerde verordening (EU) 2016/2072).\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2. Het uitvoeren van validaties of verificaties zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17029\n \n \n \n \n GEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n Validatie- en verificatieschema’s op basis van de ISO 14064 serie (NL);\n Verificatieschema’s voor emissiedata volgens de richtlijn 2003/87/EC (EU ETS, inclusief de vereisten van Europese Verordeningen (EU) 2018/2067 en (EU) 2018/2066) (NL);\n CORSIA (NL)\n Validatie- en verificatieschema’s voor emissiedata volgens de verordening (EU) 2015/757 (de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer, inclusief de vereisten van gedelegeerde verordening (EU) 2016/2072).\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 3. Uitvoeren van (medische) testen zoals bedoeld in EN ISO 15189\n \n \n \n \n VAKGEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n Klinische Chemie en Hematologie;\n Klinische Embryologie;\n Trombo-embolische ziekte;\n Medische Immunologie;\n Medische Microbiologie;\n Klinische Farmacie;\n Klinische Genetica;\n Klinische Pathologie;\n Biometrie.\n Binnen deze vakgebieden accrediteert de RvA waar relevant ook voor:\n • Point of care testing volgens ISO 22870;\n • Monsterneming;\n • Research.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 4. Inspecteren zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17020\n \n \n \n \n WERKTERREINEN\n \n \n \n \n \n \n Landbouw, bosbouw en sierteelt, inclusief transport en inclusief duurzaamheidscriteria;\n Vee en veeteelt, inclusief transport en inclusief dierwelzijn- en duurzaamheidscriteria;\n Milieucompartimenten water, bodem, lucht;\n Brandstoffen, chemicaliën, ertsen en mineralen, inclusief transport en opslag;\n Biobrandstoffen inclusief duurzaamheidscriteria;\n Veevoeders, inclusief opslag, distributie en transport en inclusief duurzaamheidscriteria;\n Voeding, grondstoffen voor voedingsmiddelenindustrie, inclusief transport en opslag en inclusief duurzaamheidscriteria;\n Consumentenproducten;\n Metaal en metaalproducten;\n Bouwmaterialen en bouwconstructies;\n Verticaal en horizontaal transport zoals liften, hijs- en hefwerktuigen, funderingsmachines en kranen(NL);\n Machines, instrumenten, (druk) apparatuur, (elektrische) apparaten, installaties en uitrusting, werktuigen en rail-inframachines;\n Transportmiddelen, voertuigen, opslagruimten en overslaginstallaties;\n Dienstverlening in financiële sector(NL);\n Administratieve systemen(NL);\n Overheidsinspecties(NL);\n Forensisch onderzoek van materialen;\n Forensisch onderzoek van een plaats delict.\n Europese richtlijnen en verordeningen(NL): Zoals vastgelegd in Bijlage 2.\n Europese richtlijnen(NL):\n • Vervoerbare drukapparatuur: 2010/35/EU\n Europese verordeningen(NL):\n • Uitvoeringsverordening betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling: 402/2013/EU;\n • Verordening houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong: 853/2004/EG;\n • Verordening tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese autoriteit voor voedselveiligheid\n • en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden: 178/2002/EG.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5. Certificeren van managementsystemen zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17021-1\n \n \n \n \n WERKTERREINEN\n \n \n \n \n \n \n Kwaliteitsmanagementsystemen;\n Milieuzorgsystemen;\n Voedselveiligheidsmanagementsystemen;\n Veiligheids- en arbozorgsystemen;\n Informatiebeveiligingssystemen, inclusief privacy information management system;\n IT-dienstverleningssystemen, inclusief systemen voor elektronische handtekeningen;\n Energiemanagementsystemen(NL);\n Bedrijfscontinuïteitsystemen(NL);\n Assetmanagementsystemen(NL).\n Opsporen Ontplofbare Oorlogsresten-managementsysteem\n Europese richtlijnen en verordeningen(NL): Zoals vastgelegd in bijlage 2.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 6. Certificeren van personen zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17024(NL)\n \n \n \n \n COMPETENTIEGEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n NDT-personeel en inspecteurs;\n Kwaliteitsdeskundigen;\n Veiligheidsdeskundigen, arbeidsdeskundigen, arbeidshygiënisten;\n Lassers, lasinspecteurs;\n Asbestverwijdering;\n Elektrotechnici;\n Assessor evaluatie elders verworven competenties;\n Studieloopbaanbegeleiders en Loopbaanadviseurs;\n Datacentra-professional en -specialist.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 7. Uitvoeren van testen, inclusief het geven van opinies en interpretaties, zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17025\n \n \n \n \n HOOFDGEBIED\n \n \n DEELGEBIED\n \n \n \n \n \n \n Landbouwproducten, voedingsmiddelen, grondstoffen voedingsmiddelenindustrie, diervoeders;\n \n \n Microbiologie en biologie;\n Chemisch onderzoek;\n Fysisch onderzoek;\n Monsterneming.\n \n \n \n \n Milieucompartimenten water, bodem en lucht;\n \n \n Microbiologie en biologie;\n Chemisch onderzoek;\n Fysisch onderzoek;\n Akoestisch onderzoek;\n Straling;\n Monsterneming.\n \n \n \n \n Forensisch;\n \n \n Toxicologie;\n DNA onderzoek;\n Chemisch (sporen)onderzoek;\n Fysisch (sporen)onderzoek;\n Biologisch (sporen)onderzoek;\n Biometrie;\n Pathologie.\n \n \n \n \n Humane gezondheid, dieren en diergezondheid;\n \n \n Veterinaire toxicologie;\n Veterinaire chemie;\n Microbiologie;\n Virologie;\n Biologie;\n Immunologie;\n Histologie;\n Pathologie;\n Fertiliteit;\n Monsterneming.\n \n \n \n \n Brandstoffen, ertsen, mineralen, chemicaliën, metalen en edelmetalen, geneesmiddelen;\n \n \n Chemisch onderzoek;\n Fysisch onderzoek;\n Toxicologie;\n Monsterneming.\n \n \n \n \n Materialen, grondstoffen, producten voor de bouw, inclusief wegenbouw;\n \n \n Chemisch onderzoek;\n Fysisch onderzoek;\n Functionaliteitstesten;\n Brandwerendheid;\n Monsterneming.\n \n \n \n \n Machines, instrumenten, (druk) apparatuur, (elektrische) apparaten, installaties, materieel en uitrusting, werktuigen, voertuigen, spoorwegsystemen en -materieel en speelgoed;\n \n \n Destructief onderzoek;\n Niet-destructief onderzoek;\n Mechanische testen;\n Functionaliteitstesten;\n Veiligheid;\n Elektrische veiligheid, EMC.\n \n \n \n \n Textiel, leer en leerproducten;\n \n \n Chemisch onderzoek;\n Fysisch onderzoek.\n \n \n \n \n Persoonlijke beschermingsmiddelen;\n \n \n Fysisch onderzoek;\n Functionaliteit;\n Veiligheid.\n \n \n \n \n Software.\n \n \n Beveiliging;\n Functionaliteit.\n \n \n \n \n Europese richtlijnen en verordeningen(NL)\n \n \n Zoals vastgelegd in Bijlage 2;\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 8. Uitvoeren van Kalibraties zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17025\n \n \n \n \n GROOTHEDEN\n \n \n \n \n \n \n DC/LF-grootheden;\n Hoogfrequent grootheden;\n Magnetische grootheden;\n Tijd en frequentie;\n Geometrische grootheden;\n Kracht;\n Massa;\n Druk en vacuüm;\n Moment;\n Akoestische grootheden;\n Versnelling;\n Ultrasoon;\n Dichtheid en viscositeit;\n Stroming van gassen en vloeistoffen;\n Optische grootheden;\n Ioniserende straling en radioactiviteit;\n Temperatuur;\n Vochtigheid;\n Chemische analyses en referentiematerialen;\n Medische referentielaboratoria.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 9. Uitvoeren van interlaboratorium vergelijkende onderzoeken zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17043\n \n \n \n \n \n \n GEBIEDEN\n \n \n \n \n Bodem, sediment, slib, waterbodems;\n Plantaardig materialen, diervoeders, compost en mest;\n Voedingsmiddelen;\n Chemicaliën, verf, coatings, cosmetica, brandstoffen, biomassa, oliën en vetten;\n Kunststoffen, textiel, leer;\n Speelgoed;\n Water, andere vloeistoffen;\n Primaire dierlijke producten;\n Lichaamsvloeistoffen en excreta;\n Meetinstrumenten en gewichten.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 10. Certificeren van producten (inclusief diensten en processen) zoals bedoeld in EN ISO/IEC 17065\n \n \n \n \n WERKTERREINEN\n \n \n \n \n \n \n Landbouw, bosbouw, sierteelt, veeteelt en veevoeders, inclusief duurzaamheid en dierwelzijn gerelateerde schema’s;\n Hout, houtverwerking en houtproducten inclusief duurzaamheid gerelateerde schema’s;\n Voeding en grondstoffen voor de voedingsindustrie, inclusief duurzaamheid gerelateerde schema’s;\n Machines, instrumenten, (druk) apparatuur, (elektrische) apparaten, installaties en uitrusting, werktuigen;\n Voertuigen;\n Verticaal en horizontaal transport zoals liften, hijs- en hefwerktuigen, funderingsmachines en kranen;\n Consumentenproducten inclusief diensten aan consumenten;\n Metaal, metaalverwerking en metaalproducten;\n Bouwmaterialen, bouwconstructies, bodem, afvalstoffen, archeologie;\n Dienstverlening in financiële sector(NL);\n Dienstverlening in zorg en welzijn sector(NL).\n Europese richtlijnen en verordeningen(NL): Zoals vastgelegd in Bijlage 2;\n Europese richtlijn(NL): Uitrusting zeeschepen(modules B, D, E, F en G): 2014/90/EU;\n Interoperabiliteit van het spoorwegsysteem: 2016/797/EU;\n Europese verordeningen(NL):\n • Verordening inzake biologische productie en de etikettering van biologische producten: 834/2007EG;\n • Verordening inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft: 889/2008/EG;\n • Verordening betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt: 910/2014/EU.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 11. Het produceren van referentiematerialen zoals bedoeld in EN ISO 17034 (NL)\n \n \n \n \n GEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n Referentiematerialen met microbiologische eigenschappen;\n Gasmengsels;\n Vloeistoffen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 12. Het uitvoeren van milieuverificaties zoals bedoeld in Verordening (EG) Nr. 1221/2009 (EMAS) (NL)\n \n \n \n \n GEBIEDEN\n \n \n \n \n \n \n Milieuverificaties in Nederland\n \n \n \n \n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Accreditatie in het kader van Europese Richtlijnen en Verordeningen ten behoeve van aanmelding als ‘aangemelde instantie’\n \n \n \n \n \n \n \n \n Persoonlijke beschermingsmiddelen\n \n \n 2016/425/EU\n \n \n \n \n Rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale\n verwarmingsketels\n \n \n 92/42/EEG\n \n \n \n \n Liften en veiligheidscomponenten voor liften\n \n \n 2014/33/EU\n \n \n \n \n Drukapparatuur\n \n \n 2014/68/EU\n \n \n \n \n Drukvaten van eenvoudige vorm\n \n \n 2014/29/EU\n \n \n \n \n Geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis\n \n \n 2000/14/EG\n \n \n \n \n Meetinstrumenten\n \n \n 2014/32/EU\n \n \n \n \n Machines\n \n \n 2006/42/EG\n \n \n \n \n Niet-automatische weeginstrumenten\n \n \n 2014/31/EU\n \n \n \n \n Gasverbrandingstoestellen\n \n \n 2016/426/EU\n \n \n \n \n Veiligheid van speelgoed\n \n \n 2009/48/EG\n \n \n \n \n Pleziervaartuigen en waterscooters\n \n \n 2013/53/EU\n \n \n \n \n Pyrotechnische artikelen\n \n \n 2013/29/EU\n \n \n \n \n Elektromagnetische compatibiliteit\n \n \n 2014/30/EU\n \n \n \n \n Apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen\n waar ontploffingsgevaar kan heersen\n \n \n 2014/34/EU\n \n \n \n \n Radioapparatuur\n \n \n 2014/53/EU\n \n \n \n \n Verhandelen van bouwproducten\n \n \n 305/2011/EU\n \n \n \n \n EU-Bemestingsproducten\n \n \n (EU) 2019/1009\n \n \n \n \n \n In het kader van de accreditatie op basis van Europese Richtlijnen en Verordeningen zoals hierboven genoemd, waarin de structuur van de modules1Voor de Verordening verhandelen van bouwproducten (CPR, 305/2011/EU) wordt niet de modulestructuur uit besluit 768/2008 gevolgd, de CPR kent systemen in plaats van modules. wordt gebruikt zoals opgenomen in Besluit 768/2008, volgt de RvA onderstaande indeling ten aanzien van de keuze van de norm die per module voor accreditatie wordt gebruikt. De RvA volgt hiermee EA-2/172EA-2/17 M:2020, EA Document on Accreditation for Notification Purposes. en de daarin genoemde voorkeursnormen voor accreditatie met de aanvullende eisen uit de andere relevante normen voor accreditatie, zoals vastgelegd in Annex A en Annex B van EA-2/17. De RvA gebruikt in de implementatie van de EA-2/17 niet meer de term ‘voorkeursnorm’. De RvA gebruikt de term ‘verplichte norm’, aangezien het afwijken van voorgeschreven voorkeursnormen door de RvA alleen is toegestaan als de nationale wetgever/toezichthouder dat voorschrijft.\n De √ in de cellen in onderstaande tabel geeft de verplichte norm voor accreditatie door de RvA weer. Specifieke verplichte normen en toepassingen per richtlijn/verordening worden vastgelegd in Specifieke Accreditatie Protocollen (SAP’s) per richtlijn/verordening.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Module conform Besluit 768/2008\n \n \n EN ISO/IEC 17020\n \n \n EN ISO/IEC 17021-1\n \n \n EN ISO/IEC 17065\n \n \n EN ISO/IEC 17025\n \n \n \n \n \n \n Module A1, A2\n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n \n Module B\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module C1, C2\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module D, D1\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module E, E1\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module F, F1\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module G\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Module H\n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n Module H1\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n \n Systeem conform Verordening 305/2011/EU\n \n \n \n \n \n Systeem 1\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Systeem 1+\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Systeem 2+\n \n \n \n \n √\n \n \n \n \n \n Systeem 3\n \n \n \n \n \n √1\n \n \n \n \n \n \n 1 Voor de norm EN ISO/IEC 17025 is voor dit systeem alleen een accreditatie als testlaboratorium mogelijk, niet als kalibratielaboratorium.\n Een aantal van de richtlijnen en verordeningen kent daarnaast de mogelijkheid dat een deel van de werkzaamheden worden uitgevoerd door de zogenaamde ‘geaccrediteerde interne instantie’. Hiervoor wordt de norm EN ISO/IEC 17020 type B toegepast. De betreffende richtlijn of verordening bepaalt voor welke modules dit mogelijk is (module A1, A2, C1 en/of C2).\n \n Bovenstaande tabel met toepasselijke normen is per 11 februari 2021 gewijzigd. Met deze wijziging is het gebruik van sommige toepasselijke normen voor bepaalde modules en systemen door de RvA komen te vervallen; het is per 1 april 2021 niet meer mogelijk om accreditatie voor deze normen met betrekking tot die bepaalde modules en systemen aan te vragen.\n \n \n Behoudens uitzonderingen zoals beschreven in de relevante Specifieke Accreditatie Protocollen per richtlijn/verordening, is (het aanvragen van) accreditatie voor de volgende normen in combinatie met de volgende modules/systemen per 1 april 2021 niet meer mogelijk.:\n \n \n \n –\n \n EN ISO/IEC 17020: Module B, Module C1 en C2, Module F en F1, Module G, Module H1\n \n \n \n –\n \n EN ISO/IEC 17021-1: Module D en D1, Module E en E1, Systeem 2+ (Verordening 305/2011/EU)\n \n \n \n –\n \n EN ISO/IEC 17065: Module A1 en A2\n \n \n \n –\n \n EN ISO/IEC 17025: Module A1 en A2, Module C1 en C2, Module F en F1\n \n \n \n \n Voor op 1 april 2021 reeds bestaande accreditaties voor de (per module of systeem) niet langer toepasselijke normen geldt een overgangstermijn; deze bestaande accreditaties kunnen voor de betreffende modules of systemen gehandhaafd blijven tot uiterlijk 17 april 2023.\n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022\n \n20229513-01-2022RvA-BR01020229513-01-2022RvA-BR01013-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046191/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-15T06:28:30+01:002022-01-15T06:28:30+01:00BWBR0046191.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-15T06:28:40+01:002022-01-15T06:28:40+01:0074693b62974d81944afb6e9b9839fbdb25530ae8b537cedff3956657cecee9de51160dd8e95849cbcc83657c357266efbd2d7460d8feeca95e5d0912f5c812d26d52c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046192/2022-01-13_0/xml/BWBR0046192_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Accreditatie (RvA-BR002)20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n Beleidsregel Accreditatie (RvA-BR002)20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n \n Het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA) heeft, gelet op artikel 4 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie voor zijn dienstverlening, een nieuwe versie van Beleidsregel Accreditatie (RvA-BR002) vastgesteld.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n \n 1\n Toepassingsgebied\n \n \n Artikel\n 1\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op het accrediteren van instanties die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 2\n \n In deze beleidsregel wordt verwezen naar andere RvA-documenten. Deze kunnen bij de RvA worden opgevraagd, maar zijn ook te vinden op de website van de RvA (www.rva.nl). RvA-documenten zijn, op een enkele uitzondering na, zowel in het Nederlands als in het Engels beschikbaar. Indien een document in twee talen wordt uitgegeven is de Nederlandse versie leidend.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 3\n \n Dit document treedt in werking op de dag van de publicatie in de Staatcourant.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 2\n Definities\n \n \n Artikel\n 4\n \n De definities uit ISO/IEC 17000 zijn van toepassing.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 5\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Raad voor Accreditatie (RvA): De Stichting Raad voor Accreditatie, die in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie (Wanai) door de Minister van Economische zaken is aangewezen als de Nederlandse nationale accreditatie-instantie (NAI) in de zin van artikel 4 van de verordening (EG) nr. 765/2008;\n \n \n b.\n \n Commissie Accreditaties: De commissie van de RvA die tot taak heeft het bestuur te adviseren over het verlenen en intrekken van accreditaties;\n \n \n c.\n \n Conformiteitsbeoordelingsinstantie (CBI): Een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht zoals bijvoorbeeld kalibreren, (medische) testen, certificeren of inspecteren;\n \n \n d.\n \n EA: European co-operation for Accreditation: Het samenwerkingsverband van nationale accreditatie-instellingen (NAI’s) in Europa, dat door de Europese Commissie is belast met het uitoefenen van een peerevaluatie-systeem van toezicht op deze accreditatie-instellingen;\n \n \n e.\n \n IAF: International Accreditation Forum: Het mondiale samenwerkingsverband van accreditatie-instellingen op het gebied van certificatie en verificatie;\n \n \n f.\n \n ILAC: International Laboratory Accreditation Cooperation: Het mondiale samenwerkingsverband van accreditatie-instellingen op het gebied van (medische) testen, kalibratie en inspectie;\n \n \n g.\n \n Multilaterale overeenkomst: De overeenkomsten inzake de wederzijdse erkenning en acceptatie van accreditatie, die binnen EA, IAF en ILAC zijn opgesteld; deze overeenkomsten worden aangeduid met respectievelijk EA-MLA, IAF-MLA en ILAC-MRA;\n \n \n h.\n \n Verordening:\n Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93;\n \n \n i.\n \n Scope: De activiteiten en/of werkterreinen waarop de RvA-accreditatie van toepassing is. De scope vermeldt ook de locaties waar de CBI kernactiviteiten onder deze accreditatie uitvoert. Het beleid van de RvA voor het definiëren van de scope en de definitie van kernactiviteiten is vermeld in RvA-beleidsregel RvA-BR003;\n \n \n j.\n \n Afwijking: Een situatie bij de CBI die niet in overeenstemming is met de vereisten of voorwaarden voor accreditatie. In het geval van een vooronderzoek wordt gesproken van een tekortkoming. Het beleid van de RvA inzake afwijkingen is vermeld in RvA-beleidsregel RvA-BR004;\n \n \n k.\n \n Corrigerende maatregelen: Maatregelen waarmee de oorzaak van een waargenomen afwijking wordt weggenomen. Een corrigerende maatregel vereist een analyse van oorzaak en omvang van een afwijking. Het beleid van de RvA inzake corrigerende maatregelen is vermeld in RvA-beleidsregel RvA-BR004;\n \n \n l.\n \n Accreditatiebeschikking: Een besluit van het bestuur van de RvA tot het verlenen, intrekken, schorsen, uitbreiden of inperken van een accreditatie;\n \n \n m.\n \n Schorsing van een accreditatie: Het tijdelijk intrekken van de scope zoals bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Verordening;\n \n \n n.\n \n Bezwaar: Het aanvechten van een besluit van de bestuurder van de RvA, in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (zie hiervoor Beleidsregel Behandeling Bezwaren, RvA-BR006);\n \n \n o.\n \n Klacht: Uiting van ongenoegen, anders dan een bezwaar, over de wijze waarop de RvA, of een persoon die werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de RvA, zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de klager of jegens een ander heeft gedragen;\n \n \n p.\n \n Melding: Uiting van ongenoegen over een gedraging van een door de RvA geaccrediteerde organisatie betreffende werkzaamheden die binnen de van toepassing zijnde scope vallen en waarbij een terugkoppeling vanuit de RvA zal worden gegeven;\n \n \n q.\n \n Signaal: Uiting over een gedraging van een door de RvA geaccrediteerde organisatie, betreffende werkzaamheden die binnen de van toepassing zijnde scope vallen, die ter informatie aan de RvA wordt verstrekt en waarbij er geen terugkoppeling vanuit de RvA zal worden gegeven;\n \n \n r.\n \n Interpretatiegeschil: Verschil van mening tussen een CBI en een RvA-beoordelaar over de interpretatie van accreditatievereisten;\n \n \n s.\n \n SAP: Specifiek Accreditatieprotocol: Dit is een korte beschrijving voor een specifiek accreditatiegebied en dient als praktische aanvulling op deze beleidsregel. Waar nodig wordt in een SAP toelichting gegeven op accreditatievereisten. SAP’s zijn verplichtende documenten;\n \n \n t.\n \n T-document: Toelichtend document: Dit document beschrijft het beleid en/of de werkwijze van de RvA met betrekking tot een specifiek accreditatieonderwerp. T-documenten zijn verplichtende documenten;\n \n \n u.\n \n Accreditatievereisten: De eisen die de RvA hanteert voor het accrediteren en het handhaven van een verleende accreditatie. Deze eisen omvatten de eisen uit de relevante norm die voor de accreditatie wordt gebruikt, de eisen uit specifieke conformiteitsbeoordelingsschema’s waarvoor de accreditatie wordt of is verleend en de voorwaarden die de RvA in de beschikking vermeldt.\n \n \n v.\n \n Conformiteitsbeoordelingsschema/conformiteitsbeoordelingsprogramma (verder aangeduid met ‘schema’): een gedocumenteerde en publiek beschikbare set aan eisen die het volgende vaststellen:\n \n \n 1.\n Het object van conformiteitsbeoordeling, d.w.z. product, proces, dienst, systeem, persoon dat/die op conformiteit beoordeeld wordt;\n \n \n 2.\n De eisen waartegen conformiteit wordt beoordeeld;\n \n \n 3.\n Het mechanisme waarmee conformiteit wordt vastgesteld, bijvoorbeeld testen, examinering, inspectie of auditing en andere ondersteunende activiteiten om de blijvende conformiteit te verzekeren;\n \n \n 4.\n Eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties (CBI’s), gesteld door de schemabeheerder, en eventuele specifieke toepassingen en interpretaties ervan, voor zover van toepassing.\n \n \n \n \n w.\n \n Schemabeheerder: identificeerbare organisatie die een schema heeft vastgesteld en verantwoordelijk is voor het ontwerp en beheer van het schema.\n \n \n Indien de schemabeheerder niet de CBI is die zelf het schema gebruikt, spreken we van een externe schemabeheerder.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 3\n Accreditatie door de RvA\n \n \n Artikel\n 6\n \n Het bestuur van de RvA kan op aanvraag van een CBI accreditatie verlenen indien de CBI bij een door de RvA uitgevoerd beoordelingsonderzoek heeft aangetoond aan de accreditatievereisten te voldoen, met in achtneming van de van toepassing zijnde regelgeving, richtlijnen, interpretaties en beleidsregels.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 7\n \n De RvA opereert als accreditatie-instantie voor CBI’s die naar Nederlands recht verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun doen of nalaten. Een CBI die buiten Nederland is gevestigd en volgens het lokale recht verantwoordelijk kan worden gehouden voor het doen of nalaten kan ook accreditatie bij de RvA aanvragen, met in achtneming van de van toepassing zijnde regelgeving en binnen de kaders van het RvA-beleid voor buitenlandse accreditaties zoals vastgelegd in beleidsregel RvA-BR007.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De RvA past de eisen toe die zijn vastgelegd in de normen voor accreditatie die door de relevante normalisatie-instituten of andere gezaghebbende instanties gepubliceerd zijn.\n \n \n 2\n In aanvulling op de eisen uit de normen die op de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsactiviteit van toepassing zijn, kan de RvA aanvullende eisen hanteren, zoals:\n \n \n a.\n eisen voor het verkrijgen van de status van een aangemelde instelling in het kader van een Europese richtlijn of verordening;\n \n \n b.\n eisen voor erkenning of aanwijzing op basis van Nederlandse wet- of regelgeving;\n \n \n c.\n eisen uit een schema;\n \n \n \n \n 3\n De aanvullende eisen bedoeld in lid 2 mogen niet in tegenspraak zijn met de eisen uit de norm die voor accreditatie wordt gebruikt of eisen uit die norm buiten toepassing verklaren.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De RvA maakt gebruik van richtlijnen, toepassings- en interpretatiedocumenten die door de RvA, EA, lAF, ILAC of andere gezaghebbende organisaties gepubliceerd zijn.\n \n \n 2\n De RvA kan toelichtingen op de accreditatievereisten opstellen. De zogenaamde toelichtende documenten (T-documenten) worden op www.rva.nl gepubliceerd. De RvA kan externe deskundigen betrekken bij ontwikkelen van T-documenten.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 10\n \n De RvA baseert haar werkwijzen en regels op de eisen voor accreditatie-instanties zoals vastgelegd in:\n \n \n a.\n ISO/IEC 17011;\n \n \n b.\n Verordening (EC)765/2008 en de Wanai;\n \n \n c.\n de EA-MLA, IAF-MLA en ILAC-MRA en de eisen die daar uit voortvloeien;\n \n \n d.\n eventuele eisen uit schema’s.\n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 11\n \n De RvA publiceert Specifieke accreditatieprotocollen (SAP’s) op www.rva.nl waarin voor verschillende (soorten van) conformiteitsbeoordelingsactiviteiten de van toepassing zijnde vereisten worden gespecificeerd en waarin de aanvullende richtlijnen, toepassings- en interpretatiedocumenten zijn benoemd. SAP’s bevatten tevens details over de RvA-beoordelingsactiviteiten en mogelijke onderwerpen die tijdens beoordelingen bijzondere aandacht krijgen. Bij het opstellen van SAP’s kan de RvA externe partijen raadplegen.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 12\n \n De RvA zal haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid altijd waarborgen. De RvA zal in dat kader onder meer geen accreditatie verlenen aan, of een verleende accreditatie in standhouden van, een CBI die activiteiten uitvoert of aanbiedt die de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de RvA in gevaar kunnen brengen, zoals het publiek verklaren of suggereren dat een andere organisatie voldoet aan een norm die de RvA hanteert bij het accrediteren van CBI’s.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 4\n Aanvraag voor accreditatie\n \n \n Artikel\n 13\n \n \n 1\n Een aanvraag voor accreditatie wordt ingediend bij het bestuur van de RvA met gebruikmaking van het formulier RvA-F001a.\n \n \n 2\n Bij de aanvraag worden de documenten verstrekt die zijn genoemd in het aanvraagformulier en in het van toepassing zijnde aanvullende aanvraagformulier dat in RvA-F001a is gespecificeerd.\n \n \n 3\n Indien de aanvraag voor accreditatie betrekking heeft op een schema van een externe schemabeheerder, is tevens beleidsregel RvA-BR012 van toepassing.\n \n \n 4\n Documenten worden in de Nederlandse of Engelse taal aan de RvA verstrekt.\n \n \n 5\n De aanvrager ontvangt van de RvA binnen tien werkdagen een bevestiging van de ontvangst van de aanvraag.\n \n \n 6\n De RvA beoordeelt de compleetheid en juistheid van de aanvraag. De aanvrager wordt binnen twintig werkdagen na de ontvangst van de aanvraag geïnformeerd over het resultaat van deze beoordeling. Is de aanvraag compleet en correct dan zal deze in behandeling worden genomen.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 14\n \n In aanvulling op artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, besluit de RvA tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag indien:\n \n \n 1.\n de aangevraagde scope niet eenduidig is. De RvA zal, in het kader van het waarborgen van de harmonisatie van scopebeschrijvingen van de door hem geaccrediteerde organisaties een tegenvoorstel voor de scopebeschrijving aan de aanvrager doen toekomen, alsmede een termijn om de aanvraag aan te vullen of te corrigeren;\n \n \n 2.\n de aanvraag een activiteit of werkterrein betreft dat niet is genoemd in beleidsregel RvA-BR010. Indien de RvA tot het oordeel komt dat de activiteiten of werkterreinen niet tot het competentiegebied van de RvA behoren, dan zal de RvA in overleg met de aanvrager een termijn vaststellen waarbinnen de activiteit of het werkterrein aan het werkterrein van de RvA kan worden toegevoegd en de aanvraag in behandeling kan worden genomen;\n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 15\n \n \n 1\n Indien de aanvraag voor accreditatie een schema van een externe schemabeheerder betreft en een evaluatie van het schema, zoals bedoeld in BR012, nog niet is afgerond, wordt de aanvraag aangehouden in afwachting van de afronding van de evaluatie van het schema.\n \n \n 2\n Indien deze evaluatie niet binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag voor accreditatie is afgerond wordt de aanvraag alsnog buiten behandeling gelaten.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 5\n Voorbereiding van een beoordeling\n \n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Na het in behandeling nemen van de aanvraag als bedoeld in Artikel 13 voert de RvA een vooronderzoek uit met het doel vast te stellen of het gedocumenteerde systeem van de aanvrager aan de vereisten voor accreditatie voldoet.\n \n \n 2\n Voor het in lid 1 bedoelde vooronderzoek stelt de RvA een beoordelingsteam samen. De aanvrager kan, op basis van vermeende belangenconflicten, schriftelijk protest indienen tegen de inzet van een teamlid. Een dergelijk protest dient binnen vijf werkdagen na het bekendmaken van de samenstelling van het team met redenen omkleed bij de RvA te worden ingediend. De RvA zal op basis van de gronden van het protest, de inzet van het teamlid heroverwegen.\n \n \n 3\n Het resultaat van het vooronderzoek wordt in een rapport vastgelegd. Dit rapport identificeert eventuele tekortkomingen die vastgesteld zijn ten opzichte van de accreditatievereisten. Indien de aanvrager dit verzoekt worden de resultaten in een gesprek toegelicht.\n \n \n 4\n De conclusies uit een vooronderzoek kunnen zijn:\n \n \n a.\n Geconcludeerd wordt dat de aanvrager, ondanks eventueel vastgestelde tekortkomingen, gereed is voor het beoordelingsonderzoek. Het rapport van het vooronderzoek bevat in dat geval, naast een samenvatting van de resultaten van het vooronderzoek, een specificatie van het uit te voeren beoordelingsonderzoek, alsmede een voorstel voor een planning van het beoordelingsonderzoek.\n \n \n b.\n Geconcludeerd wordt dat de aanvrager als gevolg van vastgestelde tekortkomingen nog niet gereed is voor het beoordelingsonderzoek. Het rapport bevat in dat geval, naast een samenvatting van de resultaten van het vooronderzoek, de geïdentificeerde tekortkomingen die aantoonbaar opgeheven moeten worden voordat een beoordelingsonderzoek kan worden uitgevoerd. De aanvrager krijgt dan de gelegenheid binnen een door de RvA gestelde termijn correcties aan te brengen die de RvA zal verifiëren in een vervolgvooronderzoek. De resultaten van deze verificatie zullen in het rapport worden verwerkt en de basis zijn voor een (mogelijk) nieuwe conclusie.\n \n \n \n \n 5\n Een aanvrager kan op basis van het resultaat van het vooronderzoek de aanvraag intrekken en opnieuw indienen na het nemen van correctieve maatregelen.\n \n \n 6\n Om de objectiviteit van het beoordelingsteam van de RvA te waarborgen en om advisering te voorkomen kan de RvA beslissen tot een andere samenstelling van het beoordelingsteam bij opeenvolgende vooronderzoeken bij dezelfde aanvrager.\n \n \n 7\n In het geval uit het vervolgvooronderzoek blijkt dat een aanvrager er niet in is geslaagd om de in lid 4 onder b. bedoelde tekortkomingen van het vooronderzoek op te heffen, zal de RvA in overleg met de aanvrager een beslissing nemen over het vervolg van de beoordeling.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 6\n Beoordeling\n \n \n Artikel\n 17\n \n \n 1\n De RvA past een of meer van de navolgende beoordelingsmethoden toe:\n \n \n a.\n \n documentenonderzoek: het beoordelen van systeemdocumentatie zoals handboeken, vastgelegde procedures, instructies e.d., en/of het beoordelen van registraties van de CBI zoals personeelsdossiers, controlekaarten, rapportages, verslagen van directiebeoordelingen, onderzoeksdossiers en dergelijke;\n \n \n b.\n \n kantooronderzoek: een onderzoek dat uitgevoerd wordt bij de CBI om de implementatie van het managementsysteem te verifiëren op basis van gedocumenteerde bewijsstukken en gesprekken met het personeel;\n \n \n c.\n \n bijwoning: het in de praktijk waarnemen van activiteiten die door de CBI worden uitgevoerd (bijvoorbeeld testen, kalibraties, inspecties, audits, examens, verificatie), inclusief de rapportage van de gedane waarnemingen;\n \n \n d.\n \n beoordeling op afstand: een onderzoek waarbij het RvA-beoordelingsteam met behulp van elektronische media registraties onderzoekt en met personeel spreekt, zonder fysiek op het kantoor van de CBI aanwezig te zijn waar deze registraties worden gemaakt of waar dit personeel haar activiteiten uitvoert;\n \n \n e.\n \n schaduwonderzoek: een onderzoek waarbij een door de CBI uitgevoerde activiteit ter plaatse wordt geverifieerd door het bespreken van de resultaten van de activiteit met de uitvoerende(n). Daarbij moet beschikt kunnen worden over vrijwel dezelfde informatie en faciliteiten die de uitvoerenden ten tijde van het uitvoeren van de activiteit beschikbaar hadden;\n \n \n f.\n \n beoordelen resultaten interlaboratoriumonderzoek: het vaststellen van de bekwaamheid van een CBI, die (medische) testen, kalibraties of inspecties uitvoert, door middel van het beoordelen van de resultaten van interlaboratoriumonderzoek (het vergelijken van resultaten die door twee of meer CBI’s zijn verkregen);\n \n \n g.\n \n interviews: het door middel van gerichte vraaggesprekken toetsen van de deskundigheid van medewerkers van de CBI.\n \n \n \n \n 2\n Voor de in lid 1 bedoelde beoordeling stelt de RvA een beoordelingsteam samen. De aanvrager kan, op basis van vermeende belangenconflicten, schriftelijk protest indienen tegen de inzet van een teamlid. Een dergelijk protest dient binnen vijf werkdagen na het bekendmaken van de samenstelling van het team met redenen omkleed bij de RvA te worden ingediend. De RvA zal op basis van de gronden van het protest, de inzet van het teamlid heroverwegen.\n \n \n 3\n Voor beoordelingen buiten Nederland kan de RvA beslissen één of meerdere tolken aan het beoordelingsteam toe te voegen.\n \n \n 4\n De CBI stelt uiterlijk 20 werkdagen voor de start van de in lid 1 bedoelde beoordeling de in het Nederlands of Engels gestelde geldende systeem- en technische documentatie ter beschikking van het beoordelingsteam. Het betreffende aanvullende aanvraagformulier (zie www.rva.nl) specificeert de documenten die nodig zijn voor het uitvoeren van een beoordeling bedoeld in lid 1. Indien de benodigde documenten niet uiterlijk 20 werkdagen voor de start van de in lid 1 bedoelde beoordeling worden verstrekt kan de RvA de planning van het onderzoek wijzigen, teneinde het beoordelingsteam in staat te stellen de voorbereiding (deels) op de locatie bij de CBI uit te voeren. De feitelijke beoordeling op locatie zal in dat geval (deels) op een nader te bepalen tijdstip worden voortgezet.\n De RvA behoudt het recht in voorkomende gevallen de beoordeling te annuleren, waarbij de kosten conform het Tarievenbesluit (RvA-D001) voor rekening van de aanvrager zijn.\n \n \n 5\n Ten behoeve van de beoordeling:\n \n \n a.\n informeert de CBI de RvA tijdig over alle relevante instructies en vereisten betreffende beveiliging, veiligheid, bedrijfsgezondheid en hygiëne;\n \n \n b.\n stelt de CBI de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (voor veiligheid en hygiëne) ter beschikking aan de leden van de RvA-beoordelingsteams;\n \n \n c.\n stelt de CBI de RvA in staat om de activiteiten van de CBI te observeren (bij te wonen);\n \n \n d.\n biedt de CBI de RvA toegang tot alle locaties, dossiers en documenten die de RvA relevant acht voor haar beoordeling. Dit kan ook betrekking hebben op locaties, dossiers en documenten van organisaties die aan de CBI gerelateerd zijn;\n \n \n e.\n neemt de CBI maatregelen ter verkrijging van medewerking van klanten van of organisaties gerelateerd aan de CBI, waarbij toegang tot de locaties en documenten van de klant naar de mening van de RvA nodig is;\n \n \n f.\n beschikt de CBI over uitvoerbare regelingen om medewerking en toegang als hiervoor genoemd te faciliteren.\n \n \n \n \n 6\n Een CBI met activiteiten in het buitenland accepteert dat de RvA de beoordelingen in het buitenland uitbesteedt aan de lokale accreditatieinstelling indien deze ondertekenaar is van de relevante multilaterale overeenkomst van EA, IAF of ILAC.\n \n \n 7\n Indien naar het oordeel van de RvA onvoldoende invulling is gegeven aan de punten in lid 4 tot en met lid 6, bestaat het risico dat een beoordeling niet (volledig) kan worden uitgevoerd en geen positief besluit binnen de daarvoor bepaalde termijn kan worden genomen. Dit risico komt voor rekening van de aanvrager.\n \n \n 8\n De bepalingen in dit artikel gelden, waar van toepassing, ook ten aanzien van extra beoordelingen als bedoeld in Artikel 32 van deze beleidsregel.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 18\n \n \n 1\n De CBI accepteert dat waarnemers (al dan niet in opdracht van de RvA) kunnen participeren in de beoordelingsteams van de RvA, voor doelen als training, collegiale toetsing en toezicht door de Nederlandse overheid, tenzij door de CBI tijdig redelijke en gegronde bezwaren worden gemaakt tegen de aanwezigheid van specifieke waarnemers.\n \n \n 2\n De CBI brengt personen die namens de RvA actief zijn niet in een positie waarbij hun onafhankelijkheid, objectiviteit, veiligheid of gezondheid in het geding kan komen.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 19\n \n \n 1\n Een beoordeling start met een openingsbijeenkomst met vertegenwoordigers van de CBI, waarin onder meer het doel en de werkwijzen worden toegelicht en het beoordelingsplan wordt vastgesteld.\n \n \n 2\n Gedurende de beoordeling zullen de verschillende teamleden de implementatie en effectiviteit van het managementsysteem en de competentie van de CBI beoordelen. De CBI moet aantonen dat ze alle activiteiten op alle vestigingen waarvoor accreditatie wordt aangevraagd, beheerst. Indien de CBI kernactiviteiten uitvoert op meerdere locaties (zie beleidsregel RvA-BR003 voor de definitie van kernactiviteiten) zal de RvA ook op deze locaties een beoordeling uitvoeren. Op andere locaties waar de CBI activiteiten uitvoert die niet als kernactiviteit worden beschouwd worden steekproeven genomen naar gelang het karakter en de omvang van de activiteiten op de betreffende locaties.\n \n \n 3\n Met betrekking tot het managementsysteem van de CBI zal het beoordelingsteam minimaal een volledige cyclus, dat wil zeggen inclusief implementatie van corrigerende maatregelen, van de interne audit en directiebeoordeling moeten kunnen beoordelen.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 20\n \n \n 1\n Het beoordelingsteam zal bevindingen waarderen volgens het geldende RvA-beleid ten aanzien van classificatie van afwijkingen, zoals vastgelegd in RvA-beleidsregel RvA-BR004.\n \n \n 2\n Een beoordeling wordt afgesloten met een slotbijeenkomst waarin de bevindingen mondeling worden gerapporteerd en de vastgestelde afwijkingen schriftelijk worden gerapporteerd. In bijzondere situaties kan de slotbijeenkomst telefonisch of met behulp van andere digitale voorzieningen plaatsvinden.\n \n \n 3\n Het beoordelingsteam legt de bevindingen vast in een voorlopig rapport. De CBI kan binnen tien werkdagen na toezending van dit rapport door de RvA reageren op de inhoud van het rapport en correcties en wijzigingen voorstellen. Het beoordelingsteam kan deze voorstellen al dan niet overnemen.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 21\n \n De RvA beëindigt per direct een beoordeling, dan wel het accreditatieproces, indien er sprake is van:\n \n \n a.\n het weigeren van toegang tot relevante locaties, medewerkers en/of informatie;\n \n \n b.\n intimidatie, discriminatie, bedreiging en/of geweld jegens één of meer personen die voor of namens de RvA optreden;\n \n \n c.\n poging tot omkoping van één of meer personen die voor of namens de RvA optreden;\n \n \n d.\n het aantoonbaar misleiden van het RvA-beoordelingsteam door het niet verstrekken van relevante informatie en/of het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;\n \n \n e.\n het niet voldoen van financiële verplichtingen jegens de RvA.\n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 22\n \n \n 1\n Indien afwijkingen zijn vastgesteld stelt de RvA de aanvrager in de gelegenheid om correctieve en corrigerende maatregelen te nemen, volgens de procedure zoals deze in RvA-BR004 is beschreven.\n \n \n 2\n De correctieve en corrigerende maatregelen worden beoordeeld in een vervolgbeoordeling (zie ook BR004). De resultaten van de vervolgbeoordeling worden in het definitieve beoordelingsrapport verwerkt en aan de aanvrager toegezonden.\n \n \n 3\n Het definitieve rapport wordt met een conclusie van het beoordelingsteam en een advies van de teamleider, ten behoeve van de besluitvorming, aan de besluitnemer ter beschikking gesteld.\n \n \n 4\n De aanvrager mag een rapport in zijn geheel vermenigvuldigen, openbaar maken en verspreiden, waarbij in aansluiting op de Wet openbaarheid van bestuur vertrouwelijke gegevens kunnen worden weggelaten.\n \n \n 5\n Delen van rapporten van de RvA mogen alleen openbaar worden gemaakt of worden verspreid, als de RvA hiervoor uitdrukkelijke schriftelijke toestemming heeft gegeven.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 23\n \n \n 1\n Voor het verkrijgen van de status van ‘aangemelde instelling’ in het kader van Europese richtlijnen of verordeningen of voor een aanwijzing of erkenning in het kader van andere wet- of regelgeving, kan een CBI een accreditatie nodig hebben. In dat geval kan het voorkomen dat een CBI deze accreditatie niet kan verkrijgen doordat ze het werk nog niet aan de RvA kan laten zien omdat voor het verkrijgen van opdrachten een aanwijzing/aanmelding/erkenning nodig is. De RvA zal in dat geval in overleg met de aanwijzende/aanmeldende/erkennende autoriteit een systeem toepassen voor een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden.\n \n \n 2\n Een beoordeling voor een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden bestaat uit het vooronderzoek zoals beschreven in hoofdstuk 5 en een beoordeling zoals beschreven in hoofdstuk 6, waarbij de competentie op basis van interviews en de verificatie van dossiers en registraties op het kantoor van de instelling beoordeeld wordt. Deze beoordeling wordt afgerond met een rapportage en, nadat eventuele afwijkingen zijn opgeheven, met een advies van het beoordelingsteam. Het nemen van het besluit geschiedt zoals in hoofdstuk 7 is beschreven. Een tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden wordt voor één jaar verleend. De scope van accreditatie zal de tijdelijke en beperkte status van accreditatie expliciet benoemen (zie BR003).\n \n \n 3\n Nadat de tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden is verleend zal de RvA een aanvullende beoordeling uitvoeren, waarbij de RvA de eerste activiteit van de CBI als aangemelde/aangewezen/erkende instelling zal bijwonen en daarop volgend een beoordeling op kantoor van de CBI uit zal voeren ter beoordeling van het dossier van die eerste activiteit. Deze aanvullende beoordeling zal binnen een jaar na het verlenen van deze accreditatie moeten worden afgerond. Het besluit om deze accreditatie om te zetten in een reguliere accreditatie wordt genomen op basis van een advies door de Commissie Accreditaties zoals in hoofdstuk 7 is genoemd.\n \n \n 4\n Een tijdelijke accreditatie onder beperkende voorwaarden zal verlopen (dus niet worden ingetrokken) indien de RvA de aanvullende beoordeling niet binnen de geldigheidstermijn heeft kunnen afronden, doordat:\n \n \n a.\n de RvA de desbetreffende activiteiten niet heeft kunnen bijwonen;\n \n \n b.\n de RvA de kantoorbeoordeling niet heeft kunnen uitvoeren;\n \n \n c.\n de RvA de corrigerende maatregelen voor de afwijkingen die bij de aanvullende beoordeling zijn vastgesteld niet met een positief resultaat heeft kunnen beoordelen.\n \n \n \n \n 5\n Indien de CBI niet binnen zes maanden na het verlenen van deze tijdelijke accreditatie met beperkende voorwaarden de in het derde lid bedoelde bijwoning van een activiteit en/of de kantoorbeoordeling mogelijk heeft gemaakt, bestaat het risico dat de accreditatie niet voor het verlopen van de geldigheidstermijn van deze accreditatie definitief kan worden gemaakt. Dit risico komt voor rekening van de CBI.\n \n \n 6\n De aanmeldende/aanwijzende/erkennende autoriteit zal over het verlopen van een accreditatie onder beperkende voorwaarden worden geïnformeerd door de RvA.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 7\n Het besluit over de accreditatie\n \n \n Artikel\n 24\n \n \n 1\n In geval er sprake is van een initiële beoordeling of een herbeoordeling zullen de conclusie van het beoordelingsteam, de definitieve rapportage, het definitieve voorstel voor de scope en eventuele overige informatie ter beschikking worden gesteld aan een door de RvA ingestelde Commissie Accreditaties. Deze commissie komt maandelijks bijeen en formuleert een advies aan het bestuur van de RvA.\n \n \n 2\n Dit advies kan in lijn zijn met de conclusie van het beoordelingsteam maar kan daar ook van afwijken. De commissie kan adviseren specifieke voorwaarden aan de accreditatie te verbinden. De commissie kan ook aanbevelen tot het aanhouden van het besluit in afwachting van aanvullende informatie.\n \n \n 3\n Het bestuur van de RvA kan het advies van de Commissie Accreditaties volgen of anders beslissen. Als het bestuur het advies van de commissie niet volgt dient het bestuur de Raad van Toezicht van de RvA te consulteren.\n \n \n 4\n De accreditatiebeschikking met de daarbij geldende voorwaarden wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager (zie informatieve Bijlage 1: De voorwaarden in een accreditatiebeschikking (informatief)).\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 25\n \n [Vervallen per 13-01-2022]\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 26\n \n \n 1\n Aan een accreditatiebeschikking worden voorwaarden verbonden.\n \n \n 2\n Een accreditatiebeschikking specificeert de scope volgens RvA-BR003.\n \n \n 3\n In de accreditatiebeschikking kan worden bepaald dat de accreditatie dan wel de accreditatieverklaring wordt verleend voor een beperkte duur.\n \n \n 4\n Een accreditatiebeschikking bevat voorwaarden voor het gebruik van accreditatiemerken en het op andere wijze verwijzen naar de geaccrediteerde status (zie RvA-VR003).\n \n \n 5\n De aan een accreditatiebeschikking te verbinden voorwaarden kunnen inhouden dat de activiteiten en de locaties van de CBI moeten voldoen aan bepaalde vereisten.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 27\n \n \n 1\n Een accreditatie wordt op naam gesteld van de CBI die de aanvraag heeft ingediend, en waarvan bij de beoordeling is aangetoond dat deze aan de eisen voldoet.\n \n \n 2\n Op de accreditatiedocumenten zoals bedoeld in Artikel 28 kunnen, op verzoek van de CBI, naast haar primaire handelsnaam ook de in de aanvraag vermelde aanvullende handelsnamen worden vermeld, indien deze in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (of voor buitenlandse CBI’s in een vergelijkbaar register) zijn geregistreerd.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 28\n \n Binnen vier weken na de accreditatiebeschikking worden twee documenten aan de CBI gestuurd:\n \n \n 1.\n de accreditatieverklaring: De verklaring vermeldt de datum waarop de accreditatie is toegekend, tegen welke norm de beoordeling heeft plaatsgevonden en de geldigheidsduur van de verklaring. Deze geldigheidsduur is maximaal 4 jaar;\n \n \n 2.\n bijlage bij de verklaring: De bijlage bij de verklaring beschrijft de scope van de accreditatie in overeenstemming met de accreditatiebeschikking. Deze bijlage heeft een einddatum die gelijk is aan de einddatum van de accreditatieverklaring. Deze bijlage publiceert de RvA tevens op haar website.\n \n \n De documenten bedoeld in lid 1 en lid 2 worden opgesteld in de Nederlandse taal. Op verzoek zijn deze ook in het Engels verkrijgbaar.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 8\n Het onderhouden van de accreditatie\n \n \n Artikel\n 29\n \n \n 1\n Nadat de accreditatie is verleend, wordt periodiek getoetst of de CBI blijvend voldoet aan de voorwaarden voor accreditatie.\n \n \n 2\n De RvA voert periodiek controlebeoordelingen uit. De frequentie, omvang en de reikwijdte van de controlebeoordelingen zijn nader uitgewerkt in beleidsregel RvA-BR005.\n \n \n 3\n Controlebeoordelingen worden uitgevoerd overeenkomstig de procedures in hoofdstuk 6.\n \n \n 4\n Op basis van het resultaat van een controlebeoordeling kan de RvA besluiten de accreditatie te wijzigen, of geheel of gedeeltelijk te schorsen (zie hoofdstuk 10), of geheel of gedeeltelijk in te trekken (zie hoofdstuk 11).\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 30\n \n \n 1\n Niet later dan zes maanden voor de afloop van de geldigheid van de accreditatieverklaring als bedoeld in Artikel 28, lid 1, vindt een herbeoordeling zoals bedoeld in RvA-BR005 plaats.\n \n \n 2\n De herbeoordeling vindt plaats overeenkomstig de procedures als bepaald in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 van de onderhavige beleidsregel.\n \n \n 3\n De RvA voert bij herbeoordelingen geen vooronderzoek uit. Het beoordelingsteam zal echter wel een beoordeling van het gedocumenteerde systeem uitvoeren en de resultaten daarvan in de rapportage verwerken.\n \n \n 4\n Bij het bepalen van de inhoud en reikwijdte van een herbeoordeling zal de RvA de prestaties van de CBI in het verleden in overweging nemen, volgens de beleidsregel RvA-BR005.\n \n \n 5\n Op basis van het resultaat van een herbeoordeling kan de RvA besluiten de accreditatie te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te schorsen of in te trekken.\n \n \n 6\n In het geval de accreditatie voor beperkte duur was verleend (conform Artikel 26, lid 3) kan de RvA besluiten de accreditatie niet opnieuw te verlenen.\n \n \n 7\n Indien voorafgaande aan de afloop van de geldigheidsperiode van de accreditatieverklaring niet een besluit over de nieuwe geldigheidsduur van de accreditatieverklaring kan worden genomen, kan de geldigheid van de verklaring en van de scope met ten hoogste zes maanden worden verlengd.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 31\n \n \n 1\n De scope van een accreditatie kan op aanvraag van een CBI worden gewijzigd volgens de regels in RvA-BR003.\n \n \n 2\n In het geval van een aanvraag voor uitbreiding van de scope geldt:\n \n \n a.\n Een aanvraag voor uitbreiding van een accreditatie wordt ingediend met formulier RvA-F105. Bij de aanvraag worden de documenten toegevoegd zoals op het betreffende aanvullend aanvraagformulier gespecificeerd. In overleg met de CBI kan de RvA, naast deze documenten, andere documenten opvragen die nodig zijn voor het in behandeling nemen van de aanvraag.\n \n \n b.\n De beslissing tot acceptatie van een aanvraag voor uitbreiding van accreditatie geschiedt conform het bepaalde in Artikel 13 en Artikel 14.\n \n \n c.\n De beoordeling in het kader van een uitbreiding van accreditatie vindt plaats conform het gestelde in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6, met dien verstande dat bij de acceptatie van de aanvraag de RvA kan vaststellen dat een vooronderzoek niet nodig is.\n \n \n d.\n Op basis van de resultaten van de beoordeling neemt het bestuur van de RvA een besluit omtrent de uitbreiding van de scope. Een positief besluit leidt tot een nieuwe accreditatiebeschikking.\n \n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 32\n \n \n 1\n De RvA kan besluiten tot een extra beoordeling naar aanleiding van wijzigingen in de accreditatie-eisen en naar aanleiding van klachten, meldingen, signalen of publicaties over de CBI. Ook informatie van belanghebbende partijen of derden kan aanleiding zijn voor het besluiten tot een extra beoordeling.\n \n \n 2\n De RvA zal een extra beoordeling uitvoeren in geval er sprake is van het verhuizen van test- en kalibratiefaciliteiten dan wel van fusie, overname of splitsing van de geaccrediteerde instelling, volgens beleidsregel RvA-BR011.\n \n \n 3\n De RvA kan een extra beoordeling uitvoeren in geval er sprake is van andere wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die onder accreditatie worden uitgevoerd. Voorbeelden van dergelijke wijzigingen zijn: wijzigingen in een belangrijk deel van het personeelsbestand of wijzigingen in methoden of faciliteiten.\n \n \n 4\n Een extra beoordeling wordt uitgevoerd volgens hoofdstuk 6 maar kan, indien de RvA dit wenselijk acht, zonder vooraankondiging plaatsvinden of met een minimale periode tussen aankondiging en uitvoering van de beoordeling.\n \n \n 5\n Op basis van het resultaat van een extra beoordeling kan de RvA besluiten de accreditatie te wijzigen, geheel of gedeeltelijk te schorsen (zie hoofdstuk 10) of in te trekken (zie hoofdstuk 11).\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 9\n Maatregelen\n \n \n Artikel\n 33\n \n \n 1\n In geval van handelingen van een geaccrediteerde CBI die in strijd zijn met de accreditatievereisten kan de RvA de volgende maatregelen nemen:\n \n \n a.\n schorsing (geheel of gedeeltelijk) van de accreditatie (zie hoofdstuk 10),\n \n \n b.\n intrekking (geheel of gedeeltelijk) van de accreditatie (zie hoofdstuk 11),\n \n \n c.\n het uitvoeren van extra beoordelingen (zie Artikel 32).\n \n \n \n \n 2\n Indien de RvA overgaat tot schorsen of intrekken van de accreditatie zal hiervan mededeling worden gedaan op de website van de RvA, en indien noodzakelijk zal hiervan mededeling worden gedaan aan het secretariaat van IAF (zie hiervoor document IAF-MD7 (www.iaf.nu)). Bij de mededeling dat tot schorsing of intrekking wordt overgegaan wordt vermeld of deze op verzoek van de CBI heeft plaatsgevonden dan wel door de RvA is opgelegd.\n \n \n 3\n Over een intrekking of schorsing van een accreditatie van een CBI die tevens opereert onder de accreditatie van een buitenlandse accreditatieinstelling zal ook deze instelling worden geïnformeerd.\n \n \n 4\n Over een intrekking of schorsing van een accreditatie van een CBI die tevens is aangemeld in het kader van Europese richtlijnen of verordeningen of is aangewezen of erkend in het kader van wet- of regelgeving zal de RvA de relevante autoriteit(en) informeren.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 10\n Schorsing van de accreditatie\n \n \n Artikel\n 34\n \n \n 1\n Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk schorsen voor een vast te stellen periode van ten hoogste zes maanden. In uitzonderlijke gevallen kan de schorsing worden verlengd met een periode van ten hoogste zes maanden. Het besluit tot schorsing bevat de redenen voor de schorsing, de onderdelen van de scope waarop deze van toepassing is en de periode waarvoor de schorsing geldt.\n \n \n 2\n Als reden voor een gehele of gedeeltelijke schorsing van de accreditatie geldt:\n \n \n a.\n het niet aantoonbaar voldoen van de CBI aan de vereisten als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze beleidsregel;\n \n \n b.\n het niet binnen het van toepassing zijnde tijdsbestek, zoals vermeld in RvA-BR004, aantoonbaar implementeren van adequate corrigerende en correctieve maatregelen naar aanleiding van een beoordeling;\n \n \n c.\n het niet aantoonbaar voldoen door de CBI aan de voorwaarden als bedoeld in Artikel 26;\n \n \n d.\n andere omstandigheden die voor het bestuur van de RvA redenen zijn de deskundigheid of onpartijdigheid van de CBI of de betrouwbaarheid van haar resultaten ter discussie te stellen;\n \n \n e.\n bij faillissement van de CBI.\n \n \n \n \n 3\n Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk schorsen op verzoek van de CBI zelf.\n \n \n 4\n Het bestuur van de RvA maakt een besluit tot gehele of gedeeltelijke schorsing onder opgaaf van redenen schriftelijk bekend aan de CBI.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 35\n \n \n 1\n Het bestuur van de RvA kan, alvorens tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de accreditatie te besluiten, de CBI in de gelegenheid stellen binnen een vast te stellen periode, van ten hoogste vier weken, adequate maatregelen te treffen.\n \n \n 2\n In het geval de gelegenheid bedoeld in lid 1 is gegeven zal het bestuur van de RvA een besluit over gehele of gedeeltelijke schorsing van de accreditatie nemen nadat de door de CBI getroffen maatregelen door de RvA zijn beoordeeld.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 36\n \n \n 1\n Tijdens de periode van schorsing is het de CBI niet toegestaan het accreditatiemerk te gebruiken of te verwijzen naar de geaccrediteerde status. In het bijzonder is het een geschorste CBI niet toegestaan:\n \n \n a.\n activiteiten onder accreditatie aan te bieden, uit te voeren en/of te rapporteren;\n \n \n b.\n certificaten of andere documenten uit te geven die de suggestie kunnen wekken dat de accreditatie op deze certificaten of documenten van toepassing is.\n \n \n \n \n 2\n De CBI zal belanghebbenden op verzoek informeren over de consequenties van en redenen voor de schorsing.\n \n \n 3\n Certificatie-instellingen zullen tijdens de periode van schorsing bestaande certificatiecontracten respecteren, wat inhoudt dat de instelling de voorgeschreven toezichtactiviteiten uitvoert volgens de eisen in het certificatieschema. Het verlengen of vernieuwen van certificaten met accreditatiemerk is tijdens een schorsing echter niet toegestaan.\n \n \n 4\n De resultaten van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die tijdens een schorsing zijn uitgevoerd mogen na het opheffen van de schorsing niet worden gebruikt voor het uitgeven van certificaten of rapporten voorzien van het accreditatiemerk, tenzij het bestuur van de RvA hiervoor schriftelijk toestemming verleent.\n \n \n 5\n De CBI verstrekt aan de RvA een lijst van geldige certificaten die voor de schorsing zijn uitgegeven onder accreditatie van de RvA.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 37\n \n \n \n 1.\n Het bestuur van de RvA heft de schorsing op indien binnen de op grond van Artikel 35 gestelde periode de CBI heeft aangetoond dat adequate corrigerende en correctieve maatregelen zijn genomen, het bepaalde in Artikel 36 is nageleefd en dit binnen deze periode door de RvA is geverifieerd.\n \n \n 2.\n Indien tijdens een schorsing vanwege faillissement sprake is van een fusie, overname, splitsing of opsplitsing van de CBI kan de RvA toepassing geven aan het bepaalde in RvA-BR011. De curator dient dan tijdig contact op te nemen met de RvA (zie artikel 4 RvA-BR011). Besluit de RvA toepassing te geven aan het bepaalde in deze beleidsregel dan wordt de schorsing opgeheven. Indien de CBI in andere situaties dan voornoemd haar rechtspersoonlijkheid verliest vervalt de accreditatie van rechtswege\n \n \n 3.\n Het besluit tot opheffing van de schorsing wordt schriftelijk aan de CBI bekend gemaakt.\n \n \n Indien de schorsing niet binnen de op grond van Artikel 35 gestelde periode is opgeheven, treedt de procedure voor intrekking van de accreditatie in werking. De schorsing wordt in dat geval verlengd voor zolang het nodig is om het intrekkingsbesluit te nemen.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 11\n Intrekken van de accreditatie\n \n \n Artikel\n 38\n \n \n 1\n Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk intrekken:\n \n \n a.\n indien een schorsing niet binnen de aangegeven periode is opgeheven;\n \n \n b.\n indien de CBI failliet is verklaard;\n \n \n c.\n indien sprake is van fraude, valsheid in geschrifte of grove nalatigheid van welke aard dan ook;\n \n \n d.\n indien de CBI naar het oordeel van het bestuur van de RvA de reputatie van de accreditatie schade heeft toegebracht;\n \n \n e.\n in geval van andere omstandigheden waaruit blijkt dat de CBI niet langer beschikt over de vereiste deskundigheid of onpartijdigheid en/of het bestuur van de RvA geen vertrouwen meer heeft in de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten van de CBI;\n \n \n f.\n indien er sprake is van het misleiden van het RvA-beoordelingsteam door het niet verstrekken van relevante informatie of het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie.\n \n \n \n \n 2\n Het bestuur van de RvA kan een accreditatie geheel of gedeeltelijk intrekken op aanvraag van een CBI zelf.\n \n \n 3\n Het bestuur van de RvA maakt een besluit tot intrekking onder opgaaf van redenen schriftelijk bekend aan de CBI.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 39\n \n Na intrekking van de accreditatie is het de CBI niet meer toegestaan gebruik te maken van het accreditatiemerk of op andere wijze te verwijzen naar de accreditatie.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 40\n \n \n 1\n Een certificatie-instelling waarvan de accreditatie is ingetrokken zal haar certificaathouders informeren over de intrekking van de accreditatie en de consequenties daarvan. De CBI verschaft de RvA bewijs van de bedoelde informatieverstrekking.\n \n \n 2\n Certificatie-instellingen zullen onder accreditatie uitgegeven certificaten, die op het moment van beëindiging van de accreditatie een resterende geldigheidstermijn hebben langer dan zes maanden, binnen zes maanden intrekken. Een bewijs van intrekking zal aan de RvA worden verstrekt, uiterlijk zes maanden na beëindiging van de accreditatie.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 41\n \n Het bestuur van de RvA neemt eerst een besluit tot intrekking van een volledige accreditatie na een advies van de Commissie Accreditaties, tenzij de intrekking plaatsvindt op verzoek van de CBI.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 12\n Bezwaren, klachten, meldingen en signalen\n \n \n Artikel\n 42\n \n Bezwaren tegen een besluit van het bestuur van de RvA, worden met inachtneming van hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ingediend en behandeld volgens beleidsregel RvA-BR006.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 43\n \n \n 1\n Klachten over de RvA worden, met inachtneming van hoofdstuk 9 van de Awb, ingediend en behandeld volgens document RvA-QA008.\n \n \n 2\n Het indienen van een klacht over de RvA heeft geen opschortende werking voor het besluit dat genomen is/wordt op basis van de activiteiten waarover een klacht is ingediend.\n \n \n 3\n Een klacht heeft eveneens geen opschortende werking betreffende de verplichtingen zoals vermeld in de Beleidsregel Afwijkingen en Corrigerende maatregelen (RvA-BR004).\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 44\n \n \n 1\n Een melding (zoals bedoeld in Artikel 5) over een geaccrediteerde CBI kan schriftelijk of via de website van de RvA worden ingediend.\n \n \n 2\n De RvA zal de ontvangst van de melding binnen tien werkdagen bevestigen.\n \n \n 3\n Indien een melding mondeling wordt ingediend, niet is onderbouwd of de melder en de CBI niet duidelijk zijn genoemd, zal de RvA de melding naar eigen goeddunken al dan niet ontvankelijk verklaren.\n \n \n 4\n In de regel worden meldingen over een CBI uitsluitend in behandeling genomen als aangetoond is dat eerst een klacht ingediend is bij de desbetreffende CBI en de klachtenprocedure van de CBI is doorlopen. Meldingen over een CBI van overheidsinstanties zoals (landelijke) inspecties en omgevingsdiensten, kunnen ook in behandeling worden genomen zonder dat eerst een klachtenprocedure bij de CBI is doorlopen.\n \n \n 5\n Na het ontvankelijk verklaren van de melding zal de RvA de desbetreffende CBI om een reactie vragen. Afhankelijk van de aard van de melding en de reactie van de CBI kan de RvA beslissen om de melding te onderzoeken tijdens haar eerstvolgende reguliere beoordeling van de CBI of tijdens een extra beoordeling, conform het bepaalde in RvA-BR005. Ook kan gekozen worden voor een beoordeling van de beschikbare informatie door een teamleider.\n \n \n 6\n Bij de behandeling van meldingen kan de RvA de identiteit van een indiener niet afschermen. Een melding wordt immers alleen in behandeling genomen indien de melder eerst bij de beklaagde partij heeft geklaagd. Indien een melder niet eerst heeft geklaagd bij de beklaagde partij en toch zijn melding anoniem behandeld wenst zal deze melding als signaal worden behandeld.\n \n \n 7\n Voor zover de vertrouwelijkheidbepalingen (zie Artikel 47) dit toestaan, zal de melder op de hoogte worden gesteld van de resultaten van het onderzoek van de RvA.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 45\n \n \n 1\n Een signaal (zoals bedoeld in Artikel 5) over een geaccrediteerde CBI kan schriftelijk of via de website van de RvA worden ingediend.\n \n \n 2\n De RvA zal een signaal naar eigen goeddunken in het toezicht op de desbetreffende CBI betrekken. Derhalve zal er geen terugkoppeling plaats vinden naar de signaalgever betreffende de behandeling van het signaal.\n \n \n 3\n Bij de behandeling van signalen zal de RvA trachten de identiteit van de signaalgever af te schermen, al kan hiervoor geen garantie worden gegeven aangezien het mogelijk is dat een signaal voor de beklaagde instelling te herleiden is tot de signaalgever.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n Artikel\n 46\n \n De RvA behandelt geen klachten over de klanten van een geaccrediteerde CBI of over de door deze klanten geleverde producten of diensten.\n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 13\n Vertrouwelijkheid\n \n \n Artikel\n 47\n \n \n 1\n De RvA houdt de bevindingen van de beoordelingen en informatie over CBI’s of geaccrediteerden vertrouwelijk, tenzij de wet anders bepaalt. Deze te betrachten vertrouwelijkheid geldt ook voor informatie over klanten van CBI’s en over aan CBI’s gerelateerde organisaties.\n \n \n 2\n Binnen het kader van de multilaterale overeenkomsten met de EA, IAF of ILAC kan de RvA informatie over CBI’s ter beschikking stellen van peerevaluatieteams. De leden van deze teams hebben een geheimhoudingsverklaring met EA, IAF of ILAC ondertekend.\n \n \n 3\n Het bestuur van de RvA kan beslissen het ter zake betrokken bevoegd gezag te informeren, indien er bij de beoordeling bevindingen zijn gedaan die duiden op een bedreiging van de veiligheid en/of gezondheid van personen of een bedreiging voor het stelsel van geaccrediteerde conformiteitsbeoordeling, bijvoorbeeld bij:\n \n \n a.\n aanwijzingen van fraude zoals vervalsing van bewijsstukken, (pogingen tot) intimidatie, omkoping of andere pogingen om het oordeel van de RvA te beïnvloeden;\n \n \n b.\n aanwijzingen van malversaties bij de afgifte van verklaringen onder accreditatie.\n \n \n \n \n 4\n Leden van de beoordelingsteams van de RvA, en alle andere personen die ten behoeve van de accreditatie door de RvA toegang hebben tot de dossiers van CBI´s, hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend. Een exemplaar van een dergelijke verklaring wordt op aanvraag verstrekt aan de CBI.\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n 14\n Wijzigingen ten opzichte van de vorige beleidsregel\n \n \n Artikel\n 48\n \n Ten opzichte van versie 9.0 van 2 maart 2020 zijn in deze versie de volgende significante wijzigingen aangebracht:\n \n \n –\n \n Artikel 16 lid 2 en artikel 17 lid 2: de omschrijving van de protestmogelijkheid voor de inzet van teamleden is gespecificeerd om beter aan te sluiten bij het toegepaste beleid.\n \n \n –\n \n Artikel 22: de beschrijving van de geschillenregeling voor vaststelling van afwijkingen is verplaatst van artikel 22, lid 3 van deze beleidsregel naar beleidsregel RvA-BR004. Artikel 22 is verder versimpeld door het schrappen van overbodige artikelleden 2 en 4, waarvan de inhoud nog thans is weergegeven in beleidsregel RvA-BR004.\n \n \n –\n \n Artikel 25: de mogelijkheden voor het maken van bezwaar waren zowel in artikel 25 als in artikel 42 beschreven. Artikel 25 is daarom geschrapt.\n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-202220229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n De voorwaarden in een accreditatiebeschikking (informatief)\n \n De besluiten die de RvA volgens Artikel 24 lid 3 neemt hebben volgens de Awb de status van beschikking. In deze beschikking legt de RvA de voorwaarden die van toepassing zijn op de accreditatie vast. De standaard-voorwaarden zijn onderstaand beschreven. In individuele gevallen kunnen specifieke voorwaarden worden toegevoegd (zie punt 3).\n \n \n 1.\n Uw organisatie blijft, voor de gehele scope, aantoonbaar voldoen aan de accreditatievereisten met inachtneming van de van toepassing zijnde interpretatie- en toepassingsdocumenten zoals gespecificeerd op de website van de RvA (www.rva.nl).\n \n \n 2.\n Uw organisatie stelt de RvA in staat periodieke controlebeoordelingen en herbeoordelingen en indien nodig extra beoordelingen uit te voeren als bedoeld in en conform de beleidsregels RvA-BR002, RvA-BR004 en RvA-BR005, zoals gepubliceerd op www.rva.nl.\n \n \n 3.\n Specifieke voorwaarden (indien tot bijzondere beoordelingen zoals bijvoorbeeld vervroegde controle of controle met karakter van herbeoordelingen, of andere voorwaarden is besloten, worden deze expliciet in de beschikking vermeld).\n \n \n 4.\n Uw organisatie stelt de RvA in staat beoordelingen tijdig en op efficiënte wijze uit te voeren, in de Nederlandse of Engelse taal.\n \n \n 5.\n Ten behoeve van de beoordelingen:\n \n \n a.\n verstrekt uw organisatie tijdig alle informatie die de RvA opvraagt;\n \n \n b.\n informeert uw organisatie de RvA tijdig over alle relevante instructies en vereisten betreffende beveiliging, veiligheid, bedrijfsgezondheid en hygiëne. Ook stelt uw organisatie de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (voor veiligheid en hygiëne) ter beschikking aan de leden van de RvA beoordelingsteams;\n \n \n c.\n stelt uw organisatie de RvA in staat om de activiteiten van uw organisatie te observeren (bijwonen);\n \n \n d.\n biedt uw organisatie de RvA toegang tot alle locaties, dossiers en documenten die de RvA relevant acht voor haar beoordelingen. Dit kan ook betrekking hebben op locaties, dossiers en documenten van organisaties die aan uw organisatie gerelateerd zijn;\n \n \n e.\n onderhoudt uw organisatie een verwijzingstabel waaruit de relatie tussen de vereisten en het gedocumenteerde managementsysteem blijkt.\n \n \n \n \n 6.\n Indien ten behoeve van beoordelingen, naar de mening van de RvA, medewerking van klanten van of organisaties gerelateerd aan uw organisatie vereist is neemt uw organisatie maatregelen ter verkrijging van deze medewerking. In het bijzonder dient u over uitvoerbare regelingen te beschikken die de RvA in staat stelt beoordelingsactiviteiten uit te voeren waarbij toegang tot de locaties en/of documenten van uw klant nodig is.\n \n \n 7.\n Uw organisatie accepteert dat waarnemers kunnen participeren in de beoordelingsteams van de RvA voor doelen als training, collegiale toetsing en toezicht door vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid, tenzij door uw organisatie tijdig redelijke en gegronde bezwaren worden gemaakt tegen de aanwezigheid van specifieke waarnemers.\n \n \n 8.\n Uw organisatie brengt personen die namens de RvA actief zijn niet in een positie waarbij hun onafhankelijkheid, objectiviteit, veiligheid of gezondheid in het geding kan komen.\n \n \n 9.\n Bekendmaking door uw organisatie aan derden van de inhoud van rapporten, correspondentie, verklaringen, beschikkingen, scopes of andere documenten van de RvA is toegestaan Voor het bekendmaken van een selectief deel van het document, heeft u voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van de RvA.\n \n \n 10.\n Uw organisatie voert geen activiteiten uit en doet geen uitlatingen die de integriteit van het systeem van geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingen, de RvA en/of het vertrouwen in het systeem zouden kunnen schaden.\n \n \n 11.\n Uw organisatie zal geen activiteiten uitvoeren of aanbieden die de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de RvA in gevaar kunnen brengen, zoals het publiek verklaren of suggereren dat een organisatie voldoet aan normen die de RvA hanteert bij haar accreditaties.\n \n \n 12.\n Uw organisatie neemt de regels van RvA-voorschrift RvA-VR003 in acht omtrent het gebruik van het accreditatiemerk en het op andere wijze verwijzen naar de geaccrediteerde status.\n \n \n 13.\n Uw organisatie meldt de RvA direct of zo spoedig mogelijk veranderingen die van invloed kunnen zijn op de werkzaamheden die onder accreditatie worden uitgevoerd. Uw organisatie meldt in ieder geval de volgende wijzigingen:\n \n \n a.\n veranderingen in de eigendomssituatie van uw organisatie;\n \n \n b.\n veranderingen in de juridische, commerciële of organisatorische status;\n \n \n c.\n veranderingen in werkterrein/economische activiteiten van uw organisatie en van aan haar gerelateerde organisaties of personen;\n \n \n d.\n verandering in de leiding of in de structuur;\n \n \n e.\n veranderingen in beleid in relatie tot het voldoen aan de vereisten;\n \n \n f.\n veranderingen in personeel dat een sleutelpositie bekleedt, zoals managers en beslissers en personeel met specifieke en voor de organisatie unieke deskundigheid;\n \n \n g.\n veranderingen in huisvesting, uitrusting en andere middelen die een significante invloed kunnen hebben op de werkzaamheden die onder accreditatie worden uitgevoerd;\n \n \n h.\n significante veranderingen in werkwijzen of procedures.\n \n \n Uw organisatie stelt de RvA in staat naar aanleiding van wijzigingen extra beoordelingen uit te voeren als bedoeld in en conform de beleidsregels RvA-BR002, RvA-BR004 en RvA-BR005, indien de RvA dit wenselijk acht.\n \n \n 14.\n Indien de vereisten voor accreditatie, de van toepassing zijnde interpretatie- en toepassingsdocumenten, RvA-beleidsregels of RvA-voorschriften wijzigen, draagt uw organisatie er zorg voor dat aan deze gewijzigde eisen wordt voldaan binnen de door de RvA vastgestelde en gepubliceerde overgangstermijn. Uw organisatie stelt de RvA in staat naar aanleiding van wijzigingen extra beoordelingen uit te voeren als bedoeld in en conform de beleidsregels RvA-BR002, RvA-BR004 en RvA-BR005, indien de RvA dit wenselijk acht.\n \n \n 15.\n Indien de RvA ten aanzien van uw organisatie afwijkingen ten opzichte van de accreditatievereisten vaststelt, draagt u zorg voor maatregelen die de RvA in staat stellen de vervolgbeoordeling conform beleidsregel RvA-BR004 uit te voeren.\n \n \n 16.\n Uw organisatie voldoet de facturen en voorschotnota’s van de RvA voor uitgevoerde/uit te voeren activiteiten en jaarlijkse bijdragen zoals bedoeld in en conform het RvA Tarievenbesluit RvA-D001, zoals gepubliceerd op www.rva.nl.\n \n \n 17.\n Het niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit besluit kan tot gevolg hebben dat de accreditatie wordt geschorst en/of ingetrokken conform de procedures vastgelegd in beleidsregel RvA-BR002.\n In aanvulling op deze voorwaarden gelden in het geval dat het besluit de accreditatie betreft van certificatie (ISO/IEC 17021-1, ISO/IEC 17024, ISO/IEC 17065, EMAS) de volgende voorwaarden:\n \n \n 18.\n Uw organisatie informeert zo spoedig mogelijk klanten, die het aangaan, over een schorsing, inperking of intrekking van uw accreditatie en over de consequenties daarvan.\n \n \n 19.\n In het geval dat deze accreditatie wordt geschorst, zult u de RvA een overzicht verstrekken van de geldige certificaten, die uw organisatie onder deze accreditatie heeft uitgegeven.\n \n \n 20.\n In het geval dat deze accreditatie wordt ingetrokken, zult u de in het vorige lid bedoelde certificaten binnen een half jaar na het intrekken van de accreditatie intrekken. U zult de RvA voorzien van bewijzen van deze intrekkingen.\n \n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022\n \n20229113-01-2022RvA-BR00220229113-01-2022RvA-BR00213-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046192/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-15T06:28:30+01:002023-03-21T06:45:12+01:00BWBR0046192.WTI2022-01-139999-12-312022-01-139999-12-312022-01-15T06:28:40+01:002022-01-15T06:28:40+01:00238489573f7d3947a0ab61d4c66aae246d21a119be89ff2bf6a91c310acde6338a37616cfa2fe17e48838294f163691b0505d36554461c86f344d055002e44b285df33", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046193/2022-01-02_1/xml/BWBR0046193_2022-01-02_1.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie van 1 januari 2022, nr. Z18.52161//113664, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan onder de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022)202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie,\n \n Gelet op artikel 3, tweede en vijfde lid van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1 van de Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de algemeen directeur van het baten-lastenagentschap Justitiële ICT Organisatie verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun portefeuille of dienstonderdeel betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n De Directeur van de Directie Beheer;\n \n \n b.\n De Directeur van de Directie Ontwikkeling & Vernieuwing;\n \n \n c.\n Het Afdelingshoofd CTO Office;\n \n \n d.\n Het Afdelingshoofd Bedrijfsvoering;\n \n \n e.\n Het Afdelingshoofd Accountmanagement;\n \n \n f.\n Het Afdelingshoofd Kwaliteit, Planning & Control.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit, wordt volmacht verleend om op te treden als leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom P-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom F-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de algemeen directeur blijft voorbehouden:\n \n \n a.\n de vaststelling van de organisatie en formatie van de Justitiële ICT Organisatie;\n \n \n b.\n de bevoegdheid om beslissingen te nemen inzake het aangaan van een arbeidsovereenkomst, bevordering en ontslag van alsmede treffen van disciplinaire maatregelen jegens ambtenaren op managementfuncties van schaal 14 en hoger;\n \n \n c.\n de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie wordt bij afwezigheid vervangen door de Directeur Beheer en Directeur Ontwikkeling & Vernieuwing.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2022.\n De bijlage bij dit besluit ligt op de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie ter inzage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n J.J.\n Wiltvank\n \n Algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n \n \n Ligt ter inzage bij de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie.\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 826, datum inwerkingtreding 15-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2022.\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046193/2022-01-15_0/xml/BWBR0046193_2022-01-15_0.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie van 1 januari 2022, nr. Z18.52161//113664, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan onder de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022)202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie,\n \n Gelet op artikel 3, tweede en vijfde lid van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1 van de Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de algemeen directeur van het baten-lastenagentschap Justitiële ICT Organisatie verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun portefeuille of dienstonderdeel betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n De Directeur van de Directie Beheer;\n \n \n b.\n De Directeur van de Directie Ontwikkeling & Vernieuwing;\n \n \n c.\n Het Afdelingshoofd CTO Office;\n \n \n d.\n Het Afdelingshoofd Bedrijfsvoering;\n \n \n e.\n Het Afdelingshoofd Accountmanagement;\n \n \n f.\n Het Afdelingshoofd Kwaliteit, Planning & Control.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit, wordt volmacht verleend om op te treden als leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom P-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom F-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de algemeen directeur blijft voorbehouden:\n \n \n a.\n de vaststelling van de organisatie en formatie van de Justitiële ICT Organisatie;\n \n \n b.\n de bevoegdheid om beslissingen te nemen inzake het aangaan van een arbeidsovereenkomst, bevordering en ontslag van alsmede treffen van disciplinaire maatregelen jegens ambtenaren op managementfuncties van schaal 14 en hoger;\n \n \n c.\n de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie wordt bij afwezigheid vervangen door de Directeur Beheer en Directeur Ontwikkeling & Vernieuwing.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2022.\n De bijlage bij dit besluit ligt op de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie ter inzage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n J.J.\n Wiltvank\n \n Algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n \n \n Ligt ter inzage bij de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie.\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046193/2024-09-02_0/xml/BWBR0046193_2024-09-02_0.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie van 1 januari 2022, nr. Z18.52161//113664, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan onder de algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022)202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie,\n \n Gelet op artikel 3, tweede en vijfde lid van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1 van de Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de algemeen directeur van het baten-lastenagentschap Justitiële ICT Organisatie verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun portefeuille of dienstonderdeel betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n De Directeur van de Directie Beheer;\n \n \n b.\n De Directeur van de Directie Ontwikkeling & Vernieuwing;\n \n \n c.\n Het Afdelingshoofd CTO Office;\n \n \n d.\n Het Afdelingshoofd Bedrijfsvoering;\n \n \n e.\n Het Afdelingshoofd Accountmanagement;\n \n \n f.\n Het Afdelingshoofd Kwaliteit, Planning & Control.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit, wordt volmacht verleend om op te treden als leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom P-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van de bijlage bij dit besluit voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom F-mandaat van die bijlage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de algemeen directeur blijft voorbehouden:\n \n \n a.\n de vaststelling van de organisatie en formatie van de Justitiële ICT Organisatie;\n \n \n b.\n de bevoegdheid om beslissingen te nemen inzake het aangaan van een arbeidsovereenkomst, bevordering en ontslag van alsmede treffen van disciplinaire maatregelen jegens ambtenaren op managementfuncties van schaal 14 en hoger;\n \n \n c.\n de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.\n \n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n De algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie wordt bij afwezigheid vervangen door de Directeur Beheer en Directeur Ontwikkeling & Vernieuwing.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2022.\n De bijlage bij dit besluit ligt op de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie ter inzage.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie 2022.\n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n J.J.\n Wiltvank\n \n Algemeen directeur Justitiële ICT Organisatie\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n \n \n Ligt ter inzage bij de vestigingen van de Justitiële ICT Organisatie.\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022\n \n202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//113664202282614-01-202201-01-2022Z18.52161//11366415-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046193/manifest.xml", "content": "2022-01-152022-01-01tot2022-01-18T06:46:41+01:002024-10-17T06:13:30+02:00BWBR0046193.WTI2024-10-172024-09-01tot2022-01-152024-09-012022-01-159999-12-312022-01-18T06:47:00+01:002024-10-17T06:13:48+02:00268852a43091adfb19c659795e8e1aad3f7779f58b50455ad1c23624817a7fd2811a30a612be9929678a1e7fe295a687c8acf2983397af994d133612575d1df5a7d122022-01-022022-01-142022-01-159999-12-312022-01-18T06:47:00+01:002022-01-18T06:47:00+01:00327696c5217be58d9e89c24e96dc21c33cab46e1d97fcbe37f7e53cb2d45f0fc989dc1343582cb3f9102f980e82ff10904ca056f079b89be4fc4fa9d668b2c4d7fa6d2024-09-022024-10-162022-01-152024-10-162024-10-17T06:13:45+02:002024-10-17T06:13:45+02:0026885699b96862bcbdfee0e153f4a1bc7e08690e612e1e289ed5f6f282fbde7adeb1b45533dcdae60663da1cbcc6c5710780cb688024abf22c60981c29f0c135dd606", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046194/2022-04-01_0/xml/BWBR0046194_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Wet van 22 december 2021 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de organisatie van de regionale tuchtcolleges en tot het aanbrengen van enkele andere wijzigingen20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n Wijzigingswet Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg enz. (organisatie regionale tuchtcolleges)20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het om doelmatigheidsredenen wenselijk is het aantal regionale tuchtcolleges terug te brengen van vijf naar drie;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022Onderdelen A en C t/m V.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Wet medisch tuchtrecht BES.\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, wijzigt de benoeming van de voorzitter van het regionale tuchtcollege te Eindhoven in een benoeming tot voorzitter van het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch en vervallen de benoemingen van de voorzitters van de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, worden op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, de benoemingen van degenen die op dat het tijdstip zijn benoemd als:\n \n \n a.\n rechtsgeleerd lid, dan wel als rechtsgeleerd lid, tevens plaatsvervangend voorzitter, bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te Eindhoven, Groningen en Den Haag, gewijzigd in een gelijke benoeming bij onderscheidenlijk de regionale tuchtcolleges te ‘s-Hertogenbosch, Zwolle en Amsterdam;\n \n \n b.\n plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, dan wel als plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, tevens voorzitter, bij het regionale tuchtcolleges te Eindhoven, gewijzigd in een gelijke benoeming bij het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch.\n \n \n \n \n 3\n De benoemingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, als plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, zijn benoemd bij de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag vervallen.\n \n \n 4\n Benoemingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, zijn benoemd als:\n \n \n a.\n lid-beroepsgenoot bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te Eindhoven, Groningen en Den Haag worden gewijzigd in een benoeming voor hetzelfde beroep tot lid-beroepsgenoot bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch, Zwolle en Amsterdam;\n \n \n b.\n plaatsvervangend lid-beroepsgenoot bij het regionale tuchtcollege te Eindhoven, gewijzigd in een benoeming voor hetzelfde beroep bij het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch.\n \n \n \n \n 5\n De benoemingen van degenen die direct op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, als plaatsvervangend lid-beroepsgenoot zijn benoemd bij onderscheidenlijk de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag, vervallen.\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n 1\n Indien ten gevolge van de inwerkingtreding van artikel III, tweede lid, onder a, of vierde lid, onder a, een persoon bij hetzelfde regionale tuchtcollege zowel in de hoedanigheid van lid als in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid is benoemd, vervalt de benoeming van de hoedanigheid van plaatsvervangend lid.\n \n \n 2\n Indien ten gevolge van de inwerkingtreding van deze wet een lid van een regionaal tuchtcollege zowel op grond van artikel 55, zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg als op grond van een benoeming plaatsvervangend lid is van een ander regionaal tuchtcollege, vervalt de benoeming tot plaatsvervangend lid in dat andere tuchtcollege.\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Artikel\n V\n \n De aanwijzingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H en J, zijn aangewezen als plaatsvervangend secretaris, worden op dat tijdstip gewijzigd in een aanwijzing als secretaris.\n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Artikel\n VI\n \n Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van artikel 54 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding bij de regionale tuchtcolleges aanhangige procedures in het belang van de continuïteit van die procedures regels worden gesteld.\n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n Artikel\n VII\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 22 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n \n de elfde januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n F.B.J.\n Grapperhaus\n \n \n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022\n \n20221511-01-202222-12-20213554720229801-03-202224-02-202201-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046194/manifest.xml", "content": "2022-01-14T06:14:49+01:002022-03-05T06:36:48+01:00BWBR0046194.WTI2022-04-012022-04-019999-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:31:03+02:002022-04-01T06:31:03+02:0028286c6c8f7d1eea33ec6b668ca0a7b3ba358e5dae72e84edbf0d34b42a76113a48c705a556be6bce1d632eb4facf2b4590550f3ef83ffc09bc668c8f2112fee170ff", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046195/2022-01-18_0/xml/BWBR0046195_2022-01-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 10 januari 2022 nr. BOACAT2021/071, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de gemeente Etten-Leur202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Etten-Leur 2022202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Etten-Leur van 6 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Zeeland – West-Brabant en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n −\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n −\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n −\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n −\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n −\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van toezichthouder in dienst van de gemeente Etten-Leur, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 10 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissement Zeeland – West-Brabant.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van handboeien.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Etten-Leur brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente Etten-Leur in de functie van toezichthouder, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Etten-Leur 2022.\n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 10 januari 2022\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022\n \n202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/071202279017-01-202210-01-2022BOACAT2021/07118-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046195/manifest.xml", "content": "2022-01-182027-02-182022-01-18T06:46:46+01:002022-01-18T06:46:46+01:00BWBR0046195.WTI2022-01-189999-12-312022-01-189999-12-312022-01-18T06:47:00+01:002022-01-18T06:47:00+01:00336384aa0319fd1a125b7bf1d5ae2a23924185a15bed26b7cb6bde563574ac35d6261bb4689a72782f2e54827b33e3c6a6bb0cbc22670251344e684021437792612e0", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046196/2022-01-01_0/xml/BWBR0046196_2022-01-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel transparante financiële bedrijfsvoering en verbod op winstoogmerk20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Beleidsregel transparante financiële bedrijfsvoering en verbod op winstoogmerk20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) beleidsregels op met betrekking tot de volgende haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheden.\n De NZa houdt toezicht op de transparantie van de bedrijfsvoering en het verbod op winstoogmerk. De eisen van een transparante bedrijfsvoering zijn gesteld in artikel 40a, eerste, tweede, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De bevoegdheid van de NZa om toe te zien op de naleving van deze eisen vindt zijn grondslag in artikel 16, onder e, van de Wmg.\n Het verbod op winstoogmerk is opgenomen in artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). De bevoegdheid van de NZa om toe te zien op de naleving van het verbod op winstoogmerk, is gebaseerd op artikel 16, onder n, van de Wmg.\n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n Bedrijfsvoering: de sturing en beheersing van bedrijfsprocessen binnen een organisatie om de doelstellingen te kunnen realiseren. Dit omvat zowel de primaire processen als de ondersteunende processen. De financiële bedrijfsvoering betreft de financiële aspecten van de bedrijfsvoering.\n \n \n \n Instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de WTZi, inhoudende een organisatorisch verband dat zorg of een andere dienst verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.\n \n \n \n Onderaannemer: een zorgaanbieder die binnen het kader van de binnen een andere zorgaanbieder verleende zorg een deel van die zorg verleent.\n \n \n \n Zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1, van de Wmg.\n \n \n \n Wmg:\n Wet marktordening gezondheidszorg\n \n \n \n \n WTZi:\n Wet toelating zorginstellingen\n \n \n \n \n Zvw:\n Zorgverzekeringswet\n \n \n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n In deze beleidsregel beschrijft de NZa de uitgangspunten die zij in acht neemt bij de wijze waarop zij het toezicht uitoefent op artikel 40a, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wmg, inzake een transparante bedrijfsvoering en financiële administratie. Tevens beschrijft deze beleidsregel de uitgangspunten die de NZa in acht neemt bij de wijze waarop zij het toezicht uitoefent op artikel 5, van de WTZi, zijnde het verbod op winstoogmerk.\n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n \n \n 3.1.\n \n Artikel 4 van deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, sub c, onderdeel 1, van de Wmg, voor zover niet uitgezonderd in artikel 5a, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg (BUB Wmg).\n \n \n 3.2.\n \n Artikel 4 van deze beleidsregel is eveneens van toepassing op de organisatorische verbanden zonder rechtspersoonlijkheid van zorgaanbieders als bedoeld in het vijfde lid van artikel 40a, van de Wmg.\n \n \n 3.3.\n \n Artikel 5.1 van deze beleidsregel is van toepassing op instellingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de WTZi, en voor zover niet vallend onder de categorieën instellingen genoemd in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit WTZi.\n \n \n 3.4.\n \n Artikel 5.2 van deze beleidsregel is van toepassing op de categorieën instellingen genoemd in artikel 3.1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi.\n \n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 4\n Transparantie van de bedrijfsvoering\n \n \n \n 4.1\n De NZa houdt toezicht op artikel 40a, eerste, tweede en vierde lid, Wmg, door de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering en de verantwoording daarover te toetsen.\n \n \n 4.2\n Het toezicht van de NZa op artikel 40a, Wmg, eerste, tweede en vierde lid, Wmg, heeft betrekking op de financiële aspecten van de primaire en ondersteunende bedrijfsprocessen.\n \n \n 4.3\n Het toezicht van de NZa op artikel 40a, eerste, tweede en vierde lid Wmg, omvat niet de doelmatigheid van de bedrijfsvoering.\n \n \n 4.4\n Onder ordelijkheid van de bedrijfsvoering verstaat de NZa:\n \n \n −\n Inrichting:\n \n \n ○\n Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van de financiële bedrijfsvoering zijn eenduidig afgebakend.\n \n \n ○\n De zorgaanbieder heeft in ieder geval in financiële zin zijn activiteiten op het gebied van de zorgverlening van zijn andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten onderscheiden.\n \n \n ○\n De zorgaanbieder kan aantonen dat hij volledig inzicht heeft in de aard en omvang van alle beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.\n \n \n ○\n Er is een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen intern uitvoerende en toezicht- of toetsingsfuncties.\n \n \n \n \n \n \n 4.5\n Onder controleerbaarheid verstaat de NZa:\n \n \n −\n Transparantie:\n \n \n ○\n De zorgaanbieder legt de inrichting van de financiële bedrijfsvoering en de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering schriftelijk vast.\n \n \n •\n De vastlegging is actueel en inzichtelijk en geeft een getrouw beeld van de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering.\n \n \n •\n De vastlegging bevat alle organen, niveaus en onderdelen van de zorgaanbieder voor zover zij beschikken over taken, bevoegdheden en/of verantwoordelijkheden ten aanzien van de financiële bedrijfsvoering van de zorgaanbieder.\n \n \n •\n De vastlegging bedoeld in artikel 40a, eerste lid, vermeldt alle samenwerkingsverbanden van de zorgaanbieder op het gebied van de financiële bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n \n \n −\n Volledigheid:\n \n \n ○\n In de financiële administratie legt de zorgaanbieder alle betalingen, ontvangsten en verplichtingen op inzichtelijke wijze vast in overeenstemming met het bepaalde in artikel 40a, Wmg.\n \n \n ○\n De schriftelijke vastlegging bedoeld in artikel 40a, eerste lid, Wmg, is te allen tijde door de NZa of door een door de NZa aangewezen derde raadpleegbaar.\n \n \n \n \n −\n Traceerbaarheid van betalingen, ontvangsten en verplichtingen:\n \n \n ○\n Ontvangsten en betalingen zijn in de financiële administratie te herleiden naar bron en bestemming.\n \n \n ○\n Uit de financiële administratie is op inzichtelijke wijze af te leiden wie op welk moment welke verplichting voor of namens de zorgaanbieder is aangegaan.\n \n \n ○\n De financiële administratie is zodanig ordelijk en controleerbaar ingericht dat de NZa of een daartoe aangewezen persoon te allen tijde de herleidbaarheid zoals bedoeld in artikel 40a, vierde lid, Wmg, kan toetsen.\n \n \n \n \n \n \n 4.6\n De NZa kan inzage vorderen van gegevens en bescheiden uit de financiële administratie.\n \n \n 4.7\n De NZa kan een door de NZa daartoe aangewezen persoon of instantie toegang geven tot de financiële administratie en relevante gegevens en bescheiden.\n \n \n 4.8\n De NZa kan ten behoeve van haar toets externe expertise aanwenden.\n \n \n 4.9\n De NZa kan bij haar beoordeling de omvang van de zorgaanbieder, diens positie op de markt en overige relevante omstandigheden in acht nemen.\n \n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 5\n Winstoogmerk en winstuitkering\n \n \n \n 5.1.\n Voor het toezicht op de naleving van het verbod op winstoogmerk van artikel 5, WTZi, toetst de NZa het feitelijk handelen alsook het oogmerk.\n \n \n 5.2.\n De NZa toetst de ordelijkheid en controleerbaarheid van een toegestane winstuitkering op grond van artikel 40a, Wmg:\n \n \n –\n De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van de uitkering van winst zijn eenduidig afgebakend.\n \n \n –\n Er is een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen intern uitvoerende en toezicht- of toetsingsfuncties met betrekking tot het uitkeren van winst.\n \n \n –\n De zorgaanbieder legt de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot het uitkeren van winst schriftelijk vast. De vastlegging is actueel en inzichtelijk.\n \n \n –\n De uitgekeerde winst is in de financiële administratie herleidbaar van bron naar bestemming.\n \n \n \n \n 5.3.\n \n Artikelen 4.6, 4.7 en 4.8 van deze beleidsregel zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 5.4.\n De NZa kan bij haar beoordeling de omvang van de zorgaanbieder, diens positie op de markt en overige relevante omstandigheden in acht nemen.\n \n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsregel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel transparante financiële bedrijfsvoering en verbod op winstoogmerk’.\n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n20225613-01-202221-12-2021TH/BR-03320225613-01-202221-12-2021TH/BR-03301-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046196/manifest.xml", "content": "2022-01-012022-01-15T06:28:33+01:002022-01-15T06:28:33+01:00BWBR0046196.WTI2022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-15T06:28:40+01:002022-01-15T06:28:40+01:004097653d8973d6c0e9dd8e5ce39a2d5d0eee1edf48b91c13e218e0943898e7e66cb106b8b7bafa32407d556943f0780d7520779659c3b1af5fcb1164e941216e94241", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046197/2022-03-01_0/xml/BWBR0046197_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2022, nr. 31050707/WJZ, houdende de taakverdeling tussen de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Taakverdelingsbesluit OCW 2022)2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022\n Taakverdelingsbesluit OCW 20222022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en artikel 3 van de Wet van 25 januari 1951 (Stb. 1951, 24) houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris;\n Mede gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 2012, nr. 2022000021, waarbij mevrouw dr. G. Uslu is benoemd tot Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n Onder intrekking van het besluit van 5 november 2012, nr. WJZ/456720, houdende de taakverdeling Minister en Staatssecretaris OCW (Stcrt. 2012, 24378, van 28 november 2012);\n \n \n Besluit:\n \n2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022\n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw dr. G. Uslu, is binnen de grenzen van het door de minister vastgestelde beleid in het bijzonder belast met de behandeling van aangelegenheden die op het terrein liggen van:\n \n \n –\n Cultuurbeleid: kunsten, letteren, film/AV, design, architectuur, cultuureducatie- en participatie, Rijkscultuurfondsen\n \n \n –\n Erfgoedbeleid: archeologie, monumenten, musea, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed\n \n \n –\n UNESCO\n \n \n –\n Bibliotheekbeleid\n \n \n –\n Archiefbeleid en Nationaal Archief\n \n \n –\n Mediabeleid\n \n \n –\n Onafhankelijke journalistiek en Rijksfondsen\n \n \n –\n Commissariaat voor de Media\n \n \n –\n Inspectie Overheidsinformatie en erfgoed\n \n \n De verantwoordelijkheid van de staatssecretaris omvat ook de begrotingsverantwoordelijkheid en het toezicht van de inspectie op deze terreinen, EU-zaken en OJC-zaken, alsmede de verantwoordelijkheid voor aangelegenheden die direct met die terreinen zijn verbonden.\n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan voorts met andere door de minister aan te wijzen onderwerpen worden belast.\n Dit besluit kan worden aangehaald als: Taakverdelingsbesluit OCW 2022.\n2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022\n \n \n \n Dit besluit zal worden geplaatst in de Staatscourant.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022\n \n2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ2022107514-01-202212-01-202231050707/WJZ01-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046197/manifest.xml", "content": "2022-03-012022-01-18T06:46:47+01:002024-01-25T06:28:27+01:00BWBR0046197.WTI2023-12-082022-03-012023-12-072022-03-019999-12-312022-03-01T06:26:39+01:002024-01-20T06:46:25+01:0011605929609485067f90bb929511edd71127349e4fd6420bc03fb68325e747655d24064290fee166811c70318cb42efcf7e52cc982123d86a147cb6e37b042e6cc269", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046198/2022-01-03_0/xml/BWBR0046198_2022-01-03_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 januari 2022, nr. WJZ/21336317, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Blija (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022)202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygi��neprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking13 januari 2022, 20:35 uur.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 3 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n C.J.\n Schouten\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Blija\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Blija\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Buitendykswechy/ oever waddenzee, oever volgen in oostelijke richting tot aan ’t Schoor.\n \n \n 2.\n ’t Scoor volgen in oostelijke richting tot aan Wieremer Opfeart(water).\n \n \n 3.\n Wieremer Opfeart volgen in zuidelijke richting tot aan De Peazens (water).\n \n \n 4.\n De Peazens volgen in westelijke richting tot aan Bollingwier.\n \n \n 5.\n Bollingwier volgen in oostelijke richting tot aan Bartenswei.\n \n \n 6.\n Bartenswei volgen in zuidelijke richting tot aan Grytmanswei.\n \n \n 7.\n Grytmanswei volgen in westelijke richting tot aan Dokkummerwei.\n \n \n 8.\n Dokkumerwei volgen in westelijke richting tot aan Jellegat (water).\n \n \n 9.\n Jellegat volgen in zuidelijke richting overgaand in Eastrumer Opfeart. tot aan Dokkumer Grutdyp (water).\n \n \n 10.\n Dokkumer Grutdyp volgen in oostelijke richting tot aan Driezumer Ryd (water).\n \n \n 11.\n Driezumer Ryd volgen in zuidelijke richting tot aan Trekwei.\n \n \n 12.\n Trekwei volgen in zuidelijke richting tot aan Eastwald.\n \n \n 13.\n Eastwald volgen in westelijke richting overgaand in Van Sytzemawei tot aan Tsjerkestritte.\n \n \n 14.\n Tsjerkestritte volgen in zuidelijke richting overgaand in Foarwei overgaand in Doniawei tot aan Centrale As (N356).\n \n \n 15.\n N356 volgen in zuidelijke richting tot aan Falomster Feart (water).\n \n \n 16.\n Falomster Feart volgen in westelijke richting tot aan De Wiel (Water).\n \n \n 17.\n De Wiel volgen in westelijke richting overgaand in Jetsekolk overgaand in Bouwepet tot aan Trynwaldsterdyk.\n \n \n 18.\n Trynwaldsterdyk volgen in noordelijke richting tot aan Nieuwe Straatweg.\n \n \n 19.\n Nieuwe Straatweg volgen in westelijke richting overgaand in Canterlandseweg tot aan Eggedyk.\n \n \n 20.\n Eggedyk volgen in westelijke richting tot aan Dokkumer Ee(water).\n \n \n 21.\n Dokkumer Ee volgen in noordelijke richting tot aan Stienzer Feart.\n \n \n 22.\n Stienzer Feart volgen in westelijke richting tot aan Bredyk.\n \n \n 23.\n Bredyk volgen in noordelijke richting tot aan Feinsumer Feart.\n \n \n 24.\n Feinsumer Feart volgen in westelijke richting tot aan Hege Hearewei.\n \n \n 25.\n Hege Hearewei volgen in noordelijke richting tot aan Monnikebildtslaan.\n \n \n 26.\n Monnikebildtslaan volgen in westelijke richting tot aan Vijfhuisterdyk.\n \n \n 27.\n Vijfhuisterdyk volgen in noordelijke richting tot aan Monnikebildtdyk.\n \n \n 28.\n Monnikeboldtdyk volgen in westelijke richting tot aan Vana Albadaweg.\n \n \n 29.\n Van Albadaweg volgen in noordelijke richting overgaand in `t Buttendykswechy tot aan Oever Waddenzee.\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046198/2022-01-27_0/xml/BWBR0046198_2022-01-27_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 januari 2022, nr. WJZ/21336317, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Blija (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022)202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking13 januari 2022, 20:35 uur.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Blija 2022.\n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 3 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n C.J.\n Schouten\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Blija\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Blija\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Buitendykswechy/ oever waddenzee, oever volgen in oostelijke richting tot aan ’t Schoor.\n \n \n 2.\n ’t Scoor volgen in oostelijke richting tot aan Wieremer Opfeart(water).\n \n \n 3.\n Wieremer Opfeart volgen in zuidelijke richting tot aan De Peazens (water).\n \n \n 4.\n De Peazens volgen in westelijke richting tot aan Bollingwier.\n \n \n 5.\n Bollingwier volgen in oostelijke richting tot aan Bartenswei.\n \n \n 6.\n Bartenswei volgen in zuidelijke richting tot aan Grytmanswei.\n \n \n 7.\n Grytmanswei volgen in westelijke richting tot aan Dokkummerwei.\n \n \n 8.\n Dokkumerwei volgen in westelijke richting tot aan Jellegat (water).\n \n \n 9.\n Jellegat volgen in zuidelijke richting overgaand in Eastrumer Opfeart. tot aan Dokkumer Grutdyp (water).\n \n \n 10.\n Dokkumer Grutdyp volgen in oostelijke richting tot aan Driezumer Ryd (water).\n \n \n 11.\n Driezumer Ryd volgen in zuidelijke richting tot aan Trekwei.\n \n \n 12.\n Trekwei volgen in zuidelijke richting tot aan Eastwald.\n \n \n 13.\n Eastwald volgen in westelijke richting overgaand in Van Sytzemawei tot aan Tsjerkestritte.\n \n \n 14.\n Tsjerkestritte volgen in zuidelijke richting overgaand in Foarwei overgaand in Doniawei tot aan Centrale As (N356).\n \n \n 15.\n N356 volgen in zuidelijke richting tot aan Falomster Feart (water).\n \n \n 16.\n Falomster Feart volgen in westelijke richting tot aan De Wiel (Water).\n \n \n 17.\n De Wiel volgen in westelijke richting overgaand in Jetsekolk overgaand in Bouwepet tot aan Trynwaldsterdyk.\n \n \n 18.\n Trynwaldsterdyk volgen in noordelijke richting tot aan Nieuwe Straatweg.\n \n \n 19.\n Nieuwe Straatweg volgen in westelijke richting overgaand in Canterlandseweg tot aan Eggedyk.\n \n \n 20.\n Eggedyk volgen in westelijke richting tot aan Dokkumer Ee(water).\n \n \n 21.\n Dokkumer Ee volgen in noordelijke richting tot aan Stienzer Feart.\n \n \n 22.\n Stienzer Feart volgen in westelijke richting tot aan Bredyk.\n \n \n 23.\n Bredyk volgen in noordelijke richting tot aan Feinsumer Feart.\n \n \n 24.\n Feinsumer Feart volgen in westelijke richting tot aan Hege Hearewei.\n \n \n 25.\n Hege Hearewei volgen in noordelijke richting tot aan Monnikebildtslaan.\n \n \n 26.\n Monnikebildtslaan volgen in westelijke richting tot aan Vijfhuisterdyk.\n \n \n 27.\n Vijfhuisterdyk volgen in noordelijke richting tot aan Monnikebildtdyk.\n \n \n 28.\n Monnikeboldtdyk volgen in westelijke richting tot aan Vana Albadaweg.\n \n \n 29.\n Van Albadaweg volgen in noordelijke richting overgaand in `t Buttendykswechy tot aan Oever Waddenzee.\n \n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.\n \n202287118-01-202203-01-2022WJZ/21336317202287118-01-202203-01-2022WJZ/2133631703-01-2022Treedt in werking om 20:35 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046198/manifest.xml", "content": "2022-01-032022-01-19T06:28:03+01:002022-02-12T06:23:50+01:00BWBR0046198.WTI2022-02-052022-01-032022-01-262022-01-039999-12-312022-01-19T06:28:26+01:002022-02-08T07:02:03+01:00137070e679c630b43525c8afcce98fb65e6d507e368700ba2b0edce7b0b7b7ef64f26919f4d821e3f2a98e97e09d23b3ac870e4642ef00569237680890d04bb51bf2d82022-01-272022-02-042022-01-279999-12-312022-02-08T07:02:02+01:002022-02-12T06:24:03+01:00136903b4c50c3e5bb6bb63d3114983c185809257f27a1a160908ac0ee094e43bff57c35cefabcfd6ec89ffb877ff25c8ee13fa8e551774572ed6f3080f9c486584c49d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046199/2022-01-07_0/xml/BWBR0046199_2022-01-07_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 januari 2022, nr. WJZ/22007573, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Bocholt (België) (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 2022)202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 2022202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 202217 januari 2022, 15:01 uur.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n De secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Bocholt (België)\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Bocholt (België)\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising Grens Nederland-België, Bergbosweg, Bergbosweg volgen in oostelijke richting tot aan Heikant, Heikant volgen in noordelijke richting tot aan De Dijk.\n \n \n 2.\n De Dijk volgen in zuidelijke richting tot aan Sint Cornelisplein.\n \n \n 3.\n Sint Cornelisplein volgen in oostelijke richting overgaand in Hoogstraat tot aan Zitterd.\n \n \n 4.\n Zitterd volgen in zuidelijke richting overgaand in Maarheezerweg tot aan Keunenhoek.\n \n \n 5.\n Keunenhoek volgen in zuidelijke richting tot aan Broekkant.\n \n \n 6.\n Broekkant volgen in oostelijke richting tot aan Ruilverkavelingsweg.\n \n \n 7.\n Ruilverkavelingsweg volgen in zuidelijke richting tot aan Nieuwe Dijk.\n \n \n 8.\n Nieuwe Dijk volgen in oostelijke richting tot aan Randweg-Oost.\n \n \n 9.\n Randweg-Oost volgen in oostelijke richting tot aan Kuikensvendijk.\n \n \n 10.\n Kuikensvendijk volgen in oostelijke richting tot aan Maarheezerhuttendijk.\n \n \n 11.\n Maarheezerhuttendijk volgen in oostelijke richting tot aan A2.\n \n \n 12.\n A2 volgen in zuidelijke richting tot aan Eindhovenseweg.\n \n \n 13.\n Eindhovenseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Bassin overgaand in Wilhelminasingel tot aan Sint Paulusstraat.\n \n \n 14.\n Sint Paulusstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Sint Maartenslaan.\n \n \n 15.\n Sint Maartenslaan volgen in oostelijke richting tot aan Maaseikerweg.\n \n \n 16.\n Maaseikerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Ringbaan Zuid.\n \n \n 17.\n Ringbaan Zuid volgen in westelijke richting tot aan Keentersteeg.\n \n \n 18.\n Keentersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Keenterstraat.\n \n \n 19.\n Keenterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Dijkerstraat.\n \n \n 20.\n Dijkerstraat volgen in oostelijke richting tot aan Maaseikerweg N292.\n \n \n 21.\n N292 volgen in zuidelijke richting tot aan grens Nederland België.\n \n \n 22.\n Grens Nederland-België volgen in westelijke richting tot aan Bergbosweg.\n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046199/2022-01-28_0/xml/BWBR0046199_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 januari 2022, nr. WJZ/22007573, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Bocholt (België) (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 2022)202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 2022202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097928-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097928-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bocholt (België) 202217 januari 2022, 15:01 uur.\n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n De secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Bocholt (België)\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Bocholt (België)\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising Grens Nederland-België, Bergbosweg, Bergbosweg volgen in oostelijke richting tot aan Heikant, Heikant volgen in noordelijke richting tot aan De Dijk.\n \n \n 2.\n De Dijk volgen in zuidelijke richting tot aan Sint Cornelisplein.\n \n \n 3.\n Sint Cornelisplein volgen in oostelijke richting overgaand in Hoogstraat tot aan Zitterd.\n \n \n 4.\n Zitterd volgen in zuidelijke richting overgaand in Maarheezerweg tot aan Keunenhoek.\n \n \n 5.\n Keunenhoek volgen in zuidelijke richting tot aan Broekkant.\n \n \n 6.\n Broekkant volgen in oostelijke richting tot aan Ruilverkavelingsweg.\n \n \n 7.\n Ruilverkavelingsweg volgen in zuidelijke richting tot aan Nieuwe Dijk.\n \n \n 8.\n Nieuwe Dijk volgen in oostelijke richting tot aan Randweg-Oost.\n \n \n 9.\n Randweg-Oost volgen in oostelijke richting tot aan Kuikensvendijk.\n \n \n 10.\n Kuikensvendijk volgen in oostelijke richting tot aan Maarheezerhuttendijk.\n \n \n 11.\n Maarheezerhuttendijk volgen in oostelijke richting tot aan A2.\n \n \n 12.\n A2 volgen in zuidelijke richting tot aan Eindhovenseweg.\n \n \n 13.\n Eindhovenseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Bassin overgaand in Wilhelminasingel tot aan Sint Paulusstraat.\n \n \n 14.\n Sint Paulusstraat volgen in zuidelijke richting tot aan Sint Maartenslaan.\n \n \n 15.\n Sint Maartenslaan volgen in oostelijke richting tot aan Maaseikerweg.\n \n \n 16.\n Maaseikerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Ringbaan Zuid.\n \n \n 17.\n Ringbaan Zuid volgen in westelijke richting tot aan Keentersteeg.\n \n \n 18.\n Keentersteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Keenterstraat.\n \n \n 19.\n Keenterstraat volgen in oostelijke richting tot aan Dijkerstraat.\n \n \n 20.\n Dijkerstraat volgen in oostelijke richting tot aan Maaseikerweg N292.\n \n \n 21.\n N292 volgen in zuidelijke richting tot aan grens Nederland België.\n \n \n 22.\n Grens Nederland-België volgen in westelijke richting tot aan Bergbosweg.\n \n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.\n \n202287218-01-202207-01-2022WJZ/22007573202287218-01-202207-01-2022WJZ/2200757307-01-2022Treedt in werking om 15:01 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046199/manifest.xml", "content": "2022-01-072022-01-19T06:28:07+01:002022-02-17T06:55:03+01:00BWBR0046199.WTI2022-02-062022-01-072022-01-272022-01-079999-12-312022-01-19T06:28:26+01:002022-02-08T07:02:03+01:001352787c92fb48844ab75835a8db960fdae069f2848caeddacf83421961f7712e6b5a14c6e4b305c51ddf1af8eeaf72765f77b87289540b9c0dc8211e142f5f2ca46402022-01-282022-02-052022-01-289999-12-312022-02-08T07:02:03+01:002022-02-17T06:55:22+01:001351114a0e9c3463b51ff148c101f021956b7eb595d07c496768b22455d186707c6d6d30e18764e2ceacf93ad878644820b9db3008bd026aebe8dd28dd645994c3b8e7", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046200/2022-01-04_0/xml/BWBR0046200_2022-01-04_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 januari 2022, nr. WJZ/ 22004213, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Bentelo (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 2022)202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 2022202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vogels die gehouden zijn op inrichtingen buiten de beschermingszone, indien de vogels worden verplaatst naar Plukon Goor, met gebruikmaking van de route, beschreven in bijlage 3, en is voldaan aan artikel 29, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 202214 januari 2022, 15:55 uur.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 4 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Bentelo\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Bentelo\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de N346 en de N754, de N754 volgend in noordelijke richting tot aan de N753.\n \n \n 2.\n De N753 volgend in oostelijke richting tot aan de Herikerweg.\n \n \n 3.\n De Herikerweg volgend in westnoordelijke richting tot aan de N752.\n \n \n 4.\n De N752 volgend in noordelijke richting tot aan de A1.\n \n \n 5.\n De A1 volgend in oostelijke richting tot aan de N347.\n \n \n 6.\n De N347 volgend in noordelijke richting tot aan de Rijssenseweg.\n \n \n 7.\n De Rijssenseweg volgend in oostelijke richting tot aan de Dorpsstraat.\n \n \n 8.\n De Dorpsstraat volgend in noordelijke richting tot aan de Bornerbroekseg.\n \n \n 9.\n De Bornerbroekseweg volgend in oostelijke richting overgaand in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in de Entersestraat tot aan de Hoeselerdijk.\n \n \n 10.\n De Hoeselerdijk volgend in oostnoordelijke richting tot aan het Water.\n \n \n 11.\n Het Water volgend in noordelijke richting tot aan de A35.\n \n \n 12.\n De A35 volgend in oostelijke richting tot aan N349.\n \n \n 13.\n De N349 volgend in oostelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting tot aan de N743.\n \n \n 14.\n De N743 volgend in oostzuidelijke richting tot aan de Hertmerweg.\n \n \n 15.\n De Hertmerweg volgend in oostelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Wetering.\n \n \n 16.\n De Wetering volgend in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Piepersveldweg.\n \n \n 17.\n De Piepersveldweg volgend in westelijke richting tot aan de 4E Hemmelhorst.\n \n \n 18.\n De 4e Hemmelhorst volgend in zuidelijke richting tot aan de Hemmelhorst.\n \n \n 19.\n De Hemmelhorst volgend in oostelijke richting tot aan de Hemmelhorstweg.\n \n \n 20.\n De Hemmelhorstweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Beneluxlaan.\n \n \n 21.\n De Beneluxlaan volgend in oostelijke richting tot aan de Ardennenstraat.\n \n \n 22.\n De Ardennenstraat volgend in oostzuidelijke richting tot aan de Bastenakenstraat.\n \n \n 23.\n De Bastenakenstraat volgend in oostelijke richting overgaand in de Namenstraat overgaand in de Stekelbaarsstraat in oostzuidelijke richting overgaand in de Vossenbeltweg tot aan de Kroeskarperstraat.\n \n \n 24.\n De Kroeskarperstraat volgend in oostzuidelijke richting overgaand in de Graskarperstraat in oostelijke richting tot aan de N738.\n \n \n 25.\n De N738 volgend in zuidelijke richting tot aan de Westelijke Esweg.\n \n \n 26.\n De Westelijke Esweg volgend in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Hasselerbaan.\n \n \n 27.\n De Hasselerbaan volgend in oostzuidelijke richting tot aan de A1.\n \n \n 28.\n De A1 volgend in oostelijke richting tot aan de Pallastweg.\n \n \n 29.\n De Pallastweg volgend in westelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Leutinkveldweg.\n \n \n 30.\n De Leutinkveldweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Lonnekermeerweg.\n \n \n 31.\n De Lonnkermeerweg volgend in westelijke richting tot aan de Nieuwe Grensweg.\n \n \n 32.\n De Nieuwe Grensweg volgend in oostzuidelijke richting overgaand in zuidelijke richting overgaand in Bosweg tot aan de Drienerbekerweg.\n \n \n 33.\n De Drienerbekerweg volgend in westzuidelijke richting tot aan de Hengelosestraat.\n \n \n 34.\n De Hengelosestraat volgend in oostelijke richting tot aan de Auke Vleerstraat.\n \n \n 35.\n De Auke Vleerstraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Jupiterstraat.\n \n \n 36.\n De Jupiterstraat volgend in oostzuidelijke richting overgaand in de Zonstraat tot aan de Maanstraat.\n \n \n 37.\n De Maanstraat volgend in noordelijke richting tot aan de G.J. Heekstraat.\n \n \n 38.\n De G.J. Heekstraat volgend in oostelijke richting tot aan de Lambertus Buddestraat.\n \n \n 39.\n De Lambertus Buddestraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Parkweg.\n \n \n 40.\n De Parkweg volgend in westelijke richting tot aan de Westerval.\n \n \n 41.\n De Westerval volgend in westelijke richting tot aan de Afinkstraat.\n \n \n 42.\n De Afinkstraat volgend in zuidelijke richting overgaand in de Usselerrondweg tot aan de N18.\n \n \n 43.\n De N18 volgend in westelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Zonnebeekweg.\n \n \n 44.\n De Zonnebeekweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Hagmolenbeekweg.\n \n \n 45.\n De Hagmolenbeekweg volgend in westzuidelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Oude Enschedesestraat overgaand in de Oude Enschedeseweg tot aan de N18.\n \n \n 46.\n De N18 volgend in zuidelijke richting overgaand in westelijke richting tot aan de Scholtenhagenweg.\n \n \n 47.\n De Scholtenhagenweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Laarveldsweg.\n \n \n 48.\n De Laarveldsweg volgend in westelijke richting tot aan de Weerninksweg.\n \n \n 49.\n De Weerninksweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Aaftinksweg.\n \n \n 50.\n De Aaftinksweg volgend in westelijke richting tot aan de Eibergsestraat\n \n \n 51.\n De Eibergsestraat volgend in westzuidelijke richting tot aan de N315.\n \n \n 52.\n De N315 volgend in westelijke richting tot aan de N18.\n \n \n 53.\n De N18 volgend in noordelijke richting tot aan de Groothuizenweg.\n \n \n 54.\n De Groothuizenweg volgend in westelijke richting tot aan de Pastoor C.M. van Everdingenstraat.\n \n \n 55.\n De Pastoor C.M. van Everdingenstraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Kieftendijk.\n \n \n 56.\n De Kieftendijk volgend in westelijke richting tot aan de Waterleidingdijk.\n \n \n 57.\n De Waterleidingdijk volgend in westnoordelijke richting tot aan de Visschemorsdijk.\n \n \n 58.\n De Visschemorsdijk volgend in zuidelijke richting tot aan de Pagertweg.\n \n \n 59.\n De Pagertweg volgend in westelijke richting tot aan de Pasmanweg.\n \n \n 60.\n De Pasmanweg volgend in noordelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Polhaarweg tot aan de Krebberweg.\n \n \n 61.\n De Krebberweg volgend in westelijke richting tot aan de N824.\n \n \n 62.\n De N824 volgend in noordelijke richting tot aan de Noordijkerveldweg.\n \n \n 63.\n De Noordijkerveldweg volgend in westelijke richting overgaand in ’t Halt tot aan Pierinkdijk.\n \n \n 64.\n Pierinkdijk volgend in zuidelijke richting tot aan de Huttenkamperdijk.\n \n \n 65.\n De Huttenkamperdijk volgend in westelijke richting tot aan de Borculosweg.\n \n \n 66.\n De Borculoseweg volgend in noordelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting tot aan de Looiersplantsoen.\n \n \n 67.\n De Looiersplantsoen volgend in westzuidelijke richting tot aan de Provisoriestraat.\n \n \n 68.\n De Provisoriestraat volgend in westelijke richting overgaand in Grotestraat overgaand in Lochemseweg tot aan de N346.\n \n \n 69.\n De N346 volgend in westzuidelijke richting tot aan de N754.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 3\n behorende bij artikel 4, derde lid\n \n Corridor Plukon Goor\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de A1 en de N347, de N347 volgend in zuidelijke richting tot aan de Zomerweg.\n \n \n 2.\n De Zomerweg volgend in westzuidelijke richting overgaand in de Enterseweg in zuidelijke richting tot aan de Breukersweg.\n \n \n 3.\n De Breukersweg volgend in westelijke richting tot aan het terrein van Plukon Goor.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046200/2022-01-27_0/xml/BWBR0046200_2022-01-27_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 januari 2022, nr. WJZ/ 22004213, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Bentelo (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 2022)202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 2022202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vogels die gehouden zijn op inrichtingen buiten de beschermingszone, indien de vogels worden verplaatst naar Plukon Goor, te Goor en is voldaan aan artikel 43, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels ten minste binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Bentelo 202214 januari 2022, 15:55 uur.\n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 4 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Bentelo\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Bentelo\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de N346 en de N754, de N754 volgend in noordelijke richting tot aan de N753.\n \n \n 2.\n De N753 volgend in oostelijke richting tot aan de Herikerweg.\n \n \n 3.\n De Herikerweg volgend in westnoordelijke richting tot aan de N752.\n \n \n 4.\n De N752 volgend in noordelijke richting tot aan de A1.\n \n \n 5.\n De A1 volgend in oostelijke richting tot aan de N347.\n \n \n 6.\n De N347 volgend in noordelijke richting tot aan de Rijssenseweg.\n \n \n 7.\n De Rijssenseweg volgend in oostelijke richting tot aan de Dorpsstraat.\n \n \n 8.\n De Dorpsstraat volgend in noordelijke richting tot aan de Bornerbroekseg.\n \n \n 9.\n De Bornerbroekseweg volgend in oostelijke richting overgaand in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in de Entersestraat tot aan de Hoeselerdijk.\n \n \n 10.\n De Hoeselerdijk volgend in oostnoordelijke richting tot aan het Water.\n \n \n 11.\n Het Water volgend in noordelijke richting tot aan de A35.\n \n \n 12.\n De A35 volgend in oostelijke richting tot aan N349.\n \n \n 13.\n De N349 volgend in oostelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting tot aan de N743.\n \n \n 14.\n De N743 volgend in oostzuidelijke richting tot aan de Hertmerweg.\n \n \n 15.\n De Hertmerweg volgend in oostelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Wetering.\n \n \n 16.\n De Wetering volgend in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Piepersveldweg.\n \n \n 17.\n De Piepersveldweg volgend in westelijke richting tot aan de 4E Hemmelhorst.\n \n \n 18.\n De 4e Hemmelhorst volgend in zuidelijke richting tot aan de Hemmelhorst.\n \n \n 19.\n De Hemmelhorst volgend in oostelijke richting tot aan de Hemmelhorstweg.\n \n \n 20.\n De Hemmelhorstweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Beneluxlaan.\n \n \n 21.\n De Beneluxlaan volgend in oostelijke richting tot aan de Ardennenstraat.\n \n \n 22.\n De Ardennenstraat volgend in oostzuidelijke richting tot aan de Bastenakenstraat.\n \n \n 23.\n De Bastenakenstraat volgend in oostelijke richting overgaand in de Namenstraat overgaand in de Stekelbaarsstraat in oostzuidelijke richting overgaand in de Vossenbeltweg tot aan de Kroeskarperstraat.\n \n \n 24.\n De Kroeskarperstraat volgend in oostzuidelijke richting overgaand in de Graskarperstraat in oostelijke richting tot aan de N738.\n \n \n 25.\n De N738 volgend in zuidelijke richting tot aan de Westelijke Esweg.\n \n \n 26.\n De Westelijke Esweg volgend in oostelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Hasselerbaan.\n \n \n 27.\n De Hasselerbaan volgend in oostzuidelijke richting tot aan de A1.\n \n \n 28.\n De A1 volgend in oostelijke richting tot aan de Pallastweg.\n \n \n 29.\n De Pallastweg volgend in westelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Leutinkveldweg.\n \n \n 30.\n De Leutinkveldweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Lonnekermeerweg.\n \n \n 31.\n De Lonnkermeerweg volgend in westelijke richting tot aan de Nieuwe Grensweg.\n \n \n 32.\n De Nieuwe Grensweg volgend in oostzuidelijke richting overgaand in zuidelijke richting overgaand in Bosweg tot aan de Drienerbekerweg.\n \n \n 33.\n De Drienerbekerweg volgend in westzuidelijke richting tot aan de Hengelosestraat.\n \n \n 34.\n De Hengelosestraat volgend in oostelijke richting tot aan de Auke Vleerstraat.\n \n \n 35.\n De Auke Vleerstraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Jupiterstraat.\n \n \n 36.\n De Jupiterstraat volgend in oostzuidelijke richting overgaand in de Zonstraat tot aan de Maanstraat.\n \n \n 37.\n De Maanstraat volgend in noordelijke richting tot aan de G.J. Heekstraat.\n \n \n 38.\n De G.J. Heekstraat volgend in oostelijke richting tot aan de Lambertus Buddestraat.\n \n \n 39.\n De Lambertus Buddestraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Parkweg.\n \n \n 40.\n De Parkweg volgend in westelijke richting tot aan de Westerval.\n \n \n 41.\n De Westerval volgend in westelijke richting tot aan de Afinkstraat.\n \n \n 42.\n De Afinkstraat volgend in zuidelijke richting overgaand in de Usselerrondweg tot aan de N18.\n \n \n 43.\n De N18 volgend in westelijke richting overgaand in zuidelijke richting tot aan de Zonnebeekweg.\n \n \n 44.\n De Zonnebeekweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Hagmolenbeekweg.\n \n \n 45.\n De Hagmolenbeekweg volgend in westzuidelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Oude Enschedesestraat overgaand in de Oude Enschedeseweg tot aan de N18.\n \n \n 46.\n De N18 volgend in zuidelijke richting overgaand in westelijke richting tot aan de Scholtenhagenweg.\n \n \n 47.\n De Scholtenhagenweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Laarveldsweg.\n \n \n 48.\n De Laarveldsweg volgend in westelijke richting tot aan de Weerninksweg.\n \n \n 49.\n De Weerninksweg volgend in zuidelijke richting tot aan de Aaftinksweg.\n \n \n 50.\n De Aaftinksweg volgend in westelijke richting tot aan de Eibergsestraat\n \n \n 51.\n De Eibergsestraat volgend in westzuidelijke richting tot aan de N315.\n \n \n 52.\n De N315 volgend in westelijke richting tot aan de N18.\n \n \n 53.\n De N18 volgend in noordelijke richting tot aan de Groothuizenweg.\n \n \n 54.\n De Groothuizenweg volgend in westelijke richting tot aan de Pastoor C.M. van Everdingenstraat.\n \n \n 55.\n De Pastoor C.M. van Everdingenstraat volgend in zuidelijke richting tot aan de Kieftendijk.\n \n \n 56.\n De Kieftendijk volgend in westelijke richting tot aan de Waterleidingdijk.\n \n \n 57.\n De Waterleidingdijk volgend in westnoordelijke richting tot aan de Visschemorsdijk.\n \n \n 58.\n De Visschemorsdijk volgend in zuidelijke richting tot aan de Pagertweg.\n \n \n 59.\n De Pagertweg volgend in westelijke richting tot aan de Pasmanweg.\n \n \n 60.\n De Pasmanweg volgend in noordelijke richting overgaand in westelijke richting overgaand in de Polhaarweg tot aan de Krebberweg.\n \n \n 61.\n De Krebberweg volgend in westelijke richting tot aan de N824.\n \n \n 62.\n De N824 volgend in noordelijke richting tot aan de Noordijkerveldweg.\n \n \n 63.\n De Noordijkerveldweg volgend in westelijke richting overgaand in ’t Halt tot aan Pierinkdijk.\n \n \n 64.\n Pierinkdijk volgend in zuidelijke richting tot aan de Huttenkamperdijk.\n \n \n 65.\n De Huttenkamperdijk volgend in westelijke richting tot aan de Borculosweg.\n \n \n 66.\n De Borculoseweg volgend in noordelijke richting overgaand in oostnoordelijke richting tot aan de Looiersplantsoen.\n \n \n 67.\n De Looiersplantsoen volgend in westzuidelijke richting tot aan de Provisoriestraat.\n \n \n 68.\n De Provisoriestraat volgend in westelijke richting overgaand in Grotestraat overgaand in Lochemseweg tot aan de N346.\n \n \n 69.\n De N346 volgend in westzuidelijke richting tot aan de N754.\n \n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.\n \n \n Bijlage\n 3\n behorende bij artikel 4, derde lid\n \nVervallen2022342903-02-202226-01-2022WJZ/220309792022342903-02-202226-01-2022WJZ/2203097927-01-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n202287518-01-202204-01-2022WJZ/22004213202287518-01-202204-01-2022WJZ/2200421304-01-2022Treedt in werking om 15:55 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046200/manifest.xml", "content": "2022-01-042022-01-19T06:28:07+01:002022-02-12T06:23:51+01:00BWBR0046200.WTI2022-02-052022-01-042022-01-262022-01-049999-12-312022-01-19T06:28:26+01:002022-02-08T07:02:04+01:00155706bdf7da2558e2eb90dc3fa3b716950b5d1d6bb7af632b98eabd3e054638e39b79611f5e044975466b002888478bac29cc20e91dfc0650f0d1ec46a71dbfd930602022-01-272022-02-042022-01-279999-12-312022-02-08T07:02:03+01:002022-02-12T06:24:03+01:0015413333d028a10c7a2b3292369d6125eeeab99b4004a64502276232305fe6961f3e9f0ed156fd0b3ea4edea5964823938a9baa3122e903643aaafaceb489071ecf265", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046202/2022-01-18_0/xml/BWBR0046202_2022-01-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2021, kenmerk 3296335-1021773-GMT, houdende vaststelling van beleidsregels en subsidieplafond inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht (Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring kickstart medicatieoverdracht)202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;\n \n \n Besluit:\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Vaststellen beleidsregel\n \n De beleidsregel inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Voor de subsidieverlening op grond van dit besluit is een totaalbedrag van € 25.000.000 beschikbaar.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag na onderlinge weging van de aanvragen, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 30 september 2024.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit zal worden aangehaald als: Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Bijlage\n Beleidsregel inzake het subsidiëren van de kickstart medicatieoverdracht\n \n Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.\n \n \n Inhoudsopgave\n \n \n Hoofdstuk 1 – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n 1.1. Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n 1.2. Achtergrond en aanleiding\n 1.3. Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Hoofdstuk 2 – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n 2.1. Aanvrager van de subsidie\n 2.2. Beoogde activiteiten\n 2.3. Subsidievoorwaarden\n 2.4. Subsidieverplichtingen\n 2.5. Staatssteun\n \n Hoofdstuk 3 – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n 3.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling\n 3.2. Wegingscriteria\n \n Hoofdstuk 4 – Overige verplichtingen en aanvraagprocedure\n \n 4.1. Subsidiesystematiek\n 4.2. Aanvraagprocedure\n 4.3. Verantwoording en vaststelling\n 4.4. Administratieve lasten\n \n Bijlage 1: Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n \n Bijlage 2: Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n \n Bijlage 3: Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de beleidsregel\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n \n \n 1.1\n Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Op grond van de onderhavige Beleidsregel kunnen subsidies worden verstrekt aan samenwerkingsverbanden van zorgaanbieders voor activiteiten in het kader van de ‘Kickstart Medicatieoverdracht’. Zowel reeds bestaande samenwerkingsverbanden als samenwerkingsverbanden die voor dit specifieke doel zijn opgericht komen voor subsidie op grond van deze Beleidsregel in aanmerking. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is onverkort van toepassing op deze Beleidsregel.\n De Kickstart Medicatieoverdracht is onderdeel van het programma Medicatieoverdracht dat zich richt op de landelijke implementatie van Medicatieoverdracht. In deze Beleidsregel wordt tevens verwezen naar een inhoudelijk Plan van aanpak Kickstart en naar sectorale Business Impact Analyses (hierna: BIA’s). Het Plan van aanpak Kickstart beschrijft de opzet, aanpak en de kaders van de Kickstart in detail die voor de uitvoering noodzakelijk is. In de BIA’s is eerder de impact van de implementatie van Medicatieoverdracht op de betrokken sectoren onderzocht.\n De Kickstart Medicatieoverdracht wil bijdragen aan de verbetering van de digitale medicatieoverdracht door het implementeren in de totale keten van de ‘informatiestandaard Medicatieproces 9’ in combinatie met de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ (Medicatieoverdracht), het opdoen van ervaring daarmee en het in de praktijk beproeven en waar nodig bij te stellen van de informatiestandaard. Samenwerkingsverbanden kunnen onder bepaalde voorwaarden subsidie aanvragen om deze implementatie te realiseren. Deze subsidievoorwaarden en aan de subsidie verbonden verplichtingen staan in onderhavige Beleidsregel beschreven. De ervaring die door deze samenwerkingsverbanden wordt opgedaan naar de werking en impact van de uitrol in de totale keten zal vervolgens worden gebruikt en ingezet ter verbetering van de informatiestandaard en ten behoeve van de toekomstige brede implementatie van de informatiestandaard en de richtlijn.\n \n \n \n 1.2\n Achtergrond en aanleiding\n \n Voor goede zorgverlening is (digitale) informatie-uitwisseling tussen patiënt en professional en tussen zorgprofessionals onderling essentieel. Daaronder valt ook\n het bijhouden van een actueel medicatieoverzicht en een goede overdracht van medicatiegegevens. Om dit te kunnen realiseren zijn aanpassingen in ICT-systemen en werkprocessen noodzakelijk.\n In dat kader is de Richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ recentelijk vernieuwd (hierna: de richtlijn1Zie: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/medicatieoverdracht.). Deze richtlijn heeft tot doel om medicatieproblemen zo veel als mogelijk te voorkomen, administratieve lasten te verminderen en de ontsluiting van patiëntgegevens in een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) te verbeteren. De richtlijn is als kwaliteitsstandaard medicatieoverdracht opgenomen in het Register van het Zorginstituut, inclusief een implementatieplan. Bij deze richtlijn horen drie informatiestandaarden, namelijk: Medicatieproces92Zie: https://www.nictiz.nl/informatiestandaard-medicatieproces/ (MP9), Lab2zorg en Contra-indicatie en Overgevoeligheden3De informatiestandaarden Lab2zorg en Contra-indicatie en overgevoeligheden zijn nog in ontwikkeling. De Kickstart richt zich alleen op MP9. MP9 richt zicht op de overdracht van medicatiegegevens in de keten zodat actuele en complete medicatieoverzichten en toedienlijsten kunnen worden opgesteld voor patiënten/cliënten.\n De komende jaren worden de richtlijn en de drie informatiestandaarden zorgbreed geïmplementeerd in de zorgprocessen en -informatiesystemen. Daarbij zijn 10 sectoren4Het gaat hier om de volgende sectoren: Patiënt en cliënt; Geestelijke gezondheidszorg verslavingszorg en forensische zorg; Gehandicaptenzorg; Huisartsenzorg; Medisch specialistische zorg; Mondzorg; Openbare farmacie; Publieke gezondheid; Trombosezorg; Wijkverpleging en verpleeghuiszorg. betrokken met meer dan 16.000 zorgaanbieders en 75 softwareleveranciers. Patiënten en cliënten zijn specifiek vertegenwoordigd in een van deze sectoren; de sector Patiënt en cliënt.\n In 2020 is het Programma Medicatieoverdracht (hierna: het Programma) gestart, dat sectoren, leveranciers en regio’s voorbereidt op en ondersteunt bij de bovengenoemde implementatie. De landelijke begeleiding van dit Programma is ondergebracht bij Nictiz.5https://www.nictiz.nl/programmas/medicatieoverdracht/ Door het maken van afspraken, het samenwerken en het aanpassen van procedures zal uiteindelijk ketensamenwerking op het gebied van medicatieoverdracht mogelijk worden gemaakt. Behalve alle ketenpartners, doen Patiëntenfederatie Nederland, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) eveneens mee aan het Programma.\n Voordat in de praktijk breed gebruik gemaakt kan worden van een informatiestandaard wordt deze uitgebreid getest en getoetst. Het Programma organiseert en begeleidt deze technische en praktijktesten van de informatiestandaard en de eerste begeleide uitrol. Na een eerste praktijktest in de regio Amsterdam van MP9 heeft het Programma geconcludeerd dat, om de informatiestandaard in de praktijk te kunnen beproeven, de ICT-systemen grondig moeten worden herzien. Daarvoor is echter een forse investering nodig. De Kickstart Medicatieoverdracht is opgezet om zorgaanbieders en ICT-leveranciers te ondersteunen om deze eerste stap te zetten.\n \n \n \n 1.3\n Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Middels de Kickstart Medicatieoverdracht zal worden aangetoond dat MP9 in combinatie met de richtlijn werkt in de praktijk. Daarbij horen de volgende activiteiten: het aanpassen van informatiesystemen aan MP9 en de richtlijn, het testen ervan en een eerste begeleide uitrol van de systemen en de werkprocessen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband zoals beschreven in de stappen 0 en 3 t/m 6 van het 10-stappenplan uit het Programmaplan Medicatieoverdracht.6Zie de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het 10-stappenplan van het Programmaplan Medicatieoverdracht (zie https://www.samenvoormedicatieoverdracht.nl/stappenplan-sectoren/) De implementatie van MP9 binnen de Kickstart bestaat uit het aanpassen van ICT systemen en werkprocessen van zorgaanbieders en het ontsluiten van informatie naar patiënten middels een PGO.\n Het Programma heeft de kaders voor de uitvoering van de Kickstart Medicatieoverdracht uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart Medicatieoverdracht. De deelnemers aan het samenwerkingsverband die aan de Kickstart Medicatieoverdracht deelnemen committeren en conformeren zich aan het Plan van aanpak Kickstart en de daarin genoemde stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht.\n Tijdens de periode van de Kickstart Medicatieoverdracht zijn verschillende nieuwe releases van MP9 voorzien. Vertrekpunt aan het begin van de Kickstart Medicatieoverdracht is versie MP9 v2.0.0. Deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht worden betrokken bij de ontwikkeling van deze nieuwe releases en worden geacht deze nieuwe releases te implementeren in hun systemen en werkprocessen.\n Voor elke stap uit de stapsgewijze aanpak van de Kickstart Medicatieoverdracht zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart, zal 3 maanden voor de beoogde afronding van die stap worden vastgelegd welke release moet worden geïmplementeerd (dit is onderdeel van de reguliere beheer en release cyclus van Nictiz, waarbij de relevante beschrijvingen zijn ontsloten via de website van Nictiz). Als uit de daaropvolgende test in de keten met uitwisseling tussen systemen van verschillende leveranciers aanpassingen aan de informatiestandaard volgen, dan worden die opgenomen in de volgende release die vervolgens ook moet worden geïmplementeerd. Bij de (keten)testen en de validatie zijn de aspecten interoperabiliteit en generaliseerbaarheid een belangrijk onderwerp. In het Plan van aanpak Kickstart wordt hier dieper op ingegaan.\n Mocht onverhoopt (en onverwacht) uit de praktijktest een fundamenteel probleem of een dermate grote benodigde wijziging in het ontwerp van MP9 naar boven komen die een dermate grote impact heeft op de implementatie, dan wordt met de partijen van de samenwerkingsverbanden Kickstart Medicatieoverdracht in overleg getreden hoe met deze situatie moet worden omgegaan. Als een dergelijke situatie zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit volgt uit de meldingsplicht van artikel 5.7 uit de Kaderregeling. Het kan namelijk zo zijn dat door deze situatie activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Voor verdere informatie over deze meldingsplicht zie paragraaf 2.4.\n Kennisoverdracht is tevens een belangrijk onderdeel van de Kickstart Medicatieoverdracht. De resultaten van de Kickstart Medicatieoverdracht worden gebruikt voor de latere brede uitrol in de zorgketen. De deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht verbinden zich daarom aan kennisdeling op een (technisch) detailniveau die het mogelijk maakt om te komen tot oplossingen die interoperabel en generaliseerbaar zijn na de Kickstart Medicatieoverdracht.7Voor de brede uitrol wordt momenteel bezien of en in welke vorm een stimuleringsregeling voor de komende jaren vormgegeven kan worden. Aandachtspunt daarbij is dat deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht ook bij zo’n stimuleringsregeling kunnen participeren, met dien verstande dat ten behoeve van dezelfde activiteiten niet meermaals subsidie zal worden verstrekt. Het onderwerp kennisdeling wordt verder uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n \n \n 2.1\n Aanvrager van de subsidie\n \n Op grond van de Beleidsregel kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht aan een of meerdere samenwerkingsverbanden. Het kan daarbij gaan om reeds bestaande of speciaal voor de Kickstart opgerichte samenwerkingsverbanden.\n Een samenwerkingsverband bestaat uit verschillende zorgaanbieders, waarvan een van de deelnemers als penvoerder fungeert. Desgewenst kan een samenwerkingsverband worden aangevuld met een andere rechtspersoon, niet zijnde een ICT-leverancier, zoals bijvoorbeeld een Regionale Samenwerkingsorganisatie (RSO) die als penvoerder kan fungeren.\n De penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband subsidie aan. Indien subsidie verstrekt wordt is de penvoerder verantwoordelijk voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en voor het voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hieronder valt onder meer het indienen van de tussentijdse rapportages genoemd in artikel 5.5 van de Kaderregeling en het voldoen aan de meldingsplicht van artikel 5.7 van de Kaderregeling. Ook legt de penvoerder verantwoording af over de subsidie aan het Ministerie van VWS.\n In paragraaf 2.2 van deze Beleidsregel wordt ingegaan op de activiteiten die in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht moeten worden uitgevoerd. Vervolgens worden in lijn met het beoogde resultaat van de Kickstart en de uit te voeren activiteiten in paragraaf 2.3 de subsidievoorwaarden beschreven waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen om voor subsidiëring van de activiteiten op grond van de Beleidsregel in aanmerking te komen. Enkel als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan subsidie aan het samenwerkingsverband worden verleend. In paragraaf 2.4 worden de algemene en specifieke subsidieverplichtingen beschreven die aan de subsidieontvanger worden gesteld bij het verkrijgen van de subsidie.\n \n \n \n 2.2\n Beoogde activiteiten\n \n De activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht die voor subsidie in aanmerking komen worden uitgevoerd conform de uitwerking en de planning in het onder paragraaf 1.3 genoemde Plan van aanpak Kickstart. Aan een samenwerkingsverband kan hiervoor subsidie worden verstrekt voor de periode van 15 april 2022 tot en met 30 september 2024.\n Concreet gaat het om de volgende vier door samenwerkingsverbanden uit te voeren activiteiten om te komen tot de realisatie van de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het Programma Medicatieoverdracht. Deze vier activiteiten dienen alle vier in de subsidieaanvraag naar voren te komen.\n \n \n 1.\n Het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9;\n \n \n 2.\n De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders;\n \n \n 3.\n Kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers; en\n \n \n 4.\n Activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband.\n \n \n Ad 1:\n Om MP9 te kunnen implementeren zijn aanpassingen nodig aan de ICT-systemen die door zorgverleners worden gebruikt. De penvoerder zal na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder(s) en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers sluiten voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen. Van de ICT-leveranciers wordt ook gevraagd om de zorgaanbieders te begeleiden bij de praktijktesten en de 1e begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Het Programma zal de resultaten van de implementatie toetsen door validatietesten uit te voeren zoals eveneens beschreven in het Plan van aanpak Kickstart.\n Voor het bepalen van een redelijke vergoeding is gebruik gemaakt van een bouwkostenanalyse van Nictiz en VZVZ voor een gemiddeld, normaal onderhouden ICT-systeem per sector. Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1 van deze Beleidsregel.\n Ad 2:\n Naast de technische aanpassingen zullen ook de werkprocessen bij de zorgaanbieders aangepast moeten worden om te voldoen aan de eisen van de richtlijn. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s en B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart.\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s: 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen.\n Hierbij geldt:\n \n \n −\n Voor de deelactiviteiten A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 wordt een vergoeding gegeven.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.4 volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.5 volgen opleiding wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sector VVT Thuiszorg.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.7 inzet superusers wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg.\n \n \n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concepts, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor activiteit 2, de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen zullen alleen redelijke, gemaximeerde kosten worden vergoed, die bovendien de maximale compensatie van een DAEB de-minimis niet mogen overschrijden. Het gaat daarbij om een bedrag van maximaal € 500.000 over drie opeenvolgende belastingjaren. Ten behoeve van activiteit 2 wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten, namelijk de DAEB de-minimisovereenkomst met bijbehorende verklaring DAEB de-minimissteun. Dit wordt in paragraaf 2.5 over staatssteun verder toegelicht.\n Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2 van deze Beleidsregel.\n Ad 3:\n De activiteit kennisdeling wordt zowel door de penvoerder van het samenwerkingsverband als door deelnemende zorgaanbieders als door de betrokken ICT-leveranciers uitgevoerd. Het doel van de kennisdeling is dat zoveel mogelijk partijen inzicht krijgen in de ontwikkelingen rondom medicatieoverdracht, zodat de latere brede implementatie van de informatiestandaard zo soepel mogelijk verloopt. De penvoerder neemt in de contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de uitvoering van activiteit 1 aanvullend ook de activiteit kennisdeling op.\n Onder kennisdeling worden in ieder geval de volgende deel-activiteiten verstaan: het bijwonen van en bijdragen aan bijeenkomsten vanuit het Programma, het bijdragen aan de (tussentijdse) evaluaties ten behoeve van de brede uitrol, het bijdragen aan het opstellen van draaiboeken voor brede implementatie, het gratis geven van trainingen aan andere leveranciers of zorgaanbieders die niet bij de Kickstart Medicatieoverdracht zijn betrokken en het communiceren over de voortgang en knelpunten aan het Programma, aan deelnemers van het samenwerkingsverband en aan andere leveranciers en zorgaanbieders die geen deel uitmaken van de Kickstart Medicatieoverdracht. Deze lijst is niet uitputtend en er kunnen andere activiteiten onder kennisdeling worden verstaan.\n Ad 4\n Bij de organisatie rondom het samenwerkingsverband kan gedacht worden aan de volgende activiteiten: het aantrekken van een projectleider voor de coördinatie van de gesubsidieerde activiteiten, het afsluiten van contracten met leveranciers, het budgetbeheer, de verdeling van de subsidie onder de deelnemers en de verantwoording (inclusief het laten opstellen van een accountantsverklaring), het regelen van de randvoorwaarden voor het samenwerkingsverband, het onderhouden van de contacten met de subsidieverstrekker en het afstemmen met het Programma en de vertegenwoordigers van de sectoren.\n \n \n \n 2.3\n Subsidievoorwaarden\n \n Bij het Programma en de Kickstart Medicatieoverdracht zijn de volgende sectoren betrokken: Geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en forensische zorg (GGZ); Gehandicaptenzorg (GZ); Huisartsenzorg (HZ); Medisch specialistische zorg (MSZ); Mondzorg (MZ); Openbare farmacie (OF); Publieke gezondheid (PG); Trombosezorg (TZ); Wijkverpleging en verpleeghuiszorg (VVT); Patiënt en Cliënt.\n De subsidie kan verleend worden aan een samenwerkingsverband dat voldoet aan de volgende voorwaarden.\n \n In een samenwerkingsverband:\n \n \n \n a.\n zijn ten minste 5 van de bovengenoemde sectoren betrokken, waaronder in ieder geval de sectoren Huisartsenzorg, Medisch specialistische zorg, Openbare farmacie en de sector Patiënt en cliënt;\n \n \n b.\n worden de sectoren openbare Farmacie en Huisartsenzorg elk vertegenwoordigd door maximaal 2 zorgaanbieders, en de overige sectoren door maximaal 1 zorgaanbieder;\n \n \n c.\n worden minimaal de volgende ICT-systemen gebruikt, die in de Kickstart worden aangepast conform MP9 en de daaraan gerelateerde gegevensdienst: een Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS), een Huisarts Informatie Systeem (HIS), een Apotheek Informatie Systeem (AIS), een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS) en een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) in de vorm van Dienstverlener Persoonsdomein (DVP) en een Dienstverlener Zorgaanbiedersdomein (DVZA), en bij voorkeur een elektronische Toedienregistratie (eTDR) en een Trombosedienstinformatiesysteem (TRIS);\n \n \n d.\n is per sector ten minste één ICT-leverancier aanwezig van de systemen, bedoeld onder c, die MP9 zal implementeren; en sluiten de zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun als bedoeld in paragraaf 2.5 voor activiteit 2 (beschreven in paragraaf 2.2); en\n \n \n e.\n de penvoerder sluit een de-minimis overeenkomst als bedoeld in paragraaf 2.5 over staatssteun voor activiteit 4 (beschreven in paragraaf 2.2.\n \n \n Voor de limitering onder b is gekozen in verband met de beheersing en het beschikbare budget voor de Beleidsregel.\n \n \n \n 2.4\n Subsidieverplichtingen\n \n De subsidieontvanger verplicht zich bij het verkrijgen van de subsidie tot de volgende algemene en specifieke subsidieverplichtingen:\n \n Algemeen:\n \n \n \n a)\n De Kickstart Medicatieoverdracht wordt uitgevoerd in nauw overleg en afstemming met het Programma en de sectorvertegenwoordiging, zoals uiteengezet in het voornoemd Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n b)\n De deelnemers aan het samenwerkingsverband committeren en conformeren zich aan de stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht, zoals bedoeld in het Plan van aanpak Kickstart;\n \n \n c)\n Op de subsidie zijn de subsidieverplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing, waaronder de meldingsplicht van artikel 5.7. Ingevolge de meldingsplicht dient de subsidieontvanger onverwijld aan de Minister van VWS te melden indien (1) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie verstrekt is niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, (2) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen en (3) wanneer zich andere omstandigheden (zullen) voordoen die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Ook dient de subsidieontvanger melding te maken als er sprake is van onderbesteding – dat wil zeggen wanneer er minder subsidie wordt tuitgegeven dan in eerste instantie beraamd – wanneer de activiteiten worden verricht. Ook indien een samenwerkingsverband haar samenstelling gedurende de subsidieperiode wenst te wijzigen is dat een voor de subsidiëring relevante omstandigheid waarvan melding moet worden gemaakt bij de Minister van VWS, naar aanleiding waarvan het besluit tot subsidieverlening zo nodig kan worden herzien. Dit betekent dat die melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldingsplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er bij de subsidievaststelling een bepaald percentage in mindering wordt gebracht op het bedrag van de verleende subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder deze mindering op het subsidiebedrag kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS. Een melding kan worden ingediend, onder vermelding van het subsidienummer bij: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl\n \n \n d)\n Op grond van artikel 5.5 van de Kaderregeling kan de Minister verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Bij subsidies die worden verstrekt op grond van het onderhavige beleidskader wordt van een subsidie ontvangend samenwerkingsverband verlangd om eenmaal per 12 maanden tijdens de subsidieperiode inhoudelijk en financieel verslag te doen van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. In het besluit tot subsidieverlening zal worden gespecifieerd wanneer en op welke wijze verslag moet worden gedaan.\n \n \n \n Ten aanzien van de penvoerder:\n \n \n \n a)\n De penvoerder sluit een samenwerkingsovereenkomst met de verschillende deelnemers van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De penvoerder sluit na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen, begeleiding van de zorgaanbieders bij de praktijktesten en de eerste begeleide uitrol en voor kennisdeling.\n \n \n c)\n De penvoerder onderhoudt de contacten met de relevante medewerkers van het Programma en overige belanghebbende partijen voor de realisatie van de Kickstart.\n \n \n \n Ten aanzien van de zorgaanbieder:\n \n \n \n a)\n De zorgaanbieder ondertekent de samenwerkingsovereenkomst, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De zorgaanbieder levert een actieve bijdrage aan kennisuitwisseling van de ervaringen in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n c)\n De zorgaanbieder benut, naast het Programma en het samenwerkingsverband, de actieve ondersteuning vanuit de eigen sector, om de generieke toepasbaarheid binnen de verschillende sectoren, werkprocessen en systemen te borgen.\n \n \n d)\n De zorgaanbieder draagt zorg voor het werven van voldoende patiënten, waarmee het aantoonbaar uitwisselen van medicatiegegevens met deze patiënten conform MedMij, de hiervoor genoemde gegevensdienst, is gerealiseerd in de subsidieperiode.\n \n \n \n Ten aanzien van de ICT:\n \n De penvoerder van het samenwerkingsverband zal met de betrokken zorgaanbieder(s) in het samenwerkingsverband en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren een contract afsluiten met de ICT-leveranciers voor de aanpassing van de ICT-systemen.\n Bij die aanpassingen (van de ICT-systemen) gelden de volgende eisen:\n \n \n a.\n alle functionele en technische specificaties van MP98Het is noodzakelijk dat daarbij de laatste beschikbare versie wordt gerealiseerd. Zie in dit verband de opmerkingen als bedoeld in paragraaf 1.3. van dit beleidskader. en de bijbehorende MedMij gegevensdienst worden gerealiseerd conform de stappen en de planning van het Plan van aanpak Kickstart; waarbij voor bronsystemen geldt dat deze conform AORTA afsprakenstelsel 8.2 worden gerealiseerd;\n \n \n b.\n de te betrekken ICT-leverancier van een bronsysteem heeft uiterlijk 3 maanden na start van de bouw een aansluiting op de Landelijk Schakelpunt (LSP) testomgeving gerealiseerd waarmee kan worden uitgewisseld op basis van MP9;\n \n \n c.\n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis van de informatiestandaard MP9;\n \n \n d.\n de desbetreffende ICT-leverancier zal worden gevraagd om een ontwikkelroadmap en intentieverklaring die de juiste prioriteit geven aan de benodigde aanpassingen;\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband verplicht de ICT-leverancier:\n \n \n –\n resultaten en inzichten over de implementatie van MP9 te delen met andere leveranciers, het samenwerkingsverband, de eigen sector en het Programma; en\n \n \n –\n een actieve bijdrage te leveren aan de evaluatie en draaiboeken voor de latere brede implementatie; en\n \n \n –\n mee te werken aan het gelijktijdig laten oplopen met andere samenwerkingsverbanden die deelnemen aan de Kickstart, ten behoeve van het behalen van een gezamenlijk en onderling vergelijkbaar resultaat. Dit alles onder coördinatie van het Programma.\n \n \n –\n de kosten voor ICT aanpassingen waarvoor een vergoeding is verkregen in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht op geen enkele wijze door te berekenen aan andere zorgaanbieders die niet deelnemen aan de Kickstart Medicatieoverdracht.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.5\n Staatssteun\n \n Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) merkt steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, aan als onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Met andere woorden, overheden mogen ondernemingen niet financieel begunstigen als daardoor de concurrentie kan worden vervalst en de handel tussen EU-lidstaten kan worden beïnvloed. Een van de toetsingscriteria hiervoor betreft de vraag of sprake is van een onderneming die een economische activiteit verricht. Op basis van de activiteiten zoals genoemd in paragraaf 2.2. kan hierover het volgende worden gezegd.\n \n Activiteit 1 – het aanpassen van de ICT-systemen – is een economische activiteit. Subsidie voor deze activiteit dient volledig marktconform te worden besteed aan de ICT-leveranciers. Indien de inhuur van de ICT-leveranciers voor de gesubsidieerde activiteiten door middel van een open, transparante en non-discriminatoire procedure en tegen marktconforme tarieven geschiedt, is er geen sprake van staatssteun aan de ICT-leveranciers. Dezelfde redenatie gaat op voor activiteit 4, activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband. Voor de organisatie van het samenwerkingsverband wordt namelijk gebruik gemaakt van een externe projectleider die op basis van een marktconform tarief zal worden ingehuurd. Mogelijk zijn er voor activiteit 4 kosten die niet marktconform kunnen worden besteed. In dat geval geldt dat deze kosten worden aangemerkt als de-minimissteun9Op basis van de reguliere de-minimisverordening kan de overheid over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan steun aan een onderneming verstrekken, zonder dat sprake is van staatssteun.. Dit betekent dat deze kosten mee worden genomen in de-minimisruimte van de penvoerder van het samenwerkingsverband. Ingevolge de regels van de-minimis zijn dergelijke kosten gemaximeerd op een bedrag van € 200.000 over drie belastingjaren en zal de penvoerder een de-minimisverklaring moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening.\n Voor het deel van de subsidie dat ziet op implementatie-ondersteuning – activiteit 2 – zal de individuele zorgaanbieder aan het samenwerkingsverband belast worden met het verrichten van een zogenaamde dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Hiertoe zal met de verschillende zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun worden gesloten. Het gaat hier namelijk om economische activiteiten die het algemeen belang dienen en die de markt, zonder overheidsoptreden, niet of niet onder dezelfde voorwaarden inzake objectieve kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling of algemene toegang zou verrichten. Subsidie voor activiteit 2 is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 500.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. De penvoerder zal, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening, een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun van de zorgaanbieder moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n In het geval een zorgaanbieder ook als penvoerder optreedt binnen het samenwerkingsverband moet de de-minimissteun worden gecumuleerd met de DAEB de-minimissteun. Een voorbeeld om te verduidelijken: indien een zorgaanbieder, zijnde de penvoerder, € 200.000 van zijn de-minimisruimte gebruikt voor activiteit 4 (activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband), blijft er een bedrag van € 300.000 over als DAEB de-minimissteun voor activiteit 2 (De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieder).\n \n Activiteit 3 – kennisdeling – is een niet-economische activiteit, waardoor subsidie voor deze activiteit geen staatssteun vormt. Hierbij gaat het om het delen van kennis met andere geïnteresseerde partijen (zoals andere samenwerkingsverbanden, leveranciers en sectoren) met als doel het profiteren van elkaars ervaringen en kennis.\n Indien het voorgaande in acht wordt genomen bij de subsidieverstrekking levert de Beleidsregel geen ongeoorloofde staatssteun op.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n \n \n 3.1\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n Voor de Beleidsregel is voor de periode van 15 april 2022 tot en met 30 september 2024 een bedrag van maximaal € 25 miljoen beschikbaar.\n De Minister van VWS kan subsidie verstrekken voor de activiteiten die worden genoemd in paragraaf 2.2. De subsidie aan de penvoerder ten behoeve van het samenwerkingsverband bedraagt niet meer dan een door de Minister van VWS vast te stellen bedrag, overeenkomstig een door de Minister van VWS goed te keuren activiteitenplan en begroting.\n Ten aanzien van de kosten voor ICT geldt dat alleen een redelijke en gemaximeerde (marktconforme) vergoeding subsidiabel is voor de noodzakelijke aanpassingen en bouw van de ICT-voorziening. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1. Overige kosten zoals kosten voor beheer en onderhoud, migratiekosten of licentiekosten zullen niet worden vergoed. Verder wordt aan een samenwerkingsverband geen subsidie verstrekt indien zij voor dezelfde activiteiten reeds eerder subsidie heeft ontvangen. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van de richtlijn en MP9 geldt dat alleen redelijke en gemaximeerde kosten subsidiabel zijn, die bovendien de DAEB-de-minimis ruimte niet mogen overschrijden. Subsidie voor deze activiteit is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 500.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2. Deze bedragen zijn gebaseerd op de systematiek die is gehanteerd in de sectorale BIA’s. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Het samenwerkingsverband maakt in het activiteitenplan en in de begroting per sector en zorgaanbieder inzichtelijk welke activiteiten en bijbehorende financiering worden voorzien. Voor de activiteiten die voor de sector Openbare farmacie worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 5 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen. Voor de activiteiten die voor de overige sectoren en de penvoerder worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 20 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen.\n De ontvangen aanvragen worden eerst getoetst aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in paragraaf 2.3. Pas als aan deze subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan een samenwerkingsverband voor subsidiëring in aanmerking komen. Vervolgens wordt getoetst of het subsidiebedrag van alle aanvragen gezamenlijk:\n \n \n −\n het subsidieplafond niet overschrijdt;\n \n \n −\n het bedrag van € 5 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n −\n het bedrag van € 20 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de overige sectoren en de penvoerder.\n \n \n Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen komen in beginsel voor subsidie in aanmerking, totdat het subsidieplafond van € 25 miljoen en het toegespitste bedrag voor Openbare farmacie dan wel voor de overige sectoren en de penvoerder wordt bereikt. Indien daarvan sprake is, zullen de aanvragen onderling worden gewogen.\n De aanvragen zullen dan worden beoordeeld en gerangschikt naar geschiktheid aan de hand van de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Daarna zal subsidie worden verleend aan de aanvraag of aanvragen die het best scoren op de wegingscriteria. Het Ministerie van VWS zal bij deze beoordeling aan de hand van de wegingscriteria advies inwinnen van het Programma.\n Als het subsidieplafond door het toewijzen van aanvragen die gelijk geschikt zijn na weging alsnog zou worden overschreden, dan wordt de toekenning van die aanvragen door loting bepaald. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste 2 waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.\n \n \n \n 3.2\n Wegingscriteria\n \n De Kickstart Medicatieoverdracht beoogt een zo breed mogelijke ervaring op te doen met de implementatie van en de werking van MP9 en de richtlijn Medicatieoverdracht. Het Programma zal het Ministerie van VWS adviseren in welke mate het desbetreffende samenwerkingsverband deze brede ervaring kan realiseren, en zulks op basis van de aanvraag en het aangevraagde subsidiebedrag. Dat gebeurt aan de hand van onderstaande wegingscriteria Dit betekent dat voorrang wordt gegeven aan de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om daaraan bij te dragen. Aan de wegingscriteria zal een puntentelling worden toegekend, zoals weergegeven in bijlage 3. De uiteindelijke puntentelling wordt neergelegd in een advies van het Programma aan het Ministerie van VWS.\n Daarbij zijn de onderstaande elementen van belang die elk zullen worden voorzien van gewicht. De eerste twee criteria zien op het samenwerkingsverband en de deelnemende zorgaanbieders. Het derde en vierde criterium betreffen de beoogde ICT-leverancier en -systemen. Het vijfde criterium betreft de combinatie van de te subsidiëren samenwerkingsverbanden.\n 1. Aantallen\n Er is een voorkeur voor een samenwerkingsverband waarbij de medicatieoverdracht van zo veel mogelijk (voor medicatieoverdracht relevante) patiënten in een zo breed mogelijke keten van zorgaanbieders kan worden gerealiseerd in de Kickstart Medicatieoverdracht. Daarom wordt ter beoordeling van de aanvraag gekeken naar:\n \n \n a.\n het aantal betrokken sectoren;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om een zo breed mogelijk extra aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer de volgende use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren en gedeeld voorschrijverschap;\n \n \n c.\n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg en de sector Openbare farmacie;\n \n \n d.\n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren;\n \n \n 2. Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n Het gaat daarbij om aantoonbare ervaring en/of kennis van (de deelnemers van) het samenwerkingsverband met/omtrent:\n \n \n a.\n sector-overstijgende samenwerking;\n \n \n b.\n de richtlijn en MP9;\n \n \n c.\n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband;\n \n \n d.\n samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders;\n \n \n e.\n betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n f.\n het aantoonbaar en actief opvragen van gegevens door Patiënten en Cliënten vanuit een MedMij PGO (hierna: PGO);\n \n \n g.\n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zal worden verleend.\n \n \n 3. Techniek en aantallen\n De technische criteria zien op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n b.\n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (15 april 2022, uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP);\n \n \n c.\n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals het toedienen in de ambulante setting;\n \n \n d.\n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s);\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n \n f.\n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’\n \n \n g.\n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van Clinical Document Architecture (CDA) naar Fast Healtcare Interoperability Resources (FHIR).\n \n \n h.\n de leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt.\n \n \n 4. Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n De te betrekken ICT-leverancier:\n \n \n a.\n heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31;\n \n \n b.\n is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n c.\n doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of Proof of Concept (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest.\n \n \n 5. De samenstelling van de combinatie van samenwerkingsverbanden.\n Ondanks dat een samenwerkingsverband op de hiervoor genoemde wegingscriteria hoog kan scoren is enkel deze score niet doorslaggevend. Er zal namelijk ook gekeken worden naar de combinatie van samenwerkingsverbanden die een subsidieaanvraag hebben ingediend.\n Dit criterium ziet op de ingediende aanvragen en in hoeverre de combinatie van de subsidieaanvragen bijdraagt aan het doel van het beleidskader, namelijk het streven om zo veel mogelijk ervaring op te doen in de Kickstart Medicatieoverdracht met de richtlijn en MP9 in de keten, binnen het beschikbare budget. Het beoordelen van de combinatie van samenwerkingsverbanden gaat op de volgende wijze:\n \n \n a)\n Aanvragen zullen eerst worden gerangschikt op basis van de punten die zijn verkregen bij de beoordeling van de wegingscriteria onder punt 1 tot en met 4. De hoogst scorende aanvraag zal daarbij worden geplaatst op plek 1. De daarna best scorende aanvraag zal worden geplaatst op plek 2. Dit gaat zo door totdat alle subsidieaanvragen zijn gerankt.\n \n \n b)\n Vervolgens wordt er gekeken welke combinaties van twee samenwerkingsverbanden het mogelijk maken om minimaal twee samenwerkingsverbanden te subsidiëren gelet op het beschikbare bedrag (het subsidieplafond) afgezet tegen de ingediende begrotingen van de twee aanvragen.\n \n \n c)\n Vervolgens wordt er een ranking opgesteld, waarbij geldt dat de punten van de individuele samenwerkingsverbanden bij elkaar worden opgeteld en de combinatie met het hoogste aantal punten bovenaan komt te staan.\n \n \n d)\n Vervolgens wordt de subsidie toegekend aan de hoogste op de ranking voorkomende combinatie van samenwerkingsverbanden die vervolgens moeten voldoen aan de twee volgende criteria:\n \n \n i.\n er zijn minimaal twee verschillende ICT- leveranciers verdeeld over twee samenwerkingsverbanden betrokken voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n ii.\n de combinatie van de twee samenwerkingsverbanden bevatten opgeteld minimaal 7 sectoren;\n \n \n \n \n Mocht er nog subsidiebudget overblijven na bovengenoemde beoordeling en er is een aanvraag die qua begroting binnen deze resterende financiële ruimte blijft, dan zal die eveneens worden ingewilligd, op volgorde van de ranking als bedoeld onder a.\n \n \n \n \n \n \n \n Voorbeeld:\n Stap a.\n Er zijn 4 aanvragen die als volgt zijn gerangschikt naar aanleiding van de weging van 1-4:\n Nr 1. Regio v, 35 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 8 miljoen overige sectoren.\n Nr 2. Regio x, 30 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen Sector Openbare farmacie en € 9 miljoen overige sectoren.\n Nr 3. Regio y, 20 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 11 miljoen overige sectoren\n Nr 4. Regio z, 18 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 12 miljoen overige sectoren\n Stap b: Op basis hiervan kunnen -gelet op het maximale subsidieplafond van € 25 miljoen en het beschikbare bedrag (€ 5 miljoen voor de sector Openbare farmacie en € 20 miljoen voor de overige sectoren)- de volgende combinaties worden gemaakt:\n Nr 1 en nr 2: samen 65 (35+30) punten\n Nr 1 en nr 3: samen 55 (35+20) punten\n Nr 1 en nr 4: samen 53 (35+18) punten\n Nr 2 en nr 3: samen 50 (30+20) punten\n Stap c: op basis van de opgetelde puntentelling staat de combinatie van nr 1 met nr 2 bovenaan.\n Stap d: Als we kijken naar de criteria die daar worden genoemd blijkt de best scorende combinatie van nr 1 en nr 2 niet te voldoen, omdat er bijvoorbeeld geen 7 sectoren deelnemen. De volgende op deze ranklijst, de combinatie van nr 1 met nr 3, voldoet wel. De gunning gaat daarom naar aanvraag nr 1 en nr 3.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n – Subsidiesystematiek en aanvraagprocedure\n \n \n \n 4.1\n Subsidiesystematiek\n \n Op verstrekking van deze subsidie is zowel de Kaderregeling als de onderhavige Beleidsregel van toepassing. Subsidies die op grond van de Beleidsregel worden verstrekt zijn projectsubsidies als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Bij deze projectsubsidies wordt voorafgaand aan het uitvoeren van de activiteiten onder de Beleidsregel subsidie aangevraagd. Kosten voor activiteiten die voorafgaand aan de subsidieaanvraag worden gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking.\n De subsidieaanvraag bevat een activiteitenplan en de begroting, toegelicht per (deel)activiteit en per sector/zorgaanbieder.\n De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het verleende bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.\n \n \n \n 4.2\n Aanvraagprocedure\n \n Een samenwerkingsverband dat belangstelling heeft voor de Kickstart Medicatieoverdracht en voor subsidie in aanmerking wenst te komen dient contact op te nemen met het Programma. Dit kan door een e-mail te sturen naar: medicatieoverdracht@nictiz.nl.\n Het Programma zal het samenwerkingsverband begeleiden bij de aanvraag en deze toetsen op het voldoen aan de voorwaarden en de haalbaarheid van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 2. Tevens zal het Programma, zo nodig, het samenwerkingsverband adviseren bij de contractering van de ICT-leveranciers.\n Voor een subsidieaanvraag wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 15 april 2022 ontvangen.\n De situatie kan zich voordoen dat met het toewijzen van de op 15 april 2022 ingediende aanvragen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, het subsidieplafond nog niet wordt bereikt. In dat geval wordt aan een beoordeling van de aanvragen op grond van de wegingscriteria van paragraaf 3.2 niet toegekomen. Het resterende beschikbare subsidiebedrag wordt dan op gelijke wijze als in hoofdstuk 3 beschreven toegekend aan de aanvragen die uiterlijk 1 september 2022 zijn ontvangen, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, en het best scoren op de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Indien de situatie zich voordoet dat het subsidieplafond wel wordt bereikt, zullen de aanvragen gewogen moeten worden gewogen ten aanzien van wegingscriterium 5 (combinatie van samenwerkingsverbanden) in relatie tot de samenwerkingsverbanden waaraan in de eerste ronde subsidie is verleend.\n De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. In het activiteitenplan wordt tevens uiteengezet op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:\n \n \n −\n uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;\n \n \n −\n een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeven van het verrichten van activiteit 4;\n \n \n −\n een samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband. Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is een verklaring dat de deelnemende partijen niet eerder subsidie hebben ontvangen voor dezelfde werkzaamheden.\n \n \n −\n een verklaring van het Programma dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in hoofdstuk 2 en over de haalbaarheid van de verplichtingen.\n \n \n Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de website van DUS-I: www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.\n Indien een ICT-leverancier bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken is bij de Kickstart Medicatieoverdracht wordt daarvan expliciet melding gemaakt door de penvoerder bij het Ministerie van VWS. Dit kan door een e-mail te sturen naar: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl.\n De Minister van VWS besluit binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn van 15 april 2022 respectievelijk 1 september 2022 op de binnengekomen aanvragen. Het Ministerie van VWS zal, voorafgaand aan het besluit, advies van het Programma inwinnen over welke aanvragen het meest voldoen aan (een aantal van) de wegingscriteria, bedoeld in paragraaf 3.2. Dit advies wordt als motivering bij het te nemen subsidiebesluit gevoegd. Indien advies wordt ingewonnen kan de beslistermijn met maximaal 6 weken worden verlengd.\n \n \n \n 4.3\n Verantwoording en vaststelling\n \n Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, overeenkomstig artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling ingediend binnen 22 weken na afloop van de subsidieperiode, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.\n Een subsidie ontvangend samenwerkingsverband legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, overeenkomstig artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling. Per sector en zorgaanbieder zullen daarbij de activiteiten en de financiële verantwoording inzichtelijk worden gemaakt. Het financieel verslag dient aan te sluiten bij de begroting, is per post van een toelichting voorzien, overeenkomstig artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling, en gaat vergezeld van door de accountant opgestelde controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen (artikel 7.8 lid 2 Kaderregeling).\n In aanvulling op de Kaderregeling omvat het activiteitenverslag mede de volgende bijlagen:\n \n \n −\n een verklaring door het Programma dat bij het aflopen van de subsidieperiode MP9 in combinatie met de richtlijn is geïmplementeerd in de betrokken systemen. Daarin wordt vastgesteld dat de implementatie is aangetoond door de validatietest en een rapportage van het Programma die de berichtenuitwisseling over het LSP in productie van de deelnemende zorgaanbieders aantoont. Indien de technische implementatie niet compleet is afgerond wordt door het Programma toegelicht wat de reden daarvan is en de impact.\n \n \n −\n een verklaring per sectorvertegenwoordiging dat de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn door de zorgaanbieder is gerealiseerd tot en met de eerste begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Indien de implementatie niet compleet is afgerond wordt door de sectorvertegenwoordiging toegelicht wat de redenen en de impact daarvan is.\n \n \n De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling, verminderd met een bedrag voor de (deel-)activiteiten die niet zijn gerealiseerd of uitgevoerd.\n \n \n \n 4.4\n Administratieve lasten\n \n De administratieve lasten bestaan uit de onderdelen opstellen subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage en eindverantwoording. De verwachting is dat er maximaal tussen de 5 en 10 subsidieaanvragen ingediend gaan worden waaruit er twee geselecteerd zullen worden. Voor de bepaling van de administratieve belasting gaan we uit van 7 subsidieaanvragen, waarvoor 400 uur benodigd is. We gaan uit van 40 uur voor een tussentijdse rapportage op 2 momenten en van 80 uur voor een eindverantwoording. Er wordt hierbij gerekend met een gemiddeld maximaal tarief van € 80 exclusief btw\n Dit leidt tot de volgende administratieve lasten:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderdeel\n \n \n Aantal\n \n \n Uren\n \n \n Kosten\n \n \n \n \n \n \n Subsidieaanvraag\n \n \n 7\n \n \n 400\n \n \n € 224.000\n \n \n \n \n Tussentijdse rapportage\n \n \n 2 x 2\n \n \n 40\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Eindverantwoording\n \n \n 2\n \n \n 80\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n € 249.600\n \n \n \n \n \n Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier (ATR-2109) niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.\n \n \n \n \n Bijlage\n 1\n Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die gemoeid zijn met het implementeren van MP9 in de ICT-systemen die door de zorgaanbieders in het samenwerkingsverband worden gebruikt. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Vergoedingsbedragen bouwkosten\n Deelnemende ICT-leveranciers komen in aanmerking voor de volgende maximale vergoeding voor aanpassen van de zorginformatiesystemen (XIS) conform de eisen en technische specificaties ten behoeve van MP9 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 1):\n \n \n \n \n \n \n \n Apotheekinformatiesysteem\n \n \n € 1.740.000\n \n \n \n \n Huisartsinformatiesysteem\n \n \n € 1.180.000\n \n \n \n \n Ziekenhuisinformatiesysteem\n \n \n € 1.440.000\n \n \n \n \n Elektronisch voorschrijfsysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n Trombosedienstinformatiesysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n elektronische Toedienregistratie\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n \n Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) Dienstverlener in het persoonsdomein (DVP) € 75.000\n De vergoeding voor de ICT-systemen is een redelijke vergoeding voor een gemiddeld systeem binnen een bepaalde sector voor het implementeren van de scope zoals verwoord in het Plan van aanpak Kickstart. De maximale bedragen voor een redelijke vergoeding zijn gebaseerd op een door Nictiz en VZVZ uitgevoerde bouwkostenanalyse. Geen vergoeding is beschikbaar voor een Dienstverlener in het zorgaanbiedersdomein (DVZA).\n Een ICT-leverancier kan met ten minste één XIS-type meedoen om in aanmerking te komen voor een volledige vergoeding. Indien een ICT-leverancier met meer dan één XIS-type wil deelnemen is het aan de penvoerder, geadviseerd vanuit het Programma, om vast te stellen dat alleen die componenten worden vergoed die daadwerkelijk worden ontwikkeld. Hergebruik van componenten is mogelijk, maar kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht.\n Activiteiten kunnen maximaal één keer vergoed worden. Als in het kader van een andere regeling onderdelen die zijn meegenomen in bovenstaande bedragen (deels) al vergoed zijn dan zullen ze in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale bedragen. Specifiek wordt hier al genoemd dat bedragen die in het kader van de fase 1 van de VIPP Farmacie worden vergoed in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale vergoeding voor een Apotheekinformatiesysteem.\n Aanvullende vergoedingen\n Voor elke deelnemende ICT-leverancier gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen. Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Voor een PGO-leverancier\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 20.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 30.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor overige ICT-leveranciers\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 60.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 90.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor elke ICT-leverancier:\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n \n Bijlage\n 2\n Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Penvoerder samenwerkingsverband\n De penvoerder van het samenwerkingsverband komt in aanmerking voor de volgende maximale vergoedingen:\n \n \n –\n Voor activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband € 390.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 4, hierbij geldt een de-minimis van € 200.000);\n \n \n –\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n Zorgaanbieders\n Deelnemende zorgaanbieders komen in aanmerking voor een vergoeding voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 2). Het gaat hierbij om maximale vergoedingen per zorgaanbieder. Er is geen mogelijkheid om bedragen uit te wisselen tussen de verschillende zorgaanbieders binnen een samenwerkingsverband.\n Er wordt onderscheid gemaakt tussen:\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale Business Impact Analyses (BIA’s): 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen, en daarnaast\n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n A. Vergoedingen op basis van de Business Impact Analyses (BIA’s)\n Bij de voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in het contact met het Programma bepaald wat de maximale vergoeding is voor bovengenoemde posten op basis van de sectorale BIA (omdat deze kostenposten deels afhankelijk zijn van de omvang van de zorginstelling en het aantal en de aard van de medewerkers). Hierbij geldt het volgende:\n Een vergoeding wordt verstrekt voor A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 en daarnaast geldt specifiek voor:\n A.4 voorlichting\n Voor het onderdeel volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n A.5 volgen opleiding\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het volgen van scholing voor zorgaanbieders in de sector VVT Thuiszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.7 super-users\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het collegiaal optreden als super-user in de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke gezondheidszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.8 toegangsvoorziening via UZI-passen\n Het systeem van de UZI-passen is aan ontwikkeling onderhevig (vernieuwing, mandatering, conditionele query). Ter voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in afstemming met het Programma vastgesteld wat de inrichting van het systeem met de UZI-passen voor betreffende zorgaanbieder bij de Kickstart wordt, en welke extra medewerkers de beschikking over een UZI-pas moeten krijgen. Deze post binnen de subsidie geldt als een reservering. Vlak voor de livegang van de 1e begeleide uitrol wordt vastgesteld wat het benodigde extra aantal UZI-passen is en wordt toestemming verleend door het Programma en VWS om deze te bestellen. Als een alternatieve toegangsvoorziening in plaats van UZI moet worden toegepast, dan wordt in overleg met het Programma en VWS vastgesteld welk deel van de financiële reservering voor de UZI-passen hiervoor ingezet kan worden (in samenhang met de vergoeding voor de post B.4. aansluiting/ontsluiting)\n Bij de maximale vergoedingen voor de verschillende posten op basis van de BIA wordt ook een financiële begrenzing gehanteerd gebaseerd op een maximaal aantal medewerkers. Het gaat hierbij om die medewerkers bij een zorgaanbieder die betrokken zijn bij medicatieoverdracht. Hierbij is onderscheid tussen sectoren:\n Medisch specialistische zorg: 1750 medewerkers10Specifiek voor Medisch specialistisch zorg geldt aanvullend voor de BIA-posten projectmanagement en projectondersteuning (die wat omvang betreft afhankelijk zijn van de categorie ziekenhuis) een maximum dat niet boven dat van de categorie ‘algemeen ziekenhuis’ uit kan komen. En waarbij het maximum wordt aangepast naar rato van het deel van het ziekenhuis dat deelneemt aan de Kickstart.\n Openbare farmacie: 50 medewerkers\n Huisartsenzorg: 50 medewerkers\n Trombosezorg: 500 medewerkers\n Verpleeghuiszorg en thuiszorg: 1250 medewerkers\n Geestelijke gezondheidszorg: 1100 medewerkers\n Gehandicaptenzorg: 700 medewerkers\n B. Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart\n Voor elke deelnemende zorgaanbieder gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen specifiek voor de Kickstart:\n Voor de deelactiviteiten B.1. aanvullend projectmanagement, B.2. aanvullende projectondersteuning en B.3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, eerste begeleide uitrol, evaluatie tezamen in totaal € 110.000;\n B.4. Aansluiting/ontsluiting\n Voor activiteiten en middelen ten bate van aansluiting/ontsluiting\n \n \n −\n € 50.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Openbare farmacie, Huisartsenzorg;\n \n \n −\n € 70.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Trombosezorg, VVT Verpleeghuiszorg;\n \n \n −\n € 100.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren VVT Thuiszorg, Medisch specialistische zorg, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg.\n \n \n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n In aanvulling op al het bovenstaande is er een DAEB de-minimisverordening van € 500.000 van toepassing voor de vergoeding aan een zorgaanbieder.\n \n \n \n Bijlage\n 3\n Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de Beleidsregel\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Wegingscriteria\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n 37\n \n \n \n \n a\n \n \n het aantal betrokken sectoren (2 punten per extra sector boven de gestelde eis van 5 sectoren die deelnemen aan een samenwerkingsverband, met een maximum van 10 punten) \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n b\n \n \n een zo breed mogelijk extra aantal use cases om medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren (GGZ, VVT) en gedeeld voorschrijverschap (o.a. GZ) (maximaal 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders) en de sector Openbare farmacie (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n d\n \n \n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n \n \n \n a\n \n \n sector-overstijgende samenwerking (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de richtlijn en MP9 (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n c\n \n \n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband (maximaal 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n d\n \n \n bestaande samenwerking tussen de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n bestaande betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (1 punt per deelnemer met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n f\n \n \n het aantoonbaar het actief opvragen van gegevens door patiënten en cliënten vanuit een MedMij PGO (4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n g\n \n \n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zaal worden verleend (maximum van 2 punten)\n \n \n 2\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n Techniek en aantallen\n \n \n \n \n \n 84\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht; (4 punten per leverancier met een maximum van 24 punten)\n \n \n 24\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (datum uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP) (4 punten per leverancier met een maximum van 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals toedienen in de ambulante setting (maximaal 14 punten)\n \n \n 14\n \n \n \n \n \n d\n \n \n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s) (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n Het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n (Maximaal 6 punten, waarbij geldt dat als één DVZA wordt gebruikt voor het gehele samenwerkingsverband het maximale punten aantal wordt verkregen. Bij elke DVZA meer, vindt 2 punten aftrek plaats, behalve als deze DVZA in een ander samenwerkingsverband actief is dat een aanvraag heeft ingediend, dan is de aftrek 1 punt)\n \n \n \n 6\n \n \n \n \n \n f\n \n \n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’ (2 punten per DVZA met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n g\n \n \n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van CDA naar FHIR (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n h\n \n \n de leverancier heeft een klantenbestand met een brede vertegenwoordiging waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt; (2 punten per leverancier met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n \n \n \n \n \n 42\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis en ervaring met voor haar applicaties en diensten relevante onderdelen van het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken) bijvoorbeeld door LSP kennis, concrete activiteiten en planvorming t.b.v. aansluiting op het LSP, bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12, MedMij gegevensdienst 31 (maximaal 4 punten per leverancier met een maximum van 28 punten)\n \n \n 28\n \n \n \n \n \n b\n \n \n het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (2 punten per leverancier met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n c\n \n \n actief en voor langere periode meedoen aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of PoC’s medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest (maximaal 2 punten per leverancier met een maximum van 10 punten)\n \n \n 10\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal te behalen punten:\n \n \n \n \n \n 193\n \n \n \n \n \n \n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046202/2022-07-09_0/xml/BWBR0046202_2022-07-09_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2021, kenmerk 3296335-1021773-GMT, houdende vaststelling van beleidsregels en subsidieplafond inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht (Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring kickstart medicatieoverdracht)202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;\n \n \n Besluit:\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Vaststellen beleidsregel\n \n De beleidsregel inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Voor de subsidieverlening op grond van dit besluit is een totaalbedrag van € 27.500.000 beschikbaar.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag na onderlinge weging van de aanvragen, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n \n20221788508-07-202228-06-20223389057-1031605-GMT20221788508-07-202228-06-20223389057-1031605-GMT09-07-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 30 september 2024.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit zal worden aangehaald als: Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Bijlage\n Beleidsregel inzake het subsidiëren van de kickstart medicatieoverdracht\n \n Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.\n \n \n Inhoudsopgave\n \n \n Hoofdstuk 1 – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n 1.1. Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n 1.2. Achtergrond en aanleiding\n 1.3. Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Hoofdstuk 2 – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n 2.1. Aanvrager van de subsidie\n 2.2. Beoogde activiteiten\n 2.3. Subsidievoorwaarden\n 2.4. Subsidieverplichtingen\n 2.5. Staatssteun\n \n Hoofdstuk 3 – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n 3.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling\n 3.2. Wegingscriteria\n \n Hoofdstuk 4 – Overige verplichtingen en aanvraagprocedure\n \n 4.1. Subsidiesystematiek\n 4.2. Aanvraagprocedure\n 4.3. Verantwoording en vaststelling\n 4.4. Administratieve lasten\n \n Bijlage 1: Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n \n Bijlage 2: Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n \n Bijlage 3: Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de beleidsregel\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n \n \n 1.1\n Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Op grond van de onderhavige Beleidsregel kunnen subsidies worden verstrekt aan samenwerkingsverbanden van zorgaanbieders voor activiteiten in het kader van de ‘Kickstart Medicatieoverdracht’. Zowel reeds bestaande samenwerkingsverbanden als samenwerkingsverbanden die voor dit specifieke doel zijn opgericht komen voor subsidie op grond van deze Beleidsregel in aanmerking. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is onverkort van toepassing op deze Beleidsregel.\n De Kickstart Medicatieoverdracht is onderdeel van het programma Medicatieoverdracht dat zich richt op de landelijke implementatie van Medicatieoverdracht. In deze Beleidsregel wordt tevens verwezen naar een inhoudelijk Plan van aanpak Kickstart en naar sectorale Business Impact Analyses (hierna: BIA’s). Het Plan van aanpak Kickstart beschrijft de opzet, aanpak en de kaders van de Kickstart in detail die voor de uitvoering noodzakelijk is. In de BIA’s is eerder de impact van de implementatie van Medicatieoverdracht op de betrokken sectoren onderzocht.\n De Kickstart Medicatieoverdracht wil bijdragen aan de verbetering van de digitale medicatieoverdracht door het implementeren in de totale keten van de ‘informatiestandaard Medicatieproces 9’ in combinatie met de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ (Medicatieoverdracht), het opdoen van ervaring daarmee en het in de praktijk beproeven en waar nodig bij te stellen van de informatiestandaard. Samenwerkingsverbanden kunnen onder bepaalde voorwaarden subsidie aanvragen om deze implementatie te realiseren. Deze subsidievoorwaarden en aan de subsidie verbonden verplichtingen staan in onderhavige Beleidsregel beschreven. De ervaring die door deze samenwerkingsverbanden wordt opgedaan naar de werking en impact van de uitrol in de totale keten zal vervolgens worden gebruikt en ingezet ter verbetering van de informatiestandaard en ten behoeve van de toekomstige brede implementatie van de informatiestandaard en de richtlijn.\n \n \n \n 1.2\n Achtergrond en aanleiding\n \n Voor goede zorgverlening is (digitale) informatie-uitwisseling tussen patiënt en professional en tussen zorgprofessionals onderling essentieel. Daaronder valt ook\n het bijhouden van een actueel medicatieoverzicht en een goede overdracht van medicatiegegevens. Om dit te kunnen realiseren zijn aanpassingen in ICT-systemen en werkprocessen noodzakelijk.\n In dat kader is de Richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ recentelijk vernieuwd (hierna: de richtlijn1Zie: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/medicatieoverdracht.). Deze richtlijn heeft tot doel om medicatieproblemen zo veel als mogelijk te voorkomen, administratieve lasten te verminderen en de ontsluiting van patiëntgegevens in een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) te verbeteren. De richtlijn is als kwaliteitsstandaard medicatieoverdracht opgenomen in het Register van het Zorginstituut, inclusief een implementatieplan. Bij deze richtlijn horen drie informatiestandaarden, namelijk: Medicatieproces92Zie: https://www.nictiz.nl/informatiestandaard-medicatieproces/ (MP9), Lab2zorg en Contra-indicatie en Overgevoeligheden3De informatiestandaarden Lab2zorg en Contra-indicatie en overgevoeligheden zijn nog in ontwikkeling. De Kickstart richt zich alleen op MP9. MP9 richt zicht op de overdracht van medicatiegegevens in de keten zodat actuele en complete medicatieoverzichten en toedienlijsten kunnen worden opgesteld voor patiënten/cliënten.\n De komende jaren worden de richtlijn en de drie informatiestandaarden zorgbreed geïmplementeerd in de zorgprocessen en -informatiesystemen. Daarbij zijn 10 sectoren4Het gaat hier om de volgende sectoren: Patiënt en cliënt; Geestelijke gezondheidszorg verslavingszorg en forensische zorg; Gehandicaptenzorg; Huisartsenzorg; Medisch specialistische zorg; Mondzorg; Openbare farmacie; Publieke gezondheid; Trombosezorg; Wijkverpleging en verpleeghuiszorg. betrokken met meer dan 16.000 zorgaanbieders en 75 softwareleveranciers. Patiënten en cliënten zijn specifiek vertegenwoordigd in een van deze sectoren; de sector Patiënt en cliënt.\n In 2020 is het Programma Medicatieoverdracht (hierna: het Programma) gestart, dat sectoren, leveranciers en regio’s voorbereidt op en ondersteunt bij de bovengenoemde implementatie. De landelijke begeleiding van dit Programma is ondergebracht bij Nictiz.5https://www.nictiz.nl/programmas/medicatieoverdracht/ Door het maken van afspraken, het samenwerken en het aanpassen van procedures zal uiteindelijk ketensamenwerking op het gebied van medicatieoverdracht mogelijk worden gemaakt. Behalve alle ketenpartners, doen Patiëntenfederatie Nederland, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) eveneens mee aan het Programma.\n Voordat in de praktijk breed gebruik gemaakt kan worden van een informatiestandaard wordt deze uitgebreid getest en getoetst. Het Programma organiseert en begeleidt deze technische en praktijktesten van de informatiestandaard en de eerste begeleide uitrol. Na een eerste praktijktest in de regio Amsterdam van MP9 heeft het Programma geconcludeerd dat, om de informatiestandaard in de praktijk te kunnen beproeven, de ICT-systemen grondig moeten worden herzien. Daarvoor is echter een forse investering nodig. De Kickstart Medicatieoverdracht is opgezet om zorgaanbieders en ICT-leveranciers te ondersteunen om deze eerste stap te zetten.\n \n \n \n 1.3\n Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Middels de Kickstart Medicatieoverdracht zal worden aangetoond dat MP9 in combinatie met de richtlijn werkt in de praktijk. Daarbij horen de volgende activiteiten: het aanpassen van informatiesystemen aan MP9 en de richtlijn, het testen ervan en een eerste begeleide uitrol van de systemen en de werkprocessen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband zoals beschreven in de stappen 0 en 3 t/m 6 van het 10-stappenplan uit het Programmaplan Medicatieoverdracht.6Zie de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het 10-stappenplan van het Programmaplan Medicatieoverdracht (zie https://www.samenvoormedicatieoverdracht.nl/stappenplan-sectoren/) De implementatie van MP9 binnen de Kickstart bestaat uit het aanpassen van ICT systemen en werkprocessen van zorgaanbieders en het ontsluiten van informatie naar patiënten middels een PGO.\n Het Programma heeft de kaders voor de uitvoering van de Kickstart Medicatieoverdracht uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart Medicatieoverdracht. De deelnemers aan het samenwerkingsverband die aan de Kickstart Medicatieoverdracht deelnemen committeren en conformeren zich aan het Plan van aanpak Kickstart en de daarin genoemde stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht.\n Tijdens de periode van de Kickstart Medicatieoverdracht zijn verschillende nieuwe releases van MP9 voorzien. Vertrekpunt aan het begin van de Kickstart Medicatieoverdracht is versie MP9 v2.0.0. Deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht worden betrokken bij de ontwikkeling van deze nieuwe releases en worden geacht deze nieuwe releases te implementeren in hun systemen en werkprocessen.\n Voor elke stap uit de stapsgewijze aanpak van de Kickstart Medicatieoverdracht zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart, zal 3 maanden voor de beoogde afronding van die stap worden vastgelegd welke release moet worden geïmplementeerd (dit is onderdeel van de reguliere beheer en release cyclus van Nictiz, waarbij de relevante beschrijvingen zijn ontsloten via de website van Nictiz). Als uit de daaropvolgende test in de keten met uitwisseling tussen systemen van verschillende leveranciers aanpassingen aan de informatiestandaard volgen, dan worden die opgenomen in de volgende release die vervolgens ook moet worden geïmplementeerd. Bij de (keten)testen en de validatie zijn de aspecten interoperabiliteit en generaliseerbaarheid een belangrijk onderwerp. In het Plan van aanpak Kickstart wordt hier dieper op ingegaan.\n Mocht onverhoopt (en onverwacht) uit de praktijktest een fundamenteel probleem of een dermate grote benodigde wijziging in het ontwerp van MP9 naar boven komen die een dermate grote impact heeft op de implementatie, dan wordt met de partijen van de samenwerkingsverbanden Kickstart Medicatieoverdracht in overleg getreden hoe met deze situatie moet worden omgegaan. Als een dergelijke situatie zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit volgt uit de meldingsplicht van artikel 5.7 uit de Kaderregeling. Het kan namelijk zo zijn dat door deze situatie activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Voor verdere informatie over deze meldingsplicht zie paragraaf 2.4.\n Kennisoverdracht is tevens een belangrijk onderdeel van de Kickstart Medicatieoverdracht. De resultaten van de Kickstart Medicatieoverdracht worden gebruikt voor de latere brede uitrol in de zorgketen. De deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht verbinden zich daarom aan kennisdeling op een (technisch) detailniveau die het mogelijk maakt om te komen tot oplossingen die interoperabel en generaliseerbaar zijn na de Kickstart Medicatieoverdracht.7Voor de brede uitrol wordt momenteel bezien of en in welke vorm een stimuleringsregeling voor de komende jaren vormgegeven kan worden. Aandachtspunt daarbij is dat deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht ook bij zo’n stimuleringsregeling kunnen participeren, met dien verstande dat ten behoeve van dezelfde activiteiten niet meermaals subsidie zal worden verstrekt. Het onderwerp kennisdeling wordt verder uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n \n \n 2.1\n Aanvrager van de subsidie\n \n Op grond van de Beleidsregel kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht aan een of meerdere samenwerkingsverbanden. Het kan daarbij gaan om reeds bestaande of speciaal voor de Kickstart opgerichte samenwerkingsverbanden.\n Een samenwerkingsverband bestaat uit verschillende zorgaanbieders, waarvan een van de deelnemers als penvoerder fungeert. Desgewenst kan een samenwerkingsverband worden aangevuld met een andere rechtspersoon, niet zijnde een ICT-leverancier, zoals bijvoorbeeld een Regionale Samenwerkingsorganisatie (RSO) die als penvoerder kan fungeren.\n De penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband subsidie aan. Indien subsidie verstrekt wordt is de penvoerder verantwoordelijk voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en voor het voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hieronder valt onder meer het indienen van de tussentijdse rapportages genoemd in artikel 5.5 van de Kaderregeling en het voldoen aan de meldingsplicht van artikel 5.7 van de Kaderregeling. Ook legt de penvoerder verantwoording af over de subsidie aan het Ministerie van VWS.\n In paragraaf 2.2 van deze Beleidsregel wordt ingegaan op de activiteiten die in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht moeten worden uitgevoerd. Vervolgens worden in lijn met het beoogde resultaat van de Kickstart en de uit te voeren activiteiten in paragraaf 2.3 de subsidievoorwaarden beschreven waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen om voor subsidiëring van de activiteiten op grond van de Beleidsregel in aanmerking te komen. Enkel als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan subsidie aan het samenwerkingsverband worden verleend. In paragraaf 2.4 worden de algemene en specifieke subsidieverplichtingen beschreven die aan de subsidieontvanger worden gesteld bij het verkrijgen van de subsidie.\n \n \n \n 2.2\n Beoogde activiteiten\n \n De activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht die voor subsidie in aanmerking komen worden uitgevoerd conform de uitwerking en de planning in het onder paragraaf 1.3 genoemde Plan van aanpak Kickstart. Aan een samenwerkingsverband kan hiervoor subsidie worden verstrekt voor de periode van 15 april 2022 tot en met 30 september 2024.\n Concreet gaat het om de volgende vier door samenwerkingsverbanden uit te voeren activiteiten om te komen tot de realisatie van de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het Programma Medicatieoverdracht. Deze vier activiteiten dienen alle vier in de subsidieaanvraag naar voren te komen.\n \n \n 1.\n Het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9;\n \n \n 2.\n De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders;\n \n \n 3.\n Kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers; en\n \n \n 4.\n Activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband.\n \n \n Ad 1:\n Om MP9 te kunnen implementeren zijn aanpassingen nodig aan de ICT-systemen die door zorgverleners worden gebruikt. De penvoerder zal na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder(s) en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers sluiten voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen. Van de ICT-leveranciers wordt ook gevraagd om de zorgaanbieders te begeleiden bij de praktijktesten en de 1e begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Het Programma zal de resultaten van de implementatie toetsen door validatietesten uit te voeren zoals eveneens beschreven in het Plan van aanpak Kickstart.\n Voor het bepalen van een redelijke vergoeding is gebruik gemaakt van een bouwkostenanalyse van Nictiz en VZVZ voor een gemiddeld, normaal onderhouden ICT-systeem per sector. Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1 van deze Beleidsregel.\n Ad 2:\n Naast de technische aanpassingen zullen ook de werkprocessen bij de zorgaanbieders aangepast moeten worden om te voldoen aan de eisen van de richtlijn. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s en B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart.\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s: 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen.\n Hierbij geldt:\n \n \n −\n Voor de deelactiviteiten A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 wordt een vergoeding gegeven.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.4 volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.5 volgen opleiding wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sector VVT Thuiszorg.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.7 inzet superusers wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg.\n \n \n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concepts, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor activiteit 2, de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen zullen alleen redelijke, gemaximeerde kosten worden vergoed, die bovendien de maximale compensatie van een DAEB de-minimis niet mogen overschrijden. Het gaat daarbij om een bedrag van maximaal € 500.000 over drie opeenvolgende belastingjaren. Ten behoeve van activiteit 2 wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten, namelijk de DAEB de-minimisovereenkomst met bijbehorende verklaring DAEB de-minimissteun. Dit wordt in paragraaf 2.5 over staatssteun verder toegelicht.\n Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2 van deze Beleidsregel.\n Ad 3:\n De activiteit kennisdeling wordt zowel door de penvoerder van het samenwerkingsverband als door deelnemende zorgaanbieders als door de betrokken ICT-leveranciers uitgevoerd. Het doel van de kennisdeling is dat zoveel mogelijk partijen inzicht krijgen in de ontwikkelingen rondom medicatieoverdracht, zodat de latere brede implementatie van de informatiestandaard zo soepel mogelijk verloopt. De penvoerder neemt in de contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de uitvoering van activiteit 1 aanvullend ook de activiteit kennisdeling op.\n Onder kennisdeling worden in ieder geval de volgende deel-activiteiten verstaan: het bijwonen van en bijdragen aan bijeenkomsten vanuit het Programma, het bijdragen aan de (tussentijdse) evaluaties ten behoeve van de brede uitrol, het bijdragen aan het opstellen van draaiboeken voor brede implementatie, het gratis geven van trainingen aan andere leveranciers of zorgaanbieders die niet bij de Kickstart Medicatieoverdracht zijn betrokken en het communiceren over de voortgang en knelpunten aan het Programma, aan deelnemers van het samenwerkingsverband en aan andere leveranciers en zorgaanbieders die geen deel uitmaken van de Kickstart Medicatieoverdracht. Deze lijst is niet uitputtend en er kunnen andere activiteiten onder kennisdeling worden verstaan.\n Ad 4\n Bij de organisatie rondom het samenwerkingsverband kan gedacht worden aan de volgende activiteiten: het aantrekken van een projectleider voor de coördinatie van de gesubsidieerde activiteiten, het afsluiten van contracten met leveranciers, het budgetbeheer, de verdeling van de subsidie onder de deelnemers en de verantwoording (inclusief het laten opstellen van een accountantsverklaring), het regelen van de randvoorwaarden voor het samenwerkingsverband, het onderhouden van de contacten met de subsidieverstrekker en het afstemmen met het Programma en de vertegenwoordigers van de sectoren.\n \n \n \n 2.3\n Subsidievoorwaarden\n \n Bij het Programma en de Kickstart Medicatieoverdracht zijn de volgende sectoren betrokken: Geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en forensische zorg (GGZ); Gehandicaptenzorg (GZ); Huisartsenzorg (HZ); Medisch specialistische zorg (MSZ); Mondzorg (MZ); Openbare farmacie (OF); Publieke gezondheid (PG); Trombosezorg (TZ); Wijkverpleging en verpleeghuiszorg (VVT); Patiënt en Cliënt.\n De subsidie kan verleend worden aan een samenwerkingsverband dat voldoet aan de volgende voorwaarden.\n \n In een samenwerkingsverband:\n \n \n \n a.\n zijn ten minste 5 van de bovengenoemde sectoren betrokken, waaronder in ieder geval de sectoren Huisartsenzorg, Medisch specialistische zorg, Openbare farmacie en de sector Patiënt en cliënt;\n \n \n b.\n worden de sectoren openbare Farmacie en Huisartsenzorg elk vertegenwoordigd door maximaal 2 zorgaanbieders, en de overige sectoren door maximaal 1 zorgaanbieder;\n \n \n c.\n worden minimaal de volgende ICT-systemen gebruikt, die in de Kickstart worden aangepast conform MP9 en de daaraan gerelateerde gegevensdienst: een Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS), een Huisarts Informatie Systeem (HIS), een Apotheek Informatie Systeem (AIS), een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS) en een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) in de vorm van Dienstverlener Persoonsdomein (DVP) en een Dienstverlener Zorgaanbiedersdomein (DVZA), en bij voorkeur een elektronische Toedienregistratie (eTDR) en een Trombosedienstinformatiesysteem (TRIS);\n \n \n d.\n is per sector ten minste één ICT-leverancier aanwezig van de systemen, bedoeld onder c, die MP9 zal implementeren; en sluiten de zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun als bedoeld in paragraaf 2.5 voor activiteit 2 (beschreven in paragraaf 2.2); en\n \n \n e.\n de penvoerder sluit een de-minimis overeenkomst als bedoeld in paragraaf 2.5 over staatssteun voor activiteit 4 (beschreven in paragraaf 2.2.\n \n \n Voor de limitering onder b is gekozen in verband met de beheersing en het beschikbare budget voor de Beleidsregel.\n \n \n \n 2.4\n Subsidieverplichtingen\n \n De subsidieontvanger verplicht zich bij het verkrijgen van de subsidie tot de volgende algemene en specifieke subsidieverplichtingen:\n \n Algemeen:\n \n \n \n a)\n De Kickstart Medicatieoverdracht wordt uitgevoerd in nauw overleg en afstemming met het Programma en de sectorvertegenwoordiging, zoals uiteengezet in het voornoemd Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n b)\n De deelnemers aan het samenwerkingsverband committeren en conformeren zich aan de stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht, zoals bedoeld in het Plan van aanpak Kickstart;\n \n \n c)\n Op de subsidie zijn de subsidieverplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing, waaronder de meldingsplicht van artikel 5.7. Ingevolge de meldingsplicht dient de subsidieontvanger onverwijld aan de Minister van VWS te melden indien (1) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie verstrekt is niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, (2) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen en (3) wanneer zich andere omstandigheden (zullen) voordoen die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Ook dient de subsidieontvanger melding te maken als er sprake is van onderbesteding – dat wil zeggen wanneer er minder subsidie wordt tuitgegeven dan in eerste instantie beraamd – wanneer de activiteiten worden verricht. Ook indien een samenwerkingsverband haar samenstelling gedurende de subsidieperiode wenst te wijzigen is dat een voor de subsidiëring relevante omstandigheid waarvan melding moet worden gemaakt bij de Minister van VWS, naar aanleiding waarvan het besluit tot subsidieverlening zo nodig kan worden herzien. Dit betekent dat die melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldingsplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er bij de subsidievaststelling een bepaald percentage in mindering wordt gebracht op het bedrag van de verleende subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder deze mindering op het subsidiebedrag kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS. Een melding kan worden ingediend, onder vermelding van het subsidienummer bij: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl\n \n \n d)\n Op grond van artikel 5.5 van de Kaderregeling kan de Minister verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Bij subsidies die worden verstrekt op grond van het onderhavige beleidskader wordt van een subsidie ontvangend samenwerkingsverband verlangd om eenmaal per 12 maanden tijdens de subsidieperiode inhoudelijk en financieel verslag te doen van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. In het besluit tot subsidieverlening zal worden gespecifieerd wanneer en op welke wijze verslag moet worden gedaan.\n \n \n \n Ten aanzien van de penvoerder:\n \n \n \n a)\n De penvoerder sluit een samenwerkingsovereenkomst met de verschillende deelnemers van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De penvoerder sluit na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen, begeleiding van de zorgaanbieders bij de praktijktesten en de eerste begeleide uitrol en voor kennisdeling.\n \n \n c)\n De penvoerder onderhoudt de contacten met de relevante medewerkers van het Programma en overige belanghebbende partijen voor de realisatie van de Kickstart.\n \n \n \n Ten aanzien van de zorgaanbieder:\n \n \n \n a)\n De zorgaanbieder ondertekent de samenwerkingsovereenkomst, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De zorgaanbieder levert een actieve bijdrage aan kennisuitwisseling van de ervaringen in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n c)\n De zorgaanbieder benut, naast het Programma en het samenwerkingsverband, de actieve ondersteuning vanuit de eigen sector, om de generieke toepasbaarheid binnen de verschillende sectoren, werkprocessen en systemen te borgen.\n \n \n d)\n De zorgaanbieder draagt zorg voor het werven van voldoende patiënten, waarmee het aantoonbaar uitwisselen van medicatiegegevens met deze patiënten conform MedMij, de hiervoor genoemde gegevensdienst, is gerealiseerd in de subsidieperiode.\n \n \n \n Ten aanzien van de ICT:\n \n De penvoerder van het samenwerkingsverband zal met de betrokken zorgaanbieder(s) in het samenwerkingsverband en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren een contract afsluiten met de ICT-leveranciers voor de aanpassing van de ICT-systemen.\n Bij die aanpassingen (van de ICT-systemen) gelden de volgende eisen:\n \n \n a.\n alle functionele en technische specificaties van MP98Het is noodzakelijk dat daarbij de laatste beschikbare versie wordt gerealiseerd. Zie in dit verband de opmerkingen als bedoeld in paragraaf 1.3. van dit beleidskader. en de bijbehorende MedMij gegevensdienst worden gerealiseerd conform de stappen en de planning van het Plan van aanpak Kickstart; waarbij voor bronsystemen geldt dat deze conform AORTA afsprakenstelsel 8.2 worden gerealiseerd;\n \n \n b.\n de te betrekken ICT-leverancier van een bronsysteem heeft uiterlijk 3 maanden na start van de bouw een aansluiting op de Landelijk Schakelpunt (LSP) testomgeving gerealiseerd waarmee kan worden uitgewisseld op basis van MP9;\n \n \n c.\n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis van de informatiestandaard MP9;\n \n \n d.\n de desbetreffende ICT-leverancier zal worden gevraagd om een ontwikkelroadmap en intentieverklaring die de juiste prioriteit geven aan de benodigde aanpassingen;\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband verplicht de ICT-leverancier:\n \n \n –\n resultaten en inzichten over de implementatie van MP9 te delen met andere leveranciers, het samenwerkingsverband, de eigen sector en het Programma; en\n \n \n –\n een actieve bijdrage te leveren aan de evaluatie en draaiboeken voor de latere brede implementatie; en\n \n \n –\n mee te werken aan het gelijktijdig laten oplopen met andere samenwerkingsverbanden die deelnemen aan de Kickstart, ten behoeve van het behalen van een gezamenlijk en onderling vergelijkbaar resultaat. Dit alles onder coördinatie van het Programma.\n \n \n –\n de kosten voor ICT aanpassingen waarvoor een vergoeding is verkregen in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht op geen enkele wijze door te berekenen aan andere zorgaanbieders die niet deelnemen aan de Kickstart Medicatieoverdracht.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.5\n Staatssteun\n \n Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) merkt steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, aan als onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Met andere woorden, overheden mogen ondernemingen niet financieel begunstigen als daardoor de concurrentie kan worden vervalst en de handel tussen EU-lidstaten kan worden beïnvloed. Een van de toetsingscriteria hiervoor betreft de vraag of sprake is van een onderneming die een economische activiteit verricht. Op basis van de activiteiten zoals genoemd in paragraaf 2.2. kan hierover het volgende worden gezegd.\n \n Activiteit 1 – het aanpassen van de ICT-systemen – is een economische activiteit. Subsidie voor deze activiteit dient volledig marktconform te worden besteed aan de ICT-leveranciers. Indien de inhuur van de ICT-leveranciers voor de gesubsidieerde activiteiten door middel van een open, transparante en non-discriminatoire procedure en tegen marktconforme tarieven geschiedt, is er geen sprake van staatssteun aan de ICT-leveranciers. Dezelfde redenatie gaat op voor activiteit 4, activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband. Voor de organisatie van het samenwerkingsverband wordt namelijk gebruik gemaakt van een externe projectleider die op basis van een marktconform tarief zal worden ingehuurd. Mogelijk zijn er voor activiteit 4 kosten die niet marktconform kunnen worden besteed. In dat geval geldt dat deze kosten worden aangemerkt als de-minimissteun9Op basis van de reguliere de-minimisverordening kan de overheid over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan steun aan een onderneming verstrekken, zonder dat sprake is van staatssteun.. Dit betekent dat deze kosten mee worden genomen in de-minimisruimte van de penvoerder van het samenwerkingsverband. Ingevolge de regels van de-minimis zijn dergelijke kosten gemaximeerd op een bedrag van € 200.000 over drie belastingjaren en zal de penvoerder een de-minimisverklaring moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening.\n Voor het deel van de subsidie dat ziet op implementatie-ondersteuning – activiteit 2 – zal de individuele zorgaanbieder aan het samenwerkingsverband belast worden met het verrichten van een zogenaamde dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Hiertoe zal met de verschillende zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun worden gesloten. Het gaat hier namelijk om economische activiteiten die het algemeen belang dienen en die de markt, zonder overheidsoptreden, niet of niet onder dezelfde voorwaarden inzake objectieve kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling of algemene toegang zou verrichten. Subsidie voor activiteit 2 is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 500.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. De penvoerder zal, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening, een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun van de zorgaanbieder moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n In het geval een zorgaanbieder ook als penvoerder optreedt binnen het samenwerkingsverband moet de de-minimissteun worden gecumuleerd met de DAEB de-minimissteun. Een voorbeeld om te verduidelijken: indien een zorgaanbieder, zijnde de penvoerder, € 200.000 van zijn de-minimisruimte gebruikt voor activiteit 4 (activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband), blijft er een bedrag van € 300.000 over als DAEB de-minimissteun voor activiteit 2 (De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieder).\n \n Activiteit 3 – kennisdeling – is een niet-economische activiteit, waardoor subsidie voor deze activiteit geen staatssteun vormt. Hierbij gaat het om het delen van kennis met andere geïnteresseerde partijen (zoals andere samenwerkingsverbanden, leveranciers en sectoren) met als doel het profiteren van elkaars ervaringen en kennis.\n Indien het voorgaande in acht wordt genomen bij de subsidieverstrekking levert de Beleidsregel geen ongeoorloofde staatssteun op.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n \n \n 3.1\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n Voor de Beleidsregel is voor de periode van 15 april 2022 tot en met 30 september 2024 een bedrag van maximaal € 27,5 miljoen beschikbaar.\n De Minister van VWS kan subsidie verstrekken voor de activiteiten die worden genoemd in paragraaf 2.2. De subsidie aan de penvoerder ten behoeve van het samenwerkingsverband bedraagt niet meer dan een door de Minister van VWS vast te stellen bedrag, overeenkomstig een door de Minister van VWS goed te keuren activiteitenplan en begroting.\n Ten aanzien van de kosten voor ICT geldt dat alleen een redelijke en gemaximeerde (marktconforme) vergoeding subsidiabel is voor de noodzakelijke aanpassingen en bouw van de ICT-voorziening. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1. Overige kosten zoals kosten voor beheer en onderhoud, migratiekosten of licentiekosten zullen niet worden vergoed. Verder wordt aan een samenwerkingsverband geen subsidie verstrekt indien zij voor dezelfde activiteiten reeds eerder subsidie heeft ontvangen. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van de richtlijn en MP9 geldt dat alleen redelijke en gemaximeerde kosten subsidiabel zijn, die bovendien de DAEB-de-minimis ruimte niet mogen overschrijden. Subsidie voor deze activiteit is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 500.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2. Deze bedragen zijn gebaseerd op de systematiek die is gehanteerd in de sectorale BIA’s. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Het samenwerkingsverband maakt in het activiteitenplan en in de begroting per sector en zorgaanbieder inzichtelijk welke activiteiten en bijbehorende financiering worden voorzien. Voor de activiteiten die voor de sector Openbare farmacie worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen. Voor de activiteiten die voor de overige sectoren en de penvoerder worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 20 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen.\n De ontvangen aanvragen worden eerst getoetst aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in paragraaf 2.3. Pas als aan deze subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan een samenwerkingsverband voor subsidiëring in aanmerking komen. Vervolgens wordt getoetst of het subsidiebedrag van alle aanvragen gezamenlijk:\n \n \n −\n het subsidieplafond niet overschrijdt;\n \n \n −\n het bedrag van € 7,5 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n −\n het bedrag van € 20 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de overige sectoren en de penvoerder.\n \n \n Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen komen in beginsel voor subsidie in aanmerking, totdat het subsidieplafond van € 27,5 miljoen en het toegespitste bedrag voor Openbare farmacie dan wel voor de overige sectoren en de penvoerder wordt bereikt. Indien daarvan sprake is, zullen de aanvragen onderling worden gewogen.\n De aanvragen zullen dan worden beoordeeld en gerangschikt naar geschiktheid aan de hand van de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Daarna zal subsidie worden verleend aan de aanvraag of aanvragen die het best scoren op de wegingscriteria. Het Ministerie van VWS zal bij deze beoordeling aan de hand van de wegingscriteria advies inwinnen van het Programma.\n Als het subsidieplafond door het toewijzen van aanvragen die gelijk geschikt zijn na weging alsnog zou worden overschreden, dan wordt de toekenning van die aanvragen door loting bepaald. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste 2 waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.\n \n \n \n 3.2\n Wegingscriteria\n \n De Kickstart Medicatieoverdracht beoogt een zo breed mogelijke ervaring op te doen met de implementatie van en de werking van MP9 en de richtlijn Medicatieoverdracht. Het Programma zal het Ministerie van VWS adviseren in welke mate het desbetreffende samenwerkingsverband deze brede ervaring kan realiseren, en zulks op basis van de aanvraag en het aangevraagde subsidiebedrag. Dat gebeurt aan de hand van onderstaande wegingscriteria Dit betekent dat voorrang wordt gegeven aan de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om daaraan bij te dragen. Aan de wegingscriteria zal een puntentelling worden toegekend, zoals weergegeven in bijlage 3. De uiteindelijke puntentelling wordt neergelegd in een advies van het Programma aan het Ministerie van VWS.\n Daarbij zijn de onderstaande elementen van belang die elk zullen worden voorzien van gewicht. De eerste twee criteria zien op het samenwerkingsverband en de deelnemende zorgaanbieders. Het derde en vierde criterium betreffen de beoogde ICT-leverancier en -systemen. Het vijfde criterium betreft de combinatie van de te subsidiëren samenwerkingsverbanden.\n 1. Aantallen\n Er is een voorkeur voor een samenwerkingsverband waarbij de medicatieoverdracht van zo veel mogelijk (voor medicatieoverdracht relevante) patiënten in een zo breed mogelijke keten van zorgaanbieders kan worden gerealiseerd in de Kickstart Medicatieoverdracht. Daarom wordt ter beoordeling van de aanvraag gekeken naar:\n \n \n a.\n het aantal betrokken sectoren;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om een zo breed mogelijk extra aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer de volgende use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren en gedeeld voorschrijverschap;\n \n \n c.\n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg en de sector Openbare farmacie;\n \n \n d.\n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren;\n \n \n 2. Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n Het gaat daarbij om aantoonbare ervaring en/of kennis van (de deelnemers van) het samenwerkingsverband met/omtrent:\n \n \n a.\n sector-overstijgende samenwerking;\n \n \n b.\n de richtlijn en MP9;\n \n \n c.\n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband;\n \n \n d.\n samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders;\n \n \n e.\n betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n f.\n het aantoonbaar en actief opvragen van gegevens door Patiënten en Cliënten vanuit een MedMij PGO (hierna: PGO);\n \n \n g.\n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zal worden verleend.\n \n \n 3. Techniek en aantallen\n De technische criteria zien op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n b.\n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (15 april 2022, uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP);\n \n \n c.\n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals het toedienen in de ambulante setting;\n \n \n d.\n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s);\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n \n f.\n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’\n \n \n g.\n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van Clinical Document Architecture (CDA) naar Fast Healtcare Interoperability Resources (FHIR).\n \n \n h.\n de leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt.\n \n \n 4. Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n De te betrekken ICT-leverancier:\n \n \n a.\n heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31;\n \n \n b.\n is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n c.\n doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of Proof of Concept (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest.\n \n \n 5. De samenstelling van de combinatie van samenwerkingsverbanden.\n Ondanks dat een samenwerkingsverband op de hiervoor genoemde wegingscriteria hoog kan scoren is enkel deze score niet doorslaggevend. Er zal namelijk ook gekeken worden naar de combinatie van samenwerkingsverbanden die een subsidieaanvraag hebben ingediend.\n Dit criterium ziet op de ingediende aanvragen en in hoeverre de combinatie van de subsidieaanvragen bijdraagt aan het doel van het beleidskader, namelijk het streven om zo veel mogelijk ervaring op te doen in de Kickstart Medicatieoverdracht met de richtlijn en MP9 in de keten, binnen het beschikbare budget. Het beoordelen van de combinatie van samenwerkingsverbanden gaat op de volgende wijze:\n \n \n a)\n Aanvragen zullen eerst worden gerangschikt op basis van de punten die zijn verkregen bij de beoordeling van de wegingscriteria onder punt 1 tot en met 4. De hoogst scorende aanvraag zal daarbij worden geplaatst op plek 1. De daarna best scorende aanvraag zal worden geplaatst op plek 2. Dit gaat zo door totdat alle subsidieaanvragen zijn gerankt.\n \n \n b)\n Vervolgens wordt er gekeken welke combinaties van twee samenwerkingsverbanden het mogelijk maken om minimaal twee samenwerkingsverbanden te subsidiëren gelet op het beschikbare bedrag (het subsidieplafond) afgezet tegen de ingediende begrotingen van de twee aanvragen.\n \n \n c)\n Vervolgens wordt er een ranking opgesteld, waarbij geldt dat de punten van de individuele samenwerkingsverbanden bij elkaar worden opgeteld en de combinatie met het hoogste aantal punten bovenaan komt te staan.\n \n \n d)\n Vervolgens wordt de subsidie toegekend aan de hoogste op de ranking voorkomende combinatie van samenwerkingsverbanden die vervolgens moeten voldoen aan de twee volgende criteria:\n \n \n i.\n er zijn minimaal twee verschillende ICT- leveranciers verdeeld over twee samenwerkingsverbanden betrokken voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n ii.\n de combinatie van de twee samenwerkingsverbanden bevatten opgeteld minimaal 7 sectoren;\n \n \n \n \n Mocht er nog subsidiebudget overblijven na bovengenoemde beoordeling en er is een aanvraag die qua begroting binnen deze resterende financiële ruimte blijft, dan zal die eveneens worden ingewilligd, op volgorde van de ranking als bedoeld onder a.\n \n \n \n \n \n \n \n Voorbeeld:\n Stap a.\n Er zijn 4 aanvragen die als volgt zijn gerangschikt naar aanleiding van de weging van 1-4:\n Nr 1. Regio v, 35 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 8 miljoen overige sectoren.\n Nr 2. Regio x, 30 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen Sector Openbare farmacie en € 9 miljoen overige sectoren.\n Nr 3. Regio y, 20 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 11 miljoen overige sectoren\n Nr 4. Regio z, 18 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 12 miljoen overige sectoren\n Stap b: Op basis hiervan kunnen -gelet op het maximale subsidieplafond van € 25 miljoen en het beschikbare bedrag (€ 7,5 miljoen voor de sector Openbare farmacie en € 20 miljoen voor de overige sectoren)- de volgende combinaties worden gemaakt:\n Nr 1 en nr 2: samen 65 (35+30) punten\n Nr 1 en nr 3: samen 55 (35+20) punten\n Nr 1 en nr 4: samen 53 (35+18) punten\n Nr 2 en nr 3: samen 50 (30+20) punten\n Stap c: op basis van de opgetelde puntentelling staat de combinatie van nr 1 met nr 2 bovenaan.\n Stap d: Als we kijken naar de criteria die daar worden genoemd blijkt de best scorende combinatie van nr 1 en nr 2 niet te voldoen, omdat er bijvoorbeeld geen 7 sectoren deelnemen. De volgende op deze ranklijst, de combinatie van nr 1 met nr 3, voldoet wel. De gunning gaat daarom naar aanvraag nr 1 en nr 3.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n – Subsidiesystematiek en aanvraagprocedure\n \n \n \n 4.1\n Subsidiesystematiek\n \n Op verstrekking van deze subsidie is zowel de Kaderregeling als de onderhavige Beleidsregel van toepassing. Subsidies die op grond van de Beleidsregel worden verstrekt zijn projectsubsidies als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Bij deze projectsubsidies wordt voorafgaand aan het uitvoeren van de activiteiten onder de Beleidsregel subsidie aangevraagd. Kosten voor activiteiten die voorafgaand aan de subsidieaanvraag worden gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking.\n De subsidieaanvraag bevat een activiteitenplan en de begroting, toegelicht per (deel)activiteit en per sector/zorgaanbieder.\n De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het verleende bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.\n \n \n \n 4.2\n Aanvraagprocedure\n \n Een samenwerkingsverband dat belangstelling heeft voor de Kickstart Medicatieoverdracht en voor subsidie in aanmerking wenst te komen dient contact op te nemen met het Programma. Dit kan door een e-mail te sturen naar: medicatieoverdracht@nictiz.nl.\n Het Programma zal het samenwerkingsverband begeleiden bij de aanvraag en deze toetsen op het voldoen aan de voorwaarden en de haalbaarheid van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 2. Tevens zal het Programma, zo nodig, het samenwerkingsverband adviseren bij de contractering van de ICT-leveranciers.\n Voor een subsidieaanvraag wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 15 april 2022 ontvangen.\n De situatie kan zich voordoen dat met het toewijzen van de op 15 april 2022 ingediende aanvragen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, het subsidieplafond nog niet wordt bereikt. In dat geval wordt aan een beoordeling van de aanvragen op grond van de wegingscriteria van paragraaf 3.2 niet toegekomen. Het resterende beschikbare subsidiebedrag wordt dan op gelijke wijze als in hoofdstuk 3 beschreven toegekend aan de aanvragen die uiterlijk 1 september 2022 zijn ontvangen, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, en het best scoren op de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Indien de situatie zich voordoet dat het subsidieplafond wel wordt bereikt, zullen de aanvragen gewogen moeten worden gewogen ten aanzien van wegingscriterium 5 (combinatie van samenwerkingsverbanden) in relatie tot de samenwerkingsverbanden waaraan in de eerste ronde subsidie is verleend.\n De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. In het activiteitenplan wordt tevens uiteengezet op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:\n \n \n −\n uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;\n \n \n −\n een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeven van het verrichten van activiteit 4;\n \n \n −\n een samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband. Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is een verklaring dat de deelnemende partijen niet eerder subsidie hebben ontvangen voor dezelfde werkzaamheden.\n \n \n −\n een verklaring van het Programma dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in hoofdstuk 2 en over de haalbaarheid van de verplichtingen.\n \n \n Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de website van DUS-I: www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.\n Indien een ICT-leverancier bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken is bij de Kickstart Medicatieoverdracht wordt daarvan expliciet melding gemaakt door de penvoerder bij het Ministerie van VWS. Dit kan door een e-mail te sturen naar: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl.\n De Minister van VWS besluit binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn van 15 april 2022 respectievelijk 1 september 2022 op de binnengekomen aanvragen. Het Ministerie van VWS zal, voorafgaand aan het besluit, advies van het Programma inwinnen over welke aanvragen het meest voldoen aan (een aantal van) de wegingscriteria, bedoeld in paragraaf 3.2. Dit advies wordt als motivering bij het te nemen subsidiebesluit gevoegd. Indien advies wordt ingewonnen kan de beslistermijn met maximaal 6 weken worden verlengd.\n \n \n \n 4.3\n Verantwoording en vaststelling\n \n Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, overeenkomstig artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling ingediend binnen 22 weken na afloop van de subsidieperiode, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.\n Een subsidie ontvangend samenwerkingsverband legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, overeenkomstig artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling. Per sector en zorgaanbieder zullen daarbij de activiteiten en de financiële verantwoording inzichtelijk worden gemaakt. Het financieel verslag dient aan te sluiten bij de begroting, is per post van een toelichting voorzien, overeenkomstig artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling, en gaat vergezeld van door de accountant opgestelde controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen (artikel 7.8 lid 2 Kaderregeling).\n In aanvulling op de Kaderregeling omvat het activiteitenverslag mede de volgende bijlagen:\n \n \n −\n een verklaring door het Programma dat bij het aflopen van de subsidieperiode MP9 in combinatie met de richtlijn is geïmplementeerd in de betrokken systemen. Daarin wordt vastgesteld dat de implementatie is aangetoond door de validatietest en een rapportage van het Programma die de berichtenuitwisseling over het LSP in productie van de deelnemende zorgaanbieders aantoont. Indien de technische implementatie niet compleet is afgerond wordt door het Programma toegelicht wat de reden daarvan is en de impact.\n \n \n −\n een verklaring per sectorvertegenwoordiging dat de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn door de zorgaanbieder is gerealiseerd tot en met de eerste begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Indien de implementatie niet compleet is afgerond wordt door de sectorvertegenwoordiging toegelicht wat de redenen en de impact daarvan is.\n \n \n De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling, verminderd met een bedrag voor de (deel-)activiteiten die niet zijn gerealiseerd of uitgevoerd.\n \n \n \n 4.4\n Administratieve lasten\n \n De administratieve lasten bestaan uit de onderdelen opstellen subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage en eindverantwoording. De verwachting is dat er maximaal tussen de 5 en 10 subsidieaanvragen ingediend gaan worden waaruit er twee geselecteerd zullen worden. Voor de bepaling van de administratieve belasting gaan we uit van 7 subsidieaanvragen, waarvoor 400 uur benodigd is. We gaan uit van 40 uur voor een tussentijdse rapportage op 2 momenten en van 80 uur voor een eindverantwoording. Er wordt hierbij gerekend met een gemiddeld maximaal tarief van € 80 exclusief btw\n Dit leidt tot de volgende administratieve lasten:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderdeel\n \n \n Aantal\n \n \n Uren\n \n \n Kosten\n \n \n \n \n \n \n Subsidieaanvraag\n \n \n 7\n \n \n 400\n \n \n € 224.000\n \n \n \n \n Tussentijdse rapportage\n \n \n 2 x 2\n \n \n 40\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Eindverantwoording\n \n \n 2\n \n \n 80\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n € 249.600\n \n \n \n \n \n Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier (ATR-2109) niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.\n \n \n \n \n Bijlage\n 1\n Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die gemoeid zijn met het implementeren van MP9 in de ICT-systemen die door de zorgaanbieders in het samenwerkingsverband worden gebruikt. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Vergoedingsbedragen bouwkosten\n Deelnemende ICT-leveranciers komen in aanmerking voor de volgende maximale vergoeding voor aanpassen van de zorginformatiesystemen (XIS) conform de eisen en technische specificaties ten behoeve van MP9 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 1):\n \n \n \n \n \n \n \n Apotheekinformatiesysteem\n \n \n € 1.740.000\n \n \n \n \n Huisartsinformatiesysteem\n \n \n € 1.180.000\n \n \n \n \n Ziekenhuisinformatiesysteem\n \n \n € 1.440.000\n \n \n \n \n Elektronisch voorschrijfsysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n Trombosedienstinformatiesysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n elektronische Toedienregistratie\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n \n Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) Dienstverlener in het persoonsdomein (DVP) € 75.000\n De vergoeding voor de ICT-systemen is een redelijke vergoeding voor een gemiddeld systeem binnen een bepaalde sector voor het implementeren van de scope zoals verwoord in het Plan van aanpak Kickstart. De maximale bedragen voor een redelijke vergoeding zijn gebaseerd op een door Nictiz en VZVZ uitgevoerde bouwkostenanalyse. Geen vergoeding is beschikbaar voor een Dienstverlener in het zorgaanbiedersdomein (DVZA).\n Een ICT-leverancier kan met ten minste één XIS-type meedoen om in aanmerking te komen voor een volledige vergoeding. Indien een ICT-leverancier met meer dan één XIS-type wil deelnemen is het aan de penvoerder, geadviseerd vanuit het Programma, om vast te stellen dat alleen die componenten worden vergoed die daadwerkelijk worden ontwikkeld. Hergebruik van componenten is mogelijk, maar kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht.\n Activiteiten kunnen maximaal één keer vergoed worden. Als in het kader van een andere regeling onderdelen die zijn meegenomen in bovenstaande bedragen (deels) al vergoed zijn dan zullen ze in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale bedragen. Specifiek wordt hier al genoemd dat bedragen die in het kader van de fase 1 van de VIPP Farmacie worden vergoed in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale vergoeding voor een Apotheekinformatiesysteem.\n Aanvullende vergoedingen\n Voor elke deelnemende ICT-leverancier gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen. Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Voor een PGO-leverancier\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 20.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 30.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor overige ICT-leveranciers\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 60.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 90.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor elke ICT-leverancier:\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n \n Bijlage\n 2\n Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Penvoerder samenwerkingsverband\n De penvoerder van het samenwerkingsverband komt in aanmerking voor de volgende maximale vergoedingen:\n \n \n –\n Voor activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband € 390.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 4, hierbij geldt een de-minimis van € 200.000);\n \n \n –\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n Zorgaanbieders\n Deelnemende zorgaanbieders komen in aanmerking voor een vergoeding voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 2). Het gaat hierbij om maximale vergoedingen per zorgaanbieder. Er is geen mogelijkheid om bedragen uit te wisselen tussen de verschillende zorgaanbieders binnen een samenwerkingsverband.\n Er wordt onderscheid gemaakt tussen:\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale Business Impact Analyses (BIA’s): 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen, en daarnaast\n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n A. Vergoedingen op basis van de Business Impact Analyses (BIA’s)\n Bij de voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in het contact met het Programma bepaald wat de maximale vergoeding is voor bovengenoemde posten op basis van de sectorale BIA (omdat deze kostenposten deels afhankelijk zijn van de omvang van de zorginstelling en het aantal en de aard van de medewerkers). Hierbij geldt het volgende:\n Een vergoeding wordt verstrekt voor A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 en daarnaast geldt specifiek voor:\n A.4 voorlichting\n Voor het onderdeel volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n A.5 volgen opleiding\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het volgen van scholing voor zorgaanbieders in de sector VVT Thuiszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.7 super-users\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het collegiaal optreden als super-user in de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke gezondheidszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.8 toegangsvoorziening via UZI-passen\n Het systeem van de UZI-passen is aan ontwikkeling onderhevig (vernieuwing, mandatering, conditionele query). Ter voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in afstemming met het Programma vastgesteld wat de inrichting van het systeem met de UZI-passen voor betreffende zorgaanbieder bij de Kickstart wordt, en welke extra medewerkers de beschikking over een UZI-pas moeten krijgen. Deze post binnen de subsidie geldt als een reservering. Vlak voor de livegang van de 1e begeleide uitrol wordt vastgesteld wat het benodigde extra aantal UZI-passen is en wordt toestemming verleend door het Programma en VWS om deze te bestellen. Als een alternatieve toegangsvoorziening in plaats van UZI moet worden toegepast, dan wordt in overleg met het Programma en VWS vastgesteld welk deel van de financiële reservering voor de UZI-passen hiervoor ingezet kan worden (in samenhang met de vergoeding voor de post B.4. aansluiting/ontsluiting)\n Bij de maximale vergoedingen voor de verschillende posten op basis van de BIA wordt ook een financiële begrenzing gehanteerd gebaseerd op een maximaal aantal medewerkers. Het gaat hierbij om die medewerkers bij een zorgaanbieder die betrokken zijn bij medicatieoverdracht. Hierbij is onderscheid tussen sectoren:\n Medisch specialistische zorg: 1750 medewerkers10Specifiek voor Medisch specialistisch zorg geldt aanvullend voor de BIA-posten projectmanagement en projectondersteuning (die wat omvang betreft afhankelijk zijn van de categorie ziekenhuis) een maximum dat niet boven dat van de categorie ‘algemeen ziekenhuis’ uit kan komen. En waarbij het maximum wordt aangepast naar rato van het deel van het ziekenhuis dat deelneemt aan de Kickstart.\n Openbare farmacie: 50 medewerkers\n Huisartsenzorg: 50 medewerkers\n Trombosezorg: 500 medewerkers\n Verpleeghuiszorg en thuiszorg: 1250 medewerkers\n Geestelijke gezondheidszorg: 1100 medewerkers\n Gehandicaptenzorg: 700 medewerkers\n B. Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart\n Voor elke deelnemende zorgaanbieder gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen specifiek voor de Kickstart:\n Voor de deelactiviteiten B.1. aanvullend projectmanagement, B.2. aanvullende projectondersteuning en B.3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, eerste begeleide uitrol, evaluatie tezamen in totaal € 110.000;\n B.4. Aansluiting/ontsluiting\n Voor activiteiten en middelen ten bate van aansluiting/ontsluiting\n \n \n −\n € 50.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Openbare farmacie, Huisartsenzorg;\n \n \n −\n € 70.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Trombosezorg, VVT Verpleeghuiszorg;\n \n \n −\n € 100.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren VVT Thuiszorg, Medisch specialistische zorg, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg.\n \n \n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n In aanvulling op al het bovenstaande is er een DAEB de-minimisverordening van € 500.000 van toepassing voor de vergoeding aan een zorgaanbieder.\n \n \n \n Bijlage\n 3\n Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de Beleidsregel\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Wegingscriteria\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n 37\n \n \n \n \n a\n \n \n het aantal betrokken sectoren (2 punten per extra sector boven de gestelde eis van 5 sectoren die deelnemen aan een samenwerkingsverband, met een maximum van 10 punten) \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n b\n \n \n een zo breed mogelijk extra aantal use cases om medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren (GGZ, VVT) en gedeeld voorschrijverschap (o.a. GZ) (maximaal 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders) en de sector Openbare farmacie (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n d\n \n \n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n \n \n \n a\n \n \n sector-overstijgende samenwerking (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de richtlijn en MP9 (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n c\n \n \n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband (maximaal 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n d\n \n \n bestaande samenwerking tussen de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n bestaande betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (1 punt per deelnemer met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n f\n \n \n het aantoonbaar het actief opvragen van gegevens door patiënten en cliënten vanuit een MedMij PGO (4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n g\n \n \n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zaal worden verleend (maximum van 2 punten)\n \n \n 2\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n Techniek en aantallen\n \n \n \n \n \n 84\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht; (4 punten per leverancier met een maximum van 24 punten)\n \n \n 24\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (datum uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP) (4 punten per leverancier met een maximum van 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals toedienen in de ambulante setting (maximaal 14 punten)\n \n \n 14\n \n \n \n \n \n d\n \n \n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s) (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n Het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n (Maximaal 6 punten, waarbij geldt dat als één DVZA wordt gebruikt voor het gehele samenwerkingsverband het maximale punten aantal wordt verkregen. Bij elke DVZA meer, vindt 2 punten aftrek plaats, behalve als deze DVZA in een ander samenwerkingsverband actief is dat een aanvraag heeft ingediend, dan is de aftrek 1 punt)\n \n \n \n 6\n \n \n \n \n \n f\n \n \n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’ (2 punten per DVZA met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n g\n \n \n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van CDA naar FHIR (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n h\n \n \n de leverancier heeft een klantenbestand met een brede vertegenwoordiging waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt; (2 punten per leverancier met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n \n \n \n \n \n 42\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis en ervaring met voor haar applicaties en diensten relevante onderdelen van het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken) bijvoorbeeld door LSP kennis, concrete activiteiten en planvorming t.b.v. aansluiting op het LSP, bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12, MedMij gegevensdienst 31 (maximaal 4 punten per leverancier met een maximum van 28 punten)\n \n \n 28\n \n \n \n \n \n b\n \n \n het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (2 punten per leverancier met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n c\n \n \n actief en voor langere periode meedoen aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of PoC’s medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest (maximaal 2 punten per leverancier met een maximum van 10 punten)\n \n \n 10\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal te behalen punten:\n \n \n \n \n \n 193\n \n \n \n \n \n \n \n20221788508-07-202228-06-20223389057-1031605-GMT20221788508-07-202228-06-20223389057-1031605-GMT09-07-2022\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046202/2024-08-29_0/xml/BWBR0046202_2024-08-29_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2021, kenmerk 3296335-1021773-GMT, houdende vaststelling van beleidsregels en subsidieplafond inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht (Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring kickstart medicatieoverdracht)202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022–202520242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT29-08-2024\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;\n \n \n Besluit:\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Vaststellen beleidsregel\n \n De beleidsregel inzake het subsidiëren van de Kickstart Medicatieoverdracht wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Voor de subsidieverlening op grond van dit besluit is een totaalbedrag van € 28.300.000 beschikbaar.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag na onderlinge weging van de aanvragen, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.\n \n20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT29-08-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2025.\n20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT29-08-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit zal worden aangehaald als: Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022–2025.\n20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT29-08-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022\n \n \n Bijlage\n Beleidsregel inzake het subsidiëren van de kickstart medicatieoverdracht\n \n Deze bijlage hoort bij het Besluit vaststelling beleidsregel subsidiëring Kickstart Medicatieoverdracht 2022.\n \n \n Inhoudsopgave\n \n \n Hoofdstuk 1 – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n 1.1. Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n 1.2. Achtergrond en aanleiding\n 1.3. Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Hoofdstuk 2 – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n 2.1. Aanvrager van de subsidie\n 2.2. Beoogde activiteiten\n 2.3. Subsidievoorwaarden\n 2.4. Subsidieverplichtingen\n 2.5. Staatssteun\n \n Hoofdstuk 3 – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n 3.1. Subsidieplafond en wijze van verdeling\n 3.2. Wegingscriteria\n \n Hoofdstuk 4 – Overige verplichtingen en aanvraagprocedure\n \n 4.1. Subsidiesystematiek\n 4.2. Aanvraagprocedure\n 4.3. Verantwoording en vaststelling\n 4.4. Administratieve lasten\n \n Bijlage 1: Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n \n Bijlage 2: Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n \n Bijlage 3: Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de beleidsregel\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n – Doelstellingen Kickstart Medicatieoverdracht\n \n \n \n 1.1\n Doel Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Op grond van de onderhavige Beleidsregel kunnen subsidies worden verstrekt aan samenwerkingsverbanden van zorgaanbieders voor activiteiten in het kader van de ‘Kickstart Medicatieoverdracht’. Zowel reeds bestaande samenwerkingsverbanden als samenwerkingsverbanden die voor dit specifieke doel zijn opgericht komen voor subsidie op grond van deze Beleidsregel in aanmerking. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is onverkort van toepassing op deze Beleidsregel.\n De Kickstart Medicatieoverdracht is onderdeel van het programma Medicatieoverdracht dat zich richt op de landelijke implementatie van Medicatieoverdracht. In deze Beleidsregel wordt tevens verwezen naar een inhoudelijk Plan van aanpak Kickstart en naar sectorale Business Impact Analyses (hierna: BIA’s). Het Plan van aanpak Kickstart beschrijft de opzet, aanpak en de kaders van de Kickstart in detail die voor de uitvoering noodzakelijk is. In de BIA’s is eerder de impact van de implementatie van Medicatieoverdracht op de betrokken sectoren onderzocht.\n De Kickstart Medicatieoverdracht wil bijdragen aan de verbetering van de digitale medicatieoverdracht door het implementeren in de totale keten van de ‘informatiestandaard Medicatieproces 9’ in combinatie met de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ (Medicatieoverdracht), het opdoen van ervaring daarmee en het in de praktijk beproeven en waar nodig bij te stellen van de informatiestandaard. Samenwerkingsverbanden kunnen onder bepaalde voorwaarden subsidie aanvragen om deze implementatie te realiseren. Deze subsidievoorwaarden en aan de subsidie verbonden verplichtingen staan in onderhavige Beleidsregel beschreven. De ervaring die door deze samenwerkingsverbanden wordt opgedaan naar de werking en impact van de uitrol in de totale keten zal vervolgens worden gebruikt en ingezet ter verbetering van de informatiestandaard en ten behoeve van de toekomstige brede implementatie van de informatiestandaard en de richtlijn.\n \n \n \n 1.2\n Achtergrond en aanleiding\n \n Voor goede zorgverlening is (digitale) informatie-uitwisseling tussen patiënt en professional en tussen zorgprofessionals onderling essentieel. Daaronder valt ook\n het bijhouden van een actueel medicatieoverzicht en een goede overdracht van medicatiegegevens. Om dit te kunnen realiseren zijn aanpassingen in ICT-systemen en werkprocessen noodzakelijk.\n In dat kader is de Richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ recentelijk vernieuwd (hierna: de richtlijn1Zie: https://www.zorginzicht.nl/kwaliteitsinstrumenten/medicatieoverdracht.). Deze richtlijn heeft tot doel om medicatieproblemen zo veel als mogelijk te voorkomen, administratieve lasten te verminderen en de ontsluiting van patiëntgegevens in een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) te verbeteren. De richtlijn is als kwaliteitsstandaard medicatieoverdracht opgenomen in het Register van het Zorginstituut, inclusief een implementatieplan. Bij deze richtlijn horen drie informatiestandaarden, namelijk: Medicatieproces92Zie: https://www.nictiz.nl/informatiestandaard-medicatieproces/ (MP9), Lab2zorg en Contra-indicatie en Overgevoeligheden3De informatiestandaarden Lab2zorg en Contra-indicatie en overgevoeligheden zijn nog in ontwikkeling. De Kickstart richt zich alleen op MP9. MP9 richt zicht op de overdracht van medicatiegegevens in de keten zodat actuele en complete medicatieoverzichten en toedienlijsten kunnen worden opgesteld voor patiënten/cliënten.\n De komende jaren worden de richtlijn en de drie informatiestandaarden zorgbreed geïmplementeerd in de zorgprocessen en -informatiesystemen. Daarbij zijn 10 sectoren4Het gaat hier om de volgende sectoren: Patiënt en cliënt; Geestelijke gezondheidszorg verslavingszorg en forensische zorg; Gehandicaptenzorg; Huisartsenzorg; Medisch specialistische zorg; Mondzorg; Openbare farmacie; Publieke gezondheid; Trombosezorg; Wijkverpleging en verpleeghuiszorg. betrokken met meer dan 16.000 zorgaanbieders en 75 softwareleveranciers. Patiënten en cliënten zijn specifiek vertegenwoordigd in een van deze sectoren; de sector Patiënt en cliënt.\n In 2020 is het Programma Medicatieoverdracht (hierna: het Programma) gestart, dat sectoren, leveranciers en regio’s voorbereidt op en ondersteunt bij de bovengenoemde implementatie. De landelijke begeleiding van dit Programma is ondergebracht bij Nictiz.5https://www.nictiz.nl/programmas/medicatieoverdracht/ Door het maken van afspraken, het samenwerken en het aanpassen van procedures zal uiteindelijk ketensamenwerking op het gebied van medicatieoverdracht mogelijk worden gemaakt. Behalve alle ketenpartners, doen Patiëntenfederatie Nederland, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) eveneens mee aan het Programma.\n Voordat in de praktijk breed gebruik gemaakt kan worden van een informatiestandaard wordt deze uitgebreid getest en getoetst. Het Programma organiseert en begeleidt deze technische en praktijktesten van de informatiestandaard en de eerste begeleide uitrol. Na een eerste praktijktest in de regio Amsterdam van MP9 heeft het Programma geconcludeerd dat, om de informatiestandaard in de praktijk te kunnen beproeven, de ICT-systemen grondig moeten worden herzien. Daarvoor is echter een forse investering nodig. De Kickstart Medicatieoverdracht is opgezet om zorgaanbieders en ICT-leveranciers te ondersteunen om deze eerste stap te zetten.\n \n \n \n 1.3\n Beoogd resultaat Kickstart Medicatieoverdracht\n \n Middels de Kickstart Medicatieoverdracht zal worden aangetoond dat MP9 in combinatie met de richtlijn werkt in de praktijk. Daarbij horen de volgende activiteiten: het aanpassen van informatiesystemen aan MP9 en de richtlijn, het testen ervan en een eerste begeleide uitrol van de systemen en de werkprocessen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband zoals beschreven in de stappen 0 en 3 t/m 6 van het 10-stappenplan uit het Programmaplan Medicatieoverdracht.6Zie de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het 10-stappenplan van het Programmaplan Medicatieoverdracht (zie https://www.samenvoormedicatieoverdracht.nl/stappenplan-sectoren/) De implementatie van MP9 binnen de Kickstart bestaat uit het aanpassen van ICT systemen en werkprocessen van zorgaanbieders en het ontsluiten van informatie naar patiënten middels een PGO.\n Het Programma heeft de kaders voor de uitvoering van de Kickstart Medicatieoverdracht uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart Medicatieoverdracht. De deelnemers aan het samenwerkingsverband die aan de Kickstart Medicatieoverdracht deelnemen committeren en conformeren zich aan het Plan van aanpak Kickstart en de daarin genoemde stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht.\n Tijdens de periode van de Kickstart Medicatieoverdracht zijn verschillende nieuwe releases van MP9 voorzien. Vertrekpunt aan het begin van de Kickstart Medicatieoverdracht is versie MP9 v2.0.0. Deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht worden betrokken bij de ontwikkeling van deze nieuwe releases en worden geacht deze nieuwe releases te implementeren in hun systemen en werkprocessen.\n Voor elke stap uit de stapsgewijze aanpak van de Kickstart Medicatieoverdracht zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart, zal 3 maanden voor de beoogde afronding van die stap worden vastgelegd welke release moet worden geïmplementeerd (dit is onderdeel van de reguliere beheer en release cyclus van Nictiz, waarbij de relevante beschrijvingen zijn ontsloten via de website van Nictiz). Als uit de daaropvolgende test in de keten met uitwisseling tussen systemen van verschillende leveranciers aanpassingen aan de informatiestandaard volgen, dan worden die opgenomen in de volgende release die vervolgens ook moet worden geïmplementeerd. Bij de (keten)testen en de validatie zijn de aspecten interoperabiliteit en generaliseerbaarheid een belangrijk onderwerp. In het Plan van aanpak Kickstart wordt hier dieper op ingegaan.\n Mocht onverhoopt (en onverwacht) uit de praktijktest een fundamenteel probleem of een dermate grote benodigde wijziging in het ontwerp van MP9 naar boven komen die een dermate grote impact heeft op de implementatie, dan wordt met de partijen van de samenwerkingsverbanden Kickstart Medicatieoverdracht in overleg getreden hoe met deze situatie moet worden omgegaan. Als een dergelijke situatie zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit volgt uit de meldingsplicht van artikel 5.7 uit de Kaderregeling. Het kan namelijk zo zijn dat door deze situatie activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Voor verdere informatie over deze meldingsplicht zie paragraaf 2.4.\n Kennisoverdracht is tevens een belangrijk onderdeel van de Kickstart Medicatieoverdracht. De resultaten van de Kickstart Medicatieoverdracht worden gebruikt voor de latere brede uitrol in de zorgketen. De deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht verbinden zich daarom aan kennisdeling op een (technisch) detailniveau die het mogelijk maakt om te komen tot oplossingen die interoperabel en generaliseerbaar zijn na de Kickstart Medicatieoverdracht.7Voor de brede uitrol wordt momenteel bezien of en in welke vorm een stimuleringsregeling voor de komende jaren vormgegeven kan worden. Aandachtspunt daarbij is dat deelnemers aan de Kickstart Medicatieoverdracht ook bij zo’n stimuleringsregeling kunnen participeren, met dien verstande dat ten behoeve van dezelfde activiteiten niet meermaals subsidie zal worden verstrekt. Het onderwerp kennisdeling wordt verder uitgewerkt in het Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n – Subsidiabele activiteiten en subsidievoorwaarden\n \n \n \n 2.1\n Aanvrager van de subsidie\n \n Op grond van de Beleidsregel kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht aan een of meerdere samenwerkingsverbanden. Het kan daarbij gaan om reeds bestaande of speciaal voor de Kickstart opgerichte samenwerkingsverbanden.\n Een samenwerkingsverband bestaat uit verschillende zorgaanbieders, waarvan een van de deelnemers als penvoerder fungeert. Desgewenst kan een samenwerkingsverband worden aangevuld met een andere rechtspersoon, niet zijnde een ICT-leverancier, zoals bijvoorbeeld een Regionale Samenwerkingsorganisatie (RSO) die als penvoerder kan fungeren.\n De penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband subsidie aan. Indien subsidie verstrekt wordt is de penvoerder verantwoordelijk voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en voor het voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hieronder valt onder meer het indienen van de tussentijdse rapportages genoemd in artikel 5.5 van de Kaderregeling en het voldoen aan de meldingsplicht van artikel 5.7 van de Kaderregeling. Ook legt de penvoerder verantwoording af over de subsidie aan het Ministerie van VWS.\n In paragraaf 2.2 van deze Beleidsregel wordt ingegaan op de activiteiten die in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht moeten worden uitgevoerd. Vervolgens worden in lijn met het beoogde resultaat van de Kickstart en de uit te voeren activiteiten in paragraaf 2.3 de subsidievoorwaarden beschreven waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen om voor subsidiëring van de activiteiten op grond van de Beleidsregel in aanmerking te komen. Enkel als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan subsidie aan het samenwerkingsverband worden verleend. In paragraaf 2.4 worden de algemene en specifieke subsidieverplichtingen beschreven die aan de subsidieontvanger worden gesteld bij het verkrijgen van de subsidie.\n \n \n \n 2.2\n Beoogde activiteiten\n \n De activiteiten in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht die voor subsidie in aanmerking komen worden uitgevoerd conform de uitwerking en de planning in het onder paragraaf 1.3 genoemde Plan van aanpak Kickstart. Aan een samenwerkingsverband kan hiervoor subsidie worden verstrekt voor de periode van 15 april 2022 tot en met 31 december 2025.\n Concreet gaat het om de volgende vier door samenwerkingsverbanden uit te voeren activiteiten om te komen tot de realisatie van de stappen 0 en 3 t/m 6 uit het Programma Medicatieoverdracht. Deze vier activiteiten dienen alle vier in de subsidieaanvraag naar voren te komen.\n \n \n 1.\n Het gezamenlijk met ICT-leveranciers aanpassen van de zorginformatiesystemen, om medicatieoverdracht mogelijk te maken, conform de eisen en technische specificaties in MP9;\n \n \n 2.\n De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders;\n \n \n 3.\n Kennisdeling, ten behoeve van alle bij de medicatieoverdracht betrokken sectoren en leveranciers; en\n \n \n 4.\n Activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband.\n \n \n Ad 1:\n Om MP9 te kunnen implementeren zijn aanpassingen nodig aan de ICT-systemen die door zorgverleners worden gebruikt. De penvoerder zal na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder(s) en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers sluiten voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen. Van de ICT-leveranciers wordt ook gevraagd om de zorgaanbieders te begeleiden bij de praktijktesten en de 1e begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Het Programma zal de resultaten van de implementatie toetsen door validatietesten uit te voeren zoals eveneens beschreven in het Plan van aanpak Kickstart.\n Voor het bepalen van een redelijke vergoeding is gebruik gemaakt van een bouwkostenanalyse van Nictiz en VZVZ voor een gemiddeld, normaal onderhouden ICT-systeem per sector. Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1 van deze Beleidsregel.\n Ad 2:\n Naast de technische aanpassingen zullen ook de werkprocessen bij de zorgaanbieders aangepast moeten worden om te voldoen aan de eisen van de richtlijn. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s en B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart.\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale BIA’s: 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen.\n Hierbij geldt:\n \n \n −\n Voor de deelactiviteiten A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 wordt een vergoeding gegeven.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.4 volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.5 volgen opleiding wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sector VVT Thuiszorg.\n \n \n −\n Voor deelactiviteit A.7 inzet superusers wordt in de basis geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder behalve voor de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg.\n \n \n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concepts, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor activiteit 2, de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen zullen alleen redelijke, gemaximeerde kosten worden vergoed, die bovendien de maximale compensatie van een DAEB de-minimis niet mogen overschrijden. Het gaat daarbij om een bedrag van maximaal € 750.000 over drie opeenvolgende belastingjaren. Ten behoeve van activiteit 2 wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten, namelijk de DAEB de-minimisovereenkomst met bijbehorende verklaring DAEB de-minimissteun. Dit wordt in paragraaf 2.5 over staatssteun verder toegelicht.\n Voor een maximum van te vergoeden kosten wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2 van deze Beleidsregel.\n Ad 3:\n De activiteit kennisdeling wordt zowel door de penvoerder van het samenwerkingsverband als door deelnemende zorgaanbieders als door de betrokken ICT-leveranciers uitgevoerd. Het doel van de kennisdeling is dat zoveel mogelijk partijen inzicht krijgen in de ontwikkelingen rondom medicatieoverdracht, zodat de latere brede implementatie van de informatiestandaard zo soepel mogelijk verloopt. De penvoerder neemt in de contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de uitvoering van activiteit 1 aanvullend ook de activiteit kennisdeling op.\n Onder kennisdeling worden in ieder geval de volgende deel-activiteiten verstaan: het bijwonen van en bijdragen aan bijeenkomsten vanuit het Programma, het bijdragen aan de (tussentijdse) evaluaties ten behoeve van de brede uitrol, het bijdragen aan het opstellen van draaiboeken voor brede implementatie, het gratis geven van trainingen aan andere leveranciers of zorgaanbieders die niet bij de Kickstart Medicatieoverdracht zijn betrokken en het communiceren over de voortgang en knelpunten aan het Programma, aan deelnemers van het samenwerkingsverband en aan andere leveranciers en zorgaanbieders die geen deel uitmaken van de Kickstart Medicatieoverdracht. Deze lijst is niet uitputtend en er kunnen andere activiteiten onder kennisdeling worden verstaan.\n Ad 4\n Bij de organisatie rondom het samenwerkingsverband kan gedacht worden aan de volgende activiteiten: het aantrekken van een projectleider voor de coördinatie van de gesubsidieerde activiteiten, het afsluiten van contracten met leveranciers, het budgetbeheer, de verdeling van de subsidie onder de deelnemers en de verantwoording (inclusief het laten opstellen van een accountantsverklaring), het regelen van de randvoorwaarden voor het samenwerkingsverband, het onderhouden van de contacten met de subsidieverstrekker en het afstemmen met het Programma en de vertegenwoordigers van de sectoren.\n \n \n \n 2.3\n Subsidievoorwaarden\n \n Bij het Programma en de Kickstart Medicatieoverdracht zijn de volgende sectoren betrokken: Geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en forensische zorg (GGZ); Gehandicaptenzorg (GZ); Huisartsenzorg (HZ); Medisch specialistische zorg (MSZ); Mondzorg (MZ); Openbare farmacie (OF); Publieke gezondheid (PG); Trombosezorg (TZ); Wijkverpleging en verpleeghuiszorg (VVT); Patiënt en Cliënt.\n De subsidie kan verleend worden aan een samenwerkingsverband dat voldoet aan de volgende voorwaarden.\n \n In een samenwerkingsverband:\n \n \n \n a.\n zijn ten minste 5 van de bovengenoemde sectoren betrokken, waaronder in ieder geval de sectoren Huisartsenzorg, Medisch specialistische zorg, Openbare farmacie en de sector Patiënt en cliënt;\n \n \n b.\n worden de sectoren openbare Farmacie en Huisartsenzorg elk vertegenwoordigd door maximaal 2 zorgaanbieders, en de overige sectoren door maximaal 1 zorgaanbieder;\n \n \n c.\n worden minimaal de volgende ICT-systemen gebruikt, die in de Kickstart worden aangepast conform MP9 en de daaraan gerelateerde gegevensdienst: een Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS), een Huisarts Informatie Systeem (HIS), een Apotheek Informatie Systeem (AIS), een Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS) en een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) in de vorm van Dienstverlener Persoonsdomein (DVP) en een Dienstverlener Zorgaanbiedersdomein (DVZA), en bij voorkeur een elektronische Toedienregistratie (eTDR) en een Trombosedienstinformatiesysteem (TRIS);\n \n \n d.\n is per sector ten minste één ICT-leverancier aanwezig van de systemen, bedoeld onder c, die MP9 zal implementeren; en sluiten de zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun als bedoeld in paragraaf 2.5 voor activiteit 2 (beschreven in paragraaf 2.2); en\n \n \n e.\n de penvoerder sluit een de-minimis overeenkomst als bedoeld in paragraaf 2.5 over staatssteun voor activiteit 4 (beschreven in paragraaf 2.2.\n \n \n Voor de limitering onder b is gekozen in verband met de beheersing en het beschikbare budget voor de Beleidsregel.\n \n \n \n 2.4\n Subsidieverplichtingen\n \n De subsidieontvanger verplicht zich bij het verkrijgen van de subsidie tot de volgende algemene en specifieke subsidieverplichtingen:\n \n Algemeen:\n \n \n \n a)\n De Kickstart Medicatieoverdracht wordt uitgevoerd in nauw overleg en afstemming met het Programma en de sectorvertegenwoordiging, zoals uiteengezet in het voornoemd Plan van aanpak Kickstart.\n \n \n b)\n De deelnemers aan het samenwerkingsverband committeren en conformeren zich aan de stappen en de planning van de Kickstart Medicatieoverdracht, zoals bedoeld in het Plan van aanpak Kickstart;\n \n \n c)\n Op de subsidie zijn de subsidieverplichtingen uit hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing, waaronder de meldingsplicht van artikel 5.7. Ingevolge de meldingsplicht dient de subsidieontvanger onverwijld aan de Minister van VWS te melden indien (1) aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie verstrekt is niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, (2) aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen en (3) wanneer zich andere omstandigheden (zullen) voordoen die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Als een van de drie hierboven beschreven situaties zich voordoet, is het van belang dat de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Ook dient de subsidieontvanger melding te maken als er sprake is van onderbesteding – dat wil zeggen wanneer er minder subsidie wordt tuitgegeven dan in eerste instantie beraamd – wanneer de activiteiten worden verricht. Ook indien een samenwerkingsverband haar samenstelling gedurende de subsidieperiode wenst te wijzigen is dat een voor de subsidiëring relevante omstandigheid waarvan melding moet worden gemaakt bij de Minister van VWS, naar aanleiding waarvan het besluit tot subsidieverlening zo nodig kan worden herzien. Dit betekent dat die melding onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan aan de meldingsplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er bij de subsidievaststelling een bepaald percentage in mindering wordt gebracht op het bedrag van de verleende subsidie. Deze percentages en de voorwaarden waaronder deze mindering op het subsidiebedrag kan worden toegepast zijn te vinden in artikel 3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS. Een melding kan worden ingediend, onder vermelding van het subsidienummer bij: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl\n \n \n d)\n Op grond van artikel 5.5 van de Kaderregeling kan de Minister verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Bij subsidies die worden verstrekt op grond van het onderhavige beleidskader wordt van een subsidie ontvangend samenwerkingsverband verlangd om eenmaal per 12 maanden tijdens de subsidieperiode inhoudelijk en financieel verslag te doen van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. In het besluit tot subsidieverlening zal worden gespecifieerd wanneer en op welke wijze verslag moet worden gedaan.\n \n \n \n Ten aanzien van de penvoerder:\n \n \n \n a)\n De penvoerder sluit een samenwerkingsovereenkomst met de verschillende deelnemers van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De penvoerder sluit na de subsidieverlening mede namens de betrokken zorgaanbieder en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren contracten met de betrokken ICT-leveranciers voor de nodige aanpassingen van de betrokken informatiesystemen, begeleiding van de zorgaanbieders bij de praktijktesten en de eerste begeleide uitrol en voor kennisdeling.\n \n \n c)\n De penvoerder onderhoudt de contacten met de relevante medewerkers van het Programma en overige belanghebbende partijen voor de realisatie van de Kickstart.\n \n \n \n Ten aanzien van de zorgaanbieder:\n \n \n \n a)\n De zorgaanbieder ondertekent de samenwerkingsovereenkomst, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n \n \n b)\n De zorgaanbieder levert een actieve bijdrage aan kennisuitwisseling van de ervaringen in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n c)\n De zorgaanbieder benut, naast het Programma en het samenwerkingsverband, de actieve ondersteuning vanuit de eigen sector, om de generieke toepasbaarheid binnen de verschillende sectoren, werkprocessen en systemen te borgen.\n \n \n d)\n De zorgaanbieder draagt zorg voor het werven van voldoende patiënten, waarmee het aantoonbaar uitwisselen van medicatiegegevens met deze patiënten conform MedMij, de hiervoor genoemde gegevensdienst, is gerealiseerd in de subsidieperiode.\n \n \n \n Ten aanzien van de ICT:\n \n De penvoerder van het samenwerkingsverband zal met de betrokken zorgaanbieder(s) in het samenwerkingsverband en in nauwe samenwerking met het Programma en de daarin participerende sectoren een contract afsluiten met de ICT-leveranciers voor de aanpassing van de ICT-systemen.\n Bij die aanpassingen (van de ICT-systemen) gelden de volgende eisen:\n \n \n a.\n alle functionele en technische specificaties van MP98Het is noodzakelijk dat daarbij de laatste beschikbare versie wordt gerealiseerd. Zie in dit verband de opmerkingen als bedoeld in paragraaf 1.3. van dit beleidskader. en de bijbehorende MedMij gegevensdienst worden gerealiseerd conform de stappen en de planning van het Plan van aanpak Kickstart; waarbij voor bronsystemen geldt dat deze conform AORTA afsprakenstelsel 8.2 worden gerealiseerd;\n \n \n b.\n de te betrekken ICT-leverancier van een bronsysteem heeft uiterlijk 3 maanden na start van de bouw een aansluiting op de Landelijk Schakelpunt (LSP) testomgeving gerealiseerd waarmee kan worden uitgewisseld op basis van MP9;\n \n \n c.\n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis van de informatiestandaard MP9;\n \n \n d.\n de desbetreffende ICT-leverancier zal worden gevraagd om een ontwikkelroadmap en intentieverklaring die de juiste prioriteit geven aan de benodigde aanpassingen;\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband verplicht de ICT-leverancier:\n \n \n –\n resultaten en inzichten over de implementatie van MP9 te delen met andere leveranciers, het samenwerkingsverband, de eigen sector en het Programma; en\n \n \n –\n een actieve bijdrage te leveren aan de evaluatie en draaiboeken voor de latere brede implementatie; en\n \n \n –\n mee te werken aan het gelijktijdig laten oplopen met andere samenwerkingsverbanden die deelnemen aan de Kickstart, ten behoeve van het behalen van een gezamenlijk en onderling vergelijkbaar resultaat. Dit alles onder coördinatie van het Programma.\n \n \n –\n de kosten voor ICT aanpassingen waarvoor een vergoeding is verkregen in het kader van de Kickstart Medicatieoverdracht op geen enkele wijze door te berekenen aan andere zorgaanbieders die niet deelnemen aan de Kickstart Medicatieoverdracht.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.5\n Staatssteun\n \n Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) merkt steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, aan als onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Met andere woorden, overheden mogen ondernemingen niet financieel begunstigen als daardoor de concurrentie kan worden vervalst en de handel tussen EU-lidstaten kan worden beïnvloed. Een van de toetsingscriteria hiervoor betreft de vraag of sprake is van een onderneming die een economische activiteit verricht. Op basis van de activiteiten zoals genoemd in paragraaf 2.2. kan hierover het volgende worden gezegd.\n \n Activiteit 1 – het aanpassen van de ICT-systemen – is een economische activiteit. Subsidie voor deze activiteit dient volledig marktconform te worden besteed aan de ICT-leveranciers. Indien de inhuur van de ICT-leveranciers voor de gesubsidieerde activiteiten door middel van een open, transparante en non-discriminatoire procedure en tegen marktconforme tarieven geschiedt, is er geen sprake van staatssteun aan de ICT-leveranciers. Dezelfde redenatie gaat op voor activiteit 4, activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband. Voor de organisatie van het samenwerkingsverband wordt namelijk gebruik gemaakt van een externe projectleider die op basis van een marktconform tarief zal worden ingehuurd. Mogelijk zijn er voor activiteit 4 kosten die niet marktconform kunnen worden besteed. In dat geval geldt dat deze kosten worden aangemerkt als de-minimissteun9Op basis van de reguliere de-minimisverordening kan de overheid over een periode van drie belastingjaren tot € 300.000 aan steun aan een onderneming verstrekken, zonder dat sprake is van staatssteun.. Dit betekent dat deze kosten mee worden genomen in de-minimisruimte van de penvoerder van het samenwerkingsverband. Ingevolge de regels van de-minimis zijn dergelijke kosten gemaximeerd op een bedrag van € 300.000 over drie belastingjaren en zal de penvoerder een de-minimisverklaring moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening.\n Voor het deel van de subsidie dat ziet op implementatie-ondersteuning – activiteit 2 – zal de individuele zorgaanbieder aan het samenwerkingsverband belast worden met het verrichten van een zogenaamde dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Hiertoe zal met de verschillende zorgaanbieders een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun worden gesloten. Het gaat hier namelijk om economische activiteiten die het algemeen belang dienen en die de markt, zonder overheidsoptreden, niet of niet onder dezelfde voorwaarden inzake objectieve kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling of algemene toegang zou verrichten. Subsidie voor activiteit 2 is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 750.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. De penvoerder zal, voordat er kan worden overgegaan tot subsidieverlening, een DAEB de-minimis overeenkomst inclusief een verklaring DAEB de-minimissteun van de zorgaanbieder moeten overleggen, zoals bedoeld in paragraaf 4.2.\n In het geval een zorgaanbieder ook als penvoerder optreedt binnen het samenwerkingsverband moet de de-minimissteun worden gecumuleerd met de DAEB de-minimissteun. Een voorbeeld om te verduidelijken: indien een zorgaanbieder, zijnde de penvoerder, € 200.000 van zijn de-minimisruimte gebruikt voor activiteit 4 (activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband), blijft er een bedrag van € 450.000 over als DAEB de-minimissteun voor activiteit 2 (De implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieder).\n \n Activiteit 3 – kennisdeling – is een niet-economische activiteit, waardoor subsidie voor deze activiteit geen staatssteun vormt. Hierbij gaat het om het delen van kennis met andere geïnteresseerde partijen (zoals andere samenwerkingsverbanden, leveranciers en sectoren) met als doel het profiteren van elkaars ervaringen en kennis.\n Indien het voorgaande in acht wordt genomen bij de subsidieverstrekking levert de Beleidsregel geen ongeoorloofde staatssteun op.\n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n – Subsidieplafond en wegingscriteria\n \n \n \n 3.1\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n Voor de Beleidsregel is voor de periode van 15 april 2022 tot en met 31 december 2025 een bedrag van maximaal € 28.300.000 beschikbaar.\n De Minister van VWS kan subsidie verstrekken voor de activiteiten die worden genoemd in paragraaf 2.2. De subsidie aan de penvoerder ten behoeve van het samenwerkingsverband bedraagt niet meer dan een door de Minister van VWS vast te stellen bedrag, overeenkomstig een door de Minister van VWS goed te keuren activiteitenplan en begroting.\n Ten aanzien van de kosten voor ICT geldt dat alleen een redelijke en gemaximeerde (marktconforme) vergoeding subsidiabel is voor de noodzakelijke aanpassingen en bouw van de ICT-voorziening. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 1. Overige kosten zoals kosten voor beheer en onderhoud, migratiekosten of licentiekosten zullen niet worden vergoed. Verder wordt aan een samenwerkingsverband geen subsidie verstrekt indien zij voor dezelfde activiteiten reeds eerder subsidie heeft ontvangen. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Ten aanzien van de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van de richtlijn en MP9 geldt dat alleen redelijke en gemaximeerde kosten subsidiabel zijn, die bovendien de DAEB-de-minimis ruimte niet mogen overschrijden. Subsidie voor deze activiteit is ingevolge de regels van de DAEB de-minimis gemaximeerd op een bedrag van € 750.000 over drie belastingjaren per zorgaanbieder. Voor maximale vergoedingen die worden gehanteerd wordt verwezen naar de bedragen als genoemd in bijlage 2. Deze bedragen zijn gebaseerd op de systematiek die is gehanteerd in de sectorale BIA’s. Redelijke kosten zijn kosten die binnen de maximale bedragen per post vallen en een onderbouwing kennen die door het Programma van een positief advies is voorzien.\n Het samenwerkingsverband maakt in het activiteitenplan en in de begroting per sector en zorgaanbieder inzichtelijk welke activiteiten en bijbehorende financiering worden voorzien. Voor de activiteiten die voor de sector Openbare farmacie worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen. Voor de activiteiten die voor de overige sectoren en de penvoerder worden aangevraagd is een bedrag van maximaal € 20.800.000 beschikbaar voor de ingediende subsidieaanvragen.\n De ontvangen aanvragen worden eerst getoetst aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in paragraaf 2.3. Pas als aan deze subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan een samenwerkingsverband voor subsidiëring in aanmerking komen. Vervolgens wordt getoetst of het subsidiebedrag van alle aanvragen gezamenlijk:\n \n \n −\n het subsidieplafond niet overschrijdt;\n \n \n −\n het bedrag van € 7,5 miljoen niet overschrijdt voor de activiteiten voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n −\n het bedrag van € 20.800.000 niet overschrijdt voor de activiteiten voor de overige sectoren en de penvoerder.\n \n \n Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen komen in beginsel voor subsidie in aanmerking, totdat het subsidieplafond van € 28.300.000 en het toegespitste bedrag voor Openbare farmacie dan wel voor de overige sectoren en de penvoerder wordt bereikt. Indien daarvan sprake is, zullen de aanvragen onderling worden gewogen.\n De aanvragen zullen dan worden beoordeeld en gerangschikt naar geschiktheid aan de hand van de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Daarna zal subsidie worden verleend aan de aanvraag of aanvragen die het best scoren op de wegingscriteria. Het Ministerie van VWS zal bij deze beoordeling aan de hand van de wegingscriteria advies inwinnen van het Programma.\n Als het subsidieplafond door het toewijzen van aanvragen die gelijk geschikt zijn na weging alsnog zou worden overschreden, dan wordt de toekenning van die aanvragen door loting bepaald. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste 2 waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.\n \n \n \n 3.2\n Wegingscriteria\n \n De Kickstart Medicatieoverdracht beoogt een zo breed mogelijke ervaring op te doen met de implementatie van en de werking van MP9 en de richtlijn Medicatieoverdracht. Het Programma zal het Ministerie van VWS adviseren in welke mate het desbetreffende samenwerkingsverband deze brede ervaring kan realiseren, en zulks op basis van de aanvraag en het aangevraagde subsidiebedrag. Dat gebeurt aan de hand van onderstaande wegingscriteria Dit betekent dat voorrang wordt gegeven aan de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om daaraan bij te dragen. Aan de wegingscriteria zal een puntentelling worden toegekend, zoals weergegeven in bijlage 3. De uiteindelijke puntentelling wordt neergelegd in een advies van het Programma aan het Ministerie van VWS.\n Daarbij zijn de onderstaande elementen van belang die elk zullen worden voorzien van gewicht. De eerste twee criteria zien op het samenwerkingsverband en de deelnemende zorgaanbieders. Het derde en vierde criterium betreffen de beoogde ICT-leverancier en -systemen. Het vijfde criterium betreft de combinatie van de te subsidiëren samenwerkingsverbanden.\n 1. Aantallen\n Er is een voorkeur voor een samenwerkingsverband waarbij de medicatieoverdracht van zo veel mogelijk (voor medicatieoverdracht relevante) patiënten in een zo breed mogelijke keten van zorgaanbieders kan worden gerealiseerd in de Kickstart Medicatieoverdracht. Daarom wordt ter beoordeling van de aanvraag gekeken naar:\n \n \n a.\n het aantal betrokken sectoren;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om een zo breed mogelijk extra aantal use cases rondom medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer de volgende use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren en gedeeld voorschrijverschap;\n \n \n c.\n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg en de sector Openbare farmacie;\n \n \n d.\n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren;\n \n \n 2. Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n Het gaat daarbij om aantoonbare ervaring en/of kennis van (de deelnemers van) het samenwerkingsverband met/omtrent:\n \n \n a.\n sector-overstijgende samenwerking;\n \n \n b.\n de richtlijn en MP9;\n \n \n c.\n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband;\n \n \n d.\n samenwerking met de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders;\n \n \n e.\n betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n f.\n het aantoonbaar en actief opvragen van gegevens door Patiënten en Cliënten vanuit een MedMij PGO (hierna: PGO);\n \n \n g.\n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zal worden verleend.\n \n \n 3. Techniek en aantallen\n De technische criteria zien op de volgende aspecten:\n \n \n a.\n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht;\n \n \n b.\n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (15 april 2022, uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP);\n \n \n c.\n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals het toedienen in de ambulante setting;\n \n \n d.\n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s);\n \n \n e.\n het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n \n f.\n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’\n \n \n g.\n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van Clinical Document Architecture (CDA) naar Fast Healtcare Interoperability Resources (FHIR).\n \n \n h.\n de leverancier heeft een klantenkring met een brede vertegenwoordiging, waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt.\n \n \n 4. Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n De te betrekken ICT-leverancier:\n \n \n a.\n heeft ervaring met het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken), bijvoorbeeld door bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12 en MedMij gegevensdienst 31;\n \n \n b.\n is betrokken bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht;\n \n \n c.\n doet al langere tijd actief mee aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of Proof of Concept (PoC’s) medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest.\n \n \n 5. De samenstelling van de combinatie van samenwerkingsverbanden.\n Ondanks dat een samenwerkingsverband op de hiervoor genoemde wegingscriteria hoog kan scoren is enkel deze score niet doorslaggevend. Er zal namelijk ook gekeken worden naar de combinatie van samenwerkingsverbanden die een subsidieaanvraag hebben ingediend.\n Dit criterium ziet op de ingediende aanvragen en in hoeverre de combinatie van de subsidieaanvragen bijdraagt aan het doel van het beleidskader, namelijk het streven om zo veel mogelijk ervaring op te doen in de Kickstart Medicatieoverdracht met de richtlijn en MP9 in de keten, binnen het beschikbare budget. Het beoordelen van de combinatie van samenwerkingsverbanden gaat op de volgende wijze:\n \n \n a)\n Aanvragen zullen eerst worden gerangschikt op basis van de punten die zijn verkregen bij de beoordeling van de wegingscriteria onder punt 1 tot en met 4. De hoogst scorende aanvraag zal daarbij worden geplaatst op plek 1. De daarna best scorende aanvraag zal worden geplaatst op plek 2. Dit gaat zo door totdat alle subsidieaanvragen zijn gerankt.\n \n \n b)\n Vervolgens wordt er gekeken welke combinaties van twee samenwerkingsverbanden het mogelijk maken om minimaal twee samenwerkingsverbanden te subsidiëren gelet op het beschikbare bedrag (het subsidieplafond) afgezet tegen de ingediende begrotingen van de twee aanvragen.\n \n \n c)\n Vervolgens wordt er een ranking opgesteld, waarbij geldt dat de punten van de individuele samenwerkingsverbanden bij elkaar worden opgeteld en de combinatie met het hoogste aantal punten bovenaan komt te staan.\n \n \n d)\n Vervolgens wordt de subsidie toegekend aan de hoogste op de ranking voorkomende combinatie van samenwerkingsverbanden die vervolgens moeten voldoen aan de twee volgende criteria:\n \n \n i.\n er zijn minimaal twee verschillende ICT- leveranciers verdeeld over twee samenwerkingsverbanden betrokken voor de sector Openbare farmacie; en\n \n \n ii.\n de combinatie van de twee samenwerkingsverbanden bevatten opgeteld minimaal 7 sectoren;\n \n \n \n \n Mocht er nog subsidiebudget overblijven na bovengenoemde beoordeling en er is een aanvraag die qua begroting binnen deze resterende financiële ruimte blijft, dan zal die eveneens worden ingewilligd, op volgorde van de ranking als bedoeld onder a.\n \n \n \n \n \n \n \n Voorbeeld:\n Stap a.\n Er zijn 4 aanvragen die als volgt zijn gerangschikt naar aanleiding van de weging van 1-4:\n Nr 1. Regio v, 35 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 8 miljoen overige sectoren.\n Nr 2. Regio x, 30 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen Sector Openbare farmacie en € 9 miljoen overige sectoren.\n Nr 3. Regio y, 20 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 11 miljoen overige sectoren\n Nr 4. Regio z, 18 punten, aanvraagbudget € 2,5 miljoen sector Openbare farmacie en € 12 miljoen overige sectoren\n Stap b: Op basis hiervan kunnen -gelet op het maximale subsidieplafond van € 25 miljoen en het beschikbare bedrag (€ 7,5 miljoen voor de sector Openbare farmacie en € 20 miljoen voor de overige sectoren)- de volgende combinaties worden gemaakt:\n Nr 1 en nr 2: samen 65 (35+30) punten\n Nr 1 en nr 3: samen 55 (35+20) punten\n Nr 1 en nr 4: samen 53 (35+18) punten\n Nr 2 en nr 3: samen 50 (30+20) punten\n Stap c: op basis van de opgetelde puntentelling staat de combinatie van nr 1 met nr 2 bovenaan.\n Stap d: Als we kijken naar de criteria die daar worden genoemd blijkt de best scorende combinatie van nr 1 en nr 2 niet te voldoen, omdat er bijvoorbeeld geen 7 sectoren deelnemen. De volgende op deze ranklijst, de combinatie van nr 1 met nr 3, voldoet wel. De gunning gaat daarom naar aanvraag nr 1 en nr 3.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n – Subsidiesystematiek en aanvraagprocedure\n \n \n \n 4.1\n Subsidiesystematiek\n \n Op verstrekking van deze subsidie is zowel de Kaderregeling als de onderhavige Beleidsregel van toepassing. Subsidies die op grond van de Beleidsregel worden verstrekt zijn projectsubsidies als bedoeld in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Bij deze projectsubsidies wordt voorafgaand aan het uitvoeren van de activiteiten onder de Beleidsregel subsidie aangevraagd. Kosten voor activiteiten die voorafgaand aan de subsidieaanvraag worden gemaakt komen niet voor subsidie in aanmerking.\n De subsidieaanvraag bevat een activiteitenplan en de begroting, toegelicht per (deel)activiteit en per sector/zorgaanbieder.\n De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot maximaal het verleende bedrag, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling.\n \n \n \n 4.2\n Aanvraagprocedure\n \n Een samenwerkingsverband dat belangstelling heeft voor de Kickstart Medicatieoverdracht en voor subsidie in aanmerking wenst te komen dient contact op te nemen met het Programma. Dit kan door een e-mail te sturen naar: medicatieoverdracht@nictiz.nl.\n Het Programma zal het samenwerkingsverband begeleiden bij de aanvraag en deze toetsen op het voldoen aan de voorwaarden en de haalbaarheid van de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 2. Tevens zal het Programma, zo nodig, het samenwerkingsverband adviseren bij de contractering van de ICT-leveranciers.\n Voor een subsidieaanvraag wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 15 april 2022 ontvangen.\n De situatie kan zich voordoen dat met het toewijzen van de op 15 april 2022 ingediende aanvragen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, het subsidieplafond nog niet wordt bereikt. In dat geval wordt aan een beoordeling van de aanvragen op grond van de wegingscriteria van paragraaf 3.2 niet toegekomen. Het resterende beschikbare subsidiebedrag wordt dan op gelijke wijze als in hoofdstuk 3 beschreven toegekend aan de aanvragen die uiterlijk 1 september 2022 zijn ontvangen, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in hoofdstuk 2, en het best scoren op de wegingscriteria uitgezet in paragraaf 3.2. Indien de situatie zich voordoet dat het subsidieplafond wel wordt bereikt, zullen de aanvragen gewogen moeten worden gewogen ten aanzien van wegingscriterium 5 (combinatie van samenwerkingsverbanden) in relatie tot de samenwerkingsverbanden waaraan in de eerste ronde subsidie is verleend.\n De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling. In het activiteitenplan wordt tevens uiteengezet op welke wijze aan de voorwaarden wordt voldaan. Daarbij worden de volgende documenten meegezonden:\n \n \n −\n uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;\n \n \n −\n een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeven van het verrichten van activiteit 4;\n \n \n −\n een samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband. Onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst is een verklaring dat de deelnemende partijen niet eerder subsidie hebben ontvangen voor dezelfde werkzaamheden.\n \n \n −\n een verklaring van het Programma dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in hoofdstuk 2 en over de haalbaarheid van de verplichtingen.\n \n \n Voor bovengenoemde formulieren en documenten zijn formats opgenomen op de website van DUS-I: www.dus-i.nl/subsidies/kickstart-medicatieoverdracht.\n Indien een ICT-leverancier bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken is bij de Kickstart Medicatieoverdracht wordt daarvan expliciet melding gemaakt door de penvoerder bij het Ministerie van VWS. Dit kan door een e-mail te sturen naar: kickstartmedicatieoverdracht@minvws.nl.\n De Minister van VWS besluit binnen 13 weken na afloop van de aanvraagtermijn van 15 april 2022 respectievelijk 1 september 2022 op de binnengekomen aanvragen. Het Ministerie van VWS zal, voorafgaand aan het besluit, advies van het Programma inwinnen over welke aanvragen het meest voldoen aan (een aantal van) de wegingscriteria, bedoeld in paragraaf 3.2. Dit advies wordt als motivering bij het te nemen subsidiebesluit gevoegd. Indien advies wordt ingewonnen kan de beslistermijn met maximaal 6 weken worden verlengd.\n \n \n \n 4.3\n Verantwoording en vaststelling\n \n Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, overeenkomstig artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Kaderregeling ingediend binnen 22 weken na afloop van de subsidieperiode, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.\n Een subsidie ontvangend samenwerkingsverband legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag, overeenkomstig artikel 7.8, eerste lid, van de Kaderregeling. Per sector en zorgaanbieder zullen daarbij de activiteiten en de financiële verantwoording inzichtelijk worden gemaakt. Het financieel verslag dient aan te sluiten bij de begroting, is per post van een toelichting voorzien, overeenkomstig artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling, en gaat vergezeld van door de accountant opgestelde controleverklaring en een rapport van feitelijke bevindingen (artikel 7.8 lid 2 Kaderregeling).\n In aanvulling op de Kaderregeling omvat het activiteitenverslag mede de volgende bijlagen:\n \n \n −\n een verklaring door het Programma dat bij het aflopen van de subsidieperiode MP9 in combinatie met de richtlijn is geïmplementeerd in de betrokken systemen. Daarin wordt vastgesteld dat de implementatie is aangetoond door de validatietest en een rapportage van het Programma die de berichtenuitwisseling over het LSP in productie van de deelnemende zorgaanbieders aantoont. Indien de technische implementatie niet compleet is afgerond wordt door het Programma toegelicht wat de reden daarvan is en de impact.\n \n \n −\n een verklaring per sectorvertegenwoordiging dat de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn door de zorgaanbieder is gerealiseerd tot en met de eerste begeleide uitrol zoals beschreven in het Plan van aanpak Kickstart. Indien de implementatie niet compleet is afgerond wordt door de sectorvertegenwoordiging toegelicht wat de redenen en de impact daarvan is.\n \n \n De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, overeenkomstig artikel 7.8, vierde lid, van de Kaderregeling, verminderd met een bedrag voor de (deel-)activiteiten die niet zijn gerealiseerd of uitgevoerd.\n \n \n \n 4.4\n Administratieve lasten\n \n De administratieve lasten bestaan uit de onderdelen opstellen subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage en eindverantwoording. De verwachting is dat er maximaal tussen de 5 en 10 subsidieaanvragen ingediend gaan worden waaruit er twee geselecteerd zullen worden. Voor de bepaling van de administratieve belasting gaan we uit van 7 subsidieaanvragen, waarvoor 400 uur benodigd is. We gaan uit van 40 uur voor een tussentijdse rapportage op 2 momenten en van 80 uur voor een eindverantwoording. Er wordt hierbij gerekend met een gemiddeld maximaal tarief van € 80 exclusief btw\n Dit leidt tot de volgende administratieve lasten:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderdeel\n \n \n Aantal\n \n \n Uren\n \n \n Kosten\n \n \n \n \n \n \n Subsidieaanvraag\n \n \n 7\n \n \n 400\n \n \n € 224.000\n \n \n \n \n Tussentijdse rapportage\n \n \n 2 x 2\n \n \n 40\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Eindverantwoording\n \n \n 2\n \n \n 80\n \n \n € 12.800\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n € 249.600\n \n \n \n \n \n Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier (ATR-2109) niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.\n \n \n \n 4.5\n Herziening subsidie in 2024\n \n Een subsidieaanvrager die uiterlijk 15 september 2022 een subsidieaanvraag heeft ingediend, als bedoeld in paragraaf 4.2, kan een aanvraag tot herziening van de subsidieverlening indienen. Deze herziening kan worden ingediend met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst tot en met 30 september 2024. Voor de herziening van de subsidieverlening wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Daarbij moeten de volgende documenten worden aangeleverd:\n \n \n −\n een herzien activiteitenplan en een herziene begroting, overeenkomstig artikel 3.3 van de Kaderregeling;\n \n \n −\n een uitvoeringsovereenkomst DAEB de-minimis inclusief verklaring DAEB de-minimissteun van alle deelnemende zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband ten behoeve van het verrichten van activiteit 2;en\n \n \n −\n een de-minimis verklaring van de penvoerder ten behoeve van het verrichten van activiteit 4 indien kosten voor deze activiteit niet marktconform kunnen worden besteed.\n \n \n Met de herziening tot subsidieverlening kan aanvullende subsidie worden aangevraagd voor activiteiten 2 en 4. Het gaat hierbij om de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders en activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband). Deze activiteiten zijn omschreven in paragraaf 2.2. Er kan voor maximaal € 400.000 subsidie worden verstrekt verdeeld over activiteiten 2 en 4. Deze activiteiten moeten uiterlijk 31 december 2025 zijn afgerond.\n \n \n \n \n Bijlage\n 1\n Maximale vergoedingen voor de kosten van ICT\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die gemoeid zijn met het implementeren van MP9 in de ICT-systemen die door de zorgaanbieders in het samenwerkingsverband worden gebruikt. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Vergoedingsbedragen bouwkosten\n Deelnemende ICT-leveranciers komen in aanmerking voor de volgende maximale vergoeding voor aanpassen van de zorginformatiesystemen (XIS) conform de eisen en technische specificaties ten behoeve van MP9 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 1):\n \n \n \n \n \n \n \n Apotheekinformatiesysteem\n \n \n € 1.740.000\n \n \n \n \n Huisartsinformatiesysteem\n \n \n € 1.180.000\n \n \n \n \n Ziekenhuisinformatiesysteem\n \n \n € 1.440.000\n \n \n \n \n Elektronisch voorschrijfsysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n Trombosedienstinformatiesysteem\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n elektronische Toedienregistratie\n \n \n € 1.320.000\n \n \n \n \n \n Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) Dienstverlener in het persoonsdomein (DVP) € 75.000\n De vergoeding voor de ICT-systemen is een redelijke vergoeding voor een gemiddeld systeem binnen een bepaalde sector voor het implementeren van de scope zoals verwoord in het Plan van aanpak Kickstart. De maximale bedragen voor een redelijke vergoeding zijn gebaseerd op een door Nictiz en VZVZ uitgevoerde bouwkostenanalyse. Geen vergoeding is beschikbaar voor een Dienstverlener in het zorgaanbiedersdomein (DVZA).\n Een ICT-leverancier kan met ten minste één XIS-type meedoen om in aanmerking te komen voor een volledige vergoeding. Indien een ICT-leverancier met meer dan één XIS-type wil deelnemen is het aan de penvoerder, geadviseerd vanuit het Programma, om vast te stellen dat alleen die componenten worden vergoed die daadwerkelijk worden ontwikkeld. Hergebruik van componenten is mogelijk, maar kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht.\n Activiteiten kunnen maximaal één keer vergoed worden. Als in het kader van een andere regeling onderdelen die zijn meegenomen in bovenstaande bedragen (deels) al vergoed zijn dan zullen ze in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale bedragen. Specifiek wordt hier al genoemd dat bedragen die in het kader van de fase 1 van de VIPP Farmacie worden vergoed in mindering worden gebracht op bovenstaande maximale vergoeding voor een Apotheekinformatiesysteem.\n Aanvullende vergoedingen\n Voor elke deelnemende ICT-leverancier gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen. Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Voor een PGO-leverancier\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 20.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 30.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor overige ICT-leveranciers\n Voor ondersteuning in begeleiding van de zorgaanbieders tijdens labtesten, praktijktesten en de eerste begeleide uitrol een vergoeding van:\n \n \n –\n € 60.000 in het geval de leverancier deelneemt in 1 regio;\n \n \n –\n € 90.000 in het geval de leverancier deelneemt in 2 regio’s.\n \n \n Voor elke ICT-leverancier:\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n \n Bijlage\n 2\n Maximale vergoedingen voor de penvoerder van het samenwerkingsverband en de zorgaanbieders\n \n De onderhavige bijlage bevat de maximale vergoedingen voor de kosten die een zorgaanbieder maakt voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen. Alle genoemde bedragen zijn maximale bedragen, exclusief BTW en afgerond.\n Hierbij geldt een maximum uurtarief van € 100 exclusief btw.\n Penvoerder samenwerkingsverband\n De penvoerder van het samenwerkingsverband komt in aanmerking voor de volgende maximale vergoedingen:\n \n \n –\n Voor activiteiten rondom de organisatie van het samenwerkingsverband € 790.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 4, hierbij geldt een de-minimis van € 300.000);\n \n \n –\n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n \n \n Zorgaanbieders\n Deelnemende zorgaanbieders komen in aanmerking voor een vergoeding voor de implementatie van MP9 in combinatie met de richtlijn in de werkprocessen van de zorgaanbieders (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 2). Het gaat hierbij om maximale vergoedingen per zorgaanbieder. Er is geen mogelijkheid om bedragen uit te wisselen tussen de verschillende zorgaanbieders binnen een samenwerkingsverband.\n Er wordt onderscheid gemaakt tussen:\n A. deelactiviteiten voor de uitrol zoals die benoemd zijn in de sectorale Business Impact Analyses (BIA’s): 1. projectmanagement 2. projectondersteuning, 3. proces- en inhoudelijke implementatie, 4. voorlichting, 5. volgen opleiding, 6. verzorgen opleiding, 7. super-users en 8. toegangsvoorziening via UZI-passen, en daarnaast\n B. aanvullende deelactiviteiten specifiek voor de Kickstart: 1. aanvullend projectmanagement, 2. aanvullende projectondersteuning, 3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, 1e begeleide uitrol en evaluatie en 4. aansluiting/ontsluiting.\n A. Vergoedingen op basis van de Business Impact Analyses (BIA’s)\n Bij de voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in het contact met het Programma bepaald wat de maximale vergoeding is voor bovengenoemde posten op basis van de sectorale BIA (omdat deze kostenposten deels afhankelijk zijn van de omvang van de zorginstelling en het aantal en de aard van de medewerkers). Hierbij geldt het volgende:\n Een vergoeding wordt verstrekt voor A.1, A.2, A.3, A.6, A.8 en daarnaast geldt specifiek voor:\n A.4 voorlichting\n Voor het onderdeel volgen voorlichting wordt geen vergoeding gegeven. Dit wordt gezien als niet-vergoede tijdsinzet door de zorgaanbieder.\n A.5 volgen opleiding\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het volgen van scholing voor zorgaanbieders in de sector VVT Thuiszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.7 super-users\n Een vergoeding wordt verstrekt voor het collegiaal optreden als super-user in de sectoren VVT Thuiszorg, Gehandicaptenzorg en Geestelijke gezondheidszorg.\n Het gaat hierbij om een vergoeding van maximaal 90% van de betreffende kosten.\n A.8 toegangsvoorziening via UZI-passen\n Het systeem van de UZI-passen is aan ontwikkeling onderhevig (vernieuwing, mandatering, conditionele query). Ter voorbereiding van de subsidieaanvraag wordt in afstemming met het Programma vastgesteld wat de inrichting van het systeem met de UZI-passen voor betreffende zorgaanbieder bij de Kickstart wordt, en welke extra medewerkers de beschikking over een UZI-pas moeten krijgen. Deze post binnen de subsidie geldt als een reservering. Vlak voor de livegang van de 1e begeleide uitrol wordt vastgesteld wat het benodigde extra aantal UZI-passen is en wordt toestemming verleend door het Programma en VWS om deze te bestellen. Als een alternatieve toegangsvoorziening in plaats van UZI moet worden toegepast, dan wordt in overleg met het Programma en VWS vastgesteld welk deel van de financiële reservering voor de UZI-passen hiervoor ingezet kan worden (in samenhang met de vergoeding voor de post B.4. aansluiting/ontsluiting)\n Bij de maximale vergoedingen voor de verschillende posten op basis van de BIA wordt ook een financiële begrenzing gehanteerd gebaseerd op een maximaal aantal medewerkers. Het gaat hierbij om die medewerkers bij een zorgaanbieder die betrokken zijn bij medicatieoverdracht. Hierbij is onderscheid tussen sectoren:\n Medisch specialistische zorg: 1750 medewerkers10Specifiek voor Medisch specialistisch zorg geldt aanvullend voor de BIA-posten projectmanagement en projectondersteuning (die wat omvang betreft afhankelijk zijn van de categorie ziekenhuis) een maximum dat niet boven dat van de categorie ‘algemeen ziekenhuis’ uit kan komen. En waarbij het maximum wordt aangepast naar rato van het deel van het ziekenhuis dat deelneemt aan de Kickstart.\n Openbare farmacie: 50 medewerkers\n Huisartsenzorg: 50 medewerkers\n Trombosezorg: 500 medewerkers\n Verpleeghuiszorg en thuiszorg: 1250 medewerkers\n Geestelijke gezondheidszorg: 1100 medewerkers\n Gehandicaptenzorg: 700 medewerkers\n B. Aanvullende vergoedingen specifiek voor de Kickstart\n Voor elke deelnemende zorgaanbieder gelden de volgende maximale aanvullende vergoedingsbedragen specifiek voor de Kickstart:\n Voor de deelactiviteiten B.1. aanvullend projectmanagement, B.2. aanvullende projectondersteuning en B.3. begeleiding bouw, proof of concept, praktijktesten, eerste begeleide uitrol, evaluatie tezamen in totaal € 510.000;\n B.4. Aansluiting/ontsluiting\n Voor activiteiten en middelen ten bate van aansluiting/ontsluiting\n \n \n −\n € 50.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Openbare farmacie, Huisartsenzorg;\n \n \n −\n € 70.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren Trombosezorg, VVT Verpleeghuiszorg;\n \n \n −\n € 100.000 in het geval van een zorgaanbieder in de sectoren VVT Thuiszorg, Medisch specialistische zorg, Geestelijke gezondheidszorg, Gehandicaptenzorg.\n \n \n Voor de activiteit kennisdeling € 25.000 (beleidskader paragraaf 2.2 activiteit 3).\n In aanvulling op al het bovenstaande is er een DAEB de-minimisverordening van € 750.000 van toepassing voor de vergoeding aan een zorgaanbieder.\n \n \n \n Bijlage\n 3\n Puntentelling bij de wegingscriteria als bedoeld in 3.2. van de Beleidsregel\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Wegingscriteria\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n Aantallen\n \n \n \n \n 37\n \n \n \n \n a\n \n \n het aantal betrokken sectoren (2 punten per extra sector boven de gestelde eis van 5 sectoren die deelnemen aan een samenwerkingsverband, met een maximum van 10 punten) \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n b\n \n \n een zo breed mogelijk extra aantal use cases om medicatieveiligheid en medicatieoverdracht binnen de keten te kunnen beproeven. Daarbij wordt gedacht aan onder meer use cases: in de trombosezorg, met betrekking tot de ambulante toedienkolom via eTDR in de GGZ, GZ en VVT, een gesloten EVS oplossing voor regiehoudende behandelaren (GGZ, VVT) en gedeeld voorschrijverschap (o.a. GZ) (maximaal 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het aantal betrokken zorgaanbieders uit de sector Huisartsenzorg (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders) en de sector Openbare farmacie (3 punten indien 2 i.p.v. 1 zorgaanbieders)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n d\n \n \n het aan de betrokken zorgaanbieders verbonden aantal patiënten en cliënten en de verdeling daarbij over de sectoren (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken samenwerkingsverband\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n \n \n \n a\n \n \n sector-overstijgende samenwerking (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de richtlijn en MP9 (maximaal 5 punten)\n \n \n 5\n \n \n \n \n \n c\n \n \n ICT-vraagstukken, uitvoeringsvraagstukken rondom subsidies en contracten en samenwerking binnen de regio tussen sectoren die via zorgaanbieders ook deelnemen aan het samenwerkingsverband (maximaal 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n d\n \n \n bestaande samenwerking tussen de bij het samenwerkingsverband betrokken zorgaanbieders (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n bestaande betrokkenheid bij het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (1 punt per deelnemer met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n f\n \n \n het aantoonbaar het actief opvragen van gegevens door patiënten en cliënten vanuit een MedMij PGO (4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n g\n \n \n patiënten/cliënten participatie in andere trajecten dan waarvoor deze subsidie zaal worden verleend (maximum van 2 punten)\n \n \n 2\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n Techniek en aantallen\n \n \n \n \n \n 84\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de leverancier is eveneens actief in één van de andere samenwerkingsverbanden, die wensen te participeren in de Kickstart Medicatieoverdracht; (4 punten per leverancier met een maximum van 24 punten)\n \n \n 24\n \n \n \n \n \n b\n \n \n de door de zorgaanbieders gebruikte ICT-systemen zijn op (datum uiterste datum voor aanvraag subsidie) al aangesloten op het Landelijk Schakelpunt (LSP) (4 punten per leverancier met een maximum van 16 punten)\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n c\n \n \n het gebruik van de ICT-systemen binnen het samenwerkingsverband maakt het mogelijk om meerdere use cases binnen de Kickstart te beproeven, zoals toedienen in de ambulante setting (maximaal 14 punten)\n \n \n 14\n \n \n \n \n \n d\n \n \n de technische oplossingen van de betrokken DVZA en PGO-leveranciers worden reeds in de praktijk toegepast (bijv. in andere regelingen en/of programma’s) (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n e\n \n \n Het samenwerkingsverband maakt gebruik van een beperkt aantal DVZA’s voor de ontsluiting van medicatiegegevens richting PGO.\n \n (Maximaal 6 punten, waarbij geldt dat als één DVZA wordt gebruikt voor het gehele samenwerkingsverband het maximale punten aantal wordt verkregen. Bij elke DVZA meer, vindt 2 punten aftrek plaats, behalve als deze DVZA in een ander samenwerkingsverband actief is dat een aanvraag heeft ingediend, dan is de aftrek 1 punt)\n \n \n \n 6\n \n \n \n \n \n f\n \n \n de door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de gegevensdienst ‘Medicatiegegevens’ (2 punten per DVZA met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n g\n \n \n alle door het samenwerkingsverband gebruikte DVZA('s) hebben aantoonbare ervaring met de vertaling van CDA naar FHIR (maximaal 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n h\n \n \n de leverancier heeft een klantenbestand met een brede vertegenwoordiging waardoor versnelling in brede uitrol mogelijk kan worden gemaakt; (2 punten per leverancier met een maximum van 6 punten)\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n \n Bestaande kennis van zaken ICT-leverancier\n \n \n \n \n \n 42\n \n \n \n \n \n a\n \n \n de te betrekken ICT-leverancier heeft aantoonbare kennis en ervaring met voor haar applicaties en diensten relevante onderdelen van het medicatieproces (voorschrijven, verstrekken, toedienen en/of gebruiken) bijvoorbeeld door LSP kennis, concrete activiteiten en planvorming t.b.v. aansluiting op het LSP, bestaande kwalificatie en acceptatie voor Medicatieproces 6.12, MedMij gegevensdienst 31 (maximaal 4 punten per leverancier met een maximum van 28 punten)\n \n \n 28\n \n \n \n \n \n b\n \n \n het Programma of beheer van de standaarden binnen medicatieoverdracht (2 punten per leverancier met een maximum van 4 punten)\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n c\n \n \n actief en voor langere periode meedoen aan het Programma, wat blijkt uit deelname aan leveranciersoverleggen, demo-sessies en/of PoC’s medicatieoverdracht of het toepassen van MP9 voor medicatieoverdracht, bijvoorbeeld door deelname aan een praktijktest (maximaal 2 punten per leverancier met een maximum van 10 punten)\n \n \n 10\n \n \n \n \n \n \n \n Totaal te behalen punten:\n \n \n \n \n \n 193\n \n \n \n \n \n \n \n20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT20242805628-08-202419-08-20243916965-1069136-GMT29-08-2024\n \n202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT202279917-01-202223-12-20213296335-1021773-GMT18-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046202/manifest.xml", "content": "2022-01-182025-12-312022-01-18T06:46:47+01:002024-08-29T06:05:58+02:00BWBR0046202.WTI2022-01-182022-07-082022-01-189999-12-312022-01-18T06:47:00+01:002022-07-12T06:58:41+02:0013916553566feeffd6c77514e98913ec95616a1f821d05cb3613b3cd54df9afa7de902b41b75fa880f1cc909ee2cc7409eb5cb772b703c9202b8ed86f97ae9ffed69052022-07-092024-08-282022-07-099999-12-312022-07-12T06:58:41+02:002024-08-29T06:06:19+02:00139159b8189ccd1773f5f596793dad01a81feefe96d98ceed8ece42aec1dfc7dc9d9e262a3becfd1e2ddd391f155e297f0da1983a1803d761d3d5f46e5303415ba0eb12024-08-299999-12-312024-08-299999-12-312024-08-29T06:06:19+02:002024-08-29T06:06:19+02:0014178529992852b41cca2303e943f7e5e6a7ac6fb060ecdf47bc8547c0ccc3b2772476c2406b879735e0b6514a728b0cf3a8eb02f98a4662845f7fbb46f0f21c4f2c19", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046203/2022-01-10_1/xml/BWBR0046203_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000017, houdende departementale herindeling met betrekking tot versterking en perspectief Groningen2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Besluit departementale herindeling versterking en perspectief Groningen2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758953;\n Gelet op artikel 44 van de Grondwet;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van versterking en perspectief Groningen, voor zover deze voor 10 januari 2022 was opgedragen aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De taken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat worden dienovereenkomstig gewijzigd.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1357, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046203/2022-01-19_0/xml/BWBR0046203_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000017, houdende departementale herindeling met betrekking tot versterking en perspectief Groningen2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n Besluit departementale herindeling versterking en perspectief Groningen2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758953;\n Gelet op artikel 44 van de Grondwet;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van versterking en perspectief Groningen, voor zover deze voor 10 januari 2022 was opgedragen aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De taken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat worden dienovereenkomstig gewijzigd.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022\n \n2022135717-01-202210-01-202220220000172022135717-01-202210-01-2022202200001719-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046203/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-10tot-en-met2022-01-18T06:46:48+01:002022-01-18T06:46:48+01:00BWBR0046203.WTI2022-01-102022-01-182022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:11+01:002022-01-19T06:28:11+01:00210192ff8771a6160cafcd77afcd4e449e87143a412b86e685c51dacc89f98f47056094bbe0cec22f580c1b70bd475ff6faf499835fbc69c4cc2dd15ecdf20497d4c62022-01-199999-12-312022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:10+01:002022-01-19T06:28:10+01:00169723db621500e1c5584ddb0f272d3ab393ea52c80b84299b8fdfda740616959feaea0835291966bedf38c05f356b3105490ea3505f1c76f5af7133cd43d07fde7f9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046204/2022-01-10_1/xml/BWBR0046204_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000018, houdende departementale herindeling met betrekking tot maatschappelijke diensttijd2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Besluit departementale herindeling maatschappelijke diensttijd2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758954;\n Gelet op artikel 44 van de Grondwet;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt belast met de behartiging van aangelegenheden op het terrein van maatschappelijke diensttijd voor zover deze voor 10 januari 2022 was opgedragen aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De taken van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden dienovereenkomstig gewijzigd.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President, \n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1358, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046204/2022-01-19_0/xml/BWBR0046204_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000018, houdende departementale herindeling met betrekking tot maatschappelijke diensttijd2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n Besluit departementale herindeling maatschappelijke diensttijd2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758954;\n Gelet op artikel 44 van de Grondwet;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt belast met de behartiging van aangelegenheden op het terrein van maatschappelijke diensttijd voor zover deze voor 10 januari 2022 was opgedragen aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De taken van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden dienovereenkomstig gewijzigd.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President, \n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022\n \n2022135817-01-202210-01-202220220000182022135817-01-202210-01-2022202200001819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046204/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-10tot-en-met2022-01-18T06:46:48+01:002022-01-18T06:46:48+01:00BWBR0046204.WTI2022-01-102022-01-182022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:11+01:002022-01-19T06:28:11+01:0021195f42f0c68cd1bf91c7439e5720eaaabfe3c5d9759a746bceaa555331ad084ca5629cfb60e084bdf150ae9fe974cbb146960c684b6a598de5859e20d1b3074f90a2022-01-199999-12-312022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:11+01:002022-01-19T06:28:11+01:00171487dbde14af3e5de01a58e33a5f8231e50e0eef6cfd12f7e3b5d07370934bf59ec5f1a6ab6a4203106fab3f3a3916835cdcc8f4053b53af2e6e7e9e07e5e6d6b81", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046205/2022-03-01_0/xml/BWBR0046205_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n \n \n Samenvatting\n \n Deze aanwijzing geeft een kader en regels voor de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. ‘Huiselijk geweld en kindermishandeling’ wordt in deze aanwijzing als verzamelbegrip gehanteerd. Soms wordt kortweg gerefereerd aan ‘huiselijk geweld’ of ‘geweld in de privésfeer’. Met deze termen wordt steeds hetzelfde bedoeld.\n Deze aanwijzing bevat niet het kader voor de strafrechtelijke aanpak van seksueel geweld in de privésfeer; dat is beschreven in de Aanwijzing zeden.\n De uitgangspunten zijn:\n \n \n •\n Het schenden van in het strafrecht neergelegde normen vraagt in beginsel om correctie, afkeuring en herstel van de geleden schade. Het strafrecht is in beginsel repressief van aard, het kan – gecombineerd met andere interventies en op voldoende selectieve wijze ingezet – bijdragen aan veiligheid en het voorkomen van herhaling.\n \n \n •\n De belangen van slachtoffers wegen zwaar mee bij de afweging of en zo ja, hoe in zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling strafrechtelijk opgetreden moet worden door of onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. De veiligheid van slachtoffers en de risico’s op herhaald slachtofferschap en herhaald daderschap worden hierbij steeds goed voor ogen gehouden. Veiligheids- en risicotaxatie vormen derhalve in alle stadia van opsporing en vervolging een belangrijke leidraad voor de prioritering van handelen.\n \n \n •\n Waar het belang van waarheidsvinding botst met het belang van behoud en versterking van veerkracht van slachtoffers worden deze belangen steeds zorgvuldig tegen elkaar afgewogen om te voorkomen dat het strafrechtelijk onderzoek leidt tot schade bij slachtoffers en anderen.\n \n \n •\n Het openbaar ministerie handelt in samenwerking en samenhang met de relevante netwerkpartners. Ook in het netwerkverband houdt het openbaar ministerie de belangen van slachtoffers, met name de waarborg van veiligheid en het behoud en versterken van veerkracht nadrukkelijk voor ogen. Daartoe wordt het sociale systeem, zowel rondom het slachtoffer als de (kwetsbare) verdachte of dader betrokken.\n \n \n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n 1\n Achtergrond\n \n \n 1.1\n Huiselijk geweld – algemene probleemstelling\n \n Huiselijk geweld is geweld dat gepleegd wordt in de privésfeer. De term ‘huiselijk’ is hier dus niet gericht op de locatie, maar op de relatie tussen pleger en slachtoffer. Huiselijk geweld kan dus ook op andere plekken dan binnenshuis plaatsvinden. Het kan gaan om1Dit betreft een niet-limitatieve opsomming. (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, ex-partnerstalking, vrouwelijke genitale verminking, kindermishandeling, ouder(en)mishandeling, huwelijksdwang, achterlating, bigamie en huwelijkse gevangenschap, maar ook om geweld in (zorg)instellingen waar (semi-) permanent wordt verbleven. Huiselijk geweld heeft vaak een stelselmatig karakter en het risico op herhaling is groot. Dat komt onder andere doordat de verdachte van het geweld zich in de directe persoonlijke omgeving van het slachtoffer bevindt. Het slachtoffer staat bij huiselijk geweld-kwesties in een relatie van afhankelijkheid en/of onvrijheid ten opzichte van de pleger. Uit onderzoek blijkt daarbij dat vrouwen onevenredig vaak getroffen worden.2Onder andere: Prevalentiemonitor CBS Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld 2020. De materiële- en immateriële schade van dit soort incidenten aan het individu en de maatschappij is enorm.\n In veel gevallen van geweld in de privésfeer blijven dader en slachtoffer deel uitmaken van elkaars leefomgeving. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen zich niet altijd onttrekken aan het geweld. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen ten opzichte van hun ouders, ouderen en personen met beperkingen ten opzichte van hun mantelzorgers en (ex-)partners met gezamenlijke kinderen. Ook financiële afhankelijkheid kan een rol spelen. Daarnaast zijn er verschillende bevolkingsgroepen of gemeenschappen in onze samenleving (met een Nederlandse achtergrond en met een migratieachtergrond) waarbinnen met name vrouwen negatief beoordeeld worden als zij hun echtgenoot of kinderen verlaten. Al deze factoren kunnen ertoe leiden dat slachtoffers van huiselijk geweld minder snel geneigd zijn melding of aangifte te doen.\n Geweld in de privésfeer kent veel verschillende vormen. De onderstaande strafbare feiten kunnen in de context van huiselijk geweld voorkomen:\n \n \n –\n Moord (waaronder femicide), doodslag, dood door schuld;\n \n \n –\n fysieke mishandeling (waaronder vrouwelijke genitale verminking);\n \n \n –\n belaging;\n \n \n –\n emotionele of psychische mishandeling, of bedreiging met zware mishandeling of de dood;\n \n \n –\n fysieke verwaarlozing, benadeling van de gezondheid of onthouden van zorg;\n \n \n –\n onttrekken aan het gezag, ontvoering, achterlating, huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap;\n \n \n –\n emotionele of psychische verwaarlozing;\n \n \n –\n dwang om iets te doen, te dulden of juist niet te doen;\n \n \n –\n beschadiging, vernieling, wegnemen of wegmaking van goederen;\n \n \n –\n financiële uitbuiting.\n \n \n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 1.2\n De rol van het strafrecht\n \n Om te beoordelen of (en zo ja hoe) het strafrecht moet worden ingezet bij een verdenking van huiselijk geweld of kindermishandeling, moeten verschillende elementen in een zo vroeg mogelijk stadium van de zaak worden meegewogen. Bij de start van een zaak en tijdens het vervolg ervan wordt steeds bepaald of voldoende maatregelen zijn getroffen om de directe veiligheid van betrokkenen en anderen te waarborgen en of er voldoende maatregelen zijn getroffen om duurzame veiligheid te versterken.\n De officier van justitie beziet in dit kader welke strafrechtelijke mogelijkheden ingezet moeten worden.\n Bij de beoordeling of (aanvullende) strafrechtelijke maatregelen nodig zijn, wordt gebruik gemaakt van informatie, kennis en expertise van andere instanties zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering.3Uitwisseling van informatie met deze partijen vindt plaats in overeenstemming met de geldende regelgeving in het Wetboek van Strafvordering, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Aanwijzing Wjsg. Het betrekken van deze partijen is zowel bij een aangehouden- als bij een niet-aangehouden verdachte van belang. Immers moet in beide situaties beoordeeld worden of het wel of niet veilig is voor betrokkenen in het systeem (partner/familie/huisgenoten/kinderen).\n Veilig Thuis heeft onder meer de wettelijke taak om bij een Veilig Thuis-melding onderzoek uit te voeren. Aan dergelijk onderzoek is in ieder geval een veiligheidsbeoordeling voorafgegaan. Deze veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis geeft informatie over de mate en het type van onveiligheid. Deze beoordeling wordt bij verdenking van een strafbaar feit gebruikt door politie en openbaar ministerie om te beoordelen of er (extra) beschermingsmaatregelen nodig zijn, zoals contact- en locatieverboden.\n Indien nodig worden maatregelen ter bescherming van het slachtoffer ingezet in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen.\n Bij het inzetten van deze maatregelen wordt zo veel mogelijk samengewerkt met andere (overheids)instanties die taken hebben ten aanzien van de veiligheid en waar mogelijk wordt gezamenlijk bekeken wie welke maatregelen treft.\n Bij de beoordeling van de noodzaak om strafrecht in te zetten houdt de officier van justitie rekening met:\n \n \n –\n de ernst van de gedraging of het feit;\n \n \n –\n de kans op recidive;\n \n \n –\n de vraag of de strafrechtelijke interventie bijdraagt aan het vergroten van de veiligheid en het beperken van recidiverisico. In het geval de verdachte naar aanleiding van het voorval een behandeling ondergaat, vraagt de officier van justitie middels een reclasseringsrapportage informatie op over de stand van zaken hiervan;\n \n \n –\n de schade (zowel fysieke als psychische schade aan personen en schade aan eigendommen);\n \n \n –\n de impact die het delict heeft (gehad) op het slachtoffer;\n \n \n –\n de impact die het delict heeft (gehad) op de samenleving; en\n \n \n –\n het belang van waarheidsvinding en bestraffing van gepleegde delicten afgewogen tegen de belangen van veiligheid en veerkracht van de betrokken personen.\n \n \n Specifiek voor optreden tegen geweld binnen een (gezins)systeem is de ‘systeemgerichte’ aanpak ontwikkeld. De systeemgerichte aanpak is zowel gericht op hulpverlening aan en beveiliging van het slachtoffer als op behandeling en vervolging van de geweldpleger, als op (hulpverlening aan) de andere sociale relaties binnen het (gezins)systeem. In de systeemgerichte aanpak worden het slachtoffer, de dader én het systeem om hen heen betrokken om het patroon van geweld te doorbreken en bij te dragen aan duurzame veiligheid binnen het systeem. In zaken waar eer een rol speelt is voorzichtigheid geboden met het betrekken van het systeem aangezien dat het risico op escalatie juist verhoogt.4De voorzichtigheid richt zich hier op de wijze waarop OM en politie handelen, bijvoorbeeld bij het verrichten van een aanhouding.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 1.3\n Samenwerking en netwerk\n \n Bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn verschillende instanties betrokken. Elke instantie opereert vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke afdoening en is dan ook alleen betrokken indien er sprake is van een (vermoeden van een) strafbaar feit. In de onderlinge samenwerking is het van groot belang dat onderzoek dat door verschillende organisaties naar dezelfde situatie wordt uitgevoerd, goed op elkaar is afgestemd. Ook is het van belang dat informatie adequaat wordt gedeeld.\n Bij het invullen van de verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke afdoening betrekt het openbaar ministerie informatie over eventuele niet-strafrechtelijke interventies en lopende hulpverleningstrajecten. Daarbij is er oog voor de onderlinge samenhang en duurzame verbetering van de veiligheid van betrokkenen. Strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies moeten dan ook op elkaar en op (vrijwillige) hulpverlening zijn afgestemd.\n De Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren het openbaar ministerie over de specifieke bijdrage die door het strafrecht aan de duurzame verbetering van de veiligheid van betrokkenen kan worden geleverd. De informatie, veiligheidsbeoordeling en mogelijke interventies van andere relevante netwerkpartners (zoals Veilig Thuis, gemeenten of het lokale sociale domein, medici, zorginstellingen, opvanghuizen voor vrouwen of mannen of GGZ-instellingen) worden in dit advies meegenomen voor zover mogelijk binnen de grenzen van de geldende privacywetgeving en – indien van toepassing – met inachtneming van de regels omtrent het medisch beroepsgeheim. Slachtofferhulp Nederland heeft een belangrijke rol bij het ondersteunen van het slachtoffer tijdens het strafproces.\n Waar mogelijk wordt multidisciplinair samengewerkt, zo worden onderzoekshandelingen op elkaar afgestemd als dat bijdraagt aan het zo min mogelijk belasten van het slachtoffer.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n 2\n Opsporingsonderzoek\n \n \n 2.1\n Onderzoek naar zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling\n \n Strafrechtelijk ingrijpen bij huiselijk geweld en kindermishandeling kan grote gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Bij het uitvoeren van onderzoek naar zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling dient daarom rekening te worden gehouden met de gezinsomstandigheden. Het kan nodig zijn opvang te regelen voor het slachtoffer of overige gezinsleden. In het geval van kindermishandeling kan het zo zijn dat beide ouders moeten worden aangehouden. Indien hiervan sprake is, dient nauw contact te worden onderhouden met andere instanties over benodigde maatregelen.\n In gevallen van verdenking van stalking (belaging) door een (ex-)partner of iemand anders uit de huiselijke kring of privésfeer vraagt de officier van justitie naar het niveau van ongerustheid bij de politie.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 2.2\n Eergerelateerd geweld\n \n Indien er sprake is van (mogelijk) eergerelateerd geweld is het van belang dat de officier van justitie die leiding geeft aan het onderzoek hierbij de methode van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) als leidraad gebruikt. Eeropvattingen binnen het grotere familieverband (extended family): een geschonden (familie)eergevoel en een gevoelde noodzaak om de (familie)eer te herstellen kunnen leiden tot het dreigen met of overgaan tot gebruik van geweld. Bij eergerelateerd geweld zijn vaak meerdere daders betrokken uit dezelfde context of familie waarbij ook (enkel) intellectueel daderschap aan de orde kan zijn. Het strafrechtelijk onderzoek dient zich in zo’n geval derhalve óók op de invloed van familieleden buiten het (kern)gezinsverband te richten. Tevens kan er sprake zijn van voorbedachte rade.\n Als er sprake is van eergerelateerd geweld kan strafrechtelijk ingrijpen leiden tot escalatie. Hier moet bij het strafrechtelijk optreden rekening gehouden worden. Als binnen een casus van eergerelateerd geweld sprake is van dreigen, kan snel strafrechtelijk optreden nodig zijn om te voorkomen dat de strafbare feiten waarmee gedreigd wordt daadwerkelijk zullen plaatsvinden. De medewerkers werkzaam bij het stelsel Bewaken en Beveiligen kunnen hierbij ook een belangrijke rol vervullen en gevraagd worden mee te kijken.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 2.3\n Aangifte/meldingen\n \n Huiselijk geweld-zaken kunnen ambtshalve worden opgespoord en vervolgd. Het doen van een aangifte is daarvoor niet noodzakelijk, klachtdelicten uitgezonderd. In elk geval wordt ambtshalve onderzoek overwogen in zaken waarin de geestelijke en/of lichamelijke integriteit van betrokkene en eventueel anderen in het gezin ernstig is/wordt bedreigd. Als een (vermoeden van een) strafbaar feit door de politie wordt geconstateerd en Veilig Thuis heeft aangegeven dat het een acuut onveilige situatie betreft, is het uitgangspunt dat de verdachte wordt aangehouden.\n Aangifte doen is geen vrijblijvende zaak. Een eenmaal gedane aangifte kan niet worden ingetrokken en is de start van een strafrechtelijk onderzoek. Een slachtoffer kan desgewenst wel na het doen van aangifte schriftelijk laten weten wat de (eventueel veranderde) wensen zijn rondom strafvervolging.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 2.4\n Forensisch-medisch onderzoek\n \n Forensisch medisch onderzoek kan een belangrijk onderdeel zijn van het onderzoek in zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zichtbaar letsel kan immers bewijs opleveren voor huiselijk geweld of kindermishandeling. Voor zover mogelijk worden slachtoffers maar eenmaal onderzocht.\n Een slachtoffer mag weigeren om mee te werken aan forensisch medisch onderzoek. Het is van belang dat een slachtoffer zich daarbij bewust is van de grote gevolgen die dat kan hebben voor zijn of haar zaak. Als het slachtoffer minderjarig is en zijn of haar gezagsdragers stemmen niet in met forensisch medisch onderzoek, dan weegt de officier van justitie af of en zo ja, op welke wijze alsnog forensisch medisch onderzoek gedaan moet worden en zo ja, op welke manier en in samenwerking met welke andere partners dat eventueel kan worden bewerkstelligd.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n 3\n Vervolging\n \n \n 3.1\n Beoordeling van een proces-verbaal huiselijk geweld / kindermishandeling\n \n Na binnenkomst van een proces-verbaal met betrekking tot huiselijk geweld of kindermishandeling, beslist de officier van justitie zo spoedig mogelijk over de verdere vervolging. De officier van justitie heeft een volledig beeld nodig van alle relevante factoren om te beoordelen of strafrechtelijk ingrijpen bijdraagt aan de uitgangspunten van deze aanwijzing. Het standpunt van het slachtoffer wordt meegewogen bij de beslissing over vervolging, maar is niet doorslaggevend. Zoals eerder in deze aanwijzing gesteld kan er (behoudens het geval van klachtdelicten) ambtshalve worden vervolgd; een uitdrukkelijk verzoek hiertoe van de aangever is niet noodzakelijk.\n De inzet van maatregelen ter bescherming van het slachtoffer wordt zo spoedig mogelijk na de aanmelding van de zaak overwogen. Als de officier van justitie op basis van bovenstaande besluit om strafvervolging in te stellen, kan besloten worden tot:\n \n \n –\n \n Een dagvaarding (al dan niet voorafgegaan door een gedragsaanwijzing ex 509hh en/of een voorgeleiding).\n \n Het uitgangspunt is dat, vanwege de ernst van het plegen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en de bestraffing die daarbij passend is, bij zaken van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt gedagvaard.\n Als iemand verdacht wordt van het plegen van een geweldsdelict in privésfeer waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en er is sprake van één van de gronden om en verdachte in voorlopige hechtenis te stellen5Bijvoorbeeld gevaar voor het plegen van een 6-jaarsfeit of gevaar voor de gezondheid/veiligheid van personen., wordt deze persoon in beginsel voorgeleid.\n \n \n of\n \n \n –\n \n Een buitengerechtelijke afdoening in de vorm van een OM-strafbeschikking (al dan niet met een gedragsaanwijzing ex art. 257c Sv)\n \n Hiertoe wordt alleen besloten in een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling als sprake is van het ontbreken van letsel of sprake is van heel licht letsel, er geen dreiging is van nieuw geweld, het een eerste incident betreft en/of de berouwvolle dader hulp zoekt en aanvaardt. Aan een OM-Strafbeschikking kan een gedragsaanwijzing verbonden worden conform artikel 257c lid 1 Sv, mits de verdachte door de officier van justitie is gehoord en zich bereid heeft verklaard zich aan de betreffende gedragsaanwijzing te houden. Delicten die met een buitengerechtelijke afdoening kunnen worden afgedaan zijn:\n \n \n –\n vernieling (art. 350 Sr)\n \n \n –\n verbale bedreiging (art. 285 Sr)\n \n \n –\n eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr)\n \n \n Andere delicten die vallen onder huiselijk geweld en belaging in de zin van stalking door een (ex-)partner of door iemand anders uit de huiselijke kring of privésfeer worden alleen buitengerechtelijk afgedaan bij hoge uitzondering met expliciete toestemming van de reclasseringsofficier.\n Zie m.b.t. bovenstaande de Richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld en de Aanwijzing OM-strafbeschikking.\n \n \n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 3.2\n Beoordeling van overtreding van het tijdelijk huisverbod6Voor meer informatie over het tijdelijk huisverbod: De Wet Tijdelijk Huisverbod (BWBR0024649). en overtreding gedragsaanwijzing ex art 509hh\n \n Bij overtreding van:\n \n \n –\n het tijdelijk huisverbod (art 11 Wet tijdelijk huisverbod)\n \n \n –\n de gedragsaanwijzing (184a Sr)\n \n \n waarbij sprake is van gronden voor voorgeleiding (bijvoorbeeld gevaar voor het plegen van een 6-jaars feit of gevaar voor de gezondheid/veiligheid van personen), wordt als uitgangspunt voorgeleid. Hierbij geldt wel dat elke zaak op zich wordt beoordeeld en dat van het uitgangspunt in voorkomende gevallen gemotiveerd kan worden afgeweken. Dit geldt met name voor die situaties waarin het contact met achterblijvers niet of nauwelijks te vermijden was.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n 4\n Verantwoordelijkheden ten aanzien van slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling\n \n \n 4.1\n Veiligheid van betrokkenen\n \n De veiligheid van het slachtoffer en andere betrokkenen en het stoppen van (dreiging van) geweld staan in de netwerksamenwerking voorop. Waar nodig wordt een melding gedaan aan Veilig Thuis en wordt besproken of de inzet van een huisverbod of het inschakelen van bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming aangewezen is. Meldingen worden ook gedaan in gevallen waarin aanleiding is te veronderstellen dat kinderen in de knel zitten, bijvoorbeeld ten gevolge van een complexe echtscheiding of anderszins.\n Als voor de veiligheid van het slachtoffer of andere (direct) betrokkenen wordt gevreesd, in die mate dat het gevaar niet voldoende kan worden afgewend of bij een begin van ernstig gevaar waarbij de reguliere wegen niet voldoende zijn, dan treedt het stelsel van bewaken en beveiligen in werking. Onder directe verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie worden die maatregelen genomen en uitgevoerd die het beste de veiligheid van de betrokkenen kunnen waarborgen.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 4.2\n Secundaire victimisatie7Deze normen volgen uit Richtlijn 2012/29/EU van het Europese parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315/57).\n \n Als betrokken instanties voorspelbaar handelen en het slachtoffer controle heeft over wat er gebeurt, wordt de kans op secundaire victimisatie verkleind. De officier houdt hier gedurende de behandeling van de zaak zo veel als mogelijk rekening mee, bijvoorbeeld door het voeren van een slachtoffergesprek. In sommige zaken komt het horen van een slachtoffer als getuige aan de orde. In een dergelijk geval maakt de officier van justitie een belangenafweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de veiligheid en gezondheid van het slachtoffer en het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Het aantal ondervragingen dient beperkt te blijven in het belang van het slachtoffer. Herhaling, visueel contact tussen slachtoffer en verdachte, optreden van een slachtoffer als getuige tijdens een openbare zitting en het nodeloos vragen stellen over het privéleven of de persoon van het slachtoffer worden vermeden. De officier van justitie kan voorstellen om het slachtoffer te horen buiten de openbaarheid en buiten de aanwezigheid van de verdachte, bijvoorbeeld door de inzet van moderne communicatiemiddelen. Alternatieven zijn een verhoor door de rechter-commissaris, het ter terechtzitting afspelen van de geluidsopname die is gemaakt van de belastende verklaring die het slachtoffer tegenover de politie heeft afgelegd, of het horen van de verbalisanten die het verhoor of de aangifte hebben op- dan wel afgenomen.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n 4.3\n Minderjarige slachtoffers en slachtoffers met specifieke behoeften8Deze normen volgen uit Richtlijn 2012/29/EU van het Europese parlement en de Raad van 25 oktober 2012, zie noot 7 hiervoor.\n \n Minderjarige slachtoffers worden waar mogelijk slechts één keer gehoord in een strafzaak. Van dit verhoor wordt in de regel een audiovisuele opname gemaakt. Deze wordt in verband met de bescherming van de privacy van de minderjarige niet verstrekt aan de verdediging. Waar nodig kan de opname door de verdediging afhankelijk van de lokale afspraken worden bekeken op een politiebureau of op het kabinet van de rechter-commissaris. De rechtbank kan de opname ook bekijken indien zij dit noodzakelijk acht. De officier van justitie verzet zich te allen tijde tegen het vertonen van de opname in een openbaar gedeelte van de terechtzitting. De verdediging kan verzoeken nadere vragen aan een minderjarige te stellen. In die gevallen stelt de officier van justitie voor dat de verdediging of de rechter-commissaris deze vragen laat stellen door dezelfde personen die het slachtoffer in eerste instantie hebben gehoord. Bij voorkeur gebeurt dit in dezelfde (studio)setting als het eerste verhoor.\n Verdediging en rechter-commissaris kunnen via een verbinding meekijken en waar nodig aanvullende vragen laten stellen. Van dit verhoor worden opnames gemaakt. Deze opnames worden geen onderdeel van het proces-verbaal, de schriftelijke uitwerking van het verhoor wel.\n Bij slachtoffers met specifieke behoeften (zoals verstandelijke of fysieke beperkingen, een geestesstoornis of psychische stoornis/psychische problemen) worden vergelijkbare maatregelen als hierboven besproken overwogen. Dezelfde overwegingen kunnen gelden als er andere omstandigheden zijn die een verhoor in een andere setting erg belastend maken.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n Overgangsrecht\n \n De beleidsregels in deze aanwijzing hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.\n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022\n \n \n202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022202287718-01-20222022A001202287718-01-20222022A00101-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046205/manifest.xml", "content": "2022-03-012022-01-20T07:14:20+01:002022-02-09T06:49:02+01:00BWBR0046205.WTI2022-03-019999-12-312022-03-019999-12-312022-03-01T06:26:40+01:002022-03-01T06:26:40+01:0067452f6b6545e7b7cec908515340a41a16251b4f55ababfb0117886e437ebdbd10f20152a6f1210c3b572abef12f3358832eed104741ee3821b05e8ce36b5edf9d71b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046206/2022-01-01_1/xml/BWBR0046206_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over recent Europees, onafhankelijk media-aanbod, oorspronkelijk Nederlandstalig of Friestalig programma-aanbod en programma-aanbod dat voorzien is van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking (Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022)202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n Gelet op de artikelen 3.20 tot en met 3.25, artikel 3.29c van de Mediawet 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n I\n Begripsbepalingen en reikwijdte\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n wet: de Mediawet 2008;\n \n \n b.\n \n besluit: het Mediabesluit 2008;\n \n \n c.\n \n regeling:\n Mediaregeling 2008;\n \n \n d.\n \n catalogus: de ordening van het audiovisueel media-aanbod in een databank die audiovisueel media-aanbod voor de gebruiker toegankelijk maakt;\n \n \n e.\n \n Europese producties: producties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n en artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Richtlijn;\n \n \n f.\n \n Richtlijn:\n Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;\n \n \n g.\n \n onafhankelijke producent: de producent van een onafhankelijke productie als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de wet;\n \n \n h.\n \n ondertiteling: Nederlands-of Friestalig programma-aanbod voorzien van Nederlandstalige ondertiteling;\n \n \n i.\n \n producent: degene die programma-aanbod vervaardigt;\n \n \n j.\n \n programma-aanbod: televisieprogramma-aanbod;\n \n \n k.\n \n programmakanaal: televisieprogrammakanaal;\n \n \n l.\n \n recente productie: een onafhankelijke productie die niet ouder is dan vijf jaar.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 2\n Europese producties\n \n \n 1\n Een producent als bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, van de Richtlijn wordt geacht in een lidstaat gevestigd te zijn indien zijn onderneming aldaar permanent is gevestigd en over vast personeel beschikt dat zich zowel met productie- als commerciële activiteiten in de Europese Unie bezighoudt.\n \n \n 2\n Indien niet bekend is welke producent een productie tot stand heeft gebracht, wordt onder producent mede verstaan de distributeur van de productie. In dat geval wordt de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd aangemerkt als de lidstaat waarin de producent is gevestigd.\n \n \n 3\n Het tweede lid is slechts van toepassing indien de media-instelling die de productie heeft verspreid, naar genoegen van het Commissariaat heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de relevante gegevens over de producent van de productie te achterhalen.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 3\n Onafhankelijke producties\n \n \n 1\n In aansluiting op artikel 3.22, eerste lid, van de wet wordt als onafhankelijke productie mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat wordt geproduceerd door een onafhankelijke producent tezamen met een media-instelling, ingeval de media-instelling niet wordt aangemerkt als producent van het betreffende aanbod;\n \n \n b.\n een door een media-instelling aangekochte onafhankelijke productie.\n \n \n \n \n 2\n Niet als onafhankelijke productie wordt aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat uitsluitend geproduceerd is door een media-instelling;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat geproduceerd is door een producent die meer dan negentig procent van het door hem geproduceerde programma-aanbod, in de drie afgelopen boekjaren, heeft geleverd aan dezelfde media-instelling.\n \n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n II\n Europese producties\n \n \n Artikel\n 4\n Berekeningswijze aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties in programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties als bedoeld in de artikelen 3.20 tot en met 3.22 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per televisieprogrammakanaal per kalenderjaar, daarvan uitgezonderd het media-aanbod als bedoeld in artikel 3.23 van de wet.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties, worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 5\n Berekeningswijze aandeel Europese producties van audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese producties van een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, eerste lid, van de wet wordt uitgegaan van het aantal Europese titels in de desbetreffende catalogus, afgezet tegen het totaal aantal titels in de catalogus.\n \n \n 2\n Als titel wordt in ieder geval aangemerkt een speelfilm en een seizoen van een serie. Een aflevering van een serie kan als titel worden aangemerkt indien deze vergelijkbaar is met een speelfilm.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 6\n Bereik programma-aanbod\n \n Voor de toepassing van artikel 3.23, tweede lid, van de wet wordt programma-aanbod aangemerkt als programma-aanbod dat in slechts één gemeente of een beperkt aantal aan elkaar grenzende gemeenten kan worden ontvangen, indien het programma-aanbod gericht is op die betreffende gemeente(n) en niet tevens wordt verspreid via een ander deel van het nationale omroepnetwerk of in andere gemeenten via een programmakanaal.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 7\n Aandacht Europese producties op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n Het onder de aandacht brengen van Europese producties op een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet kan onder meer worden verzekerd door:\n \n \n a.\n het voorzien in een vanaf de startpagina van de dienst toegankelijke aan Europese producties gewijde sectie;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om in de als onderdeel van die dienst beschikbare zoekfunctie naar Europese producties te zoeken; of\n \n \n c.\n het gebruik van Europese producties in de campagnes van die dienst of een minimum percentage Europese producties die in de catalogus van die dienst worden aanbevolen, bijvoorbeeld door gebruik van banners of vergelijkbare instrumenten.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 8\n Ontheffing aandeel Europese producties lage omzet en klein publiek\n \n \n 1\n De verplichting voor het behalen van het aandeel Europese producties en het onder de aandacht brengen daarvan als bedoeld in artikel 3.29c, eerste en tweede lid, van de wet geldt niet voor aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag met een lage omzet of een klein publiek.\n \n \n 2\n Als lage omzet wordt aangemerkt een jaaromzet tot twee miljoen euro, daarbij inbegrepen de jaaromzet van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.\n \n \n 3\n Als klein publiek wordt aangemerkt een aandeel gebruikers van minder dan 1% ten opzichte van het veronderstelde aantal potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag van de lidstaat waar de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt. Voor het aantal veronderstelde potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag, wordt uitgegaan van 80% van de bevolking van de lidstaat waar de desbetreffende commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt.\n \n \n 4\n Om voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking te komen, dient de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag een verzoek om een ontheffing in bij het Commissariaat. Bij het verzoek om ontheffing dient alle relevante informatie op grond waarvan een besluit kan worden genomen, te worden gevoegd.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 9\n Ontheffing Europese producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal gedeeltelijk worden verleend, met dien verstande dat het percentage niet lager gesteld kan worden dan tien.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het aandeel genoemd in artikel 3.20, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager worden vastgesteld zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 10\n Ontheffing Europese producties audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties voor audiovisueel media-aanbod van commerciële mediadiensten op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c van de wet, kunnen worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat naleving gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een geval als bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van de commerciële mediadienst op aanvraag, de aard van het audiovisueel media-aanbod, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het percentage genoemd in artikel 3.29c van de wet lager worden vastgesteld zolang het format van de commerciële mediadienst op aanvraag niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n III\n Nederlands- en friestalige producties\n \n \n Artikel\n 11\n Oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties\n \n Als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties als bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet wordt mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat Nederlands- of Friestalig is ingesproken;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties bevat, dat voorzien is van een Nederlands- of Friestalige voice-over.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 12\n Berekeningswijze aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties, bedoeld in artikel 3.24 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal per kalenderjaar. Herhalingen van programma’s worden meegeteld.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 13\n Ontheffing oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties voor programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het territoriale bereik van het programmakanaal en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Wanneer een programmakanaal nagenoeg geheel is gericht op een uitzendgebied buiten Nederland kan het percentage bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming op nul worden gesteld zolang het format van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 6\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 14\n Ondertiteling oorspronkelijk Nederlandstalige producties programmakanalen\n \n Als oorspronkelijk Nederlandstalige producties die voorzien zijn van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking zoals bedoeld in artikel 17 van het besluit worden aangemerkt oorspronkelijk Nederlandstalige producties:\n \n \n a.\n die Nederlandstalig zijn ingesproken;\n \n \n b.\n die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlandstalige producties bevatten die voorzien zijn van een Nederlands- of Friestalige voice-over dan wel Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken en die voorzien zijn van een ondertiteling overeenkomstig artikel 18a van de regeling.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 15\n Berekeningswijze percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het percentage ondertiteling als bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar besteed aan producties die kunnen worden aangemerkt als oorspronkelijk Nederlandstalige producties zoals bedoeld in artikel 14 van deze beleidsregel.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde percentage ondertiteling worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n \n 3\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid wordt het programma-aanbod bestaande uit producties die in de Nederlandse taal zijn ingesproken én in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan 8 jaar buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 4\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid worden afzonderlijke muziekclips buiten beschouwing gelaten.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 16\n Ontheffing percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het percentage ondertiteling van programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal of bijzondere economische omstandigheden, worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 17\n Bereik programmakanalen\n \n Voor de toepassing van artikel 17 van het besluit meldt de commerciële media-instelling onverwijld aan het Commissariaat zodra zij een technisch bereik heeft van ten minste 75 procent van alle huishoudens in Nederland.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n IV\n Rapportageverplichting en inhoud verslag\n \n \n Artikel\n 18\n Rapportageverplichting quota\n \n \n 1\n De commerciële media-instellingen met programmakanalen met een landelijk marktaandeel gelijk aan of groter dan 0,3% in ten minste één lidstaat brengen eenmaal per twee jaar vóór 1 mei over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20, eerste lid, 3.21, 3.24, eerste lid en 3.25 van de wet en artikel 17 van het besluit.\n \n \n 2\n De commerciële media-instellingen met programmakanalen met een landelijk marktaandeel kleiner dan 0,3% brengen op verzoek van het Commissariaat verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20, eerste lid, 3.24, eerste lid en 3.25 van de wet.\n \n \n 3\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 3.29c, eerste lid, van de wet.\n \n \n 4\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren naast het uitbrengen van het verslag als bedoeld in het derde lid, gelijktijdig over de naleving van de verplichting in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet om op de commerciële mediadienst op aanvraag aandacht te besteden aan Europese producties (artikel 7 van de beleidsregels).\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 19\n Verslag programmakanalen\n \n \n 1\n De verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens zowel in absolute zin als procentueel op basis van een steekproef van een week per kwartaal voor elk rapportagejaar.\n \n \n 2\n In de verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageschema’s op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan een media-instelling op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.\n \n \n 5\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n \n 6\n Het tweede lid is niet van toepassing op commerciële media-instellingen met programmakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens, voor zover dat betrekking heeft op het onderdeel ondertiteling in het rapportageformulier.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 20\n Verslag commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n De verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens op basis van een heel jaar dan wel op basis van de eerste dag van de vier steekproefweken voor elk rapportagejaar als bedoeld in artikel 19, eerste lid.\n \n \n 2\n In de verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.\n \n \n 5\n Indien vaststaat dat het audiovisueel media-aanbod (op een kanaal) van een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag voor 100% bestaat uit Europese producties, kan voor de rapportage worden volstaan met het invullen en ondertekenen van het formulier ‘Verklaring Europese producties’, zoals die op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.\n \n \n 6\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n V\n Slotbepaling\n \n \n Artikel\n 21\n Citeertitel en inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022.\n \n \n 2\n De Beleidsregel programmaquota 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 3\n Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).\n \n \n 4\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 5\n Op ontheffingen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend, blijft de Beleidsregel programmaquota 2019 van toepassing die op dat moment van kracht was, met uitzondering van de bepalingen inzake de rapportageverplichting.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Commissariaat voor de Media,\n \n R.\n Eringa-Wensing\n \n voorzitter\n \n \n \n P.\n Eijsvoogel\n \n commissaris\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 881, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046206/2022-01-19_0/xml/BWBR0046206_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over recent Europees, onafhankelijk media-aanbod, oorspronkelijk Nederlandstalig of Friestalig programma-aanbod en programma-aanbod dat voorzien is van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking (Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022)202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n Gelet op de artikelen 3.20 tot en met 3.25, artikel 3.29c van de Mediawet 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n \n I\n Begripsbepalingen en reikwijdte\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n wet: de Mediawet 2008;\n \n \n b.\n \n besluit: het Mediabesluit 2008;\n \n \n c.\n \n regeling:\n Mediaregeling 2008;\n \n \n d.\n \n catalogus: de ordening van het audiovisueel media-aanbod in een databank die audiovisueel media-aanbod voor de gebruiker toegankelijk maakt;\n \n \n e.\n \n Europese producties: producties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n en artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Richtlijn;\n \n \n f.\n \n Richtlijn:\n Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;\n \n \n g.\n \n onafhankelijke producent: de producent van een onafhankelijke productie als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de wet;\n \n \n h.\n \n ondertiteling: Nederlands-of Friestalig programma-aanbod voorzien van Nederlandstalige ondertiteling;\n \n \n i.\n \n producent: degene die programma-aanbod vervaardigt;\n \n \n j.\n \n programma-aanbod: televisieprogramma-aanbod;\n \n \n k.\n \n programmakanaal: televisieprogrammakanaal;\n \n \n l.\n \n recente productie: een onafhankelijke productie die niet ouder is dan vijf jaar.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 2\n Europese producties\n \n \n 1\n Een producent als bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, van de Richtlijn wordt geacht in een lidstaat gevestigd te zijn indien zijn onderneming aldaar permanent is gevestigd en over vast personeel beschikt dat zich zowel met productie- als commerciële activiteiten in de Europese Unie bezighoudt.\n \n \n 2\n Indien niet bekend is welke producent een productie tot stand heeft gebracht, wordt onder producent mede verstaan de distributeur van de productie. In dat geval wordt de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd aangemerkt als de lidstaat waarin de producent is gevestigd.\n \n \n 3\n Het tweede lid is slechts van toepassing indien de media-instelling die de productie heeft verspreid, naar genoegen van het Commissariaat heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de relevante gegevens over de producent van de productie te achterhalen.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Onafhankelijke producties\n \n \n 1\n In aansluiting op artikel 3.22, eerste lid, van de wet wordt als onafhankelijke productie mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat wordt geproduceerd door een onafhankelijke producent tezamen met een media-instelling, ingeval de media-instelling niet wordt aangemerkt als producent van het betreffende aanbod;\n \n \n b.\n een door een media-instelling aangekochte onafhankelijke productie.\n \n \n \n \n 2\n Niet als onafhankelijke productie wordt aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat uitsluitend geproduceerd is door een media-instelling;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat geproduceerd is door een producent die meer dan negentig procent van het door hem geproduceerde programma-aanbod, in de drie afgelopen boekjaren, heeft geleverd aan dezelfde media-instelling.\n \n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n II\n Europese producties\n \n \n Artikel\n 4\n Berekeningswijze aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties in programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties als bedoeld in de artikelen 3.20 tot en met 3.22 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per televisieprogrammakanaal per kalenderjaar, daarvan uitgezonderd het media-aanbod als bedoeld in artikel 3.23 van de wet.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties, worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Berekeningswijze aandeel Europese producties van audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese producties van een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, eerste lid, van de wet wordt uitgegaan van het aantal Europese titels in de desbetreffende catalogus, afgezet tegen het totaal aantal titels in de catalogus.\n \n \n 2\n Als titel wordt in ieder geval aangemerkt een speelfilm en een seizoen van een serie. Een aflevering van een serie kan als titel worden aangemerkt indien deze vergelijkbaar is met een speelfilm.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Bereik programma-aanbod\n \n Voor de toepassing van artikel 3.23, tweede lid, van de wet wordt programma-aanbod aangemerkt als programma-aanbod dat in slechts één gemeente of een beperkt aantal aan elkaar grenzende gemeenten kan worden ontvangen, indien het programma-aanbod gericht is op die betreffende gemeente(n) en niet tevens wordt verspreid via een ander deel van het nationale omroepnetwerk of in andere gemeenten via een programmakanaal.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 7\n Aandacht Europese producties op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n Het onder de aandacht brengen van Europese producties op een commerciële mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet kan onder meer worden verzekerd door:\n \n \n a.\n het voorzien in een vanaf de startpagina van de dienst toegankelijke aan Europese producties gewijde sectie;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om in de als onderdeel van die dienst beschikbare zoekfunctie naar Europese producties te zoeken; of\n \n \n c.\n het gebruik van Europese producties in de campagnes van die dienst of een minimum percentage Europese producties die in de catalogus van die dienst worden aanbevolen, bijvoorbeeld door gebruik van banners of vergelijkbare instrumenten.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Ontheffing aandeel Europese producties lage omzet en klein publiek\n \n \n 1\n De verplichting voor het behalen van het aandeel Europese producties en het onder de aandacht brengen daarvan als bedoeld in artikel 3.29c, eerste en tweede lid, van de wet geldt niet voor aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag met een lage omzet of een klein publiek.\n \n \n 2\n Als lage omzet wordt aangemerkt een jaaromzet tot twee miljoen euro, daarbij inbegrepen de jaaromzet van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.\n \n \n 3\n Als klein publiek wordt aangemerkt een aandeel gebruikers van minder dan 1% ten opzichte van het veronderstelde aantal potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag van de lidstaat waar de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt. Voor het aantal veronderstelde potentiële gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag, wordt uitgegaan van 80% van de bevolking van de lidstaat waar de desbetreffende commerciële mediadienst op aanvraag zich op richt.\n \n \n 4\n Om voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking te komen, dient de aanbieder van de commerciële mediadienst op aanvraag een verzoek om een ontheffing in bij het Commissariaat. Bij het verzoek om ontheffing dient alle relevante informatie op grond waarvan een besluit kan worden genomen, te worden gevoegd.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Ontheffing Europese producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal gedeeltelijk worden verleend, met dien verstande dat het percentage niet lager gesteld kan worden dan tien.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het aandeel genoemd in artikel 3.20, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager worden vastgesteld zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Ontheffing Europese producties audiovisueel media-aanbod op commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties voor audiovisueel media-aanbod van commerciële mediadiensten op aanvraag als bedoeld in artikel 3.29c van de wet, kunnen worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat naleving gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een geval als bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van de commerciële mediadienst op aanvraag, de aard van het audiovisueel media-aanbod, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een commerciële mediadienst op aanvraag niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het percentage genoemd in artikel 3.29c van de wet lager worden vastgesteld zolang het format van de commerciële mediadienst op aanvraag niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n III\n Nederlands- en friestalige producties\n \n \n Artikel\n 11\n Oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties\n \n Als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties als bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet wordt mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat Nederlands- of Friestalig is ingesproken;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties bevat, dat voorzien is van een Nederlands- of Friestalige voice-over.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Berekeningswijze aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties, bedoeld in artikel 3.24 van de wet, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal per kalenderjaar. Herhalingen van programma’s worden meegeteld.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Ontheffing oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties voor programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, het territoriale bereik van het programmakanaal en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Wanneer een programmakanaal nagenoeg geheel is gericht op een uitzendgebied buiten Nederland kan het percentage bedoeld in artikel 3.24, eerste lid, van de wet gedurende de looptijd van de toestemming op nul worden gesteld zolang het format van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 6\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Ondertiteling oorspronkelijk Nederlandstalige producties programmakanalen\n \n Als oorspronkelijk Nederlandstalige producties die voorzien zijn van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking zoals bedoeld in artikel 17 van het besluit worden aangemerkt oorspronkelijk Nederlandstalige producties:\n \n \n a.\n die Nederlandstalig zijn ingesproken;\n \n \n b.\n die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlandstalige producties bevatten die voorzien zijn van een Nederlands- of Friestalige voice-over dan wel Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken en die voorzien zijn van een ondertiteling overeenkomstig artikel 18a van de regeling.\n \n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Berekeningswijze percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het percentage ondertiteling als bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar besteed aan producties die kunnen worden aangemerkt als oorspronkelijk Nederlandstalige producties zoals bedoeld in artikel 14 van deze beleidsregel.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde percentage ondertiteling worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n \n 3\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid wordt het programma-aanbod bestaande uit producties die in de Nederlandse taal zijn ingesproken én in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan 8 jaar buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 4\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid worden afzonderlijke muziekclips buiten beschouwing gelaten.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Ontheffing percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het percentage ondertiteling van programma-aanbod als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal of bijzondere economische omstandigheden, worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat direct aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel lager worden vastgesteld voor een periode van maximaal drie kalenderjaren.\n \n \n 4\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een bijzonder geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het percentage ondertiteling wordt voldaan, kan dit aandeel gedurende de looptijd van de toestemming voor het verzorgen van het programmakanaal lager of op nul worden vastgesteld, zolang het programmaformat van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 5\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 17\n Bereik programmakanalen\n \n Voor de toepassing van artikel 17 van het besluit meldt de commerciële media-instelling onverwijld aan het Commissariaat zodra zij een technisch bereik heeft van ten minste 75 procent van alle huishoudens in Nederland.\n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n IV\n Rapportageverplichting en inhoud verslag\n \n \n Artikel\n 18\n Rapportageverplichting quota\n \n \n 1\n De commerciële media-instellingen met programmakanalen met een landelijk marktaandeel gelijk aan of groter dan 0,3% in ten minste één lidstaat brengen eenmaal per twee jaar vóór 1 mei over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20, eerste lid, 3.21, 3.24, eerste lid en 3.25 van de wet en artikel 17 van het besluit.\n \n \n 2\n De commerciële media-instellingen met programmakanalen met een landelijk marktaandeel kleiner dan 0,3% brengen op verzoek van het Commissariaat verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20, eerste lid, 3.24, eerste lid en 3.25 van de wet.\n \n \n 3\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 3.29c, eerste lid, van de wet.\n \n \n 4\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren naast het uitbrengen van het verslag als bedoeld in het derde lid, gelijktijdig over de naleving van de verplichting in artikel 3.29c, tweede lid, van de wet om op de commerciële mediadienst op aanvraag aandacht te besteden aan Europese producties (artikel 7 van de beleidsregels).\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 19\n Verslag programmakanalen\n \n \n 1\n De verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens zowel in absolute zin als procentueel op basis van een steekproef van een week per kwartaal voor elk rapportagejaar.\n \n \n 2\n In de verslagen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageschema’s op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan een media-instelling op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.\n \n \n 5\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n \n 6\n Het tweede lid is niet van toepassing op commerciële media-instellingen met programmakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens, voor zover dat betrekking heeft op het onderdeel ondertiteling in het rapportageformulier.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 20\n Verslag commerciële mediadiensten op aanvraag\n \n \n 1\n De verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens op basis van een heel jaar dan wel op basis van de eerste dag van de vier steekproefweken voor elk rapportagejaar als bedoeld in artikel 19, eerste lid.\n \n \n 2\n In de verslagen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van deze beleidsregel wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag op voorafgaande aanvraag toestaan op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren.\n \n \n 5\n Indien vaststaat dat het audiovisueel media-aanbod (op een kanaal) van een aanbieder van een commerciële mediadienst op aanvraag voor 100% bestaat uit Europese producties, kan voor de rapportage worden volstaan met het invullen en ondertekenen van het formulier ‘Verklaring Europese producties’, zoals die op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.\n \n \n 6\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n V\n Slotbepaling\n \n \n Artikel\n 21\n Citeertitel en inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel quota commerciële media-instellingen 2022.\n \n \n 2\n De Beleidsregel programmaquota 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 3\n Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).\n \n \n 4\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 5\n Op ontheffingen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend, blijft de Beleidsregel programmaquota 2019 van toepassing die op dat moment van kracht was, met uitzondering van de bepalingen inzake de rapportageverplichting.\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n \n Commissariaat voor de Media,\n \n R.\n Eringa-Wensing\n \n voorzitter\n \n \n \n P.\n Eijsvoogel\n \n commissaris\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022\n \n202288118-01-2022202288118-01-202219-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046206/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-01tot-en-met2022-01-20T07:14:24+01:002023-02-22T06:31:20+01:00BWBR0046206.WTI2023-02-182022-01-192023-02-172022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:22+01:002023-02-22T06:32:20+01:00100448336942dafe56008cd3dc4846525cc0af635fe2da50f116df0762500f95b0943171856c2f7d2c3ac39832cc65e689d6fb4877fc0193a32ff3b01c7f470a9cae272022-01-012022-01-182022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:22+01:002022-01-20T07:15:22+01:00115563c3102fcab752407c4dd090422824afe981dd7cbfac5d44fa1ed477eb15cdf5c1e1693667d74d289cc7a6fcfcfcfe9a681ea5ab009600c3fc19b58074bb94925a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046207/2022-01-19_0/xml/BWBR0046207_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 6 januari 2022, 2021-0000263329, directie Financiële Markten, tot vaststelling van de bijdragen gemoedsbezwaarden 2022202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n Regeling vaststelling bijdragen gemoedsbezwaarden 2022202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n Gelet op artikel 20 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;\n \n \n BESLUIT:\n \n202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Het bedrag dat personen die gemoedsbezwaren hebben tegen het sluiten van een verzekering, verschuldigd zijn voor het verkrijgen van een bewijs van vrijstelling van de verplichting van verzekering, beloopt voor het jaar 2022:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie 1\n \n \n € 37,50\n \n \n voor vierwielige personenauto's en bestelauto's;\n \n \n \n \n Categorie 3\n \n \n € 37,50\n \n \n voor autobussen, vrachtauto’s en trekkers;\n \n \n \n \n Categorie 6\n \n \n € 12,50\n \n \n voor motorrijwielen, scooters, motorcarriers en overige niet tot de categorieën 1, 3, 7 of 8 behorende motorrijtuigen;\n \n \n \n \n Categorie 7\n \n \n € 12,50\n \n \n voor landbouwwerktuigen;\n \n \n \n \n Categorie 8\n \n \n € 12,50\n \n \n voor rijwielen met hulpmotor.\n \n \n \n \n \n202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022\n \n202295018-01-202206-01-20222021-0000263329202295018-01-202206-01-20222021-000026332919-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046207/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-20T07:14:39+01:002023-01-24T06:23:55+01:00BWBR0046207.WTI2024-01-192022-01-199999-12-312022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:22+01:002022-01-20T07:15:22+01:00143381e83c5db159cf991b6ed9afb1ca8b4eacc5c603a8ab56dd2468639cf06c18bde9a3984d576baf0ee0a9370ee24e1eabb500bf85d7e4f7ca0db4aabda51f60549", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046208/2022-01-01_0/xml/BWBR0046208_2022-01-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel Handhaving jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Beleidsregel Handhaving jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) beleidsregels op met betrekking tot de volgende haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheden.\n De NZa houdt op grond van artikel 16, sub e van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) toezicht op de naleving van artikel 40b, Wmg. Artikel 40b Wmg voorziet in de verplichting voor een zorgaanbieder om zich jaarlijks voor 1 juni te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.\n \n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:\n \n \n \n Andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder: specifieke informatie inzake gegevens betreffende de organisatiestructuur, bestuursstructuur, exploitatiekosten en bedrijfsvoering van de zorgaanbieder, als bedoeld in artikel 1, sub g, Regeling verslaggeving WTZi.\n \n \n \n Beschikking: een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid Awb.\n \n \n \n Bub WMG:\n Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.\n \n \n \n NZa: Nederlandse Zorgautoriteit.\n \n \n \n CIBG: uitvoeringsorganisatie die valt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n \n \n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau.\n \n \n \n Combinatie-instelling: een zorgaanbieder die tevens\n \n \n 1)\n een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet is of;\n \n \n 2)\n een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is.\n \n \n \n \n \n Grote zorgaanbieder: een zorgaanbieder die niet voldoet aan de criteria van een micro of kleine zorgaanbieder en derhalve een grote organisatie in de zin van de Regeling verslaggeving WTZi is.\n \n \n \n IGJ: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.\n \n \n \n Jaarverantwoording: de jaarverantwoording als bedoeld in artikel 40b, tweede lid, Wmg.\n \n \n \n Kleine zorgaanbieder: een zorgaanbieder wordt, ingevolge artikel 3, onderdeel g, van de Regeling verslaggeving WTZi aangemerkt als kleine zorgaanbieder indien de zorgaanbieder op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien, heeft voldaan aan twee of meer van de volgende eisen:\n \n \n –\n de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 6.000.000;\n \n \n –\n de netto-omzet over het verslagjaar bedraagt niet meer dan € 12.000.000;\n \n \n –\n het gemiddeld aantal werknemers over het verslagjaar bedraagt minder dan 50.\n \n \n \n \n \n Micro-zorgaanbieder: een zorgaanbieder wordt, ingevolge artikel 3, onderdeel e, van de Regeling verslaggeving WTZi aangemerkt als micro-zorgaanbieder indien de zorgaanbieder op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien, heeft voldaan aan twee of meer van de volgende eisen:\n \n \n –\n de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 350.000;\n \n \n –\n de netto-omzet over het verslagjaar bedraagt niet meer dan € 700.00;\n \n \n –\n het gemiddeld aantal werknemers over het verslagjaar bedraagt minder dan 10.\n \n \n \n \n \n Overgangsjaar: de jaarverantwoording over het verslagjaar 2021, waarin het bepaalde in de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die regeling luidde op 31 december 2021, overeenkomstig van toepassing is verklaard op grond van artikel 16 van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.\n \n \n \n Regeling openbare jaarverantwoording WMG: Regeling, zoals vermeld in artikel 40b, tweede en derde lid, Wmg.\n \n \n \n Regeling verslaggeving WTZi:\n Regeling verslaggeving WTZi, zoals deze regeling luidde op 31 december 2021.\n \n \n \n Uitvoeringsbesluit WTZi:\n Uitvoeringsbesluit WTZi, zoals dit besluit luidde op 31 december 2021.\n \n \n \n Vereenvoudigde jaarverantwoording: een vereenvoudigde jaarverantwoording is van toepassing voor micro-zorgaanbieders en betreft een vereenvoudigde jaarverslaggeving (zonder accountantsverklaring) en specifieke informatie op grond van de Regeling verslaggeving WTZi (vereenvoudigde vragenlijst, zoals opgenomen in bijlage 2 van de voornoemde Regeling). De balans- en resultatenrekening bevat ten minste de posten die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling verslaggeving WTZi. Micro-zorgaanbieders kunnen zich op deze wijze vereenvoudigd verantwoorden.\n \n \n \n Verslagjaar: het verslagjaar, zoals is bedoeld in deze beleidsregel en de Regeling verslaggeving WTZi, is altijd gelijk aan een kalenderjaar.\n \n \n \n Volledige jaarverantwoording: een volledige jaarverantwoording is van toepassing op kleine en grote zorgaanbieders en betreft een jaarverslaggeving als bedoeld in bijlage 1 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving, met een controleverklaring als bedoeld in artikel 2 en artikel 2a van de Regeling verslaggeving WTZi, dan wel een beoordelingsverklaring, als bedoeld in artikel 3, sub g van de Regeling verslaggeving WTZi. Voorts is specifieke informatie vereist op grond van bijlage 2 van de Regeling verslaggeving WTZi (de zogenaamde uitgebreide vragenlijst). Kleine en grote zorgaanbieders dienen zich op deze wijze volledig te verantwoorden.\n \n \n \n Wmg:\n Wet marktordening gezondheidszorg.\n \n \n \n WTZi:\n Wet toelating zorginstellingen, zoals die wet luidde op 31 december 2021.\n \n \n \n Zorg: Zorg zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, sub b, onder 1 Wmg.\n \n \n \n Zorgaanbieder: De zorgaanbieder, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 40b, zesde lid, Wmg.\n \n \n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de beleidsregel\n \n Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa in het overgangsjaar (verslagjaar 2021) toeziet op de naleving van de verplichting van zorgaanbieders om een jaarverantwoording openbaar te maken. Ook beschrijft deze beleidsregel de wijze waarop de NZa deze verplichting handhaaft en hoe zij daarbij de haar in hoofdstuk 6 van de Wmg toegekende bevoegdheden inzet.\n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Reikwijdte\n \n Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c en 40b, zesde lid, Wmg. Op grond van artikel 2, lid 2 Wmg jo artikel 5b Bub WMG blijft artikel 40b Wmg buiten toepassing voor zorgaanbieders waarop op het onmiddellijk aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders voorafgaand tijdstip, de artikelen 15 en 16 WTZi niet van toepassing waren.\n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 4\n Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken\n \n \n 1\n De NZa houdt toezicht op de naleving van de verplichting van artikel 40b, eerste lid, Wmg. Op grond van voornoemd artikel dient een zorgaanbieder jaarlijks vóór 1 juni een jaarverantwoording openbaar te maken. Ter uitvoering van haar toezichtstaak ontvangt de NZa van het CIBG een overzicht van zorgaanbieders die op 31 december 2021 beschikte over een toelating als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet toelating zorginstellingen en behoren tot de in artikel 2.1, vijfde lid van het Uitvoeringsbesluit WTZi (oud) genoemde categorieen van zorgaanbieders, alsmede Regionale ambulancevoorzieningen als bedoeld in de Wet ambulancezorgvoorzieningen, als ook een overzicht waarin is vermeld welke zorgaanbieders aan de openbaarmakingsverplichting hebben voldaan.\n \n \n 2\n Kleine en grote zorgaanbieders dienen binnen de gestelde termijn zorg te dragen voor een volledige jaarverantwoording over het overgangsjaar. Deze verantwoording dient te voldoen aan de gestelde voorschriften in de Regeling verslaggeving WTZi.\n \n \n 3\n Micro-zorgaanbieders dienen binnen de gestelde termijn zorg te dragen voor een vereenvoudigde jaarverantwoording over het overgangsjaar. Deze verantwoording dient te voldoen aan de gestelde voorschriften in de Regeling verslaggeving WTZi.\n \n \n 4\n De NZa controleert ten aanzien van de zorgaanbieders, vermeld in het tweede en derde lid, de procedurele en materiële nakoming van de jaarverantwoording, overeenkomstig de bepalingen van de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die regeling luidde op 31 december 2021.\n \n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 5\n Handhaving\n \n \n 1\n Indien een zorgaanbieder artikel 40b, eerste lid, Wmg niet naleeft, kan de NZa een last onder dwangsom opleggen. Alvorens een last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder stelt de NZa in beginsel middels een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.\n \n \n 2\n De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder in het geval hij op het einde van de termijn die is gesteld in het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichting van artikel 40b Wmg heeft voldaan en de eventuele zienswijze geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien.\n \n \n 3\n De begunstigingstermijn van de last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.\n \n \n 4\n De verbeuringstermijn van de last onder dwangsom bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder, die gehouden is een volledige jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 1.000,– per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 10.000,–.\n \n \n 5\n Indien de zorgaanbieder gehouden is een vereenvoudigde jaarverantwoording openbaar te maken bedraagt, in afwijking van het voorgaande lid de last € 500,– per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,–.\n \n \n 6\n Alvorens een tweede last onder dwangsom op te leggen ter aanmaning van de zorgaanbieder om te voldoen aan de verplichting van artikel 40b Wmg, stelt de NZa middels een tweede voornemen last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.\n \n \n 7\n Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de last onder dwangsom bedoeld het tweede lid niet voldoet aan artikel 40b Wmg, legt de NZa een tweede last onder dwangsom op.\n \n \n 8\n De begunstigingstermijn van de tweede last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.\n \n \n 9\n De verbeuringstermijn bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 2.500,– per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 25.000,–.\n \n \n 10\n Indien de zorgaanbieder gehouden is een vereenvoudigde jaarverantwoording openbaar te maken bedraagt, in afwijking van het voorgaande lid de tweede last € 1.250,– per week, met een maximum van € 12.5000,–.\n \n \n 11\n Alvorens over te gaan tot invordering van verbeurde dwangsommen stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid een zienswijze af te geven.\n \n \n 12\n Inning en incasso van verbeurde dwangsommen geschiedt door het CJIB, namens de NZa.\n \n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 6\n Publicatie sancties\n \n 1. De NZa kan, overeenkomstig wet- en regelgeving en haar daarop gebaseerde beleid inzake openbaarmaking, handhavingsbesluiten openbaar maken door publicatie op haar website.\n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 7\n Inwerkingtreding / Bekendmaking\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.\n Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsregel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.\n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 8\n Citeertitel\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Handhaving jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021.\n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n202287817-01-202221-12-2021TH/BR-034202287817-01-202221-12-2021TH/BR-03401-01-2022De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046208/manifest.xml", "content": "2022-01-012022-01-19T06:28:09+01:002022-01-19T06:28:09+01:00BWBR0046208.WTI2022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-19T06:28:26+01:002022-01-19T06:28:26+01:004634078109df4a04775e1e65da93edfebfa41d72426e839da4bbc3990396b384dac7c23cd01de69d04c25eb4b4a184c6f5628a514328906a70b3bc5f1848682fc2a33", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046209/2022-01-18_0/xml/BWBR0046209_2022-01-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 7 oktober 2021, nr. IENW/BSK- 2021/270096, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KiM 2021)202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n Protocol KiM 2021202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 15, zesde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n BESLUIT:\n \n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid komt te luiden:\n \n \n I.\n \n Algemeen\n \n \n \n 1.\n Het KiM is een onafhankelijke eenheid binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), die strategische kennisproducten levert ten behoeve van de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit. Dat betekent dat het formuleren van strategische kennisvragen een essentieel onderdeel moet zijn van het beleidsproces. Daarmee kan de kwaliteit van de strategische beleidsontwikkeling toenemen.\n Het KiM stelt onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde verkenningen en analyses op die relevant zijn voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit en brengt kennis in de beleidsprocessen van IenW. Door het KiM verricht onderzoek dient inhoudelijk onafhankelijk te zijn van het beleid, omdat beleidsonderzoek een verkennend en toetsend karakter heeft. Met onderzoek kan worden nagegaan in hoeverre het (voorgenomen of gevoerde) beleid bijdraagt aan overheidsdoelstellingen. Als de uitkomsten van deze toetsing worden beïnvloed door het beleid zelf, kan deze toetsende rol niet adequaat worden vervuld. Spelregels om de inhoudelijke onafhankelijkheid van het KiM te waarborgen zijn opgenomen in dit protocol.\n \n \n 2.\n De wijze waarop het KiM zijn taken uitvoert en de wijze waarop het daarbij samenwerkt met de beleidsdirectoraten-generaal, Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport, vereisen goede afspraken waarbij de respectievelijke beleids- en beheers verantwoordelijkheden duidelijk zijn aangegeven. Deze regeling voorziet daarin. Voorts schetst deze regeling de kaders voor de samenwerking tussen het KiM en de planbureaus. Ook de relatie met de Tweede Kamer wordt beschreven.\n \n \n \n \n II.\n \n Taken\n \n Het KiM levert een wetenschappelijke bijdrage aan de ontwikkeling en evaluatie van beleid. Dit geschiedt door:\n \n \n a.\n het zelf uitvoeren van onderzoek en analyses;\n \n \n b.\n het bijeenbrengen en bewerken van elders geproduceerde kennis of informatie op het gebied van mobiliteit.\n \n \n Aan de bovengenoemde hoofdtaken zijn de volgende afgeleide taken verbonden:\n \n \n i.\n het adviseren omtrent de aard en omvang van wetenschappelijke ondersteuning bij de beantwoording van beleidsvragen;\n \n \n ii.\n het aangeven van de mogelijke consequenties van beleidskeuzes;\n \n \n iii.\n het actief verspreiden van (internationale) kennis.\n \n \n \n \n III.\n \n Aansturingskaders\n \n Bij de uitvoering van zijn taken als een onafhankelijke eenheid binnen het Ministerie van IenW geldt dat op het KiM de algemene bevoegdheden en verplichtingen van toepassing zijn die voor iedere IenW-dienst gelden. In de hiernavolgende paragrafen worden de bijzondere regelingen beschreven die met betrekking tot de beleids- en beheersmatige aansturing gelden voor het KiM.\n \n \n 1.\n \n Onderzoeksportefeuille\n \n De onderzoeksportefeuille van het KiM wordt grotendeels vraaggestuurd gevuld. Dat wil zeggen dat onderzoeksresultaten voorzien in kennisvragen bij beleidsdirecties van IenW, zodat de resultaten kunnen worden ingebed in beleid. Ten aanzien van deze 'onderzoeksagenda' dient een onderscheid gemaakt te worden tussen a) de langere termijn onderzoeksprogrammering met een thematisch karakter, en b) de besluitvorming met betrekking tot acute, niet-geprogrammeerde onderzoekswensen.\n Een goede onderzoeksprogrammering is van vitaal belang. In de eerste plaats wordt in het proces van programmeren op gestructureerde wijze helderheid verkregen over de behoeften bij het beleid aan wetenschappelijk gefundeerde kennis. Door het thematisch bundelen van de diverse concrete behoeften kan, in de tweede plaats, het wetenschappelijk onderzoek worden verdiept en wordt de cumulatie van kennis bevorderd. In de derde plaats verschaft het onderzoeksprogramma een beoordelingskader voor de te ondernemen onderzoeksactiviteiten en is het tevens een sturingsinstrument voor de eigen organisatie: op welke wijze en met welke middelen zal uitvoering aan de programmering worden gegeven?\n \n \n 2.\n \n Communicatie binnen IenW\n \n Het KiM communiceert actief met andere delen van het Ministerie van IenW door middel van presentaties, gesprekken en informele contacten. De directeur van het KiM is agendalid van de Bestuursraad, zodat hij zich kan oriënteren op de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsoverwegingen. Alle producten van het KiM worden – al dan niet in samengevatte vorm – ter kennis gebracht van de departementsleiding en worden besproken met de leiding van de dienstonderdelen die het aangaat.\n \n \n 3.\n \n Programma\n \n De inhoudelijke sturing krijgt invulling door de ontwikkeling van een strategisch onderzoeksbeleid. Dit komt tot uiting in een jaarlijks programma van het KiM. Het programmeringsproces kent de volgende drie fasen:\n \n \n a.\n Inventarisatie\n Op basis van het vele informele overleg dat plaatsvindt, en van de besprekingen over de voortgang van onderzoeksondersteuning op de diverse beleidsprogramma's en taakterreinen maakt het KiM een eerste inventarisatie op van de belangrijkste strategische beleidsproblemen en de hieraan gekoppelde behoeften aan wetenschappelijke ondersteuning. Gelijktijdig hieraan kan, bijvoorbeeld met behulp van brainstormsessies en strategische beleidsconferenties, reeds informeel bij de leiding van de IenW-onderdelen over de aard van de wetenschappelijke bijdragen aan IenW-beleid worden gesproken. Het is hierbij van belang dat naast concrete onderzoekswensen vooral ook te onderzoeken trends, toekomstige beleidsonderwerpen, maatschappelijke ontwikkelingen die voor IenW van belang zijn, etc., worden opgetekend.\n Deze 'ruwe' inventarisatie wordt door het KiM verwerkt: er vindt een thematische bundeling plaats en van concrete onderzoekswensen wordt nagegaan of deze onderzoekwaardig (is over het onderwerp inderdaad nog onvoldoende bekend?) en onderzoekbaar (kan onderzoek antwoord geven op de gestelde vragen?) zijn.\n \n \n b.\n Advisering\n De aldus 'veredelde' inventarisatie wordt vervolgens in een adviesronde voorgelegd aan de directieteams van de betrokken beleidsDG's. In deze ronde dient vooral op mogelijke blinde vlekken gelet te worden en dient beoordeeld te worden welk gewicht de aangedragen thema's hebben gelet op het belang voor de beleidsvorming op (middel)lange termijn. Dit advies wordt verwerkt in een document dat wordt voorgelegd aan de secretaris-generaal.\n \n \n c.\n Besluitvorming.\n De secretaris-generaal stelt het document vast.\n \n \n \n \n 4.\n \n Ongevraagd onderzoek\n \n Het KiM kan naast gevraagde beleidsonderzoeken ook ongevraagde onderzoeken uitvoeren. Deze worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering. Als het KiM een ongevraagd onderzoek uitvoert, wordt de departementsleiding daarover door het KiM geïnformeerd.\n \n \n 5.\n \n Onderzoek in opdracht van externen\n \n Verzoeken aan het KiM tot het doen van onderzoek door instanties die niet vallen binnen het ambtsbereik van de Minister van IenW (aan te duiden als externen) worden afgewogen in samenhang met het vastgestelde onderzoeksprogramma. In het bijzonder gaat het hier om vragen die vanuit de Tweede Kamer aan de Minister worden gesteld om het KiM onderzoeken te doen verrichten en voor onderzoek ter ondersteuning van het werk van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. De departementsleiding beoordeelt dergelijke verzoeken. Daarbij gelden de volgende criteria:\n \n \n a.\n het gevraagde onderzoek is een afgeleide van eerder door het KiM verricht onderzoek en vormt een aanvulling op c.q. versterking van door het KiM verricht of nog te verrichten onderzoek;\n \n \n b.\n extern onderzoek mag niet ten koste gaan van de primaire taakstelling;\n \n \n c.\n de omvang van te verrichten extern onderzoek mag in geld uitgedrukt niet meer belopen dan 10% van het totale KiM-budget.\n \n \n \n \n 6.\n \n Wetenschappelijke normen\n \n De resultaten van het werk van het KiM worden bepaald door de eisen van wetenschappelijke kwaliteit. Het KiM wordt geleid door een hoogleraar of iemand met vergelijkbare kwaliteiten.\n De kwaliteit van het werk van het KiM wordt geborgd door een systeem van externe audits. Dit gebeurt via 'peer reviews' door de wetenschappelijke fellows van het KiM en via een periodieke visitatie door een externe, onafhankelijke commissie.\n De medewerkers van het KiM nemen deel aan het (internationaal) wetenschappelijk forum.\n \n \n \n \n IV.\n \n Voorlichting, publiciteit en externe contacten\n \n \n \n 1.\n De Minister en zijn ambtenaren respecteren de uitkomsten van de door het KiM uitgevoerde onderzoeken. Zij verstrekken geen dienstopdrachten aan het KiM om formuleringen, uitkomsten, onderzoeksmethoden of veronderstellingen te veranderen.\n \n \n 2.\n De onderzoeken van het KiM zijn in principe openbaar en worden geplaatst op de eigen website van het KiM. Het tijdstip van publicatie is in beginsel niet later dan 28 dagen vanaf het moment dat een document voor publicatie gereed is. In voorkomende gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als de onderzoeken deel uitmaken van de voorbereiding van een grote beleidsnota, waarbij alle relevante onderzoeksrapporten gelijktijdig met het uitbrengen van de nota worden gepubliceerd. In zulke gevallen zal overleg met de departementsleiding plaatsvinden. Op actieve en passieve openbaarmaking is te allen tijde de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing.\n \n \n 3.\n Door middel van publicatie van dit protocol in de Staatscourant wordt vastgelegd dat dè inhoud van de publicaties van het KiM niet het standpunt van de Minister van IenW behoeft weer te geven.\n \n \n 4.\n De persvoorlichting over KiM-rapporten en de beleidsmatige implicaties daarvan wordt verzorgd door de Directie Communicatie van IenW.\n \n \n 5.\n Directie en medewerkers van het KiM kunnen desgevraagd worden betrokken bij het werk van adviesorganen, zoals de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur. In deze situaties zal de nadruk meestal liggen op het verstrekken van gegevens, uitvoeren van wetenschappelijke analyses en opstellen van prognoses.\n \n \n 6.\n Medewerkers die namens het KiM optreden, volgen ter zake de instructies van de directeur van het KiM. Zij informeren de Directie Communicatie over contacten met de pers of voorgenomen publicaties. Zij leggen bij publiek optreden het accent op beschrijvingen, analyses en prognoses. Zij kiezen geen positie in partijpolitieke debatten en onthouden zich van uitspraken over puur politieke kwesties of personen.\n \n \n 7.\n Bij verzoeken van derden die op basis van openbaar of gepubliceerd materiaal kunnen worden beantwoord, wordt de informatie als vorm van publieksvoorlichting verschaft. Externe verzoeken om aanvullende onderzoeken worden volgens de hiervoor in dit Protocol omschreven wijze behandeld.\n \n \n \n \n V.\n \n Samenwerking met de planbureaus en de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving\n \n \n \n 1.\n Het KiM werkt samen met de planbureaus CPB, SCP en PBL. Over de programmering wordt overleg gevoerd met de planbureaus. Uitwisseling van medewerkers wordt nagestreefd.\n \n \n 2.\n Met de Dienst Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) van Rijkswaterstaat worden afspraken gemaakt over taakverdeling en samenwerking. In zijn algemeenheid geldt dat vragen met een strategische of wetenschappelijke achtergrond primair bij het KiM zullen worden behandeld en vragen met een meer tactisch-operationele achtergrond bij WVL. De door WVL verzamelde basisinformatie en de WVL-modellen vormen belangrijke bronnen van kennis vormen voor het KiM. In de afspraken met WVL wordt snelle en directe toegang tot deze bronnen gewaarborgd.\n \n \n \n \n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van.12 december 2011, nr. IENM/BSK- 2011/163545, houdende vaststelling van het Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (Protocol KIM) wordt ingetrokken.\n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Protocol KiM 2021.\n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n B.\n Visser\n \n \n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022\n \n202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/270096202286217-01-202207-10-2021IENW/BSK- 2021/27009618-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046209/manifest.xml", "content": "2022-01-182022-01-19T06:28:10+01:002023-05-30T16:17:37+02:00BWBR0046209.WTI2022-01-189999-12-312022-01-189999-12-312022-01-19T06:28:26+01:002022-01-19T06:28:26+01:00377811e9ee18687ff6f06408c27ed992d931f21ba199fa585f285569e3634c2b8551042047e0f6ddff578383f8306853bb6c1031064db03adbc9cb1e962bbab5a43a6", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046210/2022-01-01_1/xml/BWBR0046210_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over recent Europees, onafhankelijk media-aanbod, oorspronkelijk Nederlandstalig of Friestalig programma-aanbod en programma-aanbod dat voorzien is van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking (Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022)202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n \n Gelet op de artikelen 2.115 tot en met 2.123 van de Mediawet 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n I\n Begripsbepalingen en reikwijdte\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n wet: de Mediawet 2008;\n \n \n b.\n \n besluit: het Mediabesluit 2008;\n \n \n c.\n \n regeling:\n Mediaregeling 2008;\n \n \n d.\n \n catalogus: de ordening van het audiovisueel media-aanbod in een databank die audiovisueel media-aanbod voor de gebruiker toegankelijk maakt;\n \n \n e.\n \n Europese producties: producties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n en artikel 1, tweede, derde en vierde lid van de Richtlijn;\n \n \n f.\n \n Richtlijn:\n Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;\n \n \n g.\n \n onafhankelijke producent: de producent van een onafhankelijke productie als bedoeld in artikel 2.120, eerste lid van de wet;\n \n \n h.\n \n ondertiteling: Nederlands-of Friestalig programma-aanbod voorzien van Nederlandstalige ondertiteling;\n \n \n i.\n \n producent: degene die programma-aanbod vervaardigt;\n \n \n j.\n \n programma-aanbod: televisieprogramma-aanbod;\n \n \n k.\n \n programmakanaal: televisieprogrammakanaal;\n \n \n l.\n \n themakanaal: een themakanaal op televisie;\n \n \n m.\n \n recente productie: een onafhankelijke productie die niet ouder is dan vijf jaar.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 2\n Europese producties\n \n \n 1\n Een producent als bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, van de Richtlijn wordt geacht in een lidstaat gevestigd te zijn indien zijn onderneming aldaar permanent is gevestigd en over vast personeel beschikt dat zich zowel met productie- als commerciële activiteiten in de Europese Unie bezighoudt.\n \n \n 2\n Indien niet bekend is welke producent een productie tot stand heeft gebracht, wordt onder producent mede verstaan de distributeur van de productie. In dat geval wordt de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd aangemerkt als de lidstaat waarin de producent is gevestigd.\n \n \n 3\n Het tweede lid is slechts van toepassing indien de media-instelling die de productie heeft verspreid, naar genoegen van het Commissariaat heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de relevante gegevens over de producent van de productie te achterhalen.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 3\n Onafhankelijke producties\n \n \n 1\n In aansluiting op artikel 2.120, eerste lid, van de wet wordt als onafhankelijke productie mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat wordt geproduceerd door een onafhankelijke producent tezamen met een media-instelling, ingeval de media-instelling niet wordt aangemerkt als producent van het betreffende aanbod;\n \n \n b.\n een door een media-instelling aangekochte onafhankelijke productie.\n \n \n \n \n 2\n Niet als onafhankelijke productie wordt aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat uitsluitend geproduceerd is door een media-instelling;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat geproduceerd is door een producent die meer dan negentig procent van het door hem geproduceerde media-aanbod, in de drie afgelopen boekjaren, heeft geleverd aan dezelfde media-instelling.\n \n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n II\n Europese producties\n \n \n Artikel\n 4\n Berekeningswijze aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties op programmakanalen als bedoeld in de artikelen 2.115 tot en met 2.120, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal per kalenderjaar, daarvan uitgezonderd het media-aanbod als bedoeld in artikel 2.121 van de wet.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties, als bedoeld in het eerste lid, worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 5\n Berekeningswijze aandeel Europese producties audiovisueel media-aanbod op aanvraag\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese per aanbodkanaal dat kwalificeert als een mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 2.115, tweede lid, van de wet wordt uitgegaan van het aantal Europese titels in de desbetreffende catalogus, afgezet tegen het totaal aantal titels in de catalogus.\n \n \n 2\n Als titel wordt in ieder geval aangemerkt een film en een seizoen van een serie. Een aflevering van een serie kan als titel worden aangemerkt indien deze vergelijkbaar is met een film.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 6\n Aandacht Europese producties audiovisuele mediadiensten op aanvraag\n \n Het onder de aandacht brengen van Europese producties als bedoeld in artikel 2.115, derde lid, van de wet kan onder meer worden verzekerd door:\n \n \n a.\n het voorzien in een vanaf de startpagina van de dienst toegankelijke aan Europese producties gewijde sectie;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om in de als onderdeel van die dienst beschikbare zoekfunctie naar Europese producties te zoeken; of\n \n \n c.\n het gebruik van Europese producties in de campagnes van die dienst of een minimum percentage Europese producties die in de catalogus van die dienst worden aanbevolen, bijvoorbeeld door gebruik van banners of vergelijkbare instrumenten.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 7\n Ontheffing aandeel Europese producties lage omzet en klein publiek\n \n \n 1\n De verplichting voor het behalen van het aandeel Europese producties en het onder de aandacht brengen daarvan als bedoeld in artikel 2.115, tweede en derde lid, van de wet geldt niet voor aanbieders van audiovisuele mediadiensten op aanvraag op aanbodkanalen met een lage omzet of een klein publiek.\n \n \n 2\n Als lage omzet wordt aangemerkt een jaaromzet tot twee miljoen euro.\n \n \n 3\n Als klein publiek wordt aangemerkt een aandeel gebruikers van minder dan 1% ten opzichte van het veronderstelde aantal potentiële gebruikers van audiovisuele mediadiensten op aanvraag. Voor het aantal veronderstelde potentiële gebruikers van audiovisuele mediadiensten op aanvraag, wordt uitgegaan van 80% van de Nederlandse bevolking.\n \n \n 4\n Om voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking te komen, dient de aanbieder van de audiovisuele mediadienst op aanvraag voor het aanbodkanaal een verzoek om een ontheffing in bij het Commissariaat. Bij het verzoek om een ontheffing dient alle relevante informatie op grond waarvan een besluit kan worden genomen te worden gevoegd.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 8\n Ontheffing Europese producties audiovisueel media-aanbod op aanvraag\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties voor aanbieders van audiovisueel media-aanbod op aanvraag per aanbodkanaal als bedoeld in artikel 2.115, tweede en derde lid, van de wet kunnen worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat naleving gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een geval als bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van de mediadienst op aanvraag, de programmering, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat, gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een mediadienst op aanvraag op een aanbodkanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het aandeel genoemd in artikel 2.115, tweede lid, van de wet lager worden vastgesteld zolang het format van het aanbodkanaal niet wijzigt.\n \n \n 4\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n III\n Nederlands- of friestalige producties\n \n \n Artikel\n 9\n Oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties\n \n Als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties als bedoeld in artikel 2.122, eerste lid van de wet wordt mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat Nederlands- of Friestalig is ingesproken;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties bevat, dat voorzien is van een Nederlands- of Friestalige voice-over.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 10\n Berekeningswijze aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties programmakanalen\n \n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties, als bedoeld in artikel 2.122, eerste lid, van de wet wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar met uitzondering van het programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.122, tweede lid, van de wet. Herhalingen van programma’s worden meegeteld.\n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 11\n Ontheffing oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties voor programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.122, derde lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, bijzondere economische omstandigheden en het territoriale bereik van het programmakanaal worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat, gelet op de omstandigheden die in het derde lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan als bedoeld in het tweede lid, kan het percentage genoemd in artikel 2.122, eerste lid, van de wet lager of op nul worden vastgesteld zolang het format van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 4\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 12\n Ondertiteling oorspronkelijk Nederlandstalige producties programmakanalen\n \n Als oorspronkelijk Nederlandstalige producties die voorzien zijn van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking zoals bedoeld in artikel 15 van het besluit, worden aangemerkt oorspronkelijk Nederlandstalige producties:\n \n \n a.\n die Nederlandstalig zijn ingesproken;\n \n \n b.\n die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlandstalige producties bevatten, die voorzien zijn van een Nederlands- of Friestalige voice-over dan wel Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken en die voorzien zijn van ondertiteling overeenkomstig artikel 18a van de regeling.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 13\n Berekeningswijze percentage ondertiteling landelijke publieke mediadiensten\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het percentage ondertiteling, bedoeld in artikel 15 van het besluit, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar besteed aan producties die kunnen worden aangemerkt als oorspronkelijk Nederlandstalige producties zoals bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregel.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde percentage ondertiteling worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n \n 3\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid wordt het programma-aanbod bestaande uit producties die in de Nederlandse taal zijn ingesproken én in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan 8 jaar buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 4\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid worden afzonderlijke videoclips buiten beschouwing gelaten.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 14\n Ontheffing percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffing van het percentage ondertiteling van oorspronkelijk Nederlandstalige producties voor programma-aanbod van de landelijke publieke mediadiensten als bedoeld in artikel 2.123, tweede lid, van de wet kunnen geheel of gedeeltelijk worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in het eerste lid, kan onder andere de (tijdelijke) technische onmogelijkheid voor het verzorgen van ondertiteling in aanmerking worden genomen.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n IV\n Rapportageverplichting en inhoud verslag\n \n \n Artikel\n 15\n Rapportageverplichting quota\n \n \n 1\n De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 mei over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, eerste lid, 2.116, 2.119, 2.122, eerste lid en 2.123, eerste lid, van de wet op de programmakanalen van de landelijke publieke mediadienst, daarbij inbegrepen de themakanalen van de NPO.\n \n \n 2\n De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 mei over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 2.115, tweede lid, van de wet op de aanbodkanalen van de NPO.\n \n \n 3\n De regionale publieke media-instellingen brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, eerste lid, 2.117, 2.119 en 2.122, eerste lid, van de wet op de programmakanalen.\n \n \n 4\n De regionale publieke media-instellingen brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 2.115, tweede lid, van de wet op de aanbodkanalen.\n \n \n 5\n De mediadiensten die audiovisueel media-aanbod op aanvraag verzorgen, rapporteren naast het uitbrengen van het verslag als bedoeld in het tweede en vierde lid, gelijktijdig over de naleving van de verplichting in artikel 2.115, derde lid, van de wet om in het audiovisueel media-aanbod aandacht te besteden aan Europese producties (artikel 6 van deze beleidsregel).\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 16\n Verslag programmakanalen NPO met uitzondering van de themakanalen\n \n \n 1\n De verslagen bedoeld in artikel 15, eerste lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens per televisieprogrammakanaal, met uitzondering van de themakanalen, op basis van een volledig rapportagejaar. De verslagen bestaan zowel uit gegevens per productie als getotaliseerd per televisieprogrammakanaal.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De NPO rapporteert op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op een andere wijze dan genoemd in het tweede lid te rapporteren. Hiervoor dient vooraf toestemming te worden gevraagd. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per programmakanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, onafhankelijke Europese, recente onafhankelijke Europese, Nederlands- en Friestalige producties en Nederlands- en Friestalige producties voorzien van Nederlandse ondertiteling.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 17\n Verslag themakanalen NPO en programmakanalen van de regionale media-instellingen\n \n \n 1\n De verslagen voor de themakanalen van de NPO als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de beleidsregel en de programmakanalen van de regionale media-instellingen als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de beleidsregel bevatten gegevens op basis van een steekproef van een week per kwartaal voor elk rapportagejaar.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De publieke media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren. Hiervoor dient vooraf goedkeuring te worden gevraagd. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per programmakanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, onafhankelijke Europese, recente onafhankelijke Europese, Nederlands- en Friestalige producties en Nederlands- en Friestalige producties voorzien van Nederlandse ondertiteling.\n \n \n 5\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n Artikel\n 18\n Verslag aanbodkanalen NPO en regionale media-instellingen\n \n \n 1\n De verslagen voor de aanbodkanalen van de landelijke en regionale publieke media-instellingen als bedoeld in artikel 15, tweede en vierde lid, van de beleidsregel bevatten gegevens op basis van een heel jaar dan wel op basis van de eerste dag van de vier steekproefweken voor elk rapportagejaar als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de beleidsregel.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De publieke media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per aanbodkanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, recente en onafhankelijke producties.\n \n \n 5\n Indien op een aanbodkanaal van de landelijke of regionale publieke media-instellingen vaststaat dat 100% Europese producties worden verspreid, kan voor de rapportage worden volstaan met het invullen en ondertekenen van het formulier ‘Verklaring Europese producties’ zoals die op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.\n \n \n 6\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n V\n Slotbepaling\n \n \n Artikel\n 19\n Citeertitel en inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022.\n \n \n 2\n De Beleidsregel programmaquota 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 3\n Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).\n \n \n 4\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 5\n Op ontheffingen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend, blijft de Beleidsregel programmaquota 2019 van toepassing die op dat moment van kracht was, met uitzondering van de bepalingen inzake de rapportageverplichting.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Commissariaat voor de Media,\n \n R.\n Eringa-Wensing\n \n voorzitter\n \n \n \n P.\n Eijsvoogel\n \n commissaris\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 880, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046210/2022-01-19_0/xml/BWBR0046210_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over recent Europees, onafhankelijk media-aanbod, oorspronkelijk Nederlandstalig of Friestalig programma-aanbod en programma-aanbod dat voorzien is van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking (Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022)202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n \n Gelet op de artikelen 2.115 tot en met 2.123 van de Mediawet 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n \n I\n Begripsbepalingen en reikwijdte\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n wet: de Mediawet 2008;\n \n \n b.\n \n besluit: het Mediabesluit 2008;\n \n \n c.\n \n regeling:\n Mediaregeling 2008;\n \n \n d.\n \n catalogus: de ordening van het audiovisueel media-aanbod in een databank die audiovisueel media-aanbod voor de gebruiker toegankelijk maakt;\n \n \n e.\n \n Europese producties: producties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n en artikel 1, tweede, derde en vierde lid van de Richtlijn;\n \n \n f.\n \n Richtlijn:\n Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten;\n \n \n g.\n \n onafhankelijke producent: de producent van een onafhankelijke productie als bedoeld in artikel 2.120, eerste lid van de wet;\n \n \n h.\n \n ondertiteling: Nederlands-of Friestalig programma-aanbod voorzien van Nederlandstalige ondertiteling;\n \n \n i.\n \n producent: degene die programma-aanbod vervaardigt;\n \n \n j.\n \n programma-aanbod: televisieprogramma-aanbod;\n \n \n k.\n \n programmakanaal: televisieprogrammakanaal;\n \n \n l.\n \n themakanaal: een themakanaal op televisie;\n \n \n m.\n \n recente productie: een onafhankelijke productie die niet ouder is dan vijf jaar.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 2\n Europese producties\n \n \n 1\n Een producent als bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, van de Richtlijn wordt geacht in een lidstaat gevestigd te zijn indien zijn onderneming aldaar permanent is gevestigd en over vast personeel beschikt dat zich zowel met productie- als commerciële activiteiten in de Europese Unie bezighoudt.\n \n \n 2\n Indien niet bekend is welke producent een productie tot stand heeft gebracht, wordt onder producent mede verstaan de distributeur van de productie. In dat geval wordt de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd aangemerkt als de lidstaat waarin de producent is gevestigd.\n \n \n 3\n Het tweede lid is slechts van toepassing indien de media-instelling die de productie heeft verspreid, naar genoegen van het Commissariaat heeft aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de relevante gegevens over de producent van de productie te achterhalen.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 3\n Onafhankelijke producties\n \n \n 1\n In aansluiting op artikel 2.120, eerste lid, van de wet wordt als onafhankelijke productie mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat wordt geproduceerd door een onafhankelijke producent tezamen met een media-instelling, ingeval de media-instelling niet wordt aangemerkt als producent van het betreffende aanbod;\n \n \n b.\n een door een media-instelling aangekochte onafhankelijke productie.\n \n \n \n \n 2\n Niet als onafhankelijke productie wordt aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat uitsluitend geproduceerd is door een media-instelling;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat geproduceerd is door een producent die meer dan negentig procent van het door hem geproduceerde media-aanbod, in de drie afgelopen boekjaren, heeft geleverd aan dezelfde media-instelling.\n \n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n II\n Europese producties\n \n \n Artikel\n 4\n Berekeningswijze aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties programmakanalen\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties op programmakanalen als bedoeld in de artikelen 2.115 tot en met 2.120, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal per kalenderjaar, daarvan uitgezonderd het media-aanbod als bedoeld in artikel 2.121 van de wet.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese, onafhankelijke en recente producties, als bedoeld in het eerste lid, worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Berekeningswijze aandeel Europese producties audiovisueel media-aanbod op aanvraag\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel Europese per aanbodkanaal dat kwalificeert als een mediadienst op aanvraag als bedoeld in artikel 2.115, tweede lid, van de wet wordt uitgegaan van het aantal Europese titels in de desbetreffende catalogus, afgezet tegen het totaal aantal titels in de catalogus.\n \n \n 2\n Als titel wordt in ieder geval aangemerkt een film en een seizoen van een serie. Een aflevering van een serie kan als titel worden aangemerkt indien deze vergelijkbaar is met een film.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Aandacht Europese producties audiovisuele mediadiensten op aanvraag\n \n Het onder de aandacht brengen van Europese producties als bedoeld in artikel 2.115, derde lid, van de wet kan onder meer worden verzekerd door:\n \n \n a.\n het voorzien in een vanaf de startpagina van de dienst toegankelijke aan Europese producties gewijde sectie;\n \n \n b.\n de mogelijkheid om in de als onderdeel van die dienst beschikbare zoekfunctie naar Europese producties te zoeken; of\n \n \n c.\n het gebruik van Europese producties in de campagnes van die dienst of een minimum percentage Europese producties die in de catalogus van die dienst worden aanbevolen, bijvoorbeeld door gebruik van banners of vergelijkbare instrumenten.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 7\n Ontheffing aandeel Europese producties lage omzet en klein publiek\n \n \n 1\n De verplichting voor het behalen van het aandeel Europese producties en het onder de aandacht brengen daarvan als bedoeld in artikel 2.115, tweede en derde lid, van de wet geldt niet voor aanbieders van audiovisuele mediadiensten op aanvraag op aanbodkanalen met een lage omzet of een klein publiek.\n \n \n 2\n Als lage omzet wordt aangemerkt een jaaromzet tot twee miljoen euro.\n \n \n 3\n Als klein publiek wordt aangemerkt een aandeel gebruikers van minder dan 1% ten opzichte van het veronderstelde aantal potentiële gebruikers van audiovisuele mediadiensten op aanvraag. Voor het aantal veronderstelde potentiële gebruikers van audiovisuele mediadiensten op aanvraag, wordt uitgegaan van 80% van de Nederlandse bevolking.\n \n \n 4\n Om voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking te komen, dient de aanbieder van de audiovisuele mediadienst op aanvraag voor het aanbodkanaal een verzoek om een ontheffing in bij het Commissariaat. Bij het verzoek om een ontheffing dient alle relevante informatie op grond waarvan een besluit kan worden genomen te worden gevoegd.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Ontheffing Europese producties audiovisueel media-aanbod op aanvraag\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel Europese producties voor aanbieders van audiovisueel media-aanbod op aanvraag per aanbodkanaal als bedoeld in artikel 2.115, tweede en derde lid, van de wet kunnen worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat naleving gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een geval als bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van de mediadienst op aanvraag, de programmering, de doelgroep, het niet voldoende kunnen verkrijgen van rechten voor Europese producties en bijzondere economische omstandigheden worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat, gelet op de omstandigheden die in het tweede lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een mediadienst op aanvraag op een aanbodkanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel Europese producties wordt voldaan, kan het aandeel genoemd in artikel 2.115, tweede lid, van de wet lager worden vastgesteld zolang het format van het aanbodkanaal niet wijzigt.\n \n \n 4\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n III\n Nederlands- of friestalige producties\n \n \n Artikel\n 9\n Oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties\n \n Als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties als bedoeld in artikel 2.122, eerste lid van de wet wordt mede aangemerkt:\n \n \n a.\n programma-aanbod dat Nederlands- of Friestalig is ingesproken;\n \n \n b.\n programma-aanbod dat onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties bevat, dat voorzien is van een Nederlands- of Friestalige voice-over.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Berekeningswijze aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties programmakanalen\n \n Voor de vaststelling van het behaalde aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties, als bedoeld in artikel 2.122, eerste lid, van de wet wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar met uitzondering van het programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.122, tweede lid, van de wet. Herhalingen van programma’s worden meegeteld.\n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 11\n Ontheffing oorspronkelijk Nederlands- en Friestalige producties programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffingen van het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties voor programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.122, derde lid, van de wet kunnen in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaald programmakanaal geheel of gedeeltelijk worden verleend.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval de aard van het programmakanaal, de programmering, de doelgroep, bijzondere economische omstandigheden en het territoriale bereik van het programmakanaal worden betrokken.\n \n \n 3\n Indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat, gelet op de omstandigheden die in het derde lid worden genoemd, sprake is van een geval waarin ten aanzien van een programmakanaal niet kan worden verlangd dat aan het aandeel oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties wordt voldaan als bedoeld in het tweede lid, kan het percentage genoemd in artikel 2.122, eerste lid, van de wet lager of op nul worden vastgesteld zolang het format van het programmakanaal niet wijzigt.\n \n \n 4\n Het verzoek om ontheffing dient, voorzien van een onderbouwing, te worden ingediend bij het Commissariaat.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Ondertiteling oorspronkelijk Nederlandstalige producties programmakanalen\n \n Als oorspronkelijk Nederlandstalige producties die voorzien zijn van ondertiteling ten behoeve van personen met een auditieve beperking zoals bedoeld in artikel 15 van het besluit, worden aangemerkt oorspronkelijk Nederlandstalige producties:\n \n \n a.\n die Nederlandstalig zijn ingesproken;\n \n \n b.\n die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlandstalige producties bevatten, die voorzien zijn van een Nederlands- of Friestalige voice-over dan wel Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken en die voorzien zijn van ondertiteling overeenkomstig artikel 18a van de regeling.\n \n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Berekeningswijze percentage ondertiteling landelijke publieke mediadiensten\n \n \n 1\n Voor de vaststelling van het percentage ondertiteling, bedoeld in artikel 15 van het besluit, wordt uitgegaan van het totale programma-aanbod per programmakanaal en per kalenderjaar besteed aan producties die kunnen worden aangemerkt als oorspronkelijk Nederlandstalige producties zoals bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregel.\n \n \n 2\n Voor de vaststelling van het behaalde percentage ondertiteling worden herhalingen van programma’s meegeteld.\n \n \n 3\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid wordt het programma-aanbod bestaande uit producties die in de Nederlandse taal zijn ingesproken én in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan 8 jaar buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 4\n Voor de vaststelling van het totale programma-aanbod genoemd in het eerste lid worden afzonderlijke videoclips buiten beschouwing gelaten.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Ontheffing percentage ondertiteling programmakanalen\n \n \n 1\n Ontheffing van het percentage ondertiteling van oorspronkelijk Nederlandstalige producties voor programma-aanbod van de landelijke publieke mediadiensten als bedoeld in artikel 2.123, tweede lid, van de wet kunnen geheel of gedeeltelijk worden verleend indien naar genoegen van het Commissariaat is aangetoond dat sprake is van een bijzonder geval.\n \n \n 2\n Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in het eerste lid, kan onder andere de (tijdelijke) technische onmogelijkheid voor het verzorgen van ondertiteling in aanmerking worden genomen.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n IV\n Rapportageverplichting en inhoud verslag\n \n \n Artikel\n 15\n Rapportageverplichting quota\n \n \n 1\n De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 mei over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, eerste lid, 2.116, 2.119, 2.122, eerste lid en 2.123, eerste lid, van de wet op de programmakanalen van de landelijke publieke mediadienst, daarbij inbegrepen de themakanalen van de NPO.\n \n \n 2\n De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 mei over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 2.115, tweede lid, van de wet op de aanbodkanalen van de NPO.\n \n \n 3\n De regionale publieke media-instellingen brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, eerste lid, 2.117, 2.119 en 2.122, eerste lid, van de wet op de programmakanalen.\n \n \n 4\n De regionale publieke media-instellingen brengen eenmaal per twee jaar in de oneven jaren vóór 1 mei over de voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van artikel 2.115, tweede lid, van de wet op de aanbodkanalen.\n \n \n 5\n De mediadiensten die audiovisueel media-aanbod op aanvraag verzorgen, rapporteren naast het uitbrengen van het verslag als bedoeld in het tweede en vierde lid, gelijktijdig over de naleving van de verplichting in artikel 2.115, derde lid, van de wet om in het audiovisueel media-aanbod aandacht te besteden aan Europese producties (artikel 6 van deze beleidsregel).\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Verslag programmakanalen NPO met uitzondering van de themakanalen\n \n \n 1\n De verslagen bedoeld in artikel 15, eerste lid, van deze beleidsregel bevatten gegevens per televisieprogrammakanaal, met uitzondering van de themakanalen, op basis van een volledig rapportagejaar. De verslagen bestaan zowel uit gegevens per productie als getotaliseerd per televisieprogrammakanaal.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De NPO rapporteert op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op een andere wijze dan genoemd in het tweede lid te rapporteren. Hiervoor dient vooraf toestemming te worden gevraagd. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per programmakanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, onafhankelijke Europese, recente onafhankelijke Europese, Nederlands- en Friestalige producties en Nederlands- en Friestalige producties voorzien van Nederlandse ondertiteling.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 17\n Verslag themakanalen NPO en programmakanalen van de regionale media-instellingen\n \n \n 1\n De verslagen voor de themakanalen van de NPO als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de beleidsregel en de programmakanalen van de regionale media-instellingen als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de beleidsregel bevatten gegevens op basis van een steekproef van een week per kwartaal voor elk rapportagejaar.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De publieke media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat.\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren. Hiervoor dient vooraf goedkeuring te worden gevraagd. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per programmakanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, onafhankelijke Europese, recente onafhankelijke Europese, Nederlands- en Friestalige producties en Nederlands- en Friestalige producties voorzien van Nederlandse ondertiteling.\n \n \n 5\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Verslag aanbodkanalen NPO en regionale media-instellingen\n \n \n 1\n De verslagen voor de aanbodkanalen van de landelijke en regionale publieke media-instellingen als bedoeld in artikel 15, tweede en vierde lid, van de beleidsregel bevatten gegevens op basis van een heel jaar dan wel op basis van de eerste dag van de vier steekproefweken voor elk rapportagejaar als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de beleidsregel.\n \n \n 2\n In de verslagen wordt per verspreide productie gerapporteerd over de onderdelen zoals die zijn opgenomen in de rapportageformulieren op de website van het Commissariaat.\n \n \n 3\n De publieke media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het meest actuele rapportageformulier zoals jaarlijks ter beschikking gesteld op de website van het Commissariaat\n \n \n 4\n Het Commissariaat kan toestemming verlenen om op andere wijze dan genoemd in het derde lid te rapporteren. Een zelf ontworpen rapportageformulier kan slechts goedkeuring verkrijgen indien ten minste alle gegevens zijn opgenomen om per productie afzonderlijk en per aanbodkanaal als geheel vast te stellen welke percentages zijn behaald ten aanzien van de Europese, recente en onafhankelijke producties.\n \n \n 5\n Indien op een aanbodkanaal van de landelijke of regionale publieke media-instellingen vaststaat dat 100% Europese producties worden verspreid, kan voor de rapportage worden volstaan met het invullen en ondertekenen van het formulier ‘Verklaring Europese producties’ zoals die op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.\n \n \n 6\n Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als voorwerp van steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n V\n Slotbepaling\n \n \n Artikel\n 19\n Citeertitel en inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel quota publieke media-instellingen 2022.\n \n \n 2\n De Beleidsregel programmaquota 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 3\n Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).\n \n \n 4\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 5\n Op ontheffingen die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend, blijft de Beleidsregel programmaquota 2019 van toepassing die op dat moment van kracht was, met uitzondering van de bepalingen inzake de rapportageverplichting.\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n \n \n Commissariaat voor de Media,\n \n R.\n Eringa-Wensing\n \n voorzitter\n \n \n \n P.\n Eijsvoogel\n \n commissaris\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022\n \n202288018-01-2022202288018-01-202219-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046210/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-01tot-en-met2022-01-20T07:14:40+01:002023-02-22T06:32:04+01:00BWBR0046210.WTI2023-02-182022-01-192023-02-172022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002023-02-22T06:32:20+01:0093024c3615b2018807565d3215fce411ff348e25f33577ee73617bf734d0e15667bc134cbcade6cfa8fbc964218bf2ae912573e19857fd8bbe12ab18ce94547d878492022-01-012022-01-182022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002022-01-20T07:15:23+01:00107133e20a236618d376a1a17526aba9f9bdaac31245272b1ec73ab0da69d2a1a02920a9b37e834f6397a4f15a4ae6660d09b03dce398148e97c526b86287e495c0539", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2022-01-10_1/xml/BWBR0046211_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door E.N.A.J. Schreinemacher;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door H.M. de Jonge;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door A.D. Wiersma:\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door W.B. Hoekstra;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door C. Helder;\n \n \n l.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n m.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door W.B. Hoekstra;\n \n \n n.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n o.\n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n p.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n q.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n r.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door H. Staghouwer;\n \n \n s.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip;\n \n \n t.\n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport door E.J. Kuipers.\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.G.J. Bruins Slot, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1370, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2022-01-19_0/xml/BWBR0046211_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door E.N.A.J. Schreinemacher;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door H.M. de Jonge;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door A.D. Wiersma:\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door W.B. Hoekstra;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door C. Helder;\n \n \n l.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n m.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door W.B. Hoekstra;\n \n \n n.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n o.\n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n p.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n q.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n r.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door H. Staghouwer;\n \n \n s.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip;\n \n \n t.\n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport door E.J. Kuipers.\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.G.J. Bruins Slot, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2022-03-02_0/xml/BWBR0046211_2022-03-02_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door E.N.A.J. Schreinemacher;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door H.M. de Jonge;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door A.D. Wiersma:\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door W.B. Hoekstra;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door C. Helder;\n \n \n l.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n m.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door W.B. Hoekstra;\n \n \n n.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n o.\n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n p.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n q.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n r.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door H. Staghouwer;\n \n \n s.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip;\n \n \n t.\n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport door E.J. Kuipers.\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid W.B. Hoekstra en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en Onze Minister van Defensie door H.G.J. Bruins Slot en worden hiervoor bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.G.J. Bruins Slot, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yeşilgöz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door W.B. Hoekstra.\n \n2022634801-03-202224-02-202220220004562022634801-03-202224-02-2022202200045602-03-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2023-09-08_0/xml/BWBR0046211_2023-09-08_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid door C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door E.N.A.J. Schreinemacher;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door D. Yesilgoz-Zegerius;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door M.L.J. Paul;\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door C. Helder;\n \n \n l.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n m.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n n.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n o.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n p.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n q.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door P. Adema;\n \n \n r.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip;\n \n \n s.\n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport door E.J. Kuipers.\n \n \n20232534707-09-202304-09-2023202300206720232534707-09-202304-09-2023202300206708-09-2023\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid S.A.M. Kaag, bij haar afwezigheid C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n20232534707-09-202304-09-2023202300206720232534707-09-202304-09-2023202300206708-09-2023\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke vervanging Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en Onze Minister van Defensie door H.M. De Jonge en worden hiervoor bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van de aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.M. De Jonge en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n20232534707-09-202304-09-2023202300206720232534707-09-202304-09-2023202300206708-09-2023\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2024-01-30_0/xml/BWBR0046211_2024-01-30_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door R.A.A. Jetten, bij haar afwezigheid door C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door G.E.W. van Leeuwen;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door D. Yesilgoz-Zegerius;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door M.L.J. Paul;\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n l.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n m.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n n.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n o.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n p.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door P. Adema;\n \n \n q.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip.\n \n \n2024203729-01-202411-01-202420240000422024203729-01-202411-01-2024202400004230-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid R.A.A. Jetten, bij haar afwezigheid C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n2024203729-01-202411-01-202420240000422024203729-01-202411-01-2024202400004230-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke vervanging Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en Onze Minister van Defensie door H.M. De Jonge en worden hiervoor bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van de aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.M. De Jonge en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n20232534707-09-202304-09-2023202300206720232534707-09-202304-09-2023202300206708-09-2023\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/2024-07-02_0/xml/BWBR0046211_2024-07-02_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 januari 2022 nr. 2022000028, houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 20222022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 10 januari 2022, kenmerk 3758956;\n Gelet op artikel 44, 45 en 46 van de Grondwet;\n Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe regeling te treffen voor de vervanging van een minister voor het geval deze tijdelijk afwezig is;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Een minister wordt bij tijdelijke afwezigheid vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris kan in die gevallen tevens met raadgevende stem aan de vergadering van de ministerraad deelnemen.\n \n \n 2\n Ten aanzien van de vervanging zoals aangegeven in het vorige lid geldt dat de Minister van Financiën wordt vervangen door Staatssecretaris M.L.A. van Rij. Indien deze ook afwezig is, wordt de Minister vervangen door Staatssecretaris A. de Vries.\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en staatssecretaris, alsmede bij afwezigheid van een minister in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is, dan wel indien een minister door ziekte of om een andere reden tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris van hetzelfde ministerie te geven, wordt hij vervangen door een andere minister met dien verstande dat:\n \n \n a.\n De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, wordt vervangen door R.A.A. Jetten, bij haar afwezigheid door C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid door C.J. Schouten;\n \n \n b.\n De Minister van Buitenlandse Zaken door G.E.W. van Leeuwen;\n \n \n c.\n De Minister van Justitie en Veiligheid door F.M. Weerwind;\n \n \n d.\n Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door D. Yesilgoz-Zegerius;\n \n \n e.\n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door M.L.J. Paul;\n \n \n f.\n De Minister van Financiën door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n g.\n De Minister van Defensie door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n h.\n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n i.\n De Minister van Economische Zaken en Klimaat door R.A.A. Jetten;\n \n \n j.\n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door C.J. Schouten:\n \n \n k.\n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door Ch. van der Wal-Zeggelink;\n \n \n l.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking door H.G.J. Bruins Slot;\n \n \n m.\n De Minister voor Rechtsbescherming door D. Yeşilgöz-Zegerius;\n \n \n n.\n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs door R.H. Dijkgraaf;\n \n \n o.\n De Minister voor Klimaat en Energie door M.A.M. Adriaansens;\n \n \n p.\n De Minister voor Natuur en Stikstof door P. Adema;\n \n \n q.\n De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen door C.E.G. van Gennip.\n \n \n2024203729-01-202411-01-202420240000422024203729-01-202411-01-2024202400004230-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en diens hiervoor aangewezen vervanger, zal de Minister-President vervangen, bij diens afwezigheid R.A.A. Jetten, bij haar afwezigheid C.E.G. van Gennip en bij diens afwezigheid C.J. Schouten en bij haar afwezigheid de oudst aanwezige minister in jaren.\n2024203729-01-202411-01-202420240000422024203729-01-202411-01-2024202400004230-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, voor zover het de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de hierop gebaseerde regelgeving betreft, bij tijdelijke vervanging Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en Onze Minister van Defensie door H.M. De Jonge en worden hiervoor bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n \n 2\n In afwijking van artikel 1 en 2 wordt, onverlet het vorige lid, voor zover het terrorismebestrijding betreft, ten aanzien van de aangelegenheden betreffende het werkterrein van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en andere onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen, bij tijdelijke afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid vervangen door H.M. De Jonge en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door D. Yesilgoz-Zegerius en bij gelijktijdige afwezigheid Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervangen door K.H. Ollongren en bij haar afwezigheid door H.G.J. Bruins Slot.\n \n20232534707-09-202304-09-2023202300206720232534707-09-202304-09-2023202300206708-09-2023\n \n \n Artikel\n 5\n \n In afwijking van de artikelen 1, 2, 3 en 4 kan, in geval van tijdelijke afwezigheid van twee of meer ministers, de Minister-President voor een minister een andere minister of staatssecretaris als vervanger aanwijzen dan de hiervoor aangewezen minister.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover het gaat om de uitoefening van een taak van een minister ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid waarbij deze tevens persoonlijk en direct betrokken kan zijn.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Het koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr.2017001818, wordt ingetrokken.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister 2022.\n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n \n \n Onze Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de in dit besluit genoemden, de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 10 januari 2022\n \n Willem Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022\n \n2022137017-01-202210-01-202220220000282022137017-01-202210-01-2022202200002819-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046211/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-10tot-en-met2022-01-19T06:28:10+01:002024-07-10T06:37:55+02:00BWBR0046211.WTI2024-07-062024-07-02tot-en-met2022-01-102022-01-182022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:27+01:002022-01-19T06:28:27+01:004480152b5975fdc7ba1e3c9618bb91d11f1e0f967d9411896981afc6696f89794313293bb110f17e3b663a5f21163015c236237426d2f289b144d1dc0d93e098aab5b2022-01-192022-03-012022-01-199999-12-312022-01-19T06:28:27+01:002022-03-04T06:46:55+01:00382344e3bcca1332791198b7ee8a0fd3831fe46e4bfdfe2fbf97fe80932af51821169e60aa20944e7201766c16d1f8de78d7ecc11fec7b013bfde251ea021b203c1182022-03-022023-09-072022-03-029999-12-312022-03-04T06:46:55+01:002023-09-08T06:30:23+02:003829214dd0855f56ef92acd293fae2255b541e42762dcb8d21884221b077076c2cca582f6e978fae99642f086164776b9e68bc0cc1d029ade5a392bf828cc169b08832023-09-082024-01-292023-09-089999-12-312023-09-08T06:30:23+02:002024-01-31T06:17:46+01:0037766734036d4427ceebc5abf168cfcea73fd970c29a7162b15269c661329b5e1740f069b5635ada698d74f31b998f380b8202bff54a0b26afa5d5371de54fab9c1ca2024-01-302024-07-012024-01-309999-12-312024-01-31T06:17:46+01:002024-07-10T06:38:50+02:00371026662894d02f4e75cdb08d5e40332b2f7467e58bf31de2c6a605c913e8c5f6831683c265e7a00bf8b03878ea26632810b25da76d6822145e2ba4ac20ba7d282a82024-07-022024-07-052024-01-302024-07-052024-07-10T06:38:47+02:002024-07-10T06:38:47+02:00371022c294789239e891de100eeacbd218631f4811ae223bbc8b67ad9badf5cae8a72b2d2daf485687a5810e06ec0e3aaaca0d22729a34f48b253c20ca7fde29c813e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046212/2022-01-18_0/xml/BWBR0046212_2022-01-18_0.xml", "content": "\n Besluit houdende verlenging van instellingsduur van de Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n Besluit verlenging instellingsduur Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n \n \n De Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n Gelet op artikel 5 van het Instellingsbesluit Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica;\n \n \n Besluiten:\n \n202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De instellingsduur van de Commissie Uitvoering civielrechtelijke regeling Srebrenica wordt verlengd tot en met 31 december 2023.\n202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van deze publicatie.\n202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de leden van de commissie.\n \n \n De Minister van Defensie\n \n H.G.J.\n Kamp\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken\n \n H.P.M.\n Knapen\n \n \n202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022\n \n202294418-01-202206-01-2022BS202108034202294418-01-202206-01-2022BS20210803418-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046212/manifest.xml", "content": "2022-01-182022-01-20T07:14:44+01:002023-06-06T06:31:14+02:00BWBR0046212.WTI2024-01-182022-01-189999-12-312022-01-189999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002022-01-20T07:15:23+01:00111792a47cfd4565df5b69a1d8a6a889bb43f28d2aa1ceb213e9ad116edecfcd1d35b1cb6e554b9ce17bf29e31574e0efd1bc1e2c98f60485f15d04df9f83e1d396cf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046213/2022-01-10_1/xml/BWBR0046213_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 januari 2022, nr. IENW/BSK-2022/6689, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Besluit taken Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en artikel 3 van de Wet van 25 januari 1951 (Stb.24), houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris;\n \n \n BESLUIT:\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, drs. V.L.W.A. Heijnen, is binnen de grenzen van het door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde beleid belast met aangelegenheden op het terrein van:\n \n \n a.\n milieu;\n \n \n b.\n bodem;\n \n \n c.\n openbaar vervoer en spoor, met inbegrip van spoorveiligheid; \n \n \n d.\n internationaal openbaar vervoer,\n \n \n e.\n fietsbeleid, met inbegrip van fietsverkeersveiligheid;\n \n \n f.\n Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;\n \n \n g.\n Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming;\n \n \n h.\n Planbureau voor de Leefomgeving;\n \n \n i.\n andere aangelegenheden waarvan behartiging door de minister aan haar wordt toevertrouwd.\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De staatssecretaris voert in de internationale contacten, die zij bij de behartiging van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde aangelegenheden heeft, de titel: Minister voor Milieu.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 augustus 2021, nr. IENW/BSK-2021/207950, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast (Stcrt. 2021, 38486) wordt ingetrokken.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 848, datum inwerkingtreding 19-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046213/2022-01-19_0/xml/BWBR0046213_2022-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 januari 2022, nr. IENW/BSK-2022/6689, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n Besluit taken Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en artikel 3 van de Wet van 25 januari 1951 (Stb.24), houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris;\n \n \n BESLUIT:\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, drs. V.L.W.A. Heijnen, is binnen de grenzen van het door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde beleid belast met aangelegenheden op het terrein van:\n \n \n a.\n milieu;\n \n \n b.\n bodem;\n \n \n c.\n openbaar vervoer en spoor, met inbegrip van spoorveiligheid; \n \n \n d.\n internationaal openbaar vervoer,\n \n \n e.\n fietsbeleid, met inbegrip van fietsverkeersveiligheid;\n \n \n f.\n Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;\n \n \n g.\n Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming;\n \n \n h.\n Planbureau voor de Leefomgeving;\n \n \n i.\n andere aangelegenheden waarvan behartiging door de minister aan haar wordt toevertrouwd.\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De staatssecretaris voert in de internationale contacten, die zij bij de behartiging van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde aangelegenheden heeft, de titel: Minister voor Milieu.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 augustus 2021, nr. IENW/BSK-2021/207950, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast (Stcrt. 2021, 38486) wordt ingetrokken.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046213/2024-07-02_0/xml/BWBR0046213_2024-07-02_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 januari 2022, nr. IENW/BSK-2022/6689, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n Besluit taken Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en artikel 3 van de Wet van 25 januari 1951 (Stb.24), houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris;\n \n \n BESLUIT:\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, drs. V.L.W.A. Heijnen, is binnen de grenzen van het door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde beleid belast met aangelegenheden op het terrein van:\n \n \n a.\n milieu;\n \n \n b.\n bodem;\n \n \n c.\n openbaar vervoer en spoor, met inbegrip van spoorveiligheid; \n \n \n d.\n internationaal openbaar vervoer,\n \n \n e.\n fietsbeleid, met inbegrip van fietsverkeersveiligheid;\n \n \n f.\n Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;\n \n \n g.\n Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming;\n \n \n h.\n Planbureau voor de Leefomgeving;\n \n \n i.\n andere aangelegenheden waarvan behartiging door de minister aan haar wordt toevertrouwd.\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De staatssecretaris voert in de internationale contacten, die zij bij de behartiging van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde aangelegenheden heeft, de titel: Minister voor Milieu.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 augustus 2021, nr. IENW/BSK-2021/207950, over de taken waarmee de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat wordt belast (Stcrt. 2021, 38486) wordt ingetrokken.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022\n \n202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-2022202284818-01-202212-01-2022IENW/BSK-2022/668984818-01-202219-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046213/manifest.xml", "content": "2022-01-192022-01-10tot-en-met2022-01-20T07:14:45+01:002024-08-01T10:34:47+02:00BWBR0046213.WTI2028-01-192024-07-312024-07-02tot-en-met2022-01-102022-01-182022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:24+01:002022-01-28T06:21:52+01:0028864f1d5af27d6a2dcf2b98bd5e701c062d7a230405df99962bc378115de65177710464481574a130b2c91a05076614575332a5791b86a1a439d8f2f0a5ba78afca72022-01-192024-07-012022-01-199999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002024-08-01T06:28:23+02:00240335a16543f724503194961cb46f0d1f9edbe3f820ac399e3389a33fcc105d558a41cb317c41ef433971fe9df4b8064220000d149db2364b1b51e54a8849f64bbbf2024-07-022024-07-302022-01-192024-07-302024-08-01T06:28:23+02:002024-08-01T10:34:49+02:00230182870d6d4947cac5a2b60b79a8e2a8b91690a967b63e871106b35c4141bf715ae8cd7823fe1b4314eb5ac566dfa85c8ab9a1cbdda613f9a8a1ef00195a97f96d7", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046214/2022-07-01_0/xml/BWBR0046214_2022-07-01_0.xml", "content": "\n Wet van 15 december 2021 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n Wijzigingswet Wet gemeenschappelijke regelingen, enz. (versterken democratische legitimatie gemeenschappelijke regelingen)20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen te versterken, alsmede in de Wet gemeenschappelijke regelingen enkele maatregelen te treffen ter vergroting van de ruimte voor differentiatie binnen gemeenschappelijke regelingen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Gemeentewet.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n \n Wijzigt de Provinciewet.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n IVa\n \n \n Wijzigt de Wet Nationale ombudsman.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n V\n \n De deelnemers aan een regeling brengen de regeling binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet in overeenstemming met de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.\n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n VI\n \n \n Wijzigt deze wet.\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n Artikel\n VII\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 15 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n K.H.\n Ollongren\n \n \n \n de achttiende januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022\n \n20221818-01-202215-12-202135513202212830-03-202221-03-202201-07-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046214/manifest.xml", "content": "2022-01-21T06:38:50+01:002022-05-11T06:25:35+02:00BWBR0046214.WTI2022-07-012022-07-019999-12-312022-07-019999-12-312022-07-01T07:44:44+02:002022-07-01T07:44:44+02:0022473bf51fbe92deb160f55a165e90b965a66432ab48b209e948a6ed308a3893c50c68e41102a0428fefc5ef8f012f43034d68c0af8aa718b3c977cc114e97fe253bd", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046215/2022-01-01_1/xml/BWBR0046215_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit bevat een tijdelijke goedkeuring voor vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet BPM 1992. De goedkeuring voorziet in een praktische werkwijze waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Met ingang van 1 januari 2022 is het belastbaar feit voor de bpm gewijzigd naar het moment van inschrijving van een personenauto of motorrijwiel in het kentekenregister. Wat betreft het betalen van de bpm is en blijft het uitgangspunt dat de bpm moet worden betaald en de aangifte moet worden gedaan vóórafgaand aan de inschrijving in het kentekenregister. In de bpm bestaat – naast dit uitgangspunt – een voorziening voor ondernemers die regelmatig om inschrijving verzoeken van motorrijtuigen (hierna: vergunninghouders). Deze ondernemers mogen, op basis van een vergunning, de bpm per tijdvak voldoen na afloop van het tijdvak van de inschrijving. Dat is nu een tijdvak van één maand. In de toelichting bij de nota van wijziging van het Belastingplan 2021 heb ik aangegeven te willen onderzoeken onder welke voorwaarden een kwartaalaangifte bpm mogelijk is (Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 22, p. 4). Vanwege aanpassingen aan de automatiseringssystemen van de Belastingdienst kunnen – onder nog nader te bepalen voorwaarden – kwartaalvergunningen per 1 juli 2022 in werking treden. Voor de tussengelegen periode wordt een praktische werkwijze goedgekeurd waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 2\n Uitzondering op voldoening van de maandaangifte bij vergunninghouders\n \n Vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet bpm 1992, zijn op grond van artikel 19 AWR gehouden de in een tijdvak verschuldigd geworden belastingen, binnen één maand na afloop van dat tijdvak te voldoen. Vanwege de situatie zoals hiervoor beschreven vind ik dat niet wenselijk.\n Praktische werkwijze\n Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR onder voorwaarden goed dat:\n \n \n –\n de voldoening van de in januari en februari 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 30 april 2022 plaatsvindt, en\n \n \n –\n de voldoening van de in april en mei 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 31 juli 2022 plaatsvindt.\n \n \n Voorwaarden\n \n \n –\n De aangifte van de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting wordt maandelijks gedaan, ondanks dat de daadwerkelijke voldoening van deze belasting op een later moment mag plaatsvinden. In het schema hieronder is dit concreet weergegeven. Wordt niet tijdig aangifte gedaan, dan kan de inspecteur naheffen en een boete opleggen.\n \n \n –\n De betaling moet per (eerder ingediende) maandaangifte worden gedaan en zijn voorzien van het bij die maand horende betalingskenmerk.\n \n \n –\n Bij het niet voldoen van de belasting op het hierboven genoemde moment, kan de inspecteur de niet betaalde belasting naheffen en een boete opleggen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Maand\n \n \n Aangifte uiterlijk op\n \n \n Betaling uiterlijk op\n \n \n \n \n \n \n Januari 2022\n \n \n 28 februari 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk januari\n \n \n \n \n Februari 2022\n \n \n 31 maart 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk februari\n \n \n \n \n Maart 2022\n \n \n 30 april 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk maart\n \n \n \n \n April 2022\n \n \n 31 mei 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk april\n \n \n \n \n Mei 2022\n \n \n 30 juni 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk mei\n \n \n \n \n Juni 2022\n \n \n 31 juli 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk juni\n \n \n \n \n \n Deze goedkeuring is tijdelijk van aard en kan door iedere vergunninghouder worden gebruikt. Deze goedkeuring wekt geen vertrouwen op ten aanzien van de toekomstige aanvraag van een vergunning waarmee de belasting per kwartaal wordt betaald of de voorwaarden waaronder deze wordt verleend. De beoordeling van de aanvraag wordt gedaan door de inspecteur. Evenmin wekt deze goedkeuring vertrouwen ten aanzien van naheffingen, boetes of andere handhavingsacties anderszins.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022. Dit besluit vervalt met ingang van 1 augustus 2022.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 10 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen,\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1003, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046215/2022-01-20_0/xml/BWBR0046215_2022-01-20_0.xml", "content": "\n Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit bevat een tijdelijke goedkeuring voor vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet BPM 1992. De goedkeuring voorziet in een praktische werkwijze waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Met ingang van 1 januari 2022 is het belastbaar feit voor de bpm gewijzigd naar het moment van inschrijving van een personenauto of motorrijwiel in het kentekenregister. Wat betreft het betalen van de bpm is en blijft het uitgangspunt dat de bpm moet worden betaald en de aangifte moet worden gedaan vóórafgaand aan de inschrijving in het kentekenregister. In de bpm bestaat – naast dit uitgangspunt – een voorziening voor ondernemers die regelmatig om inschrijving verzoeken van motorrijtuigen (hierna: vergunninghouders). Deze ondernemers mogen, op basis van een vergunning, de bpm per tijdvak voldoen na afloop van het tijdvak van de inschrijving. Dat is nu een tijdvak van één maand. In de toelichting bij de nota van wijziging van het Belastingplan 2021 heb ik aangegeven te willen onderzoeken onder welke voorwaarden een kwartaalaangifte bpm mogelijk is (Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 22, p. 4). Vanwege aanpassingen aan de automatiseringssystemen van de Belastingdienst kunnen – onder nog nader te bepalen voorwaarden – kwartaalvergunningen per 1 juli 2022 in werking treden. Voor de tussengelegen periode wordt een praktische werkwijze goedgekeurd waarmee een kwartaalaangifte materieel zo dicht mogelijk wordt benaderd.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-20222022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n 2\n Uitzondering op voldoening van de maandaangifte bij vergunninghouders\n \n Vergunninghouders in de zin van artikel 8 Wet bpm 1992, zijn op grond van artikel 19 AWR gehouden de in een tijdvak verschuldigd geworden belastingen, binnen één maand na afloop van dat tijdvak te voldoen. Vanwege de situatie zoals hiervoor beschreven vind ik dat niet wenselijk.\n Praktische werkwijze\n Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR onder voorwaarden goed dat:\n \n \n –\n de voldoening van de in januari en februari 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 30 april 2022 plaatsvindt, en\n \n \n –\n de voldoening van de in april en mei 2022 verschuldigde belasting uiterlijk op 31 juli 2022 plaatsvindt.\n \n \n Voorwaarden\n \n \n –\n De aangifte van de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting wordt maandelijks gedaan, ondanks dat de daadwerkelijke voldoening van deze belasting op een later moment mag plaatsvinden. In het schema hieronder is dit concreet weergegeven. Wordt niet tijdig aangifte gedaan, dan kan de inspecteur naheffen en een boete opleggen.\n \n \n –\n De betaling moet per (eerder ingediende) maandaangifte worden gedaan en zijn voorzien van het bij die maand horende betalingskenmerk.\n \n \n –\n Bij het niet voldoen van de belasting op het hierboven genoemde moment, kan de inspecteur de niet betaalde belasting naheffen en een boete opleggen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Maand\n \n \n Aangifte uiterlijk op\n \n \n Betaling uiterlijk op\n \n \n \n \n \n \n Januari 2022\n \n \n 28 februari 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk januari\n \n \n \n \n Februari 2022\n \n \n 31 maart 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk februari\n \n \n \n \n Maart 2022\n \n \n 30 april 2022\n \n \n 30 april 2022 / betalingskenmerk maart\n \n \n \n \n April 2022\n \n \n 31 mei 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk april\n \n \n \n \n Mei 2022\n \n \n 30 juni 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk mei\n \n \n \n \n Juni 2022\n \n \n 31 juli 2022\n \n \n 31 juli 2022 / betalingskenmerk juni\n \n \n \n \n \n Deze goedkeuring is tijdelijk van aard en kan door iedere vergunninghouder worden gebruikt. Deze goedkeuring wekt geen vertrouwen op ten aanzien van de toekomstige aanvraag van een vergunning waarmee de belasting per kwartaal wordt betaald of de voorwaarden waaronder deze wordt verleend. De beoordeling van de aanvraag wordt gedaan door de inspecteur. Evenmin wekt deze goedkeuring vertrouwen ten aanzien van naheffingen, boetes of andere handhavingsacties anderszins.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-20222022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n 3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022. Dit besluit vervalt met ingang van 1 augustus 2022.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-20222022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit uitstel voldoening maandaangifte vergunninghouders bpm.\n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-20222022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 10 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen,\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022\n \n2022100319-01-202210-01-20222021-2676162022100319-01-202210-01-20222021-26761620-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046215/manifest.xml", "content": "2022-01-202022-08-012022-01-01tot-en-met2022-01-20T07:14:45+01:002022-01-20T07:14:45+01:00BWBR0046215.WTI2022-01-012022-01-192022-01-209999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002022-01-20T07:15:23+01:0035415ecf0f77777c31fde6a521a77eeb2e402bdd3a3c8def9f882e1e3a336a641bda10daeb119892b8d675d46e239d29cde7b437702b7c227f68f895961bfad09a9652022-01-202022-07-312022-01-209999-12-312022-01-20T07:15:23+01:002022-08-01T06:37:57+02:00287935791afce07d0f0d7305d05e9d6fdf0ffc74c60c74ba498a903e2d43705d775c921527cd43115182bfc1e0572ee02fd633c7631ede2dc4125a1ed170e685719e5", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046217/2022-01-10_1/xml/BWBR0046217_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n Besluit vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit:\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n c.\n \n Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n \n \n d.\n \n bewindspersoon: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening of Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, afhankelijk van wie het aangaat;\n \n \n e.\n \n diensthoofd: een directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal AIVD;\n \n \n f.\n \n algemeen directeur: de algemeen directeur Logius, de algemeen directeur Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen (NCG);\n \n \n g.\n \n directeur: de leidinggevende werkzaam binnen een in het Organisatiebesluit BZK 2020 genoemd dienstonderdeel die rechtstreeks ressorteert onder de secretaris-generaal of een (programma)directeur-generaal;\n \n \n h.\n \n mandaat: de bevoegdheid om namens een bewindspersoon besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen;\n \n \n i.\n \n werkterrein: de taken van de betreffende functionaris en zijn dienstonderdeel overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2020 en de daarop berustende bepalingen;\n \n \n j.\n \n Cluster Mensen en Middelen: de directies P&O, Financieel-economische Zaken en CIO & Informatiemanagement;\n \n \n k.\n \n Cluster Bestuursondersteuning: de directies Communicatie, Bestuursadvisering en Kennis, Internationaal, Europa, Macro-economie;\n \n \n l.\n \n BZK Kerndepartement: de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning en de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 1.2\n \n Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:\n \n \n a.\n volmacht om namens een bewindspersoon voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;\n \n \n b.\n machtiging om namens een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Uitzonderingen mandaat\n \n \n Artikel\n 2.1\n \n Mandaat wordt niet verleend met betrekking tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;\n \n \n b.\n het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat persoonlijk door een bewindspersoon of de secretaris-generaal is genomen;\n \n \n c.\n het beslissen op een beroepschrift;\n \n \n d.\n het instellen van een agentschap bij het ministerie;\n \n \n e.\n het oprichten van een rechtspersoon;\n \n \n f.\n het geven van aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;\n \n \n g.\n het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;\n \n \n h.\n het vaststellen van de organisatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n i.\n het uitoefenen van de op grond van departementale regelgeving aan de Minister voorbehouden bevoegdheden met betrekking tot vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken;\n \n \n j.\n het instellen van een adviescommissie of klachtencommissie waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van het ministerie en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een bewindspersoon, en het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangend) leden van die commissie;\n \n \n k.\n het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan;\n \n \n l.\n het definitief buiten invordering stellen dan wel kwijtschelden van vorderingen op derden vanaf door de Minister van Financiën vastgestelde grensbedragen;\n \n \n m.\n het definitief vaststellen van een sectorale arbeidsvoorwaardenovereenkomst waarvoor de Minister verantwoordelijk is;\n \n \n n.\n een stuk dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 2.2\n \n \n 1\n Mandaat wordt evenmin verleend met betrekking tot stukken bestemd voor:\n \n \n a.\n de Koning;\n \n \n b.\n de Raad van Ministers (van het Koninkrijk) en daaruit gevormde onderraden en commissies;\n \n \n c.\n de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitters van uit de Kamers gevormde commissies;\n \n \n d.\n een Minister of een Staatssecretaris;\n \n \n e.\n de Raad van State (van het Koninkrijk);\n \n \n f.\n de Algemene Rekenkamer;\n \n \n g.\n de Nationale ombudsman;\n \n \n h.\n de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n i.\n de Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n j.\n de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n k.\n de besturen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;\n \n \n l.\n buitenlandse autoriteiten, in rang gelijk aan of hoger dan een bewindspersoon.\n \n \n \n \n 2\n De beperking in het verlenen van mandaat voor de gevallen genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing indien het een stuk betreft van louter informatieve of administratieve aard, dan wel het een aangelegenheid betreft van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Secretaris-generaal\n \n \n §\n 1\n Mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.1\n \n Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die, gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal, behoren tot het werkterrein van de secretaris-generaal.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 3.2\n \n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de secretaris-generaal in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het werkterrein van de functionarissen en organisatieonderdelen van het ministerie, met uitzondering van het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n c.\n het vaststellen van de formatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n d.\n het rechtstreeks leiding geven aan de diensthoofden en overige rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen, voor zover ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst niet anders is bepaald;\n \n \n e.\n het nader vaststellen van de inrichting van het ministerie;\n \n \n f.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n g.\n het beslissen op bezwaarschriften;\n \n \n h.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n i.\n het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht, waarover door een commissie wordt gerapporteerd of geadviseerd;\n \n \n j.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n k.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n l.\n de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archiefbescheiden bij het ministerie op grond van de geldende wet- en regelgeving;\n \n \n m.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het ministerie is betrokken;\n \n \n n.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n o.\n het beslissen op bezwaarschriften tegen de door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst genomen besluiten met betrekking tot aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2017;\n \n \n p.\n de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften tegen namens een bewindspersoon genomen besluiten met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor Koninkrijksrelaties, met uitzondering van besluiten die door een bewindspersoon of de secretaris-generaal zijn genomen;\n \n \n q.\n het wijzigen van bijlage 1 van dit besluit;\n \n \n r.\n het behandelen van geschillen met werknemers;\n \n \n s.\n het benoemen en ontslaan van departementale vertrouwenspersonen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 2\n Beperkingen mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de secretaris-generaal is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n beslissingen ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst, voor zover deze samenhangen met het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n de bevoegdheden die zijn toegedeeld aan het bestuur en de voorzitter van de huurcommissie;\n \n \n c.\n het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot personele beheerbeslissingen op grond van het Mandaatbesluit Colleges financieel toezicht.\n \n \n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen op het terrein van ICT boven de 10 miljoen euro inclusief BTW per (meerjarige) verplichting heeft de secretaris-generaal volmacht samen met het betreffende diensthoofd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 3\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 3.4\n \n \n 1\n De secretaris-generaal is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 3\n De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van deze paragraaf, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 3.5\n \n De secretaris-generaal verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 3.4, derde lid, beschreven situatie, na advies van de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 3.6\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal worden diens taken uitgeoefend door het diensthoofd, de diensthoofden of de directeur P&O, die bij schriftelijk besluit van de secretaris-generaal in overeenstemming met de Minister is of zijn aangewezen als plaatsvervanger.\n \n \n 2\n Bij gebreke van voornoemd besluit of bij afwezigheid van de aangewezen plaatsvervanger(s) is één van de diensthoofden, naar anciënniteit van de benoeming in de functie, met de plaatsvervanging belast.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Diensthoofden\n \n \n §\n 1\n Mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.1\n \n Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die werkzaam zijn bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd zijn genomen, onverminderd artikel 4.3 en voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie.\n \n \n k.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het dienstonderdeel dat onder het diensthoofd ressorteert\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, b, d h en k, is niet van toepassing op de diensthoofden van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur-generaal en van de plaatsvervangend directeur-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst omvat tevens de bevoegdheid om te besluiten op aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing op bezwaarschriften dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.4\n \n Het mandaat van de directeur-generaal Overheidsorganisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n de leiding van het overleg in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid tussen de werkgevers of verenigingen van werkgevers van de overheidssectoren en de aangesloten centrales van overheidspersoneel;\n \n \n b.\n de leiding van het Sectoroverleg Rijk, zoals genoemd in paragraaf 26.1 van de CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.4a\n \n Het mandaat van de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren voor het passeren van notariële akten ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.5\n \n Het mandaat van het diensthoofd is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in de CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 van de CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.6\n \n \n 1\n Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n Het diensthoofd is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 4.7\n \n \n 1\n Het diensthoofd is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n Het diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n Het diensthoofd kan bij toepassing van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het eerste lid, afwijken van hetgeen in dit besluit is bepaald over het mandaat van de directeur, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.6.\n \n \n 4\n Het diensthoofd is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het diensthoofd kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 6\n Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n \n 7\n Het diensthoofd kan voor de in artikel 4.4a genoemde bevoegdheid uitsluitend ondermandaat verlenen aan directeuren, afdelingshoofden en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.\n \n \n 8\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen personele bevoegdheden met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n \n 9\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen bevoegdheden betreffende het afgeven van Verklaringen van geen bezwaar met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.8\n \n \n 1\n Het diensthoofd verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 4.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n \n \n 2\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door het diensthoofd aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 4.9\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd worden diens taken volledig uitgeoefend door het plaatsvervangend diensthoofd.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend diensthoofd geschiedt door het diensthoofd met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd en het plaatsvervangend diensthoofd worden de taken van het diensthoofd bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Algemeen directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.1\n \n Aan de algemeen directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de algemeen directeur en de onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 5.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de algemeen directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van de algemeen directeur;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van het onder de algemeen directeur ressorterende dienstonderdeel op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de algemeen directeur de leiding voert;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de algemeen directeur ressorteert.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 5.2a\n \n Het mandaat van de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de algemeen directeuren ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 5.4\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de algemeen directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de algemeen directeur verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De algemeen directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n De algemeen directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de algemeen directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 5.5\n \n \n 1\n De algemeen directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De algemeen directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De algemeen directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de algemeen directeur voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 5.6\n \n \n 1\n De algemeen directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 5.5, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de algemeen directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de algemeen directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de algemeen directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 5.7\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend algemeen directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend algemeen directeur geschiedt door de algemeen directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur en de plaatsvervangend algemeen directeur worden de taken van de algemeen directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de algemeen directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de algemeen directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de algemeen directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.1\n \n Aan de directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de directeur en de onder de directeur ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n c.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel, voor zover het diensthoofd niet als zodanig optreedt;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het organisatieonderdeel is betrokken;\n \n \n e.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de directeur de leiding voert voor zover het een agentschap, een clusterdirectie of de directie CZW betreft;\n \n \n f.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd, de algemeen directeur of de directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n g.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de directeur ressorteert.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, c, e, en g zijn niet van toepassing op de directeuren van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.3\n \n Het mandaat van de directeur Financieel-economische Zaken omvat tevens:\n \n \n a.\n de uitvoering van artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet 2016;\n \n \n b.\n het geven van instructies aan de onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering en control;\n \n \n c.\n het inhoudelijk aansturen van onderdelen die zijn betrokken bij het bewaken van en adviseren over de uitvoering van de bedrijfsvoering in brede zin.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.4\n \n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens:\n \n \n a.\n het verder in behandeling nemen van geschillen met werknemers indien een uitspraak van de geschillencommissie, genoemd in paragraaf 16.2 CAO Rijk 2020 in een geschil niet wordt opgevolgd door de werkgever;\n \n \n b.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid;\n \n \n c.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie inzake rechtspositionele vraagstukken;\n \n \n d.\n het ondertekenen van stukken met betrekking tot het voeren van de salarisadministratie bij de directie;\n \n \n e.\n het aangaan van directieoverstijgende departementale (raam)overeenkomsten behorend tot de vakgebieden Personeel & Organisatie en Communicatie voor zover hier niet in wordt voorzien vanuit categoriemanagement;\n \n \n f.\n de vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020;\n \n \n g.\n het geven van vakinhoudelijke instructies aan de Personeel & Organisatieafdelingen van alle dienstonderdelen en tot het geven van advies aan managers op het gebied van Personeel & Organisatiezaken van het ministerie;\n \n \n h.\n het op verzoek van de werkgever aanwijzen van bedrijfshulpverleners;\n \n \n i.\n het op verzoek van de werkgever sluiten van stageovereenkomsten.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.5\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n b.\n het namens de Staat aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar;\n \n \n c.\n het verlenen van een jubileumuitkering;\n \n \n d.\n het opleggen van een straf;\n \n \n e.\n het schorsen van een ambtenaar in zijn ambt;\n \n \n f.\n het aanwijzen van een ambtenaar als VWNW-kandidaat;\n \n \n g.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;\n \n \n h.\n het beslissen tot een reorganisatie;\n \n \n i.\n het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,- of immateriële schadevergoeding;\n \n \n j.\n het vaststellen van de formatie van de onder de diensthoofden en algemeen directeuren ressorterende (dienst)onderdelen;\n \n \n k.\n de onderwerpen genoemd in artikel 4.5.\n \n \n \n \n 2\n De beperkingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b tot en met f, zijn niet van toepassing op het mandaat van de directeur die leiding geeft aan een agentschap.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.6\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door het diensthoofd en de DG-controller goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de directeur verantwoordelijk is met een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd, met instemming van de DG-Controller en binnen het vastgestelde budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld.\n \n \n 3\n De directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan zijn leidinggevende.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid legt de directeur binnen het Cluster M&M respectievelijk binnen het cluster BO over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de clusterdirecteur M&M respectievelijk BO.\n \n \n 5\n De directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 6.7\n \n \n 1\n De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De directeur die leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de directeur, niet zijnde een directeur die leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.8\n \n \n 1\n De directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 6.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met het diensthoofd en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 6.9, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.9\n \n De rechtstreeks onder de directeur ressorterende leidinggevenden zijn, voor zover door de directeur met toepassing van artikel 6.8, eerste lid, niet anders is bepaald, ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen bevoegd tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van het wekelijkse werkrooster;\n \n \n b.\n het verlenen van vakantieverlof;\n \n \n c.\n het verlenen van kortdurend bijzonder verlof;\n \n \n d.\n het accorderen van binnenlandse dienstreizen en daarbij gebruikte vervoermiddel;\n \n \n e.\n het voeren respectievelijk de verslaglegging van het personeelsgesprek, zoals genoemd in paragraaf 12.1 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 6.10\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend directeur geschiedt door de directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur en de plaatsvervangend directeur worden de taken van de directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Mandaat rijksbrede aangelegenheden\n \n \n Artikel\n 7.1\n \n Het mandaat van de directeur Ambtenaar en Organisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan P-Direkt voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 7.2\n \n Het mandaat van de directeur Inkoop-, Facilitair- en Huisvestingbeleid Rijk omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan FM Haaglanden voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 7.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer.\n \n \n 2\n Het mandaat van de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Energie.\n \n \n 3\n Het mandaat van de CIO BZK omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk.\n \n \n 4\n De directeur P&O kan de CIO BZK en de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf instructies geven over de uitoefening van het mandaat, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid, en inlichtingen vragen over de uitoefening dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 7.4\n \n \n 1\n De maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als vermeld in bijlage 1 van dit besluit, zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk verleende mandaten.\n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer heeft de directeur P&O mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Energie heeft de directeur Rijksvastgoedbedrijf mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 10 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk heeft de CIO BZK mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Algemene bepalingen inzake mandaat\n \n \n Artikel\n 8.1\n \n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van:\n \n \n a.\n algemene en bijzondere aanwijzingen van de mandaatgever ten aanzien van de uitoefening van het mandaat;\n \n \n b.\n departementale richtlijnen met betrekking tot paraaf en medeparaaf en het voorleggen en afdoen van stukken;\n \n \n c.\n de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en overige departementale richtlijnen, in het bijzonder de Comptabiliteitswet 2016, de Wet op de ondernemingsraden, het departementale kader voor externe inhuur, het Organisatiebesluit BZK 2020 en (de richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 8.2\n \n \n 1\n De uitoefening van een mandaat geschiedt binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde kaders met betrekking tot het beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering van het ministerie.\n \n \n 2\n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.\n \n \n 3\n Afwijking van het eerste lid ten aanzien van een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel is slechts mogelijk in overeenstemming met de secretaris-generaal, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur van het SG-Cluster die het aangaat en wordt schriftelijk vastgelegd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 8.3\n \n \n 1\n De gemandateerde is verantwoordelijk voor het bijhouden van een of meer doelmatig ingerichte administraties die inzicht bieden in het door en namens de gemandateerde gevoerde financiële beheer en beheer van niet-geldelijke zaken op grond van diens mandaat.\n \n \n 2\n De directeur Financieel-economische Zaken is bevoegd om de administraties, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van taken behorende tot hun werkterrein.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 8.4\n \n \n 1\n Ondertekening van besluiten en stukken op grond van mandaat vindt plaats op de volgende wijze:\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie\n namens deze,\n (handtekening)\n (naam)\n (aanduiding functie gemandateerde)\n \n \n 2\n Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de bewindspersoon voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.\n \n \n 3\n Bij ondertekening van besluiten en stukken door een plaatsvervanger wordt de handtekening voorafgegaan door: b/a.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 8.5\n \n In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd over de doorverlening van zijn mandaat.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Beheer\n \n \n Artikel\n 9.1\n \n \n 1\n De directeur P&O is belast met het beheer van dit besluit.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal, de diensthoofden en de (algemeen) directeuren, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur P&O van de gegevens die een goed beheer van dit besluit onderscheidenlijk het mandaatregister mogelijk maken.\n \n \n 3\n Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n 4\n De directeur P&O rapporteert aan de bewindspersonen en de secretaris-generaal over het beheer van dit besluit en het centrale mandaatregister.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 9.2\n \n \n 1\n De directeur P&O draagt zorg voor de inrichting en het beheer van een centraal mandaatregister.\n \n \n 2\n Het register biedt inzicht in:\n \n \n a.\n de functies en namen van functionarissen aan wie door of namens een bewindspersoon (onder)mandaat is (door)verleend, met aanduiding van de verleende bevoegdheid;\n \n \n b.\n de functies en namen van functionarissen die een bewindspersoon vertegenwoordigen in een (bestuurs)orgaan van een rechtspersoon anders dan de Staat, met aanduiding van het (bestuurs)orgaan en de rechtspersoon.\n \n \n \n \n 3\n Het register is openbaar.\n \n \n 4\n De directeur P&O draagt zorg voor de gegevensverstrekking uit het register. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden pleegt hij zo nodig overleg met de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 9.3\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 9.2, tweede lid, worden gegevens met betrekking tot de verlening van ondermandaat aan functionarissen in de rang van directeur en daaronder ressorterende functionarissen bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgenomen in een door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bijgehouden mandaatregister.\n \n \n 2\n De directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan in overeenstemming met de secretaris-generaal nadere regels stellen ten aanzien van het register, bedoeld in het eerste lid.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 9.4\n \n Wijziging van dit besluit geschiedt op initiatief van de directeur P&O na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10.1\n \n \n 1\n Besluiten of handelingen die op grond van het Mandaatbesluit BZK 2020 zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon.\n \n \n 2\n Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 10.2\n \n Het Mandaatbesluit BZK 2020 wordt ingetrokken.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 10.3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n Artikel\n 10.4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BZK 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 1\n \n Maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in de artikelen 4.6, eerste lid, 5.4, eerste en vierde lid, en 6.7, eerste en vijfde lid, van het Mandaatbesluit BZK 2022.\n Bedragen zijn per (meerjarige) verplichting, in euro’s en inclusief BTW.\n Deze bijlage is niet van toepassing op het Rijksvastgoedbedrijf en op de Dienst Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n BZK Kerndepartement \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diensthoofd/directeur P&O/clusterdirecteur Mensen & Middelen\n \n \n \n \n tot € 10.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 2.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Middenmanager/programmamanager afdelingshoofd/bureauhoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Managementondersteuner/ (directie)secretaresse/directiesecretaris \n \n \n \n \n tot € 2.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Agentschappen \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n (Algemeen) Directeur agentschap \n \n \n \n \n tot € 5.000.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n FM Haaglanden (FMH) \n \n \n \n \n \n \n \n Manager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Facilitair manager (op locatie)/centraal afdelingshoofd/leveranciersmanager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider (op locatie) \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Logius \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Productmanager \n \n \n \n \n tot € 145.000 \n \n \n \n \n \n \n HR manager \n \n \n \n \n tot € 100.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Clustermanager \n \n \n \n \n tot € 2.500 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Manager organisatie-eenheid \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SSC-ICT \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsmanager/manager eenheid bedrijfsvoering \n \n \n \n \n tot € 1.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 50.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Rijksdienst voor Identiteitsgegevens \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur/manager staf \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1309, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046217/2022-01-20_0/xml/BWBR0046217_2022-01-20_0.xml", "content": "\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n Besluit vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit:\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n c.\n \n Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n \n \n d.\n \n bewindspersoon: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening of Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, afhankelijk van wie het aangaat;\n \n \n e.\n \n diensthoofd: een directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal AIVD;\n \n \n f.\n \n algemeen directeur: de algemeen directeur Logius, de algemeen directeur Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen (NCG);\n \n \n g.\n \n directeur: de leidinggevende werkzaam binnen een in het Organisatiebesluit BZK 2020 genoemd dienstonderdeel die rechtstreeks ressorteert onder de secretaris-generaal of een (programma)directeur-generaal;\n \n \n h.\n \n mandaat: de bevoegdheid om namens een bewindspersoon besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen;\n \n \n i.\n \n werkterrein: de taken van de betreffende functionaris en zijn dienstonderdeel overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2020 en de daarop berustende bepalingen;\n \n \n j.\n \n Cluster Mensen en Middelen: de directies P&O, Financieel-economische Zaken en CIO & Informatiemanagement;\n \n \n k.\n \n Cluster Bestuursondersteuning: de directies Communicatie, Bestuursadvisering en Kennis, Internationaal, Europa, Macro-economie;\n \n \n l.\n \n BZK Kerndepartement: de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning en de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 1.2\n \n Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:\n \n \n a.\n volmacht om namens een bewindspersoon voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;\n \n \n b.\n machtiging om namens een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Uitzonderingen mandaat\n \n \n Artikel\n 2.1\n \n Mandaat wordt niet verleend met betrekking tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;\n \n \n b.\n het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat persoonlijk door een bewindspersoon of de secretaris-generaal is genomen;\n \n \n c.\n het beslissen op een beroepschrift;\n \n \n d.\n het instellen van een agentschap bij het ministerie;\n \n \n e.\n het oprichten van een rechtspersoon;\n \n \n f.\n het geven van aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;\n \n \n g.\n het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;\n \n \n h.\n het vaststellen van de organisatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n i.\n het uitoefenen van de op grond van departementale regelgeving aan de Minister voorbehouden bevoegdheden met betrekking tot vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken;\n \n \n j.\n het instellen van een adviescommissie of klachtencommissie waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van het ministerie en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een bewindspersoon, en het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangend) leden van die commissie;\n \n \n k.\n het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan;\n \n \n l.\n het definitief buiten invordering stellen dan wel kwijtschelden van vorderingen op derden vanaf door de Minister van Financiën vastgestelde grensbedragen;\n \n \n m.\n het definitief vaststellen van een sectorale arbeidsvoorwaardenovereenkomst waarvoor de Minister verantwoordelijk is;\n \n \n n.\n een stuk dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 2.2\n \n \n 1\n Mandaat wordt evenmin verleend met betrekking tot stukken bestemd voor:\n \n \n a.\n de Koning;\n \n \n b.\n de Raad van Ministers (van het Koninkrijk) en daaruit gevormde onderraden en commissies;\n \n \n c.\n de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitters van uit de Kamers gevormde commissies;\n \n \n d.\n een Minister of een Staatssecretaris;\n \n \n e.\n de Raad van State (van het Koninkrijk);\n \n \n f.\n de Algemene Rekenkamer;\n \n \n g.\n de Nationale ombudsman;\n \n \n h.\n de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n i.\n de Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n j.\n de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n k.\n de besturen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;\n \n \n l.\n buitenlandse autoriteiten, in rang gelijk aan of hoger dan een bewindspersoon.\n \n \n \n \n 2\n De beperking in het verlenen van mandaat voor de gevallen genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing indien het een stuk betreft van louter informatieve of administratieve aard, dan wel het een aangelegenheid betreft van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Secretaris-generaal\n \n \n §\n 1\n Mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.1\n \n Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die, gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal, behoren tot het werkterrein van de secretaris-generaal.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.2\n \n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de secretaris-generaal in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het werkterrein van de functionarissen en organisatieonderdelen van het ministerie, met uitzondering van het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n c.\n het vaststellen van de formatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n d.\n het rechtstreeks leiding geven aan de diensthoofden en overige rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen, voor zover ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst niet anders is bepaald;\n \n \n e.\n het nader vaststellen van de inrichting van het ministerie;\n \n \n f.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n g.\n het beslissen op bezwaarschriften;\n \n \n h.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n i.\n het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht, waarover door een commissie wordt gerapporteerd of geadviseerd;\n \n \n j.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n k.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n l.\n de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archiefbescheiden bij het ministerie op grond van de geldende wet- en regelgeving;\n \n \n m.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het ministerie is betrokken;\n \n \n n.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n o.\n het beslissen op bezwaarschriften tegen de door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst genomen besluiten met betrekking tot aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2017;\n \n \n p.\n de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften tegen namens een bewindspersoon genomen besluiten met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor Koninkrijksrelaties, met uitzondering van besluiten die door een bewindspersoon of de secretaris-generaal zijn genomen;\n \n \n q.\n het wijzigen van bijlage 1 van dit besluit;\n \n \n r.\n het behandelen van geschillen met werknemers;\n \n \n s.\n het benoemen en ontslaan van departementale vertrouwenspersonen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Beperkingen mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de secretaris-generaal is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n beslissingen ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst, voor zover deze samenhangen met het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n de bevoegdheden die zijn toegedeeld aan het bestuur en de voorzitter van de huurcommissie;\n \n \n c.\n het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot personele beheerbeslissingen op grond van het Mandaatbesluit Colleges financieel toezicht.\n \n \n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen op het terrein van ICT boven de 10 miljoen euro inclusief BTW per (meerjarige) verplichting heeft de secretaris-generaal volmacht samen met het betreffende diensthoofd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 3.4\n \n \n 1\n De secretaris-generaal is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 3\n De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van deze paragraaf, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n \n De secretaris-generaal verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 3.4, derde lid, beschreven situatie, na advies van de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.6\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal worden diens taken uitgeoefend door het diensthoofd, de diensthoofden of de directeur P&O, die bij schriftelijk besluit van de secretaris-generaal in overeenstemming met de Minister is of zijn aangewezen als plaatsvervanger.\n \n \n 2\n Bij gebreke van voornoemd besluit of bij afwezigheid van de aangewezen plaatsvervanger(s) is één van de diensthoofden, naar anciënniteit van de benoeming in de functie, met de plaatsvervanging belast.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Diensthoofden\n \n \n §\n 1\n Mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.1\n \n Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die werkzaam zijn bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd zijn genomen, onverminderd artikel 4.3 en voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie.\n \n \n k.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het dienstonderdeel dat onder het diensthoofd ressorteert\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, b, d h en k, is niet van toepassing op de diensthoofden van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur-generaal en van de plaatsvervangend directeur-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst omvat tevens de bevoegdheid om te besluiten op aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing op bezwaarschriften dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n \n Het mandaat van de directeur-generaal Overheidsorganisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n de leiding van het overleg in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid tussen de werkgevers of verenigingen van werkgevers van de overheidssectoren en de aangesloten centrales van overheidspersoneel;\n \n \n b.\n de leiding van het Sectoroverleg Rijk, zoals genoemd in paragraaf 26.1 van de CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.4a\n \n Het mandaat van de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren voor het passeren van notariële akten ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.5\n \n Het mandaat van het diensthoofd is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in de CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 van de CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.6\n \n \n 1\n Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n Het diensthoofd is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 4.7\n \n \n 1\n Het diensthoofd is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n Het diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n Het diensthoofd kan bij toepassing van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het eerste lid, afwijken van hetgeen in dit besluit is bepaald over het mandaat van de directeur, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.6.\n \n \n 4\n Het diensthoofd is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het diensthoofd kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 6\n Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n \n 7\n Het diensthoofd kan voor de in artikel 4.4a genoemde bevoegdheid uitsluitend ondermandaat verlenen aan directeuren, afdelingshoofden en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.\n \n \n 8\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen personele bevoegdheden met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n \n 9\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen bevoegdheden betreffende het afgeven van Verklaringen van geen bezwaar met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.8\n \n \n 1\n Het diensthoofd verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 4.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n \n \n 2\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door het diensthoofd aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd worden diens taken volledig uitgeoefend door het plaatsvervangend diensthoofd.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend diensthoofd geschiedt door het diensthoofd met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd en het plaatsvervangend diensthoofd worden de taken van het diensthoofd bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Algemeen directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.1\n \n Aan de algemeen directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de algemeen directeur en de onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de algemeen directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van de algemeen directeur;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van het onder de algemeen directeur ressorterende dienstonderdeel op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de algemeen directeur de leiding voert;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de algemeen directeur ressorteert.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.2a\n \n Het mandaat van de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de algemeen directeuren ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de algemeen directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de algemeen directeur verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De algemeen directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n De algemeen directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de algemeen directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 5.5\n \n \n 1\n De algemeen directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De algemeen directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De algemeen directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de algemeen directeur voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n \n \n 1\n De algemeen directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 5.5, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de algemeen directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de algemeen directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de algemeen directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.7\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend algemeen directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend algemeen directeur geschiedt door de algemeen directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur en de plaatsvervangend algemeen directeur worden de taken van de algemeen directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de algemeen directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de algemeen directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de algemeen directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.1\n \n Aan de directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de directeur en de onder de directeur ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n c.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel, voor zover het diensthoofd niet als zodanig optreedt;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het organisatieonderdeel is betrokken;\n \n \n e.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de directeur de leiding voert voor zover het een agentschap, een clusterdirectie of de directie CZW betreft;\n \n \n f.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd, de algemeen directeur of de directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n g.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de directeur ressorteert.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, c, e, en g zijn niet van toepassing op de directeuren van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.3\n \n Het mandaat van de directeur Financieel-economische Zaken omvat tevens:\n \n \n a.\n de uitvoering van artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet 2016;\n \n \n b.\n het geven van instructies aan de onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering en control;\n \n \n c.\n het inhoudelijk aansturen van onderdelen die zijn betrokken bij het bewaken van en adviseren over de uitvoering van de bedrijfsvoering in brede zin.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.4\n \n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens:\n \n \n a.\n het verder in behandeling nemen van geschillen met werknemers indien een uitspraak van de geschillencommissie, genoemd in paragraaf 16.2 CAO Rijk 2020 in een geschil niet wordt opgevolgd door de werkgever;\n \n \n b.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid;\n \n \n c.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie inzake rechtspositionele vraagstukken;\n \n \n d.\n het ondertekenen van stukken met betrekking tot het voeren van de salarisadministratie bij de directie;\n \n \n e.\n het aangaan van directieoverstijgende departementale (raam)overeenkomsten behorend tot de vakgebieden Personeel & Organisatie en Communicatie voor zover hier niet in wordt voorzien vanuit categoriemanagement;\n \n \n f.\n de vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020;\n \n \n g.\n het geven van vakinhoudelijke instructies aan de Personeel & Organisatieafdelingen van alle dienstonderdelen en tot het geven van advies aan managers op het gebied van Personeel & Organisatiezaken van het ministerie;\n \n \n h.\n het op verzoek van de werkgever aanwijzen van bedrijfshulpverleners;\n \n \n i.\n het op verzoek van de werkgever sluiten van stageovereenkomsten.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.5\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n b.\n het namens de Staat aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar;\n \n \n c.\n het verlenen van een jubileumuitkering;\n \n \n d.\n het opleggen van een straf;\n \n \n e.\n het schorsen van een ambtenaar in zijn ambt;\n \n \n f.\n het aanwijzen van een ambtenaar als VWNW-kandidaat;\n \n \n g.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;\n \n \n h.\n het beslissen tot een reorganisatie;\n \n \n i.\n het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,- of immateriële schadevergoeding;\n \n \n j.\n het vaststellen van de formatie van de onder de diensthoofden en algemeen directeuren ressorterende (dienst)onderdelen;\n \n \n k.\n de onderwerpen genoemd in artikel 4.5.\n \n \n \n \n 2\n De beperkingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b tot en met f, zijn niet van toepassing op het mandaat van de directeur die leiding geeft aan een agentschap.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.6\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door het diensthoofd en de DG-controller goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de directeur verantwoordelijk is met een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd, met instemming van de DG-Controller en binnen het vastgestelde budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld.\n \n \n 3\n De directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan zijn leidinggevende.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid legt de directeur binnen het Cluster M&M respectievelijk binnen het cluster BO over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de clusterdirecteur M&M respectievelijk BO.\n \n \n 5\n De directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 6.7\n \n \n 1\n De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De directeur die leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de directeur, niet zijnde een directeur die leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.8\n \n \n 1\n De directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 6.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met het diensthoofd en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 6.9, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.9\n \n De rechtstreeks onder de directeur ressorterende leidinggevenden zijn, voor zover door de directeur met toepassing van artikel 6.8, eerste lid, niet anders is bepaald, ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen bevoegd tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van het wekelijkse werkrooster;\n \n \n b.\n het verlenen van vakantieverlof;\n \n \n c.\n het verlenen van kortdurend bijzonder verlof;\n \n \n d.\n het accorderen van binnenlandse dienstreizen en daarbij gebruikte vervoermiddel;\n \n \n e.\n het voeren respectievelijk de verslaglegging van het personeelsgesprek, zoals genoemd in paragraaf 12.1 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.10\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend directeur geschiedt door de directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur en de plaatsvervangend directeur worden de taken van de directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Mandaat rijksbrede aangelegenheden\n \n \n Artikel\n 7.1\n \n Het mandaat van de directeur Ambtenaar en Organisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan P-Direkt voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n \n Het mandaat van de directeur Inkoop-, Facilitair- en Huisvestingbeleid Rijk omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan FM Haaglanden voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer.\n \n \n 2\n Het mandaat van de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Energie.\n \n \n 3\n Het mandaat van de CIO BZK omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk.\n \n \n 4\n De directeur P&O kan de CIO BZK en de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf instructies geven over de uitoefening van het mandaat, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid, en inlichtingen vragen over de uitoefening dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.4\n \n \n 1\n De maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als vermeld in bijlage 1 van dit besluit, zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk verleende mandaten.\n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer heeft de directeur P&O mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Energie heeft de directeur Rijksvastgoedbedrijf mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 10 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk heeft de CIO BZK mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Algemene bepalingen inzake mandaat\n \n \n Artikel\n 8.1\n \n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van:\n \n \n a.\n algemene en bijzondere aanwijzingen van de mandaatgever ten aanzien van de uitoefening van het mandaat;\n \n \n b.\n departementale richtlijnen met betrekking tot paraaf en medeparaaf en het voorleggen en afdoen van stukken;\n \n \n c.\n de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en overige departementale richtlijnen, in het bijzonder de Comptabiliteitswet 2016, de Wet op de ondernemingsraden, het departementale kader voor externe inhuur, het Organisatiebesluit BZK 2020 en (de richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.2\n \n \n 1\n De uitoefening van een mandaat geschiedt binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde kaders met betrekking tot het beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering van het ministerie.\n \n \n 2\n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.\n \n \n 3\n Afwijking van het eerste lid ten aanzien van een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel is slechts mogelijk in overeenstemming met de secretaris-generaal, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur van het SG-Cluster die het aangaat en wordt schriftelijk vastgelegd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.3\n \n \n 1\n De gemandateerde is verantwoordelijk voor het bijhouden van een of meer doelmatig ingerichte administraties die inzicht bieden in het door en namens de gemandateerde gevoerde financiële beheer en beheer van niet-geldelijke zaken op grond van diens mandaat.\n \n \n 2\n De directeur Financieel-economische Zaken is bevoegd om de administraties, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van taken behorende tot hun werkterrein.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.4\n \n \n 1\n Ondertekening van besluiten en stukken op grond van mandaat vindt plaats op de volgende wijze:\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie\n namens deze,\n (handtekening)\n (naam)\n (aanduiding functie gemandateerde)\n \n \n 2\n Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de bewindspersoon voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.\n \n \n 3\n Bij ondertekening van besluiten en stukken door een plaatsvervanger wordt de handtekening voorafgegaan door: b/a.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.5\n \n In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd over de doorverlening van zijn mandaat.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Beheer\n \n \n Artikel\n 9.1\n \n \n 1\n De directeur P&O is belast met het beheer van dit besluit.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal, de diensthoofden en de (algemeen) directeuren, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur P&O van de gegevens die een goed beheer van dit besluit onderscheidenlijk het mandaatregister mogelijk maken.\n \n \n 3\n Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n 4\n De directeur P&O rapporteert aan de bewindspersonen en de secretaris-generaal over het beheer van dit besluit en het centrale mandaatregister.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.2\n \n \n 1\n De directeur P&O draagt zorg voor de inrichting en het beheer van een centraal mandaatregister.\n \n \n 2\n Het register biedt inzicht in:\n \n \n a.\n de functies en namen van functionarissen aan wie door of namens een bewindspersoon (onder)mandaat is (door)verleend, met aanduiding van de verleende bevoegdheid;\n \n \n b.\n de functies en namen van functionarissen die een bewindspersoon vertegenwoordigen in een (bestuurs)orgaan van een rechtspersoon anders dan de Staat, met aanduiding van het (bestuurs)orgaan en de rechtspersoon.\n \n \n \n \n 3\n Het register is openbaar.\n \n \n 4\n De directeur P&O draagt zorg voor de gegevensverstrekking uit het register. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden pleegt hij zo nodig overleg met de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.3\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 9.2, tweede lid, worden gegevens met betrekking tot de verlening van ondermandaat aan functionarissen in de rang van directeur en daaronder ressorterende functionarissen bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgenomen in een door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bijgehouden mandaatregister.\n \n \n 2\n De directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan in overeenstemming met de secretaris-generaal nadere regels stellen ten aanzien van het register, bedoeld in het eerste lid.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.4\n \n Wijziging van dit besluit geschiedt op initiatief van de directeur P&O na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10.1\n \n \n 1\n Besluiten of handelingen die op grond van het Mandaatbesluit BZK 2020 zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon.\n \n \n 2\n Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.2\n \n Het Mandaatbesluit BZK 2020 wordt ingetrokken.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BZK 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n \n Maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in de artikelen 4.6, eerste lid, 5.4, eerste en vierde lid, en 6.7, eerste en vijfde lid, van het Mandaatbesluit BZK 2022.\n Bedragen zijn per (meerjarige) verplichting, in euro’s en inclusief BTW.\n Deze bijlage is niet van toepassing op het Rijksvastgoedbedrijf en op de Dienst Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n BZK Kerndepartement \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diensthoofd/directeur P&O/clusterdirecteur Mensen & Middelen\n \n \n \n \n tot € 10.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 2.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Middenmanager/programmamanager afdelingshoofd/bureauhoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Managementondersteuner/ (directie)secretaresse/directiesecretaris \n \n \n \n \n tot € 2.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Agentschappen \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n (Algemeen) Directeur agentschap \n \n \n \n \n tot € 5.000.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n FM Haaglanden (FMH) \n \n \n \n \n \n \n \n Manager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Facilitair manager (op locatie)/centraal afdelingshoofd/leveranciersmanager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider (op locatie) \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Logius \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Productmanager \n \n \n \n \n tot € 145.000 \n \n \n \n \n \n \n HR manager \n \n \n \n \n tot € 100.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Clustermanager \n \n \n \n \n tot € 2.500 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Manager organisatie-eenheid \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SSC-ICT \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsmanager/manager eenheid bedrijfsvoering \n \n \n \n \n tot € 1.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 50.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Rijksdienst voor Identiteitsgegevens \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur/manager staf \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046217/2022-03-23_0/xml/BWBR0046217_2022-03-23_0.xml", "content": "BWBR0046217_2022-01-20_0\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n Mandaatbesluit BZK 20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n Besluit vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit:\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n c.\n \n Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering;\n \n \n d.\n \n bewindspersoon: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening of Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, afhankelijk van wie het aangaat;\n \n \n e.\n \n diensthoofd: een directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal AIVD;\n \n \n f.\n \n algemeen directeur: de algemeen directeur Logius, de algemeen directeur Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen (NCG);\n \n \n g.\n \n directeur: de leidinggevende werkzaam binnen een in het Organisatiebesluit BZK 2020 genoemd dienstonderdeel die rechtstreeks ressorteert onder de secretaris-generaal of een (programma)directeur-generaal;\n \n \n h.\n \n mandaat: de bevoegdheid om namens een bewindspersoon besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen;\n \n \n i.\n \n werkterrein: de taken van de betreffende functionaris en zijn dienstonderdeel overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2020 en de daarop berustende bepalingen;\n \n \n j.\n \n Cluster Mensen en Middelen: de directies P&O, Financieel-economische Zaken en CIO & Informatiemanagement;\n \n \n k.\n \n Cluster Bestuursondersteuning: de directies Communicatie, Bestuursadvisering en Kennis, Internationaal, Europa, Macro-economie;\n \n \n l.\n \n BZK Kerndepartement: de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning en de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 1.2\n \n Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:\n \n \n a.\n volmacht om namens een bewindspersoon voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;\n \n \n b.\n machtiging om namens een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Uitzonderingen mandaat\n \n \n Artikel\n 2.1\n \n Mandaat wordt niet verleend met betrekking tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;\n \n \n b.\n het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat persoonlijk door een bewindspersoon of de secretaris-generaal is genomen;\n \n \n c.\n het beslissen op een beroepschrift;\n \n \n d.\n het instellen van een agentschap bij het ministerie;\n \n \n e.\n het oprichten van een rechtspersoon;\n \n \n f.\n het geven van aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;\n \n \n g.\n het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;\n \n \n h.\n het vaststellen van de organisatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n i.\n het uitoefenen van de op grond van departementale regelgeving aan de Minister voorbehouden bevoegdheden met betrekking tot vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken;\n \n \n j.\n het instellen van een adviescommissie of klachtencommissie waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van het ministerie en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een bewindspersoon, en het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangend) leden van die commissie;\n \n \n k.\n het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan;\n \n \n l.\n het definitief buiten invordering stellen dan wel kwijtschelden van vorderingen op derden vanaf door de Minister van Financiën vastgestelde grensbedragen;\n \n \n m.\n het definitief vaststellen van een sectorale arbeidsvoorwaardenovereenkomst waarvoor de Minister verantwoordelijk is;\n \n \n n.\n een stuk dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 2.2\n \n \n 1\n Mandaat wordt evenmin verleend met betrekking tot stukken bestemd voor:\n \n \n a.\n de Koning;\n \n \n b.\n de Raad van Ministers (van het Koninkrijk) en daaruit gevormde onderraden en commissies;\n \n \n c.\n de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitters van uit de Kamers gevormde commissies;\n \n \n d.\n een Minister of een Staatssecretaris;\n \n \n e.\n de Raad van State (van het Koninkrijk);\n \n \n f.\n de Algemene Rekenkamer;\n \n \n g.\n de Nationale ombudsman;\n \n \n h.\n de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n i.\n de Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n j.\n de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n k.\n de besturen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;\n \n \n l.\n buitenlandse autoriteiten, in rang gelijk aan of hoger dan een bewindspersoon.\n \n \n \n \n 2\n De beperking in het verlenen van mandaat voor de gevallen genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing indien het een stuk betreft van louter informatieve of administratieve aard, dan wel het een aangelegenheid betreft van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Secretaris-generaal\n \n \n §\n 1\n Mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.1\n \n Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die, gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal, behoren tot het werkterrein van de secretaris-generaal.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.2\n \n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de secretaris-generaal in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het werkterrein van de functionarissen en organisatieonderdelen van het ministerie, met uitzondering van het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n c.\n het vaststellen van de formatie van het ministerie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;\n \n \n d.\n het rechtstreeks leiding geven aan de diensthoofden en overige rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen, voor zover ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst niet anders is bepaald;\n \n \n e.\n het nader vaststellen van de inrichting van het ministerie;\n \n \n f.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n g.\n het beslissen op bezwaarschriften;\n \n \n h.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n i.\n het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht, waarover door een commissie wordt gerapporteerd of geadviseerd;\n \n \n j.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n k.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n l.\n de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archiefbescheiden bij het ministerie op grond van de geldende wet- en regelgeving;\n \n \n m.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het ministerie is betrokken;\n \n \n n.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n o.\n het beslissen op bezwaarschriften tegen de door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst genomen besluiten met betrekking tot aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2017;\n \n \n p.\n de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften tegen namens een bewindspersoon genomen besluiten met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor Koninkrijksrelaties, met uitzondering van besluiten die door een bewindspersoon of de secretaris-generaal zijn genomen;\n \n \n q.\n het wijzigen van bijlage 1 van dit besluit;\n \n \n r.\n het behandelen van geschillen met werknemers;\n \n \n s.\n het benoemen en ontslaan van departementale vertrouwenspersonen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Beperkingen mandaat secretaris-generaal\n \n \n Artikel\n 3.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de secretaris-generaal is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n beslissingen ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst, voor zover deze samenhangen met het werkterrein van het Bureau Algemene Bestuursdienst;\n \n \n b.\n de bevoegdheden die zijn toegedeeld aan het bestuur en de voorzitter van de huurcommissie;\n \n \n c.\n het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot personele beheerbeslissingen op grond van het Mandaatbesluit Colleges financieel toezicht.\n \n \n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen op het terrein van ICT boven de 10 miljoen euro inclusief BTW per (meerjarige) verplichting heeft de secretaris-generaal volmacht samen met het betreffende diensthoofd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 3.4\n \n \n 1\n De secretaris-generaal is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 3\n De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van deze paragraaf, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n \n De secretaris-generaal verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 3.4, derde lid, beschreven situatie, na advies van de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 3.6\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal worden diens taken uitgeoefend door het diensthoofd, de diensthoofden of de directeur P&O, die bij schriftelijk besluit van de secretaris-generaal in overeenstemming met de Minister is of zijn aangewezen als plaatsvervanger.\n \n \n 2\n Bij gebreke van voornoemd besluit of bij afwezigheid van de aangewezen plaatsvervanger(s) is één van de diensthoofden, naar anciënniteit van de benoeming in de functie, met de plaatsvervanging belast.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Diensthoofden\n \n \n §\n 1\n Mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.1\n \n Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die werkzaam zijn bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd zijn genomen, onverminderd artikel 4.3 en voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie.\n \n \n k.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het dienstonderdeel dat onder het diensthoofd ressorteert\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, b, d h en k, is niet van toepassing op de diensthoofden van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur-generaal en van de plaatsvervangend directeur-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst omvat tevens de bevoegdheid om te besluiten op aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing op bezwaarschriften dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n \n Het mandaat van de directeur-generaal Overheidsorganisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n de leiding van het overleg in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid tussen de werkgevers of verenigingen van werkgevers van de overheidssectoren en de aangesloten centrales van overheidspersoneel;\n \n \n b.\n de leiding van het Sectoroverleg Rijk, zoals genoemd in paragraaf 26.1 van de CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.4a\n \n Het mandaat van de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren voor het passeren van notariële akten ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat diensthoofden\n \n \n Artikel\n 4.5\n \n Het mandaat van het diensthoofd is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg, zoals genoemd in de CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 van de CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.6\n \n \n 1\n Het mandaat van het diensthoofd met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor het diensthoofd verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n Het diensthoofd is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n Het diensthoofd legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 4.7\n \n \n 1\n Het diensthoofd is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n Het diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n Het diensthoofd kan bij toepassing van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het eerste lid, afwijken van hetgeen in dit besluit is bepaald over het mandaat van de directeur, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.6.\n \n \n 4\n Het diensthoofd is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het diensthoofd kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris.\n \n \n 6\n Het verlenen van ondermandaat door het diensthoofd, niet zijnde een diensthoofd dat leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n \n 7\n Het diensthoofd kan voor de in artikel 4.4a genoemde bevoegdheid uitsluitend ondermandaat verlenen aan directeuren, afdelingshoofden en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.\n \n \n 8\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen personele bevoegdheden met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n \n 9\n In aanvulling op het eerste lid kan de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ondermandaat verlenen aan daartoe aangewezen niet-ondergeschikte functionarissen, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, voor het uitoefenen van daartoe aangewezen bevoegdheden betreffende het afgeven van Verklaringen van geen bezwaar met toestemming van de gemandateerde en met toestemming van de Minister van Defensie.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.8\n \n \n 1\n Het diensthoofd verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 4.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur P&O.\n \n \n 2\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door het diensthoofd aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd worden diens taken volledig uitgeoefend door het plaatsvervangend diensthoofd.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend diensthoofd geschiedt door het diensthoofd met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van het diensthoofd en het plaatsvervangend diensthoofd worden de taken van het diensthoofd bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Algemeen directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.1\n \n Aan de algemeen directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de algemeen directeur en de onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de algemeen directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het vaststellen van de capaciteitsplannen binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde formatie;\n \n \n c.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n d.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel;\n \n \n e.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;\n \n \n f.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van de algemeen directeur;\n \n \n g.\n het beheer van de archiefbescheiden van het onder de algemeen directeur ressorterende dienstonderdeel op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;\n \n \n h.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de algemeen directeur de leiding voert;\n \n \n i.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n j.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de algemeen directeur ressorteert.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.2a\n \n Het mandaat van de algemeen directeur Dienst Nationaal Coördinator Groningen omvat tevens het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat algemeen directeuren\n \n \n Artikel\n 5.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n de onderdeeloverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;\n \n \n b.\n het nader vaststellen van de inrichting van de onder de algemeen directeuren ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2020;\n \n \n c.\n aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van de Minister in het Decentraal georganiseerd overleg zoals genoemd in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2020;\n \n \n e.\n personele beheerbeslissingen op grond van het Besluit financiën en personeel Kabinetten van de Gouverneurs ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;\n \n \n f.\n het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n g.\n het optreden als werkgever als bedoeld in Hoofdstuk 13 en bijlage 12 CAO Rijk 2020;\n \n \n h.\n het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar op grond van artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet 2017;\n \n \n i.\n het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;\n \n \n j.\n het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020.\n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n \n \n 1\n Het mandaat van de algemeen directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de algemeen directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door de secretaris-generaal en de directeur Financieel-economische Zaken goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de algemeen directeur verantwoordelijk is, met een maximumbedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in de bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon of de secretaris-generaal, met instemming van de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De algemeen directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n De algemeen directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de algemeen directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 5.5\n \n \n 1\n De algemeen directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De algemeen directeur is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De algemeen directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De algemeen directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de algemeen directeur voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n \n \n 1\n De algemeen directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 5.5, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met de secretaris-generaal en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de algemeen directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de algemeen directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de algemeen directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 5.7\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend algemeen directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend algemeen directeur geschiedt door de algemeen directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur en de plaatsvervangend algemeen directeur worden de taken van de algemeen directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de algemeen directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de algemeen directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de algemeen directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Directeuren\n \n \n §\n 1\n Mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.1\n \n Aan de directeur wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de directeur en de onder de directeur ressorterende functionarissen en dienstonderdelen.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in dit besluit, heeft het mandaat van de directeur in ieder geval betrekking op:\n \n \n a.\n het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied;\n \n \n b.\n het leiding geven aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n c.\n het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel, voor zover het diensthoofd niet als zodanig optreedt;\n \n \n d.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het organisatieonderdeel is betrokken;\n \n \n e.\n het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de directeur de leiding voert voor zover het een agentschap, een clusterdirectie of de directie CZW betreft;\n \n \n f.\n het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein met uitzondering van die besluiten die door een bewindspersoon, de secretaris-generaal, het diensthoofd, de algemeen directeur of de directeur zijn genomen, voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald;\n \n \n g.\n het behandelen van geschillen met werknemers die werkzaam zijn bij het onderdeel dat onder de directeur ressorteert.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onder a, c, e, en g zijn niet van toepassing op de directeuren van BZK Kerndepartement.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 2\n Bijzonder mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.3\n \n Het mandaat van de directeur Financieel-economische Zaken omvat tevens:\n \n \n a.\n de uitvoering van artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet 2016;\n \n \n b.\n het geven van instructies aan de onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering en control;\n \n \n c.\n het inhoudelijk aansturen van onderdelen die zijn betrokken bij het bewaken van en adviseren over de uitvoering van de bedrijfsvoering in brede zin.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.4\n \n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens:\n \n \n a.\n het verder in behandeling nemen van geschillen met werknemers indien een uitspraak van de geschillencommissie, genoemd in paragraaf 16.2 CAO Rijk 2020 in een geschil niet wordt opgevolgd door de werkgever;\n \n \n b.\n het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid;\n \n \n c.\n het inschakelen van de Landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het ministerie inzake rechtspositionele vraagstukken;\n \n \n d.\n het ondertekenen van stukken met betrekking tot het voeren van de salarisadministratie bij de directie;\n \n \n e.\n het aangaan van directieoverstijgende departementale (raam)overeenkomsten behorend tot de vakgebieden Personeel & Organisatie en Communicatie voor zover hier niet in wordt voorzien vanuit categoriemanagement;\n \n \n f.\n de vergoeding van representatiekosten op grond van paragraaf 11.3 CAO Rijk 2020;\n \n \n g.\n het geven van vakinhoudelijke instructies aan de Personeel & Organisatieafdelingen van alle dienstonderdelen en tot het geven van advies aan managers op het gebied van Personeel & Organisatiezaken van het ministerie;\n \n \n h.\n het op verzoek van de werkgever aanwijzen van bedrijfshulpverleners;\n \n \n i.\n het op verzoek van de werkgever sluiten van stageovereenkomsten.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 3\n Beperkingen mandaat directeuren\n \n \n Artikel\n 6.5\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder de secretaris-generaal, het diensthoofd of de algemeen directeur ressorterende functionarissen;\n \n \n b.\n het namens de Staat aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een ambtenaar;\n \n \n c.\n het verlenen van een jubileumuitkering;\n \n \n d.\n het opleggen van een straf;\n \n \n e.\n het schorsen van een ambtenaar in zijn ambt;\n \n \n f.\n het aanwijzen van een ambtenaar als VWNW-kandidaat;\n \n \n g.\n het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;\n \n \n h.\n het beslissen tot een reorganisatie;\n \n \n i.\n het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,- of immateriële schadevergoeding;\n \n \n j.\n het vaststellen van de formatie van de onder de diensthoofden en algemeen directeuren ressorterende (dienst)onderdelen;\n \n \n k.\n de onderwerpen genoemd in artikel 4.5.\n \n \n \n \n 2\n De beperkingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b tot en met f, zijn niet van toepassing op het mandaat van de directeur die leiding geeft aan een agentschap.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.6\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is beperkt tot het budget dat aan de directeur ter beschikking is gesteld op basis van een door het diensthoofd en de DG-controller goedgekeurde budgettaire uitwerking van dat deel van de begroting waarvoor de directeur verantwoordelijk is met een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n \n 2\n De directeur is bevoegd om in afwijking van het eerste lid financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen, voor zover aan hem daartoe uitdrukkelijk en schriftelijk mandaat is verleend door een bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd, met instemming van de DG-Controller en binnen het vastgestelde budget dat aan het diensthoofd ter beschikking is gesteld.\n \n \n 3\n De directeur legt over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan zijn leidinggevende.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid legt de directeur binnen het Cluster M&M respectievelijk binnen het cluster BO over het door hem gevoerde financiële beheer verantwoording af aan de clusterdirecteur M&M respectievelijk BO.\n \n \n 5\n De directeur van een agentschap is verantwoordelijk voor een kostendekkende exploitatie binnen de afspraken die hij met opdrachtgevers en de eigenaar heeft gemaakt. Voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven geldt voor de directeur een maximum bedrag per (meerjarige) verplichting als vermeld in bijlage 1 van dit besluit.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n §\n 4\n Ondermandaat en plaatsvervanging\n \n \n Artikel\n 6.7\n \n \n 1\n De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van deze functionarissen, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan.\n \n \n 2\n De directeur die leiding geeft aan een agentschap is tevens bevoegd tot het verlenen van ondermandaat voor het uitoefenen van integraal management met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied.\n \n \n 3\n De directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij het verlenen van ondermandaat tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat aan een rechtstreeks onder de gemandateerde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris.\n \n \n 4\n De directeur is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval.\n \n \n 5\n Het verlenen van ondermandaat door de directeur, niet zijnde een directeur die leiding geeft aan een agentschap, voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven is enkel mogelijk aan in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen met inachtneming van het aldaar genoemde maximumgrensbedrag per (meerjarige) verplichting.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.8\n \n \n 1\n De directeur verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, met uitzondering van de in artikel 6.7, vierde lid, beschreven situatie, in overeenstemming met het diensthoofd en met kennisgeving aan de directeur P&O en de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 2\n De door de directeur gemandateerde, bedoeld in artikel 6.9, eerste lid, verleent ondermandaat bij schriftelijk besluit, in overeenstemming met de directeur en met kennisgeving aan de directeur P&O en aan de directeur Financieel-economische Zaken.\n \n \n 3\n De voorgeschreven overeenstemming uit het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financieel ondermandaat door de directeur aan de in bijlage 1 van dit besluit genoemde onder hem ressorterende functionarissen voor zover dit een bedrag van € 30.000 niet te boven gaat.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.9\n \n De rechtstreeks onder de directeur ressorterende leidinggevenden zijn, voor zover door de directeur met toepassing van artikel 6.8, eerste lid, niet anders is bepaald, ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen bevoegd tot:\n \n \n a.\n het vaststellen van het wekelijkse werkrooster;\n \n \n b.\n het verlenen van vakantieverlof;\n \n \n c.\n het verlenen van kortdurend bijzonder verlof;\n \n \n d.\n het accorderen van binnenlandse dienstreizen en daarbij gebruikte vervoermiddel;\n \n \n e.\n het voeren respectievelijk de verslaglegging van het personeelsgesprek, zoals genoemd in paragraaf 12.1 CAO Rijk 2020.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 6.10\n \n \n 1\n Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur worden diens taken volledig uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur.\n \n \n 2\n De aanwijzing van een plaatsvervangend directeur geschiedt door de directeur met inachtneming van het Organisatiebesluit BZK 2020 en in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur en de plaatsvervangend directeur worden de taken van de directeur bij wijze van plaatsvervanging uitgeoefend door de leidinggevende van de directeur.\n \n \n 4\n In afwijking van het vorige lid kan de plaatsvervanging van de directeur die leiding geeft aan een agentschap volledig worden uitgeoefend door de functionaris die daartoe door de directeur in overeenstemming met de leidinggevende van de directeur is aangewezen.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Mandaat rijksbrede aangelegenheden\n \n \n Artikel\n 7.1\n \n Het mandaat van de directeur Ambtenaar en Organisatie omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan P-Direkt voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n \n Het mandaat van de directeur Inkoop-, Facilitair- en Huisvestingbeleid Rijk omvat tevens:\n \n \n a.\n het centraal opdrachtgeverschap aan FM Haaglanden voor de uitvoering van de standaard dienstverlening;\n \n \n b.\n het beheer van het budget dat in het kader van de centrale bekostiging is overgedragen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n \n \n 1\n Het mandaat van de directeur P&O omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer.\n \n \n 2\n Het mandaat van de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie Energie.\n \n \n 3\n Het mandaat van de CIO BZK omvat tevens de uitvoering van de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk.\n \n \n 4\n De directeur P&O kan de CIO BZK en de directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf instructies geven over de uitoefening van het mandaat, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid, en inlichtingen vragen over de uitoefening dienaangaande.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 7.4\n \n \n 1\n De maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als vermeld in bijlage 1 van dit besluit, zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk verleende mandaten.\n \n \n 2\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Vervoer heeft de directeur P&O mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 3\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 25 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie Energie heeft de directeur Rijksvastgoedbedrijf mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n \n 4\n Voor het aangaan van (meerjarige) verplichtingen boven de 10 miljoen euro inclusief BTW voor de rijksbrede inkoopcategorie ICT-werkomgeving Rijk heeft de CIO BZK mandaat samen met de secretaris-generaal.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Algemene bepalingen inzake mandaat\n \n \n Artikel\n 8.1\n \n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van:\n \n \n a.\n algemene en bijzondere aanwijzingen van de mandaatgever ten aanzien van de uitoefening van het mandaat;\n \n \n b.\n departementale richtlijnen met betrekking tot paraaf en medeparaaf en het voorleggen en afdoen van stukken;\n \n \n c.\n de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en overige departementale richtlijnen, in het bijzonder de Comptabiliteitswet 2016, de Wet op de ondernemingsraden, het departementale kader voor externe inhuur, het Organisatiebesluit BZK 2020 en (de richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.2\n \n \n 1\n De uitoefening van een mandaat geschiedt binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde kaders met betrekking tot het beleid en beheer inzake de bedrijfsvoering van het ministerie.\n \n \n 2\n De uitoefening van een mandaat geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.\n \n \n 3\n Afwijking van het eerste lid ten aanzien van een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel is slechts mogelijk in overeenstemming met de secretaris-generaal, de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur van het SG-Cluster die het aangaat en wordt schriftelijk vastgelegd.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.3\n \n \n 1\n De gemandateerde is verantwoordelijk voor het bijhouden van een of meer doelmatig ingerichte administraties die inzicht bieden in het door en namens de gemandateerde gevoerde financiële beheer en beheer van niet-geldelijke zaken op grond van diens mandaat.\n \n \n 2\n De directeur Financieel-economische Zaken is bevoegd om de administraties, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van taken behorende tot hun werkterrein.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.4\n \n \n 1\n Ondertekening van besluiten en stukken op grond van mandaat vindt plaats op de volgende wijze:\n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie\n namens deze,\n (handtekening)\n (naam)\n (aanduiding functie gemandateerde)\n \n \n 2\n Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de bewindspersoon voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.\n \n \n 3\n Bij ondertekening van besluiten en stukken door een plaatsvervanger wordt de handtekening voorafgegaan door: b/a.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 8.5\n \n In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon, de secretaris-generaal of het diensthoofd over de doorverlening van zijn mandaat.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Beheer\n \n \n Artikel\n 9.1\n \n \n 1\n De directeur P&O is belast met het beheer van dit besluit.\n \n \n 2\n De secretaris-generaal, de diensthoofden en de (algemeen) directeuren, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur P&O van de gegevens die een goed beheer van dit besluit onderscheidenlijk het mandaatregister mogelijk maken.\n \n \n 3\n Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.\n \n \n 4\n De directeur P&O rapporteert aan de bewindspersonen en de secretaris-generaal over het beheer van dit besluit en het centrale mandaatregister.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.2\n \n \n 1\n De directeur P&O draagt zorg voor de inrichting en het beheer van een centraal mandaatregister.\n \n \n 2\n Het register biedt inzicht in:\n \n \n a.\n de functies en namen van functionarissen aan wie door of namens een bewindspersoon (onder)mandaat is (door)verleend, met aanduiding van de verleende bevoegdheid;\n \n \n b.\n de functies en namen van functionarissen die een bewindspersoon vertegenwoordigen in een (bestuurs)orgaan van een rechtspersoon anders dan de Staat, met aanduiding van het (bestuurs)orgaan en de rechtspersoon.\n \n \n \n \n 3\n Het register is openbaar.\n \n \n 4\n De directeur P&O draagt zorg voor de gegevensverstrekking uit het register. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden pleegt hij zo nodig overleg met de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.3\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 9.2, tweede lid, worden gegevens met betrekking tot de verlening van ondermandaat aan functionarissen in de rang van directeur en daaronder ressorterende functionarissen bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgenomen in een door de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bijgehouden mandaatregister.\n \n \n 2\n De directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan in overeenstemming met de secretaris-generaal nadere regels stellen ten aanzien van het register, bedoeld in het eerste lid.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 9.4\n \n Wijziging van dit besluit geschiedt op initiatief van de directeur P&O na advies van de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10.1\n \n \n 1\n Besluiten of handelingen die op grond van het Mandaatbesluit BZK 2020 zijn genomen of verricht in de periode tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon.\n \n \n 2\n Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.2\n \n Het Mandaatbesluit BZK 2020 wordt ingetrokken.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n Artikel\n 10.4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BZK 2022.\n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-20222022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n \n Maximumbedragen voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in de artikelen 4.6, eerste lid, 5.4, eerste en vierde lid, en 6.7, eerste en vijfde lid, van het Mandaatbesluit BZK 2022.\n Bedragen zijn per (meerjarige) verplichting, in euro’s en inclusief BTW.\n Deze bijlage is niet van toepassing op het Rijksvastgoedbedrijf en op de Dienst Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n BZK Kerndepartement \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diensthoofd/directeur P&O/clusterdirecteur Mensen & Middelen\n \n \n \n \n tot € 10.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 2.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Middenmanager/programmamanager afdelingshoofd/bureauhoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Managementondersteuner/ (directie)secretaresse/directiesecretaris \n \n \n \n \n tot € 2.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Agentschappen \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n (Algemeen) Directeur agentschap \n \n \n \n \n tot € 5.000.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n FM Haaglanden (FMH) \n \n \n \n \n \n \n \n Manager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Facilitair manager (op locatie)/centraal afdelingshoofd/leveranciersmanager \n \n \n \n \n tot € 125.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider (op locatie) \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Logius \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Productmanager \n \n \n \n \n tot € 145.000 \n \n \n \n \n \n \n HR manager \n \n \n \n \n tot € 100.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Clustermanager \n \n \n \n \n tot € 2.500 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Manager organisatie-eenheid \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 30.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SSC-ICT \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsmanager/manager eenheid bedrijfsvoering \n \n \n \n \n tot € 1.000.000 \n \n \n \n \n \n \n Afdelingshoofd \n \n \n \n \n tot € 50.000 \n \n \n \n \n \n \n Teamleider \n \n \n \n \n tot € 15.000 \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Rijksdienst voor Identiteitsgegevens \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Directeur/manager staf \n \n \n \n \n tot € 500.000 \n \n \n \n \n \n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022\n \n2022130919-01-20222022130919-01-202220-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046217/manifest.xml", "content": "2022-01-202023-09-022022-01-10tot-en-met2022-03-23tot-en-met2023-10-31T14:46:09+01:002023-10-31T14:46:09+01:00BWBR0046217.WTI2022-01-202022-03-222022-01-209999-12-312023-10-31T14:44:06+01:002023-10-31T14:44:06+01:002819885e866b1be35de85643251c35d8572b0cef93be975f51c6e3b3ce1a5d621b0ac9eb85c49fdf742a6179acd9d3bf7b4bbb61071e7a71f0b78ee5f8f2faafb813e82022-01-102022-01-192022-01-209999-12-312023-10-31T14:44:07+01:002023-10-31T14:44:07+01:003244026a618dffc97309ff3d2fa1f448e5d9b43615ef0f6ef8b5d2318a39ba32e466898ee8b3b3c2d388e6d7440b7183907ff10c31e223a3ed01fb3e0aff8a31b077482022-03-232023-09-012022-01-202023-09-012023-10-31T14:44:07+01:002023-10-31T14:44:07+01:00282030109269b80f898c5ae8c0147a160280aa1ec1da28125f94ca8f6078e6227bb2479cf48233589207dc2d2a73acebcfb1e1369a206f5087d87d8fa2604d14208adf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046218/2022-01-10_1/xml/BWBR0046218_2022-01-10_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 januari 2022, nr. 2022-0000012978, tot tijdelijk verlenen van mandaat, volmacht en machtiging op het terrein van de aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n Besluit mandaat, volmacht en machtiging aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen die op 9 januari 2022 van kracht waren ten behoeve van functionarissen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ten aanzien van de aangelegenheden die verband houden met het voeren van de regie over de aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals en de in het kader daarvan aan te wenden financiële middelen, worden, voor zover het de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft, aangemerkt als mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan:\n \n \n a.\n de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;\n \n \n c.\n de directeur van de directie Bestuur, Financiën en Regio’s van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;\n \n \n d.\n de functionarissen aan wie door of namens de in de voorgaande onderdelen genoemde functionarissen ondermandaat, volmacht of machtiging is verleend;\n \n \n ten aanzien van de aangelegenheden op hun werkterrein.\n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-202210-01-2022Stcrt. 2022, 1312, datum inwerkingtreding 20-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-01-2022.\n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046218/2022-01-20_0/xml/BWBR0046218_2022-01-20_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 januari 2022, nr. 2022-0000012978, tot tijdelijk verlenen van mandaat, volmacht en machtiging op het terrein van de aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n Besluit mandaat, volmacht en machtiging aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen die op 9 januari 2022 van kracht waren ten behoeve van functionarissen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ten aanzien van de aangelegenheden die verband houden met het voeren van de regie over de aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals en de in het kader daarvan aan te wenden financiële middelen, worden, voor zover het de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft, aangemerkt als mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan:\n \n \n a.\n de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n de directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;\n \n \n c.\n de directeur van de directie Bestuur, Financiën en Regio’s van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;\n \n \n d.\n de functionarissen aan wie door of namens de in de voorgaande onderdelen genoemde functionarissen ondermandaat, volmacht of machtiging is verleend;\n \n \n ten aanzien van de aangelegenheden op hun werkterrein.\n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 januari 2022.\n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022\n \n2022131219-01-202213-01-20222022-00000129782022131219-01-202213-01-20222022-000001297820-01-202210-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046218/manifest.xml", "content": "2022-01-202022-01-10tot-en-met2022-01-20T07:15:02+01:002022-01-20T07:15:02+01:00BWBR0046218.WTI2022-01-102022-01-192022-01-209999-12-312022-01-20T07:15:24+01:002022-01-20T07:15:24+01:00173326b0cea3ab08b8b3560ffcd2f00c2bcf20a1202cb876d0894076893f3462b8a07c16da7a3bbbecf9f9be591754e36ffbc51767381ba02595051257dab04d5fa9f2022-01-209999-12-312022-01-209999-12-312022-01-20T07:15:24+01:002022-01-20T07:15:24+01:0014293b47966391943dc3bb3230bac8d88eb0c58f70d013459618cb77423c3e09df1ca760bb194c99be956ce0344141a337afc56a2fe49cc0089bbaafe5b5e6d0446ff", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046219/2021-01-01_1/xml/BWBR0046219_2021-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 13 januari 2022, kenmerk 3294283-1021510-Z, houdende vaststelling van een nadere aanwijzing voor de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz 2021 (Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021)2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 20212022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n Gelet op artikel 4.3 van het Besluit Wfsv;\n \n \n Besluit:\n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Voor het jaar 2021 is voor de beheerskosten Wlz van de Wlz-uitvoerders en de Sociale verzekeringsbank € 10,663 miljoen meer beschikbaar dan geregeld in artikel 1 van de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Van het bedrag in artikel 1 genoemd van € 10,663 miljoen is € 3,612 miljoen bestemd voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, € 5,317 miljoen bestemd voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van Wlz-uitvoerders en € 1,734 miljoen voor de Sociale verzekeringsbank.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n C.\n Helder\n \n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-202101-01-2021Stcrt. 2022, 1258, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.\n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046219/2022-01-22_0/xml/BWBR0046219_2022-01-22_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 13 januari 2022, kenmerk 3294283-1021510-Z, houdende vaststelling van een nadere aanwijzing voor de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz 2021 (Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021)2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 20212022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n Gelet op artikel 4.3 van het Besluit Wfsv;\n \n \n Besluit:\n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Voor het jaar 2021 is voor de beheerskosten Wlz van de Wlz-uitvoerders en de Sociale verzekeringsbank € 10,663 miljoen meer beschikbaar dan geregeld in artikel 1 van de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 2\n \n Van het bedrag in artikel 1 genoemd van € 10,663 miljoen is € 3,612 miljoen bestemd voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, € 5,317 miljoen bestemd voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van Wlz-uitvoerders en € 1,734 miljoen voor de Sociale verzekeringsbank.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2021.\n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n C.\n Helder\n \n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021\n \n2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z2022125821-01-202213-01-20223294283-1021510-Z22-01-202201-01-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046219/manifest.xml", "content": "2022-01-222021-01-01tot-en-met2022-01-22T06:56:39+01:002022-10-26T07:03:19+02:00BWBR0046219.WTI2024-01-222022-01-229999-12-312022-01-229999-12-312022-01-22T06:56:56+01:002022-01-22T06:56:56+01:00164539824fb31d1a87f26182e1e9048d82d9cb2593c3efdb0e57f3821bdfff72b7b2983a55ce0c227055216a6515f0603cbddca9f3e084e2778e4acbefda6aba952752021-01-012022-01-212022-01-229999-12-312022-01-22T06:56:56+01:002022-01-22T06:56:56+01:0020500d07c18f4bf4a9e90cb518478496d4c6839ea50f6426f206ac58bea93b3ac8837583537a20f686a53882671af6f3f9c4efde7d8eb90a48660ced2b865a429b28a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046220/2022-01-01_1/xml/BWBR0046220_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 13 januari 2022, kenmerk 3294400-1021540-Z, houdende vaststelling van een aanwijzing voor de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz 2022 (Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2022)2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 20222022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n Gelet op artikel 4.3 van het Besluit Wfsv;\n \n \n Besluit:\n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De besteedbare middelen ter dekking van de voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg te maken beheerskosten bedragen voor het jaar 2022 € 275,166 miljoen.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Van het in artikel 1 genoemde bedrag is € 95,157 miljoen beschikbaar voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, € 140,398 miljoen voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders en € 39,611 miljoen voor de Sociale verzekeringsbank voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wet langdurige zorg.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2021, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2022.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2022.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n C.\n Helder\n \n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1260, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046220/2022-01-22_0/xml/BWBR0046220_2022-01-22_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 13 januari 2022, kenmerk 3294400-1021540-Z, houdende vaststelling van een aanwijzing voor de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz 2022 (Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2022)2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 20222022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n Gelet op artikel 4.3 van het Besluit Wfsv;\n \n \n Besluit:\n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De besteedbare middelen ter dekking van de voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg te maken beheerskosten bedragen voor het jaar 2022 € 275,166 miljoen.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Van het in artikel 1 genoemde bedrag is € 95,157 miljoen beschikbaar voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, € 140,398 miljoen voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders en € 39,611 miljoen voor de Sociale verzekeringsbank voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wet langdurige zorg.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2021, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2022.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2022.\n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,\n \n C.\n Helder\n \n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022\n \n2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z2022126021-01-202213-01-20223294400-1021540-Z22-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046220/manifest.xml", "content": "2022-01-222022-01-01tot-en-met2022-01-22T06:56:44+01:002022-12-22T06:45:17+01:00BWBR0046220.WTI2024-01-222022-01-012022-01-212022-01-229999-12-312022-01-22T06:56:57+01:002022-01-22T06:56:57+01:0020756dc0a56c3eaa07a2a687e56e9b8ddf4e4dd5589ac19e015bcaffb064c64ef5186b9277e5b81c834a268bad763ae15af2c8940bb06cfd40a08aefc0635c126cf1b2022-01-229999-12-312022-01-229999-12-312022-01-22T06:56:57+01:002022-01-22T06:56:57+01:00167096c48b1b7f2b18acbdbba2b5a5a3c1565381ca849aaf80898cec4fa409ff7a767bc8991784fc2a97be25df7cbfceb1cc204659aa4661be4ee4216c9b6de68b558", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046222/2022-07-08_0/xml/BWBR0046222_2022-07-08_0.xml", "content": "\n Wet van 15 december 2021 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de implementatie van de richtlijn betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties (Implementatiewet richtlijn gedekte obligaties)20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n Implementatiewet richtlijn gedekte obligaties20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PbEU 2019, L 328) noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties en het toezicht op de naleving van die regels;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.\n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Faillissementswet.\n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n Op geregistreerde gedekte obligaties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn uitgegeven tot en met 7 juli 2022, zijn de artikelen 3:33a, eerste tot en met derde lid, en 3:33b, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 212re Faillissementswet niet van toepassing.\n \n \n 2\n Op geregistreerde gedekte obligaties als bedoeld in het eerste lid zijn van toepassing:\n \n \n a.\n \n artikel 3:33ba van de Wet op het financieel toezicht;\n \n \n b.\n \n artikel 3:33a, tweede tot en met vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet.\n \n \n \n \n 3\n Het eerste en tweede lid zijn tot en met 7 juli 2024 van overeenkomstige toepassing op geregistreerde gedekte obligaties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet, die voldoen aan de vereisten als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn nr. 2019/2162/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 november betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PbEU 2019, L 328).\n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n Artikel\n IV\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n Artikel\n V\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet richtlijn gedekte obligaties.\n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 15 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.A.M.\n Kaag\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n \n de twintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022\n \n20222220-01-202215-12-202135907202222113-06-202224-05-202208-07-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046222/manifest.xml", "content": "2022-01-22T06:56:45+01:002022-06-16T06:46:06+02:00BWBR0046222.WTI2022-07-082022-07-089999-12-312022-07-089999-12-312022-07-08T06:49:13+02:002022-07-08T06:49:13+02:0021337b725eebc0cda464c9e238f5506dc6212871d5c4d8b897e6c25b2e4b659b74bba283f680e46ee54f6a95a32ab37bcaf2062b6042fbc575185c883317480f759be", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046223/2018-03-31_1/xml/BWBR0046223_2018-03-31_1.xml", "content": "\n \n Verzamelwet EZK 202220222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n \n \n Artikel\n I\n (Aanbestedingswet 2012)\n Wijzigt de Aanbestedingswet 2012.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n II\n (Algemene wet bestuursrecht)\n Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n III\n (Gaswet)\n Wijzigt de Gaswet.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n (Handelsregisterwet 2007)\n Wijzigt de Handelsregisterwet 2007.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n V\n (Handelsregisterwet 2009 BES)\n Wijzigt de Handelsregisterwet 2009 BES.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VI\n (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)\n Wijzigt de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n (Klimaatwet)\n Wijzigt de Klimaatwet.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n (Machtigingswet oprichting Invest-NL)\n Wijzigt de Machtigingswet oprichting Invest-NL.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n (Vorderingswet)\n Wijzigt de Vorderingswet.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n X\n (Waarborgwet 2019)\n Wijzigt de Waarborgwet 2019.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XI\n (Warmtewet)\n Wijzigt de Warmtewet.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XII\n (Wet handhaving consumentenbescherming)\n Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n XIII\n (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)\n \n \n Wijzigt de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-202231-03-201831-03-2018Stb. 2022, 100, datum inwerkingtreding 02-03-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-03-2018.\n \n Artikel\n XIV\n (Wet marktordening gezondheidszorg)\n Wijzigt de Wet marktordening gezondheidszorg.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XV\n (Wet milieubeheer)\n Wijzigt de Wet milieubeheer.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XVI\n (Wet op de economische delicten)\n Wijzigt de Wet op de economische delicten.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XVII\n (Wet op het Centraal bureau voor de statistiek)\n Wijzigt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XVIII\n (Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het Handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, 280))\n Wijzigt de Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek Boek 2, enz. (evaluatie Handelsregisterwet 2007, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen).Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XIX\n (Inwerkingtreding)\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XX\n (Citeertitel)\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046223/2022-03-02_0/xml/BWBR0046223_2022-03-02_0.xml", "content": "\n Wet van 15 december 2021, houdende herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Verzamelwet EZK 2022)20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n Verzamelwet EZK 202220222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wijzigingen van wetstechnische of anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in verband met geconstateerde verschrijvingen, onjuiste verwijzingen, gebreken en leemten;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n (Aanbestedingswet 2012)\n \n \n Wijzigt de Aanbestedingswet 2012.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n II\n (Algemene wet bestuursrecht)\n \n \n Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n III\n (Gaswet)\n \n \n Wijzigt de Gaswet.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n IV\n (Handelsregisterwet 2007)\n \n \n Wijzigt de Handelsregisterwet 2007.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n V\n (Handelsregisterwet 2009 BES)\n \n \n Wijzigt de Handelsregisterwet 2009 BES.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n VI\n (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)\n \n \n Wijzigt de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n VII\n (Klimaatwet)\n \n \n Wijzigt de Klimaatwet.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n VIII\n (Machtigingswet oprichting Invest-NL)\n \n \n Wijzigt de Machtigingswet oprichting Invest-NL.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n IX\n (Vorderingswet)\n \n \n Wijzigt de Vorderingswet.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n X\n (Waarborgwet 2019)\n \n \n Wijzigt de Waarborgwet 2019.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XI\n (Warmtewet)\n \n \n Wijzigt de Warmtewet.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XII\n (Wet handhaving consumentenbescherming)\n \n \n Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XIII\n (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)\n \n \n Wijzigt de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-202231-03-2018\n \n \n Artikel\n XIV\n (Wet marktordening gezondheidszorg)\n \n \n Wijzigt de Wet marktordening gezondheidszorg.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XV\n (Wet milieubeheer)\n \n \n Wijzigt de Wet milieubeheer.\n \n20222320-01-202215-12-2021358892320-01-2022202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XVI\n (Wet op de economische delicten)\n \n \n Wijzigt de Wet op de economische delicten.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XVII\n (Wet op het Centraal bureau voor de statistiek)\n \n \n Wijzigt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XVIII\n (Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het Handelsregister gerelateerde onderwerpen in het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de Kamer van Koophandel (Stb. 2019, 280))\n \n \n Wijzigt de Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek Boek 2, enz. (evaluatie Handelsregisterwet 2007, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen).\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XIX\n (Inwerkingtreding)\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel XIII terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.\n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n Artikel\n XX\n (Citeertitel)\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet EZK, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.\n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 15 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Economische Zaken en Klimaat,\n \n S.A.\n Blok\n \n \n \n de twintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022\n \n20222320-01-202215-12-202135889202210001-03-202207-02-202202-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046223/manifest.xml", "content": "2022-01-25T07:16:41+01:002024-02-09T17:33:18+01:00BWBR0046223.WTI2022-03-022024-03-022018-03-31tot-en-met2022-03-029999-12-312022-03-029999-12-312022-03-10T08:26:28+01:002022-03-10T08:26:28+01:004682688850be329948b81cba2304c2419178c37df95a7aaa1d641dc187d736dd0c7a34fc738572131657a6620c40f462af0cf40f9f58c34ad21abdf277720944108f72018-03-312022-03-012022-03-029999-12-312022-03-10T08:26:28+01:002022-03-10T08:26:28+01:00207960806ddc8af46d6342bf21b170b6202bea33b163d208d24cde449fe5ca43a0c4e1230d3e8775726afd5b225af174c5ec715693e5eae971279daee8ef1ea5d6b0e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046224/2022-01-01_1/xml/BWBR0046224_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders 2021202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders 2021202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n \n Vooraf\n \n De uitvoering van de Wlz vindt plaats door Wlz-uitvoerders, die door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) worden aangewezen. Daarnaast worden zorgkantoren en zorgkantoorregio’s aangewezen. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige regionale uitvoering van het persoonsgebonden budget (pgb). Het zorgkantoor is daarnaast verantwoordelijk voor de administratieve werkzaamheden. De overige Wlz-taken vallen, uitgaande van de wet, onder de verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder.\n Wlz-uitvoerders zijn op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) verplicht om jaarlijks een uitvoeringsverslag (artikel 4.3.2 Wlz) en een financieel verslag (artikel 4.3.1 Wlz) op te stellen. De NZa heeft de voorschriften hiervoor nader uitgewerkt in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder1Zie voor de laatste versie https://puc.overheid.nl/nza (verder de ‘Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag’ genoemd).\n In de beleidsregel ‘Normenkader Wlz-uitvoerder’2Zie voor de laatste versie https://puc.overheid.nl/nza ligt vast hoe de NZa invulling geeft aan haar taak om toezicht te houden op de Wlz en van welke normen zij bij haar toezicht uitoefening uitgaat.3Het ‘Normenkader Wlz-uitvoerder’ is een interpretatie van de NZa en kan als hulpmiddel voor de controle worden gebruikt. Het is geen vervanging van de tekst van de geldende wet- en regelgeving. De opgenomen normen in deze beleidsregel drukken uit wat de NZa verwacht van de Wlz-uitvoerders.\n In dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders stelt de NZa regels voor de inhoud en inrichting van de verklaring en het accountantsverslag op grond van artikel 31 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).\n Om de uitvoering en verantwoording te verduidelijken en de administratieve lasten te beperken, hebben VWS en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) (namens de Wlz-uitvoerders) een convenant afgesloten. Dit protocol volgt de afspraken en uitgangspunten zoals vastgelegd in dit convenant.\n \n Nederlandse Zorgautoriteit, \n \n \n K. Raaijmakers \n \n \n directeur Toezicht en Handhaving\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n 1.1\n Algemeen\n \n Verantwoordingsdocumenten\n De NZa heeft voorschriften voor de inrichting van het uitvoeringsverslag en het financieel verslag nader uitgewerkt in de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag. De regeling bevat onder andere voorschriften over hoe Wlz-uitvoerders zich moeten verantwoorden in het uitvoeringsverslag en het financieel verslag.\n Op grond van artikel 31 van de Wmg kan de NZa regels stellen voor de controle door de Wlz-uitvoerders, de inhoud en inrichting van de verklaring en het accountantsverslag. De regels voor het accountantsonderzoek en de inhoud en inrichting van het accountantsverslag heeft de NZa vastgelegd in dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n Dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders geeft richtlijnen voor het door de accountant uit te voeren onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en de financiële rechtmatigheid van de verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten. Het doel van het protocol is niet om de aanpak van het onderzoek voor te schrijven, maar om kaders te geven waarbinnen het onderzoek moet plaatsvinden.\n De accountant geeft de uitkomst van zijn onderzoek weer in een gecombineerde controleverklaring over de getrouwheid en de rechtmatigheid. Ook stelt hij een accountantsverslag en een rapport van feitelijke bevindingen op.\n De Wlz-uitvoerder moet de verantwoordingsdocumenten vergezeld van de accountantsproducten vóór 1 juli van het jaar volgende op het verslagjaar toezenden aan de NZa. De aanlevering van de verantwoordingsdocumenten vindt enkel digitaal plaats aan de NZa. Hiervoor kan de Wlz-uitvoerder gebruik maken van het NZa-aanvragenportaal.\n Toezicht\n De NZa maakt bij haar toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz zoveel mogelijk gebruik van de verantwoordingsdocumenten van de Wlz-uitvoerder en van de controleverklaring, het accountantsverslag en het rapport van feitelijke bevindingen van de accountant.\n Daarbij beoordeelt de NZa de door de accountant uitgevoerde werkzaamheden, in opdracht van of onder verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder, en stelt op basis van haar bevindingen haar eigen onderzoekswerkzaamheden vast. Op grond van de verzamelde informatie vormt de NZa zich een oordeel over:\n \n \n −\n de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz door de Wlz-uitvoerders en;\n \n \n −\n over de rechtmatigheid van de daarmee samenhangende ontvangsten en uitgaven.\n \n \n Jaarlijks brengt de NZa vóór 1 december volgend op het verslaggevingsjaar van de Wlz-uitvoerder (t+1) een samenvattend rapport uit over de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz door de Wlz-uitvoerders en het CAK.4Voor het CAK is een apart model en protocol van toepassing. Deze zijn te raadplegen op www.nza.nl.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 1.2\n Impact van het SARS-CoV-2 virus\n \n Binnen de Wlz zijn verschillende afspraken gemaakt over de financiering van de gevolgen van het SARS-CoV-2 virus. De financiering richt zich op het vergoeden van doorlopende kosten van zorgaanbieders. Ook kan een deel van de zorgaanbieders aanspraak maken op vergoeding van extra kosten. De afspraken verschillen sterk tussen verschillende leveringsvormen (zorg in natura en pgb), en ook tussen verschillende zorgaanbieders. Zo gelden voor leveranciers van hulpmiddelen andere uitgangspunten dan voor mondzorgaanbieders.\n De afspraken zijn voor een deel opgenomen in beleidsregels, en deels in brieven. De beleidsregels en brieven zijn opgenomen als onderdeel van het normenkader van de accountant, in bijlage 1 van dit protocol.\n Voor de controles en die de Wlz-uitvoerders uitvoeren en de wijze waarop zij zich verantwoorden over de kosten die samenhangen met de kosten voor het SARS-CoV-2 virus zijn deze beleidsregels en brieven leidend. De accountant van de Wlz-uitvoerders controleert overeenkomstig het normenkader, waar deze beleidsregels en brieven onderdeel van uitmaken. De accountant betrekt in zijn controle de opzet en het bestaan van de processen die samenhangen met de kosten voor het SARS-CoV-2 virus. De accountant geeft geen inhoudelijk oordeel over de werking van deze processen, behalve wanneer hij dit nodig acht voor zijn controle.\n De accountant betrekt aanvullende wet- en regelgeving, nadere brieven, beleidsregels of specifieke afspraken/handreikingen, die na vaststelling van dit protocol tot stand komen en met terugwerkende kracht toezien op verantwoordingsjaar 2021, in zijn controle.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 1.3\n Inwerkingtreding\n \n Dit protocol treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit protocol wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021. U kunt dit protocol en alle andere in dit protocol genoemde documenten raadplegen op www.nza.nl.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 2\n Werkzaamheden en producten accountantscontrole\n \n Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de werkzaamheden en de producten die de Wlz-uitvoerder en diens accountant moeten overeenkomen om te voldoen aan de vereisten van de NZa.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.1\n Algemeen\n \n \n 2.1.1\n Opdracht accountant\n \n De Wlz-uitvoerder geeft een accountant opdracht om een tweetal afzonderlijke onderzoeken uit te voeren. Bij deze opdracht vormen de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag en dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders het uitgangspunt.\n Bij het volgende onderzoek verwacht de NZa zekerheid die voldoet aan de Nederlandse controlestandaarden, in het bijzonder Standaard NV COS 800 (assurance-opdracht):\n \n \n 1.\n Een onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en naar de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.5Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor financiële rechtmatigheid (hoofdstuk 4). 6De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n \n \n Bij het overige onderzoek ontvangt de NZa de onderzoeksbevindingen van de accountant (Stanaard NV COS 4400N):\n \n \n 2.\n Een onderzoek naar de criteria die weergegeven zijn ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren in bijlage 2 ‘Prestatie-indicatoren Wlz’ van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag.\n \n \n In de hierna opgenomen tabel is de relatie tussen de onderzoeksgebieden, de verantwoordingsdocumenten, de standaarden in Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA) en accountantsproducten opgenomen.\n \n Tabel 1. Relatie tussen onderzoeksgebieden, verantwoordingsdocumenten, Standaarden HRA en accountantsproducten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Deelgebieden van onderzoek\n \n \n Verantwoordingsdocumenten\n \n \n Standaarden in HRA\n \n \n Product1\n \n \n \n \n \n \n De getrouwheid van het financieel verslag en de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten2 3\n \n \n Financieel verslag & Uitvoeringsverslag\n \n \n Standaard 800\n (assurance)\n \n \n Controleverklaring & accountantsverslag\n \n \n \n \n De toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren\n \n \n Uitvoeringsverslag\n \n \n Standaard 4400N\n (non-assurance)\n \n \n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n \n \n \n \n \n 1 De Wlz-uitvoerders moeten vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar producten aanleveren bij de NZa.\n \n 2 Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor rechtmatigheid (hoofdstuk 4).\n \n 3 De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n Bron: NZa\n In bijlage 2 en 3 is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in de producten opgenomen dienen te worden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.1.2\n Werkzaamheden accountant\n \n De Wlz-uitvoerder en de accountant maken voor de uitvoering van het onderzoek afspraken over de samenwerking. De accountant maakt bij zijn onderzoek voor zover mogelijk en efficiënt gebruik van de interne controlewerkzaamheden van de Wlz-uitvoerder.\n De accountant hanteert de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de verordening inzake onafhankelijkheid van de accountant bij Assurance opdrachten (VIO) en de relevante Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS). Daarnaast hanteert de accountant dit protocol als kader voor zijn werkzaamheden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.2\n Inzet interne accountant\n \n De interne accountant van een Wlz-uitvoerder kan onder de hierondergenoemde randvoorwaarden het accountantsproduct afgeven bij het onderzoek naar de toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren in plaats van de externe accountant. Het gaat hier om een onderzoek in het kader van NV COS 4400N (non-assurance).\n Hiervoor gelden de volgende randvoorwaarden:7De NZa zal het verzoek van de interne accountant niet honoreren als niet aan alle genoemde randvoorwaarden is voldaan\n \n \n 1.\n De onafhankelijke positie van de interne accountant binnen de organisatie moet zijn geborgd. De interne accountantsdienst moet direct onder de hoogste leiding van de Wlz-uitvoerder (of op een onafhankelijke positie in een concern) zijn geplaatst. Daarnaast zijn er binnen de Wlz-uitvoerder schriftelijke afspraken gemaakt dat de interne accountant rechtstreeks toegang heeft tot bestuurlijke en toezichthoudende organen van de Wlz-uitvoerder.\n \n \n 2.\n De werkzaamheden moeten plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van een interne accountant als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de ledengroepen.\n \n \n 3.\n De afgifte van het accountantsproduct moet plaatsvinden door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 4.\n Als een Wlz-uitvoerder gebruik wil maken van deze mogelijkheid, moet dit vier maanden vóór de uiterste aanleverdatum van het betreffende onderzoek worden gemeld bij de NZa. Een Wlz-uitvoerder die voor de eerste maal gebruikmaakt van de mogelijkheid, moet bij de melding een document opstellen en aanleveren aan de NZa waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.3\n Eindproducten\n \n \n 2.3.1\n Controleverklaring\n \n Het onderzoek van het financieel verslag en het uitvoeringsverslag leidt tot een gecombineerde controleverklaring van de accountant over de getrouwheid en de financiële rechtmatigheid van het financieel verslag van de Wlz-uitvoerder. In deze controleverklaring geeft de accountant aan:\n \n \n −\n Of het financieel verslag een getrouw beeld8Een getrouw beeld houdt in dat de financiële overzichten een getrouwe weergave, in alle van materieel belang zijnde opzichten, dan wel een getrouw beeld geven van de informatie waarvoor is voorzien dat deze door de financiële overzichten wordt gepresenteerd. geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen per 31 december jaar t en van het resultaat over jaar t.\n \n \n −\n Of de in het financieel verslag verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.9Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor financiële rechtmatigheid (hoofdstuk 4). Dit houdt in dat deze bedragen tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de bepalingen van de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in bijlage 1.\n \n \n −\n Of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.\n \n \n −\n Of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.3.2\n Accountantsverslag\n \n In het tezamen met de controleverklaring afgegeven accountantsverslag brengt de accountant verslag uit over zijn controle van de getrouwheid van het financieel verslag en van de rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten, en beheerskosten.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.3.3\n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant zijn onderzoeksbevindingen over:\n \n \n −\n De toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren uit bijlage 2 van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 2.4\n Review\n \n De NZa kan zonder verdere tussenkomst van de Wlz-uitvoerder contact opnemen met de accountant over eventueel aanvullend te verstrekken informatie en over vaktechnische aangelegenheden.\n De NZa kan de accountant hierbij verzoeken10Op basis van artikel 61 Wmg. om stukken uit het accountantsdossier aan te leveren, de gevraagde stukken (laten) kopiëren voor haar dossiervorming en een review verrichten op de uitgevoerde werkzaamheden.\n Daarnaast kan de NZa:\n \n \n −\n rapporteren over stukken uit het accountantsverslag;11De NZa kan besluiten passages uit de accountantsverslagen te gebruiken voor haar rapportages, indien dit noodzakelijk is voor een juiste en volledige weergave. Indien de NZa hiertoe besluit past zij hierbij hoor- en wederhoor toe.\n \n \n −\n over uitkomsten van haar review rapporteren in een reviewmemorandum.12De NZa kan over de uitkomsten van de review aan de accountant (als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) rapporteren via een reviewmemorandum. De NZa stelt de accountant in de gelegenheid om op het concept van het reviewmemorandum te reageren en de NZa verwerkt deze reactie in het definitieve memorandum. Op basis van het Samenwerkingsconvenant tussen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de NZa van januari 2014 deelt de NZa de bevindingen over de accountantscontroles met de AFM. De AFM betrekt deze informatie vervolgens bij het bepalen van de prioriteiten van haar toezicht op accountantsorganisaties en de financiële verslaggeving.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 3\n Uitgangspunten voor het accountantsonderzoek\n \n \n 3.1\n Verantwoording\n \n Om meer duidelijkheid te krijgen over de Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur heeft ZN namens de Wlz-uitvoerders met het Ministerie van VWS een convenant afgesloten. De belangrijkste afspraak daarin is dat het uitgangspunt dat de Wlz wordt uitgevoerd voor de verzekerden van de Wlz-uitvoerder, wordt vervangen door het uitgangspunt dat de Wlz regionaal wordt uitgevoerd. In het convenant is vastgelegd dat de Wlz-uitvoerder zich verantwoordt over de totale financiële middelen van al zijn taken. Verder is hierin een nadere toelichting gegeven over hoe de zorgkosten, beheerskosten en de wettelijke reserve Wlz verantwoord moeten worden in het financieel verslag.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2\n Het begrippenkader\n \n \n 3.2.1\n Objecten van onderzoek\n \n \n 3.2.1.1\n Financieel Verslag\n \n Een Wlz-uitvoerder zendt vóór 1 juli aan de NZa een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen de beheerskosten en de kosten van verstrekking van zorg en vergoedingen (artikel 4.3.1 Wlz).\n Het financieel verslag bestaat uit een algemene toelichting, een balans, een exploitatierekening en een toelichting op beide. Hierin verantwoordt de Wlz-uitvoerder zowel de geldstromen die rechtstreeks via de Wlz-uitvoerder lopen als de geldstromen die via andere rechtspersonen gaan, zoals de betaling van zorgaanspraken via het CAK en de Sociale Verzekeringsbank (SVB).\n Het normenkader voor deze verantwoording is de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag. Zoals opgenomen in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag hanteert de Wlz-uitvoerder in het financieel verslag en in de bestuurdersverklaring de term onrechtmatigheid. Vanuit vaktechnisch perspectief hanteert dit protocol hiervoor de term rechtmatigheidsfout. Verwezen wordt naar de definitie van rechtmatigheid in paragraaf 3.2.2.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.1.2\n Uitvoeringsverslag\n \n In artikel 4.3.2 Wlz is opgenomen dat de Wlz-uitvoerder vóór 1 juli aan de NZa:\n \n \n −\n rapporteert over de uitvoering van deze wet in het voorafgaande kalenderjaar, en;\n \n \n −\n een overzicht geeft van zijn voornemens met betrekking tot de uitvoering van deze wet in het lopende kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar.\n \n \n De eisen voor het uitvoeringsverslag zijn opgenomen in de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.2\n Rechtmatigheid\n \n Rechtmatigheid in algemene zin wil zeggen: in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving, namelijk van hetgeen bij of krachtens de Wlz en/of de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en/of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is geregeld. Een proces (of de uitkomsten daarvan) voldoet wel of niet aan de geldende wet- en regelgeving. In die zin is rechtmatigheid een absoluut begrip. De concrete invulling van het begrip rechtmatigheid is echter afhankelijk van de gekozen normstelling, de aard en reikwijdte van de regelgeving, het soort organisatie en het karakter van het betreffende proces of de uitkomst daarvan. De begripsbepaling van rechtmatigheid is opgenomen in artikel 1 van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.2.1\n Financiële rechtmatigheid\n \n Bij financiële rechtmatigheid hebben handelingen en beslissingen van een organisatie een directe relatie met de vraag of middelen rechtmatig zijn besteed. De (financieel) rechtmatige uitvoering kan worden gekoppeld aan de geldstromen die het gevolg zijn van het voldoen aan de wettelijke taken zoals omschreven in de Wlz. Als de wettelijke taken niet rechtmatig13De Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder hanteert hiervoor de term ‘onrechtmatigheid’. worden uitgevoerd, leidt dit tot financiele onrechtmatigheden. De controleverklaring bij de financiële verantwoording is gericht op financiële rechtmatigheid.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.2.2\n Procedurele rechtmatigheid\n \n Bij procedurele rechtmatigheid heeft de rechtmatige uitvoering van taken geen financiële dimensie, waardoor er geen directe koppeling is met een geldstroom. De procedurele rechtmatigheid valt buiten de reikwijdte van de controle van de financiële verantwoording.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.3\n Verantwoordelijkheid\n \n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich uitsluitend over de doelen en taken waarvoor de verantwoordelijkheid bij hem ligt overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de afspraken uit het convenant.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.3.1\n Directe verantwoordelijkheid\n \n Daar waar sprake is van directe verantwoordelijkheid is de Wlz-uitvoerder verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de tijdigheid van de uitvoering van het proces en voor de betrouwbaarheid van de gegevens die derden als input voor het proces aanleveren.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.3.2\n Gebruikersverantwoordelijkheid\n \n Daar waar sprake is van gebruikersverantwoordelijkheid moet de Wlz-uitvoerder zorgen voor de juiste, volledige en tijdige uitvoering van een proces en is hij verantwoordelijk voor de uitkomsten daarvan. De Wlz-uitvoerder mag echter uitgaan van de juistheid en volledigheid van de gegevens die derden daartoe aanleveren.\n Op de betrouwbaarheid van deze gegevens hoeft de Wlz-uitvoerder zelf geen controle uit te voeren. Indien deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar mochten zijn, hoeft de Wlz-uitvoerder hierop zelf geen aanvullende controles uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de SVB, het CAK of de Basisregistratie Personen (BRP) verstrekken.\n Het kan voorkomen dat de gegevens een bandbreedte bevatten. Als dit het geval is gaat de Wlz-uitvoerder uit van de meest waarschijnlijke uitkomst. De Wlz-uitvoerder neemt geen onzekerheid op voor het verschil tussen de meest waarschijnlijke uitkomst en het maximum van de banbreedte.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.4\n Wet- en- regelgeving\n \n De accountant14In opdracht van of onder verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder. hanteert de begripsomschrijvingen uit de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag als uitgangspunt voor het financiële rechtmatigheidsonderzoek dat hij uitvoert. Bijlage 1. ‘Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz’ geven een limitatieve opsomming van het normenkader voor de rechtmatigheidscontrole door de accountant.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.5\n Fouten\n \n In zijn algemeenheid moet de Wlz-uitvoerder alle geconstateerde fouten corrigeren in het financieel verslag. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de Wlz-uitvoerder fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.\n Van een fout (afwijking) in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van) een post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving.\n Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat, saldering van rechtmatigheidsfouten is daarom niet toegestaan.\n Voor de verantwoordingen geldt dat de rechtmatigheidsfouten die de Wlz-uitvoerder om een bepaalde reden objectief niet kan oplossen, hij deze in het rechtmatigheidsoverzicht opneemt en hij deze vermeldt in de bestuursverklaring met vermelding van de verhindering om niet te kunnen corrigeren.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.6\n Onzekerheden\n \n In deze paragraaf wordt aangegeven wanneer er voor de Wlz-uitvoerder sprake is van onzekerheden en wat deze met onzekerheden moet doen. In paragraaf 3.3.1 is opgenomen hoe de accountant tot een onzekerheid komt en wat de accountant met onzekerheden moet doen.\n Wlz-uitvoerders moeten onzekerheden in het verslag kwantificeren.\n Het uitgangspunt is dat de Wlz-uitvoerder alle onzekerheden moet onderzoeken, oplossen en corrigeren.\n Een onzekerheid in de verantwoording doet zich voor als onvoldoende (controle-) c.q. ongeschikte informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als rechtmatig of goed of fout aan te merken, kortom als onzekerheid bestaat over de (on)rechtmatigheid van de post.\n Onzekerheden die naar aanleiding van de door de Wlz-uitvoerder uit te voeren onderzoeken die nog niet zijn gepland, gestart of afgerond en mogelijk consequenties hebben voor (een gedeelte van) financiële stromen, worden opgenomen in het rechtmatigheidsoverzicht.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.7\n Verantwoording van niet gecorrigeerde rechtmatigheidsfouten en onzekerheden\n \n Het uitgangspunt is dat de Wlz-uitvoerder alle geconstateerde rechtmatigheidsfouten corrigeert in de verantwoording. Wlz-uitvoerders moeten rechtmatigheidsfouten waarvan het niet mogelijk is om ze te corrigeren en geconstateerde onzekerheden over de rechtmatigheid toelichten in de bestuursverklaring bij het financieel verslag met het bijbehorende rechtmatigheidsoverzicht.\n Rechtmatigheidsfouten en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld licht de Wlz-uitvoerder toe in de bestuursverklaring bij het financieel verslag met het bijbehorende rechtmatigheidsoverzicht.\n De Wlz-uitvoerder geeft in de bestuurdersverklaring bij het financieel verslag de verbeteracties aan die hij denkt te starten of heeft gestart om de geconstateerde (structurele) rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in de toekomst te voorkomen.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.2.8\n Rechtmatigheidsfouten en onzekerheden voorgaand verslagjaar\n \n De NZa verwacht dat de Wlz-uitvoerder rechtmatigheidsfouten en onzekerheden zelf uitzoekt en indien nodig corrigeert in het eerstvolgende verslagjaar. De NZa verwacht van de accountant dat hij bij zijn accountantsonderzoek nagaat of de Wlz-uitvoerder geconstateerde rechtmatigheidsfouten en onzekerheden heeft uitgezocht en indien nodig heeft gecorrigeerd. Indien deze rechtmatigheidsfouten en onzekerheden niet nader zijn uitgezocht of, indien nodig, gecorrigeerd zijn, worden deze (wederom) opgenomen in het rechtmatigheidsoverzicht. Wanneer geen correctie heeft plaatsgevonden moet de Wlz-uitvoerder dit duidelijk motiveren. De accountant rapporteert over de opvolging van rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in zijn accountantsverslag en geeft (indien van toepassing) een bevestiging van correcte en volledige afhandeling.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.3\n Betrouwbaarheid en materialiteit\n \n \n 3.3.1\n Goedkeuringstoleranties\n \n Bij zijn oordeelsvorming over de financiële rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten streeft de accountant naar een hoge mate van zekerheid. De financiële rechtmatigheid is gewaarborgd als met een betrouwbaarheid van 95% de bewering juist is dat het financieel verslag geen grotere rechtmatigheidsfout of onzekerheid in de controle bevat dan de hieronder genoemde goedkeuringstoleranties.\n \n Tabel 2. Uitspraak over de mate waarin rechtmatigheid is gewaarborgd\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Rechtmatigheid is gewaarborgd\n \n \n Rechtmatigheid met beperking\n \n \n Geen oordeel over rechtmatigheid\n \n \n Rechtmatigheid niet gewaarborgd\n \n \n \n \n \n \n Rechtmatigheidsfouten\n \n \n ≤ 1%\n \n \n > 1%\n \n \n ≤ 3%\n \n \n –\n \n \n > 3%\n \n \n \n \n Onzekerheden in de controle\n \n \n ≤ 3%\n \n \n > 3%\n \n \n ≤ 10%\n \n \n > 10%\n \n \n –\n \n \n \n \n Soort controleverklaring\n \n \n Goedkeurend\n \n \n Met beperking\n \n \n Oordeelonthouding\n \n \n Afkeurend\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n Bovenstaande tabel moet in relatie worden gezien met de specifieke goedkeuringstoleranties zoals opgenomen in de tabellen 3 en 4.\n Indien de accountant zowel fouten in de verantwoording als onzekerheden in de controle aantreft, dan weegt hij deze bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang.\n De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke materialiteit. In het protocol wordt geen materialiteit voorgeschreven voor het oordeel over de getrouwheid.\n De accountant voert zelfstandig onderzoek uit naar de rechtmatigheid. Dit houdt in dat wanneer de accountant niet vast kan stellen of posten of delen van posten rechtmatig zijn, hij deze opneemt als onzekerheid in zijn controle. Indien de Wlz-uitvoerder posten of delen van posten aanmerkt als onzeker, dient de accountant zelfstandig vast te stellen of dit een onzekerheid in zijn controle betreft. Het totaal aan onzekerheden in de controle hoeft niet overeen te komen met de onzekerheden in de verantwoording zoals gerapporteerd door de Wlz-uitvoerder in het rechtmatigheidsoverzicht in zijn bestuursverslag.\n In aanvulling op deze algemene toleranties bestaan specifieke toleranties, gericht op de schaden en beheerskosten Wlz.\n \n Tabel 3. Specifieke goedkeuringstoleranties/materialiteit1Voor specifieke onderdelen kan op basis van de geldende wet- en regelgeving een andere tolerantie van toepassing zijn. Indien dit het geval is, wordt hier in dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders specifiek naar verwezen.\n \n \n \n \n \n \n Controledeelgebied\n \n \n Materialiteit\n \n \n \n \n \n \n Schaden – uitgaven\n \n \n 1% van de totale schaden\n \n \n \n \n Schaden – balanspost\n \n \n Goedkeuringstolerantie getrouwheid\n \n \n \n \n Bedrijfsopbrengsten – ontvangsten\n \n \n 1% van de totale bedrijfsopbrengsten\n \n \n \n \n Bedrijfsopbrengsten – balanspost\n \n \n Goedkeuringstolerantie getrouwheid\n \n \n \n \n Beheerskosten\n \n \n 1% van de totale beheerskosten\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.3.2\n Steekproeven\n \n Bij het evalueren van de uitkomst van steekproeven dient de externe accountant ten aanzien van zijn oordeel over de rechtmatigheid als volgt te handelen.\n De accountant neemt bij de evaluatie van de fouten de verwachte of geprojecteerde foutfractie mee die voortkomt uit de uitgevoerde steekproef.\n De accountant neemt bij de evaluatie van de onzekerheden, de onnauwkeurigheid in de steekproefuitkomst (verschil tussen de verwachte of geprojecteerde foutfractie en de maximale fout) mee die voortkomt uit de uitgevoerde steekproef.\n De accountant en de Wlz-uitvoerder verantwoorden de fouten die voortkomen uit de steekproeven in het rechtmatigheidsoverzicht.\n De onzekerheden die voortkomen uit de steekproef verantwoordt de accountant in het rechtmatigheidsoverzicht op de regel “onzekerheden in de controle als gevolg van extrapolatie”.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.3.3\n Het rechtmatigheidsoverzicht in het accountantsverslag\n \n De accountant neemt in het accountantsverslag een rechtmatigheidsoverzicht op, waarin alle rechtmatigheidsfouten en onzekerheden die geconstateerd zijn tijdens zijn controle en die ten tijde van het indienen van het financieel verslag niet zijn gecorrigeerd worden opgenomen. Met het oog op een adequate onderbouwing van het rechtmatigheidsoordeel is het noodzakelijk dat de accountant rechtmatigheidsfouten en onzekerheden kwantificeert.\n De accountant neemt bij het rechtmatigheidsoverzicht een toelichting op over de oorzaak van de rechtmatigheidsfouten en onzekerheden.\n Dit geldt ook voor rechtmatigheidsfouten en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 3.3.3.1\n Model rechtmatigheidsoverzicht\n \n Geconstateerde rechtmatigheidsfouten die niet gecorrigeerd zijn, moeten – ongeacht hun omvang – in het rechtmatigheidsoverzicht worden vermeld. Hiervoor maakt de accountant gebruik van Tabel 4. In het rechtmatigheidsoverzicht wordt per regel een duiding gegeven van de aard van de rechtmatigheidsfout of onzekerheid. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in de jaartallen van ontstaan en de jaartallen van rapportering.\n \n Tabel 4. Rechtmatigheidsoverzicht (in € 1.000)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar van ontstaan1\n \n \n Jaar gerapporteerd2\n \n \n Bedrag (€)\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onzekerheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n Onzekerheden in de controle als gevolg van extrapolatie\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden en onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Jaar van ontstaan zoals gedefinieerd in artikel 5.8.2 van de regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag\n \n 2 Jaar gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel 5.8.3 van de regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag\n Bron: NZa\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 4\n Onderzoek naar de financiële rechtmatigheid\n \n De Wlz-uitvoerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van wettelijke taken van de Wlz, met uitzondering van de taken die aan het zorgkantoor zijn toebedeeld. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige regionale uitvoering van het pgb. Het zorgkantoor is daarnaast verantwoordelijk voor de administratieve werkzaamheden.\n De accountant geeft een gecombineerde controleverklaring over de getrouwheid van het financieel verslag en naar de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten. De accountant kan voor de controle van de rechtmatigheid steunen op de werkzaamheden die hij ten behoeve van de controle van de getrouwheid heeft uitgevoerd.\n In dit hoofdstuk wordt niet verder ingegaan op de te verrichten werkzaamheden in het kader van het getrouwe beeld van het financieel verslag. Hiervoor verwijzen wij naar de geldende beroepsregels.\n De hieronder genoemde verdere toelichting heeft betrekking op het onderzoek naar de rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.\n De van toepassing zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz.\n De accountant rapporteert zijn bevindingen in het accountantsverslag en – voor zover relevant bij zijn oordeelsvorming – in de bij het financieel verslag behorende controleverklaring.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.1\n Juiste en volledige afhandeling declaraties Zorg in Natura en pgb15Eventuele problemen in de uitvoering van het pgb door de SVB kunnen gevolgen hebben voor de uitvoering van de accountantscontrole. De NZa zal hierover nader in overleg treden met de Wlz-uitvoerders en hun accountants.\n \n De accountant stelt vast dat de declaraties juist, volledig en rechtmatig zijn verantwoord door de Wlz-uitvoerder, conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving zoals opgenomen in Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz.\n De accountant stelt vast of de Wlz-uitvoerder hiertoe beschikt over een cliëntvolgende administratie, waarin een verband kan worden gelegd tussen de geldige indicatiebesluiten van de Wlz-verzekerden, de in opdracht van Wlz-uitvoerders geleverde zorg en de betalingen aan zorgaanbieders die deze zorg geleverd hebben.\n De accountant onderzoekt of de Wlz-uitvoerder formele en materiële controles uitvoert met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving (Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving).\n De normenkaders op het gebied van formele controle, materiële controles en fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerder zijn opgenomen in de Regeling Controle en Administratie Wlz-uitvoerders. Deze regeling stelt voorwaarden en voorschriften voor de uitvoering van administratie en controle door Wlz-uitvoerders, om de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz te bevorderen.\n In deze regeling zijn de te hanteren betrouwbaarheids- en nauwkeurigheidspercentage vermeld zoals deze door de Wlz-uitvoerder gehanteerd dienen te worden.\n De accountant hanteert de Leidraad inspanningsverplichting contra-indicaties ten aanzien van rechtmatige betalingen zorgkantoren inzake pgb-Wlz als normenkader bij zijn controle. Eventuele aanvullingen, aanpassingen of addenda die toezien op de verantwoording over 2021 neemt de accountant mee in zijn controle, voor zover de NZa deze onderschreven heeft.\n De accountant is niet verplicht om zijn oordeel over de materiële controle statistisch te onderbouwen. Een kwalitatieve, in het dossier vastgelegde onderbouwing ervan is ook mogelijk.\n De accountant stelt vast dat de Wlz-uitvoerder de van de zorgaanbieders ontvangen nacalculatieformuleren toetst voor wat betreft de geleverde productie, de gehanteerde tarieven en de overige informatie op deze formuleren. Hiertoe beoordeelt hij de administratieve organisatie en interne beheersing rondom het nacalculatieproces. Indien de accountant aanwijzingen krijgt dat de toetsing door de Wlz-uitvoerder gebreken vertoont, of indien de accountant van een zorgaanbieder een andere dan goedkeurende verklaring bij het nacalculatieformulier heeft afgegeven, bepaalt hij het effect hiervan op zijn oordeel over de rechtmatigheid van de schaden. Dit kan impliceren dat hij de aan de betreffende nacalculatieformulieren verbonden schadelast als onrechtmatig moet aanmerken.\n In overeenstemming met het gesloten convenant worden de zorgkosten (voor zorg in natura) in het verslagjaar volledig in aanmerking genomen bij de Wlz-uitvoerder die de taken daadwerkelijk heeft uitgevoerd.\n Van de accountant wordt geen medisch-inhoudelijke toetsing op dossiers verwacht. Dit zou ook in strijd zijn met de bepalingen van de AVG omdat deze bijzondere persoonsgegevens bevatten.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2\n Het toerekenen van beheerskosten\n \n Op grond van artikel 4.3.1 van de Wlz maakt de Wlz-uitvoerder in zijn financieel verslag onderscheid tussen beheerskosten en de kosten van verstrekking van zorg en vergoedingen (schades). Op grond van artikel 4.6 van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) mag de Wlz-uitvoerder geen onverantwoorde uitgaven ten laste van het beheerskostenbudget brengen, tenzij de NZa anders besluit.\n De accountant stelt vast of de Wlz-uitvoerder aan onderstaande punten heeft voldaan.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.1\n Beheerskostenbudget\n \n De Wlz-uitvoerders ontvangen op basis van door Zorginstituut Nederland vastgestelde rekenregels (Besluit Wfsv, artikelen 4.4 en 4.5) een beheerskostenbudget.\n De accountant stelt vast dat het verantwoorde beheerskostenbudget Wlz in het financieel verslag overeenstemmen met de beschikkingen van Zorginstituut Nederland, de herverdeling via de clearinghouse-constructie van ZN en de gemaakte afspraken in het convenant.\n De methodiek voor de toerekening van de budget beheerskosten aan de Wlz-uitvoerder voldoet aan de gestelde criteria in de Beleidsregel Normenkader Wlz-uitvoerder.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.2\n Rechtmatige beheerskosten\n \n De aan een Wlz-uitvoerder (binnen de groep waarvan hij deel uitmaakt) toegerekende beheerskosten zijn rechtmatig als deze in ieder geval juist, volgens een bestendige gedragslijn16Met bestendige gedragslijn wordt de grondregel bedoeld, dat gelijksoortige posten op gelijke wijze worden toegerekend binnen één boekingsperiode, evenals van periode tot periode. en op basis van consistente verdeelsleutels17Met consistente verdeelsleutel wordt bedoeld dat er samenhang is tussen de gehanteerde verdeelsleutels en dat hij niet tegenstrijdig is met voorgaande jaren. zijn toegerekend aan de Wlz-uitvoerders. De beheerskosten moeten zijn gemaakt voor de uitvoering van de Wlz en in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving. De Wlz-uitvoerder zet het budget in voor zijn beheerskosten, verband houdende met de uitvoering van de Wlz.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.3\n Budgetresultaat\n \n In overeenstemming met het gesloten convenant wordt het budgetresultaat in het verslagjaar volledig in aanmerking genomen bij de Wlz-uitvoerder die de taken daadwerkelijk heeft uitgevoerd.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.4\n Wettelijke reserve\n \n Het budgetresultaat voor alle door de Wlz-uitvoerder uitgevoerde taken komt ten laste of ten gunste van de wettelijke reserve.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.5\n Maximale stand wettelijke reserve en negatieve reserve\n \n In artikel 4.6 van het Besluit Wfsv is bepaald dat een Wlz-uitvoerder een reserve uitvoering Wlz aanhoudt. De wettelijke reserve uitvoering Wlz ultimo enig jaar van de Wlz-uitvoerder mag maximaal twintig procent van het beheerskostenbudget bedragen, zoals bedoeld in artikel 4.4 van het Besluit Wfsv. Indien Zorginstituut Nederland vaststelt dat de wettelijke reserve het gestelde maximum te boven gaat, dient de Wlz-uitvoerder het door Zorginstituut Nederland vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in het Fonds langdurige zorg (Flz) te storten. Dit is geregeld in artikel 4.6 van het Besluit Wfsv. De accountant stelt vast dat de hoogte van de wettelijke reserve in het financieel verslag niet boven het gestelde maximum komt.\n In het geval de Wlz-uitvoerder ultimo boekjaar over een negatieve wettelijke reserve beschikt, stelt de accountant vast dat de Wlz-uitvoerder maatregelen18Maatregelen kunnen allerlei activiteiten betreffen die worden uitgevoerd om de negatieve wettelijke reserve om te buigen. heeft genomen om deze negatieve wettelijke reserve om te buigen naar een positieve wettelijke reserve.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.2.6\n Rendement wettelijke reserve\n \n De Wlz-uitvoerder moet een redelijk rendement toerekenen over de wettelijke reserve. In artikel 4.6 van het Besluit Wfsv is bepaald dat Zorginstituut Nederland bepaalt welk percentage rente de Wlz-uitvoerder over de reserve geacht wordt te maken.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 4.3\n Buitenlandzorg\n \n Relevant bij buitenlandzorg zijn:\n \n \n −\n De zorgkosten van wonen en tijdelijk verblijf in het buitenland op basis van de Regeling Hulp in bijzondere omstandigheden.\n \n \n −\n De kosten van Wlz-zorg in het buitenland zonder toepassing van een verordening of verdrag.\n \n \n De accountant stelt vast dat de Wlz-uitvoerder bij de vergoeding van kosten bij wonen en tijdelijk verblijf in het buitenland de geldende wet- en regelgeving in acht heeft genomen (Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving).\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 5\n Onderzoek van de prestatie-indicatoren\n \n Dit onderzoek heeft betrekking op de naleving van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren uit de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag. Het onderzoek kwalificeert als een Standaard 4400N opdracht. Dit betekent dat de accountant alleen onderzoeksbevindingen rapporteert en geen conclusie of oordeel geeft.\n De accountant onderzoekt hoe de criteria die weergegeven zijn in Bijlage 2 ‘Beschrijving resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz’ van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag zijn toegepast.\n De accountant stelt vast of de in het uitvoeringsverslag opgenomen resultaatgerichte prestatie-indicatoren:\n \n \n 1.\n aansluiten op de onderliggende registraties van de Wlz-uitvoerders en met documentatie onderbouwd zijn;\n \n \n 2.\n rekenkundig juist zijn berekend in overeenstemming met de definities genoemd in genoemde Bijlage 2.\n \n \n Van de accountant wordt uitdrukkelijk geen inhoudelijk oordeel verwacht ten aanzien van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren. Hij geeft de bevindingen van zijn onderzoek naar punt 1 en 2 weer in zijn rapport van feitelijke bevindingen volgens Standaard 4400N.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n 6\n Verklaring en rapportages\n \n \n 6.1\n Controleverklaring\n \n De accountant geeft een controleverklaring af bij het financieel verslag. In Bijlage 2: Specifieke punten controleverklaring, is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in de controleverklaring opgenomen dienen te worden. De strekking van het oordeel kan behalve goedkeurend ook met beperking, metoordeelonthouding of afkeurend zijn.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 6.2\n Accountantsverslag\n \n Naast de controleverklaring legt de accountant in een accountantsverslag zijn bevindingen vast van zijn onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en de rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.19Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor rechtmatigheid (hoofdstuk 4). 20De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n In het accountantsverslag neemt de accountant de volgende onderdelen op:\n \n \n 1.\n \n Onderbouwing oordeel van de controleverklaring\n \n De accountant rapporteert over:\n \n \n −\n bijzonderheden naar aanleiding van de controle van de posten van het financieel verslag;\n \n \n −\n of het financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met de bijlage ‘Modellen financieel verslag’ behorende bij de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag, betrekking hebbende op het controlejaar.\n \n \n \n \n 2.\n \n Rechtmatigheidsoverzicht\n \n De accountant neemt in het accountantsverslag een rechtmatigheidsoverzicht over het verslagjaar op.\n Bij het rechtmatigheidsoverzicht neemt de accountant een toelichting op van de oorzaak van de rechtmatigheidsfouten en onzekerheden.\n De accountant rapporteert over de juiste en volledige opvolging door de Wlz-uitvoerder van rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in voorgaande verslagjaren.\n \n \n 3.\n \n Andere informatie\n \n De accountant vermeldt bij de bevindingen van zijn onderzoek of de opgenomen informatie in de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder is vereist.\n \n \n 4.\n \n Afwikkeling bevindingen voorgaand jaar NZa\n \n De accountant vermeldt zijn bevindingen van zijn onderzoek naar de op- en aanmerkingen van de NZa in haar rapportage over de financiële rechtmatigheid van voorgaand jaar.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n 6.3\n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n Het rapport van feitelijke bevindingen betreft de rapportering over de feitelijke onderzoeksbevindingen van de accountant in het kader van overeengekomen specifieke werkzaamheden, in overeenstemming met Standaard 4400N21Deze standaard is te raadplegen op www.nba.nl..\n In het rapport van feitelijke bevindingen geeft de accountant zijn onderzoeksbevindingen weer over:\n Resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz\n De bevindingen uit het onderzoek naar de naleving van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren.\n In Bijlage 3: Specifieke punten rapport van feitelijke bevindingen, is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in het rapport van feitelijke bevindingen opgenomen dienen te worden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Lijst met circulaires en wet- en regelgeving\n \n \n \n 1\n Verslaggeving\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wmg, Wlz (m.b.t. voorschriften voor verslaglegging door Wlz-uitvoerders)\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n Wlz-uitvoerder\n \n \n Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur {welke toeziet op het controlejaar}\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Beheerskosten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wet langdurige zorg (Wlz)\n \n \n \n \n Wlz-uitvoerder\n \n \n Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur {welke toeziet op het controlejaar}\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit Wet financiering sociale verzekeringen\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz-uitvoerders Wlz\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit langdurige zorg (m.b.t reserve uitvoering Wlz)\n \n \n \n \n \n https://www.zorginstituutnederland.nl/verzekering/\n \n \n \n Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten {van de betreffende jaren}\n \n \n \n \n \n \n \n \n 3\n Schaden\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Controle en Administratie Wlz-uitvoerders\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Monitoring beschikkingen persoonsgebonden budget en uitgaven individueel aangepaste Wlz-hulpmiddelen\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Beleidsregel Budgettair kader Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Controleprotocol nacalculatie Wlz-zorgaanbieders\n (inclusief de hierin genoemde wet-en regelgeving)\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Normenkader Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Transparantie Contracteerproces Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel controle kwaliteitskader door Wlz-uitvoerders\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel continuïteitsbijdrage en meerkosten in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wet langdurige zorg\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n Besluit zorgaanspraken Wlz\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Regeling langdurige zorg\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit aanwijzing zorgkantoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar/Circulairenummer/Bron\n \n \n Korte omschrijving inhoud circulaire\n \n \n \n \n \n \n Brief VWS\n 1744538-210132-LZ\n 16 september 2020\n \n \n Compensatie omzetderving voor leveranciers van Wlz- hulpmiddelen\n \n \n \n \n Brief VWS\n 1671406-203987-LZ\n 7 april september 2020\n \n \n Bevestiging afspraken maatregelen Wlz-pgb i.v.m. corona\n \n \n \n \n Brief VWS\n 1695256-205605-LZ\n 8 juni 2020\n \n \n Extra kosten corona Wlz in relatie tot het pgb-plafond\n \n \n \n \n Brief VWS\n 208210\n 17 juli 2020\n \n \n Oplossing kleinschalige pgb-wooninitiatieven (Wlz) in financiële nood\n \n \n \n \n \n \n \n \n 4\n Rentevergoeding Algemeen Fonds\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit Wet financiering sociale verzekeringen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5\n Buitenland\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wlz, Blz, Rlz\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Regeling Hulp in bijzondere omstandigheden\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n Overgangsregeling voor ex-AWBZ-verzekerden 2006\n \n \n \n \n \n \n \n \n 6\n Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming\n \n \n \n \n \n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 2\n Specifieke punten controleverklaring\n \n Dit betreft een rapportage conform NV COS 800 Bijzondere overwegingen – controles van financiële overzichten die zijn opgesteld in overeenstemming met stelsels voor bijzondere doeleinden.\n \n \n Ons oordeel\n \n In de paragraaf ‘Ons oordeel’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Naar ons oordeel:\n \n \n −\n geeft het Financieel verslag een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van [naam Wlz-uitvoerder] per 31 december 2021 en van het resultaat over 2021 in overeenstemming met de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder;\n \n \n −\n voldoen de in het financieel verslag verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten over 2021, in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen zoals limitatief opgesomd in bijlage 1 van het Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders met kenmerk [...].\n \n \n \n \n \n De basis voor ons oordeel\n \n In de paragraaf ‘De basis voor ons oordeel’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders met kenmerk [...] vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het Financieel verslag’.\n \n \n \n Beperking in gebruik en verspreidingskring\n \n In de paragraaf ‘Beperking in gebruik en verspreidingskring’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Het financieel verslag is opgesteld voor de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland met als doel [naam Wlz-uitvoerder] in staat te stellen te voldoen aan de bepalingen van de Wlz en de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder. Hierdoor is de verantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor [naam Wlz-uitvoerder], de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.\n \n \n \n Andere informatie\n \n In de paragraaf ‘Andere informatie’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Naast het Financieel verslag en onze controleverklaring daarbij, omvatten de jaarstukken andere informatie, die bestaat uit:\n \n \n −\n het Uitvoeringsverslag;\n \n \n −\n de bestuursverklaringen.\n \n \n Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij het Financieel verslag.\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n 3\n Specifieke punten rapport van feitelijke bevindingen\n \n Dit betreft een rapportage conform NV COS 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden.\n \n \n Verantwoordelijkheden\n \n In de paragraaf ‘Verantwoordelijkheden’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n \n Voor zover het externe accountants betreft:\n \n Verder hebben wij de onafhankelijkheidsregels van de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (ViO) in acht genomen. Daarbij hebben wij rekening gehouden met de bepalingen en begripsomschrijvingen in de Regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-uitvoerder 2021 (TH/NR-023).\n \n \n \n Werkzaamheden en bevindingen\n \n In paragraaf ‘Werkzaamheden en bevindingen’ dient te worden opgenomen dat in overeenstemming met de opdrachtvoorwaarden en conform hoofdstuk 5 van dit protocol een onderzoek uitgevoerd is naar de resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz. De accountant vermeldt de bevindingen van zijn onderzoek zoals uitgewerkt in hoofdstuk 5 van dit protocol.\n \n \n \n Beperking in het gebruik en verspreidingskring\n \n In de paragraaf ‘Beperking in het gebruik en verspreidingskring’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Bij het opstellen van deze rapportage is rekening gehouden met de verwachtingen van de beoogde gebruikers. Daarom is deze rapportage alleen bestemd voor [naam Wlz-uitvoerder], Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland. U kunt deze rapportage niet aan anderen afgeven zonder onze toestemming, tenzij wettelijke voorschriften anders bepalen.\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 680, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046224/2022-01-22_0/xml/BWBR0046224_2022-01-22_0.xml", "content": "\n Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders 2021202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders 2021202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n \n \n Vooraf\n \n De uitvoering van de Wlz vindt plaats door Wlz-uitvoerders, die door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) worden aangewezen. Daarnaast worden zorgkantoren en zorgkantoorregio’s aangewezen. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige regionale uitvoering van het persoonsgebonden budget (pgb). Het zorgkantoor is daarnaast verantwoordelijk voor de administratieve werkzaamheden. De overige Wlz-taken vallen, uitgaande van de wet, onder de verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder.\n Wlz-uitvoerders zijn op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) verplicht om jaarlijks een uitvoeringsverslag (artikel 4.3.2 Wlz) en een financieel verslag (artikel 4.3.1 Wlz) op te stellen. De NZa heeft de voorschriften hiervoor nader uitgewerkt in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder1Zie voor de laatste versie https://puc.overheid.nl/nza (verder de ‘Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag’ genoemd).\n In de beleidsregel ‘Normenkader Wlz-uitvoerder’2Zie voor de laatste versie https://puc.overheid.nl/nza ligt vast hoe de NZa invulling geeft aan haar taak om toezicht te houden op de Wlz en van welke normen zij bij haar toezicht uitoefening uitgaat.3Het ‘Normenkader Wlz-uitvoerder’ is een interpretatie van de NZa en kan als hulpmiddel voor de controle worden gebruikt. Het is geen vervanging van de tekst van de geldende wet- en regelgeving. De opgenomen normen in deze beleidsregel drukken uit wat de NZa verwacht van de Wlz-uitvoerders.\n In dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders stelt de NZa regels voor de inhoud en inrichting van de verklaring en het accountantsverslag op grond van artikel 31 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).\n Om de uitvoering en verantwoording te verduidelijken en de administratieve lasten te beperken, hebben VWS en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) (namens de Wlz-uitvoerders) een convenant afgesloten. Dit protocol volgt de afspraken en uitgangspunten zoals vastgelegd in dit convenant.\n \n Nederlandse Zorgautoriteit, \n \n \n K. Raaijmakers \n \n \n directeur Toezicht en Handhaving\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n 1.1\n Algemeen\n \n Verantwoordingsdocumenten\n De NZa heeft voorschriften voor de inrichting van het uitvoeringsverslag en het financieel verslag nader uitgewerkt in de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag. De regeling bevat onder andere voorschriften over hoe Wlz-uitvoerders zich moeten verantwoorden in het uitvoeringsverslag en het financieel verslag.\n Op grond van artikel 31 van de Wmg kan de NZa regels stellen voor de controle door de Wlz-uitvoerders, de inhoud en inrichting van de verklaring en het accountantsverslag. De regels voor het accountantsonderzoek en de inhoud en inrichting van het accountantsverslag heeft de NZa vastgelegd in dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders.\n Dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders geeft richtlijnen voor het door de accountant uit te voeren onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en de financiële rechtmatigheid van de verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten. Het doel van het protocol is niet om de aanpak van het onderzoek voor te schrijven, maar om kaders te geven waarbinnen het onderzoek moet plaatsvinden.\n De accountant geeft de uitkomst van zijn onderzoek weer in een gecombineerde controleverklaring over de getrouwheid en de rechtmatigheid. Ook stelt hij een accountantsverslag en een rapport van feitelijke bevindingen op.\n De Wlz-uitvoerder moet de verantwoordingsdocumenten vergezeld van de accountantsproducten vóór 1 juli van het jaar volgende op het verslagjaar toezenden aan de NZa. De aanlevering van de verantwoordingsdocumenten vindt enkel digitaal plaats aan de NZa. Hiervoor kan de Wlz-uitvoerder gebruik maken van het NZa-aanvragenportaal.\n Toezicht\n De NZa maakt bij haar toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz zoveel mogelijk gebruik van de verantwoordingsdocumenten van de Wlz-uitvoerder en van de controleverklaring, het accountantsverslag en het rapport van feitelijke bevindingen van de accountant.\n Daarbij beoordeelt de NZa de door de accountant uitgevoerde werkzaamheden, in opdracht van of onder verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder, en stelt op basis van haar bevindingen haar eigen onderzoekswerkzaamheden vast. Op grond van de verzamelde informatie vormt de NZa zich een oordeel over:\n \n \n −\n de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz door de Wlz-uitvoerders en;\n \n \n −\n over de rechtmatigheid van de daarmee samenhangende ontvangsten en uitgaven.\n \n \n Jaarlijks brengt de NZa vóór 1 december volgend op het verslaggevingsjaar van de Wlz-uitvoerder (t+1) een samenvattend rapport uit over de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz door de Wlz-uitvoerders en het CAK.4Voor het CAK is een apart model en protocol van toepassing. Deze zijn te raadplegen op www.nza.nl.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 1.2\n Impact van het SARS-CoV-2 virus\n \n Binnen de Wlz zijn verschillende afspraken gemaakt over de financiering van de gevolgen van het SARS-CoV-2 virus. De financiering richt zich op het vergoeden van doorlopende kosten van zorgaanbieders. Ook kan een deel van de zorgaanbieders aanspraak maken op vergoeding van extra kosten. De afspraken verschillen sterk tussen verschillende leveringsvormen (zorg in natura en pgb), en ook tussen verschillende zorgaanbieders. Zo gelden voor leveranciers van hulpmiddelen andere uitgangspunten dan voor mondzorgaanbieders.\n De afspraken zijn voor een deel opgenomen in beleidsregels, en deels in brieven. De beleidsregels en brieven zijn opgenomen als onderdeel van het normenkader van de accountant, in bijlage 1 van dit protocol.\n Voor de controles en die de Wlz-uitvoerders uitvoeren en de wijze waarop zij zich verantwoorden over de kosten die samenhangen met de kosten voor het SARS-CoV-2 virus zijn deze beleidsregels en brieven leidend. De accountant van de Wlz-uitvoerders controleert overeenkomstig het normenkader, waar deze beleidsregels en brieven onderdeel van uitmaken. De accountant betrekt in zijn controle de opzet en het bestaan van de processen die samenhangen met de kosten voor het SARS-CoV-2 virus. De accountant geeft geen inhoudelijk oordeel over de werking van deze processen, behalve wanneer hij dit nodig acht voor zijn controle.\n De accountant betrekt aanvullende wet- en regelgeving, nadere brieven, beleidsregels of specifieke afspraken/handreikingen, die na vaststelling van dit protocol tot stand komen en met terugwerkende kracht toezien op verantwoordingsjaar 2021, in zijn controle.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 1.3\n Inwerkingtreding\n \n Dit protocol treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit protocol wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021. U kunt dit protocol en alle andere in dit protocol genoemde documenten raadplegen op www.nza.nl.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 2\n Werkzaamheden en producten accountantscontrole\n \n Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de werkzaamheden en de producten die de Wlz-uitvoerder en diens accountant moeten overeenkomen om te voldoen aan de vereisten van de NZa.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.1\n Algemeen\n \n \n 2.1.1\n Opdracht accountant\n \n De Wlz-uitvoerder geeft een accountant opdracht om een tweetal afzonderlijke onderzoeken uit te voeren. Bij deze opdracht vormen de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag en dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders het uitgangspunt.\n Bij het volgende onderzoek verwacht de NZa zekerheid die voldoet aan de Nederlandse controlestandaarden, in het bijzonder Standaard NV COS 800 (assurance-opdracht):\n \n \n 1.\n Een onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en naar de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.5Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor financiële rechtmatigheid (hoofdstuk 4). 6De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n \n \n Bij het overige onderzoek ontvangt de NZa de onderzoeksbevindingen van de accountant (Stanaard NV COS 4400N):\n \n \n 2.\n Een onderzoek naar de criteria die weergegeven zijn ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren in bijlage 2 ‘Prestatie-indicatoren Wlz’ van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag.\n \n \n In de hierna opgenomen tabel is de relatie tussen de onderzoeksgebieden, de verantwoordingsdocumenten, de standaarden in Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA) en accountantsproducten opgenomen.\n \n Tabel 1. Relatie tussen onderzoeksgebieden, verantwoordingsdocumenten, Standaarden HRA en accountantsproducten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Deelgebieden van onderzoek\n \n \n Verantwoordingsdocumenten\n \n \n Standaarden in HRA\n \n \n Product1\n \n \n \n \n \n \n De getrouwheid van het financieel verslag en de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten2��3\n \n \n Financieel verslag & Uitvoeringsverslag\n \n \n Standaard 800\n (assurance)\n \n \n Controleverklaring & accountantsverslag\n \n \n \n \n De toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren\n \n \n Uitvoeringsverslag\n \n \n Standaard 4400N\n (non-assurance)\n \n \n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n \n \n \n \n \n 1 De Wlz-uitvoerders moeten vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar producten aanleveren bij de NZa.\n \n 2 Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor rechtmatigheid (hoofdstuk 4).\n \n 3 De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n Bron: NZa\n In bijlage 2 en 3 is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in de producten opgenomen dienen te worden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.1.2\n Werkzaamheden accountant\n \n De Wlz-uitvoerder en de accountant maken voor de uitvoering van het onderzoek afspraken over de samenwerking. De accountant maakt bij zijn onderzoek voor zover mogelijk en efficiënt gebruik van de interne controlewerkzaamheden van de Wlz-uitvoerder.\n De accountant hanteert de geldende beroepsvoorschriften, in het bijzonder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de verordening inzake onafhankelijkheid van de accountant bij Assurance opdrachten (VIO) en de relevante Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS). Daarnaast hanteert de accountant dit protocol als kader voor zijn werkzaamheden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.2\n Inzet interne accountant\n \n De interne accountant van een Wlz-uitvoerder kan onder de hierondergenoemde randvoorwaarden het accountantsproduct afgeven bij het onderzoek naar de toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren in plaats van de externe accountant. Het gaat hier om een onderzoek in het kader van NV COS 4400N (non-assurance).\n Hiervoor gelden de volgende randvoorwaarden:7De NZa zal het verzoek van de interne accountant niet honoreren als niet aan alle genoemde randvoorwaarden is voldaan\n \n \n 1.\n De onafhankelijke positie van de interne accountant binnen de organisatie moet zijn geborgd. De interne accountantsdienst moet direct onder de hoogste leiding van de Wlz-uitvoerder (of op een onafhankelijke positie in een concern) zijn geplaatst. Daarnaast zijn er binnen de Wlz-uitvoerder schriftelijke afspraken gemaakt dat de interne accountant rechtstreeks toegang heeft tot bestuurlijke en toezichthoudende organen van de Wlz-uitvoerder.\n \n \n 2.\n De werkzaamheden moeten plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van een interne accountant als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de ledengroepen.\n \n \n 3.\n De afgifte van het accountantsproduct moet plaatsvinden door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 4.\n Als een Wlz-uitvoerder gebruik wil maken van deze mogelijkheid, moet dit vier maanden vóór de uiterste aanleverdatum van het betreffende onderzoek worden gemeld bij de NZa. Een Wlz-uitvoerder die voor de eerste maal gebruikmaakt van de mogelijkheid, moet bij de melding een document opstellen en aanleveren aan de NZa waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.3\n Eindproducten\n \n \n 2.3.1\n Controleverklaring\n \n Het onderzoek van het financieel verslag en het uitvoeringsverslag leidt tot een gecombineerde controleverklaring van de accountant over de getrouwheid en de financiële rechtmatigheid van het financieel verslag van de Wlz-uitvoerder. In deze controleverklaring geeft de accountant aan:\n \n \n −\n Of het financieel verslag een getrouw beeld8Een getrouw beeld houdt in dat de financiële overzichten een getrouwe weergave, in alle van materieel belang zijnde opzichten, dan wel een getrouw beeld geven van de informatie waarvoor is voorzien dat deze door de financiële overzichten wordt gepresenteerd. geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen per 31 december jaar t en van het resultaat over jaar t.\n \n \n −\n Of de in het financieel verslag verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.9Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor financiële rechtmatigheid (hoofdstuk 4). Dit houdt in dat deze bedragen tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de bepalingen van de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in bijlage 1.\n \n \n −\n Of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.\n \n \n −\n Of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.3.2\n Accountantsverslag\n \n In het tezamen met de controleverklaring afgegeven accountantsverslag brengt de accountant verslag uit over zijn controle van de getrouwheid van het financieel verslag en van de rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten, en beheerskosten.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.3.3\n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant zijn onderzoeksbevindingen over:\n \n \n −\n De toepassing van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren uit bijlage 2 van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 2.4\n Review\n \n De NZa kan zonder verdere tussenkomst van de Wlz-uitvoerder contact opnemen met de accountant over eventueel aanvullend te verstrekken informatie en over vaktechnische aangelegenheden.\n De NZa kan de accountant hierbij verzoeken10Op basis van artikel 61 Wmg. om stukken uit het accountantsdossier aan te leveren, de gevraagde stukken (laten) kopiëren voor haar dossiervorming en een review verrichten op de uitgevoerde werkzaamheden.\n Daarnaast kan de NZa:\n \n \n −\n rapporteren over stukken uit het accountantsverslag;11De NZa kan besluiten passages uit de accountantsverslagen te gebruiken voor haar rapportages, indien dit noodzakelijk is voor een juiste en volledige weergave. Indien de NZa hiertoe besluit past zij hierbij hoor- en wederhoor toe.\n \n \n −\n over uitkomsten van haar review rapporteren in een reviewmemorandum.12De NZa kan over de uitkomsten van de review aan de accountant (als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) rapporteren via een reviewmemorandum. De NZa stelt de accountant in de gelegenheid om op het concept van het reviewmemorandum te reageren en de NZa verwerkt deze reactie in het definitieve memorandum. Op basis van het Samenwerkingsconvenant tussen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de NZa van januari 2014 deelt de NZa de bevindingen over de accountantscontroles met de AFM. De AFM betrekt deze informatie vervolgens bij het bepalen van de prioriteiten van haar toezicht op accountantsorganisaties en de financiële verslaggeving.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 3\n Uitgangspunten voor het accountantsonderzoek\n \n \n 3.1\n Verantwoording\n \n Om meer duidelijkheid te krijgen over de Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur heeft ZN namens de Wlz-uitvoerders met het Ministerie van VWS een convenant afgesloten. De belangrijkste afspraak daarin is dat het uitgangspunt dat de Wlz wordt uitgevoerd voor de verzekerden van de Wlz-uitvoerder, wordt vervangen door het uitgangspunt dat de Wlz regionaal wordt uitgevoerd. In het convenant is vastgelegd dat de Wlz-uitvoerder zich verantwoordt over de totale financiële middelen van al zijn taken. Verder is hierin een nadere toelichting gegeven over hoe de zorgkosten, beheerskosten en de wettelijke reserve Wlz verantwoord moeten worden in het financieel verslag.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2\n Het begrippenkader\n \n \n 3.2.1\n Objecten van onderzoek\n \n \n 3.2.1.1\n Financieel Verslag\n \n Een Wlz-uitvoerder zendt vóór 1 juli aan de NZa een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen de beheerskosten en de kosten van verstrekking van zorg en vergoedingen (artikel 4.3.1 Wlz).\n Het financieel verslag bestaat uit een algemene toelichting, een balans, een exploitatierekening en een toelichting op beide. Hierin verantwoordt de Wlz-uitvoerder zowel de geldstromen die rechtstreeks via de Wlz-uitvoerder lopen als de geldstromen die via andere rechtspersonen gaan, zoals de betaling van zorgaanspraken via het CAK en de Sociale Verzekeringsbank (SVB).\n Het normenkader voor deze verantwoording is de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag. Zoals opgenomen in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag hanteert de Wlz-uitvoerder in het financieel verslag en in de bestuurdersverklaring de term onrechtmatigheid. Vanuit vaktechnisch perspectief hanteert dit protocol hiervoor de term rechtmatigheidsfout. Verwezen wordt naar de definitie van rechtmatigheid in paragraaf 3.2.2.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.1.2\n Uitvoeringsverslag\n \n In artikel 4.3.2 Wlz is opgenomen dat de Wlz-uitvoerder vóór 1 juli aan de NZa:\n \n \n −\n rapporteert over de uitvoering van deze wet in het voorafgaande kalenderjaar, en;\n \n \n −\n een overzicht geeft van zijn voornemens met betrekking tot de uitvoering van deze wet in het lopende kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar.\n \n \n De eisen voor het uitvoeringsverslag zijn opgenomen in de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.2\n Rechtmatigheid\n \n Rechtmatigheid in algemene zin wil zeggen: in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving, namelijk van hetgeen bij of krachtens de Wlz en/of de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en/of de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is geregeld. Een proces (of de uitkomsten daarvan) voldoet wel of niet aan de geldende wet- en regelgeving. In die zin is rechtmatigheid een absoluut begrip. De concrete invulling van het begrip rechtmatigheid is echter afhankelijk van de gekozen normstelling, de aard en reikwijdte van de regelgeving, het soort organisatie en het karakter van het betreffende proces of de uitkomst daarvan. De begripsbepaling van rechtmatigheid is opgenomen in artikel 1 van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.2.1\n Financiële rechtmatigheid\n \n Bij financiële rechtmatigheid hebben handelingen en beslissingen van een organisatie een directe relatie met de vraag of middelen rechtmatig zijn besteed. De (financieel) rechtmatige uitvoering kan worden gekoppeld aan de geldstromen die het gevolg zijn van het voldoen aan de wettelijke taken zoals omschreven in de Wlz. Als de wettelijke taken niet rechtmatig13De Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder hanteert hiervoor de term ‘onrechtmatigheid’. worden uitgevoerd, leidt dit tot financiele onrechtmatigheden. De controleverklaring bij de financiële verantwoording is gericht op financiële rechtmatigheid.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.2.2\n Procedurele rechtmatigheid\n \n Bij procedurele rechtmatigheid heeft de rechtmatige uitvoering van taken geen financiële dimensie, waardoor er geen directe koppeling is met een geldstroom. De procedurele rechtmatigheid valt buiten de reikwijdte van de controle van de financiële verantwoording.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.3\n Verantwoordelijkheid\n \n De Wlz-uitvoerder verantwoordt zich uitsluitend over de doelen en taken waarvoor de verantwoordelijkheid bij hem ligt overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de afspraken uit het convenant.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.3.1\n Directe verantwoordelijkheid\n \n Daar waar sprake is van directe verantwoordelijkheid is de Wlz-uitvoerder verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de tijdigheid van de uitvoering van het proces en voor de betrouwbaarheid van de gegevens die derden als input voor het proces aanleveren.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.3.2\n Gebruikersverantwoordelijkheid\n \n Daar waar sprake is van gebruikersverantwoordelijkheid moet de Wlz-uitvoerder zorgen voor de juiste, volledige en tijdige uitvoering van een proces en is hij verantwoordelijk voor de uitkomsten daarvan. De Wlz-uitvoerder mag echter uitgaan van de juistheid en volledigheid van de gegevens die derden daartoe aanleveren.\n Op de betrouwbaarheid van deze gegevens hoeft de Wlz-uitvoerder zelf geen controle uit te voeren. Indien deze gegevens onvolledig of onbetrouwbaar mochten zijn, hoeft de Wlz-uitvoerder hierop zelf geen aanvullende controles uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de SVB, het CAK of de Basisregistratie Personen (BRP) verstrekken.\n Het kan voorkomen dat de gegevens een bandbreedte bevatten. Als dit het geval is gaat de Wlz-uitvoerder uit van de meest waarschijnlijke uitkomst. De Wlz-uitvoerder neemt geen onzekerheid op voor het verschil tussen de meest waarschijnlijke uitkomst en het maximum van de banbreedte.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.4\n Wet- en- regelgeving\n \n De accountant14In opdracht van of onder verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerder. hanteert de begripsomschrijvingen uit de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag als uitgangspunt voor het financiële rechtmatigheidsonderzoek dat hij uitvoert. Bijlage 1. ‘Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz’ geven een limitatieve opsomming van het normenkader voor de rechtmatigheidscontrole door de accountant.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.5\n Fouten\n \n In zijn algemeenheid moet de Wlz-uitvoerder alle geconstateerde fouten corrigeren in het financieel verslag. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de Wlz-uitvoerder fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.\n Van een fout (afwijking) in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van) een post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving.\n Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat, saldering van rechtmatigheidsfouten is daarom niet toegestaan.\n Voor de verantwoordingen geldt dat de rechtmatigheidsfouten die de Wlz-uitvoerder om een bepaalde reden objectief niet kan oplossen, hij deze in het rechtmatigheidsoverzicht opneemt en hij deze vermeldt in de bestuursverklaring met vermelding van de verhindering om niet te kunnen corrigeren.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.6\n Onzekerheden\n \n In deze paragraaf wordt aangegeven wanneer er voor de Wlz-uitvoerder sprake is van onzekerheden en wat deze met onzekerheden moet doen. In paragraaf 3.3.1 is opgenomen hoe de accountant tot een onzekerheid komt en wat de accountant met onzekerheden moet doen.\n Wlz-uitvoerders moeten onzekerheden in het verslag kwantificeren.\n Het uitgangspunt is dat de Wlz-uitvoerder alle onzekerheden moet onderzoeken, oplossen en corrigeren.\n Een onzekerheid in de verantwoording doet zich voor als onvoldoende (controle-) c.q. ongeschikte informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als rechtmatig of goed of fout aan te merken, kortom als onzekerheid bestaat over de (on)rechtmatigheid van de post.\n Onzekerheden die naar aanleiding van de door de Wlz-uitvoerder uit te voeren onderzoeken die nog niet zijn gepland, gestart of afgerond en mogelijk consequenties hebben voor (een gedeelte van) financiële stromen, worden opgenomen in het rechtmatigheidsoverzicht.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.7\n Verantwoording van niet gecorrigeerde rechtmatigheidsfouten en onzekerheden\n \n Het uitgangspunt is dat de Wlz-uitvoerder alle geconstateerde rechtmatigheidsfouten corrigeert in de verantwoording. Wlz-uitvoerders moeten rechtmatigheidsfouten waarvan het niet mogelijk is om ze te corrigeren en geconstateerde onzekerheden over de rechtmatigheid toelichten in de bestuursverklaring bij het financieel verslag met het bijbehorende rechtmatigheidsoverzicht.\n Rechtmatigheidsfouten en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld licht de Wlz-uitvoerder toe in de bestuursverklaring bij het financieel verslag met het bijbehorende rechtmatigheidsoverzicht.\n De Wlz-uitvoerder geeft in de bestuurdersverklaring bij het financieel verslag de verbeteracties aan die hij denkt te starten of heeft gestart om de geconstateerde (structurele) rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in de toekomst te voorkomen.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.2.8\n Rechtmatigheidsfouten en onzekerheden voorgaand verslagjaar\n \n De NZa verwacht dat de Wlz-uitvoerder rechtmatigheidsfouten en onzekerheden zelf uitzoekt en indien nodig corrigeert in het eerstvolgende verslagjaar. De NZa verwacht van de accountant dat hij bij zijn accountantsonderzoek nagaat of de Wlz-uitvoerder geconstateerde rechtmatigheidsfouten en onzekerheden heeft uitgezocht en indien nodig heeft gecorrigeerd. Indien deze rechtmatigheidsfouten en onzekerheden niet nader zijn uitgezocht of, indien nodig, gecorrigeerd zijn, worden deze (wederom) opgenomen in het rechtmatigheidsoverzicht. Wanneer geen correctie heeft plaatsgevonden moet de Wlz-uitvoerder dit duidelijk motiveren. De accountant rapporteert over de opvolging van rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in zijn accountantsverslag en geeft (indien van toepassing) een bevestiging van correcte en volledige afhandeling.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.3\n Betrouwbaarheid en materialiteit\n \n \n 3.3.1\n Goedkeuringstoleranties\n \n Bij zijn oordeelsvorming over de financiële rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten streeft de accountant naar een hoge mate van zekerheid. De financiële rechtmatigheid is gewaarborgd als met een betrouwbaarheid van 95% de bewering juist is dat het financieel verslag geen grotere rechtmatigheidsfout of onzekerheid in de controle bevat dan de hieronder genoemde goedkeuringstoleranties.\n \n Tabel 2. Uitspraak over de mate waarin rechtmatigheid is gewaarborgd\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Rechtmatigheid is gewaarborgd\n \n \n Rechtmatigheid met beperking\n \n \n Geen oordeel over rechtmatigheid\n \n \n Rechtmatigheid niet gewaarborgd\n \n \n \n \n \n \n Rechtmatigheidsfouten\n \n \n ≤ 1%\n \n \n > 1%\n \n \n ≤ 3%\n \n \n –\n \n \n > 3%\n \n \n \n \n Onzekerheden in de controle\n \n \n ≤ 3%\n \n \n > 3%\n \n \n ≤ 10%\n \n \n > 10%\n \n \n –\n \n \n \n \n Soort controleverklaring\n \n \n Goedkeurend\n \n \n Met beperking\n \n \n Oordeelonthouding\n \n \n Afkeurend\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n Bovenstaande tabel moet in relatie worden gezien met de specifieke goedkeuringstoleranties zoals opgenomen in de tabellen 3 en 4.\n Indien de accountant zowel fouten in de verantwoording als onzekerheden in de controle aantreft, dan weegt hij deze bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang.\n De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke materialiteit. In het protocol wordt geen materialiteit voorgeschreven voor het oordeel over de getrouwheid.\n De accountant voert zelfstandig onderzoek uit naar de rechtmatigheid. Dit houdt in dat wanneer de accountant niet vast kan stellen of posten of delen van posten rechtmatig zijn, hij deze opneemt als onzekerheid in zijn controle. Indien de Wlz-uitvoerder posten of delen van posten aanmerkt als onzeker, dient de accountant zelfstandig vast te stellen of dit een onzekerheid in zijn controle betreft. Het totaal aan onzekerheden in de controle hoeft niet overeen te komen met de onzekerheden in de verantwoording zoals gerapporteerd door de Wlz-uitvoerder in het rechtmatigheidsoverzicht in zijn bestuursverslag.\n In aanvulling op deze algemene toleranties bestaan specifieke toleranties, gericht op de schaden en beheerskosten Wlz.\n \n Tabel 3. Specifieke goedkeuringstoleranties/materialiteit1Voor specifieke onderdelen kan op basis van de geldende wet- en regelgeving een andere tolerantie van toepassing zijn. Indien dit het geval is, wordt hier in dit Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders specifiek naar verwezen.\n \n \n \n \n \n \n Controledeelgebied\n \n \n Materialiteit\n \n \n \n \n \n \n Schaden – uitgaven\n \n \n 1% van de totale schaden\n \n \n \n \n Schaden – balanspost\n \n \n Goedkeuringstolerantie getrouwheid\n \n \n \n \n Bedrijfsopbrengsten – ontvangsten\n \n \n 1% van de totale bedrijfsopbrengsten\n \n \n \n \n Bedrijfsopbrengsten – balanspost\n \n \n Goedkeuringstolerantie getrouwheid\n \n \n \n \n Beheerskosten\n \n \n 1% van de totale beheerskosten\n \n \n \n \n \n Bron: NZa\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.3.2\n Steekproeven\n \n Bij het evalueren van de uitkomst van steekproeven dient de externe accountant ten aanzien van zijn oordeel over de rechtmatigheid als volgt te handelen.\n De accountant neemt bij de evaluatie van de fouten de verwachte of geprojecteerde foutfractie mee die voortkomt uit de uitgevoerde steekproef.\n De accountant neemt bij de evaluatie van de onzekerheden, de onnauwkeurigheid in de steekproefuitkomst (verschil tussen de verwachte of geprojecteerde foutfractie en de maximale fout) mee die voortkomt uit de uitgevoerde steekproef.\n De accountant en de Wlz-uitvoerder verantwoorden de fouten die voortkomen uit de steekproeven in het rechtmatigheidsoverzicht.\n De onzekerheden die voortkomen uit de steekproef verantwoordt de accountant in het rechtmatigheidsoverzicht op de regel “onzekerheden in de controle als gevolg van extrapolatie”.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.3.3\n Het rechtmatigheidsoverzicht in het accountantsverslag\n \n De accountant neemt in het accountantsverslag een rechtmatigheidsoverzicht op, waarin alle rechtmatigheidsfouten en onzekerheden die geconstateerd zijn tijdens zijn controle en die ten tijde van het indienen van het financieel verslag niet zijn gecorrigeerd worden opgenomen. Met het oog op een adequate onderbouwing van het rechtmatigheidsoordeel is het noodzakelijk dat de accountant rechtmatigheidsfouten en onzekerheden kwantificeert.\n De accountant neemt bij het rechtmatigheidsoverzicht een toelichting op over de oorzaak van de rechtmatigheidsfouten en onzekerheden.\n Dit geldt ook voor rechtmatigheidsfouten en onzekerheden uit voorgaande jaren die nog niet zijn afgewikkeld.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 3.3.3.1\n Model rechtmatigheidsoverzicht\n \n Geconstateerde rechtmatigheidsfouten die niet gecorrigeerd zijn, moeten – ongeacht hun omvang – in het rechtmatigheidsoverzicht worden vermeld. Hiervoor maakt de accountant gebruik van Tabel 4. In het rechtmatigheidsoverzicht wordt per regel een duiding gegeven van de aard van de rechtmatigheidsfout of onzekerheid. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in de jaartallen van ontstaan en de jaartallen van rapportering.\n \n Tabel 4. Rechtmatigheidsoverzicht (in € 1.000)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar van ontstaan1\n \n \n Jaar gerapporteerd2\n \n \n Bedrag (€)\n \n \n \n \n \n \n Onrechtmatigheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onzekerheden in het financieel verslag\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n Onzekerheden in de controle als gevolg van extrapolatie\n \n \n \n \n \n \n \n [omschrijving]\n \n \n 20xx\n \n \n 20xx\n \n \n 000\n \n \n \n \n \n Totaal onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal onrechtmatigheden en onzekerheden\n \n \n \n \n \n \n 000\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Jaar van ontstaan zoals gedefinieerd in artikel 5.8.2 van de regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag\n \n 2 Jaar gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel 5.8.3 van de regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag\n Bron: NZa\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 4\n Onderzoek naar de financiële rechtmatigheid\n \n De Wlz-uitvoerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van wettelijke taken van de Wlz, met uitzondering van de taken die aan het zorgkantoor zijn toebedeeld. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige regionale uitvoering van het pgb. Het zorgkantoor is daarnaast verantwoordelijk voor de administratieve werkzaamheden.\n De accountant geeft een gecombineerde controleverklaring over de getrouwheid van het financieel verslag en naar de financiële rechtmatigheid van de daarin opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten. De accountant kan voor de controle van de rechtmatigheid steunen op de werkzaamheden die hij ten behoeve van de controle van de getrouwheid heeft uitgevoerd.\n In dit hoofdstuk wordt niet verder ingegaan op de te verrichten werkzaamheden in het kader van het getrouwe beeld van het financieel verslag. Hiervoor verwijzen wij naar de geldende beroepsregels.\n De hieronder genoemde verdere toelichting heeft betrekking op het onderzoek naar de rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.\n De van toepassing zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz.\n De accountant rapporteert zijn bevindingen in het accountantsverslag en – voor zover relevant bij zijn oordeelsvorming – in de bij het financieel verslag behorende controleverklaring.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.1\n Juiste en volledige afhandeling declaraties Zorg in Natura en pgb15Eventuele problemen in de uitvoering van het pgb door de SVB kunnen gevolgen hebben voor de uitvoering van de accountantscontrole. De NZa zal hierover nader in overleg treden met de Wlz-uitvoerders en hun accountants.\n \n De accountant stelt vast dat de declaraties juist, volledig en rechtmatig zijn verantwoord door de Wlz-uitvoerder, conform de van toepassing zijnde wet- en regelgeving zoals opgenomen in Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving Wlz.\n De accountant stelt vast of de Wlz-uitvoerder hiertoe beschikt over een cliëntvolgende administratie, waarin een verband kan worden gelegd tussen de geldige indicatiebesluiten van de Wlz-verzekerden, de in opdracht van Wlz-uitvoerders geleverde zorg en de betalingen aan zorgaanbieders die deze zorg geleverd hebben.\n De accountant onderzoekt of de Wlz-uitvoerder formele en materiële controles uitvoert met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving (Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving).\n De normenkaders op het gebied van formele controle, materiële controles en fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerder zijn opgenomen in de Regeling Controle en Administratie Wlz-uitvoerders. Deze regeling stelt voorwaarden en voorschriften voor de uitvoering van administratie en controle door Wlz-uitvoerders, om de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz te bevorderen.\n In deze regeling zijn de te hanteren betrouwbaarheids- en nauwkeurigheidspercentage vermeld zoals deze door de Wlz-uitvoerder gehanteerd dienen te worden.\n De accountant hanteert de Leidraad inspanningsverplichting contra-indicaties ten aanzien van rechtmatige betalingen zorgkantoren inzake pgb-Wlz als normenkader bij zijn controle. Eventuele aanvullingen, aanpassingen of addenda die toezien op de verantwoording over 2021 neemt de accountant mee in zijn controle, voor zover de NZa deze onderschreven heeft.\n De accountant is niet verplicht om zijn oordeel over de materiële controle statistisch te onderbouwen. Een kwalitatieve, in het dossier vastgelegde onderbouwing ervan is ook mogelijk.\n De accountant stelt vast dat de Wlz-uitvoerder de van de zorgaanbieders ontvangen nacalculatieformuleren toetst voor wat betreft de geleverde productie, de gehanteerde tarieven en de overige informatie op deze formuleren. Hiertoe beoordeelt hij de administratieve organisatie en interne beheersing rondom het nacalculatieproces. Indien de accountant aanwijzingen krijgt dat de toetsing door de Wlz-uitvoerder gebreken vertoont, of indien de accountant van een zorgaanbieder een andere dan goedkeurende verklaring bij het nacalculatieformulier heeft afgegeven, bepaalt hij het effect hiervan op zijn oordeel over de rechtmatigheid van de schaden. Dit kan impliceren dat hij de aan de betreffende nacalculatieformulieren verbonden schadelast als onrechtmatig moet aanmerken.\n In overeenstemming met het gesloten convenant worden de zorgkosten (voor zorg in natura) in het verslagjaar volledig in aanmerking genomen bij de Wlz-uitvoerder die de taken daadwerkelijk heeft uitgevoerd.\n Van de accountant wordt geen medisch-inhoudelijke toetsing op dossiers verwacht. Dit zou ook in strijd zijn met de bepalingen van de AVG omdat deze bijzondere persoonsgegevens bevatten.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2\n Het toerekenen van beheerskosten\n \n Op grond van artikel 4.3.1 van de Wlz maakt de Wlz-uitvoerder in zijn financieel verslag onderscheid tussen beheerskosten en de kosten van verstrekking van zorg en vergoedingen (schades). Op grond van artikel 4.6 van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) mag de Wlz-uitvoerder geen onverantwoorde uitgaven ten laste van het beheerskostenbudget brengen, tenzij de NZa anders besluit.\n De accountant stelt vast of de Wlz-uitvoerder aan onderstaande punten heeft voldaan.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.1\n Beheerskostenbudget\n \n De Wlz-uitvoerders ontvangen op basis van door Zorginstituut Nederland vastgestelde rekenregels (Besluit Wfsv, artikelen 4.4 en 4.5) een beheerskostenbudget.\n De accountant stelt vast dat het verantwoorde beheerskostenbudget Wlz in het financieel verslag overeenstemmen met de beschikkingen van Zorginstituut Nederland, de herverdeling via de clearinghouse-constructie van ZN en de gemaakte afspraken in het convenant.\n De methodiek voor de toerekening van de budget beheerskosten aan de Wlz-uitvoerder voldoet aan de gestelde criteria in de Beleidsregel Normenkader Wlz-uitvoerder.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.2\n Rechtmatige beheerskosten\n \n De aan een Wlz-uitvoerder (binnen de groep waarvan hij deel uitmaakt) toegerekende beheerskosten zijn rechtmatig als deze in ieder geval juist, volgens een bestendige gedragslijn16Met bestendige gedragslijn wordt de grondregel bedoeld, dat gelijksoortige posten op gelijke wijze worden toegerekend binnen één boekingsperiode, evenals van periode tot periode. en op basis van consistente verdeelsleutels17Met consistente verdeelsleutel wordt bedoeld dat er samenhang is tussen de gehanteerde verdeelsleutels en dat hij niet tegenstrijdig is met voorgaande jaren. zijn toegerekend aan de Wlz-uitvoerders. De beheerskosten moeten zijn gemaakt voor de uitvoering van de Wlz en in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving. De Wlz-uitvoerder zet het budget in voor zijn beheerskosten, verband houdende met de uitvoering van de Wlz.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.3\n Budgetresultaat\n \n In overeenstemming met het gesloten convenant wordt het budgetresultaat in het verslagjaar volledig in aanmerking genomen bij de Wlz-uitvoerder die de taken daadwerkelijk heeft uitgevoerd.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.4\n Wettelijke reserve\n \n Het budgetresultaat voor alle door de Wlz-uitvoerder uitgevoerde taken komt ten laste of ten gunste van de wettelijke reserve.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.5\n Maximale stand wettelijke reserve en negatieve reserve\n \n In artikel 4.6 van het Besluit Wfsv is bepaald dat een Wlz-uitvoerder een reserve uitvoering Wlz aanhoudt. De wettelijke reserve uitvoering Wlz ultimo enig jaar van de Wlz-uitvoerder mag maximaal twintig procent van het beheerskostenbudget bedragen, zoals bedoeld in artikel 4.4 van het Besluit Wfsv. Indien Zorginstituut Nederland vaststelt dat de wettelijke reserve het gestelde maximum te boven gaat, dient de Wlz-uitvoerder het door Zorginstituut Nederland vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in het Fonds langdurige zorg (Flz) te storten. Dit is geregeld in artikel 4.6 van het Besluit Wfsv. De accountant stelt vast dat de hoogte van de wettelijke reserve in het financieel verslag niet boven het gestelde maximum komt.\n In het geval de Wlz-uitvoerder ultimo boekjaar over een negatieve wettelijke reserve beschikt, stelt de accountant vast dat de Wlz-uitvoerder maatregelen18Maatregelen kunnen allerlei activiteiten betreffen die worden uitgevoerd om de negatieve wettelijke reserve om te buigen. heeft genomen om deze negatieve wettelijke reserve om te buigen naar een positieve wettelijke reserve.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.2.6\n Rendement wettelijke reserve\n \n De Wlz-uitvoerder moet een redelijk rendement toerekenen over de wettelijke reserve. In artikel 4.6 van het Besluit Wfsv is bepaald dat Zorginstituut Nederland bepaalt welk percentage rente de Wlz-uitvoerder over de reserve geacht wordt te maken.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 4.3\n Buitenlandzorg\n \n Relevant bij buitenlandzorg zijn:\n \n \n −\n De zorgkosten van wonen en tijdelijk verblijf in het buitenland op basis van de Regeling Hulp in bijzondere omstandigheden.\n \n \n −\n De kosten van Wlz-zorg in het buitenland zonder toepassing van een verordening of verdrag.\n \n \n De accountant stelt vast dat de Wlz-uitvoerder bij de vergoeding van kosten bij wonen en tijdelijk verblijf in het buitenland de geldende wet- en regelgeving in acht heeft genomen (Bijlage 1: Lijst met circulaires en wet- en regelgeving).\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 5\n Onderzoek van de prestatie-indicatoren\n \n Dit onderzoek heeft betrekking op de naleving van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren uit de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag. Het onderzoek kwalificeert als een Standaard 4400N opdracht. Dit betekent dat de accountant alleen onderzoeksbevindingen rapporteert en geen conclusie of oordeel geeft.\n De accountant onderzoekt hoe de criteria die weergegeven zijn in Bijlage 2 ‘Beschrijving resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz’ van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag zijn toegepast.\n De accountant stelt vast of de in het uitvoeringsverslag opgenomen resultaatgerichte prestatie-indicatoren:\n \n \n 1.\n aansluiten op de onderliggende registraties van de Wlz-uitvoerders en met documentatie onderbouwd zijn;\n \n \n 2.\n rekenkundig juist zijn berekend in overeenstemming met de definities genoemd in genoemde Bijlage 2.\n \n \n Van de accountant wordt uitdrukkelijk geen inhoudelijk oordeel verwacht ten aanzien van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren. Hij geeft de bevindingen van zijn onderzoek naar punt 1 en 2 weer in zijn rapport van feitelijke bevindingen volgens Standaard 4400N.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n 6\n Verklaring en rapportages\n \n \n 6.1\n Controleverklaring\n \n De accountant geeft een controleverklaring af bij het financieel verslag. In Bijlage 2: Specifieke punten controleverklaring, is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in de controleverklaring opgenomen dienen te worden. De strekking van het oordeel kan behalve goedkeurend ook met beperking, metoordeelonthouding of afkeurend zijn.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 6.2\n Accountantsverslag\n \n Naast de controleverklaring legt de accountant in een accountantsverslag zijn bevindingen vast van zijn onderzoek naar de getrouwheid van het financieel verslag en de rechtmatigheid van de in het financieel verslag opgenomen schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten.19Het onderzoek naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer zoals bedoeld in artikel 4.3.1 van de Wlz is geïntegreerd in de toetsingscriteria voor rechtmatigheid (hoofdstuk 4). 20De werkzaamheden van dit onderzoek zijn inclusief de beoordeling of de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerders is vereist.\n In het accountantsverslag neemt de accountant de volgende onderdelen op:\n \n \n 1.\n \n Onderbouwing oordeel van de controleverklaring\n \n De accountant rapporteert over:\n \n \n −\n bijzonderheden naar aanleiding van de controle van de posten van het financieel verslag;\n \n \n −\n of het financieel verslag is opgesteld in overeenstemming met de bijlage ‘Modellen financieel verslag’ behorende bij de regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag, betrekking hebbende op het controlejaar.\n \n \n \n \n 2.\n \n Rechtmatigheidsoverzicht\n \n De accountant neemt in het accountantsverslag een rechtmatigheidsoverzicht over het verslagjaar op.\n Bij het rechtmatigheidsoverzicht neemt de accountant een toelichting op van de oorzaak van de rechtmatigheidsfouten en onzekerheden.\n De accountant rapporteert over de juiste en volledige opvolging door de Wlz-uitvoerder van rechtmatigheidsfouten en onzekerheden in voorgaande verslagjaren.\n \n \n 3.\n \n Andere informatie\n \n De accountant vermeldt bij de bevindingen van zijn onderzoek of de opgenomen informatie in de andere informatie met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat en of de andere informatie alle informatie bevat die op grond van Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder is vereist.\n \n \n 4.\n \n Afwikkeling bevindingen voorgaand jaar NZa\n \n De accountant vermeldt zijn bevindingen van zijn onderzoek naar de op- en aanmerkingen van de NZa in haar rapportage over de financiële rechtmatigheid van voorgaand jaar.\n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n 6.3\n Rapport van feitelijke bevindingen\n \n Het rapport van feitelijke bevindingen betreft de rapportering over de feitelijke onderzoeksbevindingen van de accountant in het kader van overeengekomen specifieke werkzaamheden, in overeenstemming met Standaard 4400N21Deze standaard is te raadplegen op www.nba.nl..\n In het rapport van feitelijke bevindingen geeft de accountant zijn onderzoeksbevindingen weer over:\n Resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz\n De bevindingen uit het onderzoek naar de naleving van de criteria ter bepaling van de resultaatgerichte prestatie-indicatoren.\n In Bijlage 3: Specifieke punten rapport van feitelijke bevindingen, is een opsomming gegeven van minimale en specifieke punten die in het rapport van feitelijke bevindingen opgenomen dienen te worden.\n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n \n Bijlage\n 1\n Lijst met circulaires en wet- en regelgeving\n \n \n \n 1\n Verslaggeving\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wmg, Wlz (m.b.t. voorschriften voor verslaglegging door Wlz-uitvoerders)\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n Wlz-uitvoerder\n \n \n Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur {welke toeziet op het controlejaar}\n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Beheerskosten\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wet langdurige zorg (Wlz)\n \n \n \n \n Wlz-uitvoerder\n \n \n Convenant Wlz-uitvoerings- en verantwoordingsstructuur {welke toeziet op het controlejaar}\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit Wet financiering sociale verzekeringen\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz-uitvoerders Wlz\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit langdurige zorg (m.b.t reserve uitvoering Wlz)\n \n \n \n \n \n https://www.zorginstituutnederland.nl/verzekering/\n \n \n \n Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten {van de betreffende jaren}\n \n \n \n \n \n \n \n \n 3\n Schaden\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Controle en Administratie Wlz-uitvoerders\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Monitoring beschikkingen persoonsgebonden budget en uitgaven individueel aangepaste Wlz-hulpmiddelen\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Beleidsregel Budgettair kader Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Controleprotocol nacalculatie Wlz-zorgaanbieders\n (inclusief de hierin genoemde wet-en regelgeving)\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Normenkader Wlz-uitvoerder\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Regeling Transparantie Contracteerproces Wlz\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel controle kwaliteitskader door Wlz-uitvoerders\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus\n \n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus doorlopende kosten Wlz\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel continuïteitsbijdrage en meerkosten in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus\n \n \n \n \n \n www.nza.nl\n \n \n \n Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wet langdurige zorg\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n Besluit zorgaanspraken Wlz\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Regeling langdurige zorg\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit aanwijzing zorgkantoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Jaar/Circulairenummer/Bron\n \n \n Korte omschrijving inhoud circulaire\n \n \n \n \n \n \n Brief VWS\n 1744538-210132-LZ\n 16 september 2020\n \n \n Compensatie omzetderving voor leveranciers van Wlz- hulpmiddelen\n \n \n \n \n Brief VWS\n 1671406-203987-LZ\n 7 april september 2020\n \n \n Bevestiging afspraken maatregelen Wlz-pgb i.v.m. corona\n \n \n \n \n Brief VWS\n 1695256-205605-LZ\n 8 juni 2020\n \n \n Extra kosten corona Wlz in relatie tot het pgb-plafond\n \n \n \n \n Brief VWS\n 208210\n 17 juli 2020\n \n \n Oplossing kleinschalige pgb-wooninitiatieven (Wlz) in financiële nood\n \n \n \n \n \n \n \n \n 4\n Rentevergoeding Algemeen Fonds\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit Wet financiering sociale verzekeringen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 5\n Buitenland\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Wlz, Blz, Rlz\n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Regeling Hulp in bijzondere omstandigheden\n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n Overgangsregeling voor ex-AWBZ-verzekerden 2006\n \n \n \n \n \n \n \n \n 6\n Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bron/Vindplaats\n \n \n Korte omschrijving inhoud\n \n \n \n \n \n \n Wetten.overheid.nl\n \n \n \n Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming\n \n \n \n \n \n \n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Specifieke punten controleverklaring\n \n Dit betreft een rapportage conform NV COS 800 Bijzondere overwegingen – controles van financiële overzichten die zijn opgesteld in overeenstemming met stelsels voor bijzondere doeleinden.\n \n \n Ons oordeel\n \n In de paragraaf ‘Ons oordeel’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Naar ons oordeel:\n \n \n −\n geeft het Financieel verslag een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van [naam Wlz-uitvoerder] per 31 december 2021 en van het resultaat over 2021 in overeenstemming met de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder;\n \n \n −\n voldoen de in het financieel verslag verantwoorde schaden, bedrijfsopbrengsten en beheerskosten over 2021, in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen zoals limitatief opgesomd in bijlage 1 van het Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders met kenmerk [...].\n \n \n \n \n \n De basis voor ons oordeel\n \n In de paragraaf ‘De basis voor ons oordeel’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Protocol accountantsonderzoek Wlz-uitvoerders met kenmerk [...] vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het Financieel verslag’.\n \n \n \n Beperking in gebruik en verspreidingskring\n \n In de paragraaf ‘Beperking in gebruik en verspreidingskring’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Het financieel verslag is opgesteld voor de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland met als doel [naam Wlz-uitvoerder] in staat te stellen te voldoen aan de bepalingen van de Wlz en de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder. Hierdoor is de verantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor [naam Wlz-uitvoerder], de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.\n \n \n \n Andere informatie\n \n In de paragraaf ‘Andere informatie’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Naast het Financieel verslag en onze controleverklaring daarbij, omvatten de jaarstukken andere informatie, die bestaat uit:\n \n \n −\n het Uitvoeringsverslag;\n \n \n −\n de bestuursverklaringen.\n \n \n Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling uitvoeringsverslag en financieel verslag Wlz-uitvoerder en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij het Financieel verslag.\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Specifieke punten rapport van feitelijke bevindingen\n \n Dit betreft een rapportage conform NV COS 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden.\n \n \n Verantwoordelijkheden\n \n In de paragraaf ‘Verantwoordelijkheden’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n \n Voor zover het externe accountants betreft:\n \n Verder hebben wij de onafhankelijkheidsregels van de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (ViO) in acht genomen. Daarbij hebben wij rekening gehouden met de bepalingen en begripsomschrijvingen in de Regeling Uitvoeringsverslag en Financieel verslag Wlz-uitvoerder 2021 (TH/NR-023).\n \n \n \n Werkzaamheden en bevindingen\n \n In paragraaf ‘Werkzaamheden en bevindingen’ dient te worden opgenomen dat in overeenstemming met de opdrachtvoorwaarden en conform hoofdstuk 5 van dit protocol een onderzoek uitgevoerd is naar de resultaatgerichte prestatie-indicatoren Wlz. De accountant vermeldt de bevindingen van zijn onderzoek zoals uitgewerkt in hoofdstuk 5 van dit protocol.\n \n \n \n Beperking in het gebruik en verspreidingskring\n \n In de paragraaf ‘Beperking in het gebruik en verspreidingskring’ moet ten minste de volgende specifieke alinea worden opgenomen:\n Bij het opstellen van deze rapportage is rekening gehouden met de verwachtingen van de beoogde gebruikers. Daarom is deze rapportage alleen bestemd voor [naam Wlz-uitvoerder], Nederlandse Zorgautoriteit en Zorginstituut Nederland. U kunt deze rapportage niet aan anderen afgeven zonder onze toestemming, tenzij wettelijke voorschriften anders bepalen.\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022\n \n202268021-01-2022202268021-01-202222-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046224/manifest.xml", "content": "2022-01-222022-01-01tot-en-met2022-01-25T07:16:44+01:002024-06-11T06:19:56+02:00BWBR0046224.WTI2024-01-222022-01-229999-12-312022-01-229999-12-312022-01-25T07:18:58+01:002022-01-25T07:18:58+01:002253636efd401c57dc3b130a1da8c0e3f514e1f248b551dd8489b347fe3d479e8a8d30b3f9d668c8fc4bef256477153de1997207af6f5e6321055afc676c33e0f0ca8c2022-01-012022-01-212022-01-229999-12-312022-01-25T07:18:58+01:002022-01-25T07:18:58+01:0027675414bdaa39c5944761ab4eed4a78cd7d63d8fea3b187f6bc76008a56a36317bf4559fdbebb64f24ae715e21fde3161ac9c1d5332624c060cb442cd84d1214672c4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2019-01-02_1/xml/BWBR0046225_2019-01-02_1.xml", "content": "\n \n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n Artikel\n 2\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-201901-01-2019Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2019.De terugwerkende kracht betreft het tweede lid.\n Artikel\n 4\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 5\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n Artikel\n 6\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n §\n 3\n Vervanging\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2020-07-01_1/xml/BWBR0046225_2020-07-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n f.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organi-sation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n m.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-201901-01-2019Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2019.De terugwerkende kracht betreft het tweede lid.01-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het voeren van (hoger) beroeps- en voorlopige voorzieningenprocedures.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 1227, datum inwerkingtreding 22-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2022-01-22_0/xml/BWBR0046225_2022-01-22_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n f.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organi-sation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n m.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-2019\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het voeren van (hoger) beroeps- en voorlopige voorzieningenprocedures.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2022-04-02_0/xml/BWBR0046225_2022-04-02_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n f.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organi-sation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n m.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-2019\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n2022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/27302022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/273002-04-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse\n Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur\n en Voedselkwaliteit 2019 in plaats van het Besluit ondermandaat,\n volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van\n het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-05-01_0/xml/BWBR0046225_2023-05-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n f.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organi-sation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n m.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-2019\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n2022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/27302022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/273002-04-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse\n Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur\n en Voedselkwaliteit 2019 in plaats van het Besluit ondermandaat,\n volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van\n het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-05-01_1/xml/BWBR0046225_2023-05-01_1.xml", "content": "BWBR0046225_2023-05-01_0\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n f.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organi-sation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n m.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-05-2023Stcrt. 2023, 20402, datum inwerkingtreding 26-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2023.In dit besluit wordt verstaan onder:a.de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;b.de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;c.de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;d.de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;e.de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteitf.de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;g.de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;h.de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;i.de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;j.de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;k.de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;l.dit onderdeel is nog niet in werking getreden;m.de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;n.de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;o.de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;p.de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-01-201901-05-2023Stcrt. 2023, 20402, datum inwerkingtreding 26-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2023.1Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.3Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:a.het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;b.het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;c.het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;d.het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;e.het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;f.het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;g.het inlenen van uitzendkrachten;h.het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;i.het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;j.het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;k.het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;l.het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;m.het accorderen van P-Direkt aanvragen;n.het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;o.het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;p.het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de directieraad vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-05-2023Stcrt. 2023, 20402, datum inwerkingtreding 26-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2023.Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n2022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/27302022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/273002-04-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse\n Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur\n en Voedselkwaliteit 2019 in plaats van het Besluit ondermandaat,\n volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van\n het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-202001-05-2023Stcrt. 2023, 20402, datum inwerkingtreding 26-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2023.1De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.2De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.3De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-07-26_0/xml/BWBR0046225_2023-07-26_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n dit onderdeel is nog niet in werking getreden;\n \n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleider van het team Bezwaar en beroep van de divisie Juridische zaken wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n2022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/27302022877701-04-202218-03-2022NVWA/2022/273002-04-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse\n Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur\n en Voedselkwaliteit 2019 in plaats van het Besluit ondermandaat,\n volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van\n het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-08-01_0/xml/BWBR0046225_2023-08-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-08-01_1/xml/BWBR0046225_2023-08-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.Onder verlettering van de onderdelen m tot en met q, tot n tot en met r, is een nieuw onderdeel toegevoegd:m.de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.1Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.2Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-10-01_0/xml/BWBR0046225_2023-10-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-10-01_1/xml/BWBR0046225_2023-10-01_1.xml", "content": "BWBR0046225_2023-10-01_0\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-10-2023Stcrt. 2023, 32665, datum inwerkingtreding 05-12-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2023.q. CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020Artikel6a1Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.2De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202301-10-2023Stcrt. 2023, 32665, datum inwerkingtreding 05-12-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2023.Het artikel is nieuw toegevoegd.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-10-01_2/xml/BWBR0046225_2023-10-01_2.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n \n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-10-2023Stcrt. 2023, 32665, datum inwerkingtreding 05-12-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2023.q. CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.01-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.Onder verlettering van de onderdelen m tot en met q, tot n tot en met r, is een nieuw onderdeel toegevoegd:m.de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.1Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.2Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020Artikel6a1Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.2De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202301-10-2023Stcrt. 2023, 32665, datum inwerkingtreding 05-12-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2023.Het artikel is nieuw toegevoegd.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-12-05_0/xml/BWBR0046225_2023-12-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n q.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2023-12-05_1/xml/BWBR0046225_2023-12-05_1.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n q.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.Onder verlettering van de onderdelen m tot en met q, tot n tot en met r, is een nieuw onderdeel toegevoegd:m.de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.1Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.2Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2024-09-01_0/xml/BWBR0046225_2024-09-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n q.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2024-09-01_1/xml/BWBR0046225_2024-09-01_1.xml", "content": "BWBR0046225_2024-09-01_0\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n q.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.Onder verlettering van de onderdelen m tot en met q, tot n tot en met r, is een nieuw onderdeel toegevoegd:m.de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;01-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.c.de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;Onder verlettering van de onderdelen q en r (nieuw), tot r en s, zijn de onderdelen p en q komen te luiden:p.de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling toezicht Roodvlees: de inspecteurs en senior inspecteurs bij de afdeling Import bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Exportcertificering op locatie bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Toezicht Pluimvee bij de directie Slachttoezicht en bij de afdeling Toezicht Roodvlees bij de directie Slachttoezicht;q.de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand: de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand bij de directie Handelstoezicht die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling Toezicht Roodvlees, de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.1Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.2Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, is een lid ingevoegd:3De uit dit besluit voor de directeur Handelstoezicht en de directeur Slachttoezicht, voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde de andere in dit lid genoemde functionaris.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2024-09-01_2/xml/BWBR0046225_2024-09-01_2.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand: senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n p.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n q.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.Onder verlettering van de onderdelen m tot en met q, tot n tot en met r, is een nieuw onderdeel toegevoegd:m.de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;01-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.c.de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;Onder verlettering van de onderdelen q en r (nieuw), tot r en s, zijn de onderdelen p en q komen te luiden:p.de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling toezicht Roodvlees: de inspecteurs en senior inspecteurs bij de afdeling Import bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Exportcertificering op locatie bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Toezicht Pluimvee bij de directie Slachttoezicht en bij de afdeling Toezicht Roodvlees bij de directie Slachttoezicht;q.de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand: de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand bij de directie Handelstoezicht die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2025, 4143, datum inwerkingtreding 06-02-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.2Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de senior inspecteurs bij de divisie Veterinair en Import en de afdeling Certificeren op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling Toezicht Roodvlees, de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n \n Artikel\n 5\n \n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures.\n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287701-08-202301-08-2023Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2023.1Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.2Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2024, 33034, datum inwerkingtreding 12-10-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, is een lid ingevoegd:3De uit dit besluit voor de directeur Handelstoezicht en de directeur Slachttoezicht, voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde de andere in dit lid genoemde functionaris.2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2024-10-12_0/xml/BWBR0046225_2024-10-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n p.\n \n de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling toezicht Roodvlees: de inspecteurs en senior inspecteurs bij de afdeling Import bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Exportcertificering op locatie bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Toezicht Pluimvee bij de directie Slachttoezicht en bij de afdeling Toezicht Roodvlees bij de directie Slachttoezicht;\n \n \n q.\n \n de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand: de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand bij de directie Handelstoezicht die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n r.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n s.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling Toezicht Roodvlees, de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-2024\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.\n \n \n 2\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de directeur Handelstoezicht en de directeur Slachttoezicht, voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde de andere in dit lid genoemde functionaris.\n \n \n 4\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-20242022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2024-10-12_1/xml/BWBR0046225_2024-10-12_1.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n p.\n \n de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling toezicht Roodvlees: de inspecteurs en senior inspecteurs bij de afdeling Import bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Exportcertificering op locatie bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Toezicht Pluimvee bij de directie Slachttoezicht en bij de afdeling Toezicht Roodvlees bij de directie Slachttoezicht;\n \n \n q.\n \n de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand: de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand bij de directie Handelstoezicht die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n r.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n s.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Keuren en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.10, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.8, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n20232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287720232040225-07-202310-07-2023TRCVWA/2023/287726-07-202301-05-202301-09-2024Stcrt. 2025, 4143, datum inwerkingtreding 06-02-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2024.2Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling Toezicht Roodvlees, de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-2024\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.\n \n \n 2\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de directeur Handelstoezicht en de directeur Slachttoezicht, voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde de andere in dit lid genoemde functionaris.\n \n \n 4\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-20242022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/2025-02-06_0/xml/BWBR0046225_2025-02-06_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 december 2021, nr. NVWA/2022/457, houdende verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 20222022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, eerste en derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019;\n Gelet op de schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, d.d. 3 juni 2021, kenmerk PSG-DB / 21150746;\n \n \n Besluit:\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n b.\n \n de plaatsvervangend inspecteur-generaal: de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n c.\n \n de directeuren: de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie, de directeur Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek, de directeur Inlichtingen & Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n d.\n \n de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie: de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n e.\n \n de Chief Nature and Environment Officer: de Chief Nature and Environment Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n \n f.\n \n de Chief Veterinary Inspector: de Chief Veterinary Inspector van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n g.\n \n de Chief Food Safety Officer: de Chief Food Safety Officer van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n h.\n \n de Director National Plant Protection Organisation: de Director National Plant Protection Organisation van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n i.\n \n de divisiehoofden: de divisiehoofden van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit;\n \n \n j.\n \n de afdelingshoofden: de afdelingshoofden van een directie of divisie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n k.\n \n de teamleiders: de teamleiders van een directie, divisie of afdeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n l.\n \n de teamleiders Bezwaar en Beroep: de teamleiders van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n m.\n \n de juristen Bezwaar en Beroep: de juristen van team Bezwaar en Beroep 1 en van team Bezwaar en Beroep 2, van de divisie Juridische Zaken, directie Strategie, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n n.\n \n de inspecteurs van de afdeling Dier: de inspecteurs van de afdeling Dier van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n o.\n \n de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur: de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur van de divisie Inspectie, directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n p.\n \n de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling toezicht Roodvlees: de inspecteurs en senior inspecteurs bij de afdeling Import bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Exportcertificering op locatie bij de directie Handelstoezicht, bij de afdeling Toezicht Pluimvee bij de directie Slachttoezicht en bij de afdeling Toezicht Roodvlees bij de directie Slachttoezicht;\n \n \n q.\n \n de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand: de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand bij de directie Handelstoezicht die toezichthoudend dierenarts, dan wel senior toezichthoudend dierenarts zijn;\n \n \n r.\n \n de liaison agressie en geweld: de liaison agressie en geweld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n s.\n \n CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid.\n \n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-20232022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 2\n Taakverdeling\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling betreffende de volgende aangelegenheden:\n \n \n a.\n aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een directeur, divisiehoofd, afdelingshoofd of teamleider;\n \n \n b.\n aangelegenheden op het werkterrein van een directeur of divisiehoofd:\n \n \n 1°.\n ten aanzien waarvan de inspecteur-generaal in een incidenteel geval mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld, of\n \n \n 2°.\n die door een directeur of divisiehoofd aan de inspecteur-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de inspecteur-generaal door een andere directeur of divisiehoofd moeten worden behandeld.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Tot de in het eerste lid, onder a bedoelde aangelegenheden op het gebied van personeel behoren in elk geval:\n \n \n a.\n het verlenen van langdurig verlof als bedoeld in paragraaf 4.6 van de CAO Rijk;\n \n \n b.\n het opdragen van een andere functie;\n \n \n c.\n het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;\n \n \n d.\n het toekennen van een hogere salarisschaal;\n \n \n e.\n het toekennen van beloningen, anders dan genoemd in artikel 3, eerste tot en met het vijfde lid;\n \n \n f.\n het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;\n \n \n g.\n het treffen van orde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk van 15, van de CAO Rijk;\n \n \n h.\n het toekennen van een terugkeergarantie;\n \n \n i.\n het afnemen van de eed en belofte van directeuren.\n \n \n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, de divisiehoofden, de afdelingshoofden en de teamleiders wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, met dien verstande dat het aangaan van financiële verplichtingen het door de inspecteur-generaal vastgestelde bedrag niet te boven gaat.\n \n \n 2\n Aan de plaatsvervangend inspecteur-generaal, de directeur Strategie, de directeur Handhaven, de directeur Slachttoezicht, de directeur Handelstoezicht en de directeur Interne Organisatie wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het afnemen van de ambtseed en -belofte van medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de directeuren, de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie, en de divisiehoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;\n \n \n b.\n het toekennen van de salarisschaal aan medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;\n \n \n c.\n het aangaan van een interdepartementale detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd;\n \n \n d.\n het toekennen van een toelage in verband met het werken op ongebruikelijke uren, met uitzondering van het vaststellen van een afwijkende dan wel aanvullende regeling als bedoeld in paragraaf 7.1, van de CAO Rijk;\n \n \n e.\n het nemen van beslissingen inzake overwerk als bedoeld in paragraaf 7.6, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het verlenen van buitengewoon verlof van lange duur, al dan niet met behoud van maandinkomen als bedoeld in hoofdstuk 4, van de CAO Rijk, behoudens verlof als bedoeld in paragraaf 4.6;\n \n \n g.\n het inlenen van uitzendkrachten;\n \n \n h.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.4, van de CAO Rijk;\n \n \n i.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n j.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n k.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n l.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n m.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n n.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor binnen- en buitenlandse dienstreizen;\n \n \n o.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n p.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 4\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden, ieder voor zich, voor de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het inlenen van uitzendkrachten en stagiairs;\n \n \n b.\n het toekennen van een toelage in verband met het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie als bedoeld in paragraaf 7.4, van de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van een salarisverhoging binnen de functionele schaal als bedoeld in paragraaf 6.2, van de CAO Rijk;\n \n \n d.\n het accorderen dat een medewerker afwijkt van de maximaal over te boeken vakantieaanspraken;\n \n \n e.\n het verlenen van ouderschaps- of adoptieverlof als bedoeld in hoofdstuk 5, van de CAO Rijk;\n \n \n f.\n het opleggen van een verplichting tot het volgen van scholing;\n \n \n g.\n het accorderen van P-Direkt aanvragen;\n \n \n h.\n het goedkeuren van reiskostendeclaraties voor dienstreizen binnen en buiten de Europese Unie;\n \n \n i.\n het toekennen van blijken van waardering als bedoeld in het Beleidskader Extra Belonen sector Rijk;\n \n \n j.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 5\n Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt aan de teamleiders, ieder voor zich, met betrekking tot de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor:\n \n \n a.\n het accorderen van tijdschrijfregistraties;\n \n \n b.\n het verlenen van verlof en kort buitengewoon verlof;\n \n \n c.\n het accorderen van IKB-aanvragen;\n \n \n d.\n het goedkeuren van de registraties in P-Direkt (in dienst / uit dienst) van ingehuurde medewerkers;\n \n \n e.\n het goedkeuren van roosterwijzigingen(arbeidsmodaliteit) en reiskostendeclaraties (reiskosten binnenland en incidentele reizen woon-werkverkeer);\n \n \n f.\n het doen van aangifte bij de politie van strafbare feiten die zijn begaan jegens onder hen ressorterende medewerkers;\n \n \n g.\n het werven en selecteren van interne en externe sollicitanten voor de vervulling van vacatures.\n \n \n \n \n 6\n De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde besluiten, beslissingen en overige handelingen betreffen medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt.\n \n2025414305-02-202528-01-2025NVWA/2025/0100068532025414305-02-202528-01-2025NVWA/2025/01000685306-02-202501-09-2024\n \n Artikel\n 4\n \n Aan de Chief Nature and Environment Officer, Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation, de inspecteurs bij de afdeling Import, bij de afdeling Exportcertificering op locatie, bij de afdeling Toezicht Pluimvee en bij de afdeling Toezicht Roodvlees, de senior inspecteurs bij de afdeling Exportcertificering op afstand, de inspecteurs van de afdeling Dier, de inspecteurs van de afdeling Plant, vis, EU en natuur en de liaison agressie en geweld wordt, ieder voor zich, ondermandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden op hun werkterrein.\n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-2024\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken en de teamleiders Bezwaar en Beroep wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen en intrekken van hoger beroep, het aantekenen van verzet en het aanvragen van voorlopige voorzieningen, alsmede het intrekken hiervan.\n \n \n 2\n Aan de directeur Strategie, het divisiehoofd Juridische Zaken, de teamleiders Bezwaar en Beroep en de juristen Bezwaar en Beroep, wordt, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar-, beroep- en hoger beroepschriften, verzetschriften en verzoeken om voorlopige voorzieningen, waaronder het indienen van verweerschriften en vertegenwoordiging op zitting.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-08-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Aan de liaison agressie en geweld wordt machtiging verleend tot het vertegenwoordigen van de NVWA ter zitting bij de strafrechter, dan wel ter zitting bij de raadkamer ten behoeve van de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12, van het Wetboek van Strafvordering.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 6a\n \n \n 1\n Aan de algemeen directeur van het CJIB wordt ondermandaat en machtiging verleend voor het opmaken en uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen tegen dwangbevelen en het treffen van betalingsregelingen.\n \n \n 2\n De algemeen directeur van het CJIB kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.\n \n20233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525205-12-202301-10-202320233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220233266504-12-202320-11-2023TRCVWA/2023/525220-11-2023\n \n \n §\n 3\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De uit dit besluit voor de directeur Interne Organisatie, voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op de plaatsvervangend directeur Interne Organisatie met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, tweede lid.\n \n \n 2\n De uit dit besluit voor de directeur Strategie voortvloeiende bevoegdheden gaan ingeval van afwezigheid over op zijn plaatsvervanger.\n \n \n 3\n De uit dit besluit voor de directeur Handelstoezicht en de directeur Slachttoezicht, voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde de andere in dit lid genoemde functionaris.\n \n \n 4\n De uit dit besluit voor de Chief Nature and Environment Officer de Chief Veterinary Inspector, de Chief Food Safety Officer, de Director National Plant Protection Organisation voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid, ieder voor zich, over op zijn plaatsvervanger, zijnde één van de in dit lid genoemde functionarissen.\n \n20243303411-10-202402-10-20242024-01006822920243303411-10-202402-10-20242024-01006822912-10-202401-09-20242022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat, volmacht en machtiging is verleend.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019 wordt ingetrokken.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020, en werkt ten aanzien van artikel 3, tweede lid terug tot 1 januari 2019.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n Artikel\n 11\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022.\n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-20202022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 6 december 2021\n \n \n \n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020\n \n2022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/4572022122721-01-202206-12-2021NVWA/2022/45722-01-202201-07-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046225/manifest.xml", "content": "2022-01-222019-01-01tot2022-01-25T07:16:44+01:002025-02-06T06:29:30+01:00BWBR0046225.WTI2022-01-222022-04-012022-01-229999-12-312022-01-25T07:18:59+01:002022-04-06T06:19:44+02:00685355a5ac49ab12b6d11db875b32ac36904643f58987f1325e375644f81228028ad4bc3104eb68e5dcfd89e333e5e27b53545c0be305290c7cf378ff6ffe7cdd18e02020-07-012022-01-212022-01-229999-12-312022-01-25T07:18:59+01:002022-01-25T07:18:59+01:00786246e07acfec587e1d9e1b5a15db51c1f6a3301b348b0cf716de77d85c3875b9bb0564a127ebe5530d6834e47920278d760471abd423108bc210688db9805b2b3ce2019-01-022020-06-302022-01-229999-12-312022-01-25T07:18:59+01:002022-01-25T07:18:59+01:00291788dca432f0691ad80994370eee40e17c5e10b347f5d54b9e796998d3e0a1b7f587b3143e762ebe0a2b68d3b5f1cb4f6b9e70604432c3f07fe9b0711d87273e51f2022-04-022023-04-302022-04-029999-12-312022-04-06T06:19:44+02:002023-07-29T07:22:43+02:006890559205e1bd4f609839f55c32c059eae862aaa6268c85db3f747f1c5a6bdcf1f2f87adcbaee6dc2fdb2059bc0b9d8b7253c120f8929d77b27c2878d1d8dd49a02a2023-07-262023-07-312023-07-269999-12-312023-07-29T07:22:43+02:002023-08-01T06:20:27+02:00717313da637101a6fac289a0ff4d6b696272a8aa3a325c72e3adc3fd0da60d6e3f880bafea5e3ce32395842c9da3941ba50b79a79ce11ffb51c53393cfa3834ee552f2023-05-012023-07-252023-07-269999-12-312023-07-29T07:22:42+02:002023-07-29T07:22:42+02:0078706b183da62a3ed4e13120dee5f3ea241fae3fd0c3b4fb1d4259a5d321f0557f424d16fbf3a931e3f0ada411658d766a7325fb1146fba7e5f6f16bc88a1136514b22023-05-012023-07-252022-04-022023-07-252023-07-29T07:22:43+02:002023-07-29T07:22:43+02:0068905afcacf9505f04f7c963a23e8ddcb714b67db9fd4482c267d47c3560cf392191e06c248bdb22770df2b31b6aa0ada0016767134c15b1a7382e6d4b05fb35c63e32023-08-012023-09-302023-08-012024-10-112023-08-01T06:20:27+02:002024-11-21T13:17:14+01:0071281b7ddc04a906efe50f351e814a2e499c4fb5dc0da1646149698d1fefb6c8be219211ad0701b224c0105a72676ef190a574710e88e47540a14666b47950b24b6662023-10-012023-12-042023-08-012023-12-042023-12-05T06:50:55+01:002023-12-05T06:50:55+01:0071281ed177bf5915b6ec1f7f7cd0862bb61917b218560dab72f3b8e454d5bcbea7ebc44e43e1680cf1a7b305a91524a8f2dd1d89a2b4fc9547dd6ab6c44c6f87c89a22023-12-052024-08-312023-12-052024-10-112023-12-05T06:50:54+01:002024-11-21T13:17:16+01:0074742ab6df503e1647180b3143173b465c46579475a187f059460ec4bfdd0326f77842b025c3d51999e8b627bd484ef856b1fb7733b564e374a5e01f4cbe746b735bb2023-10-012023-12-042023-12-052024-10-112023-12-05T06:50:55+01:002024-11-21T13:17:17+01:007543626131974935d588cc0794ee78cd87c51fad2f8036948af241758d89944a2ac712ebe4a5acbc45f15fdecf8591ddcf952055a7e9da7ce7bfacee3c40c0ed547b62023-08-012023-09-302024-10-129999-12-312024-11-21T13:17:15+01:002024-11-21T13:17:15+01:007359346c6595e5fa9cc2e8678b8e54fee853d3be4f0cd5e3253da21bf60577a1a884342a0e04b91a652b7cbdbfbd90e0ad626f4c1a08979c127f2278b0a21410569202023-10-012023-12-042024-10-129999-12-312024-11-21T13:17:15+01:002024-11-21T13:17:15+01:0077651c9391e115f2ace883f674446d1fef8e7879018cdd21c2432e859559285800f04886da4ffd4eb31250056bb9a66afcb31551d8a9f1eda30a3912eaedf4814db132023-12-052024-08-312024-10-129999-12-312024-11-21T13:17:15+01:002024-11-21T13:17:15+01:0077054dbbe6e7102646661a602d73d5d8867e958f33128d48bac7375fed89836e5d1162a324fa03ec1353465f9f2c44788bc586adfb701f5e1d376539dbe7de9e1bb232024-09-012024-10-112024-10-122025-02-052024-11-21T13:17:17+01:002025-02-06T06:30:02+01:00809330c0924759b97ceafa40703dd2291bc3267cd016751a7a74a86cc761917593ebb3b8e67ee8feadf9734fba2506c9906c60632bd100f825bdaff9316dee874d85a2024-10-122025-02-052024-10-122025-02-052024-11-21T13:17:14+01:002025-02-06T06:30:02+01:0077891ee9973bf98b4496e26695ebdbff1e93e63c83ee0129d78b889feaddda5cb5cfe332e0c7cda60248336b175f9733c0ea10c4f93fe66e9a1b6a30237f5038664bf2024-09-012024-10-112023-12-052024-10-112024-11-21T13:17:16+01:002024-11-21T13:17:16+01:0074742f0ca2b9626dc388000b0762087bf7363e2bdbe547c025f1d533aa8e843cd4d58bc99096a72ec2287c403a5ac9cdce9e056afcc23b179a28bc038e7e665389da82024-09-012024-10-112025-02-069999-12-312025-02-06T06:30:01+01:002025-02-06T06:30:01+01:00818069f158318d63fa1bbc08154c483729ffa646558f2c1ea93df01d7242590987300059e5bea7efcd42e3ee20285cc222bae531ea9e54350ee64dcc6633b5b5f4bca2025-02-069999-12-312025-02-069999-12-312025-02-06T06:30:01+01:002025-02-06T06:30:01+01:007792965a338973669d899fa9f173ecffc3aad4b9b7f9fdda4c6835faf5dbfe1eeb6178ec92aa0c88c8d92917720fd13c688046444122d492a906660830123d23b1ae72024-10-122025-02-052025-02-069999-12-312025-02-06T06:30:02+01:002025-02-06T06:30:02+01:00788069409caa75393c8510e745ed8f48cf31ee76ffcb57c200af204d81581bf03be58a32b8f13c2e2f248241321de3e9b46f17a4164699b66b1e704b23b5f2b46373b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046226/2022-01-13_0/xml/BWBR0046226_2022-01-13_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 januari 2022, nr. WJZ/22015866, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Nieuwerbrug (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 2022)2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 20222022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidwetgeving”) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidwetgeving”) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de Minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.113 januari 2022, 21:45 uur.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 2022.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 13 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Nieuwerbrug\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Nieuwerbrug\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising A12/ Winterdijk, Winterdijk volgen in noordelijke richting tot aan Brugweg.\n \n \n 2.\n Brugweg volgen in westelijke richting tot aan N207.\n \n \n 3.\n N207 volgen in noordelijke richting overgaand in N406 tot aan Kerkweg.\n \n \n 4.\n Kerkweg volgen in oostelijke richting overgaand in Zevenhovenseweg overgaand in Stationsweg tot aan Molenweg.\n \n \n 5.\n Molenweg volgen in zuidelijke richting overgaand Noordse Dorpsweg overgaand in Uitweg tot aan Korte Meentweg.\n \n \n 6.\n Korte meentweg volgen in oostelijke richting overgaand in lange Meentweg tot aan N212.\n \n \n 7.\n N212 volgen in zuidelijke richting tot aan N401.\n \n \n 8.\n N401 volgen in oostelijke richting tot aan Portengen.\n \n \n 9.\n Portengen volgen in zuidelijke richting overgaand in Gieltjesdorp overgaand in Rundijk overgaand in Breudijk tot aan Appellaan.\n \n \n 10.\n Appellaan volgen in zuidelijke richting overgaand in De Jongheerlaan tot aan Dopsstraat.\n \n \n 11.\n Dorpsstraat volgen in oostelijke richting tot aan Kerkweg.\n \n \n 12.\n Kerkweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Raadhuislaan overgaand in Reijerscopse overgang overgaandin Reijerscop tot aan Blindenweg.\n \n \n 13.\n Blindenweg volgen in zuidelijke richting tot aan Hollandsche IJssel.\n \n \n 14.\n Hollandsche IJssel volgen in westelijke richting tot aan N204.\n \n \n 15.\n N204 volgen in zuidelijke richting tot aan Benedeneind noordzijde.\n \n \n 16.\n Benedeneind noordzijde volgen in westelijke richting overgaand in Noordzijdseweg overgaand in Dorp overgaand in Slangeweg tot aan West Vlisterdijk.\n \n \n 17.\n West Vlisterdijk volgen in noordelijke richting tot aan Schenkelweg.\n \n \n 18.\n Schenkelweg volgen in oostelijke richting overgaand in Schenkel (water) tot aan N207.\n \n \n 19.\n N207 volgen in noordelijke richting tot aan Gouwse kanaal.\n \n \n 20.\n Gouwse kanaal volgen in noordelijke richting overgaand in Gouwe tot aan A12.\n \n \n 21.\n A12 volgen in oostelijke richting tot aan Winterdijk.\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046226/2022-02-05_0/xml/BWBR0046226_2022-02-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 januari 2022, nr. WJZ/22015866, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Nieuwerbrug (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 2022)2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 20222022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidwetgeving”) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidwetgeving”) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022459016-02-202204-02-2022WJZ/220443572022459016-02-202204-02-2022WJZ/2204435705-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022459016-02-202204-02-2022WJZ/220443572022459016-02-202204-02-2022WJZ/2204435705-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de Minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.113 januari 2022, 21:45 uur.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Nieuwerbrug 2022.\n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 13 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Nieuwerbrug\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Nieuwerbrug\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising A12/ Winterdijk, Winterdijk volgen in noordelijke richting tot aan Brugweg.\n \n \n 2.\n Brugweg volgen in westelijke richting tot aan N207.\n \n \n 3.\n N207 volgen in noordelijke richting overgaand in N406 tot aan Kerkweg.\n \n \n 4.\n Kerkweg volgen in oostelijke richting overgaand in Zevenhovenseweg overgaand in Stationsweg tot aan Molenweg.\n \n \n 5.\n Molenweg volgen in zuidelijke richting overgaand Noordse Dorpsweg overgaand in Uitweg tot aan Korte Meentweg.\n \n \n 6.\n Korte meentweg volgen in oostelijke richting overgaand in lange Meentweg tot aan N212.\n \n \n 7.\n N212 volgen in zuidelijke richting tot aan N401.\n \n \n 8.\n N401 volgen in oostelijke richting tot aan Portengen.\n \n \n 9.\n Portengen volgen in zuidelijke richting overgaand in Gieltjesdorp overgaand in Rundijk overgaand in Breudijk tot aan Appellaan.\n \n \n 10.\n Appellaan volgen in zuidelijke richting overgaand in De Jongheerlaan tot aan Dopsstraat.\n \n \n 11.\n Dorpsstraat volgen in oostelijke richting tot aan Kerkweg.\n \n \n 12.\n Kerkweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Raadhuislaan overgaand in Reijerscopse overgang overgaandin Reijerscop tot aan Blindenweg.\n \n \n 13.\n Blindenweg volgen in zuidelijke richting tot aan Hollandsche IJssel.\n \n \n 14.\n Hollandsche IJssel volgen in westelijke richting tot aan N204.\n \n \n 15.\n N204 volgen in zuidelijke richting tot aan Benedeneind noordzijde.\n \n \n 16.\n Benedeneind noordzijde volgen in westelijke richting overgaand in Noordzijdseweg overgaand in Dorp overgaand in Slangeweg tot aan West Vlisterdijk.\n \n \n 17.\n West Vlisterdijk volgen in noordelijke richting tot aan Schenkelweg.\n \n \n 18.\n Schenkelweg volgen in oostelijke richting overgaand in Schenkel (water) tot aan N207.\n \n \n 19.\n N207 volgen in noordelijke richting tot aan Gouwse kanaal.\n \n \n 20.\n Gouwse kanaal volgen in noordelijke richting overgaand in Gouwe tot aan A12.\n \n \n 21.\n A12 volgen in oostelijke richting tot aan Winterdijk.\n \n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.\n \n2022141724-01-202213-01-2022WJZ/220158662022141724-01-202213-01-2022WJZ/2201586613-01-2022Treedt in werking om 21:45 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046226/manifest.xml", "content": "2022-01-132022-01-25T07:16:49+01:002022-02-24T06:51:20+01:00BWBR0046226.WTI2022-02-142022-01-132022-02-042022-01-139999-12-312022-01-25T07:19:00+01:002022-02-17T06:55:23+01:00135235c3fe682d73082afaf41c94d71f90b276b8d1be02367b4bebc64693f74c086718d96834655a5e6552079ecf01819ad1028a0b9f9c4be664e53d46d9abfe20601f2022-02-052022-02-132022-02-059999-12-312022-02-17T06:55:23+01:002022-02-17T06:55:23+01:0013512652d198beafd59aa1916b111f8dacdb12d5e8c488da4eee5b832988218ac5fdd765883a95026e94a86190dacea2247052278712c3f1d64e624b492d3277f6cbff", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046227/2022-02-14_0/xml/BWBR0046227_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Regeling Internationale Samenwerking 2022–20242022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n Regeling Internationale Samenwerking 2022–20242022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;\n gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;\n gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022;\n \n \n besluit:\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Gebruikte begrippen\n \n \n \n a.\n \n Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.\n \n \n b.\n \n Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.\n \n \n c.\n \n Koninkrijk der Nederlanden: alle landen binnen het Koninkrijk, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n d.\n \n Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n e.\n \n Europees Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.\n \n \n f.\n \n Nederland: het Europees deel van Nederland inclusief de drie openbare lichamen, zonder de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten.\n \n \n g.\n \n Caribisch Nederland: de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n h.\n \n Interregionale samenwerking: samenwerking tussen de landen of bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk.\n \n \n i.\n \n Internationale samenwerking: samenwerking tussen een land van het Koninkrijk met een land van buiten het Koninkrijk. In het kader van deze regeling valt onder internationale samenwerking ook hetgeen wordt bedoeld met interregionale samenwerking.\n \n \n j.\n \n Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n k.\n \n Cultuurmaker: persoon die aan cultuurparticipatie doet.\n \n \n l.\n \n Culturele instelling: een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of – educatie.\n \n \n m.\n \n Professional: een zelfstandige en beroepsmatig beoefenaar op het gebied van kunst of cultuur.\n \n \n n.\n \n Website van het Fonds:\n www.cultuurparticipatie.nl.\n \n \n o.\n \n Amsterdamse tijd:\n Central European Time, ofwel Midden Europese Tijd.\n \n \n p.\n \n Algemeen subsidiereglement:\n Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.\n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.2\n Doel van de regeling\n \n Met deze regeling stimuleert het Fonds duurzame internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking daarvan in het Koninkrijk der Nederlanden, met als bijkomend resultaat een grotere zichtbaarheid van cultuurmaken buiten het Koninkrijk, zoals dat in het Koninkrijk wordt beoefend.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.3\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele instelling; of\n \n \n b.\n professional, die minimaal drie jaar werkzaam is op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie.\n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond van deze regeling is € 3.316.000.\n \n \n 2\n In elk hoofdstuk van deze regeling staat welk deel van het subsidieplafond daaraan is toebedeeld.\n \n \n 3\n \n \n a.\n Het Fonds kan besluiten het subsidieplafond te wijzigen, waaronder de hoogte tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.\n \n \n b.\n Wijzigingen van het subsidieplafond worden tijdig gepubliceerd op de website van het Fonds.\n \n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.5\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Het Fonds weigert subsidie als:\n \n \n a.\n voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:\n \n \n 1°\n door het Fonds;\n \n \n 2°\n door een van de andere rijkscultuurfondsen;\n \n \n 3°\n op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;\n \n \n 4°\n op grond van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager;\n \n \n d.\n de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie; of\n \n \n e.\n de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het Fonds weigert subsidie als aanvragers in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor subsidie.\n \n \n 3\n Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.\n \n \n 4\n Het Fonds kan subsidie weigeren als het een gegronde reden heeft om aan te nemen dat:\n \n \n a.\n de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;\n \n \n b.\n de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen;\n \n \n c.\n de aanvrager niet voldoende verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten die van belang om de subsidie vast te stellen;\n \n \n d.\n de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;\n \n \n e.\n de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt.\n \n \n \n \n 5\n Het Fonds kan in de hierna volgende hoofdstukken afwijkende weigeringsgronden opnemen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.6\n Voorwaarden en beperkingen\n \n \n 1\n Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:\n \n \n a.\n aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;\n \n \n b.\n b de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en\n \n \n c.\n aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van begrotingsposten, zoals aan de posten Onvoorzien en Materiële investeringen.\n \n \n 3\n Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.\n \n \n 4\n Wat betreft de materiele investeringen geldt:\n \n \n a.\n voor Europees Nederland: maximaal 10% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project;\n \n \n b.\n voor het Caribisch deel van het Koninkrijk: maximaal 20% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project\n \n \n \n \n 5\n De post Onvoorzien mag maximaal 7% zijn van de totale projectkosten.\n \n \n 6\n In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement kunnen voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk, de kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opgenomen worden in de subsidieaanvraag.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.7\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n De aanvrager is verplicht de codes te onderschrijven die gelden voor de culturele sector, waaronder in elk geval de sectorcodes, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie. Hierbij worden de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gehanteerd voor rechtspersonen\n \n \n a.\n aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is;\n \n \n b.\n aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is, en beschrijf de ambitie voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie; of\n \n \n c.\n aangevraagd bedrag vanaf € 25.000,–: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, als dat het geval is, beschrijf de ambitie voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer achteraf in de verantwoording.\n \n \n \n \n 2\n Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.\n \n \n 3\n De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling met het Fonds over het project waarvoor de subsidie is verstrekt.\n \n \n 4\n De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie omtrent de regeling.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Verkennen\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de eerste stap in een internationale samenwerking. Subsidie wordt zodoende aangevraagd voor de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie met een buitenlandse partij.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op al de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n het verdiepen van het contact tussen aanvrager en samenwerkingspartner en, waar mogelijk, tussen de netwerken van beide organisaties;\n \n \n b.\n onderzoek naar de wijze waarop de samenwerking kan worden vormgegeven en aan wie welke expertise en rol kan worden toebedeeld; en\n \n \n c.\n het bepalen van de aard en vorm van een eventueel samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie of cultuurparticipatie.\n \n \n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een maximale looptijd van één jaar; en\n \n \n c.\n start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.3\n Subsidieplafond\n \n Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk bedraagt € 300.000,–.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.4\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 7.500 per project.\n \n \n 2\n De op grond van dit hoofdstuk verstrekte subsidie is maximaal 100% van de projectkosten die voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 2.5\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.6\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n \n \n a.\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n b.\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n \n \n 2\n Aanvragen worden voorzien van:\n \n \n a.\n een projectplan voor de looptijd van het project; en\n \n \n b.\n een sluitende begroting.\n \n \n \n \n 3\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 4\n In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat vermeld hoe daaraan wordt getoetst:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit, waaronder ook valt de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de relevantie van deze verkenning en de wederkerigheid van de samenwerking; en\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder ook valt de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.8\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 2\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.9\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Samenwerken\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 3.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds duurzame ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerkingsprojecten op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koningrijk der Nederlanden.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op alle drie de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n ontwikkeling van het project;\n \n \n b.\n uitvoering van het project; en\n \n \n c.\n kennisontwikkeling en kennisdeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het eerste lid, onderdeel b, geldt:\n \n \n a.\n cultuureducatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met leerlingen uit het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs waarvan uitgezonderd de creatieve opleidingen, uit het Koninkrijk der Nederlanden;\n \n \n b.\n cultuurparticipatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met cultuurmakers uit het Koninkrijk der Nederlanden.\n \n \n \n \n 3\n De in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde creatieve opleidingen zijn:\n \n \n a.\n Media en Vormgeving, hoofdgroepcode HG009;\n \n \n b.\n Artiestenopleidingen, beroepsopleidingcode BC283, of\n \n \n c.\n van Ambachtelijke techniek de volgende opleidingen:\n \n \n i.\n Goud- en zilversmeden, beroepsopleidingcode SBB BC072,\n \n \n ii.\n Creatief vakmanschap, beroepsopleidingcode SBB BC294, of\n \n \n iii.\n Collectiebeheer beroepsopleidingcode SBB BC294.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en\n \n \n c.\n start binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n \n 5\n Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.3\n Subsidieplafond\n \n Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk is € 1.816.000.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.4\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 25.000 per project.\n \n \n 2\n \n \n a.\n Voor aanvragers uit het Europees deel van het Koninkrijk bedraagt het maximale subsidiepercentage 50% van de totale projectkosten.\n \n \n b.\n Voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk bedraagt het maximale subsidiepercentage 80% van de totale projectkosten.\n \n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.5\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur Amsterdamse tijd\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.6\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n 3\n Aanvragen worden voorzien van:\n \n \n a.\n een projectplan voor de looptijd van het project;\n \n \n b.\n een sluitende begroting.\n \n \n \n \n 4\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 5\n In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen daarvan.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van al de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat hoe daaraan wordt getoetst:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit in relatie tot het doel van de regeling, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de wederkerigheid van de samenwerking en de relevantie van het project;\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken; en\n \n \n c.\n duurzaamheid, waaronder de duurzaamheid van de toekomstige activiteiten.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.8\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 2\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.9\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Thema’s\n \n Dit hoofdstuk richt zich op het bieden van mogelijkheden om aansluiting te vinden op internationale thema’s op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie in de aankomende jaren. Onder thema’s worden verstaan: actuele onderwerpen, speciale aandachtsgebieden, specifieke landen of een combinatie van deze. Dit hoofdstuk wordt uitgevoerd in de vorm van open calls met een specifiek thema als onderwerp.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 4.1\n Doel\n \n Met dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning, ontwikkeling en uitvoering van internationale projecten rond thema’s op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee bijgedragen wordt aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden en het vergroten van de zichtbaarheid daarvan in het buitenland.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt via een open call, en kan worden aangevraagd voor het thema waarop de open call zich richt.\n \n \n 2\n Het thema van de open call is een van onderstaande onderwerpen of een combinatie daarvan:\n \n \n a.\n de internationale verkenning naar de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden;\n \n \n b.\n de ontwikkeling of uitvoering van een internationaal project;\n \n \n c.\n kennisontwikkelings – of kennisdelingsactiviteiten;\n \n \n d.\n een verkennende missie.\n \n \n \n \n 3\n Bij de bekendmaking van de open callwordt vermeld voor welke activiteit of activiteiten, zoals bedoeld in het tweede lid, een aanvraag kan worden ingediend.\n \n \n 4\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een maximale looptijd van twee jaar; en\n \n \n c.\n start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n \n 5\n Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het vierde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan na 13 weken na het indienen van de aanvraag.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.3\n Bekendmaking en publicatie\n \n \n 1\n Elke eerste dag van de maand, behalve als het een zaterdag, zondag of nationale feestdag is, wordt op de website van het Fonds bekendgemaakt of er een open call komt en indien dat het geval is, wanneer dat is.\n \n \n 2\n Vanaf de inwerkingtreding tot de vervaldatum van deze regeling publiceert het Fonds de open callsop zijn website. De publicatie vindt minstens twee weken voordat aanvragen kunnen worden ingediend, plaats.\n \n \n 3\n Het Fonds maakt in de tekst van open callin ieder geval bekend:\n \n \n a.\n het thema dat aan bod is, zoals bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, met een toelichting;\n \n \n b.\n waarvoor kan worden aangevraagd;\n \n \n c.\n de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend;\n \n \n d.\n het subsidieplafond;\n \n \n e.\n het maximaal beschikbare bedrag per project, zoals bedoeld in artikel 4.6;\n \n \n f.\n het percentage dat de subsidie mag uitmaken van de totale projectkosten, zoals bedoeld in artikel 4.6;\n \n \n g.\n richtlijnen waaraan het projectplan moet voldoen; en\n \n \n f.\n de criteria aan de hand waarvan de aanvraag beoordeeld wordt, zoals bedoeld in artikel 4.10.\n \n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond voor dit hoofdstuk is € 1.200.000.\n \n \n 2\n Bij de publicatie van open calls wordt vermeld welk deel van het subsidieplafond bestemd is voor het thema dat aan bod is.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.5\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De hoogte van subsidies voor projecten op grond van dit hoofdstuk is onderscheiden in drie categorieën:\n \n \n a.\n categorie 1: maximaal € 7.500;\n \n \n c.\n categorie 2: maximaal € 15.000;\n \n \n d.\n categorie 3: maximaal € 25.000.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt bij publicatie van open calls binnen welke categorie deze vallen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.6\n Subsidiepercentage\n \n \n 1\n Bij aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is de hoogte van het subsidiepercentage ten opzichte van de totale projectkosten:\n \n \n a.\n voor aanvragers vanuit Europees Nederland: minimaal 50% tot maximaal 100%;\n \n \n b.\n voor aanvragers vanuit het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden: minimaal 80% tot maximaal 100%.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt het exacte subsidiepercentage bij publicatie van open calls.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.7\n Bijzondere verplichtingen\n \n Subsidieontvangers zijn verplicht tot een of meer van de hieronder genoemde activiteiten, als dat vermeld is bij de publicatie van de open call:\n \n \n a.\n het bijwonen van een door het Fonds of een van de samenwerkingspartners georganiseerde informatiebijeenkomst;\n \n \n b.\n een meet&match met buitenlandse culturele partijen;\n \n \n c.\n een intervisiebijeenkomst;\n \n \n d.\n een begeleidingstraject met een coach;\n \n \n e.\n kennisdelingsactiviteiten.\n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 4.8\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Tenzij bij de publicatie van de open callanders is vermeld, worden aanvragen ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n 3\n Tenzij bij de publicatie van de open call anders is vermeld, worden aanvragen ten minste voorzien van:\n \n \n a.\n een projectplan voor de looptijd van het project;\n \n \n b.\n een sluitende begroting.\n \n \n \n \n 4\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 5\n In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.9\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen op grond van dit hoofdstuk worden beoordeeld aan de hand van minimaal twee en maximaal vier van de volgende criteria:\n \n \n a.\n inhoudelijke of artistieke kwaliteit;\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit;\n \n \n c.\n samenwerking tussen de projectpartners;\n \n \n d.\n urgentie;\n \n \n e.\n duurzaamheid;\n \n \n f.\n vergroten van de zichtbaarheid van cultuurmaken binnen het Koninkrijk in het buitenland;\n \n \n g.\n wederkerigheid.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt welke van de beoordelingscriteria van toepassing zijn bij de publicatie van de open call.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.11\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst en neemt daarover een besluit.\n \n \n 2\n Het Fonds kan de expertise van externe deskundigen, waaronder individuele experts, betrekken bij de beoordeling. Deze worden dan bekendgemaakt tijdens de bekendmaking en publicatie van de open call.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Door Stcrt. 2023/10165 vernummerd tot art. 4.10.Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.12\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen dertien weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Door Stcrt. 2023/10165 vernummerd tot art. 4.11.Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Hardheidsclausule\n \n Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 5.2\n \n Algemeen Subsidiereglement\n \n \n Voor situaties waarin deze regeling niet voorziet, geldt het Algemeen Subsidiereglement. Dit is te vinden op de website van het Fonds.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 5.3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2022 om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 5.4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Internationale Samenwerking 2022–2024.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n \n Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n H.\n Verhoeven\n \n directeur-bestuurder\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046227/2023-04-26_0/xml/BWBR0046227_2023-04-26_0.xml", "content": "\n Regeling Internationale Samenwerking 2022–20242022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n Regeling Internationale Samenwerking 2022–20242022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;\n gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;\n gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022;\n \n \n besluit:\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Gebruikte begrippen\n \n \n \n a.\n \n Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.\n \n \n b.\n \n Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.\n \n \n c.\n \n Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n d.\n \n Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n e.\n \n Europees Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.\n \n \n f.\n \n Nederland: het Europees deel van Nederland, en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.\n \n \n g.\n \n Caribisch Nederland: de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n h.\n \n Interregionale samenwerking: samenwerking tussen de landen of openbare lichamen binnen het Koninkrijk.\n \n \n i.\n \n Internationale samenwerking: samenwerking tussen een land binnen het Koninkrijk met een land van buiten het Koninkrijk. In het kader van deze regeling valt onder internationale samenwerking ook hetgeen wordt bedoeld met interregionale samenwerking.\n \n \n j.\n \n Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n k.\n \n Cultuurmaker: persoon die aan cultuurparticipatie doet.\n \n \n l.\n \n Culturele instelling: een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of – educatie.\n \n \n m.\n \n Professional: een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zelfstandige met een eenmanszaak, zijnde een beroepsmatig beoefenaar op het gebied van kunst of cultuur.\n \n \n n.\n \n Website van het Fonds:\n www.cultuurparticipatie.nl.\n \n \n o.\n \n Algemeen subsidiereglement:\n Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.\n \n \n p.\n \n Culturele Codes: Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.\n \n \n q.\n \n Erfgoed: objecten, plekken en praktijken ontstaan door de mens of door de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen in het heden met oog voor het verleden, van wezenlijk belang vinden\n \n \n r.\n \n Materiaalkosten: aanschafkosten van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd\n \n \n s.\n \n Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvragers na dat project nog langere tijd kunnen gebruiken.\n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Doel van de regeling\n \n Met deze regeling stimuleert het Fonds duurzame internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking daarvan in het Koninkrijk der Nederlanden, met als bijkomend resultaat een grotere zichtbaarheid van cultuurmaken buiten het Koninkrijk, zoals dat in het Koninkrijk wordt beoefend.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.3\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele instelling; of\n \n \n b.\n professional, die minimaal drie jaar werkzaam is op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie.\n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 1.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond van deze regeling is € 3.316.000.\n \n \n 2\n In elk hoofdstuk van deze regeling staat welk deel van het subsidieplafond daaraan is toebedeeld.\n \n \n 3\n Het Fonds kan besluiten het subsidieplafond te wijzigen, waaronder dat ten aanzien van de hoogte, tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.\n \n \n 4\n Wijzigingen van het subsidieplafond worden tijdig gepubliceerd op de website van het Fonds.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 1.5\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Het Fonds weigert subsidie als:\n \n \n a.\n voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:\n \n \n 1°\n door het Fonds;\n \n \n 2°\n door een van de andere rijkscultuurfondsen;\n \n \n 3°\n op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;\n \n \n 4°\n op grond van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager;\n \n \n d.\n de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie;\n \n \n e.\n de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling;\n \n \n f.\n de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige producties, waardoor het unieke of experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is; of\n \n \n g\n de aanvraag wordt ingediend door een rechtspersoon die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur, zoals bedoeld in artikel 1.7, vijfde lid.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het Fonds weigert subsidie als aanvragers in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor subsidie.\n \n \n 3\n Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.\n \n \n 4\n Het Fonds kan subsidie weigeren als het een gegronde reden heeft om aan te nemen dat:\n \n \n a.\n de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;\n \n \n b.\n de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen;\n \n \n c.\n de aanvrager niet voldoende verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten die van belang om de subsidie vast te stellen;\n \n \n d.\n de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;\n \n \n e.\n de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt.\n \n \n \n \n 5\n Het Fonds kan in de hierna volgende hoofdstukken afwijkende weigeringsgronden opnemen.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 1.6\n Voorwaarden en beperkingen\n \n \n 1\n Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:\n \n \n a.\n aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;\n \n \n b.\n b de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en\n \n \n c.\n aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van begrotingsposten, zoals aan de posten Onvoorzien en Materiële investeringen.\n \n \n 3\n Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.\n \n \n 4\n Wat betreft de materiele investeringen geldt:\n \n \n a.\n voor aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland: maximaal 10% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project;\n \n \n b.\n voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk: maximaal 20% van de totale projectkosten kan worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project\n \n \n \n \n 5\n De post Onvoorzien mag maximaal 7% zijn van de totale projectkosten.\n \n \n 6\n Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de kosten voor het omwisselen van valuta, voor zover dat nodig is voor het project, opnemen in de subsidieaanvraag.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 1.7\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling met het Fonds over het project waarvoor de subsidie is verstrekt.\n \n \n 2\n De subsidieontvanger is verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van de regeling.\n \n \n 3\n Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde en zesde lid.\n \n \n 4\n Als de aanvrager een natuurlijk persoon is geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het zesde lid.\n \n \n 5\n 5 Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier, op grond van al de onderdelen a tot en met d, aantoont:\n \n \n a.\n hoe de principes uit de code worden toegepast;\n \n \n b.\n hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;\n \n \n c.\n dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:\n \n \n 1º\n als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;\n \n \n 2º\n als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;\n \n \n \n \n d.\n dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders, geen onderdeel uitmaken van de begroting.\n \n \n \n \n 6\n Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:\n \n \n a.\n aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;\n \n \n b.\n aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;\n \n \n c.\n aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-20232022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Verkennen\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de eerste stap in een internationale samenwerking. Subsidie wordt zodoende aangevraagd voor de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning van een mogelijk internationaal samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie met een buitenlandse partij.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op al de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n het verdiepen van het contact tussen aanvrager en samenwerkingspartner en, waar mogelijk, tussen de netwerken van beide organisaties;\n \n \n b.\n onderzoek naar de wijze waarop de samenwerking kan worden vormgegeven en aan wie welke expertise en rol kan worden toebedeeld; en\n \n \n c.\n het bepalen van de aard en vorm van een eventueel samenwerkingsproject op het gebied van cultuureducatie of cultuurparticipatie.\n \n \n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan 8 weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een maximale looptijd van één jaar; en\n \n \n c.\n start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 2.3\n Subsidieplafond\n \n Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk bedraagt € 300.000,–.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.4\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 7.500 per project.\n \n \n 2\n De op grond van dit hoofdstuk verstrekte subsidie is maximaal 100% van de totale projectkosten.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-20232022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 2.5\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 2.6\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n 3\n Aanvragen worden voorzien van:\n \n \n a.\n het volledig ingevulde aanvraagformulier; en\n \n \n b.\n een sluitende begroting.\n \n \n \n \n 4\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen. Het moment dat de aanvraag voldoende is aangevuld, geldt als het moment van het indienen van de aanvraag.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 2.7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat vermeld hoe daaraan wordt getoetst:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit, waaronder ook valt de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de relevantie van deze verkenning en de wederkerigheid van de samenwerking; en\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder ook valt de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.8\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 2\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 2.9\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen 8 weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-20232022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Samenwerken\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerking op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 3.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds duurzame ontwikkeling en uitvoering van internationale samenwerkingsprojecten op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie in het Koninkrijk der Nederlanden.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd als de aanvraag ten minste is gericht op alle drie de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n ontwikkeling van het project;\n \n \n b.\n uitvoering van het project; en\n \n \n c.\n kennisontwikkeling en kennisdeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het eerste lid, onderdeel b, geldt:\n \n \n a.\n cultuureducatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met leerlingen uit het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs waarvan uitgezonderd de creatieve opleidingen, uit het Koninkrijk der Nederlanden;\n \n \n b.\n cultuurparticipatie wordt altijd uitgevoerd in samenwerking met cultuurmakers uit het Koninkrijk der Nederlanden.\n \n \n \n \n 3\n De in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde creatieve opleidingen zijn:\n \n \n a.\n Media en Vormgeving, hoofdgroepcode HG009;\n \n \n b.\n Artiestenopleidingen, beroepsopleidingcode BC283, of\n \n \n c.\n van Ambachtelijke techniek de volgende opleidingen:\n \n \n i.\n Goud- en zilversmeden, beroepsopleidingcode SBB BC072,\n \n \n ii.\n Creatief vakmanschap, beroepsopleidingcode SBB BC294, of\n \n \n iii.\n Collectiebeheer beroepsopleidingcode SBB BC294.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en\n \n \n c.\n start binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Subsidieplafond\n \n Het subsidieplafond ten behoeve van dit hoofdstuk is € 1.816.000.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.4\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 25.000 per project.\n \n \n 2\n Voor aanvragers gevestigd in:\n \n \n a.\n het Europees deel van Nederland bedraagt het maximale subsidiepercentage 90% van de totale projectkosten;\n \n \n b.\n het Caribisch deel van het Koninkrijk bedraagt het maximale subsidiepercentage 100% van de totale projectkosten.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-20232022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.5\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 9.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024 om 17.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 3.6\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n 3\n Aanvragen worden voorzien van:\n \n \n a.\n een projectplan voor de looptijd van het project;\n \n \n b.\n een sluitende begroting.\n \n \n \n \n 4\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen. Het moment dat de aanvraag voldoende is aangevuld, geldt als het moment van het indienen van de aanvraag.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 3.7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van al de volgende criteria, waarvan in de toelichting staat hoe daaraan wordt getoetst:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit in relatie tot het doel van de regeling, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot doel van dit hoofdstuk, de wederkerigheid van de samenwerking en de relevantie van het project;\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken; en\n \n \n c.\n duurzaamheid, waaronder de duurzaamheid van de toekomstige activiteiten.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 3.8\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 2\n Een aanvrager wordt door de interne commissie, bestaande uit medewerkers van het Fonds, in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven op de aanvraag, tenzij vaststaat dat de aanvraag volledig wordt gehonoreerd. De toelichting vindt digitaal plaats.\n \n \n 3\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 3.9\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen 13 weken nadat het een aanvraag heeft ontvangen.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-20232022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Thema’s\n \n Dit hoofdstuk richt zich op het bieden van mogelijkheden om aansluiting te vinden op internationale thema’s op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie in de aankomende jaren. Onder thema’s worden verstaan: actuele onderwerpen, speciale aandachtsgebieden, specifieke landen of een combinatie van deze. Dit hoofdstuk wordt uitgevoerd in de vorm van open calls met een specifiek thema als onderwerp.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 4.1\n Doel\n \n Met dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de verkenning, ontwikkeling en uitvoering van internationale projecten rond thema’s op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waarmee bijgedragen wordt aan de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden en het vergroten van de zichtbaarheid daarvan in het buitenland.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.2\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt via een open call, en kan worden aangevraagd voor het thema waarop de open call zich richt.\n \n \n 2\n Het thema van de open call is een van onderstaande onderwerpen of een combinatie daarvan:\n \n \n a.\n de internationale verkenning naar de versterking van cultuureducatie en cultuurparticipatie binnen het Koninkrijk der Nederlanden;\n \n \n b.\n de ontwikkeling of uitvoering van een internationaal project;\n \n \n c.\n kennisontwikkelings – of kennisdelingsactiviteiten;\n \n \n d.\n een verkennende missie.\n \n \n \n \n 3\n Bij de bekendmaking van de open callwordt vermeld voor welke activiteit of activiteiten, zoals bedoeld in het tweede lid, een aanvraag kan worden ingediend.\n \n \n 4\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan de in de open call genoemde termijn;\n \n \n b.\n heeft een maximale looptijd van twee jaar; en\n \n \n c.\n start uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 4.3\n Bekendmaking en publicatie\n \n \n 1\n Elke eerste dag van de maand, behalve als het een zaterdag, zondag of nationale feestdag is, wordt op de website van het Fonds bekendgemaakt of er een open call komt en indien dat het geval is, wanneer dat is.\n \n \n 2\n Vanaf de inwerkingtreding tot de vervaldatum van deze regeling publiceert het Fonds de open callsop zijn website. De publicatie vindt minstens twee weken voordat aanvragen kunnen worden ingediend, plaats.\n \n \n 3\n Het Fonds maakt in de tekst van open callin ieder geval bekend:\n \n \n a.\n het thema dat aan bod is, zoals bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, met een toelichting;\n \n \n b.\n waarvoor kan worden aangevraagd;\n \n \n c.\n de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend;\n \n \n d.\n het subsidieplafond;\n \n \n e.\n het maximaal beschikbare bedrag per project, zoals bedoeld in artikel 4.6;\n \n \n f.\n het percentage dat de subsidie mag uitmaken van de totale projectkosten, zoals bedoeld in artikel 4.6;\n \n \n g.\n richtlijnen waaraan het projectplan moet voldoen; en\n \n \n h.\n de criteria aan de hand waarvan de aanvraag beoordeeld wordt, zoals bedoeld in artikel 4.10.\n \n \n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 4.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond voor dit hoofdstuk is € 1.200.000.\n \n \n 2\n Bij de publicatie van open calls wordt vermeld welk deel van het subsidieplafond bestemd is voor het thema dat aan bod is.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.5\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De hoogte van subsidies voor projecten op grond van dit hoofdstuk is onderscheiden in drie categorieën:\n \n \n a.\n categorie 1: maximaal € 7.500;\n \n \n b.\n categorie 2: meer dan € 7.500 en maximaal € 15.000;\n \n \n c.\n categorie 3: meer dan € 15.000 en maximaal € 25.000.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt bij publicatie van open calls binnen welke categorie deze vallen.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 4.6\n Subsidiepercentage\n \n \n 1\n Bij aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is de hoogte van het subsidiepercentage ten opzichte van de totale projectkosten:\n \n \n a.\n voor aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland: minimaal 50% tot maximaal 100%;\n \n \n b.\n voor aanvragers gevestigd in het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden: minimaal 80% tot maximaal 100%.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt het exacte subsidiepercentage bij publicatie van open calls.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 4.7\n Bijzondere verplichtingen\n \n Subsidieontvangers zijn verplicht tot een of meer van de hieronder genoemde activiteiten, als dat vermeld is bij de publicatie van de open call:\n \n \n a.\n het bijwonen van een door het Fonds of een van de samenwerkingspartners georganiseerde informatiebijeenkomst;\n \n \n b.\n een meet&match met buitenlandse culturele partijen;\n \n \n c.\n een intervisiebijeenkomst;\n \n \n d.\n een begeleidingstraject met een coach;\n \n \n e.\n kennisdelingsactiviteiten.\n \n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 4.8\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Tenzij bij de publicatie van de open callanders is vermeld, worden aanvragen ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Het gebruik van Mijn Fonds vereist een account bij het Fonds. Het aanmaken van dat account neemt meerdere dagen in beslag.\n \n \n 3\n De minimumvoorwaarden waaraan een project behoort te voldoen, worden vermeld bij de publicatie van de open call.\n \n \n 4\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 5\n In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag en het moment van indienen.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 4.9\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen op grond van dit hoofdstuk worden beoordeeld aan de hand van minimaal twee en maximaal vier van de volgende criteria:\n \n \n a.\n inhoudelijke of artistieke kwaliteit;\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit;\n \n \n c.\n samenwerking tussen de projectpartners;\n \n \n d.\n urgentie;\n \n \n e.\n duurzaamheid;\n \n \n f.\n vergroten van de zichtbaarheid van cultuurmaken binnen het Koninkrijk in het buitenland;\n \n \n g.\n wederkerigheid.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds vermeldt welke van de beoordelingscriteria van toepassing zijn bij de publicatie van de open call.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 4.10\n Beoordelingswijze\n \n \n 1\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst en neemt daarover een besluit.\n \n \n 2\n Het Fonds kan de expertise van externe deskundigen, waaronder individuele experts, betrekken bij de beoordeling. Deze worden dan bekendgemaakt tijdens de bekendmaking en publicatie van de open call.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023Voorheen art. 4.11.\n \n Artikel\n 4.11\n Beslistermijn\n \n Het Fonds beslist binnen de door de open call genoemde termijn.\n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023Voorheen art. 4.12.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Hardheidsclausule\n \n Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 5.2\n \n Algemeen Subsidiereglement\n \n \n Voor situaties waarin deze regeling niet voorziet, geldt het Algemeen Subsidiereglement. Dit is te vinden op de website van het Fonds.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n Artikel\n 5.3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2022 om 13.00 uur Amsterdamse tijd. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.\n \n20231016512-04-202320231016512-04-202326-04-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Internationale Samenwerking 2022–2024.\n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n \n \n Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n H.\n Verhoeven\n \n directeur-bestuurder\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.\n \n2022143524-01-20222022143524-01-202214-02-2022Treedt in werking om 13.00 uur Amsterdamse tijd.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046227/manifest.xml", "content": "2022-02-142025-01-012022-01-25T07:16:52+01:002023-04-15T06:09:36+02:00BWBR0046227.WTI2022-02-142023-04-252022-02-149999-12-312022-02-14T06:00:25+01:002023-04-26T06:42:10+02:001784055166c7ef9d2fec7765134e6b503205d941e8b2eefedee668f770c93e8cf8b68a92db03d705517f85bc7b513777405edefa4650c16076d32f9901bd4a1a8937fb2023-04-262024-12-312023-04-269999-12-312023-04-26T06:42:10+02:002025-01-01T08:28:33+01:001783017aa9966240b7fca4ca4989a0a49732b9290f1f71be7ecc4b6aa7167e3a561bc2e52dbec4a6bab0e0aa613af03111be56a0529ef53ff76adbfb611489aec14e9e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046228/2022-01-25_0/xml/BWBR0046228_2022-01-25_0.xml", "content": "\n Regeling Vernieuwen van cultuurmaken2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n Regeling Vernieuwen van cultuurmaken2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;\n gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;\n gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022.\n \n \n besluit:\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Gebruikte begrippen\n \n \n 1\n In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.\n \n \n a.\n \n Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n b.\n \n Website van het Fonds:\n www.cultuurparticipatie.nl.\n \n \n c.\n \n Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n \n d.\n \n Algemeen Subsidiereglement:\n Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.\n \n \n e.\n \n Culturele Codes: Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.\n \n \n f.\n \n Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n g.\n \n Europees deel van Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch deel.\n \n \n h.\n \n Caribisch deel van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n i.\n \n Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.\n \n \n j.\n \n Cultuurmaker: persoon die aan cultuurparticipatie doet.\n \n \n k.\n \n Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.\n \n \n l.\n \n Cultureel professional: zelfstandige professional op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie die bij de Kamer van Koophandel, of bij een vergelijkbare organisatie in het Caribisch Deel van het Koninkrijk, ingeschreven staat als eenmanszaak.\n \n \n m.\n \n Culturele instelling: culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.\n \n \n n.\n \n Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n o.\n \n Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.\n \n \n p.\n \n Materiaalkosten: kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.\n \n \n q.\n \n CET: Central European Time, ofwel Midden Europese Tijd.\n \n \n \n \n 2\n In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.2\n Doel van de regeling\n \n Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die zorgen voor vernieuwing van cultuurparticipatie. Die activiteiten sluiten aan bij de vraag of behoefte van de betrokken cultuurmakers, en leveren een bijdrage aan hun creatieve ontwikkeling.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.3\n Samenstelling van de regeling\n \n Vanaf hoofdstuk 2 zijn de verbijzonderde bepalingen terug te vinden ten aanzien van de in artikel 1.2 bedoelde stimulering.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.4\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Het Fonds weigert subsidie als:\n \n \n a.\n voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:\n \n \n 1°\n door het Fonds;\n \n \n 2°\n door een van de andere rijkscultuurfondsen;\n \n \n 3°\n op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of\n \n \n 4°\n op grond van de Erfgoedwet.\n \n \n \n \n b.\n de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;\n \n \n d.\n de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige producties, waardoor het unieke en experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is;\n \n \n e.\n de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt; of\n \n \n f.\n de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.\n \n \n 3\n Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.\n \n \n 4\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende weigeringsgronden bevatten.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.5\n Voorwaarden en beperkingen\n \n \n 1\n Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.\n \n \n 2\n Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:\n \n \n a.\n aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;\n \n \n b.\n de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en\n \n \n c.\n aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.\n \n \n \n \n 3\n Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten, zoals de posten onvoorzien en materiële investeringen. Als daarvan sprake is, wordt dat vermeld in het desbetreffende hoofdstuk van deze regeling.\n \n \n 4\n In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement kunnen aanvragers vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.\n \n \n 5\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende voorwaarden en beperkingen bevatten.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.6\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.\n \n \n 2\n Gehonoreerde aanvragers starten binnen zes maanden na honorering met de uitvoering van hun project.\n \n \n 3\n De aanvrager is verplicht om in de aanvraag de codes te onderschrijven die van toepassing zijn op de culturele sector, waaronder minstens de sectorcodes, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie. Hierbij worden de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gehanteerd voor rechtspersonen:\n \n \n a.\n aangevraagd bedrag tot € 5.000: neem kennis van en pas de codes toe en indien daar sprake van is, leg uit waar dit nog niet lukt;\n \n \n b.\n aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, en benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteiten Inclusie;\n \n \n c.\n aangevraagd bedrag vanaf € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar en waarom dit nog niet lukt, benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer achteraf in de verantwoording.\n \n \n \n \n 4\n Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.\n \n \n 5\n Aanvragers delen hun ervaringen op social media en noemen daarbij het Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n 6\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende bijzondere verplichtingen bevatten.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.7\n Beoordelen aanvragen\n \n \n 1\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n \n 2\n Over aanvragen boven de € 25.000 geeft een externe adviescommissie advies aan het bestuur.\n \n \n 3\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 4\n Als aanvragen worden aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als ontvangstdatum en als moment van het indienen van de aanvraag.\n \n \n 5\n Als aanvragen voldoen aan de indieningsvereisten, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.\n \n \n 6\n Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk beschreven op welke manier de beoordeling van de aanvragen verder plaatsvindt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.8\n Subsidieplafonds\n \n Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk aangegeven of er sprake is van een subsidieplafond. Het Fonds kan onder meer besluiten de budgetten die per hoofdstuk aan de subsidieplafonds zijn verbonden, in onderling verband te wijzigen of herverdelen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Ontwikkeling\n \n Dit hoofdstuk gaat over ontwikkeling en vernieuwing van cultuurmaken. Het Fonds streeft naar een actueel en aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op wat cultuurmakers daarvoor geacht worden te doen.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 1\n Doel en doelgroep\n \n \n Artikel\n 2.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers hun cultuurmaken verbreden en nieuwe ervaringen opdoen, zodat zij zich kunnen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.2\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden;\n \n \n b.\n cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie; of\n \n \n c.\n natuurlijk persoon van achttien jaar of ouder met een geldige verblijfstitel, die cultuurmaker is, namens een groep van minimaal drie cultuurmakers.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:\n \n \n a.\n dat kleinschalig is;\n \n \n b.\n waarin cultuurmakers een ontwikkelstap maken op het gebied van cultuurparticipatie;\n \n \n c.\n waarbij het gaat om het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten om een artistiek-inhoudelijke ontwikkeling of ontwikkelstap te realiseren; en\n \n \n d.\n dat gebaseerd is op een behoefte van de betrokken cultuurmakers.\n \n \n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan acht weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n kan echter wel starten op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat binnen dertien weken via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt;\n \n \n c.\n heeft een looptijd van maximaal een jaar;\n \n \n d.\n start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 3.740.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan dit subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie is maximaal € 10.000 per project.\n \n \n 2\n Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.6\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van\n dit hoofdstuk ook afgewezen als:\n \n \n a.\n de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of op activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager; of\n \n \n b.\n het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.7\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n de subsidie van het Fonds bedraagt maximaal 80% van de totale projectkosten;\n \n \n b.\n aanvragers uit Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n c.\n aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en\n \n \n d.\n de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.8\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n Als het Fonds daarom vraagt, is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van zijn project in relatie tot de regeling.\n \n \n 2\n Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Een subsidieontvanger is verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.\n \n \n 3\n De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 2.9\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.10\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.\n \n \n 4\n Als een natuurlijk persoon aanvraagt namens een groep van minimaal drie cultuurmakers, wordt een samenwerkingsovereenkomst toegevoegd aan de aanvraag. Het verplichte model daarvoor is beschikbaar via de website van het Fonds. Ook wordt van ieder persoon in deze groep een curriculum vitae toegevoegd.\n \n \n 5\n Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.\n \n \n 6\n Het projectplan omvat maximaal 3.000 woorden.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.11\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe het Fonds daaraan toetst:\n \n \n a.\n de inhoudelijke kwaliteit, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.12\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.13\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen acht weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Samenwerking\n \n Dit hoofdstuk richt zich op het stimuleren van samenwerkingsverbanden en kennisuitwisseling die leiden tot vernieuwing. De focus ligt op de partners voor die samenwerking en uitwisseling, in het kader van cultuurparticipatie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 1\n Doel van de aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers door co-creatie en samenwerking zowel elkaar als andere betrokkenen verrijken met kennis, ervaring en expertise. Hierdoor zijn zij in staat om verdieping, en daarmee vernieuwing aan te brengen in hun cultuurmaken.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.2\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden of\n \n \n b.\n cultureel professional, met aantoonbaar minimaal drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.3\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:\n \n \n a.\n gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van kunst-, cultuur- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd, waarbij sprake is van co-creatie, samenwerking, uitwisseling of kennisoverdracht met nieuwe partners; en\n \n \n b.\n waarin wordt samengewerkt tussen:\n \n \n 1°\n professionals en cultuurmakers; of\n \n \n 2°\n cultuurmakers onderling.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en\n \n \n c.\n start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan dertien weken na het indienen van de aanvraag.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 2.056.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie per project is minimaal € 10.000 en maximaal € 25.000.\n \n \n 2\n Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.6\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van\n dit hoofdstuk ook afgewezen als:\n \n \n a.\n de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager;\n \n \n b.\n het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.7\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n de subsidie voor het Europees deel van Nederland is maximaal 50% van de totale projectkosten;\n \n \n b.\n voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;\n \n \n c.\n aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n d.\n aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en\n \n \n e.\n de post onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.8\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n Als het Fonds daarom vraagt is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie over hun project in relatie tot de regeling.\n \n \n 2\n Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Subsidieontvangers zijn verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.\n \n \n 3\n De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.9\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend. Het projectplan omvat maximaal 5.000 woorden.\n \n \n 4\n Cultureel professionals voegen bij hun aanvraag ook een curriculum vitae toe.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria, waarvan de wijze waarop het Fonds dat doet in de toelichting is beschreven:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit;\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit; en\n \n \n c.\n samenwerking\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 3.13\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Meemaakpodia\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de organisatievorm van ontwikkeling en vernieuwing van cultuurparticipatie binnen en via instellingen met een doorlopende programmeerfunctie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 4.1\n Gebruikte begrippen\n \n In aanvulling op artikel 1.1 worden in dit hoofdstuk onderstaande begrippen gehanteerd.\n \n \n a.\n Community: lokale doelgroepen die bestaan uit amateurcultuurmakers, zoals bewoners, publiek, verenigingen en initiatieven uit de omgeving van de instelling die de aanvraag indient.\n \n \n b.\n MeeMaakPodium: een culturele vereniging of stichting, zoals een theater, podium, presentatie-instelling, museum of bibliotheek die doorlopend een programmeer – of podiumfunctie vervult op een fysieke locatie, gedurende het gehele jaar meerdere dagen per week geopend en toegankelijk is, en die het eigenaarschap deelt met lokale doelgroepen op het vlak van organisatievorming, programmering en communityvorming.\n \n \n c.\n Communityvorming: de manier waarop een MeeMaakPodium lokale doelgroepen uit de omgeving aan zich verbindt en uiteindelijk zeggenschap over de programmering deelt met deze community.\n \n \n d.\n Outcome: de beoogde effecten in kennis en werkwijze en de route die wordt afgelegd om dat te realiseren.\n \n \n e.\n Output: het concrete resultaat van de activiteiten.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.2\n Doel\n \n Met de subsidie in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat culturele instellingen:\n \n \n a.\n zich aan de hand van het in onderdeel b en c genoemde proces ontwikkelen tot een plek waar zij met cultuurmakers samenwerken aan meer en diverse soorten eigentijdse cultuurbeoefening, waarbij de cultuurparticipatie zoals beoefend door de community in de MeeMaakpodia zorgt voor de gewenste ontwikkeling;\n \n \n b.\n waarbij geldt voor de instellingen die de community al structureel betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, dat zij verder toewerken naar borging van hun meemaakactiviteiten;\n \n \n c.\n waarbij geldt voor de instellingen die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze, dat zij zich verder ontwikkelen tot een MeeMaakpodium door stappen te zetten in:\n \n \n 1°\n het in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;\n \n \n 2°\n het delen van eigenaarschap van programmering en podiumfunctie met de community, waaronder wordt verstaan: co-creatie en democratisering van de podiumfunctie; en\n \n \n 3°\n het opzetten van nieuwe organisatievormen als podium.\n \n \n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, in beginsel vallen hieronder de instellingen die eerder gehonoreerd zijn in de Regeling MeeMaakPodia;\n \n \n b.\n culturele instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze; of\n \n \n c.\n organisatie uit het Caribische deel van het Koninkrijk die vergelijkbaar is met de in onderdelen a en b genoemde organisaties.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Culturele instellingen met een programmeer- of podiumfunctie kunnen onder meer subsidie aanvragen voor:\n \n \n a.\n het door communitybuilding in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;\n \n \n b.\n het delen van het eigenaarschap van de programmering om zo de podiumfunctie te democratiseren door middel van co-creatie;\n \n \n c.\n de ontwikkeling van hun werkwijze en activiteiten om MeeMaakPodium te worden;\n \n \n d.\n borging en verduurzaming van het delen van deze podiumfunctie in een vaste werkwijze;\n \n \n e.\n het inrichten van nieuwe organisatievormen als podium, door middel van een interne organisatieverandering om MeeMaakPodium te worden en borging daarvan in het DNA van de organisatie.\n \n \n \n \n 2\n De aanvraag kan gericht zijn op output, outcome of beide. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag:\n \n \n a.\n de output: de activiteiten die worden uitgevoerd, uitgedrukt in concrete opbrengsten; of\n \n \n b.\n de outcome: de stappen die worden gezet om het gewenste doel te realiseren.\n \n \n \n \n 3\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een minimale looptijd van twee jaar en een maximale looptijd van drie jaar;\n \n \n c.\n start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.\n \n \n \n \n 4\n Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het derde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan 13 weken na het indienen van de aanvraag.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.5\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 5.000.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.6\n Hoogte van de subsidie\n \n De subsidie is minimaal € 50.000 en maximaal € 100.000 per project.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.7\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.8\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n voor aanvragers uit het Europees deel van Nederland is de subsidie maximaal 50% van de totale projectkosten;\n \n \n b.\n voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;\n \n \n c.\n aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n d.\n aanvragers uit het Caribisch Deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de subsidie gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n e.\n de post onvoorzien is maximaal 7% van de totale projectkosten; en\n \n \n f.\n er kan maximaal één aanvraag per instelling worden gedaan.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Bijzondere verplichtingen\n \n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n actief deel te nemen aan een begeleidingstraject;\n \n \n b.\n kennis te delen over de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, onder meer door deelname aan intervisiebijeenkomsten die het Fonds organiseert; en\n \n \n c.\n deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 4.10\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 6 april 2024, 17.00 uur CET.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.11\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds nodig. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.12\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van drie criteria: inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, organisatorische kwaliteit en de duurzame samenwerking met de community.\n \n \n 2\n De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de visie van de instelling op het meemaken door de community;\n \n \n b.\n wat betreft de instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a, geldt dat ook wordt beschreven:\n \n \n 1°\n de resultaten van de ingezette verandering;\n \n \n 2°\n de interne omslag in de manier van werken die heeft plaatsgevonden en de plek die deze in de organisatie heeft gekregen;\n \n \n 3°\n de mate waarin meemakers al eigenaar zijn van de huidige meemaakactiviteiten; en\n \n \n 4°\n de wijze van borging en verankering, en eventuele kwesties waaraan de organisatie wil werken;\n \n \n \n \n c.\n wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat ook wordt beschreven:\n \n \n 1°\n de verhouding tussen het meemaken en de rest van de programmering van het podium én het denken over kunst en cultuur in de cultuursector;\n \n \n 2°\n de aanpassingen aan haar interne organisatievorm om de nieuwe manier van werken te verankeren;\n \n \n 3°\n de manier waarop de instelling zorgt voor het benodigde interne draagvlak onder directie en uitvoerend personeel; en\n \n \n 4°\n de mate waarin de instelling de huidige manier van werken, verwachtingen en kaders wil loslaten bij het meemaken.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;\n \n \n b.\n de beschrijving van de activiteiten of uitwerking van het proces en de mate waarin die passen bij het doel van het project;\n \n \n c.\n de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is;\n \n \n d.\n de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie;\n \n \n e.\n de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd; en\n \n \n f.\n de visie op financiële verduurzaming van de meemaakactiviteiten en op voortzetting en financiering van deze manier van werken na wegvallen van de subsidie van het Fonds.\n \n \n \n \n 4\n De duurzame samenwerking met community wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de beschrijving van de community, haar behoeften, en de wijze waarop de instelling daarop inspeelt in relatie tot het meemaken;\n \n \n b.\n de maatregelen die de instelling treft voor doorontwikkeling en borging, om op langere termijn eigenaarschap te blijven delen;\n \n \n c.\n wat betreft de instelling die de community structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre het plan bijdraagt aan een hechter lokaal cultuurnetwerk;\n \n \n wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre de inhoud van het meemaakproject in samenspraak met de community tot stand is gekomen.\n \n \n 5\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle beoordelingscriteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.1\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022Door Stcrt. 2023/10171 vernummerd tot art. 4.13.\n \n Artikel\n 4.13\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.14\n Voorschotten\n \n \n 1\n Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.\n \n \n 2\n Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Hardheidsclausule\n \n Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n \n Algemeen subsidiereglement\n \n \n Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dit is terug te vinden op de website van het Fonds.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Vernieuwen van cultuurmaken.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n \n Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n H.\n Verhoeven\n \n directeur-bestuurder\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046228/2023-04-13_0/xml/BWBR0046228_2023-04-13_0.xml", "content": "BWBR0046228_2022-01-25_0\n Regeling Vernieuwen van cultuurmaken2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n Regeling Vernieuwen van cultuurmaken2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;\n gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;\n gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022.\n \n \n besluit:\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Gebruikte begrippen\n \n \n 1\n In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.\n \n \n a.\n \n Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n b.\n \n Website van het Fonds:\n www.cultuurparticipatie.nl.\n \n \n c.\n \n Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n \n d.\n \n Algemeen Subsidiereglement:\n Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.\n \n \n e.\n \n Culturele Codes: Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.\n \n \n f.\n \n Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, inclusief de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n g.\n \n Europees deel van Nederland: Nederland, zonder het Caribisch deel van het Koninkrijk.\n \n \n h.\n \n Caribisch deel van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n \n \n i.\n \n Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.\n \n \n j.\n \n Cultuurmaker: persoon die aan cultuurparticipatie doet.\n \n \n k.\n \n Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.\n \n \n l.\n \n Cultureel professional: zelfstandige professional op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie die bij de Kamer van Koophandel, of bij een vergelijkbare organisatie in het Caribisch Deel van het Koninkrijk, ingeschreven staat als eenmanszaak.\n \n \n m.\n \n Culturele instelling: culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.\n \n \n n.\n \n Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n o.\n \n Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.\n \n \n p.\n \n Materiaalkosten: kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.\n \n \n \n \n 2\n In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Doel van de regeling\n \n Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die zorgen voor de vernieuwing van cultuurparticipatie. Die activiteiten sluiten aan bij de vraag of behoefte van de betrokken cultuurmakers, en leveren een bijdrage aan hun creatieve ontwikkeling.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 1.3\n Samenstelling van de regeling\n \n Vanaf hoofdstuk 2 zijn de verbijzonderde bepalingen terug te vinden ten aanzien van de in artikel 1.2 bedoelde stimulering.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.4\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Het Fonds weigert subsidie als:\n \n \n a.\n voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:\n \n \n 1°\n door het Fonds;\n \n \n 2°\n door een van de andere rijkscultuurfondsen;\n \n \n 3°\n op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of\n \n \n 4°\n op grond van de Erfgoedwet.\n \n \n \n \n b.\n de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;\n \n \n d.\n de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige producties, waardoor het unieke en experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is;\n \n \n e.\n de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt; of\n \n \n f.\n de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling; of\n \n \n g.\n de aanvrager een rechtspersoon is die niet voldoet aan de verplichtingen ten aanzien van de Governance Code Cultuur, zoals bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid.\n \n \n \n \n 2\n Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.\n \n \n 3\n Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.\n \n \n 4\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende weigeringsgronden bevatten.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 1.5\n Voorwaarden en beperkingen\n \n \n 1\n Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.\n \n \n 2\n Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:\n \n \n a.\n aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;\n \n \n b.\n de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en\n \n \n c.\n aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.\n \n \n \n \n 3\n Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten, zoals de posten onvoorzien en materiële investeringen. Als daarvan sprake is, wordt dat vermeld in het desbetreffende hoofdstuk van deze regeling.\n \n \n 4\n Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen de benodigde kosten voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project opnemen in de subsidieaanvraag.\n \n \n 5\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende voorwaarden en beperkingen bevatten.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 1.6\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.\n \n \n 2\n Gehonoreerde aanvragers starten binnen zes maanden na honorering met de uitvoering van hun project.\n \n \n 3\n Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan geldt de verplichting om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het vijfde en zesde lid.\n \n \n 4\n Als de aanvrager een natuurlijk persoon is, geldt de verplichting om de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie toe te passen, op een wijze die ten minste voldoet aan het zesde lid.\n \n \n 5\n Voor de Governance Code geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier op grond van al onderstaande onderdelen a tot en met d, aantoont:\n \n \n a.\n hoe de principes uit de code worden toegepast;\n \n \n b.\n hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;\n \n \n c.\n dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:\n \n \n 1°\n als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht die bestaat uit ten minste drie leden;\n \n \n 2°\n als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;\n \n \n \n \n d.\n dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting.\n \n \n \n \n 6\n Voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geldt dat de aanvrager in het aanvraagformulier toelicht hoe die codes worden toepast, waarbij de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gelden:\n \n \n a.\n aangevraagd bedrag tot € 5.000: pas de codes toe en leg uit waar dit nog niet volledig lukt, als dat het geval is;\n \n \n b.\n aangevraagd bedrag vanaf € 5.000 tot en met € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt en benoem hierbij ook de ambities;\n \n \n c.\n aangevraagd bedrag meer dan € 25.000: pas de codes toe, leg uit waar dit nog niet volledig lukt, benoem hierbij de ambities en reflecteer hierop achteraf in de verantwoording.\n \n \n \n \n 7\n Aanvragers delen hun ervaringen op social media en noemen daarbij het Fonds voor Cultuurparticipatie.\n \n \n 8\n \n Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende bijzondere verplichtingen bevatten.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 1.7\n Beoordelen aanvragen\n \n \n 1\n Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.\n \n \n 2\n Over aanvragen boven de € 25.000 geeft een externe adviescommissie advies aan het bestuur.\n \n \n 3\n Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.\n \n \n 4\n Als aanvragen worden aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als ontvangstdatum en als moment van het indienen van de aanvraag.\n \n \n 5\n Als aanvragen voldoen aan de indieningsvereisten, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.\n \n \n 6\n Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk beschreven op welke manier de beoordeling van de aanvragen verder plaatsvindt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 1.8\n Subsidieplafonds\n \n Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk aangegeven of er sprake is van een subsidieplafond. Het Fonds kan onder meer besluiten de budgetten die per hoofdstuk aan de subsidieplafonds zijn verbonden, in onderling verband te wijzigen of herverdelen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Ontwikkeling\n \n Dit hoofdstuk gaat over ontwikkeling en vernieuwing van cultuurmaken. Het Fonds streeft naar een actueel en aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op wat cultuurmakers daarvoor geacht worden te doen.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Doel en doelgroep\n \n \n Artikel\n 2.1\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers zich kunnen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie;\n \n \n b.\n cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie; of\n \n \n c.\n natuurlijk persoon van achttien jaar of ouder met een geldige verblijfstitel, die cultuurmaker is, namens een groep van minimaal drie cultuurmakers.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.3\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project waarin een groep van minimaal drie cultuurmakers een artistiek-inhoudelijke ontwikkelstap maakt per individu of als collectief.\n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan acht weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een looptijd van maximaal een jaar;\n \n \n c.\n start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het tweede lid, onderdeel a.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 4.296.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan dit subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.5\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n De subsidie is maximaal € 25.000 per project.\n \n \n 2\n Een natuurlijk persoon, zoals bedoeld in artikel 2.2, kan maximaal € 10.000 subsidie aanvragen per project.\n \n \n 3\n Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.6\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van\n dit hoofdstuk ook afgewezen als:\n \n \n a.\n de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of op activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager; of\n \n \n b.\n het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.7\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n voor aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland komt maximaal 90% van de totale projectkosten voor subsidie in aanmerking; voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is dat 100%;\n \n \n b.\n aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n c.\n aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en\n \n \n d.\n de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.8\n Bijzondere verplichtingen\n \n \n 1\n Als het Fonds daarom vraagt, is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van zijn project in relatie tot de regeling.\n \n \n 2\n Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Een subsidieontvanger is verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.\n \n \n 3\n De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 2.9\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 27 maart 2024, 17:00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.10\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.\n \n \n 4\n Als een natuurlijk persoon aanvraagt namens een groep van minimaal drie cultuurmakers, wordt een samenwerkingsovereenkomst toegevoegd aan de aanvraag. Het verplichte model daarvoor is beschikbaar via de website van het Fonds. Ook wordt van ieder persoon in deze groep een curriculum vitae toegevoegd.\n \n \n 5\n Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.\n \n \n 6\n Het projectplan omvat maximaal 3.000 woorden.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.11\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe het Fonds daaraan toetst:\n \n \n a.\n de inhoudelijke kwaliteit, waaronder de inhoud van het plan en de positie van de cultuurmakers in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en\n \n \n b.\n organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project, de eventuele werving van cultuurmakers en de wijze van samenwerken.\n \n \n \n \n 2\n Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 2.12\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 2.13\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-20232022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Samenwerking\n \n Dit hoofdstuk richt zich op het stimuleren van samenwerkingsverbanden en kennisuitwisseling die leiden tot vernieuwing. De focus ligt op de partners voor die samenwerking en uitwisseling, in het kader van cultuurparticipatie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Doel van de aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.1\n Doel\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Wie kan aanvragen\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.4\n Subsidieplafond\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.5\n Hoogte van de subsidie\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.6\n Weigeringsgronden\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.7\n Voorwaarden en beperkingen\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.8\n Bijzondere verplichtingen\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 3.9\n Indieningstermijnen\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.10\n Indieningsvereisten\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.11\n Beoordelingscriteria\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.12\n Beoordelingswijze\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Beslistermijn\n \nVervallen20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Meemaakpodia\n \n Dit hoofdstuk richt zich op de organisatievorm van ontwikkeling en vernieuwing van cultuurparticipatie binnen en via instellingen met een doorlopende programmeerfunctie.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 4.1\n Gebruikte begrippen\n \n In aanvulling op artikel 1.1 worden in dit hoofdstuk onderstaande begrippen gehanteerd.\n \n \n a.\n Community: lokale doelgroepen die bestaan uit amateurcultuurmakers, zoals bewoners, publiek, verenigingen en initiatieven uit de omgeving van de instelling die de aanvraag indient.\n \n \n b.\n MeeMaakPodium: een culturele vereniging of stichting, zoals een theater, podium, presentatie-instelling, museum of bibliotheek die doorlopend een programmeer – of podiumfunctie vervult op een fysieke locatie, gedurende het gehele jaar meerdere dagen per week geopend en toegankelijk is, en die het eigenaarschap deelt met lokale doelgroepen op het vlak van organisatievorming, programmering en communityvorming.\n \n \n c.\n Communityvorming: de manier waarop een MeeMaakPodium lokale doelgroepen uit de omgeving aan zich verbindt en uiteindelijk zeggenschap over de programmering deelt met deze community.\n \n \n d.\n Outcome: de beoogde effecten in kennis en werkwijze en de route die wordt afgelegd om dat te realiseren.\n \n \n e.\n Output: het concrete resultaat van de activiteiten.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.2\n Doel\n \n Met de subsidie in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat culturele instellingen:\n \n \n a.\n zich aan de hand van het in onderdeel b en c genoemde proces ontwikkelen tot een plek waar zij met cultuurmakers samenwerken aan meer en diverse soorten eigentijdse cultuurbeoefening, waarbij de cultuurparticipatie zoals beoefend door de community in de MeeMaakpodia zorgt voor de gewenste ontwikkeling;\n \n \n b.\n waarbij geldt voor de instellingen die de community al structureel betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, dat zij verder toewerken naar borging van hun meemaakactiviteiten;\n \n \n c.\n waarbij geldt voor de instellingen die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze, dat zij zich verder ontwikkelen tot een MeeMaakpodium door stappen te zetten in:\n \n \n 1°\n het in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;\n \n \n 2°\n het delen van eigenaarschap van programmering en podiumfunctie met de community, waaronder wordt verstaan: co-creatie en democratisering van de podiumfunctie; en\n \n \n 3°\n het opzetten van nieuwe organisatievormen als podium.\n \n \n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, in beginsel vallen hieronder de instellingen die eerder gehonoreerd zijn in de Regeling MeeMaakPodia;\n \n \n b.\n culturele instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze; of\n \n \n c.\n organisatie uit het Caribische deel van het Koninkrijk die vergelijkbaar is met de in onderdelen a en b genoemde organisaties.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Culturele instellingen met een programmeer- of podiumfunctie kunnen onder meer subsidie aanvragen voor:\n \n \n a.\n het door communitybuilding in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;\n \n \n b.\n het delen van het eigenaarschap van de programmering om zo de podiumfunctie te democratiseren door middel van co-creatie;\n \n \n c.\n de ontwikkeling van hun werkwijze en activiteiten om MeeMaakPodium te worden;\n \n \n d.\n borging en verduurzaming van het delen van deze podiumfunctie in een vaste werkwijze;\n \n \n e.\n het inrichten van nieuwe organisatievormen als podium, door middel van een interne organisatieverandering om MeeMaakPodium te worden en borging daarvan in het DNA van de organisatie.\n \n \n \n \n 2\n De aanvraag kan gericht zijn op output, outcome of beide. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag:\n \n \n a.\n de output: de activiteiten die worden uitgevoerd, uitgedrukt in concrete opbrengsten; of\n \n \n b.\n de outcome: de stappen die worden gezet om het gewenste doel te realiseren.\n \n \n \n \n 3\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n b.\n heeft een minimale looptijd van twee jaar en een maximale looptijd van drie jaar;\n \n \n c.\n start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.\n \n \n \n \n 4\n 4. Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het derde lid, onderdeel a.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.5\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 4.000.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.6\n Hoogte van de subsidie\n \n De subsidie is minimaal € 50.000 en maximaal € 100.000 per project.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.7\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.8\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n voor aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland is de subsidie maximaal 60% van de totale projectkosten;\n \n \n b.\n voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;\n \n \n c.\n aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n d.\n aanvragers gevestigd in het Caribisch Deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de subsidie gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n e.\n de post onvoorzien is maximaal 7% van de totale projectkosten; en\n \n \n f.\n er kan maximaal één aanvraag per instelling worden gehonoreerd.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n onderdeel d in plaats van onderdeel f.\n \n Artikel\n 4.9\n Bijzondere verplichtingen\n \n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n actief deel te nemen aan een begeleidingstraject;\n \n \n b.\n kennis te delen over de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, onder meer door deelname aan intervisiebijeenkomsten die het Fonds organiseert; en\n \n \n c.\n deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.\n \n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 4.10\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 6 april 2024, 17.00 uur. De tijdsaanduiding betreft de tijd die geldt in het Europees deel van Nederland.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.11\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds nodig. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.12\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van drie criteria: inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, organisatorische kwaliteit en de duurzame samenwerking met de community.\n \n \n 2\n De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de visie van de instelling op het meemaken door de community;\n \n \n b.\n wat betreft de instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a, geldt dat ook wordt beschreven:\n \n \n 1°\n de resultaten van de ingezette verandering;\n \n \n 2°\n de interne omslag in de manier van werken die heeft plaatsgevonden en de plek die deze in de organisatie heeft gekregen;\n \n \n 3°\n de mate waarin meemakers al eigenaar zijn van de huidige meemaakactiviteiten; en\n \n \n 4°\n de wijze van borging en verankering, en eventuele kwesties waaraan de organisatie wil werken;\n \n \n \n \n c.\n wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat ook wordt beschreven:\n \n \n 1°\n de verhouding tussen het meemaken en de rest van de programmering van het podium én het denken over kunst en cultuur in de cultuursector;\n \n \n 2°\n de aanpassingen aan haar interne organisatievorm om de nieuwe manier van werken te verankeren;\n \n \n 3°\n de manier waarop de instelling zorgt voor het benodigde interne draagvlak onder directie en uitvoerend personeel; en\n \n \n 4°\n de mate waarin de instelling de huidige manier van werken, verwachtingen en kaders wil loslaten bij het meemaken.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;\n \n \n b.\n de beschrijving van de activiteiten of uitwerking van het proces en de mate waarin die passen bij het doel van het project;\n \n \n c.\n de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is;\n \n \n d.\n de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie;\n \n \n e.\n de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd; en\n \n \n f.\n de visie op financiële verduurzaming van de meemaakactiviteiten en op voortzetting en financiering van deze manier van werken na wegvallen van de subsidie van het Fonds.\n \n \n \n \n 4\n De duurzame samenwerking met community wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de beschrijving van de community, haar behoeften, en de wijze waarop de instelling daarop inspeelt in relatie tot het meemaken;\n \n \n b.\n de maatregelen die de instelling treft voor doorontwikkeling en borging, om op langere termijn eigenaarschap te blijven delen;\n \n \n c.\n wat betreft de instelling die de community structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre het plan bijdraagt aan een hechter lokaal cultuurnetwerk; en\n \n \n d.\n wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre de inhoud van het meemaakproject in samenspraak met de community tot stand is gekomen.\n \n \n \n \n 5\n Alleen aanvragen die voldoen aan alle beoordelingscriteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.13*\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023Voorheen art. 4.1. Abusievelijk publiceert de Staatscourant een tweede artikel 4.13.\n \n Artikel\n 4.13\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 4.14\n Voorschotten\n \n \n 1\n Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.\n \n \n 2\n Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4a\n Participatieve kunst en cultuur\n \n Dit hoofdstuk gaat over vernieuwing van cultuurmaken middels professionele projecten. Het Fonds streeft naar een aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op professionals en instellingen die projecten met cultuurmakers opzetten en uitvoeren.\n De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1. Bij meerdere artikelen is in de toelichting een aanvullende uitleg gegeven.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 1\n Doel en doelgroep\n \n \n Artikel\n 4.15a\n Doel\n \n Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van projecten door professionele kunstenaars en instellingen die zorgen voor vernieuwing van cultuurmaken. Die projecten worden uitgevoerd met betrokken cultuurmakers, waarbij zij een bepalende invloed hebben op proces en eindproduct.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15b\n Wie kan aanvragen\n \n Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:\n \n \n a.\n culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie; of\n \n \n b.\n cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15c\n Waarvoor kan worden aangevraagd\n \n \n 1\n Subsidie kan worden aangevraagd voor projecten die bijdragen aan een of meerdere van de effecten:\n \n \n a.\n het actief participeren van minder voordehand liggende groepen cultuurmaker;\n \n \n b.\n het project draagt bij aan blijvende sociale cohesie en verbindingen tussen verschillende groepen cultuurmakers;\n \n \n c.\n de artistieke producten, ontwikkeld met cultuurmakers, worden als artistiek hoogstaand gewaardeerd;\n \n \n d.\n de uitkomsten van artistieke processen waarop cultuurmakers invloed hebben, dragen bij aan grote maatschappelijke vraagstukken.\n \n \n \n \n 2\n Het project:\n \n \n a.\n start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;\n \n \n c.\n heeft een looptijd van maximaal twee jaar.\n \n \n d.\n start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n Het Fonds kan in het subsidieverleningsbesluit beslissen om af te wijken van het tweede lid, onderdeel a.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15d\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 2.500.000.\n \n \n 2\n Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15e\n Hoogte van de subsidie\n \n De subsidie is minimaal € 25.000 en maximaal € 125.000 per project.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15f\n Weigeringsgronden\n \n Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15g\n Voorwaarden en beperkingen\n \n Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:\n \n \n a.\n aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 80% van de totale projectkosten als subsidie aanvragen;\n \n \n b.\n aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 90% van de totale projectkosten als subsidie aanvragen;\n \n \n b.\n aanvragers gevestigd in het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;\n \n \n c.\n aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en\n \n \n d.\n de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15h\n Bijzondere verplichtingen\n \n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject;\n \n \n b.\n kennis te delen wanneer daar door het Fonds om gevraagd wordt; en\n \n \n c.\n direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.\n \n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Paragraaf\n 2\n De aanvraag\n \n \n Artikel\n 4.15i\n Indieningstermijnen\n \n Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf de dag van inwerkingtreding van deze regeling om 09.00 uur tot en met 27 maart 2024, uiterlijk 17:00 uur. De tijdsaanduiding is de tijd zoals die geldt in het Europees deel van Nederland.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15j\n Indieningsvereisten\n \n \n 1\n Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.\n \n \n 2\n Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.\n \n \n 3\n Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting met alle bedragen inclusief btw ingediend.\n \n \n 4\n Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.\n \n \n 5\n Het projectplan omvat maximaal 5.000 woorden.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15k\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de criteria:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en\n \n \n b.\n de organisatorische kwaliteit.\n \n \n \n \n 2\n De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de visie van de aanvrager op cultuurparticipatie en participatieve kunst;\n \n \n b.\n de mate waarin en wijze waarop cultuurmakers in het project gelijkwaardig betrokken worden;\n \n \n c.\n de mate waarin de beoogde effecten worden geïnterpreteerd en omschreven; en\n \n \n d.\n de wijze van co-creëren waarop aan het behalen van de beoogde effecten wordt gewerkt;\n \n \n \n \n 3\n De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:\n \n \n a.\n de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;\n \n \n b.\n de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is én waarin de vergoeding voor de cultuurmakers is opgenomen;\n \n \n c.\n de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie; en\n \n \n d.\n de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd.\n \n \n \n \n 4\n Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15l\n Beoordelingswijze\n \n Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15m\n Beslistermijn\n \n Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.\n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n Artikel\n 4.15n\n Voorschotten\n \n \n 1\n Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.\n \n \n 2\n Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-202320231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Hardheidsclausule\n \n Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n \n Algemeen subsidiereglement\n \n \n Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dit is terug te vinden op de website van het Fonds.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Vernieuwen van cultuurmaken.\n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-20222022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n \n \n Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,\n \n H.\n Verhoeven\n \n directeur-bestuurder\n \n2022143624-01-20222022143624-01-202225-01-2022\n \n20231017112-04-202320231017112-04-202313-04-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046228/manifest.xml", "content": "2022-01-252025-09-012022-01-25T07:16:56+01:002023-11-25T06:05:28+01:00BWBR0046228.WTI2022-01-252023-04-122022-01-259999-12-312022-01-25T07:18:59+01:002023-04-15T06:09:41+02:002131704735352f45f12b38027d6101509f4bfccb4800668306e9f342e64f85207508884e54eae59e8047f10292566a82d16b1cdbae0521c3ab0f140a6cdba7c23f6ed52023-04-139999-12-312023-04-139999-12-312023-04-15T06:09:42+02:002023-04-15T06:09:42+02:00246867a9a01bd580dbdb46e976be05e6cf1da755be3f4f9c59ec508f933f20d3df04c2961d07852647beae91b3ae0247d35012863cbce6bc63253c5017602a25a0d7b8", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046229/2021-12-17_1/xml/BWBR0046229_2021-12-17_1.xml", "content": "\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. Het vervangt het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816, \n Staatscourant 2014, 16111\n . Gewijzigd is met name onderdeel 9.3 en volgende over wijziging van stamrechten bedongen vóór 1992 en afgetrokken in verband met de zogenoemde stakingswinst of oudedagsreserve. Het daar opgenomen omzettingsbeleid sluit in de gewijzigde tekst zoveel mogelijk aan bij de omzettingsregeling van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. De overige wijzigingen zijn zuiver redactioneel en beogen dan ook geen inhoudelijke verandering.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. De onderdelen 2 tot en met 7 betreffen aspecten van het regime onder de Wet IB 2001. Onderdeel 8 gaat in op lijfrenten die zijn bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve onder de regeling zoals die luidde tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001. Onderdeel 9 behandelt enige aspecten van lijfrenten die zijn bedongen vóór 1 januari 1992.\n Tenzij anders is aangegeven, zijn de in dit besluit opgenomen goedkeuringen gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule). Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op gevallen waar in plaats van een lijfrenteverzekering wordt gekozen voor een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet IB 2001.\n Waar in dit besluit sprake is van verzoeken die aan mij kunnen worden voorgelegd, kan men deze sturen naar:\n Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst\n Postbus 20201,\n 2500 EE Den Haag\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR:\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n Wet IB 1964: Wet op de inkomstenbelasting 1964\n \n \n \n Wet IB 2001:\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet Vpb 1969:\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n Invoeringswet:\n Invoeringswet Wet IB 2001\n \n \n \n \n Wet VPL:\n Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, Staatsblad 2005, 115\n \n \n \n Andere-verzekeraarsanctie: De sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, Wet IB 2001\n \n \n \n AOW-leeftijd: De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet\n \n \n \n Artikel 19-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Artikel 44j-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 44j (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Bv: Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid\n \n \n \n IB ’64-sanctie: De sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Vpb-sanctie: De sanctie van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969\n \n \n \n Omzetting oudedagsreserve: De omzetting van een oudedagsreserve in een lijfrente op de voet van artikel 3.128 Wet IB 2001\n \n \n \n Omzetting stakingswinst: De omzetting van stakingswinst in een lijfrente op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001\n \n \n \n Verzekeraar-overnemer: De verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001\n \n \n \n Vof: Vennootschap onder firma\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 2\n Lijfrente bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; staking na AOW-leeftijd plus vijf jaar; (tijdelijke) oudedagslijfrente\n \n Premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort worden aangemerkt als uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.124 Wet IB 2001). Om te kwalificeren als uitgave voor inkomensvoorziening wordt aan een lijfrente onder meer de eis gesteld dat de termijnen van deze lijfrente uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige aan wie deze termijnen toekomen, de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001).\n De leeftijdsgrens is ook van toepassing op lijfrenten die worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst. Hoewel ik in het algemeen hecht aan een uniforme toepassing van bovengenoemde leeftijdsgrens bij de fiscale kwalificatie van oudedagsvoorzieningen, heb ik naar aanleiding van signalen uit de uitvoeringspraktijk geconstateerd dat onverkorte toepassing van de leeftijdsgrens bij genoemde omzettingen kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. De oudedagsreserve kan in de jaren voorafgaande aan de staking van de onderneming worden omgezet in een lijfrente. De ondernemer beschikt feitelijk veelal niet eerder dan bij de staking van de onderneming over de hiervoor benodigde liquiditeiten; het vermogen is geïnvesteerd in de onderneming. Met betrekking tot de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente is het niet mogelijk een tijdstip voorafgaande aan de staking in aanmerking te nemen. Om in deze twee gevallen voor de fiscale aftrek van de lijfrentepremie in aanmerking te komen, wordt de desbetreffende ondernemer (veelal) gedwongen zijn onderneming uiterlijk te staken in het jaar waarin hij eerdergenoemde leeftijd bereikt.\n Goedkeuring\n Voor de toepassing van de artikelen 3.128 en 3.129 Wet IB 2001 keur ik het volgende goed in het geval lijfrenten niet kwalificeren doordat zij later ingaan dan in het jaar waarin de ondernemer de leeftijd van vijf jaar hoger dan de AOW-leeftijd bereikt (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001). In dat geval worden de premies toch begrepen onder de premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Hierbij geldt als voorwaarde dat de termijnen van de lijfrente dadelijk ingaan.\n Wellicht ten overvloede merk ik op dat in de situatie waarin de met toepassing van deze goedkeuring bedongen lijfrente kwalificeert als een tijdelijke lijfrente in de zin van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001, het maximale gezamenlijke bedrag van de termijnen zoals vermeld in die bepaling onverkort van toepassing is.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 3\n Omzetting oudedagsreserve en omzetting stakingswinst vanaf 1 januari 2001; de verzekeraar (artikel 3.126)\n \n \n 3.1\n (Door)overdracht van de onderneming\n \n Het is mogelijk een aftrekbare lijfrente te bedingen als tegenprestatie voor de overdracht van (een deel van) een onderneming (artikel 3.129 Wet IB 2001). Een dergelijke lijfrente dient bedongen te worden van een professionele verzekeraar of van de verzekeraar-overnemer (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). De wet eist niet dat de verzekeraar-overnemer de onderneming ook in de toekomst voortzet, maar bij een vooropgezette dooroverdracht aan een derde is de verzekeraar in wezen geen overnemer. Zo zal premieaftrek worden geweigerd als tevoren is overeengekomen dat na de inbreng van (een gedeelte van) de onderneming waarvoor als tegenprestatie de lijfrente is bedongen, het (aandelen)belang in die dochtermaatschappij of de onderneming door die dochtermaatschappij zal worden overgedragen aan een derde.\n Onder omstandigheden hoeft een vooropgezette dooroverdracht niet in de weg te staan aan de premieaftrek. Dit blijkt uit Hoge Raad 8 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7113, juncto Hoge Raad 7 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BI3713.\n In deze arresten oordeelde de Hoge Raad dat onder de wettelijke regeling ook de situatie valt waarin de onderneming ‘uitzakt’ in een dochtermaatschappij, maar waarbij de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van die onderneming volledig behoudt.\n Regelmatig worden mij vragen voorgelegd betreffende de (door)overdracht van de verkregen onderneming door de verzekeraar-overnemer(s)1Gewezen wordt nog op de wisselende perspectieven bij de reorganisatie van bijvoorbeeld een vof. Voor de overdragende natuurlijke persoon betreft de ‘overgedragen onderneming’ zijn firma-aandeel – voor zover door hem overgedragen aan de houdstermaatschappij. Voor de gezamenlijke dochtermaatschappij waarin alle firma-aandelen – voor zover aan haar overgedragen door de houdstermaatschappij(en) – bij elkaar komen betreft de ‘overgedragen onderneming’ het totaal van de bedoelde firma-aandelen (waarin de houdstermaatschappij haar belang al dan niet volledig heeft behouden).. Mijn antwoord hierop is dat ik bereid ben een dergelijke overdracht – voor zover nodig – goed te keuren mits het om reële gevallen gaat. Hiertoe behoren de hierna genoemde situaties:\n A. Toetreding tot een samenwerkingsverband\n De verzekeraar-overnemer treedt toe tot een samenwerkingsverband en de overgedragen onderneming wordt gedreven door dat samenwerkingsverband. Er is sprake van een reëel geval als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n a.\n De inbreng van de gerechtigden tot het samenwerkingsverband vindt geheel plaats in contanten en/of in natura;\n \n \n b.\n Als de overgedragen ondernemingen deel uitmaakten van een samenwerkingsverband, komt de onderlinge winstverdeling tussen de desbetreffende verzekeraar-overnemers overeen met de winstverdeling binnen het eerdere samenwerkingsverband;\n \n \n c.\n Als de onderneming van de verzekeraar-overnemer voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven, zou de verzekeraar-overnemer kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.\n \n \n Voorbeeld A.1\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv’s gaan vervolgens een samenwerkingsverband aan. De winstverdeling komt overeen met de winstverdeling tussen de oorspronkelijke firmanten. Na het aangaan van het samenwerkingsverband zouden de bv’s kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 als de onderneming van de rechtspersonen voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven. Onder bovenstaande omstandigheden is sprake van een reëel geval.\n Voorbeeld A.2\n Dezelfde casus als voorbeeld A.1 met de toevoeging dat in het samenwerkingsverband dat de vennootschappen aangaan, direct een of meer nieuwe derden toetreden, uitsluitend door inbreng van contanten dan wel in natura. Ook dit is een reëel geval.\n B. Dooroverdracht aan een dochtermaatschappij\n Een dochtermaatschappij neemt de overgedragen onderneming over van de verzekeraar-overnemer(s). Er is sprake van een reëel geval voor zover een verzekeraar-overnemer middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming heeft behouden.\n Voorbeeld B.1\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte dochtermaatschappij. Daarmee wordt het relatief kleine aandelenkapitaal volgestort; voor het grootste deel vindt creditering plaats. Deze situatie kwalificeert als reëel geval omdat de bv het belang in de winst en het vermogen van de onderneming volledig heeft behouden. Voor de behaalde stakingswinst kan daarom een lijfrente worden bedongen.\n Voorbeeld B.2\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een nieuw opgerichte of bestaande eigen bv (verzekeraar-overnemers) met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv‘s dragen elk de verkregen onderneming – zonder lijfrenteverplichting – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande gezamenlijke dochtermaatschappij. De verdere overdracht vindt zoveel mogelijk plaats tegen creditering. Er is sprake van een reëel geval als de bv‘s na de verdere overdracht de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming – middellijk – hebben behouden.\n N.B.1 Wellicht ten overvloede merk ik op dat de omvang van de creditering als zodanig niet van belang is.\n N.B.2 Het is toegestaan dat de bedragen van de creditering voor de eventueel onderscheiden houdstermaatschappijen/verzekeraar-overnemers verschillen. Dit doet niet af aan het vorenstaande; een crediteur heeft weliswaar een vordering, maar daarmee is de crediteur als zodanig nog niet gerechtigd tot het vermogen of de winst van de debiteur.\n N.B.3 Als in voorbeeld B.2 bij de verdere overdracht zoveel mogelijk gebruik zou worden gemaakt van cumulatief preferente aandelen in plaats van creditering, blijft de conclusie hetzelfde. De bv(‘s) heeft/hebben immers na de verdere overdracht middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming behouden.2Vanzelfsprekend moet bij de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen zakelijk worden gehandeld.\n Voorbeeld B.3\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt, volgens een vooropgezet plan, de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande dochtermaatschappij waarin zij 50% van de (gewone) aandelen bezit; de resterende 50% is in handen van een derde. Deze situatie kwalificeert gedeeltelijk (50%) als reëel geval omdat de bv in zoverre het belang in de winst en het vermogen heeft behouden. Voor de helft van de behaalde stakingswinst kan daarom een lijfrente worden bedongen.\n N.B. Het uitreiken van andere dan gewone aandelen is toegestaan. Dit leidt niet tot een beperking van de premieaftrek zolang de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst blijft behouden.\n Verzoeken\n Het staat belanghebbenden vrij situaties die niet overeenkomen met de hiervoor opgesomde, aan mij voor te leggen. Dergelijke verzoeken kunnen worden geadresseerd aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.2\n Overdracht van de lijfrenteverplichting\n \n Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden onder andere in aanmerking genomen indien een lijfrenteverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, onderdeel b, of onderdeel d, Wet IB 2001 (andere-verzekeraarsanctie). Het moet dan gaan om de overgang van een lijfrenteverplichting als bedoeld in artikel 3.124 Wet IB 2001 waarvan de premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn gekomen.\n De wet geeft de Minister de bevoegdheid onder door hem te stellen voorwaarden te bepalen dat geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen, indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming van een verzekeraar-overnemer of een verzekeraar-voortzetter als bedoeld in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001 (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Gedacht kan dan worden aan de situatie waarin een natuurlijke persoon een onderneming overneemt waarbij de overdrager als tegenprestatie, onder meer, een lijfrente heeft bedongen. Vervolgens draagt de overnemende ondernemer de verkregen onderneming – inclusief de lijfrenteverplichting – over aan een door hem opgerichte bv.\n Toestemming aan de inspecteur\n Verzoeken om toepassing van deze ontheffing kunnen worden voorgelegd aan de inspecteur. Ik verleen de inspecteur toestemming – onder de hierna genoemde voorwaarden – ter zake van de overdracht van de lijfrenteverplichting de andere-verzekeraarsanctie achterwege te laten.\n Voorwaarden\n \n \n a)\n De overdracht van de lijfrenteverplichting vindt plaats op zakelijke basis, zulks ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b)\n De (soort) lijfrente ondergaat geen wijziging behoudens een gelijktijdige wijziging in een andere lijfrente als genoemd in artikel 3.125 Wet IB 2001.\n \n \n c)\n De overdracht van het geheel van de lijfrenteverplichting vindt plaats in het kader van, dat wil zeggen samen met, de overdracht door de verzekeraar van zijn gehele onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001. Bij de toepassing van de vorige volzin geldt ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 het aandelenbezit in een vennootschap die een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n \n \n d)\n De overnemer van de onderneming verklaart schriftelijk binnen twee maanden na de overdracht tegenover de inspecteur ermee akkoord te gaan te worden beschouwd als de verzekeraar in de zin van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2º, Wet IB 2001.\n \n \n e)\n De overnemer van de onderneming voldoet aan de overige eisen van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001.\n \n \n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Uit de hiervoor genoemde voorwaarden blijkt dat ik van mening ben dat de wetgever de mogelijkheid tot ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie heeft bedoeld te verlenen als de overdracht van de gehele onderneming van de verzekeraar plaatsvindt, dus inclusief het geheel van de lijfrenteverplichting. Een overdracht van een lijfrenteverplichting kwalificeert daarom niet in het geval alleen de lijfrenteverplichting wordt overgedragen aan een andere bv, bijvoorbeeld aan een pensioen-bv waarvan de gerechtigde aandeelhouder is. Bij een overdracht van een lijfrenteverplichting van een dochtermaatschappij aan de moedermaatschappij omdat er tegenover de lijfrenteverplichting geen materiële onderneming meer in de dochtermaatschappij aanwezig is, geldt de goedkeuring om dezelfde reden evenmin.\n Er doen zich echter situaties voor die zodanig verwant zijn met waar de wetgever het oog op had, dat ontheffing ook daar als passend moet worden beschouwd. Zo ben ik ook bereid om te bezien of goedkeuring mogelijk is in situaties waarin slechts een enkel vermogensbestanddeel niet mee overgaat naar de nieuwe verzekeraar, omdat dit geen functie meer vervult in de onderneming: bijvoorbeeld een beleggingspand. Ook ben ik bereid om te bezien of en zo ja, onder welke voorwaarden, overdrachten zonder sanctie kunnen plaatsvinden in situaties waarbij het totaal van de lijfrenteverplichting(en) niet in zijn geheel wordt overgedragen aan dezelfde bv of natuurlijke persoon. Uitgangspunt daarbij is dat elke overdracht van een deel van de lijfrenteverplichting(en) vergezeld gaat van een evenredig deel van de onderneming (zie ook onderdeel 3.2.1. en 3.2.2.).\n In deze situaties of in andere gevallen die niet worden bestreken door de toestemming die hierboven de inspecteur is verleend, stuurt de inspecteur een verzoek om ontheffing op voet van artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001, met een toelichting op de reden van doorzending, ter behandeling door naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Wat betreft de afhandeling van deze verzoeken benadruk ik dat strikt de hand wordt gehouden aan de wettelijke eis dat de overdracht van de lijfrente plaatsvindt in het kader van de overdracht van een materiële onderneming. Verzoeken voor situaties waarin overdracht van de lijfrenteverplichting niet samengaat met de overdracht van een materiële onderneming worden afgewezen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.2.1\n Juridische splitsing\n \n In het kader van een juridische splitsing gaat het vermogen over onder algemene titel en is er voor de betrokken rechtsperso(o)n(en) en natuurlijke perso(o)n(en) een fiscale begeleiding mogelijk. Voor zover vermogensbestanddelen overgaan naar de verkrijgende rechtsperso(o)n(en) wordt de splitsende rechtspersoon geacht deze te hebben overgedragen (artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969). Voor de toepassing van de inkomstenbelasting is er mijns inziens sprake van een andere verzekeraar, waardoor in beginsel de andere-verzekeraarsanctie in werking treedt. Deze sanctie blijft onder te stellen voorwaarden achterwege indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Ik beoordeel dit vereiste verband naar de toestand ten tijde van het civielrechtelijk van kracht worden van de splitsing (zie artikel 2:334n, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De eventuele terugwerking van de splitsing voor de fiscale winstbepaling acht ik hierbij niet van belang. Deze terugwerking is een goedkeurende afwijking van het daadwerkelijke splitsingstijdstip (in de regel het tijdstip waarop de splitsing civielrechtelijk van kracht wordt).\n Bij de beoordeling of een lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van een onderneming wordt de achtergrond, het karakter van de overgang getoetst. Een dergelijke achtergrondtoets weegt naar zijn aard alleen de daadwerkelijke feiten en omstandigheden en negeert als zodanig een zuiver fictieve omstandigheid zoals de terugwerking.\n Als bij de splitsing wordt voldaan aan alle voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. kan de inspecteur een verzoek om goedkeuring zelf afdoen, krachtens onderdeel 3.2.\n De toestemming van onderdeel 3.2. geldt niet als de lijfrenteverplichting(en) van de splitsende rechtspersoon overgaan naar verschillende verkrijgende rechtspersonen. Met name wordt dan niet voldaan aan de eis dat kort gezegd de gehele verplichting overgaat tezamen met de gehele onderneming (voorwaarde c van onderdeel 3.2).\n Niettemin acht ik goedkeuring dan toch passend in de situatie dat:\n \n \n 1.\n de splitsende rechtspersoon een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001; en\n \n \n 2.\n de splitsing van de lijfrenteverplichting(en) plaatsvindt in gelijke verhouding als de splitsing van de onderneming.\n \n \n Dat acht ik vooral passend omdat in die situatie de band tussen onderneming en verplichting naar evenredigheid behouden blijft. Hierbij beschouw ik ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 van de splitsende rechtspersoon het aandelenbezit in een vennootschap die een dergelijke onderneming drijft, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in de hiervoor bedoelde situatie ontheffing te verlenen van de andere-verzekeraarsanctie, met overeenkomstige toepassing van de voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. Bij de beoordeling van de evenredige verdeling van lijfrenteverplichting en onderneming in de zin van het hiervoor onder 2 vermelde vereiste, blijft buiten aanmerking dat deel van de lijfrenteverplichting dat binnen een door de inspecteur te bepalen redelijke termijn na de splitsing wordt overgedragen aan een professionele verzekeraar (een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, Wet IB 2001).\n Ter illustratie van de evenredige verdeling bedoeld in de vorige volzin geef ik het volgende voorbeeld.\n BV X wordt zuiver gesplitst. De aandeelhouders A en B, met ieder een belang van 50% in BV X, krijgen elk een ‘eigen’ BV, respectievelijk A BV en B BV. Omdat BV X lijfrenteverplichtingen heeft tegenover A en B, leidt de splitsing tot de andere-verzekeraarsanctie. Men verzoekt om ontheffing. De vereiste onderneming is aanwezig en wordt over BV A en BV B gelijk verdeeld, waarbij iedere bv een ondernemingstak krijgt met een waarde in het economische verkeer van 500. De lijfrenteverplichtingen zijn echter in waarde ongelijk. De lijfrenteverplichting jegens A heeft een waarde in het economische verkeer van 100, die jegens B heeft een waarde van 50. Men wil de lijfrenteverplichting jegens A naar A BV laten gaan en de lijfrenteverplichting jegens B naar B BV. De inspecteur wijst dit af, want deze ongelijke verdeling (100:50) is niet evenredig aan de verdeling van de onderneming (500:500). Om toch ontheffing te krijgen, zullen de lijfrenteverplichtingen ook gelijk verdeeld moeten worden. Alleen dan blijft de verhouding tussen onderneming en lijfrenteverplichting (relatief) ongewijzigd. Een oplossing kan worden gevonden door de lijfrenteverplichting tegenover A ad 100 voor 50 af te storten bij een professionele verzekeraar, zodat gelijke waarden ontstaan (50:50). Een alternatieve oplossing is natuurlijk ook dat wordt aanvaard dat de lijfrenteverplichting jegens A toch gedeeltelijk, namelijk voor 25, overgaat naar B BV, zodat de lijfrenteverplichtingen net als de onderneming gelijk worden verdeeld (75:75). Aanpassing van de verdeling van de onderneming, zodat deze aansluit bij de (100/50) verdeling van de lijfrenteverplichting, is tot slot ook een manier om te voldoen aan de vereiste evenredige verdeling.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur met een toelichting op de reden van doorzending ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid vermeld ik over de verdere afhandeling van door de inspecteur doorgezonden verzoeken dat ik daarbij in ieder geval vasthoud aan het hierboven al vermelde principe: dat ontheffing alleen wordt verleend als een (in)directe band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 in stand blijft. Verder moet de verdeling van de lijfrenteverplichting(en) de verdeling van de gerechtigdheid tot de winst en het vermogen van genoemde onderneming op het tijdstip direct voorafgaand aan de splitsing weerspiegelen. Ter illustratie van dit principe verwijs ik naar het hierboven gegeven voorbeeld.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.2.2\n Juridische fusie\n \n Bij overgang van de lijfrenteverplichting in het kader van een juridische fusie is analoog aan de situatie bij splitsing in beginsel de andere-verzekeraarsanctie van toepassing. Juridische fusies waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 3.2. vallen onder de werking van dat onderdeel.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur voor bepaalde verzoeken\n Aanvullende goedkeuring acht ik passend als de verdwijnende rechtspersoon geen onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, maar de verkrijgende rechtspersoon wel een dergelijke onderneming drijft. Dit acht ik passend vanwege het bijzondere karakter van een juridische fusie en de omstandigheid dat bij een juridische fusie men veelal de keus heeft om de bv met de lijfrenteverplichting(en) te laten optreden als hetzij de verkrijgende rechtspersoon, hetzij de verdwijnende rechtspersoon.\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in dergelijke situaties ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie te verlenen, onder (overeenkomstige) toepassing van de in onderdeel 3.2. vermelde voorwaarden.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur met een toelichting op de reden voor doorzending ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Directie Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Net als bij de juridische splitsing (zie onderdeel 3.2.1.) zullen in dit geval de voorwaarden (mede) zijn gericht op een bestendige band dan wel het tot stand brengen van een band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming(en) in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.3\n Overige\n \n \n 3.3.1\n Lijfrente bedongen bij houdstermaatschappij van overnemende bv\n \n Indien een onderneming is overgedragen aan een bv, terwijl als tegenprestatie voor de overdracht een lijfrente is bedongen bij de houdstermaatschappij die alle aandelen in die bv houdt, is geen lijfrentepremieaftrek mogelijk. De lijfrente moet immers zijn bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). De lijfrente dient daarom bedongen te zijn bij het lichaam dat de onderneming overneemt.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.3.2\n Overdracht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen; lijfrentepremieaftrek?\n \n Bij de overdracht van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen in het kader van staking kan in bepaalde situaties wettelijk gezien geen fiscaal gefaciliteerde lijfrente worden bedongen. Ik verwijs hiervoor naar onderstaand voorbeeld.\n Voorbeeld\n Vader en zoon A drijven samen een vof (winstverdeling 50:50). Het bedrijfspand behoort tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de vader. Vader wenst zijn firma-aandeel over te dragen aan zoon B. Tevens wenst hij tegelijkertijd het bedrijfspand over te dragen aan beide zonen (ieder voor een gelijk deel).\n Vader kan een gefaciliteerde lijfrente bedingen bij zoon B voor de stakingswinst die hij heeft behaald op de overdracht van zijn onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). In dit geval wordt tot de overdracht van de onderneming ook gerekend, de winst behaald bij de overdracht van 50% van het bedrijfspand aan zoon B. Maar vader kan geen gefaciliteerde lijfrente bedingen voor de stakingswinst die hij behaalt op de overdracht van het aandeel in de eigendom van het bedrijfspand aan zoon A, omdat genoemd vermogensbestanddeel geen deel uitmaakt van de overdracht van (een gedeelte van) zijn onderneming aan die zoon.\n Goedkeuring\n Ik keur echter goed dat in deze situatie vader voor de stakingswinst ter zake van de overdracht van het gedeelte in het bedrijfspand bij zoon A een lijfrente kan bedingen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 3.3.3\n Verzekeraar; onderneming direct door middel van lease ter beschikking stellen aan een derde\n \n Een ondernemer die zijn onderneming overdraagt aan een nieuw opgerichte bv terwijl de bv de onderneming door middel van lease ter beschikking gaat stellen aan een derde kan bij die bv geen lijfrente bedingen als tegenprestatie.\n Indien sprake is van financial lease, kan dit feitelijk worden aangemerkt als directe (door)verkoop van de onderneming. Indien het voornemen daartoe al bestond ten tijde van het bedingen van de lijfrente, kwalificeert de bv niet als verzekeraar-overnemer in de zin van artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Indien sprake is van operational lease, kan worden gesteld dat in principe sprake is van een met verhuur overeenkomende wijze van ter beschikking stellen van de vermogensbestanddelen. Vereist is dat de verzekeraar een onderneming in materiële zin overneemt om te kwalificeren als verzekeraar-overnemer. Zie namelijk de eis gesteld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. In deze situatie wordt door de bv echter geen onderneming in materiële zin overgenomen (Hoge Raad 20 februari 2004, nr. 38168; gewezen inzake artikel 18 Wet IB 1964). Het voorgaande geldt niet indien de verhuurder van de onderneming wel als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 wordt aangemerkt (zie Hof Arnhem 22 oktober 2008, nr. 07/00340). In dat geval neemt de verzekeraar namelijk wel een onderneming in eerdergenoemde zin over.\n Dat een bv wordt geacht met het hele vermogen een onderneming te drijven (de fictie van artikel 2, vijfde lid, Wet Vpb 1969) doet daar niet aan af. Genoemde fictie veronderstelt weliswaar dat de bv in formele zin steeds een onderneming uitoefent, maar er is geen reden die bepaling door te laten werken naar artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Dit geldt ook indien de overdrager de onderneming vóór de inbreng in de bv nog niet verhuurde, maar ten tijde van het bedingen van de lijfrente de overnemer dit voornemen wel had.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 4\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; termijnen\n \n Het bedingen van een lijfrente wordt afgerond met het betalen of verrekenen van de premie. In dit onderdeel wordt ingegaan op problemen met termijnen bij het bedingen (inclusief betaling/verrekening) van een lijfrente.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.1\n Betaling/verrekening na termijn bedoeld in artikel 3.130, tweede lid; termijnverlenging\n \n Lijfrentepremies moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, de zogenoemde zesmaandstermijn, om alsnog aangemerkt te kunnen worden alsof zij zijn betaald in het kalenderjaar (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001). Mij is gebleken dat strikte toepassing van deze termijn in bepaalde gevallen kan leiden tot ongewenste gevolgen. Het gaat met name om gevallen waarbij de inspecteur een correctie aanbrengt op de (aangegeven) stakingswinst, alsmede om gevallen waarbij de termijnoverschrijding het gevolg is van (zeer) bijzondere omstandigheden terwijl daarmee de mogelijkheid tot een eenmalig verhoogde aftrek definitief verloren gaat.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat bovengenoemde zesmaandstermijn onder voorwaarden kan worden verlengd als:\n \n \n a.\n De termijnoverschrijding wordt veroorzaakt door een omstandigheid die de belastingplichtige redelijkerwijs niet kan worden aangerekend; de belastingplichtige dient dit aannemelijk te maken. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie inzake artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht of de jurisprudentie inzake artikel 60 AWR.\n \n \n b.\n De inspecteur bij de aanslagregeling correcties op de stakingswinst aanbrengt. De correcties mogen niet het gevolg zijn van grove schuld of opzet als bedoeld in artikel 67d e.v. AWR. Bij grove schuld kan tevens worden gedacht aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Onder correcties op de stakingswinst wordt tevens begrepen de situatie waarin als gevolg van zogenoemd vooroverleg, na afloop van de zesmaandstermijn, de belastingplichtige een hogere stakingswinst zal aangeven in de nog in te dienen aangifte. Indien een verschil van inzicht bestaat over het jaar waarin de stakingswinst wordt genoten, kan een correctie die daaruit voortvloeit, ook worden aangemerkt als een correctie op de stakingswinst.\n \n \n Voorwaarden\n \n \n •\n De goedkeuring onder a is beperkt tot lijfrenten die kunnen worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n \n \n •\n De goedkeuring onder b geldt alleen bij een omzetting stakingswinst en is bovendien beperkt tot het bedrag van de correctie. De ingangsdatum van de termijnen van lijfrenten zoals bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001 kan in dit kader analoog aan deze goedkeuring later ingaan.\n \n \n •\n Een verzoek om termijnverlenging dient te worden gericht aan de inspecteur. De inspecteur is gemachtigd een dergelijk verzoek in te willigen, ook voordat de desbetreffende (navorderings)aanslag onherroepelijk vaststaat.\n \n \n •\n Het verzoek dient uiterlijk zes weken na het onherroepelijk vaststaan van de hiervoor genoemde aanslag te zijn ingediend.\n \n \n •\n De inspecteur stelt bij inwilliging van het verzoek als voorwaarde dat binnen een door hem te stellen termijn zowel de lijfrente wordt bedongen als de desbetreffende premie wordt betaald of verrekend.\n \n \n In andere dan de onder a en b genoemde gevallen van termijnoverschrijding of wanneer het verzoek te laat is ingediend, wordt geen termijnverlenging toegestaan.\n De hiervoor opgenomen goedkeuring geldt ook als erfgenamen van de overleden ondernemer bij de genoemde omzettingen een lijfrente bedingen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.2\n Tijdstip bedingen lijfrente\n \n \n 4.2.1\n Bv in oprichting; hoogte oudedagsreserve; tijdstip bedingen lijfrente bij geruisloze omzetting\n \n Bij geruisloze omzetting wordt voor het bepalen van de winst de onderneming geacht niet te zijn gestaakt. Deze fictie geldt niet voor de oudedagsreserve. Dit brengt mee dat per 31 december van het kalenderjaar van staking het ondernemingsvermogen ontbreekt. De oudedagsreserve valt daarom in de winst (artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Directe afrekening kan (op verzoek) worden voorkomen door de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrente, met toepassing van artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Bij inbreng in een bv dient de oudedagsreserve te worden afgerekend per 31 december van het jaar waarin de bv tot stand is gekomen (Hoge Raad 29 april 1981, ECLI:NL:HR:1981:AW9613). De lijfrente dient met het oog daarop te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar. Uiteraard dient de lijfrente – nu deze wordt bedongen bij de overnemende bv – de tegenprestatie te vormen voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.2.2\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente bij ruisende inbreng onderneming\n \n Bij ruisende inbreng in een bv kan de stakingswinst worden aangegeven in het kalenderjaar waarin de voorovereenkomst is afgesloten (o.a. Hoge Raad 11 mei 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY0634). Wil een belastingplichtige in dat kalenderjaar de lijfrentepremieaftrek benutten door een omzetting stakingswinst dan dient de bv tot stand te zijn gekomen en de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar (zie artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Indien de stakingswinst wordt aangegeven in het jaar waarin de bv is opgericht (het jaar van de juridische levering; zie Hoge Raad 18 juni 1952, ECLI:NL:HR:1952:74) kan de premieaftrek bij de omzetting stakingswinst plaatsvinden in dat kalenderjaar. De uiterlijke termijn voor het bedingen van die lijfrente loopt dan tot 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n In beide situaties moet uiteraard sprake zijn van een lijfrente die is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een (gedeelte van een) onderneming. De staking wordt voor de omzetting stakingswinst derhalve geacht te hebben plaatsgevonden in het jaar waarin de stakingswinst wordt verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.2.3\n Tijdstip bedingen lijfrente. Schuldig blijven. Tijdstip beoordeling. Betaling nadien\n \n Bij inbreng in een bv wordt vaak bij de oprichting een lijfrente bedongen. Boekhoudkundig wordt de lijfrente dan veelal (gedeeltelijk) geboekt ten laste van de rekening-courant van de aandeelhouder/inbrenger. Voor zover dit tot een schuld van de inbrenger aan de bv leidt, is een aftrek niet mogelijk (artikel 3.130, eerste lid, Wet IB 2001). Daarbij is het volgende van belang:\n \n \n •\n Het moment van betaling of verrekening als bedoeld in artikel 3.130 Wet IB 2001 (op grond van het tweede lid van genoemd artikel dus uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar) is bepalend of de betaalde of verrekende premies leiden tot een schuldig gebleven bedrag.\n \n \n •\n Het is toegestaan om vanuit privé liquide middelen aan te wenden tot (gedeeltelijke) betaling van de verschuldigde lijfrentepremie teneinde te bewerkstelligen dat er geen sprake (meer) is van (gedeeltelijk) schuldig gebleven premies. Hierbij maakt het geen verschil of die liquide middelen al dan niet gefinancierd zijn door middel van een lening.\n \n \n •\n De ingebrachte liquide middelen kunnen op enig tijdstip na het toetsmoment weer aan de bv onttrokken worden. Er mag echter geen sprake zijn van een vooropgezet kasrondje of een schijnhandeling. Aan de hand van de gepresenteerde feiten wordt beoordeeld of hiervan mogelijk sprake is.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.2.4\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente; gebroken boekjaar\n \n Een ondernemer die (een gedeelte van) een onderneming staakt, kan premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel a, Wet IB 2001 in aanmerking nemen (omzetting stakingswinst). De premieaftrek valt in beginsel in het kalenderjaar waarin de onderneming (gedeeltelijk) wordt gestaakt. Met toepassing van de zesmaandstermijn kan de lijfrente worden bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. De (stakings)winst van een gebroken boekjaar dient echter te worden aangegeven in het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt (artikel 3.66, tweede lid, Wet IB 2001).\n Goedkeuring\n Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de lijfrente kan worden bedongen vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt.\n Ter toelichting wil ik nog het volgende opmerken. Bij een volledige staking eindigt het boekjaar in het kalenderjaar waarin de onderneming wordt gestaakt. Alsdan zal de stakingswinst moeten worden beschouwd als de winst van het kalenderjaar van staking. In dat geval dient de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 4.2.5\n Stakingslijfrente. Stakingswinst. Langlopende liquidatie\n \n Als een belastingplichtige die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is, zijn onderneming staakt waarbij de stakingswinst in meer dan een jaar wordt behaald als gevolg van een zogenoemde langlopende liquidatie, is het de vraag op welk tijdstip een lijfrente uit hoofde van een omzetting stakingswinst uiterlijk moet ingaan en wanneer de premiebetaling uiterlijk moet plaatsvinden.\n Een langlopende liquidatie volgt fiscaal het regime van een reeks gedeeltelijke stakingen. Dat betekent dat steeds wanneer een deel van de totale stakingswinst wordt of moet worden verantwoord, voor dat deel een stakingslijfrente bedongen kan worden. De aan de ondernemer toekomende termijnen van die lijfrente dienen in te gaan binnen zes maanden na staking (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). Indien de stakingswinst is verantwoord in een later jaar dan het jaar van staking, dienen de termijnen in te gaan binnen zes maanden na het verantwoorden van de desbetreffende stakingswinst.\n De termijn van betaling is uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst is verantwoord (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001, behoudens overgangsrecht). De hiervoor genoemde bepaling zet niet de (wettelijke) voorwaarde opzij dat de termijnen dienen in te gaan binnen zes maanden na staking respectievelijk binnen zes maanden nadat de stakingswinst is verantwoord in het geval die wordt behaald in een jaar na het jaar van staking.\n Het is niet toegestaan een overeenkomst met terugwerkende kracht af te sluiten om te voldoen aan de vereiste ingangsdatum volgens artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001. Het bedingen van een lijfrente met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het afsluiten ervan is fiscaal immers niet mogelijk.\n De stakingslijfrente kan alleen in aftrek worden gebracht op het inkomen uit werk en woning in het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst wordt of moet worden verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 5\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; bedongen door de erfgenamen van de overleden ondernemer (artikel 3.131 Wet IB 2001)\n \n \n 5.1\n Overlijden na staking, maar voordat lijfrenten zijn bedongen\n \n Premies voor lijfrenten kunnen onder voorwaarden in aftrek worden gebracht op het inkomen in box 1 van degene door wiens overlijden een onderneming is gestaakt (artikel 3.131 Wet IB 2001). Daarbij moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo dient een verzoek te worden gedaan bij de aangifte van de overledene, en moet het gaan om premies voor lijfrenten waarvan de uitkeringen onmiddellijk ingaan. In de overeenkomst waarbij de lijfrente is bedongen moet tevens zijn opgenomen dat een verzoek zal worden gedaan om toepassing van de onderhavige bepaling. De premies voor de lijfrenten moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na het overlijden. De regeling is van toepassing voor zover de premies niet meer bedragen dan is toegestaan bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n Mij is de vraag voorgelegd of van de desbetreffende regeling ook gebruik gemaakt kan worden in het geval waarin de onderneming is gestaakt, anders dan door het overlijden van een belastingplichtige, terwijl de desbetreffende belastingplichtige vervolgens is overleden voordat hij een lijfrente heeft kunnen bedingen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de regeling van artikel 3.131 Wet IB 2001 ook kan worden toegepast in de situatie waarin een belastingplichtige zijn onderneming anders dan door overlijden heeft gestaakt en, als gevolg van later overlijden, niet zelf tijdig een lijfrente heeft kunnen bedingen voor de met of bij de staking van de onderneming behaalde winst en/of de stand van de oudedagsreserve.\n Ik merk nog op dat van deze goedkeuring ook gebruik kan worden gemaakt als de premie is betaald of verrekend na 1 juli van het jaar volgend op het jaar van staking van de onderneming van de overledene.\n Voorbeeld\n X staakt in het kalenderjaar 2019 zijn onderneming. De stakingswinst is belast in 2019. Hij kan een van het inkomen over het jaar 2019 aftrekbare lijfrente bedingen tot 1 juli 2020 (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n X overlijdt op 1 april 2020. Hij had, bij leven, zelf tot 1 juli 2020 de tijd om een aftrekbare lijfrente te bedingen, maar heeft dat nog niet gedaan.\n De erfgenamen kunnen nu een lijfrente bedingen tot 1 oktober 2020 (1 april + zes maanden). Aangezien de regeling meebrengt dat de premie geacht wordt te zijn betaald of verrekend op het moment van overlijden, kan vervolgens worden gesteld dat betaling of verrekening heeft plaatsgevonden vóór 1 juli 2020, en aldus kan de premie worden toegerekend aan het kalenderjaar 2019 (artikel 3.131, tweede lid, jo. artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Verzoeken\n Belastingplichtigen kunnen een verzoek tot toepassing van deze goedkeuring indienen bij de inspecteur van de overledene. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overigens moet zijn voldaan aan alle in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001, genoemde voorwaarden.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 5.2\n Overige\n \n \n 5.2.1\n Welke soorten lijfrenten\n \n Indien de erfgenamen van de overleden ondernemer een lijfrente bedingen met toepassing van artikel 3.131 Wet IB 2001 komt uitsluitend de zogenoemde nabestaandenlijfrente daarvoor in aanmerking (artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Dit blijkt ook uit de opmerkingen van de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van de voorloper van artikel 3.131 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 5.2.2\n Begunstigende regeling; maximum overlijden?\n \n De begunstigende regeling van onderdeel 5.1. van dit besluit brengt niet altijd mee dat het maximum van toepassing is als bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, Wet IB 2001 (staking door overlijden). Het besluit biedt de mogelijkheid aan de erfgenamen datgene te bereiken wat de ondernemer bij leven had kunnen bereiken: het voorkomen van directe afrekening over de stakingswinst en de stand van de oudedagsreserve. Hierbij is het maximum van toepassing dat geldt op het moment van staking (bij leven).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 6\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; diverse onderwerpen\n \n \n 6.1\n Omzetting stakingswinst; in aanmerking te nemen lijfrentepremies\n \n Een bv (of natuurlijk persoon) waaraan de onderneming wordt overgedragen, kwalificeert als verzekeraar waarvan een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente kan worden bedongen, echter tot maximaal het bedrag van de in het jaar van overdracht behaalde stakingswinst inclusief de afneming van de oudedagsreserve.\n De totale aftrekruimte voor de belastingplichtige wordt berekend op basis van artikel 3.127, eerste en tweede lid, artikel 3.128 en artikel 3.129 Wet IB 2001. Voor zover de totaal beschikbare aftrekruimte in een kalenderjaar de stakingswinst overschrijdt, kan slechts een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente worden bedongen bij een andere volgens de Wet IB 2001 kwalificerende verzekeraar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.2\n Omzetting stakingswinst. Keuzemoment toedeling stakingswinst\n \n In voorkomende gevallen kan een belastingplichtige kiezen of hij een deel van de jaar- en reserveringsruimte dan wel een deel van de ruimte bij omzettingen oudedagsreserve en stakingswinst onbenut laat. Op een later moment kan van belang worden welke verdeling is toegepast.\n De in de aangifte opgenomen verdeling van de lijfrentepremie over de verschillende aftrekruimtes is niet onherroepelijk. De verdeling kan worden gewijzigd tot het moment waarop de keuze voor een verdeling heeft geleid tot onherroepelijke fiscale gevolgen in enig belastingjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.3\n Stakingswinst exclusief de stakingsaftrek/MKB-winstvrijstelling\n \n Een ondernemer kan bij staking (van een gedeelte) van de onderneming voor het bedrag van de stakingswinst een lijfrente bedingen (artikel 3.129, eerste lid, Wet IB 2001). Het maximaal te bedingen bedrag aan lijfrente wordt dus bepaald door de stakingswinst. De stakingsaftrek komt als een onderdeel van de ondernemersaftrek rechtstreeks in mindering op de winst uit onderneming bij de berekening van de belastbare winst uit onderneming. Dit geldt ook voor de MKB-winstvrijstelling. Deze twee ondernemersaftrekken komen daarom niet (ook nog) in mindering op de stakingswinst van een onderneming.\n Voorbeeld\n Als iemand een stakingswinst behaalt van € 100.000, bedraagt het maximumbedrag waarvoor premieaftrek kan plaatsvinden € 100.000, en niet € 100.000 verminderd met de stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.4\n Oprenten lijfrenteverplichting in voorperiode bv\n \n Bij inbreng van een onderneming in een bv kan tot maximaal de stakingswinst en de oudedagsreserve een lijfrente worden bedongen van die bv. Volgens Hoge Raad 22 juli 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3887, is aftrek van premies voor een lijfrente als uitgave voor een inkomensvoorziening niet mogelijk in de periode gelegen vóór de oprichting van de bv, omdat een lijfrenteovereenkomst tussen een bv in oprichting en een oprichter onbestaanbaar is. In Hoge Raad 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3194, beslist de Hoge Raad anders en oordeelt hij dat aan een stamrechtovereenkomst met een bv in oprichting voor de heffing van belasting wel gevolgen kunnen worden verbonden, mits de overeenkomst binnen redelijke termijn na oprichting wordt bekrachtigd. Wat er ook zij van de fiscale bestaanbaarheid van de overeenkomst, voor de fiscale winstbepaling geldt dat bij inbreng van een onderneming in een bv de onderneming vanaf het overgangstijdstip voor rekening en risico van de bv wordt gedreven. Als bij de inbreng een lijfrente is bedongen kan daarom ook oprenting van de lijfrenteverplichting door de bv plaatsvinden vanaf het moment waarop de onderneming wordt geacht voor rekening en risico van de bv (i.o.) te worden gedreven tot de datum van oprichting van de bv, ongeacht of de overeenkomst nu wel of niet reeds tot stand komt in de periode voorafgaand aan de oprichting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.5\n Dadelijk ingaande termijnen van lijfrente\n \n Bij een omzetting stakingswinst geldt een wettelijk bepaald maximumbedrag aan lijfrentepremieaftrek in situaties waarin de aan de ondernemer toekomende termijnen van lijfrente dadelijk ingaan (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, Wet IB 2001). Onder ‘dadelijk ingaan’ wordt verstaan ‘onmiddellijk na het sluiten van de lijfrenteovereenkomst’. Hiermee is dus niet bedoeld ‘onmiddellijk na het tijdstip van staking’.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.6\n Staking en meer dan één lijfrenteovereenkomst\n \n In een situatie van meer dan één lijfrenteovereenkomst moet voor iedere lijfrente apart worden bezien tot welke aftrek dit zou kunnen leiden. De hoogste van deze aftrekbedragen kan in aanmerking worden genomen. Uitdrukkelijk merk ik op dat geen cumulatie mogelijk is van de afzonderlijke aftrekbedragen die thans zijn genoemd in artikel 3.129, tweede lid, Wet IB 2001. Ik verwijs hiervoor naar mijn onderschrift bij de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage, 6 juni 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8597 (V-N 2006/54.16).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 6.7\n Jaar van staking. Te bedingen lijfrente voor de vrijval van de Oudedagsreserve\n \n De oudedagsreserve vormt een fiscale reserve (artikel 3.53 Wet IB 2001). Gevolg hiervan is dat de vrijval in het jaar van staking van de onderneming tot de stakingswinst behoort. Gelet hierop zou kunnen worden gesteld dat in genoemd jaar – na het moment van staking – uitsluitend nog een omzetting stakingswinst mogelijk zou zijn en niet een omzetting oudedagsreserve. Dat zou echter een onbedoeld effect meebrengen.\n Goedkeuring\n Voor zover nodig keur ik daarom goed dat ook in het jaar van staking van een onderneming artikel 3.128 Wet IB 2001 toepassing kan vinden. De goedkeuring vindt plaats onder de voorwaarde dat belastingplichtige zich niet op het standpunt zal stellen dat de afneming van de oudedagsreserve tevens onderdeel uitmaakt van de stakingswinst als bedoeld in artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 7\n Geen aanpassing bestaande polissen nodig voor eerbiedigende werking Overbruggingslijfrenten\n \n Met ingang van 1 januari 2006 is geen premieaftrek meer mogelijk voor tijdelijke lijfrenteverzekeringen die voorafgaan aan de pensioendatum (overbruggingslijfrenten). Wel is het mogelijk om in de toekomst nog overbruggingslijfrenten te bedingen voor zover er sprake is van op 31 december 2005 bestaande aanspraken (artikel 10a.1 Wet IB 2001). Deze eerbiedigende werking is overigens beperkt tot aanspraken waarvan de premies vóór 1 januari 2006 in aanmerking zijn genomen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.\n Als voorwaarde voor de eerbiedigende werking geldt op grond van de wettekst dat de polis (mede) betrekking heeft op een overbruggingslijfrente. Dit houdt in dat de overbruggingslijfrente uitdrukkelijk (mede) verzekerd moet zijn. In vele bestaande lijfrentepolissen worden overbruggingslijfrenten echter niet met zoveel woorden genoemd. Voor op 1 januari 2006 bestaande polissen hanteer ik goedkeurend beleid, zoals nader omschreven in mijn besluit van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, onderdeel 4.5.1.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 8\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve bedongen van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001: omzetting en overdracht\n \n Dit onderdeel betreft lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve met toepassing van de regelingen zoals deze luidden van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 (artikel 45a, vierde en vijfde lid, Wet IB 1964). Het regime Wet IB 2001 is wat betreft negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen van toepassing op deze lijfrenten (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel T van de Invoeringswet). Dit betekent dat bij de omzetting van deze lijfrenten de wettelijke regels van dit regime gelden.\n De overdracht van deze lijfrenteverplichtingen is, gelet op hiervoor genoemd onderdeel van de Invoeringswet, onder voorwaarden mogelijk zonder sanctie. Zie hiervoor onderdeel 3.2.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 9\n Stamrechten bedongen vóór 1 januari 1992 (artikel 19 en 44j Wet IB 1964)\n \n \n 9.1\n Overdracht van een stamrecht aan een andere verzekeraar\n \n Bij het niet-nakomen van de voorwaarden die zijn gesteld voor toepassing van de stamrechtvrijstelling in artikel 19 (oud) Wet IB 1964 en voor de onbelaste afneming van de oudedagsreserve bij het bedingen van een stamrecht in artikel 44j (oud) Wet IB 1964, is een sanctiebepaling van toepassing (IB ’64-sanctie en Vpb-sanctie). Met ingang van 1 januari 1992 zijn artikel 19 (oud) en artikel 44j, derde lid (oud), Wet IB 1964 vervallen. Voor rechten op periodieke uitkeringen of verstrekkingen waarop één van deze bepalingen is toegepast, bleven deze artikelen en tevens de met ingang van die datum vervallen IB ’64-sanctie van toepassing (artikel 80b Wet IB 1964). Er is een overgangsbepaling opgenomen voor de heffing van inkomstenbelasting, zodat ook onder de Wet IB 2001 de sanctiebepaling van kracht blijft (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet).\n Deze sanctiebepalingen treden onder meer in werking wanneer degene van wie het stamrecht is bedongen, de stamrechtverplichting overdraagt aan een derde. De overdrager voldoet dan namelijk niet langer aan de voorwaarde dat hij de verplichting tot het doen van uitkeringen geheel rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969).\n Ik ben bevoegd om bovengenoemde sanctiebepalingen achterwege te laten op grond van het tweede lid van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en het tweede lid van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Voor de volledigheid wijs ik erop dat de mij hier verleende ontheffingsbevoegdheid door de wetgever niet beperkt wordt tot situaties waarin – kort gezegd – de overdracht van de verplichting door de verzekeraar plaatsvindt in verband met de overdracht van zijn onderneming. Mijn ontheffingsbevoegdheid is hier dan ook uitdrukkelijk ruimer dan die mij is verleend in artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001 voor – kort gezegd – stamrechten vanaf 1992 (hierboven beschreven in onderdeel 3.2).\n Goedkeuring\n Ik machtig de betrokken inspecteurs verzoeken in hiervoor vermelde situaties in te willigen, indien de overnemer de verplichting, voor zover deze bij hem is ondergebracht, rekent tot het vermogen van zijn binnen Nederland gedreven onderneming of van het binnen Nederland gedreven gedeelte van zijn onderneming.\n De onderhavige machtiging geldt niet voor gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting aan een beleggingsinstelling in de zin van artikel 28 Wet Vpb 1969.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De overdracht van de stamrechtverplichting vindt plaats op zakelijke basis, dit ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b.\n In de stamrechtverplichting als zodanig wordt bij de gehele of gedeeltelijke overdracht geen enkele wijziging aangebracht, behalve voor zover bij gelegenheid van een overdracht van een verplichting inzake een gerichte lijfrente aan een verzekeraar, die gerichte lijfrente op grond van de oorspronkelijke stamrechtovereenkomst wordt omgezet in een recht op een al dan niet direct ingaande lijfrente. Onder een ‘gerichte lijfrente’ is daarbij te verstaan een lijfrenteverzekering waarbij de kring van gerechtigden is bepaald doch de grootte van de (nog niet ingegane) uitkeringen nog niet vaststaat. Een omzetting die geldt als voortzetting bedoeld in onderdeel 9.3.1 of 9.3.2 van dit besluit is eveneens toegestaan.\n \n \n c.\n De overnemende partij verklaart schriftelijk tegenover de inspecteur onder wie de overdragende partij ressorteert, ermee akkoord te gaan voor de toepassing van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 juncto het vervallen artikel 19, derde lid, onderdeel d, Wet IB 1964 te worden beschouwd als degene van wie het desbetreffende stamrecht is bedongen voor zover de stamrechtverplichting bij haar is ondergebracht. Dit binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n Voor de overige gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting dienen belanghebbenden een eventueel verzoek om de heffing van belasting achterwege te laten, te richten aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid merk ik tot slot van dit onderdeel op dat de beschreven werkwijze meebrengt dat ook situaties waarin de overdracht van de verplichting geen onderdeel is van – kort gezegd- de overdracht van een onderneming, door de inspecteur kunnen worden afgedaan (mits wordt voldaan aan de boven beschreven voorwaarden voor afdoening door de inspecteur).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.2\n Juridische splitsing en juridische fusie\n \n Bij overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie zijn de sanctiebepalingen genoemd in onderdeel 9.1. ook van toepassing. Na de overgang wordt immers niet meer voldaan aan de eis dat degene van wie het recht is bedongen de verplichting rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969). Het goedkeurende beleid van onderdeel 9.1. geldt ook voor de overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.3\n Omzetting van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht\n \n \n 9.3.1\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is een lijfrente\n \n De Invoeringswet regelt omzetting van (o.a.) artikel 19- of artikel 44j-stamrechten die een lijfrente zijn als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Wordt een dergelijke artikel 19- of artikel 44j-lijfrente omgezet in een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, of op een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dan wordt de tweede aanspraak beschouwd als voortzetting van de eerste lijfrente, krachtens hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet. Door deze voortzetting leidt een dergelijke omzetting niet tot inkomen voor de Wet IB 2001 en geldt voor het recht na omzetting onverminderd het fiscale regime zoals dat gold vóór omzetting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.3.2\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is geen lijfrente\n \n In uitzonderlijke gevallen is het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht geen lijfrente als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als het stamrecht de vorm heeft van een winstrecht. Bij omzetting van een dergelijk stamrecht geldt dus niet de voortzetting bedoeld in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n Omdat het hier gaat om een beperkt aantal gevallen keur ik omwille van de eenvoud en uitvoering goed dat bij dergelijke omzettingen hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, van de Invoeringswet overeenkomstig wordt toegepast.\n Deze goedkeuring geldt onder de voorwaarde dat zowel de belastingplichtige als de verzekeraar van de lijfrente die het winstrecht vervangt schriftelijk instemt met deze overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.3.3\n Omzetting en de sanctiebepalingen\n \n Ook als bij de omzetting sprake is van voortzetting zoals bedoeld in onderdeel 9.3.1. of 9.3.2. kan toch sprake zijn van schending van de voorwaarden die in artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964 werden gesteld. Sommige lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 worden namelijk niet toegelaten door artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964. Zo mag bijvoorbeeld een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht toekomend aan de belastingplichtige, niet later ingaan dan op 65-jarige leeftijd. Als bij een artikel 19- of 44j-stamrecht de ingangsdatum wordt uitgesteld van 65 jaar naar bijvoorbeeld 68 jaar, is daarom sprake van schending van de voor deze stamrechten geldende voorwaarden en leidt dit in beginsel tot toepassing van de sanctiebepalingen van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969, zoals beschreven in onderdeel 9.1. Echter, bij een voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. acht ik onvoldoende reden aanwezig voor een sanctie in verband met schending van de voorwaarden. Het nieuwe stamrecht voldoet namelijk wel aan de vereisten van de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, te weten artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Zo is bijvoorbeeld een ingangsdatum van 68 jaar onder het regime van deze Wet IB 2001-artikelen wel mogelijk. Gezien deze toelaatbaarheid van de door omzetting ontstane lijfrente volgens de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, acht ik bij voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2 in beginsel onvoldoende grond voor het toepassen van een sanctie.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 achterwege blijft bij wijziging van een artikel 19- of 44j-stamrecht, als sprake is van voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. Deze ontheffing verleen ik krachtens de ontheffingsbevoegdheid mij toegekend in artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Deze ontheffing geldt echter niet als de omzetting niet fiscaal geruisloos zou hebben plaatsgevonden als het stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of 3.129 Wet IB 2001. De ontheffing is immers gebaseerd op de verwantschap van artikel 19 en 44j Wet IB 1964 met artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Ontheffing past daarom niet als omzetting ook zou hebben geleid tot een sanctie als het recht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of artikel 3.129 Wet IB 2001. Ik denk hierbij met name aan de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Deze sanctie geldt bij omzetting van stamrechten waarbij artikel 3.129 Wet IB 2001 is toegepast en het aftrekrecht krachtens artikel 3.129 Wet IB 2001 lager zou zijn geweest als het gewijzigde stamrecht van het begin af aan was bedongen. De hierboven verleende sanctieontheffing geldt dus met name niet bij omzetting van een artikel 19-stamrecht dat als dit stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 een recht op aftrek had gegeven dat lager is dan het recht op aftrek dat artikel 3.129 Wet IB 2001 zou hebben gegeven als het gewijzigde recht van begin af aan zou zijn bedongen\n Voor deze vergelijking met de situatie waarin het artikel 19-stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 worden de maximumbedragen van artikel 3.129, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vervangen door de maxima van artikel 19, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991.\n Deze ontheffing geldt verder ook niet voor overdracht van stamrechtverplichtingen zoals bedoeld in onderdeel 9.1. en 9.2. Voor overdracht van stamrechtverplichtingen geldt het daar vermelde.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.4\n Splitsing artikel 19- of 44j-stamrecht in verband met echtscheiding of scheiding van tafel en bed\n \n Als een artikel 19- of 44j-stamrecht in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt gesplitst in twee stamrechten, of volledig aan een van de ex-partners wordt toegedeeld, voldoet het stamrecht (gedeeltelijk) niet meer aan de voorwaarden die aan de toekenning van het desbetreffende stamrecht zijn gesteld (artikel 19, derde lid, of van artikel 44j, derde lid, Wet IB 1964, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991). De (oude) wettelijke bepalingen waarin de voorwaarden zijn opgenomen blijven van kracht gelet op hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet juncto artikel 80b Wet IB 1964. Dit zou meebrengen dat de IB ’64-sanctie dan wel de Vpb-sanctie zou moeten worden toegepast. Daarnaast kan (ook) sprake zijn van een heffingsmoment in de zin van de Wet IB 2001.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de splitsing/toedeling van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht fiscaal geruisloos kan plaatsvinden als deze plaatsvindt in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De nieuwe stamrechten worden voor de toepassing van de Wet IB 2001 aangemerkt als artikel 19- of artikel 44j-stamrechten, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991, en die derhalve – met toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, eerste lid, slotzin, van de Invoeringswet – integraal worden aangemerkt als periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.100, dan wel artikel 7.2, tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001.\n \n \n b.\n De verzekeraar van de rechten gaat ermee akkoord te worden beschouwd als de verzekeraar als bedoeld in artikel 59a (oud) Wet IB 1964, dan wel artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n \n \n c.\n Ter zake van de splitsing wordt door partijen geen aftrek op het inkomen geclaimd, ook niet met toepassing van artikel 6.3 en volgende Wet IB 2001.\n \n \n d.\n Partijen verklaren zich akkoord met de onder a tot en met c genoemde voorwaarden, binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n e.\n De gewezen echtgenoot aan wie de aanspraak op periodieke uitkeringen geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen, is binnenlands belastingplichtig.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.5\n Indexering van de bedragen van de stamrechtvrijstelling ex artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n Als een belastingplichtige op grond van een vóór 1 januari 1992 gesloten overeenkomst voor zichzelf en voor zijn echtgenoot een winstrecht heeft bedongen, in die zin dat het winstrecht van de echtgenoot ingaat bij zijn vooroverlijden, zijn op deze aanspraken de regels die daarvoor golden op 31 december 1991 van toepassing (artikel 75, eerste lid, eerste volzin, Wet IB 1964). Dit betekent dat bij overlijden van de betrokken belastingplichtige de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling van artikel 19 (oud) Wet IB 1964 nog van toepassing is naar de tekst van de regeling per 31 december 1991. De bedragen van de vrijstelling zijn op deze wijze echter blijvend verbonden aan het voor 1991 geldende niveau. In een indexering van de bedragen is wettelijk niet (meer) voorzien.\n Op grond van artikel 3.129 Wet IB 2001 wordt het bedrag van de mogelijke lijfrentepremieaftrek verhoogd bij staking van een onderneming.\n Goedkeuring\n Ik heb aanleiding gevonden goed te keuren dat er voor de bepaling van de hoogte van de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling in enig jaar na 2001 wordt aangesloten bij de voor dat jaar geldende bedragen voor extra lijfrentepremieaftrek op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n 9.6\n Dubbele heffing; de IB ’64-sanctie. De Vpb-sanctie\n \n Indien de IB ’64-sanctie of de Vpb-sanctie wordt toegepast, laat dit onverlet dat de uitkeringen uit het stamrecht te zijner tijd ook met inkomstenbelasting worden belast. Er is in de Wet IB 2001 geen bepaling opgenomen die de heffing over de latere uitkeringen beperkt, zodat dubbele belastingheffing kan ontstaan.\n Eventuele goedkeuring\n Verzoeken waarbij deze situatie zich voordoet, kunnen aan mij worden voorgelegd. Indien belastingplichtige aannemelijk maakt dat sprake is van genoemde dubbele heffing, ben ik bereid de zogenoemde saldomethode toe te staan in die zin dat de uitkeringen pas met inkomstenbelasting worden belast voor zover ze het bedrag te boven gaan waarover de Vpb-sanctie of de IB ’64-sanctie is toegepast.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 10\n Ingetrokken regelingen\n \n Het besluit van 3 juni 2014, BLKB2014/816, Staatscourant 2014, 16111, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n \n \n Dit besluit wordt met de bijlagen in de Staatscourant gepubliceerd.\n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 17 december 2021\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-202117-12-2021Stcrt. 2022, 690, datum inwerkingtreding 26-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-12-2021.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046229/2022-01-26_0/xml/BWBR0046229_2022-01-26_0.xml", "content": "\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. Het vervangt het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816, \n Staatscourant 2014, 16111\n . Gewijzigd is met name onderdeel 9.3 en volgende over wijziging van stamrechten bedongen vóór 1992 en afgetrokken in verband met de zogenoemde stakingswinst of oudedagsreserve. Het daar opgenomen omzettingsbeleid sluit in de gewijzigde tekst zoveel mogelijk aan bij de omzettingsregeling van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. De overige wijzigingen zijn zuiver redactioneel en beogen dan ook geen inhoudelijke verandering.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. De onderdelen 2 tot en met 7 betreffen aspecten van het regime onder de Wet IB 2001. Onderdeel 8 gaat in op lijfrenten die zijn bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve onder de regeling zoals die luidde tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001. Onderdeel 9 behandelt enige aspecten van lijfrenten die zijn bedongen vóór 1 januari 1992.\n Tenzij anders is aangegeven, zijn de in dit besluit opgenomen goedkeuringen gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule). Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op gevallen waar in plaats van een lijfrenteverzekering wordt gekozen voor een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet IB 2001.\n Waar in dit besluit sprake is van verzoeken die aan mij kunnen worden voorgelegd, kan men deze sturen naar:\n Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst\n Postbus 20201,\n 2500 EE Den Haag\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR:\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n Wet IB 1964: Wet op de inkomstenbelasting 1964\n \n \n \n Wet IB 2001:\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet Vpb 1969:\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n Invoeringswet:\n Invoeringswet Wet IB 2001\n \n \n \n \n Wet VPL:\n Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, Staatsblad 2005, 115\n \n \n \n Andere-verzekeraarsanctie: De sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, Wet IB 2001\n \n \n \n AOW-leeftijd: De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet\n \n \n \n Artikel 19-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Artikel 44j-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 44j (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Bv: Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid\n \n \n \n IB ’64-sanctie: De sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Vpb-sanctie: De sanctie van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969\n \n \n \n Omzetting oudedagsreserve: De omzetting van een oudedagsreserve in een lijfrente op de voet van artikel 3.128 Wet IB 2001\n \n \n \n Omzetting stakingswinst: De omzetting van stakingswinst in een lijfrente op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001\n \n \n \n Verzekeraar-overnemer: De verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001\n \n \n \n Vof: Vennootschap onder firma\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 2\n Lijfrente bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; staking na AOW-leeftijd plus vijf jaar; (tijdelijke) oudedagslijfrente\n \n Premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort worden aangemerkt als uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.124 Wet IB 2001). Om te kwalificeren als uitgave voor inkomensvoorziening wordt aan een lijfrente onder meer de eis gesteld dat de termijnen van deze lijfrente uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige aan wie deze termijnen toekomen, de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001).\n De leeftijdsgrens is ook van toepassing op lijfrenten die worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst. Hoewel ik in het algemeen hecht aan een uniforme toepassing van bovengenoemde leeftijdsgrens bij de fiscale kwalificatie van oudedagsvoorzieningen, heb ik naar aanleiding van signalen uit de uitvoeringspraktijk geconstateerd dat onverkorte toepassing van de leeftijdsgrens bij genoemde omzettingen kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. De oudedagsreserve kan in de jaren voorafgaande aan de staking van de onderneming worden omgezet in een lijfrente. De ondernemer beschikt feitelijk veelal niet eerder dan bij de staking van de onderneming over de hiervoor benodigde liquiditeiten; het vermogen is geïnvesteerd in de onderneming. Met betrekking tot de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente is het niet mogelijk een tijdstip voorafgaande aan de staking in aanmerking te nemen. Om in deze twee gevallen voor de fiscale aftrek van de lijfrentepremie in aanmerking te komen, wordt de desbetreffende ondernemer (veelal) gedwongen zijn onderneming uiterlijk te staken in het jaar waarin hij eerdergenoemde leeftijd bereikt.\n Goedkeuring\n Voor de toepassing van de artikelen 3.128 en 3.129 Wet IB 2001 keur ik het volgende goed in het geval lijfrenten niet kwalificeren doordat zij later ingaan dan in het jaar waarin de ondernemer de leeftijd van vijf jaar hoger dan de AOW-leeftijd bereikt (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001). In dat geval worden de premies toch begrepen onder de premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Hierbij geldt als voorwaarde dat de termijnen van de lijfrente dadelijk ingaan.\n Wellicht ten overvloede merk ik op dat in de situatie waarin de met toepassing van deze goedkeuring bedongen lijfrente kwalificeert als een tijdelijke lijfrente in de zin van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001, het maximale gezamenlijke bedrag van de termijnen zoals vermeld in die bepaling onverkort van toepassing is.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 3\n Omzetting oudedagsreserve en omzetting stakingswinst vanaf 1 januari 2001; de verzekeraar (artikel 3.126)\n \n \n 3.1\n (Door)overdracht van de onderneming\n \n Het is mogelijk een aftrekbare lijfrente te bedingen als tegenprestatie voor de overdracht van (een deel van) een onderneming (artikel 3.129 Wet IB 2001). Een dergelijke lijfrente dient bedongen te worden van een professionele verzekeraar of van de verzekeraar-overnemer (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). De wet eist niet dat de verzekeraar-overnemer de onderneming ook in de toekomst voortzet, maar bij een vooropgezette dooroverdracht aan een derde is de verzekeraar in wezen geen overnemer. Zo zal premieaftrek worden geweigerd als tevoren is overeengekomen dat na de inbreng van (een gedeelte van) de onderneming waarvoor als tegenprestatie de lijfrente is bedongen, het (aandelen)belang in die dochtermaatschappij of de onderneming door die dochtermaatschappij zal worden overgedragen aan een derde.\n Onder omstandigheden hoeft een vooropgezette dooroverdracht niet in de weg te staan aan de premieaftrek. Dit blijkt uit Hoge Raad 8 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7113, juncto Hoge Raad 7 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BI3713.\n In deze arresten oordeelde de Hoge Raad dat onder de wettelijke regeling ook de situatie valt waarin de onderneming ‘uitzakt’ in een dochtermaatschappij, maar waarbij de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van die onderneming volledig behoudt.\n Regelmatig worden mij vragen voorgelegd betreffende de (door)overdracht van de verkregen onderneming door de verzekeraar-overnemer(s)1Gewezen wordt nog op de wisselende perspectieven bij de reorganisatie van bijvoorbeeld een vof. Voor de overdragende natuurlijke persoon betreft de ‘overgedragen onderneming’ zijn firma-aandeel – voor zover door hem overgedragen aan de houdstermaatschappij. Voor de gezamenlijke dochtermaatschappij waarin alle firma-aandelen – voor zover aan haar overgedragen door de houdstermaatschappij(en) – bij elkaar komen betreft de ‘overgedragen onderneming’ het totaal van de bedoelde firma-aandelen (waarin de houdstermaatschappij haar belang al dan niet volledig heeft behouden).. Mijn antwoord hierop is dat ik bereid ben een dergelijke overdracht – voor zover nodig – goed te keuren mits het om reële gevallen gaat. Hiertoe behoren de hierna genoemde situaties:\n A. Toetreding tot een samenwerkingsverband\n De verzekeraar-overnemer treedt toe tot een samenwerkingsverband en de overgedragen onderneming wordt gedreven door dat samenwerkingsverband. Er is sprake van een reëel geval als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n a.\n De inbreng van de gerechtigden tot het samenwerkingsverband vindt geheel plaats in contanten en/of in natura;\n \n \n b.\n Als de overgedragen ondernemingen deel uitmaakten van een samenwerkingsverband, komt de onderlinge winstverdeling tussen de desbetreffende verzekeraar-overnemers overeen met de winstverdeling binnen het eerdere samenwerkingsverband;\n \n \n c.\n Als de onderneming van de verzekeraar-overnemer voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven, zou de verzekeraar-overnemer kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.\n \n \n Voorbeeld A.1\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv’s gaan vervolgens een samenwerkingsverband aan. De winstverdeling komt overeen met de winstverdeling tussen de oorspronkelijke firmanten. Na het aangaan van het samenwerkingsverband zouden de bv’s kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 als de onderneming van de rechtspersonen voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven. Onder bovenstaande omstandigheden is sprake van een reëel geval.\n Voorbeeld A.2\n Dezelfde casus als voorbeeld A.1 met de toevoeging dat in het samenwerkingsverband dat de vennootschappen aangaan, direct een of meer nieuwe derden toetreden, uitsluitend door inbreng van contanten dan wel in natura. Ook dit is een reëel geval.\n B. Dooroverdracht aan een dochtermaatschappij\n Een dochtermaatschappij neemt de overgedragen onderneming over van de verzekeraar-overnemer(s). Er is sprake van een reëel geval voor zover een verzekeraar-overnemer middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming heeft behouden.\n Voorbeeld B.1\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte dochtermaatschappij. Daarmee wordt het relatief kleine aandelenkapitaal volgestort; voor het grootste deel vindt creditering plaats. Deze situatie kwalificeert als reëel geval omdat de bv het belang in de winst en het vermogen van de onderneming volledig heeft behouden. Voor de behaalde stakingswinst kan daarom een lijfrente worden bedongen.\n Voorbeeld B.2\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een nieuw opgerichte of bestaande eigen bv (verzekeraar-overnemers) met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv‘s dragen elk de verkregen onderneming – zonder lijfrenteverplichting – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande gezamenlijke dochtermaatschappij. De verdere overdracht vindt zoveel mogelijk plaats tegen creditering. Er is sprake van een reëel geval als de bv‘s na de verdere overdracht de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming – middellijk – hebben behouden.\n N.B.1 Wellicht ten overvloede merk ik op dat de omvang van de creditering als zodanig niet van belang is.\n N.B.2 Het is toegestaan dat de bedragen van de creditering voor de eventueel onderscheiden houdstermaatschappijen/verzekeraar-overnemers verschillen. Dit doet niet af aan het vorenstaande; een crediteur heeft weliswaar een vordering, maar daarmee is de crediteur als zodanig nog niet gerechtigd tot het vermogen of de winst van de debiteur.\n N.B.3 Als in voorbeeld B.2 bij de verdere overdracht zoveel mogelijk gebruik zou worden gemaakt van cumulatief preferente aandelen in plaats van creditering, blijft de conclusie hetzelfde. De bv(‘s) heeft/hebben immers na de verdere overdracht middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming behouden.2Vanzelfsprekend moet bij de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen zakelijk worden gehandeld.\n Voorbeeld B.3\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt, volgens een vooropgezet plan, de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande dochtermaatschappij waarin zij 50% van de (gewone) aandelen bezit; de resterende 50% is in handen van een derde. Deze situatie kwalificeert gedeeltelijk (50%) als reëel geval omdat de bv in zoverre het belang in de winst en het vermogen heeft behouden. Voor de helft van de behaalde stakingswinst kan daarom een lijfrente worden bedongen.\n N.B. Het uitreiken van andere dan gewone aandelen is toegestaan. Dit leidt niet tot een beperking van de premieaftrek zolang de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst blijft behouden.\n Verzoeken\n Het staat belanghebbenden vrij situaties die niet overeenkomen met de hiervoor opgesomde, aan mij voor te leggen. Dergelijke verzoeken kunnen worden geadresseerd aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2\n Overdracht van de lijfrenteverplichting\n \n Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden onder andere in aanmerking genomen indien een lijfrenteverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, onderdeel b, of onderdeel d, Wet IB 2001 (andere-verzekeraarsanctie). Het moet dan gaan om de overgang van een lijfrenteverplichting als bedoeld in artikel 3.124 Wet IB 2001 waarvan de premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn gekomen.\n De wet geeft de Minister de bevoegdheid onder door hem te stellen voorwaarden te bepalen dat geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen, indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming van een verzekeraar-overnemer of een verzekeraar-voortzetter als bedoeld in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001 (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Gedacht kan dan worden aan de situatie waarin een natuurlijke persoon een onderneming overneemt waarbij de overdrager als tegenprestatie, onder meer, een lijfrente heeft bedongen. Vervolgens draagt de overnemende ondernemer de verkregen onderneming – inclusief de lijfrenteverplichting – over aan een door hem opgerichte bv.\n Toestemming aan de inspecteur\n Verzoeken om toepassing van deze ontheffing kunnen worden voorgelegd aan de inspecteur. Ik verleen de inspecteur toestemming – onder de hierna genoemde voorwaarden – ter zake van de overdracht van de lijfrenteverplichting de andere-verzekeraarsanctie achterwege te laten.\n Voorwaarden\n \n \n a)\n De overdracht van de lijfrenteverplichting vindt plaats op zakelijke basis, zulks ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b)\n De (soort) lijfrente ondergaat geen wijziging behoudens een gelijktijdige wijziging in een andere lijfrente als genoemd in artikel 3.125 Wet IB 2001.\n \n \n c)\n De overdracht van het geheel van de lijfrenteverplichting vindt plaats in het kader van, dat wil zeggen samen met, de overdracht door de verzekeraar van zijn gehele onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001. Bij de toepassing van de vorige volzin geldt ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 het aandelenbezit in een vennootschap die een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n \n \n d)\n De overnemer van de onderneming verklaart schriftelijk binnen twee maanden na de overdracht tegenover de inspecteur ermee akkoord te gaan te worden beschouwd als de verzekeraar in de zin van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2º, Wet IB 2001.\n \n \n e)\n De overnemer van de onderneming voldoet aan de overige eisen van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001.\n \n \n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Uit de hiervoor genoemde voorwaarden blijkt dat ik van mening ben dat de wetgever de mogelijkheid tot ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie heeft bedoeld te verlenen als de overdracht van de gehele onderneming van de verzekeraar plaatsvindt, dus inclusief het geheel van de lijfrenteverplichting. Een overdracht van een lijfrenteverplichting kwalificeert daarom niet in het geval alleen de lijfrenteverplichting wordt overgedragen aan een andere bv, bijvoorbeeld aan een pensioen-bv waarvan de gerechtigde aandeelhouder is. Bij een overdracht van een lijfrenteverplichting van een dochtermaatschappij aan de moedermaatschappij omdat er tegenover de lijfrenteverplichting geen materiële onderneming meer in de dochtermaatschappij aanwezig is, geldt de goedkeuring om dezelfde reden evenmin.\n Er doen zich echter situaties voor die zodanig verwant zijn met waar de wetgever het oog op had, dat ontheffing ook daar als passend moet worden beschouwd. Zo ben ik ook bereid om te bezien of goedkeuring mogelijk is in situaties waarin slechts een enkel vermogensbestanddeel niet mee overgaat naar de nieuwe verzekeraar, omdat dit geen functie meer vervult in de onderneming: bijvoorbeeld een beleggingspand. Ook ben ik bereid om te bezien of en zo ja, onder welke voorwaarden, overdrachten zonder sanctie kunnen plaatsvinden in situaties waarbij het totaal van de lijfrenteverplichting(en) niet in zijn geheel wordt overgedragen aan dezelfde bv of natuurlijke persoon. Uitgangspunt daarbij is dat elke overdracht van een deel van de lijfrenteverplichting(en) vergezeld gaat van een evenredig deel van de onderneming (zie ook onderdeel 3.2.1. en 3.2.2.).\n In deze situaties of in andere gevallen die niet worden bestreken door de toestemming die hierboven de inspecteur is verleend, stuurt de inspecteur een verzoek om ontheffing op voet van artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001, met een toelichting op de reden van doorzending, ter behandeling door naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Wat betreft de afhandeling van deze verzoeken benadruk ik dat strikt de hand wordt gehouden aan de wettelijke eis dat de overdracht van de lijfrente plaatsvindt in het kader van de overdracht van een materiële onderneming. Verzoeken voor situaties waarin overdracht van de lijfrenteverplichting niet samengaat met de overdracht van een materiële onderneming worden afgewezen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2.1\n Juridische splitsing\n \n In het kader van een juridische splitsing gaat het vermogen over onder algemene titel en is er voor de betrokken rechtsperso(o)n(en) en natuurlijke perso(o)n(en) een fiscale begeleiding mogelijk. Voor zover vermogensbestanddelen overgaan naar de verkrijgende rechtsperso(o)n(en) wordt de splitsende rechtspersoon geacht deze te hebben overgedragen (artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969). Voor de toepassing van de inkomstenbelasting is er mijns inziens sprake van een andere verzekeraar, waardoor in beginsel de andere-verzekeraarsanctie in werking treedt. Deze sanctie blijft onder te stellen voorwaarden achterwege indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Ik beoordeel dit vereiste verband naar de toestand ten tijde van het civielrechtelijk van kracht worden van de splitsing (zie artikel 2:334n, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De eventuele terugwerking van de splitsing voor de fiscale winstbepaling acht ik hierbij niet van belang. Deze terugwerking is een goedkeurende afwijking van het daadwerkelijke splitsingstijdstip (in de regel het tijdstip waarop de splitsing civielrechtelijk van kracht wordt).\n Bij de beoordeling of een lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van een onderneming wordt de achtergrond, het karakter van de overgang getoetst. Een dergelijke achtergrondtoets weegt naar zijn aard alleen de daadwerkelijke feiten en omstandigheden en negeert als zodanig een zuiver fictieve omstandigheid zoals de terugwerking.\n Als bij de splitsing wordt voldaan aan alle voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. kan de inspecteur een verzoek om goedkeuring zelf afdoen, krachtens onderdeel 3.2.\n De toestemming van onderdeel 3.2. geldt niet als de lijfrenteverplichting(en) van de splitsende rechtspersoon overgaan naar verschillende verkrijgende rechtspersonen. Met name wordt dan niet voldaan aan de eis dat kort gezegd de gehele verplichting overgaat tezamen met de gehele onderneming (voorwaarde c van onderdeel 3.2).\n Niettemin acht ik goedkeuring dan toch passend in de situatie dat:\n \n \n 1.\n de splitsende rechtspersoon een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001; en\n \n \n 2.\n de splitsing van de lijfrenteverplichting(en) plaatsvindt in gelijke verhouding als de splitsing van de onderneming.\n \n \n Dat acht ik vooral passend omdat in die situatie de band tussen onderneming en verplichting naar evenredigheid behouden blijft. Hierbij beschouw ik ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 van de splitsende rechtspersoon het aandelenbezit in een vennootschap die een dergelijke onderneming drijft, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in de hiervoor bedoelde situatie ontheffing te verlenen van de andere-verzekeraarsanctie, met overeenkomstige toepassing van de voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. Bij de beoordeling van de evenredige verdeling van lijfrenteverplichting en onderneming in de zin van het hiervoor onder 2 vermelde vereiste, blijft buiten aanmerking dat deel van de lijfrenteverplichting dat binnen een door de inspecteur te bepalen redelijke termijn na de splitsing wordt overgedragen aan een professionele verzekeraar (een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, Wet IB 2001).\n Ter illustratie van de evenredige verdeling bedoeld in de vorige volzin geef ik het volgende voorbeeld.\n BV X wordt zuiver gesplitst. De aandeelhouders A en B, met ieder een belang van 50% in BV X, krijgen elk een ‘eigen’ BV, respectievelijk A BV en B BV. Omdat BV X lijfrenteverplichtingen heeft tegenover A en B, leidt de splitsing tot de andere-verzekeraarsanctie. Men verzoekt om ontheffing. De vereiste onderneming is aanwezig en wordt over BV A en BV B gelijk verdeeld, waarbij iedere bv een ondernemingstak krijgt met een waarde in het economische verkeer van 500. De lijfrenteverplichtingen zijn echter in waarde ongelijk. De lijfrenteverplichting jegens A heeft een waarde in het economische verkeer van 100, die jegens B heeft een waarde van 50. Men wil de lijfrenteverplichting jegens A naar A BV laten gaan en de lijfrenteverplichting jegens B naar B BV. De inspecteur wijst dit af, want deze ongelijke verdeling (100:50) is niet evenredig aan de verdeling van de onderneming (500:500). Om toch ontheffing te krijgen, zullen de lijfrenteverplichtingen ook gelijk verdeeld moeten worden. Alleen dan blijft de verhouding tussen onderneming en lijfrenteverplichting (relatief) ongewijzigd. Een oplossing kan worden gevonden door de lijfrenteverplichting tegenover A ad 100 voor 50 af te storten bij een professionele verzekeraar, zodat gelijke waarden ontstaan (50:50). Een alternatieve oplossing is natuurlijk ook dat wordt aanvaard dat de lijfrenteverplichting jegens A toch gedeeltelijk, namelijk voor 25, overgaat naar B BV, zodat de lijfrenteverplichtingen net als de onderneming gelijk worden verdeeld (75:75). Aanpassing van de verdeling van de onderneming, zodat deze aansluit bij de (100/50) verdeling van de lijfrenteverplichting, is tot slot ook een manier om te voldoen aan de vereiste evenredige verdeling.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur met een toelichting op de reden van doorzending ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid vermeld ik over de verdere afhandeling van door de inspecteur doorgezonden verzoeken dat ik daarbij in ieder geval vasthoud aan het hierboven al vermelde principe: dat ontheffing alleen wordt verleend als een (in)directe band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 in stand blijft. Verder moet de verdeling van de lijfrenteverplichting(en) de verdeling van de gerechtigdheid tot de winst en het vermogen van genoemde onderneming op het tijdstip direct voorafgaand aan de splitsing weerspiegelen. Ter illustratie van dit principe verwijs ik naar het hierboven gegeven voorbeeld.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2.2\n Juridische fusie\n \n Bij overgang van de lijfrenteverplichting in het kader van een juridische fusie is analoog aan de situatie bij splitsing in beginsel de andere-verzekeraarsanctie van toepassing. Juridische fusies waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 3.2. vallen onder de werking van dat onderdeel.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur voor bepaalde verzoeken\n Aanvullende goedkeuring acht ik passend als de verdwijnende rechtspersoon geen onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, maar de verkrijgende rechtspersoon wel een dergelijke onderneming drijft. Dit acht ik passend vanwege het bijzondere karakter van een juridische fusie en de omstandigheid dat bij een juridische fusie men veelal de keus heeft om de bv met de lijfrenteverplichting(en) te laten optreden als hetzij de verkrijgende rechtspersoon, hetzij de verdwijnende rechtspersoon.\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in dergelijke situaties ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie te verlenen, onder (overeenkomstige) toepassing van de in onderdeel 3.2. vermelde voorwaarden.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur met een toelichting op de reden voor doorzending ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Directie Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Net als bij de juridische splitsing (zie onderdeel 3.2.1.) zullen in dit geval de voorwaarden (mede) zijn gericht op een bestendige band dan wel het tot stand brengen van een band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming(en) in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3\n Overige\n \n \n 3.3.1\n Lijfrente bedongen bij houdstermaatschappij van overnemende bv\n \n Indien een onderneming is overgedragen aan een bv, terwijl als tegenprestatie voor de overdracht een lijfrente is bedongen bij de houdstermaatschappij die alle aandelen in die bv houdt, is geen lijfrentepremieaftrek mogelijk. De lijfrente moet immers zijn bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). De lijfrente dient daarom bedongen te zijn bij het lichaam dat de onderneming overneemt.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3.2\n Overdracht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen; lijfrentepremieaftrek?\n \n Bij de overdracht van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen in het kader van staking kan in bepaalde situaties wettelijk gezien geen fiscaal gefaciliteerde lijfrente worden bedongen. Ik verwijs hiervoor naar onderstaand voorbeeld.\n Voorbeeld\n Vader en zoon A drijven samen een vof (winstverdeling 50:50). Het bedrijfspand behoort tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de vader. Vader wenst zijn firma-aandeel over te dragen aan zoon B. Tevens wenst hij tegelijkertijd het bedrijfspand over te dragen aan beide zonen (ieder voor een gelijk deel).\n Vader kan een gefaciliteerde lijfrente bedingen bij zoon B voor de stakingswinst die hij heeft behaald op de overdracht van zijn onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). In dit geval wordt tot de overdracht van de onderneming ook gerekend, de winst behaald bij de overdracht van 50% van het bedrijfspand aan zoon B. Maar vader kan geen gefaciliteerde lijfrente bedingen voor de stakingswinst die hij behaalt op de overdracht van het aandeel in de eigendom van het bedrijfspand aan zoon A, omdat genoemd vermogensbestanddeel geen deel uitmaakt van de overdracht van (een gedeelte van) zijn onderneming aan die zoon.\n Goedkeuring\n Ik keur echter goed dat in deze situatie vader voor de stakingswinst ter zake van de overdracht van het gedeelte in het bedrijfspand bij zoon A een lijfrente kan bedingen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3.3\n Verzekeraar; onderneming direct door middel van lease ter beschikking stellen aan een derde\n \n Een ondernemer die zijn onderneming overdraagt aan een nieuw opgerichte bv terwijl de bv de onderneming door middel van lease ter beschikking gaat stellen aan een derde kan bij die bv geen lijfrente bedingen als tegenprestatie.\n Indien sprake is van financial lease, kan dit feitelijk worden aangemerkt als directe (door)verkoop van de onderneming. Indien het voornemen daartoe al bestond ten tijde van het bedingen van de lijfrente, kwalificeert de bv niet als verzekeraar-overnemer in de zin van artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Indien sprake is van operational lease, kan worden gesteld dat in principe sprake is van een met verhuur overeenkomende wijze van ter beschikking stellen van de vermogensbestanddelen. Vereist is dat de verzekeraar een onderneming in materiële zin overneemt om te kwalificeren als verzekeraar-overnemer. Zie namelijk de eis gesteld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. In deze situatie wordt door de bv echter geen onderneming in materiële zin overgenomen (Hoge Raad 20 februari 2004, nr. 38168; gewezen inzake artikel 18 Wet IB 1964). Het voorgaande geldt niet indien de verhuurder van de onderneming wel als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 wordt aangemerkt (zie Hof Arnhem 22 oktober 2008, nr. 07/00340). In dat geval neemt de verzekeraar namelijk wel een onderneming in eerdergenoemde zin over.\n Dat een bv wordt geacht met het hele vermogen een onderneming te drijven (de fictie van artikel 2, vijfde lid, Wet Vpb 1969) doet daar niet aan af. Genoemde fictie veronderstelt weliswaar dat de bv in formele zin steeds een onderneming uitoefent, maar er is geen reden die bepaling door te laten werken naar artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Dit geldt ook indien de overdrager de onderneming vóór de inbreng in de bv nog niet verhuurde, maar ten tijde van het bedingen van de lijfrente de overnemer dit voornemen wel had.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 4\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; termijnen\n \n Het bedingen van een lijfrente wordt afgerond met het betalen of verrekenen van de premie. In dit onderdeel wordt ingegaan op problemen met termijnen bij het bedingen (inclusief betaling/verrekening) van een lijfrente.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.1\n Betaling/verrekening na termijn bedoeld in artikel 3.130, tweede lid; termijnverlenging\n \n Lijfrentepremies moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, de zogenoemde zesmaandstermijn, om alsnog aangemerkt te kunnen worden alsof zij zijn betaald in het kalenderjaar (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001). Mij is gebleken dat strikte toepassing van deze termijn in bepaalde gevallen kan leiden tot ongewenste gevolgen. Het gaat met name om gevallen waarbij de inspecteur een correctie aanbrengt op de (aangegeven) stakingswinst, alsmede om gevallen waarbij de termijnoverschrijding het gevolg is van (zeer) bijzondere omstandigheden terwijl daarmee de mogelijkheid tot een eenmalig verhoogde aftrek definitief verloren gaat.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat bovengenoemde zesmaandstermijn onder voorwaarden kan worden verlengd als:\n \n \n a.\n De termijnoverschrijding wordt veroorzaakt door een omstandigheid die de belastingplichtige redelijkerwijs niet kan worden aangerekend; de belastingplichtige dient dit aannemelijk te maken. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie inzake artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht of de jurisprudentie inzake artikel 60 AWR.\n \n \n b.\n De inspecteur bij de aanslagregeling correcties op de stakingswinst aanbrengt. De correcties mogen niet het gevolg zijn van grove schuld of opzet als bedoeld in artikel 67d e.v. AWR. Bij grove schuld kan tevens worden gedacht aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Onder correcties op de stakingswinst wordt tevens begrepen de situatie waarin als gevolg van zogenoemd vooroverleg, na afloop van de zesmaandstermijn, de belastingplichtige een hogere stakingswinst zal aangeven in de nog in te dienen aangifte. Indien een verschil van inzicht bestaat over het jaar waarin de stakingswinst wordt genoten, kan een correctie die daaruit voortvloeit, ook worden aangemerkt als een correctie op de stakingswinst.\n \n \n Voorwaarden\n \n \n •\n De goedkeuring onder a is beperkt tot lijfrenten die kunnen worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n \n \n •\n De goedkeuring onder b geldt alleen bij een omzetting stakingswinst en is bovendien beperkt tot het bedrag van de correctie. De ingangsdatum van de termijnen van lijfrenten zoals bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001 kan in dit kader analoog aan deze goedkeuring later ingaan.\n \n \n •\n Een verzoek om termijnverlenging dient te worden gericht aan de inspecteur. De inspecteur is gemachtigd een dergelijk verzoek in te willigen, ook voordat de desbetreffende (navorderings)aanslag onherroepelijk vaststaat.\n \n \n •\n Het verzoek dient uiterlijk zes weken na het onherroepelijk vaststaan van de hiervoor genoemde aanslag te zijn ingediend.\n \n \n •\n De inspecteur stelt bij inwilliging van het verzoek als voorwaarde dat binnen een door hem te stellen termijn zowel de lijfrente wordt bedongen als de desbetreffende premie wordt betaald of verrekend.\n \n \n In andere dan de onder a en b genoemde gevallen van termijnoverschrijding of wanneer het verzoek te laat is ingediend, wordt geen termijnverlenging toegestaan.\n De hiervoor opgenomen goedkeuring geldt ook als erfgenamen van de overleden ondernemer bij de genoemde omzettingen een lijfrente bedingen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2\n Tijdstip bedingen lijfrente\n \n \n 4.2.1\n Bv in oprichting; hoogte oudedagsreserve; tijdstip bedingen lijfrente bij geruisloze omzetting\n \n Bij geruisloze omzetting wordt voor het bepalen van de winst de onderneming geacht niet te zijn gestaakt. Deze fictie geldt niet voor de oudedagsreserve. Dit brengt mee dat per 31 december van het kalenderjaar van staking het ondernemingsvermogen ontbreekt. De oudedagsreserve valt daarom in de winst (artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Directe afrekening kan (op verzoek) worden voorkomen door de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrente, met toepassing van artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Bij inbreng in een bv dient de oudedagsreserve te worden afgerekend per 31 december van het jaar waarin de bv tot stand is gekomen (Hoge Raad 29 april 1981, ECLI:NL:HR:1981:AW9613). De lijfrente dient met het oog daarop te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar. Uiteraard dient de lijfrente – nu deze wordt bedongen bij de overnemende bv – de tegenprestatie te vormen voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.2\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente bij ruisende inbreng onderneming\n \n Bij ruisende inbreng in een bv kan de stakingswinst worden aangegeven in het kalenderjaar waarin de voorovereenkomst is afgesloten (o.a. Hoge Raad 11 mei 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY0634). Wil een belastingplichtige in dat kalenderjaar de lijfrentepremieaftrek benutten door een omzetting stakingswinst dan dient de bv tot stand te zijn gekomen en de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar (zie artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Indien de stakingswinst wordt aangegeven in het jaar waarin de bv is opgericht (het jaar van de juridische levering; zie Hoge Raad 18 juni 1952, ECLI:NL:HR:1952:74) kan de premieaftrek bij de omzetting stakingswinst plaatsvinden in dat kalenderjaar. De uiterlijke termijn voor het bedingen van die lijfrente loopt dan tot 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n In beide situaties moet uiteraard sprake zijn van een lijfrente die is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een (gedeelte van een) onderneming. De staking wordt voor de omzetting stakingswinst derhalve geacht te hebben plaatsgevonden in het jaar waarin de stakingswinst wordt verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.3\n Tijdstip bedingen lijfrente. Schuldig blijven. Tijdstip beoordeling. Betaling nadien\n \n Bij inbreng in een bv wordt vaak bij de oprichting een lijfrente bedongen. Boekhoudkundig wordt de lijfrente dan veelal (gedeeltelijk) geboekt ten laste van de rekening-courant van de aandeelhouder/inbrenger. Voor zover dit tot een schuld van de inbrenger aan de bv leidt, is een aftrek niet mogelijk (artikel 3.130, eerste lid, Wet IB 2001). Daarbij is het volgende van belang:\n \n \n •\n Het moment van betaling of verrekening als bedoeld in artikel 3.130 Wet IB 2001 (op grond van het tweede lid van genoemd artikel dus uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar) is bepalend of de betaalde of verrekende premies leiden tot een schuldig gebleven bedrag.\n \n \n •\n Het is toegestaan om vanuit privé liquide middelen aan te wenden tot (gedeeltelijke) betaling van de verschuldigde lijfrentepremie teneinde te bewerkstelligen dat er geen sprake (meer) is van (gedeeltelijk) schuldig gebleven premies. Hierbij maakt het geen verschil of die liquide middelen al dan niet gefinancierd zijn door middel van een lening.\n \n \n •\n De ingebrachte liquide middelen kunnen op enig tijdstip na het toetsmoment weer aan de bv onttrokken worden. Er mag echter geen sprake zijn van een vooropgezet kasrondje of een schijnhandeling. Aan de hand van de gepresenteerde feiten wordt beoordeeld of hiervan mogelijk sprake is.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.4\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente; gebroken boekjaar\n \n Een ondernemer die (een gedeelte van) een onderneming staakt, kan premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel a, Wet IB 2001 in aanmerking nemen (omzetting stakingswinst). De premieaftrek valt in beginsel in het kalenderjaar waarin de onderneming (gedeeltelijk) wordt gestaakt. Met toepassing van de zesmaandstermijn kan de lijfrente worden bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. De (stakings)winst van een gebroken boekjaar dient echter te worden aangegeven in het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt (artikel 3.66, tweede lid, Wet IB 2001).\n Goedkeuring\n Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de lijfrente kan worden bedongen vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt.\n Ter toelichting wil ik nog het volgende opmerken. Bij een volledige staking eindigt het boekjaar in het kalenderjaar waarin de onderneming wordt gestaakt. Alsdan zal de stakingswinst moeten worden beschouwd als de winst van het kalenderjaar van staking. In dat geval dient de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.5\n Stakingslijfrente. Stakingswinst. Langlopende liquidatie\n \n Als een belastingplichtige die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is, zijn onderneming staakt waarbij de stakingswinst in meer dan een jaar wordt behaald als gevolg van een zogenoemde langlopende liquidatie, is het de vraag op welk tijdstip een lijfrente uit hoofde van een omzetting stakingswinst uiterlijk moet ingaan en wanneer de premiebetaling uiterlijk moet plaatsvinden.\n Een langlopende liquidatie volgt fiscaal het regime van een reeks gedeeltelijke stakingen. Dat betekent dat steeds wanneer een deel van de totale stakingswinst wordt of moet worden verantwoord, voor dat deel een stakingslijfrente bedongen kan worden. De aan de ondernemer toekomende termijnen van die lijfrente dienen in te gaan binnen zes maanden na staking (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). Indien de stakingswinst is verantwoord in een later jaar dan het jaar van staking, dienen de termijnen in te gaan binnen zes maanden na het verantwoorden van de desbetreffende stakingswinst.\n De termijn van betaling is uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst is verantwoord (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001, behoudens overgangsrecht). De hiervoor genoemde bepaling zet niet de (wettelijke) voorwaarde opzij dat de termijnen dienen in te gaan binnen zes maanden na staking respectievelijk binnen zes maanden nadat de stakingswinst is verantwoord in het geval die wordt behaald in een jaar na het jaar van staking.\n Het is niet toegestaan een overeenkomst met terugwerkende kracht af te sluiten om te voldoen aan de vereiste ingangsdatum volgens artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001. Het bedingen van een lijfrente met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het afsluiten ervan is fiscaal immers niet mogelijk.\n De stakingslijfrente kan alleen in aftrek worden gebracht op het inkomen uit werk en woning in het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst wordt of moet worden verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 5\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; bedongen door de erfgenamen van de overleden ondernemer (artikel 3.131 Wet IB 2001)\n \n \n 5.1\n Overlijden na staking, maar voordat lijfrenten zijn bedongen\n \n Premies voor lijfrenten kunnen onder voorwaarden in aftrek worden gebracht op het inkomen in box 1 van degene door wiens overlijden een onderneming is gestaakt (artikel 3.131 Wet IB 2001). Daarbij moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo dient een verzoek te worden gedaan bij de aangifte van de overledene, en moet het gaan om premies voor lijfrenten waarvan de uitkeringen onmiddellijk ingaan. In de overeenkomst waarbij de lijfrente is bedongen moet tevens zijn opgenomen dat een verzoek zal worden gedaan om toepassing van de onderhavige bepaling. De premies voor de lijfrenten moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na het overlijden. De regeling is van toepassing voor zover de premies niet meer bedragen dan is toegestaan bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n Mij is de vraag voorgelegd of van de desbetreffende regeling ook gebruik gemaakt kan worden in het geval waarin de onderneming is gestaakt, anders dan door het overlijden van een belastingplichtige, terwijl de desbetreffende belastingplichtige vervolgens is overleden voordat hij een lijfrente heeft kunnen bedingen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de regeling van artikel 3.131 Wet IB 2001 ook kan worden toegepast in de situatie waarin een belastingplichtige zijn onderneming anders dan door overlijden heeft gestaakt en, als gevolg van later overlijden, niet zelf tijdig een lijfrente heeft kunnen bedingen voor de met of bij de staking van de onderneming behaalde winst en/of de stand van de oudedagsreserve.\n Ik merk nog op dat van deze goedkeuring ook gebruik kan worden gemaakt als de premie is betaald of verrekend na 1 juli van het jaar volgend op het jaar van staking van de onderneming van de overledene.\n Voorbeeld\n X staakt in het kalenderjaar 2019 zijn onderneming. De stakingswinst is belast in 2019. Hij kan een van het inkomen over het jaar 2019 aftrekbare lijfrente bedingen tot 1 juli 2020 (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n X overlijdt op 1 april 2020. Hij had, bij leven, zelf tot 1 juli 2020 de tijd om een aftrekbare lijfrente te bedingen, maar heeft dat nog niet gedaan.\n De erfgenamen kunnen nu een lijfrente bedingen tot 1 oktober 2020 (1 april + zes maanden). Aangezien de regeling meebrengt dat de premie geacht wordt te zijn betaald of verrekend op het moment van overlijden, kan vervolgens worden gesteld dat betaling of verrekening heeft plaatsgevonden vóór 1 juli 2020, en aldus kan de premie worden toegerekend aan het kalenderjaar 2019 (artikel 3.131, tweede lid, jo. artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Verzoeken\n Belastingplichtigen kunnen een verzoek tot toepassing van deze goedkeuring indienen bij de inspecteur van de overledene. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overigens moet zijn voldaan aan alle in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001, genoemde voorwaarden.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 5.2\n Overige\n \n \n 5.2.1\n Welke soorten lijfrenten\n \n Indien de erfgenamen van de overleden ondernemer een lijfrente bedingen met toepassing van artikel 3.131 Wet IB 2001 komt uitsluitend de zogenoemde nabestaandenlijfrente daarvoor in aanmerking (artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Dit blijkt ook uit de opmerkingen van de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van de voorloper van artikel 3.131 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 5.2.2\n Begunstigende regeling; maximum overlijden?\n \n De begunstigende regeling van onderdeel 5.1. van dit besluit brengt niet altijd mee dat het maximum van toepassing is als bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, Wet IB 2001 (staking door overlijden). Het besluit biedt de mogelijkheid aan de erfgenamen datgene te bereiken wat de ondernemer bij leven had kunnen bereiken: het voorkomen van directe afrekening over de stakingswinst en de stand van de oudedagsreserve. Hierbij is het maximum van toepassing dat geldt op het moment van staking (bij leven).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 6\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; diverse onderwerpen\n \n \n 6.1\n Omzetting stakingswinst; in aanmerking te nemen lijfrentepremies\n \n Een bv (of natuurlijk persoon) waaraan de onderneming wordt overgedragen, kwalificeert als verzekeraar waarvan een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente kan worden bedongen, echter tot maximaal het bedrag van de in het jaar van overdracht behaalde stakingswinst inclusief de afneming van de oudedagsreserve.\n De totale aftrekruimte voor de belastingplichtige wordt berekend op basis van artikel 3.127, eerste en tweede lid, artikel 3.128 en artikel 3.129 Wet IB 2001. Voor zover de totaal beschikbare aftrekruimte in een kalenderjaar de stakingswinst overschrijdt, kan slechts een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente worden bedongen bij een andere volgens de Wet IB 2001 kwalificerende verzekeraar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.2\n Omzetting stakingswinst. Keuzemoment toedeling stakingswinst\n \n In voorkomende gevallen kan een belastingplichtige kiezen of hij een deel van de jaar- en reserveringsruimte dan wel een deel van de ruimte bij omzettingen oudedagsreserve en stakingswinst onbenut laat. Op een later moment kan van belang worden welke verdeling is toegepast.\n De in de aangifte opgenomen verdeling van de lijfrentepremie over de verschillende aftrekruimtes is niet onherroepelijk. De verdeling kan worden gewijzigd tot het moment waarop de keuze voor een verdeling heeft geleid tot onherroepelijke fiscale gevolgen in enig belastingjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.3\n Stakingswinst exclusief de stakingsaftrek/MKB-winstvrijstelling\n \n Een ondernemer kan bij staking (van een gedeelte) van de onderneming voor het bedrag van de stakingswinst een lijfrente bedingen (artikel 3.129, eerste lid, Wet IB 2001). Het maximaal te bedingen bedrag aan lijfrente wordt dus bepaald door de stakingswinst. De stakingsaftrek komt als een onderdeel van de ondernemersaftrek rechtstreeks in mindering op de winst uit onderneming bij de berekening van de belastbare winst uit onderneming. Dit geldt ook voor de MKB-winstvrijstelling. Deze twee ondernemersaftrekken komen daarom niet (ook nog) in mindering op de stakingswinst van een onderneming.\n Voorbeeld\n Als iemand een stakingswinst behaalt van € 100.000, bedraagt het maximumbedrag waarvoor premieaftrek kan plaatsvinden € 100.000, en niet € 100.000 verminderd met de stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.4\n Oprenten lijfrenteverplichting in voorperiode bv\n \n Bij inbreng van een onderneming in een bv kan tot maximaal de stakingswinst en de oudedagsreserve een lijfrente worden bedongen van die bv. Volgens Hoge Raad 22 juli 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3887, is aftrek van premies voor een lijfrente als uitgave voor een inkomensvoorziening niet mogelijk in de periode gelegen vóór de oprichting van de bv, omdat een lijfrenteovereenkomst tussen een bv in oprichting en een oprichter onbestaanbaar is. In Hoge Raad 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3194, beslist de Hoge Raad anders en oordeelt hij dat aan een stamrechtovereenkomst met een bv in oprichting voor de heffing van belasting wel gevolgen kunnen worden verbonden, mits de overeenkomst binnen redelijke termijn na oprichting wordt bekrachtigd. Wat er ook zij van de fiscale bestaanbaarheid van de overeenkomst, voor de fiscale winstbepaling geldt dat bij inbreng van een onderneming in een bv de onderneming vanaf het overgangstijdstip voor rekening en risico van de bv wordt gedreven. Als bij de inbreng een lijfrente is bedongen kan daarom ook oprenting van de lijfrenteverplichting door de bv plaatsvinden vanaf het moment waarop de onderneming wordt geacht voor rekening en risico van de bv (i.o.) te worden gedreven tot de datum van oprichting van de bv, ongeacht of de overeenkomst nu wel of niet reeds tot stand komt in de periode voorafgaand aan de oprichting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.5\n Dadelijk ingaande termijnen van lijfrente\n \n Bij een omzetting stakingswinst geldt een wettelijk bepaald maximumbedrag aan lijfrentepremieaftrek in situaties waarin de aan de ondernemer toekomende termijnen van lijfrente dadelijk ingaan (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, Wet IB 2001). Onder ‘dadelijk ingaan’ wordt verstaan ‘onmiddellijk na het sluiten van de lijfrenteovereenkomst’. Hiermee is dus niet bedoeld ‘onmiddellijk na het tijdstip van staking’.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.6\n Staking en meer dan één lijfrenteovereenkomst\n \n In een situatie van meer dan één lijfrenteovereenkomst moet voor iedere lijfrente apart worden bezien tot welke aftrek dit zou kunnen leiden. De hoogste van deze aftrekbedragen kan in aanmerking worden genomen. Uitdrukkelijk merk ik op dat geen cumulatie mogelijk is van de afzonderlijke aftrekbedragen die thans zijn genoemd in artikel 3.129, tweede lid, Wet IB 2001. Ik verwijs hiervoor naar mijn onderschrift bij de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage, 6 juni 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8597 (V-N 2006/54.16).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.7\n Jaar van staking. Te bedingen lijfrente voor de vrijval van de Oudedagsreserve\n \n De oudedagsreserve vormt een fiscale reserve (artikel 3.53 Wet IB 2001). Gevolg hiervan is dat de vrijval in het jaar van staking van de onderneming tot de stakingswinst behoort. Gelet hierop zou kunnen worden gesteld dat in genoemd jaar – na het moment van staking – uitsluitend nog een omzetting stakingswinst mogelijk zou zijn en niet een omzetting oudedagsreserve. Dat zou echter een onbedoeld effect meebrengen.\n Goedkeuring\n Voor zover nodig keur ik daarom goed dat ook in het jaar van staking van een onderneming artikel 3.128 Wet IB 2001 toepassing kan vinden. De goedkeuring vindt plaats onder de voorwaarde dat belastingplichtige zich niet op het standpunt zal stellen dat de afneming van de oudedagsreserve tevens onderdeel uitmaakt van de stakingswinst als bedoeld in artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 7\n Geen aanpassing bestaande polissen nodig voor eerbiedigende werking Overbruggingslijfrenten\n \n Met ingang van 1 januari 2006 is geen premieaftrek meer mogelijk voor tijdelijke lijfrenteverzekeringen die voorafgaan aan de pensioendatum (overbruggingslijfrenten). Wel is het mogelijk om in de toekomst nog overbruggingslijfrenten te bedingen voor zover er sprake is van op 31 december 2005 bestaande aanspraken (artikel 10a.1 Wet IB 2001). Deze eerbiedigende werking is overigens beperkt tot aanspraken waarvan de premies vóór 1 januari 2006 in aanmerking zijn genomen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.\n Als voorwaarde voor de eerbiedigende werking geldt op grond van de wettekst dat de polis (mede) betrekking heeft op een overbruggingslijfrente. Dit houdt in dat de overbruggingslijfrente uitdrukkelijk (mede) verzekerd moet zijn. In vele bestaande lijfrentepolissen worden overbruggingslijfrenten echter niet met zoveel woorden genoemd. Voor op 1 januari 2006 bestaande polissen hanteer ik goedkeurend beleid, zoals nader omschreven in mijn besluit van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, onderdeel 4.5.1.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 8\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve bedongen van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001: omzetting en overdracht\n \n Dit onderdeel betreft lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve met toepassing van de regelingen zoals deze luidden van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 (artikel 45a, vierde en vijfde lid, Wet IB 1964). Het regime Wet IB 2001 is wat betreft negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen van toepassing op deze lijfrenten (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel T van de Invoeringswet). Dit betekent dat bij de omzetting van deze lijfrenten de wettelijke regels van dit regime gelden.\n De overdracht van deze lijfrenteverplichtingen is, gelet op hiervoor genoemd onderdeel van de Invoeringswet, onder voorwaarden mogelijk zonder sanctie. Zie hiervoor onderdeel 3.2.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 9\n Stamrechten bedongen vóór 1 januari 1992 (artikel 19 en 44j Wet IB 1964)\n \n \n 9.1\n Overdracht van een stamrecht aan een andere verzekeraar\n \n Bij het niet-nakomen van de voorwaarden die zijn gesteld voor toepassing van de stamrechtvrijstelling in artikel 19 (oud) Wet IB 1964 en voor de onbelaste afneming van de oudedagsreserve bij het bedingen van een stamrecht in artikel 44j (oud) Wet IB 1964, is een sanctiebepaling van toepassing (IB ’64-sanctie en Vpb-sanctie). Met ingang van 1 januari 1992 zijn artikel 19 (oud) en artikel 44j, derde lid (oud), Wet IB 1964 vervallen. Voor rechten op periodieke uitkeringen of verstrekkingen waarop één van deze bepalingen is toegepast, bleven deze artikelen en tevens de met ingang van die datum vervallen IB ’64-sanctie van toepassing (artikel 80b Wet IB 1964). Er is een overgangsbepaling opgenomen voor de heffing van inkomstenbelasting, zodat ook onder de Wet IB 2001 de sanctiebepaling van kracht blijft (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet).\n Deze sanctiebepalingen treden onder meer in werking wanneer degene van wie het stamrecht is bedongen, de stamrechtverplichting overdraagt aan een derde. De overdrager voldoet dan namelijk niet langer aan de voorwaarde dat hij de verplichting tot het doen van uitkeringen geheel rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969).\n Ik ben bevoegd om bovengenoemde sanctiebepalingen achterwege te laten op grond van het tweede lid van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en het tweede lid van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Voor de volledigheid wijs ik erop dat de mij hier verleende ontheffingsbevoegdheid door de wetgever niet beperkt wordt tot situaties waarin – kort gezegd – de overdracht van de verplichting door de verzekeraar plaatsvindt in verband met de overdracht van zijn onderneming. Mijn ontheffingsbevoegdheid is hier dan ook uitdrukkelijk ruimer dan die mij is verleend in artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001 voor – kort gezegd – stamrechten vanaf 1992 (hierboven beschreven in onderdeel 3.2).\n Goedkeuring\n Ik machtig de betrokken inspecteurs verzoeken in hiervoor vermelde situaties in te willigen, indien de overnemer de verplichting, voor zover deze bij hem is ondergebracht, rekent tot het vermogen van zijn binnen Nederland gedreven onderneming of van het binnen Nederland gedreven gedeelte van zijn onderneming.\n De onderhavige machtiging geldt niet voor gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting aan een beleggingsinstelling in de zin van artikel 28 Wet Vpb 1969.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De overdracht van de stamrechtverplichting vindt plaats op zakelijke basis, dit ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b.\n In de stamrechtverplichting als zodanig wordt bij de gehele of gedeeltelijke overdracht geen enkele wijziging aangebracht, behalve voor zover bij gelegenheid van een overdracht van een verplichting inzake een gerichte lijfrente aan een verzekeraar, die gerichte lijfrente op grond van de oorspronkelijke stamrechtovereenkomst wordt omgezet in een recht op een al dan niet direct ingaande lijfrente. Onder een ‘gerichte lijfrente’ is daarbij te verstaan een lijfrenteverzekering waarbij de kring van gerechtigden is bepaald doch de grootte van de (nog niet ingegane) uitkeringen nog niet vaststaat. Een omzetting die geldt als voortzetting bedoeld in onderdeel 9.3.1 of 9.3.2 van dit besluit is eveneens toegestaan.\n \n \n c.\n De overnemende partij verklaart schriftelijk tegenover de inspecteur onder wie de overdragende partij ressorteert, ermee akkoord te gaan voor de toepassing van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 juncto het vervallen artikel 19, derde lid, onderdeel d, Wet IB 1964 te worden beschouwd als degene van wie het desbetreffende stamrecht is bedongen voor zover de stamrechtverplichting bij haar is ondergebracht. Dit binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n Voor de overige gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting dienen belanghebbenden een eventueel verzoek om de heffing van belasting achterwege te laten, te richten aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid merk ik tot slot van dit onderdeel op dat de beschreven werkwijze meebrengt dat ook situaties waarin de overdracht van de verplichting geen onderdeel is van – kort gezegd- de overdracht van een onderneming, door de inspecteur kunnen worden afgedaan (mits wordt voldaan aan de boven beschreven voorwaarden voor afdoening door de inspecteur).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.2\n Juridische splitsing en juridische fusie\n \n Bij overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie zijn de sanctiebepalingen genoemd in onderdeel 9.1. ook van toepassing. Na de overgang wordt immers niet meer voldaan aan de eis dat degene van wie het recht is bedongen de verplichting rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969). Het goedkeurende beleid van onderdeel 9.1. geldt ook voor de overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3\n Omzetting van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht\n \n \n 9.3.1\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is een lijfrente\n \n De Invoeringswet regelt omzetting van (o.a.) artikel 19- of artikel 44j-stamrechten die een lijfrente zijn als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Wordt een dergelijke artikel 19- of artikel 44j-lijfrente omgezet in een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, of op een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dan wordt de tweede aanspraak beschouwd als voortzetting van de eerste lijfrente, krachtens hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet. Door deze voortzetting leidt een dergelijke omzetting niet tot inkomen voor de Wet IB 2001 en geldt voor het recht na omzetting onverminderd het fiscale regime zoals dat gold vóór omzetting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3.2\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is geen lijfrente\n \n In uitzonderlijke gevallen is het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht geen lijfrente als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als het stamrecht de vorm heeft van een winstrecht. Bij omzetting van een dergelijk stamrecht geldt dus niet de voortzetting bedoeld in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n Omdat het hier gaat om een beperkt aantal gevallen keur ik omwille van de eenvoud en uitvoering goed dat bij dergelijke omzettingen hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, van de Invoeringswet overeenkomstig wordt toegepast.\n Deze goedkeuring geldt onder de voorwaarde dat zowel de belastingplichtige als de verzekeraar van de lijfrente die het winstrecht vervangt schriftelijk instemt met deze overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3.3\n Omzetting en de sanctiebepalingen\n \n Ook als bij de omzetting sprake is van voortzetting zoals bedoeld in onderdeel 9.3.1. of 9.3.2. kan toch sprake zijn van schending van de voorwaarden die in artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964 werden gesteld. Sommige lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 worden namelijk niet toegelaten door artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964. Zo mag bijvoorbeeld een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht toekomend aan de belastingplichtige, niet later ingaan dan op 65-jarige leeftijd. Als bij een artikel 19- of 44j-stamrecht de ingangsdatum wordt uitgesteld van 65 jaar naar bijvoorbeeld 68 jaar, is daarom sprake van schending van de voor deze stamrechten geldende voorwaarden en leidt dit in beginsel tot toepassing van de sanctiebepalingen van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969, zoals beschreven in onderdeel 9.1. Echter, bij een voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. acht ik onvoldoende reden aanwezig voor een sanctie in verband met schending van de voorwaarden. Het nieuwe stamrecht voldoet namelijk wel aan de vereisten van de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, te weten artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Zo is bijvoorbeeld een ingangsdatum van 68 jaar onder het regime van deze Wet IB 2001-artikelen wel mogelijk. Gezien deze toelaatbaarheid van de door omzetting ontstane lijfrente volgens de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, acht ik bij voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2 in beginsel onvoldoende grond voor het toepassen van een sanctie.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 achterwege blijft bij wijziging van een artikel 19- of 44j-stamrecht, als sprake is van voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. Deze ontheffing verleen ik krachtens de ontheffingsbevoegdheid mij toegekend in artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Deze ontheffing geldt echter niet als de omzetting niet fiscaal geruisloos zou hebben plaatsgevonden als het stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of 3.129 Wet IB 2001. De ontheffing is immers gebaseerd op de verwantschap van artikel 19 en 44j Wet IB 1964 met artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Ontheffing past daarom niet als omzetting ook zou hebben geleid tot een sanctie als het recht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of artikel 3.129 Wet IB 2001. Ik denk hierbij met name aan de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Deze sanctie geldt bij omzetting van stamrechten waarbij artikel 3.129 Wet IB 2001 is toegepast en het aftrekrecht krachtens artikel 3.129 Wet IB 2001 lager zou zijn geweest als het gewijzigde stamrecht van het begin af aan was bedongen. De hierboven verleende sanctieontheffing geldt dus met name niet bij omzetting van een artikel 19-stamrecht dat als dit stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 een recht op aftrek had gegeven dat lager is dan het recht op aftrek dat artikel 3.129 Wet IB 2001 zou hebben gegeven als het gewijzigde recht van begin af aan zou zijn bedongen\n Voor deze vergelijking met de situatie waarin het artikel 19-stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 worden de maximumbedragen van artikel 3.129, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vervangen door de maxima van artikel 19, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991.\n Deze ontheffing geldt verder ook niet voor overdracht van stamrechtverplichtingen zoals bedoeld in onderdeel 9.1. en 9.2. Voor overdracht van stamrechtverplichtingen geldt het daar vermelde.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.4\n Splitsing artikel 19- of 44j-stamrecht in verband met echtscheiding of scheiding van tafel en bed\n \n Als een artikel 19- of 44j-stamrecht in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt gesplitst in twee stamrechten, of volledig aan een van de ex-partners wordt toegedeeld, voldoet het stamrecht (gedeeltelijk) niet meer aan de voorwaarden die aan de toekenning van het desbetreffende stamrecht zijn gesteld (artikel 19, derde lid, of van artikel 44j, derde lid, Wet IB 1964, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991). De (oude) wettelijke bepalingen waarin de voorwaarden zijn opgenomen blijven van kracht gelet op hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet juncto artikel 80b Wet IB 1964. Dit zou meebrengen dat de IB ’64-sanctie dan wel de Vpb-sanctie zou moeten worden toegepast. Daarnaast kan (ook) sprake zijn van een heffingsmoment in de zin van de Wet IB 2001.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de splitsing/toedeling van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht fiscaal geruisloos kan plaatsvinden als deze plaatsvindt in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De nieuwe stamrechten worden voor de toepassing van de Wet IB 2001 aangemerkt als artikel 19- of artikel 44j-stamrechten, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991, en die derhalve – met toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, eerste lid, slotzin, van de Invoeringswet – integraal worden aangemerkt als periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.100, dan wel artikel 7.2, tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001.\n \n \n b.\n De verzekeraar van de rechten gaat ermee akkoord te worden beschouwd als de verzekeraar als bedoeld in artikel 59a (oud) Wet IB 1964, dan wel artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n \n \n c.\n Ter zake van de splitsing wordt door partijen geen aftrek op het inkomen geclaimd, ook niet met toepassing van artikel 6.3 en volgende Wet IB 2001.\n \n \n d.\n Partijen verklaren zich akkoord met de onder a tot en met c genoemde voorwaarden, binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n e.\n De gewezen echtgenoot aan wie de aanspraak op periodieke uitkeringen geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen, is binnenlands belastingplichtig.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.5\n Indexering van de bedragen van de stamrechtvrijstelling ex artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n Als een belastingplichtige op grond van een vóór 1 januari 1992 gesloten overeenkomst voor zichzelf en voor zijn echtgenoot een winstrecht heeft bedongen, in die zin dat het winstrecht van de echtgenoot ingaat bij zijn vooroverlijden, zijn op deze aanspraken de regels die daarvoor golden op 31 december 1991 van toepassing (artikel 75, eerste lid, eerste volzin, Wet IB 1964). Dit betekent dat bij overlijden van de betrokken belastingplichtige de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling van artikel 19 (oud) Wet IB 1964 nog van toepassing is naar de tekst van de regeling per 31 december 1991. De bedragen van de vrijstelling zijn op deze wijze echter blijvend verbonden aan het voor 1991 geldende niveau. In een indexering van de bedragen is wettelijk niet (meer) voorzien.\n Op grond van artikel 3.129 Wet IB 2001 wordt het bedrag van de mogelijke lijfrentepremieaftrek verhoogd bij staking van een onderneming.\n Goedkeuring\n Ik heb aanleiding gevonden goed te keuren dat er voor de bepaling van de hoogte van de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling in enig jaar na 2001 wordt aangesloten bij de voor dat jaar geldende bedragen voor extra lijfrentepremieaftrek op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.6\n Dubbele heffing; de IB ’64-sanctie. De Vpb-sanctie\n \n Indien de IB ’64-sanctie of de Vpb-sanctie wordt toegepast, laat dit onverlet dat de uitkeringen uit het stamrecht te zijner tijd ook met inkomstenbelasting worden belast. Er is in de Wet IB 2001 geen bepaling opgenomen die de heffing over de latere uitkeringen beperkt, zodat dubbele belastingheffing kan ontstaan.\n Eventuele goedkeuring\n Verzoeken waarbij deze situatie zich voordoet, kunnen aan mij worden voorgelegd. Indien belastingplichtige aannemelijk maakt dat sprake is van genoemde dubbele heffing, ben ik bereid de zogenoemde saldomethode toe te staan in die zin dat de uitkeringen pas met inkomstenbelasting worden belast voor zover ze het bedrag te boven gaan waarover de Vpb-sanctie of de IB ’64-sanctie is toegepast.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 10\n Ingetrokken regelingen\n \n Het besluit van 3 juni 2014, BLKB2014/816, Staatscourant 2014, 16111, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n Dit besluit wordt met de bijlagen in de Staatscourant gepubliceerd.\n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 17 december 2021\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046229/2025-02-06_0/xml/BWBR0046229_2025-02-06_0.xml", "content": "\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting, lijfrenten in de winstsfeer, verzamelbesluit202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. Het vervangt het besluit van 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816, \n Staatscourant 2014, 16111\n . Gewijzigd is met name onderdeel 9.3 en volgende over wijziging van stamrechten bedongen vóór 1992 en afgetrokken in verband met de zogenoemde stakingswinst of oudedagsreserve. Het daar opgenomen omzettingsbeleid sluit in de gewijzigde tekst zoveel mogelijk aan bij de omzettingsregeling van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. De overige wijzigingen zijn zuiver redactioneel en beogen dan ook geen inhoudelijke verandering.\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot lijfrenten in de winstsfeer. De onderdelen 2 tot en met 7 betreffen aspecten van het regime onder de Wet IB 2001. Onderdeel 8 gaat in op lijfrenten die zijn bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve onder de regeling zoals die luidde tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001. Onderdeel 9 behandelt enige aspecten van lijfrenten die zijn bedongen vóór 1 januari 1992.\n Tenzij anders is aangegeven, zijn de in dit besluit opgenomen goedkeuringen gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule). Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op gevallen waar in plaats van een lijfrenteverzekering wordt gekozen voor een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet IB 2001.\n Waar in dit besluit sprake is van verzoeken die aan mij kunnen worden voorgelegd, kan men deze sturen naar:\n Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst\n Postbus 20201,\n 2500 EE Den Haag\n Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 27 januari 2025, nr. 2025-3211, (Stcrt. 2025, 4155). De wijzigingen betroffen het volgende. In onderdeel 3.1. over de stakingslijfrente werd voorbeeld B.3 – kort gezegd – voor 100% als reëel geval aangemerkt. Onderdeel 3.2. over overdracht van de stakingslijfrente en de andere-verzekeraarsanctie werd uitgebreid met onderdeel 3.2.1.1., waarin ik melding maak van een afsplitsing waarbij de hardheidsclausule is toegepast. Tot slot werd in onderdeel 3.2.2. een verruiming opgenomen van de goedkeuring voor de situatie waarin bij een juridische fusie de verdwijnende rechtspersoon geen onderneming drijft, maar de verkrijgende rechtspersoon wel. Als onderneming geldt daarbij voortaan ook – kort gezegd – een middellijk gedreven onderneming.\n2025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-2025\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR:\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n Wet IB 1964: Wet op de inkomstenbelasting 1964\n \n \n \n Wet IB 2001:\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet Vpb 1969:\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n Invoeringswet:\n Invoeringswet Wet IB 2001\n \n \n \n \n Wet VPL:\n Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, Staatsblad 2005, 115\n \n \n \n Andere-verzekeraarsanctie: De sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, Wet IB 2001\n \n \n \n AOW-leeftijd: De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet\n \n \n \n Artikel 19-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Artikel 44j-stamrecht: Stamrecht bedongen met toepassing van artikel 44j (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Bv: Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid\n \n \n \n IB ’64-sanctie: De sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964\n \n \n \n Vpb-sanctie: De sanctie van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969\n \n \n \n Omzetting oudedagsreserve: De omzetting van een oudedagsreserve in een lijfrente op de voet van artikel 3.128 Wet IB 2001\n \n \n \n Omzetting stakingswinst: De omzetting van stakingswinst in een lijfrente op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001\n \n \n \n Verzekeraar-overnemer: De verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001\n \n \n \n Vof: Vennootschap onder firma\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 2\n Lijfrente bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; staking na AOW-leeftijd plus vijf jaar; (tijdelijke) oudedagslijfrente\n \n Premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort worden aangemerkt als uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.124 Wet IB 2001). Om te kwalificeren als uitgave voor inkomensvoorziening wordt aan een lijfrente onder meer de eis gesteld dat de termijnen van deze lijfrente uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige aan wie deze termijnen toekomen, de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001).\n De leeftijdsgrens is ook van toepassing op lijfrenten die worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst. Hoewel ik in het algemeen hecht aan een uniforme toepassing van bovengenoemde leeftijdsgrens bij de fiscale kwalificatie van oudedagsvoorzieningen, heb ik naar aanleiding van signalen uit de uitvoeringspraktijk geconstateerd dat onverkorte toepassing van de leeftijdsgrens bij genoemde omzettingen kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. De oudedagsreserve kan in de jaren voorafgaande aan de staking van de onderneming worden omgezet in een lijfrente. De ondernemer beschikt feitelijk veelal niet eerder dan bij de staking van de onderneming over de hiervoor benodigde liquiditeiten; het vermogen is geïnvesteerd in de onderneming. Met betrekking tot de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente is het niet mogelijk een tijdstip voorafgaande aan de staking in aanmerking te nemen. Om in deze twee gevallen voor de fiscale aftrek van de lijfrentepremie in aanmerking te komen, wordt de desbetreffende ondernemer (veelal) gedwongen zijn onderneming uiterlijk te staken in het jaar waarin hij eerdergenoemde leeftijd bereikt.\n Goedkeuring\n Voor de toepassing van de artikelen 3.128 en 3.129 Wet IB 2001 keur ik het volgende goed in het geval lijfrenten niet kwalificeren doordat zij later ingaan dan in het jaar waarin de ondernemer de leeftijd van vijf jaar hoger dan de AOW-leeftijd bereikt (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001). In dat geval worden de premies toch begrepen onder de premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Hierbij geldt als voorwaarde dat de termijnen van de lijfrente dadelijk ingaan.\n Wellicht ten overvloede merk ik op dat in de situatie waarin de met toepassing van deze goedkeuring bedongen lijfrente kwalificeert als een tijdelijke lijfrente in de zin van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001, het maximale gezamenlijke bedrag van de termijnen zoals vermeld in die bepaling onverkort van toepassing is.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 3\n Omzetting oudedagsreserve en omzetting stakingswinst vanaf 1 januari 2001; de verzekeraar (artikel 3.126)\n \n \n 3.1\n (Door)overdracht van de onderneming\n \n Het is mogelijk een aftrekbare lijfrente te bedingen als tegenprestatie voor de overdracht van (een deel van) een onderneming (artikel 3.129 Wet IB 2001). Een dergelijke lijfrente dient bedongen te worden van een professionele verzekeraar of van de verzekeraar-overnemer (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). De wet eist niet dat de verzekeraar-overnemer de onderneming ook in de toekomst voortzet, maar bij een vooropgezette dooroverdracht aan een derde is de verzekeraar in wezen geen overnemer. Zo zal premieaftrek worden geweigerd als tevoren is overeengekomen dat na de inbreng van (een gedeelte van) de onderneming waarvoor als tegenprestatie de lijfrente is bedongen, het (aandelen)belang in die dochtermaatschappij of de onderneming door die dochtermaatschappij zal worden overgedragen aan een derde.\n Onder omstandigheden hoeft een vooropgezette dooroverdracht niet in de weg te staan aan de premieaftrek. Dit blijkt uit Hoge Raad 8 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7113, juncto Hoge Raad 7 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BI3713.\n In deze arresten oordeelde de Hoge Raad dat onder de wettelijke regeling ook de situatie valt waarin de onderneming ‘uitzakt’ in een dochtermaatschappij, maar waarbij de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van die onderneming volledig behoudt.\n Regelmatig worden mij vragen voorgelegd betreffende de (door)overdracht van de verkregen onderneming door de verzekeraar-overnemer(s)1Gewezen wordt nog op de wisselende perspectieven bij de reorganisatie van bijvoorbeeld een vof. Voor de overdragende natuurlijke persoon betreft de ‘overgedragen onderneming’ zijn firma-aandeel – voor zover door hem overgedragen aan de houdstermaatschappij. Voor de gezamenlijke dochtermaatschappij waarin alle firma-aandelen – voor zover aan haar overgedragen door de houdstermaatschappij(en) – bij elkaar komen betreft de ‘overgedragen onderneming’ het totaal van de bedoelde firma-aandelen (waarin de houdstermaatschappij haar belang al dan niet volledig heeft behouden).. Mijn antwoord hierop is dat ik bereid ben een dergelijke overdracht – voor zover nodig – goed te keuren mits het om reële gevallen gaat. Hiertoe behoren de hierna genoemde situaties:\n A. Toetreding tot een samenwerkingsverband\n De verzekeraar-overnemer treedt toe tot een samenwerkingsverband en de overgedragen onderneming wordt gedreven door dat samenwerkingsverband. Er is sprake van een reëel geval als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n a.\n De inbreng van de gerechtigden tot het samenwerkingsverband vindt geheel plaats in contanten en/of in natura;\n \n \n b.\n Als de overgedragen ondernemingen deel uitmaakten van een samenwerkingsverband, komt de onderlinge winstverdeling tussen de desbetreffende verzekeraar-overnemers overeen met de winstverdeling binnen het eerdere samenwerkingsverband;\n \n \n c.\n Als de onderneming van de verzekeraar-overnemer voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven, zou de verzekeraar-overnemer kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.\n \n \n Voorbeeld A.1\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv’s gaan vervolgens een samenwerkingsverband aan. De winstverdeling komt overeen met de winstverdeling tussen de oorspronkelijke firmanten. Na het aangaan van het samenwerkingsverband zouden de bv’s kwalificeren als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 als de onderneming van de rechtspersonen voor rekening en risico van een natuurlijke persoon zou worden gedreven. Onder bovenstaande omstandigheden is sprake van een reëel geval.\n Voorbeeld A.2\n Dezelfde casus als voorbeeld A.1 met de toevoeging dat in het samenwerkingsverband dat de vennootschappen aangaan, direct een of meer nieuwe derden toetreden, uitsluitend door inbreng van contanten dan wel in natura. Ook dit is een reëel geval.\n B. Dooroverdracht aan een dochtermaatschappij\n Een dochtermaatschappij neemt de overgedragen onderneming over van de verzekeraar-overnemer(s). Er is sprake van een reëel geval voor zover een verzekeraar-overnemer middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming heeft behouden.\n Voorbeeld B.1\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte dochtermaatschappij. Daarmee wordt het relatief kleine aandelenkapitaal volgestort; voor het grootste deel vindt creditering plaats. Deze situatie kwalificeert als reëel geval omdat de bv het belang in de winst en het vermogen van de onderneming volledig heeft behouden. Voor de behaalde stakingswinst kan daarom een lijfrente worden bedongen.\n Voorbeeld B.2\n De firmanten van een vof dragen hun subjectieve onderneming over aan een nieuw opgerichte of bestaande eigen bv (verzekeraar-overnemers) met als tegenprestatie (onder meer) een lijfrente. De bv‘s dragen elk de verkregen onderneming – zonder lijfrenteverplichting – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande gezamenlijke dochtermaatschappij. De verdere overdracht vindt zoveel mogelijk plaats tegen creditering. Er is sprake van een reëel geval als de bv‘s na de verdere overdracht de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming – middellijk – hebben behouden.\n N.B.1 Wellicht ten overvloede merk ik op dat de omvang van de creditering als zodanig niet van belang is.\n N.B.2 Het is toegestaan dat de bedragen van de creditering voor de eventueel onderscheiden houdstermaatschappijen/verzekeraar-overnemers verschillen. Dit doet niet af aan het vorenstaande; een crediteur heeft weliswaar een vordering, maar daarmee is de crediteur als zodanig nog niet gerechtigd tot het vermogen of de winst van de debiteur.\n N.B.3 Als in voorbeeld B.2 bij de verdere overdracht zoveel mogelijk gebruik zou worden gemaakt van cumulatief preferente aandelen in plaats van creditering, blijft de conclusie hetzelfde. De bv(‘s) heeft/hebben immers na de verdere overdracht middellijk de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst van de overgedragen onderneming behouden.2Vanzelfsprekend moet bij de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen zakelijk worden gehandeld.\n Voorbeeld B.3\n Een ondernemer draagt zijn eenmanszaak over aan een eigen nieuw opgerichte of bestaande bv, tegen (onder meer) een lijfrente. De bv (de verzekeraar-overnemer) draagt, volgens een vooropgezet plan, de verkregen onderneming – zonder lijfrente – direct over aan een nieuw opgerichte of bestaande dochtermaatschappij waarin zij 50% van de (gewone) aandelen bezit; de resterende 50% is in handen van een derde. Deze dooroverdracht vindt plaats op zakelijke basis. Deze situatie kwalificeert geheel als een reëel geval, gezien het feit dat deze situatie materieel kan worden gelijkgesteld met de toetreding tot een samenwerkingsverband en gezien het met betrekking tot een dergelijke toetreding hierboven onder A geformuleerde beleid.\n N.B. Het uitreiken van andere dan gewone aandelen is toegestaan. Dit leidt niet tot een beperking van de premieaftrek zolang de verzekeraar-overnemer de gerechtigdheid tot het vermogen en de winst blijft behouden.\n Verzoeken\n Het staat belanghebbenden vrij situaties die niet overeenkomen met de hiervoor opgesomde, aan mij voor te leggen. Dergelijke verzoeken kunnen worden geadresseerd aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n2025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-2025202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2\n Overdracht van de lijfrenteverplichting\n \n Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden onder andere in aanmerking genomen indien een lijfrenteverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, onderdeel b, of onderdeel d, Wet IB 2001 (andere-verzekeraarsanctie). Het moet dan gaan om de overgang van een lijfrenteverplichting als bedoeld in artikel 3.124 Wet IB 2001 waarvan de premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn gekomen.\n De wet geeft de Minister de bevoegdheid onder door hem te stellen voorwaarden te bepalen dat geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen, indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming van een verzekeraar-overnemer of een verzekeraar-voortzetter als bedoeld in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001 (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Gedacht kan dan worden aan de situatie waarin een natuurlijke persoon een onderneming overneemt waarbij de overdrager als tegenprestatie, onder meer, een lijfrente heeft bedongen. Vervolgens draagt de overnemende ondernemer de verkregen onderneming – inclusief de lijfrenteverplichting – over aan een door hem opgerichte bv.\n Toestemming aan de inspecteur\n Verzoeken om toepassing van deze ontheffing kunnen worden voorgelegd aan de inspecteur. Ik verleen de inspecteur toestemming – onder de hierna genoemde voorwaarden – ter zake van de overdracht van de lijfrenteverplichting de andere-verzekeraarsanctie achterwege te laten.\n Voorwaarden\n \n \n a)\n De overdracht van de lijfrenteverplichting vindt plaats op zakelijke basis, zulks ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b)\n De (soort) lijfrente ondergaat geen wijziging behoudens een gelijktijdige wijziging in een andere lijfrente als genoemd in artikel 3.125 Wet IB 2001.\n \n \n c)\n De overdracht van het geheel van de lijfrenteverplichting vindt plaats in het kader van, dat wil zeggen samen met, de overdracht door de verzekeraar van zijn gehele onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001. Bij de toepassing van de vorige volzin geldt ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 het aandelenbezit in een vennootschap die een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n \n \n d)\n De overnemer van de onderneming verklaart schriftelijk binnen twee maanden na de overdracht tegenover de inspecteur ermee akkoord te gaan te worden beschouwd als de verzekeraar in de zin van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2º, Wet IB 2001.\n \n \n e)\n De overnemer van de onderneming voldoet aan de overige eisen van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001.\n \n \n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Uit de hiervoor genoemde voorwaarden blijkt dat ik van mening ben dat de wetgever de mogelijkheid tot ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie heeft bedoeld te verlenen als de overdracht van de gehele onderneming van de verzekeraar plaatsvindt, dus inclusief het geheel van de lijfrenteverplichting. Een overdracht van een lijfrenteverplichting kwalificeert daarom niet in het geval alleen de lijfrenteverplichting wordt overgedragen aan een andere bv, bijvoorbeeld aan een pensioen-bv waarvan de gerechtigde aandeelhouder is. Bij een overdracht van een lijfrenteverplichting van een dochtermaatschappij aan de moedermaatschappij omdat er tegenover de lijfrenteverplichting geen materiële onderneming meer in de dochtermaatschappij aanwezig is, geldt de goedkeuring om dezelfde reden evenmin.\n Er doen zich echter situaties voor die zodanig verwant zijn met waar de wetgever het oog op had, dat ontheffing ook daar als passend moet worden beschouwd. Zo ben ik ook bereid om te bezien of goedkeuring mogelijk is in situaties waarin slechts een enkel vermogensbestanddeel niet mee overgaat naar de nieuwe verzekeraar, omdat dit geen functie meer vervult in de onderneming: bijvoorbeeld een beleggingspand. Ook ben ik bereid om te bezien of en zo ja, onder welke voorwaarden, overdrachten zonder sanctie kunnen plaatsvinden in situaties waarbij het totaal van de lijfrenteverplichting(en) niet in zijn geheel wordt overgedragen aan dezelfde bv of natuurlijke persoon. Uitgangspunt daarbij is dat elke overdracht van een deel van de lijfrenteverplichting(en) vergezeld gaat van een evenredig deel van de onderneming (zie ook onderdeel 3.2.1. en 3.2.2.).\n In deze situaties of in andere gevallen die niet worden bestreken door de toestemming die hierboven de inspecteur is verleend, stuurt de inspecteur een verzoek om ontheffing op voet van artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001, met een toelichting op de reden van doorzending, ter behandeling door naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Wat betreft de afhandeling van deze verzoeken benadruk ik dat strikt de hand wordt gehouden aan de wettelijke eis dat de overdracht van de lijfrente plaatsvindt in het kader van de overdracht van een materiële onderneming. Verzoeken voor situaties waarin overdracht van de lijfrenteverplichting niet samengaat met de overdracht van een materiële onderneming worden afgewezen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2.1\n Juridische splitsing\n \n In het kader van een juridische splitsing gaat het vermogen over onder algemene titel en is er voor de betrokken rechtsperso(o)n(en) en natuurlijke perso(o)n(en) een fiscale begeleiding mogelijk. Voor zover vermogensbestanddelen overgaan naar de verkrijgende rechtsperso(o)n(en) wordt de splitsende rechtspersoon geacht deze te hebben overgedragen (artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969). Voor de toepassing van de inkomstenbelasting is er mijns inziens sprake van een andere verzekeraar, waardoor in beginsel de andere-verzekeraarsanctie in werking treedt. Deze sanctie blijft onder te stellen voorwaarden achterwege indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming (artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001). Ik beoordeel dit vereiste verband naar de toestand ten tijde van het civielrechtelijk van kracht worden van de splitsing (zie artikel 2:334n, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De eventuele terugwerking van de splitsing voor de fiscale winstbepaling acht ik hierbij niet van belang. Deze terugwerking is een goedkeurende afwijking van het daadwerkelijke splitsingstijdstip (in de regel het tijdstip waarop de splitsing civielrechtelijk van kracht wordt).\n Bij de beoordeling of een lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van een onderneming wordt de achtergrond, het karakter van de overgang getoetst. Een dergelijke achtergrondtoets weegt naar zijn aard alleen de daadwerkelijke feiten en omstandigheden en negeert als zodanig een zuiver fictieve omstandigheid zoals de terugwerking.\n Als bij de splitsing wordt voldaan aan alle voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. kan de inspecteur een verzoek om goedkeuring zelf afdoen, krachtens onderdeel 3.2.\n De toestemming van onderdeel 3.2. geldt niet als de lijfrenteverplichting(en) van de splitsende rechtspersoon overgaan naar verschillende verkrijgende rechtspersonen. Met name wordt dan niet voldaan aan de eis dat kort gezegd de gehele verplichting overgaat tezamen met de gehele onderneming (voorwaarde c van onderdeel 3.2).\n Niettemin acht ik goedkeuring dan toch passend in de situatie dat:\n \n \n 1.\n de splitsende rechtspersoon een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001; en\n \n \n 2.\n de splitsing van de lijfrenteverplichting(en) plaatsvindt in gelijke verhouding als de splitsing van de onderneming.\n \n \n Dat acht ik vooral passend omdat in die situatie de band tussen onderneming en verplichting naar evenredigheid behouden blijft. Hierbij beschouw ik ook als onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 van de splitsende rechtspersoon het aandelenbezit in een vennootschap die een dergelijke onderneming drijft, mits dit aandelenbezit ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in de hiervoor bedoelde situatie ontheffing te verlenen van de andere-verzekeraarsanctie, met overeenkomstige toepassing van de voorwaarden genoemd in onderdeel 3.2. Bij de beoordeling van de evenredige verdeling van lijfrenteverplichting en onderneming in de zin van het hiervoor onder 2 vermelde vereiste, blijft buiten aanmerking dat deel van de lijfrenteverplichting dat binnen een door de inspecteur te bepalen redelijke termijn na de splitsing wordt overgedragen aan een professionele verzekeraar (een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, Wet IB 2001).\n Ter illustratie van de evenredige verdeling bedoeld in de vorige volzin geef ik het volgende voorbeeld.\n BV X wordt zuiver gesplitst. De aandeelhouders A en B, met ieder een belang van 50% in BV X, krijgen elk een ‘eigen’ BV, respectievelijk A BV en B BV. Omdat BV X lijfrenteverplichtingen heeft tegenover A en B, leidt de splitsing tot de andere-verzekeraarsanctie. Men verzoekt om ontheffing. De vereiste onderneming is aanwezig en wordt over BV A en BV B gelijk verdeeld, waarbij iedere bv een ondernemingstak krijgt met een waarde in het economische verkeer van 500. De lijfrenteverplichtingen zijn echter in waarde ongelijk. De lijfrenteverplichting jegens A heeft een waarde in het economische verkeer van 100, die jegens B heeft een waarde van 50. Men wil de lijfrenteverplichting jegens A naar A BV laten gaan en de lijfrenteverplichting jegens B naar B BV. De inspecteur wijst dit af, want deze ongelijke verdeling (100:50) is niet evenredig aan de verdeling van de onderneming (500:500). Om toch ontheffing te krijgen, zullen de lijfrenteverplichtingen ook gelijk verdeeld moeten worden. Alleen dan blijft de verhouding tussen onderneming en lijfrenteverplichting (relatief) ongewijzigd. Een oplossing kan worden gevonden door de lijfrenteverplichting tegenover A ad 100 voor 50 af te storten bij een professionele verzekeraar, zodat gelijke waarden ontstaan (50:50). Een alternatieve oplossing is natuurlijk ook dat wordt aanvaard dat de lijfrenteverplichting jegens A toch gedeeltelijk, namelijk voor 25, overgaat naar B BV, zodat de lijfrenteverplichtingen net als de onderneming gelijk worden verdeeld (75:75). Aanpassing van de verdeling van de onderneming, zodat deze aansluit bij de (100/50) verdeling van de lijfrenteverplichting, is tot slot ook een manier om te voldoen aan de vereiste evenredige verdeling.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur met een toelichting op de reden van doorzending ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid vermeld ik over de verdere afhandeling van door de inspecteur doorgezonden verzoeken dat ik daarbij in ieder geval vasthoud aan het hierboven al vermelde principe: dat ontheffing alleen wordt verleend als een (in)directe band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 in stand blijft. Verder moet de verdeling van de lijfrenteverplichting(en) de verdeling van de gerechtigdheid tot de winst en het vermogen van genoemde onderneming op het tijdstip direct voorafgaand aan de splitsing weerspiegelen. Ter illustratie van dit principe verwijs ik naar het hierboven gegeven voorbeeld.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.2.1.1\n Afsplitsing en hardheidsclausule\n \n Het feit dat ik strikt vasthoud aan het wettelijke vereiste voor ontheffing van de zogenoemde andere-verzekeraarsanctie laat ongewijzigd dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die afwijking van dit vereiste via de hardheidsclausule rechtvaardigen.\n Een dergelijke situatie deed zich voor bij een fiscaal gefaciliteerde herstructurering in het kader van een bedrijfsopvolging, waarbij abusievelijk een verkeerde route werd gekozen waardoor de andere-verzekeraarsanctie van toepassing werd. Indien een alternatieve route was gevolgd zou hetzelfde eindresultaat zijn bereikt zonder dat de sanctie in werking was getreden. Na ontdekking van dit abuis is de lijfrenteverplichting afgestort bij een professionele verzekeraar.\n Het geheel van deze omstandigheden achtte ik zodanig dat via de hardheidsclausule afwijking van het wettelijke vereiste voor ontheffing gerechtvaardigd is en daarom heb ik goedgekeurd dat de andere-verzekeraarsanctie in deze situatie achterwege kon blijven.\n2025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-20252025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-20252025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321127-01-2025\n \n 3.2.2\n Juridische fusie\n \n Bij overgang van de lijfrenteverplichting in het kader van een juridische fusie is, analoog aan de situatie bij splitsing, in beginsel de andere-verzekeraarsanctie van toepassing. Juridische fusies waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 3.2. vallen onder de werking van dat onderdeel.\n Uitbreiding toestemming aan de inspecteur voor bepaalde verzoeken\n Aanvullende goedkeuring acht ik passend als de verdwijnende rechtspersoon geen onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001, maar de verkrijgende rechtspersoon wel een dergelijke onderneming drijft of een aandelenbezit heeft van ten minste 50% in een vennootschap die een onderneming drijft in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001. Dit aandelenbezit moet ten minste 50% van de statutaire stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigen en in alle gevallen recht geven op ten minste 50% van de winst en ten minste 50% van het vermogen van die vennootschap. Deze aanvullende goedkeuring acht ik passend vanwege het bijzondere karakter van een juridische fusie en de omstandigheid dat bij een juridische fusie men veelal de keuze heeft om de bv met de lijfrenteverplichting(en) te laten optreden als hetzij de verkrijgende rechtspersoon, hetzij de verdwijnende rechtspersoon.\n Ik verleen de inspecteur toestemming ook in dergelijke situaties ontheffing van de andere-verzekeraarsanctie te verlenen, onder (overeenkomstige) toepassing van de in onderdeel 3.2. vermelde voorwaarden.\n Niet onder de toestemming aan de inspecteur vallende verzoeken\n Verzoeken waarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden worden door de inspecteur, met een toelichting op de reden voor doorzending, ter behandeling doorgestuurd naar Belastingdienst / Corporate Dienst Directie Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Net als bij de juridische splitsing (zie onderdeel 3.2.1) zullen in dit geval de voorwaarden (mede) zijn gericht op een bestendige band dan wel het tot stand brengen van een band tussen de lijfrenteverplichting(en) en de onderneming(en) in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001.\n2025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-20252025415505-02-202527-01-20252025-32112025415505-02-202527-01-20252025-321106-02-2025202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3\n Overige\n \n \n 3.3.1\n Lijfrente bedongen bij houdstermaatschappij van overnemende bv\n \n Indien een onderneming is overgedragen aan een bv, terwijl als tegenprestatie voor de overdracht een lijfrente is bedongen bij de houdstermaatschappij die alle aandelen in die bv houdt, is geen lijfrentepremieaftrek mogelijk. De lijfrente moet immers zijn bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). De lijfrente dient daarom bedongen te zijn bij het lichaam dat de onderneming overneemt.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3.2\n Overdracht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen; lijfrentepremieaftrek?\n \n Bij de overdracht van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen in het kader van staking kan in bepaalde situaties wettelijk gezien geen fiscaal gefaciliteerde lijfrente worden bedongen. Ik verwijs hiervoor naar onderstaand voorbeeld.\n Voorbeeld\n Vader en zoon A drijven samen een vof (winstverdeling 50:50). Het bedrijfspand behoort tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de vader. Vader wenst zijn firma-aandeel over te dragen aan zoon B. Tevens wenst hij tegelijkertijd het bedrijfspand over te dragen aan beide zonen (ieder voor een gelijk deel).\n Vader kan een gefaciliteerde lijfrente bedingen bij zoon B voor de stakingswinst die hij heeft behaald op de overdracht van zijn onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). In dit geval wordt tot de overdracht van de onderneming ook gerekend, de winst behaald bij de overdracht van 50% van het bedrijfspand aan zoon B. Maar vader kan geen gefaciliteerde lijfrente bedingen voor de stakingswinst die hij behaalt op de overdracht van het aandeel in de eigendom van het bedrijfspand aan zoon A, omdat genoemd vermogensbestanddeel geen deel uitmaakt van de overdracht van (een gedeelte van) zijn onderneming aan die zoon.\n Goedkeuring\n Ik keur echter goed dat in deze situatie vader voor de stakingswinst ter zake van de overdracht van het gedeelte in het bedrijfspand bij zoon A een lijfrente kan bedingen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 3.3.3\n Verzekeraar; onderneming direct door middel van lease ter beschikking stellen aan een derde\n \n Een ondernemer die zijn onderneming overdraagt aan een nieuw opgerichte bv terwijl de bv de onderneming door middel van lease ter beschikking gaat stellen aan een derde kan bij die bv geen lijfrente bedingen als tegenprestatie.\n Indien sprake is van financial lease, kan dit feitelijk worden aangemerkt als directe (door)verkoop van de onderneming. Indien het voornemen daartoe al bestond ten tijde van het bedingen van de lijfrente, kwalificeert de bv niet als verzekeraar-overnemer in de zin van artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Indien sprake is van operational lease, kan worden gesteld dat in principe sprake is van een met verhuur overeenkomende wijze van ter beschikking stellen van de vermogensbestanddelen. Vereist is dat de verzekeraar een onderneming in materiële zin overneemt om te kwalificeren als verzekeraar-overnemer. Zie namelijk de eis gesteld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. In deze situatie wordt door de bv echter geen onderneming in materiële zin overgenomen (Hoge Raad 20 februari 2004, nr. 38168; gewezen inzake artikel 18 Wet IB 1964). Het voorgaande geldt niet indien de verhuurder van de onderneming wel als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 wordt aangemerkt (zie Hof Arnhem 22 oktober 2008, nr. 07/00340). In dat geval neemt de verzekeraar namelijk wel een onderneming in eerdergenoemde zin over.\n Dat een bv wordt geacht met het hele vermogen een onderneming te drijven (de fictie van artikel 2, vijfde lid, Wet Vpb 1969) doet daar niet aan af. Genoemde fictie veronderstelt weliswaar dat de bv in formele zin steeds een onderneming uitoefent, maar er is geen reden die bepaling door te laten werken naar artikel 3.126 Wet IB 2001.\n Dit geldt ook indien de overdrager de onderneming vóór de inbreng in de bv nog niet verhuurde, maar ten tijde van het bedingen van de lijfrente de overnemer dit voornemen wel had.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 4\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; termijnen\n \n Het bedingen van een lijfrente wordt afgerond met het betalen of verrekenen van de premie. In dit onderdeel wordt ingegaan op problemen met termijnen bij het bedingen (inclusief betaling/verrekening) van een lijfrente.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.1\n Betaling/verrekening na termijn bedoeld in artikel 3.130, tweede lid; termijnverlenging\n \n Lijfrentepremies moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, de zogenoemde zesmaandstermijn, om alsnog aangemerkt te kunnen worden alsof zij zijn betaald in het kalenderjaar (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001). Mij is gebleken dat strikte toepassing van deze termijn in bepaalde gevallen kan leiden tot ongewenste gevolgen. Het gaat met name om gevallen waarbij de inspecteur een correctie aanbrengt op de (aangegeven) stakingswinst, alsmede om gevallen waarbij de termijnoverschrijding het gevolg is van (zeer) bijzondere omstandigheden terwijl daarmee de mogelijkheid tot een eenmalig verhoogde aftrek definitief verloren gaat.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat bovengenoemde zesmaandstermijn onder voorwaarden kan worden verlengd als:\n \n \n a.\n De termijnoverschrijding wordt veroorzaakt door een omstandigheid die de belastingplichtige redelijkerwijs niet kan worden aangerekend; de belastingplichtige dient dit aannemelijk te maken. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie inzake artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht of de jurisprudentie inzake artikel 60 AWR.\n \n \n b.\n De inspecteur bij de aanslagregeling correcties op de stakingswinst aanbrengt. De correcties mogen niet het gevolg zijn van grove schuld of opzet als bedoeld in artikel 67d e.v. AWR. Bij grove schuld kan tevens worden gedacht aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Onder correcties op de stakingswinst wordt tevens begrepen de situatie waarin als gevolg van zogenoemd vooroverleg, na afloop van de zesmaandstermijn, de belastingplichtige een hogere stakingswinst zal aangeven in de nog in te dienen aangifte. Indien een verschil van inzicht bestaat over het jaar waarin de stakingswinst wordt genoten, kan een correctie die daaruit voortvloeit, ook worden aangemerkt als een correctie op de stakingswinst.\n \n \n Voorwaarden\n \n \n •\n De goedkeuring onder a is beperkt tot lijfrenten die kunnen worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n \n \n •\n De goedkeuring onder b geldt alleen bij een omzetting stakingswinst en is bovendien beperkt tot het bedrag van de correctie. De ingangsdatum van de termijnen van lijfrenten zoals bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001 kan in dit kader analoog aan deze goedkeuring later ingaan.\n \n \n •\n Een verzoek om termijnverlenging dient te worden gericht aan de inspecteur. De inspecteur is gemachtigd een dergelijk verzoek in te willigen, ook voordat de desbetreffende (navorderings)aanslag onherroepelijk vaststaat.\n \n \n •\n Het verzoek dient uiterlijk zes weken na het onherroepelijk vaststaan van de hiervoor genoemde aanslag te zijn ingediend.\n \n \n •\n De inspecteur stelt bij inwilliging van het verzoek als voorwaarde dat binnen een door hem te stellen termijn zowel de lijfrente wordt bedongen als de desbetreffende premie wordt betaald of verrekend.\n \n \n In andere dan de onder a en b genoemde gevallen van termijnoverschrijding of wanneer het verzoek te laat is ingediend, wordt geen termijnverlenging toegestaan.\n De hiervoor opgenomen goedkeuring geldt ook als erfgenamen van de overleden ondernemer bij de genoemde omzettingen een lijfrente bedingen.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2\n Tijdstip bedingen lijfrente\n \n \n 4.2.1\n Bv in oprichting; hoogte oudedagsreserve; tijdstip bedingen lijfrente bij geruisloze omzetting\n \n Bij geruisloze omzetting wordt voor het bepalen van de winst de onderneming geacht niet te zijn gestaakt. Deze fictie geldt niet voor de oudedagsreserve. Dit brengt mee dat per 31 december van het kalenderjaar van staking het ondernemingsvermogen ontbreekt. De oudedagsreserve valt daarom in de winst (artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Directe afrekening kan (op verzoek) worden voorkomen door de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrente, met toepassing van artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Bij inbreng in een bv dient de oudedagsreserve te worden afgerekend per 31 december van het jaar waarin de bv tot stand is gekomen (Hoge Raad 29 april 1981, ECLI:NL:HR:1981:AW9613). De lijfrente dient met het oog daarop te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar. Uiteraard dient de lijfrente – nu deze wordt bedongen bij de overnemende bv – de tegenprestatie te vormen voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.2\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente bij ruisende inbreng onderneming\n \n Bij ruisende inbreng in een bv kan de stakingswinst worden aangegeven in het kalenderjaar waarin de voorovereenkomst is afgesloten (o.a. Hoge Raad 11 mei 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY0634). Wil een belastingplichtige in dat kalenderjaar de lijfrentepremieaftrek benutten door een omzetting stakingswinst dan dient de bv tot stand te zijn gekomen en de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar (zie artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Indien de stakingswinst wordt aangegeven in het jaar waarin de bv is opgericht (het jaar van de juridische levering; zie Hoge Raad 18 juni 1952, ECLI:NL:HR:1952:74) kan de premieaftrek bij de omzetting stakingswinst plaatsvinden in dat kalenderjaar. De uiterlijke termijn voor het bedingen van die lijfrente loopt dan tot 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n In beide situaties moet uiteraard sprake zijn van een lijfrente die is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een (gedeelte van een) onderneming. De staking wordt voor de omzetting stakingswinst derhalve geacht te hebben plaatsgevonden in het jaar waarin de stakingswinst wordt verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.3\n Tijdstip bedingen lijfrente. Schuldig blijven. Tijdstip beoordeling. Betaling nadien\n \n Bij inbreng in een bv wordt vaak bij de oprichting een lijfrente bedongen. Boekhoudkundig wordt de lijfrente dan veelal (gedeeltelijk) geboekt ten laste van de rekening-courant van de aandeelhouder/inbrenger. Voor zover dit tot een schuld van de inbrenger aan de bv leidt, is een aftrek niet mogelijk (artikel 3.130, eerste lid, Wet IB 2001). Daarbij is het volgende van belang:\n \n \n •\n Het moment van betaling of verrekening als bedoeld in artikel 3.130 Wet IB 2001 (op grond van het tweede lid van genoemd artikel dus uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar) is bepalend of de betaalde of verrekende premies leiden tot een schuldig gebleven bedrag.\n \n \n •\n Het is toegestaan om vanuit privé liquide middelen aan te wenden tot (gedeeltelijke) betaling van de verschuldigde lijfrentepremie teneinde te bewerkstelligen dat er geen sprake (meer) is van (gedeeltelijk) schuldig gebleven premies. Hierbij maakt het geen verschil of die liquide middelen al dan niet gefinancierd zijn door middel van een lening.\n \n \n •\n De ingebrachte liquide middelen kunnen op enig tijdstip na het toetsmoment weer aan de bv onttrokken worden. Er mag echter geen sprake zijn van een vooropgezet kasrondje of een schijnhandeling. Aan de hand van de gepresenteerde feiten wordt beoordeeld of hiervan mogelijk sprake is.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.4\n Tijdstip bedingen stakingslijfrente; gebroken boekjaar\n \n Een ondernemer die (een gedeelte van) een onderneming staakt, kan premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel a, Wet IB 2001 in aanmerking nemen (omzetting stakingswinst). De premieaftrek valt in beginsel in het kalenderjaar waarin de onderneming (gedeeltelijk) wordt gestaakt. Met toepassing van de zesmaandstermijn kan de lijfrente worden bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. De (stakings)winst van een gebroken boekjaar dient echter te worden aangegeven in het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt (artikel 3.66, tweede lid, Wet IB 2001).\n Goedkeuring\n Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de lijfrente kan worden bedongen vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het boekjaar eindigt.\n Ter toelichting wil ik nog het volgende opmerken. Bij een volledige staking eindigt het boekjaar in het kalenderjaar waarin de onderneming wordt gestaakt. Alsdan zal de stakingswinst moeten worden beschouwd als de winst van het kalenderjaar van staking. In dat geval dient de lijfrente te zijn bedongen vóór 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 4.2.5\n Stakingslijfrente. Stakingswinst. Langlopende liquidatie\n \n Als een belastingplichtige die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is, zijn onderneming staakt waarbij de stakingswinst in meer dan een jaar wordt behaald als gevolg van een zogenoemde langlopende liquidatie, is het de vraag op welk tijdstip een lijfrente uit hoofde van een omzetting stakingswinst uiterlijk moet ingaan en wanneer de premiebetaling uiterlijk moet plaatsvinden.\n Een langlopende liquidatie volgt fiscaal het regime van een reeks gedeeltelijke stakingen. Dat betekent dat steeds wanneer een deel van de totale stakingswinst wordt of moet worden verantwoord, voor dat deel een stakingslijfrente bedongen kan worden. De aan de ondernemer toekomende termijnen van die lijfrente dienen in te gaan binnen zes maanden na staking (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). Indien de stakingswinst is verantwoord in een later jaar dan het jaar van staking, dienen de termijnen in te gaan binnen zes maanden na het verantwoorden van de desbetreffende stakingswinst.\n De termijn van betaling is uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst is verantwoord (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001, behoudens overgangsrecht). De hiervoor genoemde bepaling zet niet de (wettelijke) voorwaarde opzij dat de termijnen dienen in te gaan binnen zes maanden na staking respectievelijk binnen zes maanden nadat de stakingswinst is verantwoord in het geval die wordt behaald in een jaar na het jaar van staking.\n Het is niet toegestaan een overeenkomst met terugwerkende kracht af te sluiten om te voldoen aan de vereiste ingangsdatum volgens artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001. Het bedingen van een lijfrente met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het afsluiten ervan is fiscaal immers niet mogelijk.\n De stakingslijfrente kan alleen in aftrek worden gebracht op het inkomen uit werk en woning in het jaar waarin de desbetreffende stakingswinst wordt of moet worden verantwoord.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 5\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; bedongen door de erfgenamen van de overleden ondernemer (artikel 3.131 Wet IB 2001)\n \n \n 5.1\n Overlijden na staking, maar voordat lijfrenten zijn bedongen\n \n Premies voor lijfrenten kunnen onder voorwaarden in aftrek worden gebracht op het inkomen in box 1 van degene door wiens overlijden een onderneming is gestaakt (artikel 3.131 Wet IB 2001). Daarbij moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo dient een verzoek te worden gedaan bij de aangifte van de overledene, en moet het gaan om premies voor lijfrenten waarvan de uitkeringen onmiddellijk ingaan. In de overeenkomst waarbij de lijfrente is bedongen moet tevens zijn opgenomen dat een verzoek zal worden gedaan om toepassing van de onderhavige bepaling. De premies voor de lijfrenten moeten zijn betaald of verrekend binnen zes maanden na het overlijden. De regeling is van toepassing voor zover de premies niet meer bedragen dan is toegestaan bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst.\n Mij is de vraag voorgelegd of van de desbetreffende regeling ook gebruik gemaakt kan worden in het geval waarin de onderneming is gestaakt, anders dan door het overlijden van een belastingplichtige, terwijl de desbetreffende belastingplichtige vervolgens is overleden voordat hij een lijfrente heeft kunnen bedingen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de regeling van artikel 3.131 Wet IB 2001 ook kan worden toegepast in de situatie waarin een belastingplichtige zijn onderneming anders dan door overlijden heeft gestaakt en, als gevolg van later overlijden, niet zelf tijdig een lijfrente heeft kunnen bedingen voor de met of bij de staking van de onderneming behaalde winst en/of de stand van de oudedagsreserve.\n Ik merk nog op dat van deze goedkeuring ook gebruik kan worden gemaakt als de premie is betaald of verrekend na 1 juli van het jaar volgend op het jaar van staking van de onderneming van de overledene.\n Voorbeeld\n X staakt in het kalenderjaar 2019 zijn onderneming. De stakingswinst is belast in 2019. Hij kan een van het inkomen over het jaar 2019 aftrekbare lijfrente bedingen tot 1 juli 2020 (artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n X overlijdt op 1 april 2020. Hij had, bij leven, zelf tot 1 juli 2020 de tijd om een aftrekbare lijfrente te bedingen, maar heeft dat nog niet gedaan.\n De erfgenamen kunnen nu een lijfrente bedingen tot 1 oktober 2020 (1 april + zes maanden). Aangezien de regeling meebrengt dat de premie geacht wordt te zijn betaald of verrekend op het moment van overlijden, kan vervolgens worden gesteld dat betaling of verrekening heeft plaatsgevonden vóór 1 juli 2020, en aldus kan de premie worden toegerekend aan het kalenderjaar 2019 (artikel 3.131, tweede lid, jo. artikel 3.130, tweede lid, Wet IB 2001).\n Verzoeken\n Belastingplichtigen kunnen een verzoek tot toepassing van deze goedkeuring indienen bij de inspecteur van de overledene. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overigens moet zijn voldaan aan alle in artikel 3.131, tweede lid, Wet IB 2001, genoemde voorwaarden.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 5.2\n Overige\n \n \n 5.2.1\n Welke soorten lijfrenten\n \n Indien de erfgenamen van de overleden ondernemer een lijfrente bedingen met toepassing van artikel 3.131 Wet IB 2001 komt uitsluitend de zogenoemde nabestaandenlijfrente daarvoor in aanmerking (artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Dit blijkt ook uit de opmerkingen van de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van de voorloper van artikel 3.131 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 5.2.2\n Begunstigende regeling; maximum overlijden?\n \n De begunstigende regeling van onderdeel 5.1. van dit besluit brengt niet altijd mee dat het maximum van toepassing is als bedoeld in artikel 3.129, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, Wet IB 2001 (staking door overlijden). Het besluit biedt de mogelijkheid aan de erfgenamen datgene te bereiken wat de ondernemer bij leven had kunnen bereiken: het voorkomen van directe afrekening over de stakingswinst en de stand van de oudedagsreserve. Hierbij is het maximum van toepassing dat geldt op het moment van staking (bij leven).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 6\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; diverse onderwerpen\n \n \n 6.1\n Omzetting stakingswinst; in aanmerking te nemen lijfrentepremies\n \n Een bv (of natuurlijk persoon) waaraan de onderneming wordt overgedragen, kwalificeert als verzekeraar waarvan een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente kan worden bedongen, echter tot maximaal het bedrag van de in het jaar van overdracht behaalde stakingswinst inclusief de afneming van de oudedagsreserve.\n De totale aftrekruimte voor de belastingplichtige wordt berekend op basis van artikel 3.127, eerste en tweede lid, artikel 3.128 en artikel 3.129 Wet IB 2001. Voor zover de totaal beschikbare aftrekruimte in een kalenderjaar de stakingswinst overschrijdt, kan slechts een van het inkomen in box 1 aftrekbare lijfrente worden bedongen bij een andere volgens de Wet IB 2001 kwalificerende verzekeraar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.2\n Omzetting stakingswinst. Keuzemoment toedeling stakingswinst\n \n In voorkomende gevallen kan een belastingplichtige kiezen of hij een deel van de jaar- en reserveringsruimte dan wel een deel van de ruimte bij omzettingen oudedagsreserve en stakingswinst onbenut laat. Op een later moment kan van belang worden welke verdeling is toegepast.\n De in de aangifte opgenomen verdeling van de lijfrentepremie over de verschillende aftrekruimtes is niet onherroepelijk. De verdeling kan worden gewijzigd tot het moment waarop de keuze voor een verdeling heeft geleid tot onherroepelijke fiscale gevolgen in enig belastingjaar.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.3\n Stakingswinst exclusief de stakingsaftrek/MKB-winstvrijstelling\n \n Een ondernemer kan bij staking (van een gedeelte) van de onderneming voor het bedrag van de stakingswinst een lijfrente bedingen (artikel 3.129, eerste lid, Wet IB 2001). Het maximaal te bedingen bedrag aan lijfrente wordt dus bepaald door de stakingswinst. De stakingsaftrek komt als een onderdeel van de ondernemersaftrek rechtstreeks in mindering op de winst uit onderneming bij de berekening van de belastbare winst uit onderneming. Dit geldt ook voor de MKB-winstvrijstelling. Deze twee ondernemersaftrekken komen daarom niet (ook nog) in mindering op de stakingswinst van een onderneming.\n Voorbeeld\n Als iemand een stakingswinst behaalt van € 100.000, bedraagt het maximumbedrag waarvoor premieaftrek kan plaatsvinden € 100.000, en niet € 100.000 verminderd met de stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.4\n Oprenten lijfrenteverplichting in voorperiode bv\n \n Bij inbreng van een onderneming in een bv kan tot maximaal de stakingswinst en de oudedagsreserve een lijfrente worden bedongen van die bv. Volgens Hoge Raad 22 juli 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3887, is aftrek van premies voor een lijfrente als uitgave voor een inkomensvoorziening niet mogelijk in de periode gelegen vóór de oprichting van de bv, omdat een lijfrenteovereenkomst tussen een bv in oprichting en een oprichter onbestaanbaar is. In Hoge Raad 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3194, beslist de Hoge Raad anders en oordeelt hij dat aan een stamrechtovereenkomst met een bv in oprichting voor de heffing van belasting wel gevolgen kunnen worden verbonden, mits de overeenkomst binnen redelijke termijn na oprichting wordt bekrachtigd. Wat er ook zij van de fiscale bestaanbaarheid van de overeenkomst, voor de fiscale winstbepaling geldt dat bij inbreng van een onderneming in een bv de onderneming vanaf het overgangstijdstip voor rekening en risico van de bv wordt gedreven. Als bij de inbreng een lijfrente is bedongen kan daarom ook oprenting van de lijfrenteverplichting door de bv plaatsvinden vanaf het moment waarop de onderneming wordt geacht voor rekening en risico van de bv (i.o.) te worden gedreven tot de datum van oprichting van de bv, ongeacht of de overeenkomst nu wel of niet reeds tot stand komt in de periode voorafgaand aan de oprichting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.5\n Dadelijk ingaande termijnen van lijfrente\n \n Bij een omzetting stakingswinst geldt een wettelijk bepaald maximumbedrag aan lijfrentepremieaftrek in situaties waarin de aan de ondernemer toekomende termijnen van lijfrente dadelijk ingaan (artikel 3.129, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, Wet IB 2001). Onder ‘dadelijk ingaan’ wordt verstaan ‘onmiddellijk na het sluiten van de lijfrenteovereenkomst’. Hiermee is dus niet bedoeld ‘onmiddellijk na het tijdstip van staking’.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.6\n Staking en meer dan één lijfrenteovereenkomst\n \n In een situatie van meer dan één lijfrenteovereenkomst moet voor iedere lijfrente apart worden bezien tot welke aftrek dit zou kunnen leiden. De hoogste van deze aftrekbedragen kan in aanmerking worden genomen. Uitdrukkelijk merk ik op dat geen cumulatie mogelijk is van de afzonderlijke aftrekbedragen die thans zijn genoemd in artikel 3.129, tweede lid, Wet IB 2001. Ik verwijs hiervoor naar mijn onderschrift bij de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage, 6 juni 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8597 (V-N 2006/54.16).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 6.7\n Jaar van staking. Te bedingen lijfrente voor de vrijval van de Oudedagsreserve\n \n De oudedagsreserve vormt een fiscale reserve (artikel 3.53 Wet IB 2001). Gevolg hiervan is dat de vrijval in het jaar van staking van de onderneming tot de stakingswinst behoort. Gelet hierop zou kunnen worden gesteld dat in genoemd jaar – na het moment van staking – uitsluitend nog een omzetting stakingswinst mogelijk zou zijn en niet een omzetting oudedagsreserve. Dat zou echter een onbedoeld effect meebrengen.\n Goedkeuring\n Voor zover nodig keur ik daarom goed dat ook in het jaar van staking van een onderneming artikel 3.128 Wet IB 2001 toepassing kan vinden. De goedkeuring vindt plaats onder de voorwaarde dat belastingplichtige zich niet op het standpunt zal stellen dat de afneming van de oudedagsreserve tevens onderdeel uitmaakt van de stakingswinst als bedoeld in artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 7\n Geen aanpassing bestaande polissen nodig voor eerbiedigende werking Overbruggingslijfrenten\n \n Met ingang van 1 januari 2006 is geen premieaftrek meer mogelijk voor tijdelijke lijfrenteverzekeringen die voorafgaan aan de pensioendatum (overbruggingslijfrenten). Wel is het mogelijk om in de toekomst nog overbruggingslijfrenten te bedingen voor zover er sprake is van op 31 december 2005 bestaande aanspraken (artikel 10a.1 Wet IB 2001). Deze eerbiedigende werking is overigens beperkt tot aanspraken waarvan de premies vóór 1 januari 2006 in aanmerking zijn genomen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.\n Als voorwaarde voor de eerbiedigende werking geldt op grond van de wettekst dat de polis (mede) betrekking heeft op een overbruggingslijfrente. Dit houdt in dat de overbruggingslijfrente uitdrukkelijk (mede) verzekerd moet zijn. In vele bestaande lijfrentepolissen worden overbruggingslijfrenten echter niet met zoveel woorden genoemd. Voor op 1 januari 2006 bestaande polissen hanteer ik goedkeurend beleid, zoals nader omschreven in mijn besluit van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, onderdeel 4.5.1.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 8\n Lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve bedongen van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001: omzetting en overdracht\n \n Dit onderdeel betreft lijfrenten bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve met toepassing van de regelingen zoals deze luidden van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 (artikel 45a, vierde en vijfde lid, Wet IB 1964). Het regime Wet IB 2001 is wat betreft negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen van toepassing op deze lijfrenten (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel T van de Invoeringswet). Dit betekent dat bij de omzetting van deze lijfrenten de wettelijke regels van dit regime gelden.\n De overdracht van deze lijfrenteverplichtingen is, gelet op hiervoor genoemd onderdeel van de Invoeringswet, onder voorwaarden mogelijk zonder sanctie. Zie hiervoor onderdeel 3.2.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 9\n Stamrechten bedongen vóór 1 januari 1992 (artikel 19 en 44j Wet IB 1964)\n \n \n 9.1\n Overdracht van een stamrecht aan een andere verzekeraar\n \n Bij het niet-nakomen van de voorwaarden die zijn gesteld voor toepassing van de stamrechtvrijstelling in artikel 19 (oud) Wet IB 1964 en voor de onbelaste afneming van de oudedagsreserve bij het bedingen van een stamrecht in artikel 44j (oud) Wet IB 1964, is een sanctiebepaling van toepassing (IB ’64-sanctie en Vpb-sanctie). Met ingang van 1 januari 1992 zijn artikel 19 (oud) en artikel 44j, derde lid (oud), Wet IB 1964 vervallen. Voor rechten op periodieke uitkeringen of verstrekkingen waarop één van deze bepalingen is toegepast, bleven deze artikelen en tevens de met ingang van die datum vervallen IB ’64-sanctie van toepassing (artikel 80b Wet IB 1964). Er is een overgangsbepaling opgenomen voor de heffing van inkomstenbelasting, zodat ook onder de Wet IB 2001 de sanctiebepaling van kracht blijft (hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet).\n Deze sanctiebepalingen treden onder meer in werking wanneer degene van wie het stamrecht is bedongen, de stamrechtverplichting overdraagt aan een derde. De overdrager voldoet dan namelijk niet langer aan de voorwaarde dat hij de verplichting tot het doen van uitkeringen geheel rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969).\n Ik ben bevoegd om bovengenoemde sanctiebepalingen achterwege te laten op grond van het tweede lid van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en het tweede lid van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Voor de volledigheid wijs ik erop dat de mij hier verleende ontheffingsbevoegdheid door de wetgever niet beperkt wordt tot situaties waarin – kort gezegd – de overdracht van de verplichting door de verzekeraar plaatsvindt in verband met de overdracht van zijn onderneming. Mijn ontheffingsbevoegdheid is hier dan ook uitdrukkelijk ruimer dan die mij is verleend in artikel 3.134, zesde lid, Wet IB 2001 voor – kort gezegd – stamrechten vanaf 1992 (hierboven beschreven in onderdeel 3.2).\n Goedkeuring\n Ik machtig de betrokken inspecteurs verzoeken in hiervoor vermelde situaties in te willigen, indien de overnemer de verplichting, voor zover deze bij hem is ondergebracht, rekent tot het vermogen van zijn binnen Nederland gedreven onderneming of van het binnen Nederland gedreven gedeelte van zijn onderneming.\n De onderhavige machtiging geldt niet voor gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting aan een beleggingsinstelling in de zin van artikel 28 Wet Vpb 1969.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De overdracht van de stamrechtverplichting vindt plaats op zakelijke basis, dit ter beoordeling van de inspecteur.\n \n \n b.\n In de stamrechtverplichting als zodanig wordt bij de gehele of gedeeltelijke overdracht geen enkele wijziging aangebracht, behalve voor zover bij gelegenheid van een overdracht van een verplichting inzake een gerichte lijfrente aan een verzekeraar, die gerichte lijfrente op grond van de oorspronkelijke stamrechtovereenkomst wordt omgezet in een recht op een al dan niet direct ingaande lijfrente. Onder een ‘gerichte lijfrente’ is daarbij te verstaan een lijfrenteverzekering waarbij de kring van gerechtigden is bepaald doch de grootte van de (nog niet ingegane) uitkeringen nog niet vaststaat. Een omzetting die geldt als voortzetting bedoeld in onderdeel 9.3.1 of 9.3.2 van dit besluit is eveneens toegestaan.\n \n \n c.\n De overnemende partij verklaart schriftelijk tegenover de inspecteur onder wie de overdragende partij ressorteert, ermee akkoord te gaan voor de toepassing van artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 juncto het vervallen artikel 19, derde lid, onderdeel d, Wet IB 1964 te worden beschouwd als degene van wie het desbetreffende stamrecht is bedongen voor zover de stamrechtverplichting bij haar is ondergebracht. Dit binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n Voor de overige gevallen van overdracht van een stamrechtverplichting dienen belanghebbenden een eventueel verzoek om de heffing van belasting achterwege te laten, te richten aan Belastingdienst / Corporate Dienst Vaktechniek, Brieven en beleidsbesluiten / VPB-winst, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.\n Voor de duidelijkheid merk ik tot slot van dit onderdeel op dat de beschreven werkwijze meebrengt dat ook situaties waarin de overdracht van de verplichting geen onderdeel is van – kort gezegd- de overdracht van een onderneming, door de inspecteur kunnen worden afgedaan (mits wordt voldaan aan de boven beschreven voorwaarden voor afdoening door de inspecteur).\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.2\n Juridische splitsing en juridische fusie\n \n Bij overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie zijn de sanctiebepalingen genoemd in onderdeel 9.1. ook van toepassing. Na de overgang wordt immers niet meer voldaan aan de eis dat degene van wie het recht is bedongen de verplichting rekent tot zijn ondernemingsvermogen (artikel 59a (oud), eerste lid, Wet IB 1964 en artikel 23a (oud), eerste lid, Wet Vpb 1969). Het goedkeurende beleid van onderdeel 9.1. geldt ook voor de overgang van de stamrechtverplichting in het kader van een juridische splitsing of fusie.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3\n Omzetting van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht\n \n \n 9.3.1\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is een lijfrente\n \n De Invoeringswet regelt omzetting van (o.a.) artikel 19- of artikel 44j-stamrechten die een lijfrente zijn als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Wordt een dergelijke artikel 19- of artikel 44j-lijfrente omgezet in een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, of op een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dan wordt de tweede aanspraak beschouwd als voortzetting van de eerste lijfrente, krachtens hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet. Door deze voortzetting leidt een dergelijke omzetting niet tot inkomen voor de Wet IB 2001 en geldt voor het recht na omzetting onverminderd het fiscale regime zoals dat gold vóór omzetting.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3.2\n Het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is geen lijfrente\n \n In uitzonderlijke gevallen is het artikel 19- of artikel 44j-stamrecht geen lijfrente als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als het stamrecht de vorm heeft van een winstrecht. Bij omzetting van een dergelijk stamrecht geldt dus niet de voortzetting bedoeld in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n Omdat het hier gaat om een beperkt aantal gevallen keur ik omwille van de eenvoud en uitvoering goed dat bij dergelijke omzettingen hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, van de Invoeringswet overeenkomstig wordt toegepast.\n Deze goedkeuring geldt onder de voorwaarde dat zowel de belastingplichtige als de verzekeraar van de lijfrente die het winstrecht vervangt schriftelijk instemt met deze overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, negende lid, Invoeringswet.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.3.3\n Omzetting en de sanctiebepalingen\n \n Ook als bij de omzetting sprake is van voortzetting zoals bedoeld in onderdeel 9.3.1. of 9.3.2. kan toch sprake zijn van schending van de voorwaarden die in artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964 werden gesteld. Sommige lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 worden namelijk niet toegelaten door artikel 19 of artikel 44j Wet IB 1964. Zo mag bijvoorbeeld een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht toekomend aan de belastingplichtige, niet later ingaan dan op 65-jarige leeftijd. Als bij een artikel 19- of 44j-stamrecht de ingangsdatum wordt uitgesteld van 65 jaar naar bijvoorbeeld 68 jaar, is daarom sprake van schending van de voor deze stamrechten geldende voorwaarden en leidt dit in beginsel tot toepassing van de sanctiebepalingen van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969, zoals beschreven in onderdeel 9.1. Echter, bij een voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. acht ik onvoldoende reden aanwezig voor een sanctie in verband met schending van de voorwaarden. Het nieuwe stamrecht voldoet namelijk wel aan de vereisten van de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, te weten artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Zo is bijvoorbeeld een ingangsdatum van 68 jaar onder het regime van deze Wet IB 2001-artikelen wel mogelijk. Gezien deze toelaatbaarheid van de door omzetting ontstane lijfrente volgens de Wet IB 2001-opvolgers van artikel 19 en 44j Wet IB 1964, acht ik bij voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2 in beginsel onvoldoende grond voor het toepassen van een sanctie.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de sanctie van artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969 achterwege blijft bij wijziging van een artikel 19- of 44j-stamrecht, als sprake is van voortzetting zoals beschreven in onderdeel 9.3.1. en 9.3.2. Deze ontheffing verleen ik krachtens de ontheffingsbevoegdheid mij toegekend in artikel 59a (oud) Wet IB 1964 en artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n Deze ontheffing geldt echter niet als de omzetting niet fiscaal geruisloos zou hebben plaatsgevonden als het stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of 3.129 Wet IB 2001. De ontheffing is immers gebaseerd op de verwantschap van artikel 19 en 44j Wet IB 1964 met artikel 3.128 en 3.129 Wet IB 2001. Ontheffing past daarom niet als omzetting ook zou hebben geleid tot een sanctie als het recht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.128 of artikel 3.129 Wet IB 2001. Ik denk hierbij met name aan de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Deze sanctie geldt bij omzetting van stamrechten waarbij artikel 3.129 Wet IB 2001 is toegepast en het aftrekrecht krachtens artikel 3.129 Wet IB 2001 lager zou zijn geweest als het gewijzigde stamrecht van het begin af aan was bedongen. De hierboven verleende sanctieontheffing geldt dus met name niet bij omzetting van een artikel 19-stamrecht dat als dit stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 een recht op aftrek had gegeven dat lager is dan het recht op aftrek dat artikel 3.129 Wet IB 2001 zou hebben gegeven als het gewijzigde recht van begin af aan zou zijn bedongen\n Voor deze vergelijking met de situatie waarin het artikel 19-stamrecht zou zijn bedongen met toepassing van artikel 3.129 Wet IB 2001 worden de maximumbedragen van artikel 3.129, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vervangen door de maxima van artikel 19, tweede lid, onderdelen a, b en c, Wet IB 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 1991.\n Deze ontheffing geldt verder ook niet voor overdracht van stamrechtverplichtingen zoals bedoeld in onderdeel 9.1. en 9.2. Voor overdracht van stamrechtverplichtingen geldt het daar vermelde.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.4\n Splitsing artikel 19- of 44j-stamrecht in verband met echtscheiding of scheiding van tafel en bed\n \n Als een artikel 19- of 44j-stamrecht in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt gesplitst in twee stamrechten, of volledig aan een van de ex-partners wordt toegedeeld, voldoet het stamrecht (gedeeltelijk) niet meer aan de voorwaarden die aan de toekenning van het desbetreffende stamrecht zijn gesteld (artikel 19, derde lid, of van artikel 44j, derde lid, Wet IB 1964, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991). De (oude) wettelijke bepalingen waarin de voorwaarden zijn opgenomen blijven van kracht gelet op hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel N, van de Invoeringswet juncto artikel 80b Wet IB 1964. Dit zou meebrengen dat de IB ’64-sanctie dan wel de Vpb-sanctie zou moeten worden toegepast. Daarnaast kan (ook) sprake zijn van een heffingsmoment in de zin van de Wet IB 2001.\n Goedkeuring\n Ik keur daarom goed dat de splitsing/toedeling van een artikel 19- of artikel 44j-stamrecht fiscaal geruisloos kan plaatsvinden als deze plaatsvindt in het kader van echtscheiding of scheiding van tafel en bed.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De nieuwe stamrechten worden voor de toepassing van de Wet IB 2001 aangemerkt als artikel 19- of artikel 44j-stamrechten, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 1991, en die derhalve – met toepassing van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, eerste lid, slotzin, van de Invoeringswet – integraal worden aangemerkt als periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.100, dan wel artikel 7.2, tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001.\n \n \n b.\n De verzekeraar van de rechten gaat ermee akkoord te worden beschouwd als de verzekeraar als bedoeld in artikel 59a (oud) Wet IB 1964, dan wel artikel 23a (oud) Wet Vpb 1969.\n \n \n c.\n Ter zake van de splitsing wordt door partijen geen aftrek op het inkomen geclaimd, ook niet met toepassing van artikel 6.3 en volgende Wet IB 2001.\n \n \n d.\n Partijen verklaren zich akkoord met de onder a tot en met c genoemde voorwaarden, binnen een door de inspecteur te stellen termijn.\n \n \n e.\n De gewezen echtgenoot aan wie de aanspraak op periodieke uitkeringen geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen, is binnenlands belastingplichtig.\n \n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.5\n Indexering van de bedragen van de stamrechtvrijstelling ex artikel 19 (oud) Wet IB 1964\n \n Als een belastingplichtige op grond van een vóór 1 januari 1992 gesloten overeenkomst voor zichzelf en voor zijn echtgenoot een winstrecht heeft bedongen, in die zin dat het winstrecht van de echtgenoot ingaat bij zijn vooroverlijden, zijn op deze aanspraken de regels die daarvoor golden op 31 december 1991 van toepassing (artikel 75, eerste lid, eerste volzin, Wet IB 1964). Dit betekent dat bij overlijden van de betrokken belastingplichtige de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling van artikel 19 (oud) Wet IB 1964 nog van toepassing is naar de tekst van de regeling per 31 december 1991. De bedragen van de vrijstelling zijn op deze wijze echter blijvend verbonden aan het voor 1991 geldende niveau. In een indexering van de bedragen is wettelijk niet (meer) voorzien.\n Op grond van artikel 3.129 Wet IB 2001 wordt het bedrag van de mogelijke lijfrentepremieaftrek verhoogd bij staking van een onderneming.\n Goedkeuring\n Ik heb aanleiding gevonden goed te keuren dat er voor de bepaling van de hoogte van de per 1 januari 1992 vervallen stamrechtvrijstelling in enig jaar na 2001 wordt aangesloten bij de voor dat jaar geldende bedragen voor extra lijfrentepremieaftrek op de voet van artikel 3.129 Wet IB 2001.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n 9.6\n Dubbele heffing; de IB ’64-sanctie. De Vpb-sanctie\n \n Indien de IB ’64-sanctie of de Vpb-sanctie wordt toegepast, laat dit onverlet dat de uitkeringen uit het stamrecht te zijner tijd ook met inkomstenbelasting worden belast. Er is in de Wet IB 2001 geen bepaling opgenomen die de heffing over de latere uitkeringen beperkt, zodat dubbele belastingheffing kan ontstaan.\n Eventuele goedkeuring\n Verzoeken waarbij deze situatie zich voordoet, kunnen aan mij worden voorgelegd. Indien belastingplichtige aannemelijk maakt dat sprake is van genoemde dubbele heffing, ben ik bereid de zogenoemde saldomethode toe te staan in die zin dat de uitkeringen pas met inkomstenbelasting worden belast voor zover ze het bedrag te boven gaan waarover de Vpb-sanctie of de IB ’64-sanctie is toegepast.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 10\n Ingetrokken regelingen\n \n Het besluit van 3 juni 2014, BLKB2014/816, Staatscourant 2014, 16111, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.\n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n \n \n Dit besluit wordt met de bijlagen in de Staatscourant gepubliceerd.\n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 17 december 2021\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021\n \n202269025-01-202217-12-20212021-236684202269025-01-202217-12-20212021-23668426-01-202217-12-2021", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046229/manifest.xml", "content": "2022-01-262021-12-17tot-en-met2022-01-26T06:38:01+01:002025-02-07T07:25:58+01:00BWBR0046229.WTI2021-12-172022-01-252022-01-269999-12-312022-01-26T06:38:36+01:002022-01-26T06:38:36+01:00269460f5d76c8dc7bb31fa30ca09be75ddd315b2c93f04ea52ce3780f17ec7943ab7b4113a6b0e9e264ce38b6491b89dbd9814f6ab0c2a30f2bb5c2d7bc47eaf47efec2022-01-262025-02-052022-01-269999-12-312022-01-26T06:38:35+01:002025-02-07T07:26:27+01:00223136c9803b7e42c00e5a7a99523d87dae9e62e8682b556bc45dd7ab0b78ab0bf0e5a775d6508dab9e30f22597bc6a077d0b64540c7e54f85535a56bf93e6d6b220112025-02-069999-12-312025-02-069999-12-312025-02-07T07:26:26+01:002025-02-07T07:26:26+01:002281019b3cdb7600db54e6c2826fd4c801f785e2a1ca096fc7c67c3f91000f0851605685ebeb25e53ad1fa7d9608443e5d8379d7183d43f2347b27a9db2d78dd8582d0", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046230/2022-01-26_0/xml/BWBR0046230_2022-01-26_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 12 januari 2021, nr. Min-BuZa.2021.11211-21, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en tot wijziging van het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 februari 2019, Min-BuZa. 2019.2328-18, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Vierde openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022)2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n Besluit vaststelling subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en wijziging besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Vierde openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022)2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n \n Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;\n Gelet op artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;\n \n \n Besluit:\n \n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aanvragen voor subsidie in het kader van de vierde openstelling van het Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–20221Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 februari 2019, Min-BuZa. 2019.2328-18, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022), Stcrt. 2019, nr. 12517; gewijzigd bij Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 20 januari 2020, Min-BuZa.2020.4784-16, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Tweede openstelling Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022), Stcrt. 2020, nr. 4876, bij Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 14 juli 2020, nr. Min-BuZa.2020.5169-22, tot wijziging van het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 februari 2019, Min-BuZa. 2019.2328-18, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Wijziging Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022), Stcrt. 2020, nr. 39708, en bij Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 8 februari 2021, nr. Min-BuZa.2021.6471-14, tot wijziging van het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 februari 2019, Min-BuZa. 2019.2328-18, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Wijziging Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022), Sctrt. 2021, nr. 7494. worden ingediend in de periode vanaf 4 februari 2022, 9:00 uur, tot en met 30 september 2022, 12.00 uur.\n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Voor subsidieverlening in het kader van de vierde openstelling van het Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022 geldt voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2022 een subsidieplafond van:\n \n \n a.\n € 4,8 miljoen voor activiteiten van ondernemingen en maatschappelijke organisaties om hun internationale waardeketens te verduurzamen (eerste pijler).\n \n \n b.\n € 450.000 voor ondersteuning van maatschappelijke organisaties voor hun rol bij de implementatie van IMVO-convenanten (tweede pijler).\n \n \n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Wijzigt het Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring ex Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Fonds Verantwoord Ondernemen 2019–2022).\n \n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat het besluit van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.\n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n namens deze,\n de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,\n \n K. van der\n Heijden\n \n \n \n de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen,\n \n H.\n Schuiling\n \n \n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022\n \n2022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-212022154225-01-202212-01-2021Min-BuZa.2021.11211-2126-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046230/manifest.xml", "content": "2022-01-262023-01-012022-01-28T06:21:19+01:002022-06-17T06:37:03+02:00BWBR0046230.WTI2022-01-262022-12-312022-01-269999-12-312022-01-28T06:21:52+01:002023-01-01T08:24:54+01:0019518135e1a0dd68f1f204dc119fe8ad1ef94d702f37fba97633938cc2f5d9e282ecd6828fc6da1a08c82f5efd0906da5bc550438aeae107e63feb3ecf3cbb4c2d55a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046231/2022-01-26_0/xml/BWBR0046231_2022-01-26_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 januari 2022, houdende de beperking van de openbaarheid van de archiefbescheiden geborgen in het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in België, Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1947) 1975–2015), (Besluit Beperking Openbaarheid Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1975–2015)2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n Besluit beperking openbaarheid archiefbescheiden archief Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in België, Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1947) 1975–20152022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n Overwegende dat een aantal inventarisnummers in het archief beperkingen aan de openbaarheid behoeven;\n Gelet op artikel 15, eerste lid, onder a, b en c, van de Archiefwet 1995, artikel 10 van het Archiefbesluit 1995 en het advies van de rijksarchivaris d.d. 13 januari 2022, referentienr. 30578611;\n \n \n Besluit\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 32\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 36\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 59\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 60\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 61\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 62\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 72\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 75\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 78\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 79\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 80\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 81\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 83\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 88\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 89\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 91\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 93\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 99\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 100\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 101\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 102\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 103\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 105\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 106\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 107\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 108\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 109\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 110\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 113\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 114\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 115\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 116\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 118\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 119\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 121\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 122\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 123\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 124\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 125\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 126\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 127\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 128\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 129\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 130\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 131\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 132\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 134\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 135\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 136\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 137\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 138\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 139\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 140\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 141\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 142\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 144\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 146\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 147\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 148\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 149\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 150\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 151\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 152\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 153\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 155\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 156\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 157\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 158\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 159\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 160\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 161\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 162\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 163\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 164\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 165\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 166\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 167\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 168\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 169\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 170\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 171\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 172\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 173\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 174\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 175\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 176\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 177\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 178\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 179\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 180\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 181\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 182\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 183\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 184\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 186\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 188\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 191\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 192\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 204\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 206\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 207\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 208\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 209\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 210\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 216\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 218\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 219\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 220\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 222\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 223\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 224\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 225\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 226\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 227\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 229\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 231\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 232\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 234\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 235\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 236\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 237\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 238\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 239\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 240\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 241\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 242\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 243\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 244\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 245\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 246\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 247\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 248\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 249\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 250\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 251\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 253\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 254\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 255\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 256\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 257\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 258\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 260\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 261\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 262\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 264\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 265\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 266\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 267\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 269\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 271\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 272\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 273\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 274\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 275\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 276\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 277\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 278\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 280\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 283\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 284\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 285\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 287\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 288\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 289\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 290\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 291\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 292\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 294\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 295\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 296\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 297\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 298\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 299\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 300\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 302\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 303\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 304\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 305\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 306\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 310\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 330\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 335\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 336\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 337\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 344\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 345\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 346\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 348\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 349\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 350\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 354\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 355\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 360\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 366\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 368\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 369\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 370\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 372\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 373\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 374\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 375\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 380\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 385\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 386\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 387\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 388\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 389\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 391\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 406\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 408\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 409\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 410\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 427\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 445\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 452\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 453\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 454\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 460\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 461\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 470\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 471\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 472\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 473\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 474\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 475\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 476\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 477\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 478\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 479\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 480\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 481\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 482\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 483\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 485\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 489\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 493\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 528\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 529\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 539\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 542\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 545\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 549\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 550\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 552\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 557\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 560\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 562\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 563\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 564\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 565\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 566\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 567\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 568\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 569\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 571\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 572\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 573\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 574\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 575\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 576\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 578\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 579\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 581\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 583\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 584\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 585\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 586\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 587\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 588\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 589\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 590\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 591\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 592\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 593\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 594\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 595\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 596\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 597\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 598\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 599\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 601\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 603\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 604\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 605\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 606\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 607\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 608\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 609\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 610\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 615\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 616\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 619\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 620\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 621\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 622\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 624\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 625\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 626\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 627\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 628\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 629\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 631\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 632\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 633\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 634\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 635\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 636\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 637\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 638\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 639\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 640\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 641\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 642\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 643\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 644\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 647\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 648\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 649\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 650\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 651\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 653\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 654\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 656\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 657\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 658\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 659\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 660\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 662\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 663\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 664\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 666\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 667\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 668\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 669\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 670\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 671\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 672\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 673\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 675\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 676\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 678\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 679\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 682\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 684\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 685\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 686\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 687\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 688\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 690\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 691\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 692\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 693\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 694\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 695\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 696\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 697\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 698\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 699\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 701\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 702\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 704\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 705\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 707\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 708\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 709\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 710\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 712\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 713\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 714\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 715\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 716\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 717\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 718\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 719\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 720\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 721\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 722\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 723\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 724\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 725\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 726\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 727\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 728\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 729\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 731\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 732\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 734\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 735\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 737\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 738\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 739\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 740\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 742\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 743\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 744\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 745\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 746\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 747\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 748\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 749\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 750\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 751\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 752\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 753\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 755\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 756\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 757\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 758\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 759\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 760\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 761\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 762\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 763\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 764\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 767\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 768\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 769\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 770\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 771\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 772\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 773\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 774\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 775\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 776\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 777\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 779\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 781\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 782\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 783\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 784\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 785\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 786\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 787\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 788\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 789\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 791\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 792\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 793\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 794\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 795\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 796\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 797\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 799\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 801\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 802\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 804\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 805\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 806\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 807\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 808\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 809\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 810\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 813\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 814\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 815\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 816\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 817\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 818\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 820\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 821\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 822\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 823\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 824\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 826\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 827\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 829\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 830\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 832\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 834\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 835\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 837\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 839\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 840\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 841\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 842\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 844\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 846\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 847\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 848\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 849\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 850\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 851\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 852\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 853\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 854\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 855\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 856\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 858\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 859\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 860\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 862\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 863\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 864\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 865\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 866\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 867\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 868\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 870\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 871\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 873\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 875\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 876\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 877\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 878\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 879\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 880\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 881\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 883\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 884\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 885\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 887\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 888\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 889\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 890\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 892\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 893\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 894\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 895\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 896\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 897\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 898\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 899\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 900\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 901\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 902\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 903\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 904\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 905\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 907\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 909\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 910\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 911\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 912\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 913\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 914\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 915\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 916\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 917\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 918\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 919\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 920\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 921\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 922\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 923\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 924\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 925\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 926\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 927\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 928\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 929\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 930\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 931\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 932\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 933\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 934\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 935\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 936\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 938\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 939\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 940\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 941\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 942\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 943\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 944\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 945\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 946\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 947\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 948\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 949\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 950\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 951\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 952\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 953\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 955\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 956\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 957\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 958\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 959\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 960\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 961\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 962\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 963\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 964\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 965\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 966\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 967\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 968\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 969\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 970\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 971\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 972\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 973\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 974\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 975\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 976\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 977\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 978\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 979\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 980\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 981\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 982\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 983\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 984\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 985\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 986\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 987\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 988\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 989\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 990\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 991\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 992\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 993\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 994\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 995\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 996\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 997\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 998\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 999\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1000\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1001\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1002\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1003\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1004\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1005\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1006\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1007\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1008\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1009\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1010\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1011\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1012\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1013\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1014\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1015\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1016\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1017\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1018\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1019\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1020\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1021\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1022\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1023\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1024\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1025\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1026\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1027\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1029\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1030\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1031\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1032\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1033\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1034\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1035\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1036\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1037\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1038\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1039\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1040\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1041\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1042\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1043\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1044\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1045\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1046\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1047\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1048\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1050\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1051\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1052\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1053\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1054\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1055\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1056\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1057\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1058\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1059\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1060\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1061\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1062\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1063\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1064\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1065\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1066\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1067\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1068\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1069\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1070\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1071\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1072\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1073\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1074\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1075\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1076\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1077\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1078\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1079\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1080\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1081\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1082\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1083\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1084\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1085\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1086\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1087\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1088\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1089\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1090\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1091\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1092\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1093\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1094\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1095\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1096\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1097\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1098\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1099\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1100\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1101\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1102\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1103\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1104\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1105\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1106\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1107\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1108\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1109\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1110\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1111\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1112\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1113\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1114\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1115\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1116\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1117\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1118\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1119\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1120\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1121\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1122\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1123\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1124\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1125\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1126\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1127\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1128\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1129\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1131\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1132\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1133\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1134\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1135\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1136\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1137\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1138\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1139\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1140\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1141\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1142\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1143\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1144\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1145\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1146\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1147\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1148\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1149\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1150\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1151\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1152\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1153\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1154\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1155\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1156\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1157\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1158\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1159\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1160\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1161\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1162\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1163\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1164\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1165\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1166\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1167\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1169\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1170\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1171\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1172\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1174\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1175\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1176\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1177\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1178\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1179\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1180\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1181\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1182\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1183\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1184\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1185\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1186\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1187\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1188\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1189\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1190\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1191\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1192\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1193\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1194\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1195\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1196\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1197\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1198\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1199\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1200\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1201\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1202\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1203\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1204\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1205\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1206\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1207\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1208\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1209\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1210\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1211\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1212\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1213\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1214\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1215\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1216\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1217\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1218\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1219\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1220\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1221\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1222\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1223\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1224\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1225\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1226\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1227\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1228\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1229\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1230\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1231\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1232\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1233\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1234\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1235\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1236\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1237\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1238\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1239\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1240\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1241\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1242\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1243\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1244\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1245\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1246\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1247\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1248\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1249\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1250\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1251\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1252\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1253\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1254\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1255\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1256\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1257\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1258\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1259\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1260\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1261\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1262\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1263\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1264\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1266\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1267\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1268\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1269\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1270\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1271\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1272\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1273\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1274\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1275\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1276\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1277\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1278\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1279\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1280\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1281\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1282\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1283\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1284\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1285\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1286\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1287\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1288\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1289\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1290\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1291\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1292\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1293\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1294\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1295\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1296\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1297\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1298\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1299\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1300\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1301\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1302\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1304\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1305\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1306\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1307\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1308\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1309\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1310\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1311\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1312\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1313\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1314\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1315\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1316\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1317\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1318\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1319\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1320\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1321\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1322\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1323\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1324\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1325\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1326\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1327\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1328\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1330\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1331\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1332\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1333\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1339\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1340\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1341\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1342\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1343\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1344\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1345\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1346\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1347\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1348\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1349\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1350\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1351\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1352\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1353\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1354\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1355\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1356\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1357\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1358\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1359\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1360\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1361\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1362\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1363\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1364\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1365\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1366\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1367\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1368\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1369\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1370\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1371\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1372\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1373\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1374\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1375\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1376\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1377\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1378\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1379\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1380\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1381\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1382\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1383\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1384\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1385\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1386\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1387\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1388\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1389\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1390\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1391\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1392\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1393\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1394\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1395\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1396\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1397\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1398\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1399\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1400\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1401\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1402\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1403\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1404\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1405\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1406\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1407\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1408\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1409\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1410\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1411\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1412\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1413\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1414\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1415\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1416\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1417\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1418\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1419\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1420\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1421\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1422\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1423\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1424\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1425\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1426\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1427\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1428\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1429\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1430\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1431\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1432\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1433\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1434\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1435\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1436\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1437\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1438\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1439\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1440\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1441\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1442\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1443\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1453\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1455\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1467\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1483\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1484\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1485\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1486\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1487\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1488\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1489\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1498\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1499\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1501\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1502\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1504\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1505\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1510\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1511\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1512\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1513\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1514\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1515\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1516\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1517\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1518\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1519\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1520\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1521\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1522\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1523\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1524\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1526\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1528\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1530\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1531\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1532\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1533\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1534\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1535\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1536\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1537\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1538\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1539\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1540\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1541\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1542\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1543\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1544\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1545\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1546\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1547\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1548\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1549\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1551\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1552\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1553\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1554\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1555\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1556\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1557\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1558\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1559\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1560\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1561\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1562\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1563\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1564\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1565\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1566\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1567\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1568\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1569\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1570\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1571\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1572\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1573\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1574\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1579\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1580\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1581\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1582\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1583\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1584\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1585\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1586\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1587\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1588\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1589\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1590\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1591\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1592\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1593\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1594\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1595\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1596\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1597\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1598\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1599\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1600\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1601\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1602\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1603\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1604\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1605\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1606\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1607\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1608\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1609\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1610\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1611\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1612\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1613\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1614\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1615\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1616\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1617\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1618\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1619\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1620\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1621\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1622\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1623\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1624\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1625\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1626\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1627\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1628\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1629\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1630\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1631\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1632\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1633\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1634\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1635\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1636\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1637\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1638\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1639\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1640\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1641\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1642\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1643\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1644\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1645\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1646\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1647\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1648\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1649\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1650\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1651\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1656\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1657\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1658\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1659\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1660\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1661\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1662\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1663\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1664\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1665\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1666\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1667\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1668\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1669\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1670\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1671\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1672\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1673\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1674\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1675\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1676\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1677\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1678\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1679\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1680\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1681\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1682\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1683\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1684\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1685\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1686\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1687\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1688\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1689\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1690\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1691\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1692\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1693\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1694\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1695\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1696\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1697\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1698\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1699\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1700\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1701\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1702\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1703\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1704\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1705\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1706\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1707\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1708\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1709\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1710\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1711\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1712\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1713\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1714\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1715\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1716\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1717\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1718\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1719\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1720\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1721\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1722\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1723\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1724\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1725\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1726\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1727\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1728\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1729\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1730\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1731\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1732\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1733\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1734\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1741\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1742\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1743\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1744\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1745\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1746\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1747\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1748\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1749\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1750\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1752\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1753\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1754\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1755\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1756\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1757\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1758\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1759\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1760\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1761\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1762\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1763\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1764\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1765\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1766\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1767\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1768\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1769\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1784\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1785\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1786\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1787\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1788\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1789\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1790\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1791\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1792\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1793\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1794\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1795\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1796\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1798\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1799\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1800\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1801\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1802\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1803\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1804\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1807\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1808\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1809\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1810\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1811\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1812\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1813\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1814\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1815\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1816\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1821\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1822\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1823\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1824\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1825\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1826\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1828\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1829\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1830\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1831\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1832\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1833\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1834\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1835\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1836\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1837\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1838\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1839\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1840\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1841\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1842\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1843\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1844\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1845\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1846\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1847\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1848\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1849\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1850\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1852\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1853\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1854\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1855\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1856\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1857\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1858\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1859\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1860\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1861\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1862\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1863\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1864\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1865\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1868\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1874\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1875\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1876\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1877\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1878\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1879\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1880\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1881\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1882\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1883\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1884\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1885\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1886\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1887\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1888\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1889\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1890\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1891\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1892\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1893\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1894\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1895\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1896\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1897\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1898\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1899\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1900\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1901\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1903\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1904\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1905\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1906\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1907\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1908\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1909\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1911\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1912\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1914\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1915\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1916\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1917\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1918\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1919\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1920\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1921\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1922\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1923\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1924\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1925\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1926\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1927\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1928\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1929\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1930\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1931\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1932\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1933\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1934\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1935\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1936\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1937\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1938\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1939\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1940\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1941\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1942\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1943\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1944\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1946\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1947\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1948\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1949\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1950\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1963\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1964\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1965\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1967\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1968\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1969\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1970\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1971\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1974\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1976\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1977\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1978\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1979\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1980\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1981\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1982\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1983\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1984\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1985\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1986\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1987\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1988\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1989\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1990\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1991\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1992\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1993\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2018\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2019\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2021\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2074\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 2079\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 2090\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 2105\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2106\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2107\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2110\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 2112\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2113\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2114\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 2115\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2135\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2139\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2140\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2142\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2143\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2144\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2145\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2146\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2148\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2149\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2150\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2151\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2152\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2153\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2154\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2166\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2172\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2173\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2174\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 2176\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2177\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2178\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2179\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2180\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2181\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2182\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2183\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2184\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2185\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2186\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2187\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2188\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2189\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2190\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2191\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2192\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2194\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2195\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 2196\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2197\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2198\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2199\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2200\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2201\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2202\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2203\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2204\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2205\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 2206\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2207\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2208\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2210\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2211\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2212\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2215\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 2216\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2218\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2220\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2221\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2227\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2229\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2230\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 2231\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2232\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2233\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2234\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2235\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2236\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 2237\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 2239\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2241\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2243\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2244\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2249\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2250\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2253\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2254\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2255\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2256\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2257\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2260\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2263\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2274\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2276\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2277\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2278\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2279\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2280\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2283\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 2289\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2290\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2293\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2294\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2295\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2296\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2297\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2298\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2299\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2300\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2301\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2302\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2303\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2304\n \n \n 2090\n \n \n \n \n 2305\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2306\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2307\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2308\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2309\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2310\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2311\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2312\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2313\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2314\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2315\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2316\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2317\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2318\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2319\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2321\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2322\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2323\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2324\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2325\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2326\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2327\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2328\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 2329\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2330\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2331\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2332\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2333\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2334\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2335\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 2336\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2337\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2338\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2339\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2340\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2341\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2342\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2343\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2344\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2345\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2346\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2347\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2348\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2349\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 2350\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2351\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2352\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2353\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2354\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2355\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2356\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2357\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2358\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2359\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 2360\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2361\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2362\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2363\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2364\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2365\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2366\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2367\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 2368\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2369\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2370\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2371\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 2372\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2373\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2374\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2375\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2376\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2377\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2378\n \n \n 2090\n \n \n \n \n 2379\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2380\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2381\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2382\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2383\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2384\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2385\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2386\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2387\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2388\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2389\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2390\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2391\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2392\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2394\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2395\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2396\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2397\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2398\n \n \n 2091\n \n \n \n \n 2399\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2400\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2401\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2402\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2403\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2404\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2405\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2406\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2407\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2408\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2409\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2410\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2411\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2412\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2413\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2414\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2415\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2416\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2417\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2418\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2419\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2420\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2421\n \n \n 2111\n \n \n \n \n 2422\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2423\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2424\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2425\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2426\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2427\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2428\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2429\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2430\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2431\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2432\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2433\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2434\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2435\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2436\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2437\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2438\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2439\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 2440\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2441\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2442\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2443\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 2444\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2445\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2446\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2447\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2448\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2449\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2452\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2453\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2454\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2455\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2456\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2457\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2458\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2459\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2460\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2461\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2462\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2463\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2464\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2465\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2466\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2467\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2468\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2469\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2470\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2471\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2472\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2473\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2474\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2475\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2476\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2477\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 2478\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2479\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2480\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2481\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 2482\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2483\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2484\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2485\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2486\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2488\n \n \n 2078\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede klom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 212\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 325\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 340\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 449\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 457\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 458\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 459\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 522\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 526\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1455\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1465\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1471\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1473\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1481\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1495\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1578\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1972\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2012\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 2031\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2033\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2040\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2064\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2072\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2262\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2291\n \n \n 2047\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Met het oog op het anderszins voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 1464\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1466\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2119\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2120\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2158\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2159\n \n \n 2033\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1 en 3 is, tot openbaring, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden. (De algemene rijksarchivaris behandelt verzoeken tot raadpleging in de inventarisnummers, volgens de procedures die gelden voor inzage in archieven met (bijzondere) persoonsgegevens).\n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Het vervaardigen van reproducties van documenten geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden.\n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n Dit besluit wordt als bijlage gevoegd bij de Verklaring van Overbrenging van het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in België (Ambassade Brussel en CG Antwerpen).\n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n Voor deze,\n \n W.\n Blott-Cappenberg\n \n Hoofd Informatiemanagement\n Directie Informatievoorziening en Digitale Innovatie\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046231/2024-01-19_0/xml/BWBR0046231_2024-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 januari 2022, houdende de beperking van de openbaarheid van de archiefbescheiden geborgen in het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in België, Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1947) 1975–2015), (Besluit Beperking Openbaarheid Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1975–2015)2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n Besluit beperking openbaarheid archiefbescheiden archief Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in België, Ambassade Brussel en Consulaat-Generaal Antwerpen (1947) 1975–20152022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n Overwegende dat een aantal inventarisnummers in het archief beperkingen aan de openbaarheid behoeven;\n Gelet op artikel 15, eerste lid, onder a, b en c, van de Archiefwet 1995, artikel 10 van het Archiefbesluit 1995 en het advies van de rijksarchivaris d.d. 13 januari 2022, referentienr. 30578611;\n \n \n Besluit\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 32\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 36\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 59\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 60\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 61\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 62\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 72\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 75\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 78\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 79\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 80\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 81\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 83\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 88\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 89\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 91\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 93\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 99\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 100\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 101\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 102\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 103\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 105\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 106\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 107\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 108\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 109\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 110\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 113\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 114\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 115\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 116\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 118\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 119\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 121\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 122\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 123\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 124\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 125\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 126\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 127\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 128\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 129\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 130\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 131\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 132\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 134\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 135\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 136\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 137\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 138\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 139\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 140\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 141\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 142\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 144\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 146\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 147\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 148\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 149\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 150\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 151\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 152\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 153\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 155\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 156\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 157\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 158\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 159\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 160\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 161\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 162\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 163\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 164\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 165\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 166\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 167\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 168\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 169\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 170\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 171\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 172\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 173\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 174\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 175\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 176\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 177\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 178\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 179\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 180\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 181\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 182\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 183\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 184\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 186\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 188\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 191\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 192\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 204\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 206\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 207\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 208\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 209\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 210\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 216\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 218\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 219\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 220\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 222\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 223\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 224\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 225\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 226\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 227\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 229\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 231\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 232\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 234\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 235\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 236\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 237\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 238\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 239\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 240\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 241\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 242\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 243\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 244\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 245\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 246\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 247\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 248\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 249\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 250\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 251\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 253\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 254\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 255\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 256\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 257\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 258\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 260\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 261\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 262\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 264\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 265\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 266\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 267\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 269\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 271\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 272\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 273\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 274\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 275\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 276\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 277\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 278\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 280\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 283\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 284\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 285\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 287\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 288\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 289\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 290\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 291\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 292\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 294\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 295\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 296\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 297\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 298\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 299\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 300\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 302\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 303\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 304\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 305\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 306\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 310\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 330\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 335\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 336\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 337\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 344\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 345\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 346\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 348\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 349\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 350\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 354\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 355\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 360\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 366\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 368\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 369\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 370\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 372\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 373\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 374\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 375\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 380\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 385\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 386\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 387\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 388\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 389\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 391\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 406\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 408\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 409\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 410\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 427\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 445\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 452\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 453\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 454\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 460\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 461\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 470\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 471\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 472\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 473\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 474\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 475\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 476\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 477\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 478\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 479\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 480\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 481\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 482\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 483\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 485\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 489\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 493\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 528\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 529\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 539\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 542\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 545\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 549\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 550\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 552\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 557\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 560\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 562\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 563\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 564\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 565\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 566\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 567\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 568\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 569\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 571\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 572\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 573\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 574\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 575\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 576\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 578\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 579\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 581\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 583\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 584\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 585\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 586\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 587\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 588\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 589\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 590\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 591\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 592\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 593\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 594\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 595\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 596\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 597\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 598\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 599\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 601\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 603\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 604\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 605\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 606\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 607\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 608\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 609\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 610\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 615\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 616\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 619\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 620\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 621\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 622\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 624\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 625\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 626\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 627\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 628\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 629\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 631\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 632\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 633\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 634\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 635\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 636\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 637\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 638\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 639\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 640\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 641\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 642\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 643\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 644\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 647\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 648\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 649\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 650\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 651\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 653\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 654\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 656\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 657\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 658\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 659\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 660\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 662\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 663\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 664\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 666\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 667\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 668\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 669\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 670\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 671\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 672\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 673\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 675\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 676\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 678\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 679\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 682\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 684\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 685\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 686\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 687\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 688\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 690\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 691\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 692\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 693\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 694\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 695\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 696\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 697\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 698\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 699\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 701\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 702\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 704\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 705\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 707\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 708\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 709\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 710\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 712\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 713\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 714\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 715\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 716\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 717\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 718\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 719\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 720\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 721\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 722\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 723\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 724\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 725\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 726\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 727\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 728\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 729\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 731\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 732\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 734\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 735\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 737\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 738\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 739\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 740\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 742\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 743\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 744\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 745\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 746\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 747\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 748\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 749\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 750\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 751\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 752\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 753\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 755\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 756\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 757\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 758\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 759\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 760\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 761\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 762\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 763\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 764\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 767\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 768\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 769\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 770\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 771\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 772\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 773\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 774\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 775\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 776\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 777\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 779\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 781\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 782\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 783\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 784\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 785\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 786\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 787\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 788\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 789\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 791\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 792\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 793\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 794\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 795\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 796\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 797\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 799\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 801\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 802\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 804\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 805\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 806\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 807\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 808\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 809\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 810\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 813\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 814\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 815\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 816\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 817\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 818\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 820\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 821\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 822\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 823\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 824\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 826\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 827\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 829\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 830\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 832\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 834\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 835\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 837\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 839\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 840\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 841\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 842\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 844\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 846\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 847\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 848\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 849\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 850\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 851\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 852\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 853\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 854\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 855\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 856\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 858\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 859\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 860\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 862\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 863\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 864\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 865\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 866\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 867\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 868\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 870\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 871\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 873\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 875\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 876\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 877\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 878\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 879\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 880\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 881\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 883\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 884\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 885\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 887\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 888\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 889\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 890\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 892\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 893\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 894\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 895\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 896\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 897\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 898\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 899\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 900\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 901\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 902\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 903\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 904\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 905\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 907\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 909\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 910\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 911\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 912\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 913\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 914\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 915\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 916\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 917\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 918\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 919\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 920\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 921\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 922\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 923\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 924\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 925\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 926\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 927\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 928\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 929\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 930\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 931\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 932\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 933\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 934\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 935\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 936\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 938\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 939\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 940\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 941\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 942\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 943\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 944\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 945\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 946\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 947\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 948\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 949\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 950\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 951\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 952\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 953\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 955\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 956\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 957\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 958\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 959\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 960\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 961\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 962\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 963\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 964\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 965\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 966\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 967\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 968\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 969\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 970\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 971\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 972\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 973\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 974\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 975\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 976\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 977\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 978\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 979\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 980\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 981\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 982\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 983\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 984\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 985\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 986\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 987\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 988\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 989\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 990\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 991\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 992\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 993\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 994\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 995\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 996\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 997\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 998\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 999\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1000\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1001\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1002\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1003\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1004\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1005\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1006\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1007\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1008\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1009\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1010\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1011\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1012\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1013\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1014\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1015\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1016\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1017\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1018\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1019\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1020\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1021\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1022\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1023\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1024\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1025\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1026\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1027\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1029\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1030\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1031\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1032\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1033\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1034\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1035\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1036\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1037\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1038\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1039\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1040\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1041\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1042\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1043\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1044\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1045\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1046\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1047\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1048\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1050\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1051\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1052\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1053\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1054\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1055\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1056\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1057\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1058\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1059\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1060\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1061\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1062\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1063\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1064\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1065\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1066\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1067\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1068\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1069\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1070\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1071\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1072\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1073\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1074\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1075\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1076\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1077\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1078\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1079\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1080\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1081\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1082\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1083\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1084\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1085\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1086\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1087\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1088\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1089\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1090\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1091\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1092\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1093\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1094\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1095\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1096\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1097\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1098\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1099\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1100\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1101\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1102\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1103\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1104\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1105\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1106\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1107\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1108\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1109\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1110\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1111\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1112\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1113\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1114\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1115\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1116\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1117\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1118\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1119\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1120\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1121\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1122\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1123\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1124\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1125\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1126\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1127\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1128\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1129\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1131\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1132\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1133\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1134\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1135\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1136\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1137\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1138\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1139\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1140\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1141\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1142\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1143\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1144\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1145\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1146\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1147\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1148\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1149\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1150\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1151\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1152\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1153\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1154\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1155\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1156\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1157\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1158\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1159\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1160\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1161\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1162\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1163\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1164\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1165\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1166\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1167\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1169\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1170\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1171\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1172\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1174\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1175\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1176\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1177\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1178\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1179\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1180\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1181\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1182\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1183\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1184\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1185\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1186\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1187\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1188\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1189\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1190\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1191\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1192\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1193\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1194\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1195\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1196\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1197\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1198\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1199\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1200\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1201\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1202\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1203\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1204\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1205\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1206\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1207\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1208\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1209\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1210\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1211\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1212\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1213\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1214\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1215\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1216\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1217\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1218\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1219\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1220\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1221\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1222\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1223\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1224\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1225\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1226\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1227\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1228\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1229\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1230\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1231\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1232\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1233\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1234\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1235\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1236\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1237\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1238\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1239\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1240\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1241\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1242\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1243\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1244\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1245\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1246\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1247\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1248\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1249\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1250\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1251\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1252\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1253\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1254\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1255\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1256\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1257\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1258\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1259\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1260\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1261\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1262\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1263\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1264\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1266\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1267\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1268\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1269\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1270\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1271\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1272\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1273\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1274\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1275\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1276\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1277\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1278\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1279\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1280\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1281\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1282\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1283\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1284\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1285\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1286\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1287\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1288\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1289\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1290\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1291\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1292\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1293\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1294\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1295\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1296\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1297\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1298\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1299\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1300\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1301\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1302\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1304\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1305\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1306\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1307\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1308\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1309\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1310\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1311\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1312\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1313\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1314\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1315\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1316\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1317\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1318\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1319\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1320\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1321\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1322\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1323\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1324\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1325\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1326\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1327\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1328\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1330\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1331\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1332\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1333\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1339\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1340\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1341\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1342\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1343\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1344\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1345\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1346\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1347\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1348\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1349\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1350\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1351\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1352\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1353\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1354\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1355\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1356\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1357\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1358\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1359\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1360\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1361\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1362\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1363\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1364\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1365\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1366\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1367\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1368\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1369\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1370\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1371\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1372\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1373\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1374\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1375\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1376\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1377\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1378\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1379\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1380\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1381\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1382\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1383\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1384\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1385\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1386\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1387\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1388\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1389\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1390\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1391\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1392\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1393\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1394\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1395\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1396\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1397\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1398\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1399\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1400\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1401\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1402\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1403\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1404\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1405\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1406\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1407\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1408\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1409\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1410\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1411\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1412\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1413\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1414\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1415\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1416\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1417\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1418\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1419\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1420\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1421\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1422\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1423\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1424\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1425\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1426\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1427\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1428\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1429\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1430\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1431\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1432\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1433\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1434\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1435\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1436\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1437\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1438\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1439\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1440\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1441\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1442\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1443\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1453\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1455\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1467\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1483\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1484\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1485\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1486\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1487\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1488\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1489\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1498\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1499\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1501\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1502\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1504\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1505\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1510\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1511\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1512\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1513\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1514\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1515\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1516\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1517\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1518\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1519\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1520\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1521\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1522\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1523\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1524\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1526\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1528\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1530\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1531\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1532\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1533\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1534\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1535\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1536\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1537\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1538\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1539\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1540\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1541\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1542\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1543\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1544\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1545\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1546\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1547\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1548\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1549\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1551\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1552\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1553\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1554\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1555\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1556\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1557\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1558\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1559\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1560\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1561\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1562\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1563\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1564\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1565\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1566\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1567\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1568\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1569\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1570\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1571\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1572\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1573\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1574\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1579\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1580\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1581\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1582\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1583\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1584\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1585\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1586\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1587\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1588\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1589\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1590\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1591\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1592\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1593\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1594\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1595\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1596\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1597\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1598\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1599\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1600\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1601\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1602\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1603\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1604\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1605\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1606\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1607\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1608\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1609\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1610\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1611\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1612\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1613\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1614\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1615\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1616\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1617\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1618\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1619\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1620\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1621\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1622\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1623\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1624\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1625\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1626\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1627\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1628\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1629\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1630\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1631\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1632\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1633\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1634\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1635\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1636\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1637\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1638\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1639\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1640\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1641\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1642\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1643\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1644\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1645\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1646\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1647\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1648\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1649\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1650\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1651\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1656\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1657\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1658\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1659\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1660\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1661\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1662\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1663\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1664\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1665\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1666\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1667\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1668\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1669\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1670\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1671\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1672\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1673\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1674\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1675\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1676\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1677\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1678\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1679\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1680\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1681\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1682\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1683\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1684\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1685\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1686\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1687\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1688\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1689\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1690\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1691\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1692\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1693\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1694\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1695\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1696\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1697\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 1698\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1699\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1700\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1701\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1702\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1703\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1704\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1705\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1706\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1707\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1708\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1709\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1710\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1711\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1712\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1713\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1714\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1715\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1716\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1717\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1718\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1719\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1720\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1721\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 1722\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1723\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1724\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1725\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1726\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1727\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1728\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1729\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1730\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1731\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1732\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1733\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1734\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1741\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1742\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1743\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1744\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1745\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1746\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1747\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1748\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1749\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1750\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1752\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1753\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1754\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1755\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1756\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1757\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1758\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1759\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1760\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1761\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1762\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1763\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1764\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1765\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1766\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1767\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1768\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1769\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1784\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1785\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1786\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1787\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1788\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 1789\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1790\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1791\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1792\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1793\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1794\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1795\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1796\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1798\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1799\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1800\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1801\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1802\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1803\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1804\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1807\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1808\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1809\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1810\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1811\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1812\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1813\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1814\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1815\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1816\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1821\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1822\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 1823\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1824\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1825\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1826\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1828\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 1829\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1830\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1831\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1832\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1833\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1834\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1835\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1836\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1837\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1838\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1839\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 1840\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1841\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1842\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1843\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1844\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1845\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1846\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 1847\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1848\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1849\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1850\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1852\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1853\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1854\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1855\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1856\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1857\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1858\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1859\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1860\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1861\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1862\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1863\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1864\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1865\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1868\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1874\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1875\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1876\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1877\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1878\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1879\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1880\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1881\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1882\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1883\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1884\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1885\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1886\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1887\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1888\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1889\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1890\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1891\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1892\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1893\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 1894\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1895\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1896\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 1897\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 1898\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1899\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1900\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1901\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1903\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1904\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1905\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1906\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1907\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1908\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1909\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1911\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1912\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1914\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1915\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1916\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1917\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1918\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1919\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1920\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1921\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1922\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1923\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 1924\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1925\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1926\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1927\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1928\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1929\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 1930\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1931\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1932\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1933\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 1934\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 1935\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1936\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1937\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1938\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1939\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 1940\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1941\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1942\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 1943\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1944\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1946\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1947\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1948\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1949\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 1950\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1963\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1964\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1965\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 1967\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1968\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1969\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1970\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1971\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 1974\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1976\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1977\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 1978\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1979\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1980\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1981\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 1982\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 1983\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1984\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 1985\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1986\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 1987\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 1988\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 1989\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1990\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 1991\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 1992\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 1993\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2018\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2019\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2021\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2074\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 2079\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 2090\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 2105\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2106\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2107\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2110\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 2112\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2113\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2114\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 2115\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2135\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2139\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2140\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2142\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2143\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2144\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2145\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2146\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2148\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2149\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2150\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2151\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2152\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2153\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2154\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2166\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2172\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2173\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2174\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 2176\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2177\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2178\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2179\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2180\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2181\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2182\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2183\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2184\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2185\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2186\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2187\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2188\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2189\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2190\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2191\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2192\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2194\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2195\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 2196\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2197\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2198\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2199\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2200\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2201\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2202\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2203\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2204\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2205\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 2206\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2207\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2208\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2210\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2211\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2212\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2215\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 2216\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2218\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2220\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2221\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2227\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2229\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2230\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 2231\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2232\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2233\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2234\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2235\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2236\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 2237\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 2239\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 2241\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2243\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 2244\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2249\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2250\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2253\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2254\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2255\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 2256\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2257\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2260\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2263\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2274\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2276\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2277\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2278\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2279\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2280\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2283\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 2289\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2290\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2293\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2294\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2295\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2296\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2297\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2298\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2299\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2300\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2301\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2302\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2303\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2304\n \n \n 2090\n \n \n \n \n 2305\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2306\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2307\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2308\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2309\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2310\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2311\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2312\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2313\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2314\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2315\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2316\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2317\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2318\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2319\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2321\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2322\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2323\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2324\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2325\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2326\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2327\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2328\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 2329\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2330\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2331\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2332\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2333\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2334\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2335\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 2336\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2337\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2338\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2339\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2340\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2341\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2342\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2343\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2344\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2345\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2346\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2347\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2348\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 2349\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 2350\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2351\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2352\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2353\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2354\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2355\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 2356\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2357\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2358\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2359\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 2360\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2361\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2362\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2363\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2364\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2365\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2366\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2367\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 2368\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2369\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2370\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2371\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 2372\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2373\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2374\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2375\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2376\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2377\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2378\n \n \n 2090\n \n \n \n \n 2379\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2380\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2381\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2382\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2383\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2384\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2385\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2386\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2387\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2388\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2389\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2390\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2391\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2392\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2394\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2395\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2396\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2397\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2398\n \n \n 2091\n \n \n \n \n 2399\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 2400\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2401\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2402\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 2403\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 2404\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2405\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2406\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2407\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 2408\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2409\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2410\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 2411\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 2412\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2413\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2414\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2415\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2416\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 2417\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2418\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 2419\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2420\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2421\n \n \n 2111\n \n \n \n \n 2422\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 2423\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2424\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2425\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2426\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 2427\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2428\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 2429\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2430\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2431\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2432\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2433\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2434\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 2435\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2436\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2437\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2438\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2439\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 2440\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2441\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2442\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2443\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 2444\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2445\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2446\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2447\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 2448\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2449\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2452\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2453\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2454\n \n \n 2076\n \n \n \n \n 2455\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2456\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 2457\n \n \n 2075\n \n \n \n \n 2458\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 2459\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2460\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2461\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2462\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2463\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2464\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 2465\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2466\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2467\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2468\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 2469\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2470\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2471\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2472\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2473\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 2474\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 2475\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 2476\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 2477\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 2478\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 2479\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2480\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 2481\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 2482\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2483\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 2484\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 2485\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 2486\n \n \n 2070\n \n \n \n \n 2488\n \n \n 2078\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede klom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 212\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 325\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 340\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 449\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 457\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 458\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 459\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 522\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 526\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 1455\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1465\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1471\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1473\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 1481\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1495\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 1578\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 1972\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 2012\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 2031\n \n \n 2079\n \n \n \n \n 2033\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2040\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2064\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 2072\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 2262\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 2291\n \n \n 2047\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Met het oog op het anderszins voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 1464\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 1466\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 2119\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2120\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 2158\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 2159\n \n \n 2033\n \n \n \n \n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1 en artikel 3 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden. (De algemene rijksarchivaris behandelt verzoeken tot raadpleging in de inventarisnummers, volgens de procedures die gelden voor inzage in archieven met (bijzondere) persoonsgegevens).\n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 2 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van het hieronder vermelde overheidsorgaan.\n2024143118-01-202404-01-2024Min-BuZa.2024.20344-442024143118-01-202404-01-2024Min-BuZa.2024.20344-4419-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n Het vervaardigen van reproducties van documenten geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden.\n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n Dit besluit wordt als bijlage gevoegd bij de Verklaring van Overbrenging van het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in België (Ambassade Brussel en CG Antwerpen).\n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n Voor deze,\n \n W.\n Blott-Cappenberg\n \n Hoofd Informatiemanagement\n Directie Informatievoorziening en Digitale Innovatie\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022\n \n2022149525-01-202217-01-20222022149525-01-202217-01-202226-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046231/manifest.xml", "content": "2022-01-262022-01-27T06:05:38+01:002024-01-24T06:21:19+01:00BWBR0046231.WTI2022-01-262024-01-182022-01-269999-12-312022-01-27T06:05:44+01:002024-01-24T06:21:49+01:00595919cf467e160c7a2fc13c579970907db306e49d749ca2d7c8d776d5e4779e4cd52207f48b674999b97a8cb34be3ad431f5d957551bcbbecd12c9e1b0f9d69cea5062024-01-199999-12-312024-01-199999-12-312024-01-24T06:21:49+01:002024-01-24T06:21:49+01:005964345fda931768e7d2fb16fbe82bbff96f353929b5fc89782a67ea4299c0f71edcabafd4f42119c38856ff2429572af0169b4c2b4400a4bc9047dc72f96828e94c64", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046232/2022-01-26_0/xml/BWBR0046232_2022-01-26_0.xml", "content": "\n Wet van 22 december 2021, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Trb. 2018, 160)20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n Goedkeurings- en uitvoeringswet Benelux-politieverdrag20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden, en dat het voorts noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van het genoemde Verdrag, in hoofdzaak door middel van wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n (goedkeuring)\n \n Het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2018, 160 wordt goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n (terugtocht)\n \n \n 1\n Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die handelt in het kader van dit verdrag kan de aanhouding van een persoon die heeft plaatsgevonden op een internationale trein of schip buiten Nederland, tijdens de verplaatsing van de trein of het schip over Nederlands grondgebied voortzetten.\n \n \n 2\n De aangehouden persoon wordt zo spoedig mogelijk overgedragen aan Nederlandse opsporingsambtenaren, die bevoegd zijn alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de aangehouden persoon en ter voorkoming van zijn ontvluchting.\n \n \n 3\n De aangehouden persoon wordt zo spoedig teruggeleid naar het land waar de aanhouding heeft plaatsgevonden. In afwachting van een passende gelegenheid tot vertrek kan de aangehouden persoon in Nederland ten hoogste zes uur worden opgehouden. De tijd tussen middernacht en negen uur ’s morgens wordt voor de berekening van deze termijn niet meegerekend.\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n (wijziging Wetboek van Strafrecht)\n \n \n Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022Onderdelen B, D, E, F, G, H, I, J en K.\n \n Artikel\n 4\n (wijziging Wetboek van Strafvordering)\n Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 5\n (evaluatie)\n \n Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet en het Verdrag, met inbegrip van de tot dan toe in werking getreden uitvoeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van het Verdrag, en ministeriële beschikkingen als bedoeld in het vierde lid van genoemd artikel, in de praktijk.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n (inwerkingtreding)\n \n Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 3, onderdelen A, C en L, en 4, die op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking zullen treden.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n (citeertitel)\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Goedkeurings- en uitvoeringswet Benelux-politieverdrag.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 22 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n \n De Minister van Defensie,\n \n K.H.\n Ollongren\n \n \n \n de vijfentwintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046232/2023-10-01_0/xml/BWBR0046232_2023-10-01_0.xml", "content": "\n Wet van 22 december 2021, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Trb. 2018, 160)20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n Goedkeurings- en uitvoeringswet Benelux-politieverdrag20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden, en dat het voorts noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van het genoemde Verdrag, in hoofdzaak door middel van wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n (goedkeuring)\n \n Het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking, waarvan de Nederlandse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2018, 160 wordt goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n (terugtocht)\n \n \n 1\n Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die handelt in het kader van dit verdrag kan de aanhouding van een persoon die heeft plaatsgevonden op een internationale trein of schip buiten Nederland, tijdens de verplaatsing van de trein of het schip over Nederlands grondgebied voortzetten.\n \n \n 2\n De aangehouden persoon wordt zo spoedig mogelijk overgedragen aan Nederlandse opsporingsambtenaren, die bevoegd zijn alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de aangehouden persoon en ter voorkoming van zijn ontvluchting.\n \n \n 3\n De aangehouden persoon wordt zo spoedig teruggeleid naar het land waar de aanhouding heeft plaatsgevonden. In afwachting van een passende gelegenheid tot vertrek kan de aangehouden persoon in Nederland ten hoogste zes uur worden opgehouden. De tijd tussen middernacht en negen uur ’s morgens wordt voor de berekening van deze termijn niet meegerekend.\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n (wijziging Wetboek van Strafrecht)\n \n \n Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.\n \n20222825-01-202222-12-202135692202331929-09-202326-09-202301-10-2023Onderdelen A, C en L.\n \n \n Artikel\n 4\n (wijziging Wetboek van Strafvordering)\n \n \n Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.\n \n20222825-01-202222-12-202135692202331929-09-202326-09-202301-10-2023\n \n \n Artikel\n 5\n (evaluatie)\n \n Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet en het Verdrag, met inbegrip van de tot dan toe in werking getreden uitvoeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van het Verdrag, en ministeriële beschikkingen als bedoeld in het vierde lid van genoemd artikel, in de praktijk.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n (inwerkingtreding)\n \n Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 3, onderdelen A, C en L, en 4, die op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking zullen treden.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n (citeertitel)\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Goedkeurings- en uitvoeringswet Benelux-politieverdrag.\n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 22 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n W.B.\n Hoekstra\n \n \n \n De Minister van Defensie,\n \n K.H.\n Ollongren\n \n \n \n de vijfentwintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022\n \n20222825-01-202222-12-20213569220222825-01-202222-12-20213569226-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046232/manifest.xml", "content": "2022-01-262022-01-28T06:21:40+01:002023-10-04T06:55:48+02:00BWBR0046232.WTI2022-01-262023-09-302022-01-269999-12-312022-01-28T06:21:52+01:002023-10-04T06:56:13+02:0024257458e5e3d629d435deff0827eaf96bce2ad005e652f4d66ca2b26eab90dbb6f023b6dd0711723493a0e1a5a607d79f8476fd87d186c3a5bc675c2ce1764e7a73e2023-10-019999-12-312023-10-019999-12-312023-10-04T06:56:13+02:002023-10-04T06:56:13+02:0025450a4f4fca02f92c66a9ac15e8ccaf3abe25e6c9afa531e3b2bd7c8dabb5cdc28abbbdb245a08b0d9b253973414ede57920530c6fd6d1c9f99eb7a229e81d70d917", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046233/2022-01-28_0/xml/BWBR0046233_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling selectielijst Bureau Veritas Inspection and Certification The Netherlands B.V. en rechtsvoorgangers voor de periode vanaf 28 januari 19852022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n Besluit vaststelling selectielijst Bureau Veritas Inspection and Certification The Netherlands B.V. en rechtsvoorgangers voor de periode vanaf 28 januari 19852022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;\n \n \n BESLUITEN:\n \n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De bij dit besluit gevoegde selectielijst voor de administratieve neerslag van Bureau Veritas Inspection and Certification The Netherlands B.V. en rechtsvoorgangers over de periode vanaf 28 januari 1985 en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.\n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n namens deze,\n de algemene rijksarchivaris,\n \n A.J.M.\n Doek\n \n \n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n \n Selectielijst\n \n \n Gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl/waardering-selectie/selectielijsten.\n \n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022\n \n2022159426-01-202219-01-2022NA/2022/311196662022159426-01-202219-01-2022NA/2022/3111966628-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046233/manifest.xml", "content": "2022-01-282022-01-29T07:18:28+01:002024-12-06T06:14:38+01:00BWBR0046233.WTI2024-12-082022-01-282024-12-072022-01-289999-12-312022-01-29T07:20:20+01:002024-12-08T06:00:16+01:0013167a493084132882ab1ae34df09c07a4876280dced8b2ff8d21c44e09e75659136cf29fd4eaa5fe754795216d63b13a9416f831d12b7781ca98aa124a7dedf7f25c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2022-04-01_0/xml/BWBR0046234_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n energieadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EPA-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2;\n \n \n \n gereguleerde huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande, zelfstandige woning die ingevolge artikel 234 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek als één onroerende zaak wordt aangemerkt en waarvan de huurprijs niet hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n gereguleerde huurwoning boven de liberalisatiegrens: gereguleerde huurwoning waarvan de huurprijs op het moment van de aanvang van de huidige verhuur lager was dan het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag dat op dat moment gold, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende- of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n Minister: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;\n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K];\n \n \n \n woning: een gereguleerde huurwoning of een gereguleerde huurwoning boven de liberalisatiegrens.\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande gereguleerde huurwoningen.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en energieadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per woning;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per woning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal of isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil, indien de zolder of vliering onverwarmd is, met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer of bodem in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 8 m2 door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K; en\n \n \n \n \n f.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO₂-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90%.\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam, met uitzondering bij de toepassing van triple glas; en\n \n \n b.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Energieadvies\n \n Een energieadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EPA-adviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de woning op basis van een ter plekke door een EPA-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de woning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een woning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n twee of meer maatregelen;\n \n \n b.\n een energieadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt indien de woning aantoonbaar op de dag voorafgaande aan de indiening van de subsidieaanvraag was verhuurd.\n \n \n 5\n Subsidie op grond van het eerste lid ten behoeve van een gereguleerde huurwoning onder de liberalisatiegrens wordt slechts verstrekt aan een verhuurder die ten hoogste 100 van deze gereguleerde huurwoningen in eigendom heeft.\n \n \n 6\n Aan een verhuurder als bedoeld in het vijfde lid wordt ten hoogste ten behoeve van 50 gereguleerde huurwoningen onder de liberalisatiegrens subsidie op grond van het eerste lid verstrekt.\n \n \n 7\n Per woning wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per woning en bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 8 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 38 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 30 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 53 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 150 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per woning;\n \n \n g.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel a: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel b: van ten hoogste € 150 per woning;\n \n \n \n \n h.\n voor een energieadvies dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier woningen: 75% van de kosten van ten hoogste € 400;\n \n \n 2°.\n vijf tot acht woningen: 75% van de kosten van ten hoogste € 800;\n \n \n 3°.\n meer dan acht woningen 75% van de kosten van € 800, plus € 80 per woning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Per verhuurder kan op grond van deze regeling ten hoogste € 400.000 aan subsidie worden verleend.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2026.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere woningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere woning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n vermelding per woning of het een gereguleerde huurwoning of een gereguleerde huurwoning boven de liberalisatiegrens betreft;\n \n \n c.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n d.\n een verklaring waarin de aanvrager verklaart de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd op de dag voorafgaande aan de aanvraag te bezitten en in aanmerking te komen voor de regeling omdat de woningen in de aanvraag:\n \n \n 1°.\n gereguleerde huurwoningen onder de liberalisatiegrens betreffen en de aanvrager maximaal 100 gereguleerde huurwoningen bezit en via deze en eventuele eerdere aanvragen in kader van deze regeling subsidie aanvraagt voor maximaal 50 gereguleerde huurwoningen onder de liberalisatiegrens; en/of\n \n \n 2°.\n gereguleerde huurwoningen boven de liberalisatiegrens betreffen.\n \n \n \n \n e.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n f.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer een door de Minister beschikbaar gesteld formulier dat is ingevuld en ondertekend door ieder branchegerelateerd bedrijf dat één of meer in artikel 5 of 6 bedoelde maatregelen zal uitvoeren, waaruit blijkt welke maatregelen op het adres van de woning of woningen zijn uitgevoerd, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n g.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde woning of woningen;\n \n \n h.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander bestuursorgaan;\n \n \n i.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n j.\n de naam en het adres van de EPA-adviseur die de woning heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;\n \n \n k.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening; en\n \n \n l.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal energieadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies; of\n \n \n 3°.\n de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies worden voltooid.\n \n \n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning(en) die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende woning(en), waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel e betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde woningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde woningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7 en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van de de- minimisverordening.\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n \n 1\n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, dienen de volgende zaken te worden meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning(en) die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende woning(en), waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel e, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en energieadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren; en\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2023-04-01_0/xml/BWBR0046234_2023-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n energieadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EPA-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2;\n \n \n \n gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die als zodanig verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie, standplaats of ligplaats is geregistreerd, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende maatregel of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n meldcode: code beschikbaar gesteld door de Minister per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;\n \n \n \n Minister: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;\n \n \n \n monumentale huurwoning: huurwoning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:\n \n \n a.\n monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n cultureel erfgoed in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet; of\n \n \n c.\n cultureel erfgoed in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet;\n \n \n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K].\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande huurwoningen en monumentale huurwoningen.\n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en energieadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil of het laten isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil indien de zolder of vliering onverwarmd is, waarbij het niet toegestaan is om een combinatie van deze twee isolatievormen gezamenlijk in een subsidieaanvraag in te dienen en waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij isolatiemateriaal wordt gebruikt met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per huurwoning of, als het een monumentale huurwoning betreft, met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer dan wel bodem in de bestaande thermische schil, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij een Rd-waarde van ten minste 3,5 [m2K/W] wordt behaald voor minimaal 20 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 8 m2 per huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K]; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K], eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 [W/m2K];\n \n \n \n \n f.\n vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;\n \n \n \n \n g.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90% per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam in de bestaande thermische schil waarbij het glas in het buitenkozijn een oppervlakte heeft van ten minste 8 m2 per huurwoning of 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, met uitzondering bij de toepassing van triple glas;\n \n \n b.\n herstellen van een buitenkozijn van een deur of raam in een monumentale huurwoning in de bestaande thermische schil, waarbij het buitenkozijn een oppervlakte betreft van ten minste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten; en\n \n \n c.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Energieadvies\n \n Een energieadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EPA-adviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EPA-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n één of meer maatregelen, waaronder in ieder geval één energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5;\n \n \n b.\n een energieadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt indien de huurwoning of monumentale huurwoning aantoonbaar op de dag voorafgaande aan de indiening van de subsidieaanvraag was verhuurd.\n \n \n 5\n Per adres wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n \n 6\n Er wordt op grond van het eerste lid geen subsidie verstrekt ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning die in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023785414-03-202313-03-20232023-00001233762023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per huurwoning of monumentale huurwoning en bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 8 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 38 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 30 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 131 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K: € 85 per m2;\n \n \n \n \n g.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel g: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n h.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel c: van ten hoogste € 150 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n \n \n i.\n voor een energieadvies dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 400;\n \n \n 2°.\n vijf tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800;\n \n \n 3°.\n meer dan acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Per verhuurder kan op grond van deze regeling ten hoogste € 400.000 aan subsidie worden verleend.\n \n \n 3\n In het geval een aanvraag voor subsidie voor één maatregel wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag de helft van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n In het geval binnen 24 maanden vanaf het moment van de aanvraag voor subsidie voor één maatregel een subsidieaanvraag voor een tweede maatregel in dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag voor zowel de eerste als de tweede maatregel het volledige subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2026.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere huurwoningen of monumentale huurwoningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere huurwoning of monumentale huurwoning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n d.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer een door de Minister beschikbaar gesteld formulier dat is ingevuld en ondertekend door ieder branchegerelateerd bedrijf dat één of meer maatregelen zal uitvoeren, waaruit blijkt welke maatregelen op het adres van de huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen zijn uitgevoerd, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n e.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander of hetzelfde bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n f.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;\n \n \n g.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n h.\n de naam en het adres van de EPA-adviseur die de huurwoning of monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;\n \n \n i.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening;\n \n \n j.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal energieadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies; of\n \n \n 3°.\n de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies worden voltooid;\n \n \n \n \n k.\n indien de aanvraag ziet op een monumentale huurwoning, kan de Minister aanvullend bewijs vragen waaruit blijkt dat de monumentale huurwoning geregistreerd staat als monument; en\n \n \n l.\n de meldcode, indien er een meldcode beschikbaar is gesteld.\n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd zijn, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n \n 1\n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander of hetzelfde bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander of hetzelfde bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7 en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van de de- minimisverordening.\n \n \n \n \n 2\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen af indien:\n \n \n a.\n de aanvraag voor subsidie € 125.000 of meer betreft en de maatregelen reeds zijn uitgevoerd, in welk geval de Minister tevens kan besluiten tot vaststelling van de subsidie ter hoogte van het bedrag € 124.999;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud, waarvan in ieder geval sprake is bij:\n \n \n 1°.\n het realiseren van een nieuwe aanbouw;\n \n \n 2°.\n het realiseren van een nieuwe dakkapel;\n \n \n 3°.\n het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;\n \n \n 4°.\n het vergroten van het dak, de gevel, de vloer of de glasoppervlakte;\n \n \n \n \n c.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; of\n \n \n d.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en energieadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;\n \n \n c.\n de huurder te informeren over de hoogte van het subsidiebedrag dat hij ontvangt, uiterlijk binnen een week na het moment dat hij de beschikking tot vaststelling van de subsidie ontvangt.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14a\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel wordt uitgevoerd na 31 maart 2023.\n \n \n 2\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis blijft van toepassing voor verhuurders die voor 1 april 2023:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van maatregelen.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-02-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2023-04-01_1/xml/BWBR0046234_2023-04-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n energieadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EPA-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2;\n \n \n \n gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die als zodanig verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie, standplaats of ligplaats is geregistreerd, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende maatregel of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n meldcode: code beschikbaar gesteld door de Minister per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;\n \n \n \n Minister: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;\n \n \n \n monumentale huurwoning: huurwoning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:\n \n \n a.\n monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n cultureel erfgoed in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet; of\n \n \n c.\n cultureel erfgoed in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet;\n \n \n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K].\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande huurwoningen en monumentale huurwoningen.\n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en energieadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil of het laten isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil indien de zolder of vliering onverwarmd is, waarbij het niet toegestaan is om een combinatie van deze twee isolatievormen gezamenlijk in een subsidieaanvraag in te dienen en waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij isolatiemateriaal wordt gebruikt met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per huurwoning of, als het een monumentale huurwoning betreft, met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer dan wel bodem in de bestaande thermische schil, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij een Rd-waarde van ten minste 3,5 [m2K/W] wordt behaald voor minimaal 20 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 8 m2 per huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K]; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K], eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 [W/m2K];\n \n \n \n \n f.\n vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;\n \n \n \n \n g.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90% per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam in de bestaande thermische schil waarbij het glas in het buitenkozijn een oppervlakte heeft van ten minste 8 m2 per huurwoning of 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, met uitzondering bij de toepassing van triple glas;\n \n \n b.\n herstellen van een buitenkozijn van een deur of raam in een monumentale huurwoning in de bestaande thermische schil, waarbij het buitenkozijn een oppervlakte betreft van ten minste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten; en\n \n \n c.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Energieadvies\n \n Een energieadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EPA-adviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EPA-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n één of meer maatregelen, waaronder in ieder geval één energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5;\n \n \n b.\n een energieadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt indien de huurwoning of monumentale huurwoning aantoonbaar op de dag voorafgaande aan de indiening van de subsidieaanvraag was verhuurd.\n \n \n 5\n Per adres wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n \n 6\n Er wordt op grond van het eerste lid geen subsidie verstrekt ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning die in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023785414-03-202313-03-20232023-00001233762023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per huurwoning of monumentale huurwoning en bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 8 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 38 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 30 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 131 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K: € 85 per m2;\n \n \n \n \n g.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel g: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n h.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel c: van ten hoogste € 150 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n \n \n i.\n voor een energieadvies dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 400;\n \n \n 2°.\n vijf tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800;\n \n \n 3°.\n meer dan acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Per verhuurder kan op grond van deze regeling ten hoogste € 400.000 aan subsidie worden verleend.\n \n \n 3\n In het geval een aanvraag voor subsidie voor één maatregel wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag de helft van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n In het geval binnen 24 maanden vanaf het moment van de aanvraag voor subsidie voor één maatregel een subsidieaanvraag voor een tweede maatregel in dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag voor zowel de eerste als de tweede maatregel het volledige subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2026.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere huurwoningen of monumentale huurwoningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere huurwoning of monumentale huurwoning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n d.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer een door de Minister beschikbaar gesteld formulier dat is ingevuld en ondertekend door ieder branchegerelateerd bedrijf dat één of meer maatregelen zal uitvoeren, waaruit blijkt welke maatregelen op het adres van de huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen zijn uitgevoerd, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n e.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander of hetzelfde bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n f.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;\n \n \n g.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n h.\n de naam en het adres van de EPA-adviseur die de huurwoning of monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;\n \n \n i.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening;\n \n \n j.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal energieadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies; of\n \n \n 3°.\n de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies worden voltooid;\n \n \n \n \n k.\n indien de aanvraag ziet op een monumentale huurwoning, kan de Minister aanvullend bewijs vragen waaruit blijkt dat de monumentale huurwoning geregistreerd staat als monument; en\n \n \n l.\n de meldcode, indien er een meldcode beschikbaar is gesteld.\n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd zijn, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n \n 1\n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander of hetzelfde bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander of hetzelfde bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7 en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van de de- minimisverordening.\n \n \n \n \n 2\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen af indien:\n \n \n a.\n de aanvraag voor subsidie € 125.000 of meer betreft en de maatregelen reeds zijn uitgevoerd, in welk geval de Minister tevens kan besluiten tot vaststelling van de subsidie ter hoogte van het bedrag € 124.999;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud, waarvan in ieder geval sprake is bij:\n \n \n 1°.\n het realiseren van een nieuwe aanbouw;\n \n \n 2°.\n het realiseren van een nieuwe dakkapel;\n \n \n 3°.\n het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;\n \n \n 4°.\n het vergroten van het dak, de gevel, de vloer of de glasoppervlakte;\n \n \n \n \n c.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; of\n \n \n d.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-04-2023Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2023.2c.meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; ofd.meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en energieadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;\n \n \n c.\n de huurder te informeren over de hoogte van het subsidiebedrag dat hij ontvangt, uiterlijk binnen een week na het moment dat hij de beschikking tot vaststelling van de subsidie ontvangt.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14a\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel wordt uitgevoerd na 31 maart 2023.\n \n \n 2\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis blijft van toepassing voor verhuurders die voor 1 april 2023:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van maatregelen.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-02-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2024-07-01_0/xml/BWBR0046234_2024-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n energieadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EP-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EP-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500-MWA-W;\n \n \n \n gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die als zodanig verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie, standplaats of ligplaats is geregistreerd, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende maatregel of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n meldcode: code beschikbaar gesteld door de Minister per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;\n \n \n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n \n monumentale huurwoning: huurwoning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:\n \n \n a.\n monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n cultureel erfgoed in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet; of\n \n \n c.\n cultureel erfgoed in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet;\n \n \n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K].\n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande huurwoningen en monumentale huurwoningen.\n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en energieadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil of het laten isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil indien de zolder of vliering onverwarmd is, waarbij het niet toegestaan is om een combinatie van deze twee isolatievormen gezamenlijk in een subsidieaanvraag in te dienen en waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij isolatiemateriaal wordt gebruikt met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per huurwoning of, als het een monumentale huurwoning betreft, met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer dan wel bodem in de bestaande thermische schil, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij een Rd-waarde van ten minste 3,5 [m2K/W] wordt behaald voor minimaal 20 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 8 m2 per huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K]; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K], eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 [W/m2K];\n \n \n \n \n f.\n vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;\n \n \n \n \n g.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90% per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam in de bestaande thermische schil waarbij het glas in het buitenkozijn een oppervlakte heeft van ten minste 8 m2 per huurwoning of 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, met uitzondering bij de toepassing van triple glas;\n \n \n b.\n herstellen van een buitenkozijn van een deur of raam in een monumentale huurwoning in de bestaande thermische schil, waarbij het buitenkozijn een oppervlakte betreft van ten minste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten; en\n \n \n c.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Energieadvies\n \n Een energieadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EP-adviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EP-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n één of meer maatregelen, waaronder in ieder geval één energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5;\n \n \n b.\n een energieadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt indien de huurwoning of monumentale huurwoning aantoonbaar op de dag voorafgaande aan de indiening van de subsidieaanvraag was verhuurd.\n \n \n 5\n Per adres wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n \n 6\n Er wordt op grond van het eerste lid geen subsidie verstrekt ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning die in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023785414-03-202313-03-20232023-00001233762023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per huurwoning of monumentale huurwoning en bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 8 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 38 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 30 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 131 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K: € 85 per m2;\n \n \n \n \n g.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel g: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n h.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel c: van ten hoogste € 150 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n \n \n i.\n voor een energieadvies dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 400;\n \n \n 2°.\n vijf tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800;\n \n \n 3°.\n meer dan acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Per verhuurder kan op grond van deze regeling ten hoogste € 400.000 aan subsidie worden verleend.\n \n \n 3\n In het geval een aanvraag voor subsidie voor één maatregel wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag de helft van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n In het geval binnen 24 maanden vanaf het moment van de aanvraag voor subsidie voor één maatregel een subsidieaanvraag voor een tweede maatregel in dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag voor zowel de eerste als de tweede maatregel het volledige subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2026.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere huurwoningen of monumentale huurwoningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere huurwoning of monumentale huurwoning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n d.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer een door de Minister beschikbaar gesteld formulier dat is ingevuld en ondertekend door ieder branchegerelateerd bedrijf dat één of meer maatregelen zal uitvoeren, waaruit blijkt welke maatregelen op het adres van de huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen zijn uitgevoerd, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n e.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander of hetzelfde bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n f.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;\n \n \n g.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n h.\n de naam en het adres van de EP-adviseur die de huurwoning of monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;\n \n \n i.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening;\n \n \n j.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal energieadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies; of\n \n \n 3°.\n de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies worden voltooid;\n \n \n \n \n k.\n indien de aanvraag ziet op een monumentale huurwoning, kan de Minister aanvullend bewijs vragen waaruit blijkt dat de monumentale huurwoning geregistreerd staat als monument; en\n \n \n l.\n de meldcode, indien er een meldcode beschikbaar is gesteld.\n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd zijn, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n \n 1\n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander of hetzelfde bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander of hetzelfde bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7 en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van de de- minimisverordening.\n \n \n \n \n 2\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen af indien:\n \n \n a.\n de aanvraag voor subsidie € 125.000 of meer betreft en de maatregelen reeds zijn uitgevoerd, in welk geval de Minister tevens kan besluiten tot vaststelling van de subsidie ter hoogte van het bedrag € 124.999;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud, waarvan in ieder geval sprake is bij:\n \n \n 1°.\n het realiseren van een nieuwe aanbouw;\n \n \n 2°.\n het realiseren van een nieuwe dakkapel;\n \n \n 3°.\n het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;\n \n \n 4°.\n het vergroten van het dak, de gevel, de vloer of de glasoppervlakte;\n \n \n \n \n c.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; of\n \n \n d.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en energieadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;\n \n \n c.\n de huurder te informeren over de hoogte van het subsidiebedrag dat hij ontvangt, uiterlijk binnen een week na het moment dat hij de beschikking tot vaststelling van de subsidie ontvangt.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 14a\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel wordt uitgevoerd na 31 maart 2023.\n \n \n 2\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis blijft van toepassing voor verhuurders die voor 1 april 2023:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van maatregelen.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-02-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2024-07-01_1/xml/BWBR0046234_2024-07-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n energieadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EP-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EP-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500-MWA-W;\n \n \n \n gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die als zodanig verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie, standplaats of ligplaats is geregistreerd, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende maatregel of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n meldcode: code beschikbaar gesteld door de Minister per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;\n \n \n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n \n monumentale huurwoning: huurwoning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:\n \n \n a.\n monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n cultureel erfgoed in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet; of\n \n \n c.\n cultureel erfgoed in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet;\n \n \n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K].\n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-202401-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.maatwerkadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;EP-maatwerkadviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EP-maatwerkadviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500-MWA-W;\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande huurwoningen en monumentale huurwoningen.\n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en energieadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en energieadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-202201-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.1Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en maatwerkadvies als bedoeld in artikel 8 van in totaal € 125.000 of meer wordt wat betreft subsidie voor de kosten van de energiebesparende maatregelen toepassing gegeven aan artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingverordening en wat betreft subsidie voor de kosten van onderhoudsmaatregelen en maatwerkadvies toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.2Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, onderhoudsmaatregelen en maatwerkadvies als bedoeld in artikel 8 wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per huurwoning of met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 10 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil of het laten isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil indien de zolder of vliering onverwarmd is, waarbij het niet toegestaan is om een combinatie van deze twee isolatievormen gezamenlijk in een subsidieaanvraag in te dienen en waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij isolatiemateriaal wordt gebruikt met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per huurwoning of, als het een monumentale huurwoning betreft, met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor minimaal 20 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer dan wel bodem in de bestaande thermische schil, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij een Rd-waarde van ten minste 3,5 [m2K/W] wordt behaald voor minimaal 20 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 8 m2 per huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K]; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K], eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 [W/m2K];\n \n \n \n \n f.\n vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil voor tenminste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;\n \n \n \n \n g.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90% per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam in de bestaande thermische schil waarbij het glas in het buitenkozijn een oppervlakte heeft van ten minste 8 m2 per huurwoning of 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, met uitzondering bij de toepassing van triple glas;\n \n \n b.\n herstellen van een buitenkozijn van een deur of raam in een monumentale huurwoning in de bestaande thermische schil, waarbij het buitenkozijn een oppervlakte betreft van ten minste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten; en\n \n \n c.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Energieadvies\n \n Een energieadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EP-adviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EP-adviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-202401-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.MaatwerkadviesEen maatwerkadvies is een op of na 1 juli 2021 door een EP-maatwerkadviseur opgesteld rapport dat het volgende bevat:a.een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EP-maatwerkadviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n één of meer maatregelen, waaronder in ieder geval één energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5;\n \n \n b.\n een energieadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts verstrekt indien de huurwoning of monumentale huurwoning aantoonbaar op de dag voorafgaande aan de indiening van de subsidieaanvraag was verhuurd.\n \n \n 5\n Per adres wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n \n 6\n Er wordt op grond van het eerste lid geen subsidie verstrekt ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning die in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023785414-03-202313-03-20232023-00001233762023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.1b.een maatwerkadvies.\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per huurwoning of monumentale huurwoning en bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 8 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 38 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 30 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 131 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K: € 46 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K: € 85 per m2;\n \n \n \n \n g.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel g: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n h.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel c: van ten hoogste € 150 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n \n \n i.\n voor een energieadvies dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 400;\n \n \n 2°.\n vijf tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800;\n \n \n 3°.\n meer dan acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Per verhuurder kan op grond van deze regeling ten hoogste € 400.000 aan subsidie worden verleend.\n \n \n 3\n In het geval een aanvraag voor subsidie voor één maatregel wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag de helft van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n In het geval binnen 24 maanden vanaf het moment van de aanvraag voor subsidie voor één maatregel een subsidieaanvraag voor een tweede maatregel in dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag voor zowel de eerste als de tweede maatregel het volledige subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.1Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 6.000 per huurwoning of monumentale huurwoning en bedraagt:i.voor een maatwerkadvies dat betrekking heeft op:1°.één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 400;2°.vijf tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800;3°.meer dan acht huurwoningen of monumentale huurwoningen: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560.\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2026.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere huurwoningen of monumentale huurwoningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere huurwoning of monumentale huurwoning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n d.\n bij aanvragen van € 125.000 of meer een door de Minister beschikbaar gesteld formulier dat is ingevuld en ondertekend door ieder branchegerelateerd bedrijf dat één of meer maatregelen zal uitvoeren, waaruit blijkt welke maatregelen op het adres van de huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen zijn uitgevoerd, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n e.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander of hetzelfde bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n f.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor energieadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;\n \n \n g.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n h.\n de naam en het adres van de EP-adviseur die de huurwoning of monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het energieadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;\n \n \n i.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening;\n \n \n j.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal energieadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies; of\n \n \n 3°.\n de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het energieadvies worden voltooid;\n \n \n \n \n k.\n indien de aanvraag ziet op een monumentale huurwoning, kan de Minister aanvullend bewijs vragen waaruit blijkt dat de monumentale huurwoning geregistreerd staat als monument; en\n \n \n l.\n de meldcode, indien er een meldcode beschikbaar is gesteld.\n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd zijn, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n20241429915-05-202413-05-20242024-000024486220241429915-05-202413-05-20242024-000024486201-07-202401-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.4In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:f.indien ook subsidie wordt aangevraagd voor maatwerkadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;g.de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het maatwerkadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;h.de naam en het adres van de EP-maatwerkadviseur die de huurwoning of monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het maatwerkadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel i;j.indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:1°het aantal energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het aantal maatwerkadviezen;2°.de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het maatwerkadvies; of3°.de snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de onderhoudsmaatregelen of het maatwerkadvies worden voltooid;5Bij aanvragen van € 125.000 of minder worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:c.mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde maatwerkadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling.\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n \n 1\n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander of hetzelfde bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander of hetzelfde bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7 en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van de de- minimisverordening.\n \n \n \n \n 2\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen af indien:\n \n \n a.\n de aanvraag voor subsidie € 125.000 of meer betreft en de maatregelen reeds zijn uitgevoerd, in welk geval de Minister tevens kan besluiten tot vaststelling van de subsidie ter hoogte van het bedrag € 124.999;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud, waarvan in ieder geval sprake is bij:\n \n \n 1°.\n het realiseren van een nieuwe aanbouw;\n \n \n 2°.\n het realiseren van een nieuwe dakkapel;\n \n \n 3°.\n het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;\n \n \n 4°.\n het vergroten van het dak, de gevel, de vloer of de glasoppervlakte;\n \n \n \n \n c.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; of\n \n \n d.\n meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-04-2023Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2023.2c.meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 125.000 betreft; ofd.meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 125.000 betreft.\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 125.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n c.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde energieadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n d.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n e.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.c. mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde maatwerkadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en energieadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;\n \n \n c.\n de huurder te informeren over de hoogte van het subsidiebedrag dat hij ontvangt, uiterlijk binnen een week na het moment dat hij de beschikking tot vaststelling van de subsidie ontvangt.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.1De subsidieontvanger is verplicht:a.indien subsidie wordt aangevraagd van € 125.000 of meer voor maatregelen en maatwerkadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n Artikel\n 14a\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel wordt uitgevoerd na 31 maart 2023.\n \n \n 2\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis blijft van toepassing voor verhuurders die voor 1 april 2023:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van maatregelen.\n \n \n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-04-202301-07-2024Stcrt. 2024, 38621, datum inwerkingtreding 01-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2024.3Onder een maatwerkadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, komt ook voor subsidie mede in aanmerking een energieadvies dat in de periode tot 1 juli 2024 is opgesteld door een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2.\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n2023337802-02-202301-02-20232022-00005358452023337802-02-202301-02-20232022-000053584501-02-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/2025-01-01_0/xml/BWBR0046234_2025-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 18 januari 2022 nr. 2022-0000019027, houdende regels met betrekking tot een subsidieregeling voor verduurzaming en onderhoud voor verhuurders (Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste, tweede en derde lid, 14, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n \n algemene groepsvrijstellingsverordening:\n Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/1315, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167);\n \n \n \n biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal: isolatiemateriaal waarvan ten minste 70% van de massa bestaat uit biobased materiaal als bedoeld in de EN16575:2014, zoals blijkt uit de materiaalsamenstelling van het product genoemd in de environmental product declaration van de fabrikant, en met een maximale milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product, bij een Rd-waarde van 3,5 m2K/W;\n \n \n \n branchegerelateerd bedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;\n \n \n \n de-minimisverordening:\n Verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, L 2023/2831);\n \n \n \n duurzaam monumentenadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, tweede lid;\n \n \n \n duurzame warmteoptie: warmteoptie als bedoeld in artikel 5a;\n \n \n \n energiebesparende maatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;\n \n \n \n EP-maatwerkadviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EP-maatwerkadviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500-MWA-W;\n \n \n \n EPREL: productendatabank als bedoeld in artikel 12 van verordening (EU) nr. 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PbEU 2017, L 198);\n \n \n \n ERM-adviseur: een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van de Beoordelingsrichtlijn Erkend Monumenten Adviesbureau (BRL ERM 2000) en werkt conform de Uitvoeringsrichtlijn Bouwtechnisch Advies (URL 2001);\n \n \n \n etiket: gedrukt etiket als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 811/2013 of artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 812/2013;\n \n \n \n gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen als pand een identificatiecode heeft als bedoeld in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet;\n \n \n \n HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K];\n \n \n \n huurwoning: in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die als zodanig of als onderdeel daarvan verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie, standplaats of ligplaats is geregistreerd, met uitzondering van een woning die wordt verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;\n \n \n \n Kaderbesluit:\n Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n \n maatregel: energiebesparende maatregel of onderhoudsmaatregel;\n \n \n \n maatwerkadvies: een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid;\n \n \n \n meldcode: code beschikbaar gesteld door de Minister:\n \n \n a.\n per type en merk installatie voor duurzame warmteopties;\n \n \n b.\n per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;\n \n \n \n \n \n Minister: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;\n \n \n \n monumentale huurwoning: huurwoning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:\n \n \n a.\n monument of archeologisch monument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;\n \n \n b.\n cultureel erfgoed in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet; of\n \n \n c.\n cultureel erfgoed in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet;\n \n \n \n \n \n onderhoudsmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 6;\n \n \n \n prestatieverklaring: prestatieverklaring als bedoeld in artikel 2.14 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;\n \n \n \n productkaart: productkaart als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 811/2013 of artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 812/2013;\n \n \n \n ruimteverwarmingstoestel: ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3 of onderdeel 4, van Verordening (EU) nr. 811/2013 of artikel 2, lid 17 of 18, van Verordening (EU) nr. 813/2013, niet zijnde een lucht-luchtwarmtepomp;\n \n \n \n technische documentatie: technische documentatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en bijlage V van verordening (EU) nr. 811/2013, artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en bijlage V van verordening (EU) nr. 812/2013 of productinformatie als bedoeld in bijlage II, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 813/2013;\n \n \n \n thermisch vermogen bij bivalente temperatuur: thermisch vermogen bij bivalente temperatuur als bedoeld in tabel 8 van bijlage V van verordening (EU) nr. 811/2013 of tabel 2 van bijlage II van Verordening (EU) nr. 813/2013;\n \n \n \n thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur: thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur als bedoeld in tabel 10 van bijlage VII van verordening (EU) nr. 811/2013 of tabel 4 van bijlage III van Verordening (EU) nr. 813/2013;.\n \n \n \n thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1;\n \n \n \n triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K];\n \n \n \n verordening (EU) nr. 811/2013:\n verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2013, L 239);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 812/2013:\n verordening (EU) nr. 812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2013, L 239);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 813/2013:\n verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft (PbEU 2013, L 239);\n \n \n \n waterverwarmingstoestel: waterverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in artikel 2, onderdeel zeventien, van verordening (EU) nr. 812/2013.\n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Doel van de regeling\n \n Deze regeling heeft tot doel energiebesparing, duurzame warmteopties en onderhoud te stimuleren in bestaande huurwoningen en monumentale huurwoningen.\n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 3\n Staatssteun\n \n \n 1\n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van € 25.000 of meer voor de kosten van energiebesparende maatregelen, duurzame warmteopties, een maatwerkadvies en een duurzaam monumentenadvies wordt toepassing gegeven aan:\n \n \n a.\n artikel 38 bis van de algemene groepsvrijstellingverordening;\n \n \n b.\n artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n c.\n artikel 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n d.\n de de-minimisverordening.\n \n \n \n \n 2\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 25.000 voor de kosten van energiebesparende maatregelen, duurzame warmteopties, een maatwerkadvies en een duurzaam monumentenadvies wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n \n 3\n Bij de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling voor de kosten van onderhoudsmaatregelen wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Subsidieplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het subsidieplafond bedraagt € 152.000.000.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.\n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Energiebesparende maatregelen\n \n \n 1\n Energiebesparende maatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf in een woning laten aanbrengen van isolatiemateriaal, dat is voorzien van een prestatieverklaring, voor één of meer van de volgende typen energiebesparende maatregelen:\n \n \n a.\n isoleren van spouwmuren in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W] voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 10 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;\n \n \n b.\n isoleren van de binnen- of buitengevel in de bestaande thermische schil met isolatiemateriaal met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 10 m2 per huurwoning of met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 10 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n c.\n isoleren van het dak in de bestaande thermische schil of het laten isoleren van de zolder- of vlieringvloer in de bestaande thermische schil indien de zolder of vliering onverwarmd is, waarbij het niet toegestaan is om een combinatie van deze twee isolatievormen gezamenlijk in een subsidieaanvraag in te dienen en waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij isolatiemateriaal wordt gebruikt met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 20 m2 per huurwoning of, als het een monumentale huurwoning betreft, met een minimale Rd-waarde van 2,5 [m2K/W] voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 20 m2 per monumentale huurwoning;\n \n \n d.\n isoleren van de vloer dan wel bodem in de bestaande thermische schil, waarbij, in het geval lokaal gespoten PIR of PUR wordt aangebracht, dat gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen, en waarbij een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W] wordt behaald voor de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten of voor minimaal 20 m2 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n e.\n vervangen van glas of deuren in de bestaande thermische schil of voor minimaal 3 m2 per huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n HR++ glas of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K]; of\n \n \n 2°.\n triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 [W/m2K], eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 [W/m2K];\n \n \n \n \n f.\n vervangen van glas, voor- of achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil voor minimaal 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:\n \n \n 1°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of\n \n \n 2°.\n hoogrendementsglas met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;\n \n \n \n \n g.\n voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of het voor de eerste keer aanleggen van een systeem voor balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90% per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 5a\n Duurzame warmteopties\n \n Duurzame warmteopties zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten installeren van één of meer van de volgende installaties:\n \n \n a.\n een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel dat:\n \n \n 1°.\n is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;\n \n \n 2°.\n een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 400 kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;\n \n \n 3°.\n is voorzien van een etiket, een productkaart en de bijbehorende technische documentatie en is geregistreerd in EPREL, indien sprake is van een installatie met een thermisch vermogen tot en met 70kW;\n \n \n 4°.\n is voorzien van technische documentatie, indien sprake is van een installatie met een thermisch vermogen van 71 kW tot ten hoogste 400 kW; en\n \n \n 5°.\n geen gezamenlijk thermisch vermogen heeft dat meer is dan 500 kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp, indien sprake is van meerdere warmtepompen aangesloten op hetzelfde verwarmings- of afgiftesysteem;\n \n \n \n \n b.\n een zonneboiler, waaronder begrepen een zonneboilercombi, bestaande uit een zonne-energie-installatie die:\n \n \n 1°.\n is bedoeld voor het maken van warm tapwater of voor het leveren van ruimteverwarming in combinatie met het maken van warm tapwater;\n \n \n 2°.\n een totale apertuuroppervlakte van ten hoogste 200 m2 per verwarmings- of afgiftesysteem heeft;\n \n \n 3°.\n is voorzien van een productkaart en de bijbehorende technische documentatie; en\n \n \n 4°.\n is voorzien van een etiket, indien sprake is van een zonneboilercombi.\n \n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 6\n Onderhoudsmaatregelen\n \n Onderhoudsmaatregelen zijn het door een branchegerelateerd bedrijf laten:\n \n \n a.\n plaatsen van een nieuw buitenkozijn van een deur of raam in de bestaande thermische schil waarbij het glas in het buitenkozijn een oppervlakte heeft van ten minste 3 m2 per huurwoning of 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten, met uitzondering bij de toepassing van triple glas;\n \n \n b.\n herstellen van een buitenkozijn van een deur of raam in een monumentale huurwoning in de bestaande thermische schil, waarbij het buitenkozijn een oppervlakte betreft van ten minste 3 m2 per monumentale huurwoning, gemeten op basis van binnenwerkse maten; en\n \n \n c.\n vervangen of installeren van een ventilatiebox.\n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 7\n Maatwerkadvies of duurzaam monumentenadvies\n \n \n 1\n Een maatwerkadvies is een op het moment van indiening van de aanvraag niet ouder dan drie jaar door een EP-maatwerkadviseur opgesteld rapport dat in EP-online is geregistreerd en het volgende bevat:\n \n \n a.\n een beschrijving van de energieprestatie van de huurwoning of monumentale huurwoning op basis van een ter plekke door een EP-maatwerkadviseur uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de schil en de installaties van de huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n b.\n een beschrijving van de mogelijk te verrichten maatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel;\n \n \n c.\n een inschatting van de investering en de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel, welke leidt tot een onderbouwde geadviseerde prioritering;\n \n \n d.\n de terugverdientijd per mogelijk te verrichten maatregel.\n \n \n \n \n 2\n Een duurzaam monumentenadvies is een op het moment van indiening van de aanvraag niet ouder dan drie jaar door een ERM-adviseur opgesteld rapport dat uitsluitend betrekking heeft op monumentale huurwoningen en minimaal voldoet aan niveau 2, waarbij onderzoek wordt gedaan naar de huidige situatie en kansen voor energiebesparing en -opwekking met oog voor de monumentale waarden en gebouwgebruik.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Activiteiten en voorwaarden\n \n \n 1\n De Minister kan aan een verhuurder ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning waarvan hij ten tijde van de subsidieaanvraag eigenaar is, subsidie verstrekken voor:\n \n \n a.\n één of meer maatregelen of duurzame warmteopties, waaronder in ieder geval één energiebesparende maatregel of duurzame warmteoptie;\n \n \n b.\n een maatwerkadvies of duurzaam monumentenadvies.\n \n \n \n \n 2\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt in combinatie met subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, en wanneer het advies is opgesteld voorafgaand aan het uitvoeren van de in het advies geadviseerde maatregelen.\n \n \n 3\n Subsidie op grond van het eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.\n \n \n 4\n Per adres wordt voor dezelfde maatregel slechts eenmaal subsidie op grond van dit artikel verstrekt.\n \n \n 5\n Het vierde lid is niet van toepassing op een tweede aanvraag voor de aanschaf en het door een branchegerelateerd bedrijf in een huurwoning of monumentale huurwoning laten vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren in de bestaande thermische schil, bedoeld in artikel 5, onderdeel e of f, die door de verhuurder is ingediend binnen 24 maanden nadat de subsidiebeschikking voor de eerste aanvraag voor die energiebesparende maatregel in die huurwoning of monumentale huurwoning is verleend.\n \n \n 6\n Er wordt op grond van het eerste lid geen subsidie verstrekt ten behoeve van een huurwoning of monumentale huurwoning die in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van de subsidie voor maatregelen, maatwerkadvies en duurzaam monumentenadvies\n \n \n 1\n De subsidie voor maatregelen en maatwerkadvies bedraagt:\n \n \n a.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel a: € 10,50 per m2;\n \n \n b.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel b: € 40,50 per m2;\n \n \n c.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel c:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van het bestaande dak: € 32,50 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer: € 8 per m2;\n \n \n \n \n d.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel d:\n \n \n 1°.\n voor het isoleren van de bestaande vloer: € 11 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het isoleren van de bestaande bodem: € 6 per m2;\n \n \n \n \n e.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel e:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 50 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren: € 222 per m2;\n \n \n \n \n f.\n voor een energiebesparende maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel f:\n \n \n 1°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K: € 50 per m2;\n \n \n 2°.\n voor het vervangen van glas, achterzetbeglazing of deuren met hoogrendementsglas met een Ug waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K: € 92 per m2;\n \n \n \n \n g.\n voor een maatregel als bedoeld in artikel 5, onderdeel g: 30% van de totale kosten van de activiteit, van ten hoogste € 1.200 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n h.\n voor een onderhoudsmaatregel:\n \n \n 1°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdelen a en b: € 75 per m2;\n \n \n 2°.\n als bedoeld in artikel 6, onderdeel c: van ten hoogste € 150 per huurwoning of monumentale huurwoning;\n \n \n \n \n i.\n voor een maatwerkadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier huurwoningen of monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 75% van de kosten met een maximum van € 400;\n \n \n 2°.\n vier tot acht huurwoningen of monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 75% van de kosten met een maximum van € 800;\n \n \n 3°.\n Acht of meer huurwoningen of monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 75% van de kosten met een maximum van € 800, plus € 80 per huurwoning of monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een totaalbedrag van ten hoogste € 2.560;\n \n \n \n \n j.\n voor een duurzaam monumentenadvies als bedoeld in artikel 7, tweede lid, dat betrekking heeft op:\n \n \n 1°.\n één tot vier monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 50% van de kosten met een maximum van € 1.750;\n \n \n 2°.\n vier tot acht monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 50% van de kosten met een maximum van € 2.400;\n \n \n 3°.\n acht of meer monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw: 50% van de kosten met een maximum van € 2.400, plus € 80 per monumentale huurwoning vanaf de negende woning, met een maximum van € 4.160.\n \n \n \n \n \n \n 2\n In het geval een aanvraag voor subsidie voor één maatregel wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag de helft van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, tenzij de aanvraag:\n \n \n a.\n mede betrekking heeft op een duurzame warmteoptie: of\n \n \n b.\n betrekking heeft op alle woningen in hetzelfde gebouw en er ten aanzien van dat gebouw ten minste een tweede maatregel of een duurzame warmteoptie wordt aangevraagd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval binnen 24 maanden vanaf het moment van de aanvraag voor subsidie voor één maatregel een subsidieaanvraag voor een tweede maatregel in dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning wordt ingediend, bedraagt het subsidiebedrag voor zowel de eerste als de tweede maatregel het volledige subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 9a\n Hoogte van subsidie voor duurzame warmteopties\n \n \n 1\n De subsidie voor duurzame warmteopties bedraagt voor:\n \n \n a.\n een verwarmingstoestel dat is of wordt geïnstalleerd en is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, onder 1°, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:\n \n \n 1°.\n tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;\n \n \n 2°.\n vanaf 1 kW tot en met 70 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 1.250, vermeerderd met € 225 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW;\n \n \n 3°.\n van 71 kW of meer: € 1.650, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 1 kW;\n \n \n \n \n b.\n een verwarmingstoestel dat is of wordt geïnstalleerd en is uitgerust met een grond-waterwarmtepomp of met een water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, onder 1°, bij een thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur:\n \n \n 1°.\n tot 1 kW grond-waterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;\n \n \n 2°.\n Van 1 kW tot en met 10 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200;\n \n \n 3°.\n van meer dan 10 kW tot en met 70 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;\n \n \n 4°.\n van 71 kW of meer: € 3.750, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;\n \n \n \n \n c.\n een zonneboiler als bedoeld in artikel 5a, onderdeel b, die is of wordt geïnstalleerd:\n \n \n 1°.\n € 1,02 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van de zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 vierkante meter;\n \n \n 2°.\n € 0,55 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van meer dan 5 tot ten hoogste 10 vierkante meter;\n \n \n 3°.\n € 0,28 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler met een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter.\n \n \n \n \n \n \n 2\n De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°, en onderdeel b, subonderdeel 1°, wordt verhoogd met:\n \n \n a.\n € 225, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van tapwaterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+;\n \n \n b.\n € 450, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van tapwaterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++.\n \n \n \n \n 3\n De subsidie, wordt verhoogd met:\n \n \n a.\n € 200, indien de warmtepomp tot en met 70 kW, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+++ of hoger;\n \n \n b.\n € 225, indien de warmtepomp tot en met 70 kW, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2° en 3°, blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+++ of hoger.\n \n \n \n \n 4\n De jaarlijkse zonne-energiebijdrage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt voor zonneboilers vastgesteld op:\n \n \n a.\n 2.799 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel L, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 vierkante meter;\n \n \n b.\n 4.427 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel XL, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 5 en ten hoogste 10 vierkante meter;\n \n \n c.\n het product van 1.293 kWh, het totale collectoroppervlak van alle collectoren volgens de productkaart, het collectorrendement volgens de productkaart, de instralingshoekmodifier volgens de productkaart en de verliesfactor van de warmwatertank, bedoeld in het vijfde of zesde lid, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter.\n \n \n \n \n 5\n Afhankelijk van de energie-efficiëntieklasse vermeld op het etiket of de energie-efficiëntieklasse vastgesteld volgens de methode, bedoeld in bijlage II, onderdeel 2, van verordening (EU) nr. 812/2013, bedraagt de verliesfactor van de warmwatertank, bedoeld in het vierde lid, onderdeel c:\n \n \n a.\n 0,95 bij energie-efficiëntieklasse A+;\n \n \n b.\n 0,91 bij energie-efficiëntieklasse A;\n \n \n c.\n 0,86 bij energie-efficiëntieklasse B;\n \n \n d.\n 0,83 bij energie-efficiëntieklasse C;\n \n \n e.\n 0,81 bij energie-efficiëntieklasse D tot en met G.\n \n \n \n \n 6\n In afwijking van het vijfde lid bedraagt de verliesfactor voor een warmwatertank met een volume van 2.000 liter en meer 0,81.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 9b\n Biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal\n \n \n 1\n Indien is geïnvesteerd in biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal, wordt de op grond van artikel 9, eerste lid, onder a tot en met d, berekende subsidie per vierkante meter vermeerderd met:\n \n \n a.\n in geval van dakisolatie: € 5 per m2;\n \n \n b.\n in geval van zolder- of vlieringisolatie of spouwmuurisolatie: € 1,50 per m2;\n \n \n c.\n in geval van gevelisolatie: € 6 per m2;\n \n \n d.\n in geval van vloerisolatie: € 2 per m2; en\n \n \n e.\n in geval van een investering in bodemisolatie: € 1 per m2.\n \n \n \n \n 2\n De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden niet gehalveerd in het geval er sprake is van de situatie, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en het biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal betreft.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 9c\n Maximale totale subsidie per woning\n \n \n 1\n Het subsidiebedrag voor investeringen in maatregelen, een maatwerkadvies of een duurzaam monumenten advies bedraagt ten hoogste € 10.000 per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n \n 2\n Het subsidiebedrag voor investeringen in maatregelen, duurzame warmteopties, een maatwerkadvies of duurzaam monumentenadvies bedraagt ten hoogste € 15.000 per huurwoning of monumentale huurwoning.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend van 1 april 2022 tot 1 januari 2030.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere huurwoningen of monumentale huurwoningen.\n \n \n 4\n In plaats van de gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:\n \n \n a.\n het adres, de postcode en het huisnummer en toevoeging van iedere huurwoning of monumentale huurwoning ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 25.000 of meer de verwachte aanvangs- en einddatum van de uitvoering van de maatregelen;\n \n \n d.\n bij aanvragen van € 25.000 of meer door de verhuurder ondertekende offertes voor de te uit te voeren maatregelen, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen;\n \n \n e.\n een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager geen subsidie van een ander of hetzelfde bestuursorgaan heeft ontvangen voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten, bedoeld in artikel 8, bij dezelfde huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n f.\n indien ook subsidie wordt aangevraagd voor maatwerkadvies of een duurzaam monumentenadvies, een verklaring dat daarvoor niet reeds subsidie is aangevraagd bij of verstrekt door een ander of hetzelfde bestuursorgaan;\n \n \n g.\n de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het maatwerkadvies of het duurzaam monumentenadvies heeft opgesteld, alsmede het nummer van het certificaat;\n \n \n h.\n de naam en het adres van de EP-maatwerkadviseur die de huurwoning of de monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het maatwerkadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel g;\n \n \n i.\n de naam en het adres van de ERM-adviseur die de monumentale huurwoning heeft opgenomen ten behoeve van het duurzaam monumentenadvies alsmede de naam, het adres, het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel en het nummer van het certificaat van de certificaathouder waarvoor hij werkt, indien dit niet de certificaathouder is, bedoeld in onderdeel g;\n \n \n j.\n indien van toepassing, een verklaring waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverordening;\n \n \n k.\n indien sprake is van een verhuurder waarbij meer dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan tevens de jaaromzet hoger is dan € 50.000.000, dan wel het jaarlijkse balanstotaal hoger is dan € 43.000.000, een verklaring waaruit blijkt dat als gevolg van de subsidie sprake is van een wezenlijke toename van:\n \n \n 1°.\n het aantal energiebesparende maatregelen, het aantal duurzame warmteopties, de onderhoudsmaatregelen of het aantal maatwerkadviezen;\n \n \n 2°.\n de totale uitgaven van de verhuurder voor de energiebesparende maatregelen, de duurzame warmteopties, de onderhoudsmaatregelen, het maatwerkadvies of het duurzaam monumentenadvies; of\n \n \n 3°.\n De snelheid waarmee de energiebesparende maatregelen, de duurzame warmteopties, de onderhoudsmaatregelen, het maatwerkadvies of het duurzaam monumentenadvies worden voltooid;\n \n \n \n \n l.\n indien de aanvraag ziet op een monumentale huurwoning, kan de Minister aanvullend bewijs vragen waaruit blijkt dat de monumentale huurwoning geregistreerd staat als monument;\n \n \n m.\n de meldcode, indien er een meldcode beschikbaar is gesteld;\n \n \n n.\n indien het een investering voor een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel als bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, betreft:\n \n \n 1°.\n het thermische vermogen bij bivalente of referentieontwerptemperatuur van deze installatie;\n \n \n 2°.\n vergezeld van de volledige berekening volgens tabel 8 van verordening (EU) 811/2013 of tabel 2 van verordening (EU) 813/2013 en het type en vulgewicht van het koudemiddel; en\n \n \n \n \n o.\n indien het een investering voor een zonneboiler als bedoeld in artikel 5a, onderdeel b, betreft, de gegevens ten aanzien van de energetische opbrengst van deze installatie.\n \n \n \n \n 5\n Bij aanvragen van minder dan € 25.000 worden tevens de volgende gegevens en zaken meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het branchegerelateerde bedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd zijn, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het branchegerelateerde bedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen van de aanschaf en de installatie van een duurzame warmteoptie, waaronder begrepen de door het branchegerelateerde bedrijf ondertekende factuur in geval van contante betaling van de investeringen, waarop ten minste het betaalde bedrag, de begunstigde en de betaaldatum vermeld wordt;\n \n \n c.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product en merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n d.\n mits van toepassing, een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde maatwerkadvies of duurzaam monumentenadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor de verhuurder subsidie aanvraagt via deze regeling;\n \n \n e.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het branchegerelateerde bedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n f.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas.\n \n \n \n \n 6\n Indien een aanvraag betrekking heeft op alle huurwoningen of monumentale huurwoningen in hetzelfde gebouw, bevat, in afwijking van het vierde lid, onder a en d, en vijfde lid, onder a, de aanvraag:\n \n \n a.\n het adres of de kadastrale aanduiding van het gebouw of de identificatiecode van het pand als bedoeld in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;\n \n \n b.\n bij aanvragen van minder dan € 25.000: factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het branchegerelateerde bedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, de plaats waar het isolatiemateriaal gebruikt is en bijhorende totale oppervlakte dat geïsoleerd is, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het branchegerelateerde bedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is;\n \n \n c.\n bij aanvragen van € 25.000 of meer: door de verhuurder ondertekende offertes voor de te uit te voeren maatregelen, onder vermelding, voor zover van belang voor de subsidieverstrekking, van de aantallen of de totale oppervlakten waarover de onderscheiden maatregelen worden uitgevoerd, alsmede van de energetische kwaliteit van de te uitvoeren maatregelen.\n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Afwijzingsgronden\n \n \n 1\n De Minister wijst de aanvraag voor een subsidie af voor zover:\n \n \n a.\n de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen van een ander of hetzelfde bestuursorgaan voor het uitvoeren van dezelfde maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n b.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en er reeds door een ander of hetzelfde bestuursorgaan subsidie is verstrekt aan de aanvrager voor het uitvoeren van dezelfde maatregel, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij dezelfde huurwoningen of monumentale huurwoningen;\n \n \n c.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 5a of 7 staatssteun bevat die gerechtvaardigd wordt op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening en:\n \n \n 1°.\n er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 2°.\n er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 3°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 38 bis, elfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;\n \n \n 4°.\n als de subsidieontvanger een onderneming is of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, de gekozen maatregelen niet gezamenlijk leiden tot een verbetering van de energieprestatie van het gebouw, gemeten in primaire energie van ten minste 20%;\n \n \n 5°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 41, zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of\n \n \n 6°.\n een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van artikel 49, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of.\n \n \n \n \n d.\n de aanvraag een subsidie betreft als bedoeld in de artikelen 5, 5a, 6 of 7 die wordt verleend met toepassing van de de-minimisverordening en een bedrag aan subsidie verstrekt zou worden dat hoger is dan geoorloofd is op grond van die verordening.\n \n \n \n \n 2\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen af indien:\n \n \n a.\n de aanvraag voor subsidie € 25.000 of meer betreft en de maatregelen reeds zijn uitgevoerd, in welk geval de Minister tevens kan besluiten tot vaststelling van de subsidie ter hoogte van het bedrag € 24.999;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud, waarvan in ieder geval sprake is bij:\n \n \n 1°.\n het realiseren van een nieuwe aanbouw;\n \n \n 2°.\n het realiseren van een nieuwe dakkapel;\n \n \n 3°.\n het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;\n \n \n 4°.\n het vergroten van het dak, de gevel, de vloer of de glasoppervlakte;\n \n \n \n \n c.\n meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen en de aanvraag voor subsidie in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van minder dan € 25.000 betreft; of\n \n \n d.\n meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen de aanvraag voor subsidie en het installeren of aanbrengen van de maatregel of maatregelen in het geval de subsidieaanvraag een subsidiebedrag van ten minste € 25.000 betreft.\n \n \n \n \n 3\n De Minister wijst een aanvraag voor subsidie voor maatregelen als bedoeld in artikel 5a af indien:\n \n \n a.\n de installatie waar de investering betrekking op heeft, is of wordt geïnstalleerd om te voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in afdeling 4.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;\n \n \n b.\n de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een gebruikte installatie; of\n \n \n c.\n het een aanvraag voor subsidie betreft voor een lucht-waterwarmtepomp, grondwaterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, met een thermisch vermogen tussen 1 kW en 70 kW behorend tot een energie-efficiëntieklasse lager dan A++ en deze is of wordt aangebracht op of na 1 januari 2024.\n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-04-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Wijze van subsidieverstrekking\n \n Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van minder dan € 25.000 wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit.\n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 13\n Vaststelling van de subsidie\n \n Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt meegestuurd:\n \n \n a.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar en het branchegerelateerde bedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het branchegerelateerde bedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk en de dikte van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen die geïsoleerd is of zijn;\n \n \n b.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen van de aanschaf en de installatie of het aanbrengen van de investering voor een duurzame warmteoptie, waaronder begrepen de door het branchegerelateerde bedrijf ondertekende factuur in geval van contante betaling van de investeringen, waarop ten minste het betaalde bedrag, de begunstigde en betaaldatum vermeld wordt;\n \n \n c.\n factuur of facturen en betaalbewijs of betaalbewijzen voor de onderhoudsmaatregelen, met een nadere onderbouwing van kozijnomvang in m2 en gebruikt product, merk en type van de nieuwe vervangende ventilatiebox;\n \n \n d.\n mits van toepassing een factuur en betaalbewijs van het uitgevoerde maatwerkadvies of duurzaam monumentenadvies voor de betreffende huurwoning of monumentale huurwoning dan wel huurwoningen of monumentale huurwoningen, waarvoor subsidie voor maatregelen zal worden ontvangen via deze regeling;\n \n \n e.\n ten minste één foto per energiebesparende isolatie- en onderhoudsmaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het branchegerelateerde bedrijf, met daarop zichtbaar de naam, merk, soort, en dikte van het isolatiemateriaal of merk en type ventilatiebox;\n \n \n f.\n indien het een investering voor glas of deurisolatie als bedoeld in artikel 5, onderdelen e of f, betreft, voor zover van toepassing, een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en netto afmetingen van het glas;\n \n \n g.\n indien het een investering in een duurzame warmteoptie betreft, een document waaruit blijkt dat een investering:\n \n \n 1°.\n in gebruik is genomen;\n \n \n 2°.\n voldoet aan de technische eisen; en\n \n \n 3°.\n is geïnstalleerd of aangebracht door een branchegerelateerd bedrijf.\n \n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Subsidieverplichtingen\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht:\n \n \n a.\n indien subsidie wordt aangevraagd van € 25.000 of meer voor maatregelen, duurzame warmteopties, een maatwerkadvies of een duurzaam monumentenadvies, die maatregelen uiterlijk 24 maanden na subsidieverlening uit te voeren;\n \n \n b.\n de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;\n \n \n c.\n de huurder te informeren over de hoogte van het subsidiebedrag dat hij ontvangt, uiterlijk binnen een week na het moment dat hij de beschikking tot vaststelling van de subsidie ontvangt.\n \n \n \n \n 2\n Indien de uitvoering van de maatregelen binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.\n \n \n 3\n Een installatie, waarop de investering in een duurzame warmteoptie betrekking heeft, en waarvoor op grond van deze regeling een subsidie is verleend, wordt niet binnen een jaar na de datum van de subsidievaststelling vervreemd.\n \n \n 4\n Het derde lid is niet van toepassing op de vervreemding van een installatie tezamen met de woning waarin respectievelijk waarop de investering in een duurzame warmteoptie is geïnstalleerd.\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 14a\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel wordt uitgevoerd na 31 maart 2023.\n \n \n 2\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 februari 2023, nr. 2022-0000535845, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) in verband met het verruimen van de doelgroep, het toegankelijker maken van maatregelen voor monumentale huurwoningen, en het vervallen van de twee maatregeleneis blijft van toepassing voor verhuurders die voor 1 april 2023:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van maatregelen en een subsidieaanvraag hebben ingediend voor 1 april 2025.\n \n \n \n \n 3\n Onder een maatwerkadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, komt ook voor subsidie mede in aanmerking een energieadvies dat in de periode tot 1 juli 2024 is opgesteld door een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2.\n \n \n 4\n Een subsidieaanvraag die mogelijk is geworden vanaf het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 27 december 2024 nr. 2024-0000945659, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen in verband met het verlengen van de regeling, het verbreden van de regeling met duurzame warmteopties, het introduceren van een bonus voor biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal en het duurzaam monumentenadvies, en enkele andere maatregelen om de regeling beter aan te laten sluiten op de doelgroep komt slechts voor subsidie in aanmerking als de maatregel is uitgevoerd na 31 december 2024.\n \n \n 5\n De Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Woningen (SVOH) zoals die gold direct voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 27 december 2024 nr. 2024-0000945659, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen in verband met het verlengen van de regeling, het verbreden van de regeling met duurzame warmteopties, het introduceren van een bonus voor biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal en het duurzaam monumentenadvies, en enkele andere maatregelen om de regeling beter aan te laten sluiten op de doelgroep blijft van toepassing op verhuurders die na 31 maart 2023 en voor 1 januari 2025:\n \n \n a.\n een subsidieaanvraag hebben ingediend; of\n \n \n b.\n aangevangen zijn met de uitvoering van de maatregelen.\n \n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-202501-07-2024\n \n \n Artikel\n 14b\n Gegevensuitwisseling\n \n Ter bepaling van de subsidiehoogte wisselen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de uitvoeringsorganisatie belast met de uitvoering van Maatregel 29 onderling uitsluitend de volgende gegevens uit:\n \n \n a.\n het adres van de woning waarvoor subsidie wordt aangevraagd of is verleend;\n \n \n b.\n de gesubsidieerde activiteiten;\n \n \n c.\n de naam van de regeling waarvoor eerder subsidie is verkregen, het subsidiebedrag en de datum van de beschikking tot subsidieverlening- en vaststelling; en\n \n \n d.\n indien noodzakelijk, de facturen van de gesubsidieerde activiteiten.\n \n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2030, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.\n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565901-01-2025\n \n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).\n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2022144826-01-202218-01-20222022-00000190272022144826-01-202218-01-20222022-000001902701-04-2022\n \n20243862130-12-202427-12-20242024-000094565920243862130-12-202427-12-20242024-000094565927-12-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046234/manifest.xml", "content": "2022-04-012030-01-012022-01-28T06:21:40+01:002025-01-21T21:12:21+01:00BWBR0046234.WTI2022-04-012023-03-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:30:56+02:002023-04-01T06:22:18+02:00893383c8cb618e8a8341e4674c8763efb8b0af9948ec8a011fa921dd49ddc535b4901282e9ecbd3e49c81ed7bdf476de4eea637bb8d493cd33fa1454cdbb4bdcdff0c2023-04-012024-06-302023-04-012024-12-312023-04-01T06:22:18+02:002025-01-10T11:54:03+01:0010550098ca0763e2eeb96385223792b60b9e6760361b5b5d743ba6eb2d010c54ac55ae10606e751b5d9578a31eb669d3db771f351344967742f163df8ea2e6d4450c912024-07-012024-12-312024-07-012024-12-312024-07-01T06:47:16+02:002025-01-10T11:54:03+01:001055080aedfb31905322c148f9fefe08d2ff48598f9ed1103c97f12b15fb1f78a523dde37813f37866e071f8191903d801f18dccf4de6293fce19092d7405c60ed4e492023-04-012024-06-302025-01-019999-12-312025-01-10T11:54:02+01:002025-01-10T11:54:02+01:0010663169be9b9a7e754e4c71cde8a231faea94e07b20ad360c4a8c78153efb4429b6ba5104edcb63fdb8f956a022a1f51a5ba69188dc8bc0252e99e732f5dc260660502024-07-012024-12-312025-01-019999-12-312025-01-10T11:54:02+01:002025-01-10T11:54:02+01:00117774951e537ccba07b53c7d6d720777956ba41b3f6cdc1b8dad7c58474f7925c92a047f4a96dbd196405cbe002bdce491ee9d39bb1dff1d844d63547f0879ccb5ba62025-01-019999-12-312025-01-019999-12-312025-01-10T11:54:02+01:002025-01-10T11:54:02+01:001739699ca8798669436cece9689f41b6508a32fa0b75c2f0da87ad8ad18806cb07351dec364cffc82ba0ec93d50a2226d90da4f5d453f3bca06697d9d80a77ea62f4b9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046235/2022-01-27_0/xml/BWBR0046235_2022-01-27_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 18 januari 2022, MINBUZA-2021.11176-41, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en tot wijziging van het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 8 januari 2019, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma DHI 2019–2023) (Vierde openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma DHI 2019–2023)2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n Besluit vaststelling subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en wijziging Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma DHI 2019–2023) (Vierde openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma DHI 2019–2023)2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;\n \n Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;\n Gelet op artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;\n \n \n Besluit:\n \n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aanvragen voor subsidie in de vierde openstelling van het Subsidieprogramma DHI 2019–20231Stcrt. 2019, 1360; gewijzigd bij besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019, Stcrt. 2019, nr. 65567 worden ingediend vanaf 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022 aan de hand van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de op dat formulier gevraagde bescheiden2www.rvo.nl/dhi.\n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Voor subsidieverlening in het kader van de vierde openstelling van het Subsidieprogramma DHI 2019–2023 geldt een subsidieplafond van € 4,5 miljoen voor het ondersteunen van Nederlandse MKB-ondernemingen die zich richten op nieuwe activiteiten in opkomende en ontwikkelde markten en € 4 miljoen voor activiteiten in ontwikkelingslanden.\n \n \n 2\n De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Indien het subsidieplafond op enige dag dreigt te worden overschreden, bepaalt de Minister de volgorde van behandeling van op dezelfde dag ontvangen aanvragen door middel van loting.\n \n \n 3\n Aanvragen die in 2021 in de derde openstelling zijn ingediend en waarop voor 1 januari 2022 nog niet is beslist, gelden als aanvragen voor subsidieverstrekking ten laste van het subsidieplafond, genoemd in het eerste lid.\n \n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Wijzigt het Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring ex Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma DHI 2019–2023).\n \n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat de bijlage bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 8 januari 2019 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma DHI 2019–2023) zoals deze luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijft op reeds ingediende aanvragen, en vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n namens deze,\n De directeur-generaal Internationale Samenwerking,\n \n K. van der\n Heijden\n \n \n \n De directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen,\n \n H.\n Schuiling\n \n \n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022\n \n2022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-412022162326-01-202218-01-2022MINBUZA-2021.11176-4127-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046235/manifest.xml", "content": "2022-01-272022-01-29T07:18:44+01:002022-11-29T06:30:21+01:00BWBR0046235.WTI2024-01-012022-01-272023-12-312022-01-279999-12-312022-01-29T07:20:21+01:002024-01-01T07:44:37+01:001909858ddcdcdeec535a139a47f936c73068ca1518977554c803dfe1cecc8735fe242984a8da0f02a99500364332248689678ca1414bf90f2a0a1b20c0a00974c5531", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046236/2022-04-01_0/xml/BWBR0046236_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Financiën van 17 januari 2022, 2021-0000266125, directie Financiële Markten, tot vaststelling van het tarief voor de Wft-examens vanaf 1 april 2022 (Regeling tarief centrale examenbank Wft 2022)2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n Regeling tarief centrale examenbank Wft 20222022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n DE MINISTER VAN FINANCIËN,\n \n Gelet op artikel 11k, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;\n \n \n BESLUIT:\n \n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Het door exameninstituten verschuldigde tarief, bedoeld in artikel 11k, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, bedraagt € 70,– per afgenomen examen.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid is geen tarief verschuldigd voor een afgenomen examen dat ongeldig is verklaard door het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, tenzij de ongeldigheid te wijten is aan de kandidaat of het exameninstituut dat het examen heeft afgenomen.\n \n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015 wordt ingetrokken.\n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van ingang van 1 april 2022.\n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarief centrale examenbank Wft 2022.\n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.A.M.\n Kaag\n \n \n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022\n \n2022156826-01-202217-01-20222021-00002661252022156826-01-202217-01-20222021-000026612501-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046236/manifest.xml", "content": "2022-04-012022-01-28T06:21:41+01:002022-01-28T06:21:41+01:00BWBR0046236.WTI2022-04-019999-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:30:56+02:002022-04-01T06:30:56+02:0015618d1b82e44857e9ca70c90be1557827914cc5af89e07ee13b2b229324390aec98b6042c6e1115c45d8d221e39747f569f660d3b77a43bedc354c47ab5c8a0ce42b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046237/2022-03-01_0/xml/BWBR0046237_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n Wijzigingsbesluit Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, enz. (jaarlijkse indexering tarieven 2022)20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 19 november 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3595065, gedaan mede namens met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 december 2021, W16.21.0355/II);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister Justitie en Veiligheid van 17 december 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3689648, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.\n \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit OM-afdoening.\n \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n \n Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit. \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n Artikel\n IV\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2022. \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 december 2021\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n \n de vijfentwintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022\n \n20223025-01-202222-12-202120223025-01-202222-12-202101-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046237/manifest.xml", "content": "2022-03-012022-01-28T06:21:41+01:002023-02-22T06:31:23+01:00BWBR0046237.WTI2024-03-012022-03-019999-12-312022-03-019999-12-312022-03-01T06:26:40+01:002022-03-01T06:26:40+01:001593601b3604bc06f039cee6c312846d54dea7297b4a982b8661cf3228d5a9fc06143a0f5c4e43f49eedb2eb9f858b968f32dc1b1063034859ba897eb83bb7cce0729", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046238/2022-01-27_0/xml/BWBR0046238_2022-01-27_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2021/042, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de gemeente Meppel2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Meppel 20222022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Meppel van 14 april 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Toezicht en Handhaving in dienst van de gemeente Meppel, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 10 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van handboeien.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Meppel brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente Meppel in de functie van Toezicht en Handhaving, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Meppel 2022.\n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022\n \n2022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/0422022188826-01-202225-01-2022BOACAT2021/04227-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046238/manifest.xml", "content": "2022-01-272027-01-272022-01-29T07:19:02+01:002022-01-29T07:19:02+01:00BWBR0046238.WTI2022-01-279999-12-312022-01-279999-12-312022-01-29T07:20:21+01:002022-01-29T07:20:21+01:0033720801ec2b35576112d5322a7e3bb1399a9ccb63d28e1e385a6ce6bc2ec328a53ddd51cdd3d858a516e915c0254ed885083f0d9382a2bc11b5d8e7b7c2a6a4e7cba", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2022-01-28_0/xml/BWBR0046239_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n voorschriftplichtige diergeneesmiddelen: diergeneesmiddelen die zijn geclassificeerd als diergeneesmiddel waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6 en de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid;\n \n \n b.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere diergeneeskundige op grond van artikel 3.6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een diergeneesmiddel dat is geclassificeerd als een diergeneesmiddel waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt uitsluitend geleverd door een dierenarts of een apotheker.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid kan een diergeneesmiddel waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel indien het diergeneesmiddel daartoe door de minister is aangewezen vanwege een naar het oordeel van de minister beperkt gevaar voor de volksgezondheid, diergezondheid, het dierenwelzijn of milieu.\n \n \n 3\n Een dierenarts kan het afleveren van een diergeneesmiddel door een andere persoon, in afwijking van het eerste en tweede lid, uit laten voeren voor zover dit in overeenstemming is met de zorgplichten, bedoeld in artikel 4.2 van de wet.\n \n \n 4\n Voor incidentele leveringen van kleine hoeveelheden diergeneesmiddelen tussen kleinhandelaars in Nederland is geen vergunning voor groothandel vereist.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij afleveren aan een houder van dieren\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel levert een diergeneesmiddel slechts af aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende houder van de vergunning voor kleinhandel;\n \n \n 3°.\n de datum van afleveren van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt afgeleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een persoon met een vergunning voor kleinhandel kan, in afwijking van artikel 104, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, via diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241) diergeneesmiddelen aanbieden die zijn aangewezen op grond van artikel 3.1, tweede lid.\n \n \n 2\n Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op personen die in Nederland gevestigd zijn en enkel ten aanzien van levering in Nederland.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n De minister kan voorschriftplichtige diergeneesmiddelen aanwijzen waarvan toepassing is voorbehouden aan een dierenarts of een andere diergeneeskundige vanwege een gevaar voor de volksgezondheid, diergezondheid, het dierenwelzijn of milieu\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het besluit, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het besluit, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 522,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 261,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 30,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 21.965,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 13.628,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 13.628,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.480,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.344,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.200,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.378,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.025,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.378,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.626,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.626,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.480,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.344,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.456,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.200,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 11.127,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.163,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.568,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 448,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 8.626,00.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 1.956,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 336,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 448,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de ninister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 2.990,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 2.990,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 896,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 336,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.450,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 224,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 56,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Een aanvrager is een retributie verschuldigd van € 261,00 voor de behandeling van een aanvraag voor:\n \n \n a.\n een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n c.\n een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van het besluit.\n \n \n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor wijziging van de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 3.22, derde lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 288,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.150,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 288,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \n Voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse voorafgaand aan het verlenen van een vergunning is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 1.044,00 per halve dag bij een aanvraag voor een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n € 1.044,00 per halve dag bij een aanvraag voor een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n c.\n € 261,00 bij een aanvraag voor een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in 5.1, tweede lid, van het besluit of de wijziging van de locatie van deze vergunning.\n \n \n d.\n € 1.044,00 per halve dag bij de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.044,00 per halve dag.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 56,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 261,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of 4.22 niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken, onderscheidenlijk de ontheffing intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n Bij de vaststelling, bedoeld in het zesde lid, kan de minister de ingevolge deze regeling verschuldigde retributies verrekenen met de werkelijk bij de uitvoering van de in deze regeling bedoelde handelingen gemaakte kosten, indien de gemaakte kosten lager uitvallen dan de verschuldigde bedragen.\n \n \n 8\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebruik aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren als bedoeld in richtlijn 96/22/EG\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast.\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n In de handel brengen van een dier na een proef\n \n Een dier waarop een diergeneesmiddel of een andere substantie met mogelijk farmacologische werking is beproefd, of een levensmiddel van een dergelijk dier wordt niet in de handel gebracht, tenzij een vergunning is verleend waarbij andersluidende voorschriften zijn gesteld en een wachttijd is vastgesteld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Reclame voor diergeneesmiddelen\n \n Het maken van reclame voor diergeneesmiddelen waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is, is enkel toegestaan bij professionele houders van dieren, voor zover de voorwaarden van artikel 120, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2019/6 worden nageleefd.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \n \n 1\n Zolang de minister nog geen aanwijzingsbesluit heeft genomen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede lid, en 3.6 gelden de voorschriften die zijn verbonden aan de vergunningen voor het in de handel brengen van diergeneesmiddelen, bedoeld in de artikelen 2.15, 2.17 en 2.18 van de Regeling diergeneesmiddelen, zoals die regeling luidde op 27 januari 2022, als aanwijzingen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede lid, en 3.6.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n antimicrobiële diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n immunologische diergeneesmiddelen voor varkens.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2022-03-11_0/xml/BWBR0046239_2022-03-11_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152).\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6 en de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij afleveren aan een houder van dieren\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel levert een diergeneesmiddel slechts af aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende houder van de vergunning voor kleinhandel;\n \n \n 3°.\n de datum van afleveren van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt afgeleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 522,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 261,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 52,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 30,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 21.965,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 13.628,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 13.628,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.480,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.344,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.200,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.378,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.025,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.378,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.626,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.626,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.480,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.344,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.707,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.456,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.200,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 11.127,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.163,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.568,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 448,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 8.626,00.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 1.956,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 336,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 448,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de ninister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 2.990,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 2.990,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 896,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 336,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 336,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.450,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 224,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 56,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Een aanvrager is een retributie verschuldigd van € 261,00 voor de behandeling van een aanvraag voor:\n \n \n a.\n een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n c.\n een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit.\n \n \n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor wijziging van de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 288,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.150,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 288,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \n Voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse voorafgaand aan het verlenen van een vergunning is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 1.044,00 per halve dag bij een aanvraag voor een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n € 1.044,00 per halve dag bij een aanvraag voor een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n c.\n € 261,00 bij een aanvraag voor een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit of de wijziging van de locatie van deze vergunning.\n \n \n d.\n € 1.044,00 per halve dag bij de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.044,00 per halve dag.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 56,00.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 261,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of 4.22 niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken, onderscheidenlijk de ontheffing intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n Bij de vaststelling, bedoeld in het zesde lid, kan de minister de ingevolge deze regeling verschuldigde retributies verrekenen met de werkelijk bij de uitvoering van de in deze regeling bedoelde handelingen gemaakte kosten, indien de gemaakte kosten lager uitvallen dan de verschuldigde bedragen.\n \n \n 8\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebruik aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren als bedoeld in richtlijn 96/22/EG\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast.\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.4\n In de handel brengen van een dier na een proef\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Reclame voor diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2023-01-01_0/xml/BWBR0046239_2023-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:\n \n \n a.\n voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en\n \n \n c.\n de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen als diergeneesmiddel dat kan worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel op grond van artikel 5.1, tweede lid, van het besluit;\n \n \n c.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert uitsluitend een diergeneesmiddel aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de minister of de Europese Commissie voor het diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend op grond van de artikelen 44, 47, 49, 52, 53 of 54 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n het een diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 2.1;\n \n \n c.\n de kleinhandelaar een dierenarts is die het dier op zijn verantwoordelijkheid door de houder van het dier laat behandelen overeenkomstig de artikelen 112, 113 of 114 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n d.\n de minister op grond van de artikelen 110, tweede, derde of vijfde lid, of 116 van verordening (EU) nr. 2019/6 het gebruik van het diergeneesmiddel heeft toegestaan;\n \n \n e.\n het diergeneesmiddel wordt toegepast overeenkomstig artikel 106, vijfde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6; of\n \n \n f.\n het diergeneesmiddel:\n \n \n 1°.\n in een apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren is bereid; of\n \n \n 2°.\n in een apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee is bereid en voor directe verstrekking aan de eindgebruiker is bestemd.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Een kleinhandelaar levert een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend aan een houder van een dier nadat de dierenarts het diergeneeskundig voorschrift heeft opgesteld.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij levering\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert een diergeneesmiddel slechts aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende kleinhandelaar;\n \n \n 3°.\n de datum van levering van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt geleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Bewaren van diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar bewaart uitsluitend diergeneesmiddelen die hij mag leveren op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met f.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden;\n \n \n f.\n voor geiten eenmaal per drie maanden;\n \n \n g.\n voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 543,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 31,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Een houder van een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 9\n Een houder van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 10\n Voor de instandhouding van de opname in de lijst, bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een jaarlijkse retributie verschuldigd van € 31,00.\n \n \n 11\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 22.866,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 36.406,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 14.187,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.187,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.249,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie �� 4.190,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 25.122,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023Abusievelijk is op het derde lid een wijzigingsopdracht\n geformuleerd die niet geheel juist is.\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.557,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 625,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.12a\n Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 625,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 11.538,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.293,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.632,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 466,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 6.735,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6, een gedecentraliseerde vergunning als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland als referentielidstaat optreedt; en\n \n \n b.\n € 4.490,00, indien het een gedecentraliseerde vergunning betreft als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland niet als referentielidstaat optreedt.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 2.036,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 350,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 466,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de minister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 933,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 350,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van de vergunning is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.591,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 233,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 58,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 543,00 en een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 668,00; of\n \n \n b.\n € 408,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 543,00; of\n \n \n b.\n € 272,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20a\n Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 217,00 en, indien van toepassing, een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 570,00; of\n \n \n b.\n € 162,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 380,00; of\n \n \n b.\n € 108,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.197,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \nVervallen20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.087,00 per halve dag.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 58,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 272,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25a\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor vermelding in de lijst van kleinhandel op afstand als bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 187,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de vermelding is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of 4.22 niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken, onderscheidenlijk de ontheffing intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast;\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders\n \n Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Website waarop besluiten worden medegedeeld\n \n De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2023-05-03_0/xml/BWBR0046239_2023-05-03_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2018/1882:\n Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU 2018, L 308);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2023/361: Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/361 van de Commissie van 28 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten (PbEU 2023, L 52);\n \n \n \n wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:\n \n \n a.\n voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en\n \n \n c.\n de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen als diergeneesmiddel dat kan worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel op grond van artikel 5.1, tweede lid, van het besluit;\n \n \n c.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert uitsluitend een diergeneesmiddel aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de minister of de Europese Commissie voor het diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend op grond van de artikelen 44, 47, 49, 52, 53 of 54 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n het een diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 2.1;\n \n \n c.\n de kleinhandelaar een dierenarts is die het dier op zijn verantwoordelijkheid door de houder van het dier laat behandelen overeenkomstig de artikelen 112, 113 of 114 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n d.\n de minister op grond van de artikelen 110, tweede, derde of vijfde lid, of 116 van verordening (EU) nr. 2019/6 het gebruik van het diergeneesmiddel heeft toegestaan;\n \n \n e.\n het diergeneesmiddel wordt toegepast overeenkomstig artikel 106, vijfde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6; of\n \n \n f.\n het diergeneesmiddel:\n \n \n 1°.\n in een apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren is bereid; of\n \n \n 2°.\n in een apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee is bereid en voor directe verstrekking aan de eindgebruiker is bestemd.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Een kleinhandelaar levert een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend aan een houder van een dier nadat de dierenarts het diergeneeskundig voorschrift heeft opgesteld.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij levering\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert een diergeneesmiddel slechts aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende kleinhandelaar;\n \n \n 3°.\n de datum van levering van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt geleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Bewaren van diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar bewaart uitsluitend diergeneesmiddelen die hij mag leveren op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met f.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden;\n \n \n f.\n voor geiten eenmaal per drie maanden;\n \n \n g.\n voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 4\n Gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van dierziekten\n \n \n Artikel\n 3.17\n \n \n 1\n Het is verboden de volgende diergeneesmiddelen te gebruiken bij dieren voor de preventie en bestrijding van ziekten die in de tabel in de bijlage bij verordening (EU) nr. 2018/1882, zijn aangeduid als categorieën A of B:\n \n \n a.\n immunologische diergeneesmiddelen om de immuniteitsstatus van dieren te diagnosticeren;\n \n \n b.\n hyperimmuunserum;\n \n \n c.\n geïnactiveerde immunologische diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 2019/6; en\n \n \n d.\n antimicrobiële stoffen.\n \n \n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het diergeneesmiddel wordt gebruikt voor de preventie en bestrijding van een in deel 3 van bijlage I bij verordening (EU) nr. 2023/361 vermelde ziekte, overeenkomstig de in dat deel daarvoor opgenomen voorwaarden.\n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634821-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 543,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 31,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Een houder van een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 9\n Een houder van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 10\n Voor de instandhouding van de opname in de lijst, bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een jaarlijkse retributie verschuldigd van € 31,00.\n \n \n 11\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 22.866,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 36.406,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 14.187,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.187,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.249,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.190,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 25.122,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023Abusievelijk is op het derde lid een wijzigingsopdracht\n geformuleerd die niet geheel juist is.\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.557,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 625,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.12a\n Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 625,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 11.538,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.293,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.632,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 466,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 6.735,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6, een gedecentraliseerde vergunning als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland als referentielidstaat optreedt; en\n \n \n b.\n € 4.490,00, indien het een gedecentraliseerde vergunning betreft als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland niet als referentielidstaat optreedt.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 2.036,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 350,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 466,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de minister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 933,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 350,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van de vergunning is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.591,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 233,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 58,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 543,00 en een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 668,00; of\n \n \n b.\n € 408,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 543,00; of\n \n \n b.\n € 272,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20a\n Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 217,00 en, indien van toepassing, een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 570,00; of\n \n \n b.\n € 162,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 380,00; of\n \n \n b.\n € 108,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.197,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \nVervallen20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.087,00 per halve dag.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 58,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 272,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25a\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor vermelding in de lijst van kleinhandel op afstand als bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 187,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de vermelding is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of 4.22 niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken, onderscheidenlijk de ontheffing intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast;\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders\n \n Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Website waarop besluiten worden medegedeeld\n \n De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2023-07-01_0/xml/BWBR0046239_2023-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2018/1882:\n Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU 2018, L 308);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2023/361: Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/361 van de Commissie van 28 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten (PbEU 2023, L 52);\n \n \n \n wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:\n \n \n a.\n voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en\n \n \n c.\n de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen als diergeneesmiddel dat kan worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel op grond van artikel 5.1, tweede lid, van het besluit;\n \n \n c.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert uitsluitend een diergeneesmiddel aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de minister of de Europese Commissie voor het diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend op grond van de artikelen 44, 47, 49, 52, 53 of 54 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n het een diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 2.1;\n \n \n c.\n de kleinhandelaar een dierenarts is die het dier op zijn verantwoordelijkheid door de houder van het dier laat behandelen overeenkomstig de artikelen 112, 113 of 114 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n d.\n de minister op grond van de artikelen 110, tweede, derde of vijfde lid, of 116 van verordening (EU) nr. 2019/6 het gebruik van het diergeneesmiddel heeft toegestaan;\n \n \n e.\n het diergeneesmiddel wordt toegepast overeenkomstig artikel 106, vijfde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6; of\n \n \n f.\n het diergeneesmiddel:\n \n \n 1°.\n in een apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren is bereid; of\n \n \n 2°.\n in een apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee is bereid en voor directe verstrekking aan de eindgebruiker is bestemd.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Een kleinhandelaar levert een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend aan een houder van een dier nadat de dierenarts het diergeneeskundig voorschrift heeft opgesteld.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij levering\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert een diergeneesmiddel slechts aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende kleinhandelaar;\n \n \n 3°.\n de datum van levering van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt geleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Bewaren van diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar bewaart uitsluitend diergeneesmiddelen die hij mag leveren op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met f.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden;\n \n \n f.\n voor geiten eenmaal per drie maanden;\n \n \n g.\n voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 4\n Gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van dierziekten\n \n \n Artikel\n 3.17\n \n \n 1\n Het is verboden de volgende diergeneesmiddelen te gebruiken bij dieren voor de preventie en bestrijding van ziekten die in de tabel in de bijlage bij verordening (EU) nr. 2018/1882, zijn aangeduid als categorieën A of B:\n \n \n a.\n immunologische diergeneesmiddelen om de immuniteitsstatus van dieren te diagnosticeren;\n \n \n b.\n hyperimmuunserum;\n \n \n c.\n geïnactiveerde immunologische diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 2019/6; en\n \n \n d.\n antimicrobiële stoffen.\n \n \n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het diergeneesmiddel wordt gebruikt voor de preventie en bestrijding van een in deel 3 van bijlage I bij verordening (EU) nr. 2023/361 vermelde ziekte, overeenkomstig de in dat deel daarvoor opgenomen voorwaarden.\n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634821-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 543,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 31,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Een houder van een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 54,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 9\n Een houder van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 272,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 10\n Voor de instandhouding van de opname in de lijst, bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een jaarlijkse retributie verschuldigd van € 31,00.\n \n \n 11\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 22.866,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 36.406,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 14.187,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 34.972,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.187,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.249,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.190,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 14.967,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 25.122,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 24.133,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 8.980,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.664,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.399,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023Abusievelijk is op het derde lid een wijzigingsopdracht\n geformuleerd die niet geheel juist is.\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.941,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.772,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 8.959,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.623,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.557,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.249,00.\n20231720723-06-202315-06-2023WJZ/2255873120231720723-06-202315-06-2023WJZ/2255873101-07-2023\n \n Artikel\n 4.12a\n Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 625,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 11.538,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.293,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.632,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 466,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 6.735,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6, een gedecentraliseerde vergunning als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland als referentielidstaat optreedt; en\n \n \n b.\n € 4.490,00, indien het een gedecentraliseerde vergunning betreft als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland niet als referentielidstaat optreedt.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 2.036,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 350,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 466,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de minister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.113,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 933,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 350,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van de vergunning is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 350,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.591,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 233,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 58,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 543,00 en een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 668,00; of\n \n \n b.\n € 408,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 543,00; of\n \n \n b.\n € 272,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.20a\n Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 217,00 en, indien van toepassing, een retributie van € 1.087,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 570,00; of\n \n \n b.\n € 162,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 380,00; of\n \n \n b.\n € 108,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.197,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 300,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \nVervallen20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.087,00 per halve dag.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 58,00.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 272,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 108,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.25a\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor vermelding in de lijst van kleinhandel op afstand als bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 187,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de vermelding is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 104,00.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, of 4.22 niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken, onderscheidenlijk de ontheffing intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast;\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders\n \n Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Website waarop besluiten worden medegedeeld\n \n De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2024-01-01_0/xml/BWBR0046239_2024-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2018/1882:\n Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU 2018, L 308);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2023/361: Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/361 van de Commissie van 28 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten (PbEU 2023, L 52);\n \n \n \n wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-2023\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:\n \n \n a.\n voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en\n \n \n c.\n de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen als diergeneesmiddel dat kan worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel op grond van artikel 5.1, tweede lid, van het besluit;\n \n \n c.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert uitsluitend een diergeneesmiddel aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de minister of de Europese Commissie voor het diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend op grond van de artikelen 44, 47, 49, 52, 53 of 54 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n het een diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 2.1;\n \n \n c.\n de kleinhandelaar een dierenarts is die het dier op zijn verantwoordelijkheid door de houder van het dier laat behandelen overeenkomstig de artikelen 112, 113 of 114 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n d.\n de minister op grond van de artikelen 110, tweede, derde of vijfde lid, of 116 van verordening (EU) nr. 2019/6 het gebruik van het diergeneesmiddel heeft toegestaan;\n \n \n e.\n het diergeneesmiddel wordt toegepast overeenkomstig artikel 106, vijfde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6; of\n \n \n f.\n het diergeneesmiddel:\n \n \n 1°.\n in een apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren is bereid; of\n \n \n 2°.\n in een apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee is bereid en voor directe verstrekking aan de eindgebruiker is bestemd.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Een kleinhandelaar levert een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend aan een houder van een dier nadat de dierenarts het diergeneeskundig voorschrift heeft opgesteld.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij levering\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert een diergeneesmiddel slechts aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende kleinhandelaar;\n \n \n 3°.\n de datum van levering van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt geleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Bewaren van diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar bewaart uitsluitend diergeneesmiddelen die hij mag leveren op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met f.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden;\n \n \n f.\n voor geiten eenmaal per drie maanden;\n \n \n g.\n voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 4\n Gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van dierziekten\n \n \n Artikel\n 3.17\n \n \n 1\n Het is verboden de volgende diergeneesmiddelen te gebruiken bij dieren voor de preventie en bestrijding van ziekten die in de tabel in de bijlage bij verordening (EU) nr. 2018/1882, zijn aangeduid als categorieën A of B:\n \n \n a.\n immunologische diergeneesmiddelen om de immuniteitsstatus van dieren te diagnosticeren;\n \n \n b.\n hyperimmuunserum;\n \n \n c.\n geïnactiveerde immunologische diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 2019/6; en\n \n \n d.\n antimicrobiële stoffen.\n \n \n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het diergeneesmiddel wordt gebruikt voor de preventie en bestrijding van een in deel 3 van bijlage I bij verordening (EU) nr. 2023/361 vermelde ziekte, overeenkomstig de in dat deel daarvoor opgenomen voorwaarden.\n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634821-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 569,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 285,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 57,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 57,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 57,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 32,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Een houder van een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 57,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 9\n Een houder van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 285,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 10\n Voor de instandhouding van de opname in de lijst, bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een jaarlijkse retributie verschuldigd van € 32,00.\n \n \n 11\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-20242022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 23.941,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 38.117,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 14.854,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 38.117,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 9.402,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.883,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.465,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.220,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.854,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.949,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.854,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.949,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.220,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.308,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 15.670,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.387,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-20242022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 15.670,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 26.303,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 9.402,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 26.303,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 9.402,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.883,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.465,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.220,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.854,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.949,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 14.854,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 3.949,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.677,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.308,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.12a\n Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 654,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 12.127,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.448,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-202420223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 366,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.709,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 488,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 7.052,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een ander diergeneesmiddel dan een homeopathisch diergeneesmiddel, een gedecentraliseerde vergunning als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland als referentielidstaat optreedt; en\n \n \n b.\n �� 4.701,00, indien het een gedecentraliseerde vergunning betreft als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland niet als referentielidstaat optreedt.\n \n \n c.\n € 977,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, onderdelen a en b, bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 2.132,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 366,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n c.\n € 488,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de minister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.259,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 366,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.259,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 977,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 366,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van de vergunning is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 113,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 366,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 3.760,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.18a\n Wijziging registratie van diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten of homeopathisch diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, of een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de registratie een retributie verschuldigd van € 366,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 113,00, indien de aanvraag een administratieve wijziging betreft.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 244,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 61,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 569,00 en een retributie van € 1.138,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 699,00; of\n \n \n b.\n € 427,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 569,00; of\n \n \n b.\n € 285,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.20a\n Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 227,00 en, indien van toepassing, een retributie van € 1.138,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 597,00; of\n \n \n b.\n € 170,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 398,00; of\n \n \n b.\n € 113,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 314,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.253,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 314,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \nVervallen20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.138,00 per halve dag.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 61,00.\n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 285,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 113,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.25a\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor vermelding in de lijst van kleinhandel op afstand als bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 196,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de vermelding is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 109,00.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-2024\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-202420233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329914-11-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast;\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders\n \n Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Website waarop besluiten worden medegedeeld\n \n De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013270.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013270\n Wijzigingswet Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, enz. i.v.m. invoering zelfstandigheidsverklaring en uitsluiting Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen van verzekering voor werknemersverzekeringen\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013270/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-01\n 2006-05-09\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013270/2002-01-01_0/xml/BWBR0013270_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013270/BWBR0013270.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013270/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013271.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013271\n Wijzigingswet Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, enz. (aanpassing onkostenvergoedingen en compensatie Waz-premie)\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013271/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2010-03-23\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013271/2002-01-01_0/xml/BWBR0013271_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013271/BWBR0013271.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013271/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013272.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013272\n Regeling groenprojecten buitenland 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-05\n \n \n 2019-01-05\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013272/2019-01-01/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013272/2019-01-01_0/xml/BWBR0013272_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013272/BWBR0013272.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013272/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013273.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013273\n Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013273/2002-10-20/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2002-10-20\n 9999-12-31\n 2002-10-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013273/2002-10-20_0/xml/BWBR0013273_2002-10-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013273/BWBR0013273.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013273/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013274.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013274\n Regeling groenprojecten 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-09\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013274/2002-10-20/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2002-10-20\n 2005-07-12\n 2002-10-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013274/2002-10-20_0/xml/BWBR0013274_2002-10-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013274/BWBR0013274.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013274/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013275.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013275\n Aanpassing van enige beleidsbesluiten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013275/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2010-09-16\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013275/2002-01-01_0/xml/BWBR0013275_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013275/BWBR0013275.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013275/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013276.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013276\n Regeling afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie na SUWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013276/2003-07-28/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2003-07-28\n 2004-10-31\n 2003-07-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013276/2003-07-28_0/xml/BWBR0013276_2003-07-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013276/BWBR0013276.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013276/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013277.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013277\n Mandaatbesluit Raad voor werk en inkomen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013277/2002-01-05/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-05\n 2005-03-03\n 2002-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013277/2002-01-05_0/xml/BWBR0013277_2002-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013277/BWBR0013277.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013277/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013278.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013278\n Subsidieplafond 2002 Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013278/2002-05-17/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-05-17\n 2004-09-21\n 2002-05-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013278/2002-05-17_0/xml/BWBR0013278_2002-05-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013278/BWBR0013278.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013278/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013279.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013279\n Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013279/2003-02-02/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2003-02-02\n 2005-03-03\n 2003-02-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013279/2003-02-02_0/xml/BWBR0013279_2003-02-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013279/BWBR0013279.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013279/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013280.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013280\n Regeling SUWI\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-01\n \n \n 2023-11-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013280/2023-11-02/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2023-11-02\n 2024-12-31\n 2023-11-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013280/2023-11-02_0/xml/BWBR0013280_2023-11-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013280/BWBR0013280.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013280/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013281.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013281\n Subsidieplafond 2002 Besluit instandhouding schaapskuddes\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013281/2001-12-29/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-29\n 2004-01-23\n 2001-12-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013281/2001-12-29_0/xml/BWBR0013281_2001-12-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013281/BWBR0013281.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013281/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013282.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013282\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Regeling subsidiëring kwaliteit Groene Hart\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013282/2001-12-29/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-29\n 2004-12-22\n 2001-12-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013282/2001-12-29_0/xml/BWBR0013282_2001-12-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013282/BWBR0013282.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013282/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013283.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013283\n Subsidieplafond 2002 Besluit versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013283/2001-12-29/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-29\n 2004-01-23\n 2001-12-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013283/2001-12-29_0/xml/BWBR0013283_2001-12-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013283/BWBR0013283.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013283/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013284.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013284\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013284/2002-08-23/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-08-23\n 2004-01-23\n 2002-08-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013284/2002-08-23_0/xml/BWBR0013284_2002-08-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013284/BWBR0013284.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013284/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013285.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013285\n Beleidsvoornemen subsidiëring Matra Projecten Programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013285/2001-12-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2001-12-30\n 2005-12-31\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013285/2001-12-30_0/xml/BWBR0013285_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013285/BWBR0013285.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013285/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013286.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013286\n Circulaire inwerktreding Eural-regelgeving\n circulaire\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013286/2001-12-28/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-28\n 9999-12-31\n 2001-12-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013286/2001-12-28_0/xml/BWBR0013286_2001-12-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013286/BWBR0013286.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013286/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013287.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013287\n Regeling accountantswerkzaamheden Meststoffenwet 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013287/2001-12-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-30\n 2004-01-23\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013287/2001-12-30_0/xml/BWBR0013287_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013287/BWBR0013287.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013287/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013288.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013288\n Openstellingsregeling saneringsregeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013288/2002-03-23/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-23\n 2004-12-31\n 2002-03-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013288/2002-03-23_0/xml/BWBR0013288_2002-03-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013288/BWBR0013288.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013288/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013289.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013289\n Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013289/2002-12-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-12-01\n 2005-09-10\n 2002-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013289/2002-12-01_0/xml/BWBR0013289_2002-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013289/BWBR0013289.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013289/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013290.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013290\n Subsidieplafond Matra Projecten Programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013290/2002-12-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-12-30\n 2005-12-31\n 2002-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013290/2002-12-30_0/xml/BWBR0013290_2002-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013290/BWBR0013290.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013290/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013291.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013291\n Subsidieplafond en beleidsvoornemen subsidiëring Matra Opleidingen Programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013291/2002-09-13/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-09-13\n 2005-12-31\n 2002-09-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013291/2002-09-13_0/xml/BWBR0013291_2002-09-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013291/BWBR0013291.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013291/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013292.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013292\n Vaststelling subsidieplafond en beleidsvoornemen subsidiëring Matra Doelbijdragen Programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013292/2001-12-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2001-12-30\n 2005-12-31\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013292/2001-12-30_0/xml/BWBR0013292_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013292/BWBR0013292.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013292/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013293.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013293\n Vaststelling kVEM-bedragen en CAO-tarieven Regeling beheersovereenkomsten 1993 en Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling begrotingsjaar 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013293/2001-12-30/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2001-12-30\n 2004-01-23\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013293/2001-12-30_0/xml/BWBR0013293_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013293/BWBR0013293.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013293/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013294.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013294\n Aanwijzing gesloten inrichtingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013294/2002-01-01/0\n Personen- en familierecht\n Familierecht\n Personen- en familierecht\n Personenrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2002-01-01\n 2003-11-30\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013294/2002-01-01_0/xml/BWBR0013294_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013294/BWBR0013294.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013294/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013295.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013295\n Mandaat in kader Tijdelijke referendumwet\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013295/2002-01-06/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-06\n 2004-12-31\n 2002-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013295/2002-01-06_0/xml/BWBR0013295_2002-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013295/BWBR0013295.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013295/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013296.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013296\n Regeling vergoeding uitvoeringskosten reïntegratie niet-uitkeringsgerechtigden en Anw'ers\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013296/2002-01-06/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-06\n 2004-09-21\n 2002-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013296/2002-01-06_0/xml/BWBR0013296_2002-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013296/BWBR0013296.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013296/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013297.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013297\n Aanwijzingsbesluit van bevoegde autoriteit voor afgifte van EG-verklaring voor het beroep van registerloods\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013297/2002-02-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-02-01\n 2007-12-20\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013297/2002-02-01_0/xml/BWBR0013297_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013297/BWBR0013297.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013297/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013298.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013298\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013298/2003-11-26/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-11-26\n 2003-12-31\n 2003-11-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013298/2003-11-26_0/xml/BWBR0013298_2003-11-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013298/BWBR0013298.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013298/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013299.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013299\n Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013299/2004-02-12/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2004-02-12\n 2004-12-31\n 2004-02-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013299/2004-02-12_0/xml/BWBR0013299_2004-02-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013299/BWBR0013299.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013299/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013300.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013300\n Vaststelling beschikbaar bedrag 2002 Kredietregeling bodemsanering Nationale Investeringsbank\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013300/2002-03-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-03-01\n 9999-12-31\n 2002-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013300/2002-03-01_0/xml/BWBR0013300_2002-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013300/BWBR0013300.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013300/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013301.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013301\n Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013301/2002-01-10/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-01-10\n 2004-12-22\n 2002-01-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013301/2002-01-10_0/xml/BWBR0013301_2002-01-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013301/BWBR0013301.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013301/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013302.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013302\n Regeling bekostiging hoger onderwijs 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013302/2003-12-31/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2003-12-31\n 2003-12-31\n 2003-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013302/2003-12-31_0/xml/BWBR0013302_2003-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013302/BWBR0013302.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013302/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013303.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013303\n Mandaatbesluit Novem Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013303/2002-05-24/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-24\n 2005-05-19\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013303/2002-05-24_0/xml/BWBR0013303_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013303/BWBR0013303.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013303/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013304.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013304\n Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013304/2002-11-08/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-11-08\n 2004-02-20\n 2002-11-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013304/2002-11-08_0/xml/BWBR0013304_2002-11-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013304/BWBR0013304.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013304/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013305.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013305\n Afhandeling van verzoeken om vergoeding van de kosten van bezwaar tegen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013305/2010-01-02/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2010-01-02\n 2010-03-08\n 2002-01-01\n 2010-03-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013305/2010-01-02_0/xml/BWBR0013305_2010-01-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013305/BWBR0013305.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013305/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013306.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013306\n Tijdelijke regeling nachtdienstontheffing politie\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013306/2011-12-03/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2011-12-03\n 2012-12-31\n 2011-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013306/2011-12-03_0/xml/BWBR0013306_2011-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013306/BWBR0013306.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013306/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013307.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013307\n Vaststellingsregeling subsidieplafond 2002 ex artikel 50a Wet op de Ruimtelijke Ordening\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013307/2001-12-30/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2001-12-30\n 2004-12-22\n 2001-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013307/2001-12-30_0/xml/BWBR0013307_2001-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013307/BWBR0013307.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013307/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013308.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013308\n Organisatiebesluit BZK\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-09\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013308/2003-09-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-09-01\n 2004-04-20\n 2003-06-28\n 2004-04-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013308/2003-09-01_0/xml/BWBR0013308_2003-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013308/BWBR0013308.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013308/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013310.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013310\n Stageverordening 2005\n pbo\n nl\n Nederlandse Orde van Advocaten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013310/2010-01-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2010-01-01\n 2012-12-31\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013310/2010-01-01_0/xml/BWBR0013310_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013310/BWBR0013310.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013310/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013311.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013311\n Verordening op de Praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning)\n pbo\n nl\n Nederlandse Orde van Advocaten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2019-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013311/2019-01-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013311/2019-01-01_0/xml/BWBR0013311_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013311/BWBR0013311.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013311/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013312.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013312\n Regeling elektronisch-geldinstellingen\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013312/2002-07-01/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2002-07-01\n 2006-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013312/2002-07-01_0/xml/BWBR0013312_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013312/BWBR0013312.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013312/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013313.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013313\n Regeling bedrijfsvoering en administratieve organisatie Wet inzake de geldtransactiekantoren\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013313/2005-10-01/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2005-10-01\n 9999-12-31\n 2005-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013313/2005-10-01_0/xml/BWBR0013313_2005-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013313/BWBR0013313.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013313/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013314.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013314\n Nadere Regels Subsidie\n zbo\n nl\n College Sanering Ziekenhuisvoorzieningen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013314/2006-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-01-01\n 2006-11-05\n 2002-11-30\n 2006-11-05\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013314/2006-01-01_0/xml/BWBR0013314_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013314/BWBR0013314.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013314/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013315.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013315\n Nadere regeling prudentieel toezicht effectenverkeer 2002\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013315/2005-06-24/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2005-06-24\n 2007-10-27\n 2005-06-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013315/2005-06-24_0/xml/BWBR0013315_2005-06-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013315/BWBR0013315.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013315/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013316.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013316\n Gewenste risicobeheersing ter zake van back-to-backleningen\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013316/2002-03-26/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2002-03-26\n 9999-12-31\n 2002-03-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013316/2002-03-26_0/xml/BWBR0013316_2002-03-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013316/BWBR0013316.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013316/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013317.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013317\n Ambulancehulpverlening\n zbo\n nl\n College sanering\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013317/2002-11-28/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-11-28\n 9999-12-31\n 2002-11-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013317/2002-11-28_0/xml/BWBR0013317_2002-11-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013317/BWBR0013317.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013317/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013318.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013318\n Meerjarige opdrachtregeling literaire non-fictie (biografieën)\n zbo\n nl\n Stichting Fonds voor de Letteren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013318/2002-08-28/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-08-28\n 2009-06-30\n 2002-08-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013318/2002-08-28_0/xml/BWBR0013318_2002-08-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013318/BWBR0013318.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013318/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013319.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013319\n Verordening op de Raad voor Geschillen\n pbo\n nl\n Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013319/2010-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013319/2010-01-01_0/xml/BWBR0013319_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013319/BWBR0013319.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013319/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013321.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013321\n Regeling Stimuleringssubsidies Vertaald Literair Werk\n zbo\n nl\n Stichting Fonds voor de Letteren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013321/2002-08-28/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-08-28\n 2005-05-14\n 2002-08-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013321/2002-08-28_0/xml/BWBR0013321_2002-08-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013321/BWBR0013321.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013321/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013322.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013322\n KunstKoopregeling\n zbo\n nl\n Mondriaan Fonds\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013322/2002-08-26/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-08-26\n 9999-12-31\n 2002-08-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013322/2002-08-26_0/xml/BWBR0013322_2002-08-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013322/BWBR0013322.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013322/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013323.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013323\n Regeling voor een verblijf in de lofts in New York\n zbo\n nl\n Mondriaan Fonds\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013323/2002-02-04/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-02-04\n 2005-06-30\n 2002-02-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013323/2002-02-04_0/xml/BWBR0013323_2002-02-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013323/BWBR0013323.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013323/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013324.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013324\n Tijdelijke regeling financiële ondersteuning inventariseren, verzamelen en toegankelijk maken cultureel erfgoed minderheden\n zbo\n nl\n Mondriaan Fonds\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-12-07\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013324/2002-07-12/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-07-12\n 2016-12-06\n 2002-07-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013324/2002-07-12_0/xml/BWBR0013324_2002-07-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013324/BWBR0013324.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013324/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013325.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013325\n Circulaire ouderdomsbepaling bij bodemverontreiniging op in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen\n beleidsregel\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013325/2002-05-07/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-05-07\n 2005-12-31\n 2002-05-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013325/2002-05-07_0/xml/BWBR0013325_2002-05-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013325/BWBR0013325.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013325/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013326.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013326\n Regeling Stimuleringsbeurzen Auteurs\n zbo\n nl\n Stichting Fonds voor de Letteren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013326/2002-08-28/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-08-28\n 2005-05-14\n 2002-08-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013326/2002-08-28_0/xml/BWBR0013326_2002-08-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013326/BWBR0013326.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013326/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013327.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013327\n Toezicht op beheer bijzondere politieregisters\n circulaire\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-16\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013327/2002-03-14/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-03-14\n 2006-03-13\n 2002-03-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013327/2002-03-14_0/xml/BWBR0013327_2002-03-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013327/BWBR0013327.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013327/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013328.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013328\n Beleidsregel kostenverhaal, artikel 75 Wet bodembescherming\n beleidsregel\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013328/2002-04-26/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-04-26\n 2007-05-09\n 2002-04-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013328/2002-04-26_0/xml/BWBR0013328_2002-04-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013328/BWBR0013328.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013328/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013329.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013329\n Uitvoeringsregeling in- en doorstroombanen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013329/2003-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2003-01-01\n 2003-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013329/2003-01-01_0/xml/BWBR0013329_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013329/BWBR0013329.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013329/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013330.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013330\n Instellingsbesluit Stuurgroep Bibliotheken\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-04-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013330/2006-04-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-04-01\n 2021-03-31\n 2006-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013330/2006-04-01_0/xml/BWBR0013330_2006-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013330/BWBR0013330.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013330/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013332.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013332\n Regeling vaststelling perioden EG-premies ooien 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013332/2002-04-06/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-06\n 2004-01-23\n 2002-04-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013332/2002-04-06_0/xml/BWBR0013332_2002-04-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013332/BWBR0013332.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013332/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013333.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013333\n Vaststellingsbesluit tijdstip bedoeld in artikel 5.9 Bekostigingsbesluit WHW\n KB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013333/2002-04-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-01\n 2005-11-30\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013333/2002-04-01_0/xml/BWBR0013333_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013333/BWBR0013333.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013333/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013334.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013334\n Elimineren kwijtscheldingswinst uit grondslag Waz\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013334/2002-01-04/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-01-04\n 2006-07-19\n 2002-01-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013334/2002-01-04_0/xml/BWBR0013334_2002-01-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013334/BWBR0013334.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013334/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013335.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013335\n Inwerkingtreding EG-Verordening rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke- en handelszaken\n circulaire\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013335/2002-02-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Ondernemingsrecht\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Rechtspraak\n 2002-02-06\n 9999-12-31\n 2002-02-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013335/2002-02-06_0/xml/BWBR0013335_2002-02-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013335/BWBR0013335.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013335/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013336.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013336\n Subsidieregeling internationale samenwerking milieubeheer 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013336/2002-01-12/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-01-12\n 2004-12-22\n 2002-01-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013336/2002-01-12_0/xml/BWBR0013336_2002-01-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013336/BWBR0013336.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013336/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013337.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013337\n Besluit bijzondere euromunten\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013337/2008-10-15/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2008-10-15\n 9999-12-31\n 2008-10-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013337/2008-10-15_0/xml/BWBR0013337_2008-10-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013337/BWBR0013337.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013337/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013338.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013338\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit WBJA 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013338/2002-01-17/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-17\n 2003-12-31\n 2002-01-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013338/2002-01-17_0/xml/BWBR0013338_2002-01-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013338/BWBR0013338.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013338/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013339.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013339\n Regeling informatieverstrekking WIN 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013339/2002-01-26/0\n Onderwijsrecht\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-01-26\n 2004-12-30\n 2002-01-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013339/2002-01-26_0/xml/BWBR0013339_2002-01-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013339/BWBR0013339.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013339/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013341.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013341\n Besluit vaststelling jaartallen en tijdstip bedoeld in de artikelen 186, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, enz.\n KB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013341/2002-01-23/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-01-23\n 2006-07-31\n 2002-01-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013341/2002-01-23_0/xml/BWBR0013341_2002-01-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013341/BWBR0013341.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013341/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013342.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013342\n Vissersvaartuigenbesluit 2002\n rijksKB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2017-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013342/2017-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2017-01-01\n 9999-12-31\n 2017-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013342/2017-01-01_0/xml/BWBR0013342_2017-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013342/BWBR0013342.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013342/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013343.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013343\n Besluit vaststelling wisselkoers en prijsindexcijfer 2000/2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013343/2002-01-19/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-19\n 2005-01-31\n 2002-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013343/2002-01-19_0/xml/BWBR0013343_2002-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013343/BWBR0013343.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013343/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013344.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013344\n Beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma\n beleidsregel\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-05-26\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013344/2010-02-24/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-02-24\n 2016-05-24\n 2010-02-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013344/2010-02-24_0/xml/BWBR0013344_2010-02-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013344/BWBR0013344.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013344/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013345.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013345\n Vaststellingsbesluit bestanddelen tien-euromunt ter gelegenheid van het huwelijk van de Prins van Oranje en Máxima Zorreguieta\n KB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013345/2002-01-25/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2002-01-25\n 9999-12-31\n 2002-01-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013345/2002-01-25_0/xml/BWBR0013345_2002-01-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013345/BWBR0013345.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013345/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013346.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013346\n Instellingsbesluit Adviescollege Programma Samenwerking Oost-Europa\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013346/2005-10-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Volkenrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2005-10-01\n 2005-11-26\n 2002-01-20\n 2005-11-26\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013346/2005-10-01_0/xml/BWBR0013346_2005-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013346/BWBR0013346.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013346/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013347.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013347\n Belastingheffing en premieheffing volksverzekeringen over door buitenlandse studenten genoten studietoelagen uit het buitenland\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013347/2008-07-18/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2008-07-18\n 2008-08-08\n 2001-01-01\n 2008-08-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013347/2008-07-18_0/xml/BWBR0013347_2008-07-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013347/BWBR0013347.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013347/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013348.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013348\n Invloed van inkomsten waarvoor Nederland een beperkt heffingsrecht heeft op de berekening van inkomstenbelasting over andere inkomsten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013348/2002-01-16/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2002-01-16\n 9999-12-31\n 2002-01-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013348/2002-01-16_0/xml/BWBR0013348_2002-01-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013348/BWBR0013348.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013348/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013349.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013349\n Instellingsregeling Tijdelijke raad van advies IGZ\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013349/2002-04-12/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-04-12\n 2004-12-31\n 2002-04-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013349/2002-04-12_0/xml/BWBR0013349_2002-04-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013349/BWBR0013349.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013349/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013350.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013350\n Overdracht van pensioenkapitaal vanuit het buitenland\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013350/2002-01-17/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2002-01-17\n 2008-02-08\n 2002-01-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013350/2002-01-17_0/xml/BWBR0013350_2002-01-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013350/BWBR0013350.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013350/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013351.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013351\n Organisatiebesluit hoofdstructuur Directoraat-Generaal Wonen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013351/2002-02-16/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-02-16\n 2004-12-31\n 2002-02-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013351/2002-02-16_0/xml/BWBR0013351_2002-02-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013351/BWBR0013351.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013351/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013352.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013352\n Wet toezicht Europese subsidies\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013352/2006-01-13/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2006-01-13\n 2012-06-12\n 2006-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013352/2006-01-13_0/xml/BWBR0013352_2006-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013352/BWBR0013352.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013352/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013353.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013353\n Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-04-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013353/2004-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2004-01-01\n 2020-03-31\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013353/2004-01-01_0/xml/BWBR0013353_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013353/BWBR0013353.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013353/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013354.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013354\n Vergoeding leden adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013354/2002-01-25/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-25\n 2007-11-20\n 2002-01-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013354/2002-01-25_0/xml/BWBR0013354_2002-01-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013354/BWBR0013354.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013354/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013355.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013355\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, januari 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013355/2002-04-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-04-01\n 2004-12-22\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013355/2002-04-01_0/xml/BWBR0013355_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013355/BWBR0013355.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013355/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013356.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013356\n Examenreglement buitengewoon opsporingsambtenaar 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013356/2002-02-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-02-01\n 2008-12-31\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013356/2002-02-01_0/xml/BWBR0013356_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013356/BWBR0013356.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013356/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013357.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013357\n Besluit vacatiegeld Raad van Advies College bescherming persoonsgegevens\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013357/2001-11-15/0\n Privacy\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2001-11-15\n 9999-12-31\n 2001-11-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013357/2001-11-15_0/xml/BWBR0013357_2001-11-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013357/BWBR0013357.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013357/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013358.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013358\n Aanpassing kostenvergoedingen Eerste- en Tweede-Kamerleden\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013358/2002-04-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013358/2002-04-01_0/xml/BWBR0013358_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013358/BWBR0013358.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013358/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013359.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013359\n Regeling uitvoering integriteitsbeleid AZ 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013359/2002-12-04/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-12-04\n 2009-12-31\n 2002-12-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013359/2002-12-04_0/xml/BWBR0013359_2002-12-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013359/BWBR0013359.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013359/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013360.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013360\n Vuurwerkbesluit\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-10-01\n \n \n 2024-10-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013360/2024-10-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2024-10-01\n 9999-12-31\n 2024-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013360/2024-10-01_0/xml/BWBR0013360_2024-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013360/BWBR0013360.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013360/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013361.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013361\n Bemanningsbesluit Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense zeeschepen\n rijksKB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013361/2010-10-10/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013361/2010-10-10_0/xml/BWBR0013361_2010-10-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013361/BWBR0013361.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013361/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013362.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013362\n Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-07-01\n \n \n 2024-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013362/2024-07-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2024-07-01\n 9999-12-31\n 2024-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013362/2024-07-01_0/xml/BWBR0013362_2024-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013362/BWBR0013362.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013362/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013363.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013363\n Erkenningsregeling trainingen zeevaartbemanning\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013363/2014-05-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2014-05-03\n 9999-12-31\n 2014-05-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013363/2014-05-03_0/xml/BWBR0013363_2014-05-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013363/BWBR0013363.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013363/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013364.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013364\n Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013364/2010-12-31/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2010-12-31\n 2014-05-02\n 2010-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013364/2010-12-31_0/xml/BWBR0013364_2010-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013364/BWBR0013364.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013364/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013365.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013365\n Subsidieplafond Oret/Miliev-programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013365/2002-01-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-01-30\n 2005-12-31\n 2002-01-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013365/2002-01-30_0/xml/BWBR0013365_2002-01-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013365/BWBR0013365.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013365/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013366.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013366\n Regeling vaarbevoegdheidsbewijzen zeevaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013366/2013-08-20/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2013-08-20\n 2014-05-02\n 2013-08-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013366/2013-08-20_0/xml/BWBR0013366_2013-08-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013366/BWBR0013366.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013366/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013367.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013367\n Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013367/2013-08-20/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2013-08-20\n 2014-05-02\n 2013-08-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013367/2013-08-20_0/xml/BWBR0013367_2013-08-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013367/BWBR0013367.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013367/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013368.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013368\n Besluit mandaat en machtiging Tijdelijke referendumwet Justitie\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013368/2002-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-01-01\n 2004-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013368/2002-01-01_0/xml/BWBR0013368_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013368/BWBR0013368.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013368/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013369.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013369\n Regeling vergoeding nascholing voortgezet onderwijs 2002-2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013369/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2003-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013369/2002-08-01_0/xml/BWBR0013369_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013369/BWBR0013369.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013369/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013370.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013370\n Regeling aanvullende formatie (v)so rechtstreekse instromers 2002 - 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013370/2002-02-09/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-02-09\n 2003-07-31\n 2002-02-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013370/2002-02-09_0/xml/BWBR0013370_2002-02-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013370/BWBR0013370.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013370/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013371.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013371\n Besluit rijksbijdragen bijstands- en bestrijdingskosten\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013371/2013-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013371/2013-01-01_0/xml/BWBR0013371_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013371/BWBR0013371.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013371/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013372.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013372\n Besluit ressorten van de huurcommissies\n KB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013372/2009-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2009-01-01\n 2010-03-31\n 2009-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013372/2009-01-01_0/xml/BWBR0013372_2009-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013372/BWBR0013372.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013372/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013373.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013373\n Eerste evaluatiewet Awb\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-02-16\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013373/2002-04-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013373/2002-04-01_0/xml/BWBR0013373_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013373/BWBR0013373.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013373/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013374.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013374\n Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013374/2006-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-07-01\n 9999-12-31\n 2006-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013374/2006-07-01_0/xml/BWBR0013374_2006-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013374/BWBR0013374.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013374/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013375.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013375\n Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (kosten bestuurlijke voorprocedures)\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013375/2002-03-12/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-03-12\n 9999-12-31\n 2002-03-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013375/2002-03-12_0/xml/BWBR0013375_2002-03-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013375/BWBR0013375.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013375/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013376.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013376\n Openbaarheid archiefbescheiden Bureau Nationale Veiligheid\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013376/2001-10-04/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2001-10-04\n 9999-12-31\n 2001-10-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013376/2001-10-04_0/xml/BWBR0013376_2001-10-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013376/BWBR0013376.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013376/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013377.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013377\n Vergoedingenregeling Algemene Energieraad\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013377/2002-02-22/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-02-22\n 9999-12-31\n 2002-02-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013377/2002-02-22_0/xml/BWBR0013377_2002-02-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013377/BWBR0013377.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013377/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013378.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013378\n Instellingsbesluit directoraat-generaal Water\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013378/2006-06-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2006-06-01\n 2010-08-20\n 2006-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013378/2006-06-01_0/xml/BWBR0013378_2006-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013378/BWBR0013378.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013378/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013379.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013379\n Aanvullende criteria regionale arrangementen\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013379/2002-02-07/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-02-07\n 2006-02-06\n 2002-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013379/2002-02-07_0/xml/BWBR0013379_2002-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013379/BWBR0013379.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013379/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013380.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013380\n Vergoeding werkzaamheden Adviescollege Programma Samenwerking Oost-Europa\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013380/2002-04-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013380/2002-04-01_0/xml/BWBR0013380_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013380/BWBR0013380.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013380/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013381.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013381\n Regeling bemanningsplan zeevaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013381/2013-08-20/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2013-08-20\n 2014-05-02\n 2013-08-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013381/2013-08-20_0/xml/BWBR0013381_2013-08-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013381/BWBR0013381.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013381/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013382.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013382\n Vaststelling Programma Transportbesparing (3e aanvraagperiode)\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013382/2002-02-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-02-01\n 2011-06-30\n 2002-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013382/2002-02-01_0/xml/BWBR0013382_2002-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013382/BWBR0013382.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013382/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013383.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013383\n Subsidieregeling BANS klimaatconvenant\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013383/2003-08-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2003-08-01\n 2007-01-01\n 2003-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013383/2003-08-01_0/xml/BWBR0013383_2003-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013383/BWBR0013383.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013383/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013384.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013384\n Regeling onderzoeken ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013384/2004-10-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2004-10-01\n 2004-12-31\n 2004-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013384/2004-10-01_0/xml/BWBR0013384_2004-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013384/BWBR0013384.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013384/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013385.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013385\n Wijzigingswet Wet verontreiniging oppervlaktewateren (zuivering van stedelijk afvalwater en toekenning bevoegdheid aan waterschapsbesturen tot vergunningverlening)\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013385/2002-07-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013385/2002-07-01_0/xml/BWBR0013385_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013385/BWBR0013385.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013385/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013386.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013386\n Vaststelling bedragen als bedoeld in artikel 147k Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013386/2003-02-14/0\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verzekeringsrecht\n Economie en ondernemen\n 2003-02-14\n 2004-03-24\n 2003-02-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013386/2003-02-14_0/xml/BWBR0013386_2003-02-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013386/BWBR0013386.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013386/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013387.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013387\n Subsidieregeling breedbandproeven\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013387/2009-07-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2009-07-01\n 2009-12-31\n 2009-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013387/2009-07-01_0/xml/BWBR0013387_2009-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013387/BWBR0013387.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013387/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013388.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013388\n Subsidieregeling stiller, schoner en zuiniger 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013388/2002-02-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-02-03\n 9999-12-31\n 2002-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013388/2002-02-03_0/xml/BWBR0013388_2002-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013388/BWBR0013388.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013388/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013389.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013389\n Privacyreglement Politieregister Unit Milieucriminaliteit Dienst NRI\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013389/2002-09-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-09-01\n 2007-12-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013389/2002-09-01_0/xml/BWBR0013389_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013389/BWBR0013389.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013389/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013390.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013390\n BTW-heffing ten aanzien van werkzaamheden woningbouwvereniging ten behoeve van een Vereniging van appartementseigenaren\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013390/2006-08-29/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-29\n 2006-09-08\n 2002-01-30\n 2006-09-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013390/2006-08-29_0/xml/BWBR0013390_2006-08-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013390/BWBR0013390.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013390/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013391.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013391\n Aftrek voorbelasting; afnemer prestatie; stoelmasseuse\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013391/2002-01-30/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-01-30\n 2010-02-12\n 2002-01-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013391/2002-01-30_0/xml/BWBR0013391_2002-01-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013391/BWBR0013391.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013391/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013392.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013392\n Ondernemerschap; zelfstandigheid; nevenwerkzaamheden\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013392/2006-08-29/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-29\n 2006-09-08\n 2002-01-30\n 2006-09-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013392/2006-08-29_0/xml/BWBR0013392_2006-08-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013392/BWBR0013392.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013392/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013393.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013393\n Aftrek voorbelasting ter zake van herstelwerkzaamheden wegens (het vooraf overeenkomen van) het toebrengen van schade\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013393/2002-01-30/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-01-30\n 2011-12-06\n 2002-01-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013393/2002-01-30_0/xml/BWBR0013393_2002-01-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013393/BWBR0013393.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013393/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013394.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013394\n Aftrek voorbelasting; pro rata; basis van werkelijk gebruik; interne tijdsinvesteringsregistratie\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013394/2002-01-30/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-01-30\n 2011-12-06\n 2002-01-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013394/2002-01-30_0/xml/BWBR0013394_2002-01-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013394/BWBR0013394.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013394/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013395.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013395\n Ondernemerschap, het verlenen van een recht tot ontgronding of de (eenmalige) levering van zand\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013395/2006-06-15/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-06-15\n 2006-06-24\n 2002-01-30\n 2006-06-24\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013395/2006-06-15_0/xml/BWBR0013395_2006-06-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013395/BWBR0013395.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013395/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013396.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013396\n BTW-tarieftoepassing ten aanzien van likblokken\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013396/2007-09-27/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-09-27\n 2007-10-10\n 2002-01-30\n 2007-10-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013396/2007-09-27_0/xml/BWBR0013396_2007-09-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013396/BWBR0013396.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013396/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013397.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013397\n Wet tot extra verlenging van gemeenschappelijke regelingen getroffen krachtens Kaderwet bestuur in verandering\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013397/2002-12-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-12-01\n 2003-06-30\n 2002-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013397/2002-12-01_0/xml/BWBR0013397_2002-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013397/BWBR0013397.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013397/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013398.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013398\n Wijzigingswet Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (veterinair complex)\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2019-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013398/2019-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013398/2019-01-01_0/xml/BWBR0013398_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013398/BWBR0013398.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013398/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013399.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013399\n Reconstructiewet concentratiegebieden\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013399/2013-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2013-01-01\n 2014-06-30\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013399/2013-01-01_0/xml/BWBR0013399_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013399/BWBR0013399.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013399/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013400.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013400\n Dekking beheerskosten College voor zorgverzekeringen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013400/2002-02-07/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-02-07\n 2005-12-31\n 2002-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013400/2002-02-07_0/xml/BWBR0013400_2002-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013400/BWBR0013400.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013400/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013402.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013402\n Wet ammoniak en veehouderij\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2017-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013402/2017-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2017-01-01\n 2023-12-31\n 2017-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013402/2017-01-01_0/xml/BWBR0013402_2017-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013402/BWBR0013402.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013402/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013403.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013403\n Subsidieplafond 2002 Besluit natuurbeheer Midden- en Oost-Europa 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013403/2002-07-28/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-07-28\n 2004-01-23\n 2002-07-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013403/2002-07-28_0/xml/BWBR0013403_2002-07-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013403/BWBR0013403.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013403/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013404.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013404\n Uitvoeringsregeling BSE 2002-CRUST\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013404/2002-02-09/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-02-09\n 2005-06-10\n 2002-02-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013404/2002-02-09_0/xml/BWBR0013404_2002-02-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013404/BWBR0013404.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013404/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013405.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013405\n Besluit gelijke behandeling bij pensioenen\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013405/2005-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2005-01-01\n 2006-12-31\n 2005-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013405/2005-01-01_0/xml/BWBR0013405_2005-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013405/BWBR0013405.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013405/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013406.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013406\n Bestuursreglement Centrale organisatie werk en inkomen\n zbo\n nl\n Centrale Organisatie Werk en Inkomen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013406/2002-07-26/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-26\n 2008-12-31\n 2002-07-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013406/2002-07-26_0/xml/BWBR0013406_2002-07-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013406/BWBR0013406.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013406/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013407.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013407\n Besluit bekostiging gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002-2006\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013407/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2006-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013407/2002-08-01_0/xml/BWBR0013407_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013407/BWBR0013407.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013407/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013408.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013408\n Handhavingsvoorschrift Rotterdam\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013408/2002-09-11/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-09-11\n 2008-12-23\n 2002-09-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013408/2002-09-11_0/xml/BWBR0013408_2002-09-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013408/BWBR0013408.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013408/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013409.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013409\n Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002\n wet\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2018-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013409/2018-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2018-01-01\n 2018-04-30\n 2018-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013409/2018-01-01_0/xml/BWBR0013409_2018-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013409/BWBR0013409.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013409/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013410.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013410\n Vaststelling onderzoekprogramma en subsidieplafonds Subsidieregeling innovatiegerichte onderzoekprogramma's\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013410/2002-02-10/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-02-10\n 2005-11-15\n 2002-02-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013410/2002-02-10_0/xml/BWBR0013410_2002-02-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013410/BWBR0013410.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013410/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013411.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013411\n Subsidieregeling van het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing\n zbo\n nl\n Fonds Podiumkunsten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013411/2002-02-22/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-02-22\n 2005-12-31\n 2002-02-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013411/2002-02-22_0/xml/BWBR0013411_2002-02-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013411/BWBR0013411.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013411/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013412.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013412\n Toepassing Wet Nationale ombudsman\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013412/2002-02-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Rechtspraak\n 2002-02-21\n 2013-06-30\n 2002-02-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013412/2002-02-21_0/xml/BWBR0013412_2002-02-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013412/BWBR0013412.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013412/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013413.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013413\n Subsidieregeling ESF-3 voor onderwijsinstellingen 2000 - 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013413/2013-12-20/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2013-12-20\n 2017-12-31\n 2013-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013413/2013-12-20_0/xml/BWBR0013413_2013-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013413/BWBR0013413.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013413/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013414.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013414\n Wijziging van het privacyreglement voor de registratie gegevensdepot onderwijspersoneel\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013414/2002-03-02/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013414/2002-03-02_0/xml/BWBR0013414_2002-03-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013414/BWBR0013414.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013414/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013415.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013415\n Regeling faciliteiten onderwijsnummer VO\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013415/2002-03-02/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-02\n 2004-01-23\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013415/2002-03-02_0/xml/BWBR0013415_2002-03-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013415/BWBR0013415.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013415/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013418.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013418\n Fiscale behandeling van aan werknemers toegekende aandelenopties in grensoverschrijdende situaties\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-12-07\n \n \n 2024-12-07\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013418/2023-01-01/0\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing\n Belastingen\n 2023-01-01\n 2024-12-06\n 2002-01-01\n 2024-12-06\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013418/2023-01-01_0/xml/BWBR0013418_2023-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013418/BWBR0013418.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013418/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013419.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013419\n Vaststelling kVEM-bedragen en CAO-tarieven Beschikking beheersovereenkomsten 1983 begrotingsjaar 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013419/2002-02-16/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2002-02-16\n 2004-01-23\n 2002-02-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013419/2002-02-16_0/xml/BWBR0013419_2002-02-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013419/BWBR0013419.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013419/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013420.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013420\n Keuringsreglement voor de Zeevaart 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013420/2005-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2005-01-01\n 2005-01-07\n 2004-11-26\n 2005-01-07\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013420/2005-01-01_0/xml/BWBR0013420_2005-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013420/BWBR0013420.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013420/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013421.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013421\n Vaststelling BSE-formulieren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013421/2003-11-23/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2003-11-23\n 2009-12-31\n 2003-11-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013421/2003-11-23_0/xml/BWBR0013421_2003-11-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013421/BWBR0013421.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013421/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013422.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013422\n Besluit bemiddelaar Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000\n pbo\n nl\n Sociaal-Economische Raad\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013422/2002-02-24/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Financieel en economisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n Werk- en loopbaan\n 2002-02-24\n 9999-12-31\n 2002-02-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013422/2002-02-24_0/xml/BWBR0013422_2002-02-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013422/BWBR0013422.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013422/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013423.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013423\n Regeling vaststelling model financiële verantwoording en controleprotocol inburgering nieuwkomers 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013423/2002-03-02/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2002-03-02\n 2006-12-31\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013423/2002-03-02_0/xml/BWBR0013423_2002-03-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013423/BWBR0013423.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013423/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013424.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013424\n Regeling vaststelling model financiële verantwoording en controleprotocol educatie 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013424/2002-03-02/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-02\n 2008-07-31\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013424/2002-03-02_0/xml/BWBR0013424_2002-03-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013424/BWBR0013424.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013424/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013425.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013425\n Besluit premieheffing ziekenfondsverzekering bij samenloop van ziekenfondsverzekering bij of krachtens artikel 3 Zfw en verzekering als militair in werkelijke dienst\n AMvB\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013425/2002-03-08/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-03-08\n 2005-12-31\n 2002-03-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013425/2002-03-08_0/xml/BWBR0013425_2002-03-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013425/BWBR0013425.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013425/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013426.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013426\n Regeling aanwijzing slachtinrichtingen offerfeest 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013426/2002-02-21/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-02-21\n 2004-01-23\n 2002-02-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013426/2002-02-21_0/xml/BWBR0013426_2002-02-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013426/BWBR0013426.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013426/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013427.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013427\n Instellingsbesluit curatorium Hogere Defensie Opleidingsinstituten\n KB\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013427/2006-03-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht\n Defensie\n 2006-03-01\n 2006-07-11\n 2005-08-19\n 2006-07-11\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013427/2006-03-01_0/xml/BWBR0013427_2006-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013427/BWBR0013427.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013427/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013428.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013428\n Vaststelling subsidieplafonds sanering verkeerslawaai 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013428/2002-02-28/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-02-28\n 2004-12-22\n 2002-02-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013428/2002-02-28_0/xml/BWBR0013428_2002-02-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013428/BWBR0013428.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013428/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013429.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013429\n Regeling beperking meldingsplicht BBSH\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013429/2003-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2003-01-01\n 2011-10-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013429/2003-01-01_0/xml/BWBR0013429_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013429/BWBR0013429.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013429/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013430.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013430\n Besluit glastuinbouw\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013430/2012-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2012-01-01\n 2012-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013430/2012-01-01_0/xml/BWBR0013430_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013430/BWBR0013430.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013430/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013431.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013431\n Aanpassing Wuv-uitkeringen Indonesië\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013431/2002-02-24/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-02-24\n 2004-08-27\n 2002-02-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013431/2002-02-24_0/xml/BWBR0013431_2002-02-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013431/BWBR0013431.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013431/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013432.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013432\n Subsidieregeling Nederlands Kanker Instituut\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013432/2008-08-07/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2008-08-07\n 2011-12-21\n 2008-08-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013432/2008-08-07_0/xml/BWBR0013432_2008-08-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013432/BWBR0013432.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013432/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013433.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013433\n Regeling vaststelling beheersbijdragen 2002 Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013433/2003-02-16/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2003-02-16\n 2004-01-23\n 2003-02-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013433/2003-02-16_0/xml/BWBR0013433_2003-02-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013433/BWBR0013433.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013433/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013434.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013434\n Aanvullende formatie scholen voor (v)so als bedoeld in de Wet op de expertisecentra op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 2003 - 2004\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013434/2003-03-15/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2003-03-15\n 2007-03-14\n 2003-03-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013434/2003-03-15_0/xml/BWBR0013434_2003-03-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013434/BWBR0013434.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013434/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013435.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013435\n Regeling nadere eisen aan vuurwerk\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013435/2002-03-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-03-01\n 2004-02-24\n 2002-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013435/2002-03-01_0/xml/BWBR0013435_2002-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013435/BWBR0013435.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013435/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013436.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013436\n Circulaire beperking meldingsplicht Besluit beheer sociale-huursector\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-16\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013436/2006-07-20/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2006-07-20\n 2015-06-30\n 2006-07-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013436/2006-07-20_0/xml/BWBR0013436_2006-07-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013436/BWBR0013436.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013436/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013437.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013437\n Vergoedingenregeling Rfv 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013437/2002-03-02/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n 2002-03-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013437/2002-03-02_0/xml/BWBR0013437_2002-03-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013437/BWBR0013437.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013437/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013438.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013438\n Begrip pensioengevend loon, onregelmatig salaris, cafetariasystemen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013438/2002-02-22/0\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2002-02-22\n 2008-09-23\n 2002-02-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013438/2002-02-22_0/xml/BWBR0013438_2002-02-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013438/BWBR0013438.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013438/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013439.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013439\n Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013439/2002-03-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-03-03\n 2010-03-31\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013439/2002-03-03_0/xml/BWBR0013439_2002-03-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013439/BWBR0013439.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013439/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013440.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013440\n BTW-heffing ten aanzien van de verhuur van schoolboeken door onderwijsinstellingen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013440/2006-08-24/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-24\n 2006-09-01\n 2002-02-25\n 2006-09-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013440/2006-08-24_0/xml/BWBR0013440_2006-08-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013440/BWBR0013440.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013440/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013441.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013441\n Besluit toekenning vaandel aan het eskader der Koninklijke marine\n KB\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013441/2002-04-19/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-04-19\n 9999-12-31\n 2002-04-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013441/2002-04-19_0/xml/BWBR0013441_2002-04-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013441/BWBR0013441.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013441/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013442.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013442\n Reikwijdte Mededeling 56 (Heffing van omzetbelasting ten aanzien van huiswerk- en/of studiebegeleiding)\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013442/2006-08-24/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-24\n 2006-09-01\n 2002-02-25\n 2006-09-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013442/2006-08-24_0/xml/BWBR0013442_2006-08-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013442/BWBR0013442.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013442/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013443.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013443\n Wijziging Subsidieregeling scholingsimpuls en vaststelling tenderperiodes en subsidieplafonds als bedoeld in die regeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013443/2002-03-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-03-01\n 2005-06-10\n 2002-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013443/2002-03-01_0/xml/BWBR0013443_2002-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013443/BWBR0013443.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013443/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013444.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013444\n Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013444/2013-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Milieu, ruimte en water\n Werk- en loopbaan\n 2013-01-01\n 2013-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013444/2013-01-01_0/xml/BWBR0013444_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013444/BWBR0013444.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013444/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013445.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013445\n Regeling ziekenfondspremie bij samenloop zelfstandige en militair\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013445/2002-03-10/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-03-10\n 2005-12-31\n 2002-03-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013445/2002-03-10_0/xml/BWBR0013445_2002-03-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013445/BWBR0013445.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013445/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013446.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013446\n Gevolgen wijzigingen taken College sanering ziekenhuisvoorzieningen (CSZ) en College bouw ziekenhuisvoorzieningen (CBZ)\n circulaire\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013446/2002-03-15/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n Gezondheid en zorg\n 2002-03-15\n 9999-12-31\n 2002-03-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013446/2002-03-15_0/xml/BWBR0013446_2002-03-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013446/BWBR0013446.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013446/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013447.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013447\n Motorrijtuigenbelasting, aanpassing inrichtingseisen bestelauto’s, zijruit\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013447/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2010-06-15\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013447/2002-01-01_0/xml/BWBR0013447_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013447/BWBR0013447.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013447/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013448.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013448\n Passingen aan medische hulpmiddelen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013448/2007-09-27/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-09-27\n 2007-10-10\n 2002-02-25\n 2007-10-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013448/2007-09-27_0/xml/BWBR0013448_2007-09-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013448/BWBR0013448.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013448/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013449.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013449\n BTW-heffing ten aanzien van symposia en sponsoractiviteiten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013449/2006-08-24/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-24\n 2006-09-01\n 2002-02-25\n 2006-09-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013449/2006-08-24_0/xml/BWBR0013449_2006-08-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013449/BWBR0013449.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013449/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013450.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013450\n BTW-heffing ten aanzien van het door ziekenhuizen e.d. ter beschikking stellen van faciliteiten voor het kijken van televisie en/of het voeren van telefoongesprekken\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013450/2006-08-23/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-23\n 2006-09-01\n 2002-02-25\n 2006-09-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013450/2006-08-23_0/xml/BWBR0013450_2006-08-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013450/BWBR0013450.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013450/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013451.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013451\n Integratieheffing bij privaatrechtelijke onderwijsinstellingen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013451/2002-02-25/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-02-25\n 2011-12-06\n 2002-02-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013451/2002-02-25_0/xml/BWBR0013451_2002-02-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013451/BWBR0013451.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013451/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013452.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013452\n BTW-heffing ten aanzien van een cursus voor leden van ondernemingsraad\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013452/2006-08-24/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-24\n 2006-09-01\n 2002-02-25\n 2006-09-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013452/2006-08-24_0/xml/BWBR0013452_2006-08-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013452/BWBR0013452.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013452/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013453.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013453\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, wijzigingen per 1 januari 2002\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013453/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2006-09-30\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013453/2002-01-01_0/xml/BWBR0013453_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013453/BWBR0013453.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013453/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013454.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013454\n Reikwijdte Mededeling 26\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013454/2002-02-25/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-02-25\n 2009-12-31\n 2002-02-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013454/2002-02-25_0/xml/BWBR0013454_2002-02-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013454/BWBR0013454.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013454/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013455.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013455\n Vaststellingsbesluit vergoeding voorzitter Taskforce Woningbouwproductie\n KB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013455/2002-04-05/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-04-05\n 9999-12-31\n 2002-04-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013455/2002-04-05_0/xml/BWBR0013455_2002-04-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013455/BWBR0013455.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013455/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013456.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013456\n Vaststelling aanvraagperiode Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013456/2002-06-20/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-06-20\n 2004-01-23\n 2002-06-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013456/2002-06-20_0/xml/BWBR0013456_2002-06-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013456/BWBR0013456.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013456/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013457.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013457\n Regeling uitvoering Honden- en kattenbesluit 1999\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013457/2013-01-12/0\n Agrarisch recht\n Onderwijsrecht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Onderwijs en wetenschap\n 2013-01-12\n 2014-06-30\n 2013-01-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013457/2013-01-12_0/xml/BWBR0013457_2013-01-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013457/BWBR0013457.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013457/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013458.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013458\n Scholingsregeling BZK\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013458/2002-03-08/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-03-08\n 2013-12-31\n 2002-03-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013458/2002-03-08_0/xml/BWBR0013458_2002-03-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013458/BWBR0013458.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013458/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013459.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013459\n Toepassing Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belasting naar het inkomen en vermogen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013459/1998-01-01/0\n Belastingrecht\n Internationale regelingen\n Belastingen\n 1998-01-01\n 9999-12-31\n 1998-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013459/1998-01-01_0/xml/BWBR0013459_1998-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013459/BWBR0013459.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013459/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013460.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013460\n Nadere regels uitvoering negatief vermogen\n zbo\n nl\n College sanering zorginstellingen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013460/2002-11-28/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-11-28\n 9999-12-31\n 2002-11-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013460/2002-11-28_0/xml/BWBR0013460_2002-11-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013460/BWBR0013460.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013460/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013461.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013461\n Mandaatbesluit 2002 Wet op het consumentenkrediet\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013461/2002-03-03/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013461/2002-03-03_0/xml/BWBR0013461_2002-03-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013461/BWBR0013461.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013461/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013462.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013462\n Wet dualisering gemeentebestuur\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013462/2012-10-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2012-10-01\n 9999-12-31\n 2012-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013462/2012-10-01_0/xml/BWBR0013462_2012-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013462/BWBR0013462.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013462/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013463.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013463\n Besluit houdende vaststelling tijdstip van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur\n KB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013463/2002-03-07/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-03-07\n 9999-12-31\n 2002-03-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013463/2002-03-07_0/xml/BWBR0013463_2002-03-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013463/BWBR0013463.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013463/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013464.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013464\n Overdrachtsbesluit toezicht financiële bijsluiter\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013464/2002-03-08/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Consumentenrecht\n Economie en ondernemen\n Financiën\n 2002-03-08\n 2002-08-31\n 2002-03-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013464/2002-03-08_0/xml/BWBR0013464_2002-03-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013464/BWBR0013464.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013464/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013465.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013465\n Wijzigingen in de omzetbelastingwetgeving per 1 januari 2002\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013465/2010-06-24/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2010-06-24\n 2010-07-01\n 2007-10-11\n 2010-07-01\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013465/2010-06-24_0/xml/BWBR0013465_2010-06-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013465/BWBR0013465.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013465/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013466.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013466\n Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013466/2010-12-02/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Milieu, ruimte en water\n Werk- en loopbaan\n 2010-12-02\n 2013-12-31\n 2010-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013466/2010-12-02_0/xml/BWBR0013466_2010-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013466/BWBR0013466.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013466/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013467.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013467\n Vaststelling rekenfactor buitengewone pensioenen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013467/2002-03-07/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-03-07\n 2004-08-27\n 2002-03-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013467/2002-03-07_0/xml/BWBR0013467_2002-03-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013467/BWBR0013467.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013467/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013468.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013468\n Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013468/2008-12-17/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Milieu, ruimte en water\n Werk- en loopbaan\n 2008-12-17\n 2013-12-31\n 2008-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013468/2008-12-17_0/xml/BWBR0013468_2008-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013468/BWBR0013468.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013468/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013469.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013469\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Inspectie Werk en Inkomen 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013469/2002-03-13/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-03-13\n 2003-12-31\n 2002-03-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013469/2002-03-13_0/xml/BWBR0013469_2002-03-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013469/BWBR0013469.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013469/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013470.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013470\n Vaststelling actieplan Piek 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013470/2002-03-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013470/2002-03-03_0/xml/BWBR0013470_2002-03-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013470/BWBR0013470.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013470/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013471.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013471\n Vaststelling actieplan SSZ 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013471/2002-03-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n 2002-03-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013471/2002-03-03_0/xml/BWBR0013471_2002-03-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013471/BWBR0013471.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013471/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013473.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013473\n Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013473/2014-05-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2014-05-03\n 9999-12-31\n 2014-05-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013473/2014-05-03_0/xml/BWBR0013473_2014-05-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013473/BWBR0013473.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013473/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013474.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013474\n Regeling vaststelling modellen en aanvraagformulieren jacht-, valkeniers- en kooikersakten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-01\n \n \n 2016-04-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013474/2016-04-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2016-04-01\n 2016-12-31\n 2016-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013474/2016-04-01_0/xml/BWBR0013474_2016-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013474/BWBR0013474.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013474/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013475.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013475\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit AAM 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013475/2002-03-15/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-03-15\n 2003-12-31\n 2002-03-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013475/2002-03-15_0/xml/BWBR0013475_2002-03-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013475/BWBR0013475.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013475/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013476.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013476\n Aanpassing bedragen in Besluit woninggebonden subsidies 1995 (BWS 1995), Besluit locatiegebonden subsidies (BLS) en Besluit beheer sociale-huursector (BBSH)\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013476/2002-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013476/2002-01-01_0/xml/BWBR0013476_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013476/BWBR0013476.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013476/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013477.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013477\n Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013477/2011-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2011-01-01\n 2014-12-31\n 2011-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013477/2011-01-01_0/xml/BWBR0013477_2011-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013477/BWBR0013477.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013477/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013478.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013478\n Besluit aanwijzing toezichthouders luchtvaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-03-10\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013478/2013-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Vervoersrecht\n Milieu, ruimte en water\n Verkeer en vervoer\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013478/2013-01-01_0/xml/BWBR0013478_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013478/BWBR0013478.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013478/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013479.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013479\n Openstelling spieringvisserij\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013479/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2004-01-23\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013479/2002-03-30_0/xml/BWBR0013479_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013479/BWBR0013479.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013479/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013480.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013480\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Verispect bv 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013480/2002-03-11/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-03-11\n 2007-03-03\n 2002-03-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013480/2002-03-11_0/xml/BWBR0013480_2002-03-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013480/BWBR0013480.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013480/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013481.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013481\n Subsidieregeling technische assistentie in opkomende markten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013481/2002-12-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-12-19\n 2004-12-31\n 2002-12-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013481/2002-12-19_0/xml/BWBR0013481_2002-12-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013481/BWBR0013481.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013481/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013482.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013482\n Regeling administratie bezit van en handel in beschermde dier- en plantensoorten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-07-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013482/2002-04-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-01\n 2017-07-10\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013482/2002-04-01_0/xml/BWBR0013482_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013482/BWBR0013482.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013482/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013483.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013483\n Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013483/2002-03-15/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-03-15\n 2003-12-19\n 2002-03-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013483/2002-03-15_0/xml/BWBR0013483_2002-03-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013483/BWBR0013483.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013483/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013484.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013484\n Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-07-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013484/2009-12-09/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2009-12-09\n 2017-07-10\n 2009-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013484/2009-12-09_0/xml/BWBR0013484_2009-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013484/BWBR0013484.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013484/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013485.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013485\n Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013485/2015-01-21/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2015-01-21\n 2016-12-31\n 2015-01-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013485/2015-01-21_0/xml/BWBR0013485_2015-01-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013485/BWBR0013485.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013485/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013486.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013486\n Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-07-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013486/2014-07-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2014-07-01\n 2017-07-10\n 2014-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013486/2014-07-01_0/xml/BWBR0013486_2014-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013486/BWBR0013486.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013486/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013488.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013488\n Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013488/2003-03-08/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2003-03-08\n 2005-03-07\n 2003-03-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013488/2003-03-08_0/xml/BWBR0013488_2003-03-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013488/BWBR0013488.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013488/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013489.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013489\n Besluit modellen artikel 9, tweede lid, Wet op de lijkbezorging\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-12\n \n \n 2016-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013489/2016-07-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2016-07-01\n 9999-12-31\n 2016-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013489/2016-07-01_0/xml/BWBR0013489_2016-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013489/BWBR0013489.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013489/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013490.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013490\n Vaststellingsbesluit regels met betrekking tot commissies bedoeld in Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013490/2013-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013490/2013-01-01_0/xml/BWBR0013490_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013490/BWBR0013490.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013490/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013491.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013491\n Verlenging beperking openbaarheid archiefbescheiden Raad van Beroep voor de Perszuivering\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013491/2002-05-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013491/2002-05-01_0/xml/BWBR0013491_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013491/BWBR0013491.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013491/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013492.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013492\n Instellingsbesluit Tijdelijk Agentschap Studiecentrum Rechtspleging\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013492/2002-03-16/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Financiën\n 2002-03-16\n 2003-12-31\n 2002-03-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013492/2002-03-16_0/xml/BWBR0013492_2002-03-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013492/BWBR0013492.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013492/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013493.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013493\n Subsidieplafond Intensivering Bilaterale Betrekkingen West-Europa\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013493/2002-03-20/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-03-20\n 2005-12-31\n 2002-03-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013493/2002-03-20_0/xml/BWBR0013493_2002-03-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013493/BWBR0013493.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013493/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013494.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013494\n Regeling amateurbouwluchtvaartuigen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-10-01\n \n \n 2018-04-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013494/2018-04-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2018-04-01\n 2020-09-30\n 2018-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013494/2018-04-01_0/xml/BWBR0013494_2018-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013494/BWBR0013494.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013494/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013495.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013495\n Instellingsbesluit Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013495/2002-05-09/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-09\n 2003-12-31\n 2002-05-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013495/2002-05-09_0/xml/BWBR0013495_2002-05-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013495/BWBR0013495.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013495/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013496.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013496\n Centraal examen aardrijkskunde vwo en havo 2002 tot en met 2007/2008\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013496/2002-04-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-13\n 2007-07-31\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013496/2002-04-13_0/xml/BWBR0013496_2002-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013496/BWBR0013496.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013496/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013497.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013497\n Wijzigingswet Wet tot behoud van cultuurbezit\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-07-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013497/2002-06-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-06-01\n 2016-06-30\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013497/2002-06-01_0/xml/BWBR0013497_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013497/BWBR0013497.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013497/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013498.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013498\n Besluit werkgebieden UWV WERKbedrijf\n zbo\n nl\n Centrale Organisatie Werk en Inkomen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013498/2009-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2009-01-01\n 2009-12-31\n 2009-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013498/2009-01-01_0/xml/BWBR0013498_2009-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013498/BWBR0013498.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013498/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013500.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013500\n Aanwijzing ambtenaren toezicht Kaderwet EZ-subsidies\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013500/2002-03-15/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-03-15\n 2005-06-18\n 2002-03-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013500/2002-03-15_0/xml/BWBR0013500_2002-03-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013500/BWBR0013500.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013500/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013501.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013501\n Regeling buitenlandse verbindingsofficieren\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013501/2002-04-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013501/2002-04-01_0/xml/BWBR0013501_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013501/BWBR0013501.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013501/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013502.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013502\n Regeling aanvullende bekostiging bestuurlijke krachtenbundeling vo\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013502/2002-03-21/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-21\n 2004-07-31\n 2002-03-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013502/2002-03-21_0/xml/BWBR0013502_2002-03-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013502/BWBR0013502.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013502/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013503.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013503\n Besluit Energy Star-etiketteringsprogramma\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013503/2002-03-29/0\n Ondernemingspraktijk\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Economie en ondernemen\n Milieu, ruimte en water\n 2002-03-29\n 9999-12-31\n 2002-03-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013503/2002-03-29_0/xml/BWBR0013503_2002-03-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013503/BWBR0013503.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013503/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013504.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013504\n Vaststellingsregeling subsidieplafonds 2002 Subsidieregeling arbeidsomstandigheden\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013504/2004-12-12/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2004-12-12\n 9999-12-31\n 2004-12-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013504/2004-12-12_0/xml/BWBR0013504_2004-12-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013504/BWBR0013504.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013504/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013505.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013505\n Regeling vaststelling programma Ketenmobiliteit 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013505/2002-03-24/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-03-24\n 2009-07-14\n 2002-03-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013505/2002-03-24_0/xml/BWBR0013505_2002-03-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013505/BWBR0013505.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013505/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013506.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013506\n Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013506/2010-10-10/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013506/2010-10-10_0/xml/BWBR0013506_2010-10-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013506/BWBR0013506.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013506/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013507.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013507\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, maart 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013507/2002-06-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-06-01\n 2004-12-22\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013507/2002-06-01_0/xml/BWBR0013507_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013507/BWBR0013507.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013507/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013508.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013508\n Mandaat en machtiging Novem B.V. ter uitvoering van de Subsidieregeling SSZ 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013508/2010-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2010-01-01\n 2010-06-07\n 2004-10-31\n 2010-06-07\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013508/2010-01-01_0/xml/BWBR0013508_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013508/BWBR0013508.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013508/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013509.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013509\n Regeling geharmoniseerde normen pleziervaartuigen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013509/2002-04-04/0\n Vervoersrecht\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n Verkeer en vervoer\n 2002-04-04\n 2013-06-30\n 2002-04-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013509/2002-04-04_0/xml/BWBR0013509_2002-04-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013509/BWBR0013509.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013509/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013510.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013510\n BTW-heffing ten aanzien van servicecontracten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013510/2002-03-13/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2002-03-13\n 2009-07-24\n 2002-03-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013510/2002-03-13_0/xml/BWBR0013510_2002-03-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013510/BWBR0013510.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013510/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013511.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013511\n Uitstel van betaling en verrekening van voorheffingen bij belastingaanslagen op grond van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 waarin te conserveren inkomen is begrepen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013511/2001-07-25/0\n Belastingrecht\n Invorderingsrecht\n Belastingen\n 2001-07-25\n 2012-12-31\n 2001-07-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013511/2001-07-25_0/xml/BWBR0013511_2001-07-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013511/BWBR0013511.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013511/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013512.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013512\n Wijzigingswet Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen)\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013512/2002-09-01/0\n Personen- en familierecht\n Familierecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013512/2002-09-01_0/xml/BWBR0013512_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013512/BWBR0013512.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013512/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013513.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013513\n Wet conflictenrecht afstamming\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013513/2003-05-01/0\n Internationaal privaatrecht Inclusief internationaal procesrecht\n Personen- en familierecht\n Familierecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2003-05-01\n 2011-12-31\n 2003-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013513/2003-05-01_0/xml/BWBR0013513_2003-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013513/BWBR0013513.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013513/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013514.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013514\n Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-06-14\n \n \n 2023-06-14\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013514/2023-06-13/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2023-06-13\n 9999-12-31\n 2023-06-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013514/2023-06-13_0/xml/BWBR0013514_2023-06-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013514/BWBR0013514.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013514/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013515.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013515\n Overgangsregeling specialistenopleiding Voedsel en Groen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013515/2002-03-20/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-20\n 2010-12-31\n 2002-03-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013515/2002-03-20_0/xml/BWBR0013515_2002-03-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013515/BWBR0013515.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013515/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013516.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013516\n Uitvoeringsregeling ondernemerschap en onderwijs 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013516/2002-03-31/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-03-31\n 2005-06-10\n 2002-03-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013516/2002-03-31_0/xml/BWBR0013516_2002-03-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013516/BWBR0013516.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013516/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013517.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013517\n Regeling normrente en normbedrag spaarpremie tweede kwartaal 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013517/2002-04-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-04-01\n 2004-12-22\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013517/2002-04-01_0/xml/BWBR0013517_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013517/BWBR0013517.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013517/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013518.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013518\n Vaststelling vergoeding voorzitter en leden Adviescommissie energiebesparing door innovatie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013518/2002-06-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013518/2002-06-01_0/xml/BWBR0013518_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013518/BWBR0013518.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013518/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013519.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013519\n Specifieke aanpak wegwerken wachtlijsten toelating speciaal basisonderwijs\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013519/2002-03-27/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-27\n 9999-12-31\n 2002-03-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013519/2002-03-27_0/xml/BWBR0013519_2002-03-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013519/BWBR0013519.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013519/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013521.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013521\n Warenwetregeling Invoer grondnoten uit China\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013521/2002-11-02/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2002-11-02\n 2006-09-30\n 2002-11-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013521/2002-11-02_0/xml/BWBR0013521_2002-11-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013521/BWBR0013521.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013521/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013522.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013522\n Warenwetregeling Invoer steranijs uit derde landen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013522/2002-03-22/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2002-03-22\n 2003-09-06\n 2002-03-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013522/2002-03-22_0/xml/BWBR0013522_2002-03-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013522/BWBR0013522.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013522/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013523.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013523\n Warenwetregeling Invoer vijgen, hazel- en pistachenoten uit Turkije\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013523/2002-11-02/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2002-11-02\n 2006-09-30\n 2002-11-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013523/2002-11-02_0/xml/BWBR0013523_2002-11-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013523/BWBR0013523.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013523/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013524.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013524\n Regeling samenvoeging van scholen voor voortgezet onderwijs op 1 augustus 2002 en aanvullende bekostiging bij nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak in het voortgezet onderwijs\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013524/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2003-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013524/2002-08-01_0/xml/BWBR0013524_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013524/BWBR0013524.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013524/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013525.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013525\n Wijziging Uitvoeringsregeling BTS-2001 en vaststelling aanvraagperiode en subsidieplafonds BTS 2002-II\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013525/2002-10-25/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-10-25\n 2003-12-31\n 2002-10-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013525/2002-10-25_0/xml/BWBR0013525_2002-10-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013525/BWBR0013525.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013525/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013526.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013526\n Vaststellingsregeling bedragen Regeling toezichtskosten Wte 1995 voor 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013526/2002-03-24/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2002-03-24\n 2003-12-31\n 2002-03-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013526/2002-03-24_0/xml/BWBR0013526_2002-03-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013526/BWBR0013526.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013526/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013527.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013527\n Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-19\n \n \n 2021-10-19\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013527/2021-10-16/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2021-10-16\n 9999-12-31\n 2021-10-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013527/2021-10-16_0/xml/BWBR0013527_2021-10-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013527/BWBR0013527.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013527/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013528.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013528\n Bestuursreglement Uwv\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-04-26\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013528/2002-07-03/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-07-03\n 2022-04-22\n 2002-07-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013528/2002-07-03_0/xml/BWBR0013528_2002-07-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013528/BWBR0013528.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013528/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013529.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013529\n Vaststellingsregeling 2002 bedragen ex artikel 4, eerste lid, Regeling kostenverhaal Wet melding zeggenschap 1996\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013529/2002-03-24/0\n Ondernemingspraktijk\n Vennootschapsrecht\n Economie en ondernemen\n 2002-03-24\n 2003-12-31\n 2002-03-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013529/2002-03-24_0/xml/BWBR0013529_2002-03-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013529/BWBR0013529.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013529/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013530.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013530\n Vaststelling modelformulier Wet verevening pensioenrechten bij scheiding\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-19\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013530/2002-03-24/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Personen- en familierecht\n Echtscheiding\n Familie, jeugd en gezin\n Werk- en loopbaan\n 2002-03-24\n 2017-10-18\n 2002-03-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013530/2002-03-24_0/xml/BWBR0013530_2002-03-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013530/BWBR0013530.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013530/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013531.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013531\n Vaststelling huursubsidie-uitgavennorm subsidiejaar 2002/2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013531/2003-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2003-07-01\n 2004-03-25\n 2002-07-01\n 2004-03-25\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013531/2003-07-01_0/xml/BWBR0013531_2003-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013531/BWBR0013531.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013531/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013533.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013533\n Wijzigingswet enige bepalingen Burgerlijk Wetboek (problematiek van vermissing van personen)\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013533/2002-08-01/0\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Rechtspraak\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013533/2002-08-01_0/xml/BWBR0013533_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013533/BWBR0013533.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013533/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013534.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013534\n Oret/Milievregeling 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013534/2003-12-05/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2003-12-05\n 2005-02-04\n 2003-12-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013534/2003-12-05_0/xml/BWBR0013534_2003-12-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013534/BWBR0013534.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013534/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013535.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013535\n Instellingsbesluit Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013535/2003-11-26/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-11-26\n 2003-12-31\n 2003-11-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013535/2003-11-26_0/xml/BWBR0013535_2003-11-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013535/BWBR0013535.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013535/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013536.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013536\n Wijzigingsbesluit Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (invoering pepperspray)\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013536/2002-03-29/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-03-29\n 2007-05-03\n 2002-03-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013536/2002-03-29_0/xml/BWBR0013536_2002-03-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013536/BWBR0013536.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013536/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013537.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013537\n Verordening op de bedrijfscommissies 2002\n pbo\n nl\n Sociaal-Economische Raad\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-11-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013537/2013-07-19/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Financieel en economisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n Werk- en loopbaan\n 2013-07-19\n 2024-10-14\n 2013-07-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013537/2013-07-19_0/xml/BWBR0013537_2013-07-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013537/BWBR0013537.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013537/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013538.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013538\n Regeling vaststelling indieningsperiode 2002 aanvraag oppervlakten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013538/2002-03-28/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-28\n 2004-01-23\n 2002-03-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013538/2002-03-28_0/xml/BWBR0013538_2002-03-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013538/BWBR0013538.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013538/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013539.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013539\n Regeling Jaarverslag scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het verslagjaar 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013539/2007-11-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-11-01\n 2007-12-31\n 2007-11-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013539/2007-11-01_0/xml/BWBR0013539_2007-11-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013539/BWBR0013539.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013539/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013540.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013540\n Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-12-06\n \n \n 2023-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013540/2023-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2023-07-01\n 9999-12-31\n 2023-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013540/2023-07-01_0/xml/BWBR0013540_2023-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013540/BWBR0013540.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013540/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013541.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013541\n Subsidieplafond 2002 Regeling natuurbraaksubsidie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013541/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2004-01-23\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013541/2002-03-30_0/xml/BWBR0013541_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013541/BWBR0013541.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013541/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013542.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013542\n Aanwijzing betrokkenen overlegorganen verkeer en waterstaat 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013542/2002-06-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-06-01\n 2005-02-28\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013542/2002-06-01_0/xml/BWBR0013542_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013542/BWBR0013542.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013542/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013543.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013543\n Aanvulling overgangsregeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013543/2002-04-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-13\n 2004-12-30\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013543/2002-04-13_0/xml/BWBR0013543_2002-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013543/BWBR0013543.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013543/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013544.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013544\n Besluit betreffende ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (2002)\n KB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013544/2002-05-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013544/2002-05-01_0/xml/BWBR0013544_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013544/BWBR0013544.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013544/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013545.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013545\n Regeling afgewerkte olie\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013545/2002-05-08/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-05-08\n 2004-04-30\n 2002-05-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013545/2002-05-08_0/xml/BWBR0013545_2002-05-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013545/BWBR0013545.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013545/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013546.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013546\n Regeling Europese afvalstoffenlijst\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-08-13\n \n \n 2024-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013546/2024-01-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013546/2024-01-01_0/xml/BWBR0013546_2024-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013546/BWBR0013546.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013546/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013547.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013547\n Herziening cursusgeld voor het cursusjaar 2002 - 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013547/2002-03-30/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-03-30\n 2004-12-30\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013547/2002-03-30_0/xml/BWBR0013547_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013547/BWBR0013547.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013547/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013548.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013548\n Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013548/2005-08-20/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2005-08-20\n 2012-06-30\n 2005-08-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013548/2005-08-20_0/xml/BWBR0013548_2005-08-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013548/BWBR0013548.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013548/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013549.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013549\n Regeling integrale tekst Afvalstoffenlijst\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013549/2007-04-13/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2007-04-13\n 2018-12-31\n 2007-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013549/2007-04-13_0/xml/BWBR0013549_2007-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013549/BWBR0013549.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013549/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013551.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013551\n Circulaire inwerkingtreding Wet van 21 juni 2001 tot wijziging Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen)\n circulaire\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013551/2002-04-04/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-04-04\n 9999-12-31\n 2002-04-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013551/2002-04-04_0/xml/BWBR0013551_2002-04-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013551/BWBR0013551.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013551/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013552.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013552\n Aangepast vervoer gehandicapte leerlingen basisonderwijs (ba), speciaal basisonderwijs (so) en voortgezet onderwijs (vo)\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013552/2002-04-17/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-17\n 9999-12-31\n 2002-04-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013552/2002-04-17_0/xml/BWBR0013552_2002-04-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013552/BWBR0013552.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013552/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013553.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013553\n Regeling landbouwtelling fruit 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013553/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2004-01-23\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013553/2002-03-30_0/xml/BWBR0013553_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013553/BWBR0013553.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013553/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013554.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013554\n Regeling landbouwtelling 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013554/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2004-01-23\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013554/2002-03-30_0/xml/BWBR0013554_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013554/BWBR0013554.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013554/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013555.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013555\n Regeling vaststelling formulier gecombineerde opgave 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013555/2002-03-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-03-30\n 2004-01-23\n 2002-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013555/2002-03-30_0/xml/BWBR0013555_2002-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013555/BWBR0013555.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013555/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013556.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013556\n Regeling zoeken, rapen en beschermen van kievitseieren Flora -en faunawet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013556/2002-04-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-01\n 2016-12-31\n 2002-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013556/2002-04-01_0/xml/BWBR0013556_2002-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013556/BWBR0013556.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013556/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013557.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013557\n Regeling aanwijzing nationaal park De Loonse en Drunense Duinen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013557/2002-04-03/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-03\n 2007-08-31\n 2002-04-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013557/2002-04-03_0/xml/BWBR0013557_2002-04-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013557/BWBR0013557.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013557/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013558.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013558\n Toepassing van de verleggingsregeling op schoonmaakwerkzaamheden\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013558/2006-08-29/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-08-29\n 2006-09-08\n 2002-03-28\n 2006-09-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013558/2006-08-29_0/xml/BWBR0013558_2006-08-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013558/BWBR0013558.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013558/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013559.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013559\n Verlenging tijdelijke tegemoetkoming film 2001\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013559/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2002-01-01\n 2013-12-27\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013559/2002-01-01_0/xml/BWBR0013559_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013559/BWBR0013559.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013559/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013560.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013560\n Aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast (gpl) en bekendmaking van de opslagpercentages Vervangingsfonds ( VF) en Participatiefonds (PF) schooljaar 2001- 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013560/2002-04-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-13\n 2004-12-30\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013560/2002-04-13_0/xml/BWBR0013560_2002-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013560/BWBR0013560.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013560/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013561.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013561\n Subsidieregeling ”Week van het leren 2002”\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013561/2002-04-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-13\n 2004-12-30\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013561/2002-04-13_0/xml/BWBR0013561_2002-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013561/BWBR0013561.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013561/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013562.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013562\n Regeling aanvullende vergoeding arbeidsmarktknelpunten voortgezet onderwijs 2002 - 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013562/2002-04-20/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-20\n 2003-12-30\n 2002-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013562/2002-04-20_0/xml/BWBR0013562_2002-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013562/BWBR0013562.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013562/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013563.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013563\n Uitbreiding werkingssfeer regelingen kinderopvang en buitenschoolse opvang\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013563/2002-04-20/0\n Ondernemingspraktijk\n Familie, jeugd en gezin\n 2002-04-20\n 2006-04-26\n 2002-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013563/2002-04-20_0/xml/BWBR0013563_2002-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013563/BWBR0013563.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013563/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013564.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013564\n Besluit locatiespecifieke omstandigheden bodemsanering\n AMvB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013564/2002-10-14/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-10-14\n 2005-12-31\n 2002-10-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013564/2002-10-14_0/xml/BWBR0013564_2002-10-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013564/BWBR0013564.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013564/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013565.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013565\n Instelling Beleidsondersteunend team milieu-incidenten\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013565/2002-06-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-06-01\n 2005-12-16\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013565/2002-06-01_0/xml/BWBR0013565_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013565/BWBR0013565.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013565/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013566.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013566\n Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013566/2009-07-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2009-07-01\n 9999-12-31\n 2009-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013566/2009-07-01_0/xml/BWBR0013566_2009-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013566/BWBR0013566.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013566/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013567.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013567\n Beperking openbaarheid archiefbescheiden Stichting Landelijke Bezettingsschade (SLB) 1942-1945 en de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) 1946-1982\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013567/2002-04-07/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-04-07\n 9999-12-31\n 2002-04-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013567/2002-04-07_0/xml/BWBR0013567_2002-04-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013567/BWBR0013567.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013567/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013568.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013568\n Uitvoeringsregeling BSE-2002 duurzame energie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013568/2002-12-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-12-19\n 2005-06-10\n 2002-12-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013568/2002-12-19_0/xml/BWBR0013568_2002-12-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013568/BWBR0013568.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013568/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013569.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013569\n Regeling erkenning getuigschrift beroepsvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013569/2002-10-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-10-01\n 2009-04-30\n 2002-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013569/2002-10-01_0/xml/BWBR0013569_2002-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013569/BWBR0013569.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013569/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013570.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013570\n Goedkeuring tarieven Destructiewet eerste kwartaal 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013570/2002-04-07/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-07\n 2004-01-23\n 2002-04-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013570/2002-04-07_0/xml/BWBR0013570_2002-04-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013570/BWBR0013570.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013570/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013571.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013571\n Regeling radionucliden bevattende aanwijsinstrumenten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013571/2002-07-05/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Milieu, ruimte en water\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-05\n 2013-12-31\n 2002-07-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013571/2002-07-05_0/xml/BWBR0013571_2002-07-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013571/BWBR0013571.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013571/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013572.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013572\n Instellingsbesluit Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013572/2003-11-26/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-11-26\n 2003-12-31\n 2003-11-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013572/2003-11-26_0/xml/BWBR0013572_2003-11-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013572/BWBR0013572.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013572/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013573.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013573\n OMV bureau Interbestuurlijke verhoudingen en Communicatie 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013573/2002-04-17/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-04-17\n 2003-12-31\n 2002-04-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013573/2002-04-17_0/xml/BWBR0013573_2002-04-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013573/BWBR0013573.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013573/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013574.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013574\n Programma Bilaterale Samenwerking Indonesië; PBSI\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013574/2002-05-14/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-05-14\n 2005-12-31\n 2002-05-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013574/2002-05-14_0/xml/BWBR0013574_2002-05-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013574/BWBR0013574.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013574/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013575.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013575\n Regeling gebruiksartikelen stralingsbescherming\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013575/2004-09-23/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Milieu, ruimte en water\n Werk- en loopbaan\n 2004-09-23\n 2013-12-31\n 2004-09-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013575/2004-09-23_0/xml/BWBR0013575_2004-09-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013575/BWBR0013575.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013575/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013576.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013576\n Toelating centraal examen vwo en havo\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013576/2002-04-20/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-20\n 2007-07-31\n 2002-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013576/2002-04-20_0/xml/BWBR0013576_2002-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013576/BWBR0013576.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013576/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013577.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013577\n Uitvoeringsregeling BSE-nieuw energieonderzoek\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013577/2003-03-29/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2003-03-29\n 2009-12-31\n 2003-03-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013577/2003-03-29_0/xml/BWBR0013577_2003-03-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013577/BWBR0013577.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013577/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013578.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013578\n Samenstelling en werkwijze Bedrijfscommissie voor de Overheid 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013578/2002-04-18/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-04-18\n 2014-12-31\n 2002-04-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013578/2002-04-18_0/xml/BWBR0013578_2002-04-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013578/BWBR0013578.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013578/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013579.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013579\n Besluit instelling NPRD\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013579/2004-07-24/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2004-07-24\n 2008-02-07\n 2004-07-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013579/2004-07-24_0/xml/BWBR0013579_2004-07-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013579/BWBR0013579.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013579/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013580.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013580\n Wijzigingsbesluit Besluit huurprijzen woonruimte, enz. (aanpassingen als gevolg van het huurbeleid vanaf 1 juli 2002)\n AMvB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013580/2002-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013580/2002-07-01_0/xml/BWBR0013580_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013580/BWBR0013580.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013580/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013581.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013581\n Instellingsbesluit Taakveldberaad Koninklijke Marechaussee Handhaving Vreemdelingenwetgeving\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013581/2002-04-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-04-21\n 2009-03-14\n 2002-04-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013581/2002-04-21_0/xml/BWBR0013581_2002-04-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013581/BWBR0013581.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013581/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013582.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013582\n Instellingsbesluit Taakveldberaad Koninklijke Marechaussee Militaire Politietaak\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013582/2002-04-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-04-21\n 2009-03-14\n 2002-04-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013582/2002-04-21_0/xml/BWBR0013582_2002-04-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013582/BWBR0013582.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013582/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013583.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013583\n Instellingsbesluit Taakveldberaad Koninklijke Marechaussee Rechtshandhaving\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013583/2002-04-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-04-21\n 2009-03-14\n 2002-04-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013583/2002-04-21_0/xml/BWBR0013583_2002-04-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013583/BWBR0013583.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013583/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013584.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013584\n Ziektekostentegemoetkoming per 1 januari 2002\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013584/2002-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013584/2002-01-01_0/xml/BWBR0013584_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013584/BWBR0013584.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013584/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013585.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013585\n Besluit mandaat toepassing bestuursdwang ex artikel 93 Wet personenvervoer 2000 en artikel 169, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 aan het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013585/2002-04-13/0\n Vervoersrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Verkeer en vervoer\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n 2002-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013585/2002-04-13_0/xml/BWBR0013585_2002-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013585/BWBR0013585.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013585/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013586.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013586\n Beleidsregels privacy Internet- en e-mailgebruik EZ\n beleidsregel\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013586/2002-04-17/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-04-17\n 2013-07-31\n 2002-04-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013586/2002-04-17_0/xml/BWBR0013586_2002-04-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013586/BWBR0013586.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013586/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013587.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013587\n Beleidsregels compensatie meldingsplichtige vuurwerkbedrijven\n beleidsregel\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013587/2002-04-26/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-04-26\n 9999-12-31\n 2002-04-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013587/2002-04-26_0/xml/BWBR0013587_2002-04-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013587/BWBR0013587.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013587/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013588.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013588\n Aanpassing toelage onregelmatige dienst personenchauffeurs en vergoeding privé-ruimte telewerken\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013588/2001-10-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2001-10-01\n 9999-12-31\n 2001-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013588/2001-10-01_0/xml/BWBR0013588_2001-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013588/BWBR0013588.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013588/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013589.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013589\n Naheffing dividendbelasting bij dividendstripping\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013589/2007-01-01/0\n Belastingrecht\n Dividendbelasting\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2007-01-01\n 2007-03-27\n 2001-04-27\n 2007-03-27\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013589/2007-01-01_0/xml/BWBR0013589_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013589/BWBR0013589.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013589/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013590.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013590\n Regeling voor projectsubsidie nascholingscursus rekencoördinator\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013590/2002-04-27/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-04-27\n 2008-07-31\n 2002-04-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013590/2002-04-27_0/xml/BWBR0013590_2002-04-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013590/BWBR0013590.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013590/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013591.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013591\n Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013591/2005-04-06/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2005-04-06\n 2006-07-31\n 2005-04-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013591/2005-04-06_0/xml/BWBR0013591_2005-04-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013591/BWBR0013591.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013591/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013592.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013592\n Regeling IKAP Verkeer en Waterstaat\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013592/2002-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-01-01\n 2012-06-16\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013592/2002-01-01_0/xml/BWBR0013592_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013592/BWBR0013592.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013592/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013593.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013593\n Subsidieregeling infrastructuur technostarters\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013593/2002-04-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-04-19\n 2004-10-27\n 2002-04-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013593/2002-04-19_0/xml/BWBR0013593_2002-04-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013593/BWBR0013593.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013593/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013594.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013594\n Openstelling Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013594/2002-04-18/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-18\n 2004-01-23\n 2002-04-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013594/2002-04-18_0/xml/BWBR0013594_2002-04-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013594/BWBR0013594.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013594/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013595.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013595\n Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013595/2002-05-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-24\n 2007-03-31\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013595/2002-05-24_0/xml/BWBR0013595_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013595/BWBR0013595.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013595/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013596.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013596\n Regeling begroting uitvoeringsorgaan Wtz 1998\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013596/2002-04-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-04-20\n 2005-12-31\n 2002-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013596/2002-04-20_0/xml/BWBR0013596_2002-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013596/BWBR0013596.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013596/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013597.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013597\n Subsidieregeling activiteiten Fietsberaad\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013597/2002-04-26/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-04-26\n 2005-12-31\n 2002-04-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013597/2002-04-26_0/xml/BWBR0013597_2002-04-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013597/BWBR0013597.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013597/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013598.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013598\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, april 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013598/2002-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-07-01\n 2004-12-22\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013598/2002-07-01_0/xml/BWBR0013598_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013598/BWBR0013598.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013598/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013599.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013599\n Doorschuiving bij staking door overlijden (artikel 3.62 Wet IB 2001); verhuurde onderneming\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-31\n \n \n 2018-05-31\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013599/2018-05-14/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2018-05-14\n 2018-05-30\n 2002-04-12\n 2018-05-30\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013599/2018-05-14_0/xml/BWBR0013599_2018-05-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013599/BWBR0013599.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013599/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013600.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013600\n Warenwetregeling Geleiproducten met E 425 konjac\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013600/2003-04-18/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2003-04-18\n 2003-08-09\n 2003-04-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013600/2003-04-18_0/xml/BWBR0013600_2003-04-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013600/BWBR0013600.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013600/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013601.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013601\n Regeling verzilvering formatierekeneenheden schooljaar 2002-2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013601/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2003-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013601/2002-08-01_0/xml/BWBR0013601_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013601/BWBR0013601.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013601/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013602.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013602\n Overgangsregeling in verband met het toevoegen van de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie (schoolprofielbudget) aan het schoolbudget\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013602/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013602/2002-08-01_0/xml/BWBR0013602_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013602/BWBR0013602.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013602/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013603.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013603\n Maatregelen in verband met deregulering en autonomievergroting op korte termijn (schoolbudget met ingang van 1 augustus 2002)\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013603/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013603/2002-08-01_0/xml/BWBR0013603_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013603/BWBR0013603.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013603/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013604.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013604\n Besluit naturalisatietoets\n rijksKB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-05-26\n \n \n 2022-05-26\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013604/2022-05-26/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2022-05-26\n 9999-12-31\n 2022-05-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013604/2022-05-26_0/xml/BWBR0013604_2022-05-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013604/BWBR0013604.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013604/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013605.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013605\n Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap\n rijksKB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-03-15\n \n \n 2017-03-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013605/2017-03-01/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2017-03-01\n 9999-12-31\n 2017-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013605/2017-03-01_0/xml/BWBR0013605_2017-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013605/BWBR0013605.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013605/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013606.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013606\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar arrestantenbewakers/-verzorgers Koninklijke marechaussee 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013606/2002-04-23/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-04-23\n 2007-04-22\n 2002-04-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013606/2002-04-23_0/xml/BWBR0013606_2002-04-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013606/BWBR0013606.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013606/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013607.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013607\n Vrijstellingsregeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet in verband met mond- en klauwzeer\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013607/2002-04-19/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-04-19\n 2004-01-23\n 2002-04-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013607/2002-04-19_0/xml/BWBR0013607_2002-04-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013607/BWBR0013607.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013607/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013608.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013608\n Instellingsregeling Commissie Innovatie Openbaar Bestuur\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013608/2006-07-22/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-07-22\n 2013-06-30\n 2006-07-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013608/2006-07-22_0/xml/BWBR0013608_2006-07-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013608/BWBR0013608.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013608/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013609.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013609\n Tijdelijke bijdrageregeling Innovatie Openbaar Bestuur\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013609/2002-04-16/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-04-16\n 2006-04-16\n 2002-04-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013609/2002-04-16_0/xml/BWBR0013609_2002-04-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013609/BWBR0013609.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013609/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013610.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013610\n Samenloop verval verliescompensatie op grond van art. 20a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en inhaalregeling van art. 35 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-05-05\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013610/2002-04-16/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2002-04-16\n 2023-05-02\n 2002-04-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013610/2002-04-16_0/xml/BWBR0013610_2002-04-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013610/BWBR0013610.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013610/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013611.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013611\n Besluit toekenning vaste beloning voorzitter Commissie innovatie openbaar bestuur\n KB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013611/2002-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013611/2002-07-01_0/xml/BWBR0013611_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013611/BWBR0013611.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013611/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013612.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013612\n Monitorregeling maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013612/2006-06-09/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-06-09\n 2006-12-31\n 2006-06-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013612/2006-06-09_0/xml/BWBR0013612_2006-06-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013612/BWBR0013612.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013612/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013613.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013613\n Besluit instelling Marokkaans-Nederlands Interactieteam Jeugd\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013613/2002-05-03/0\n Personen- en familierecht\n Jeugdrecht (m.u.v. jeugdstrafrecht)\n Familie, jeugd en gezin\n 2002-05-03\n 2005-01-31\n 2002-05-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013613/2002-05-03_0/xml/BWBR0013613_2002-05-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013613/BWBR0013613.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013613/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013614.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013614\n Wijzigingswet Tabakswet\n wet\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013614/2010-07-14/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2010-07-14\n 9999-12-31\n 2010-07-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013614/2010-07-14_0/xml/BWBR0013614_2010-07-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013614/BWBR0013614.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013614/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013615.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013615\n Wijzigingswet boek 2 Burgerlijk Wetboek, enz. (openbaarmaking bezoldiging en aandelenbezit)\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013615/2002-09-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Vennootschapsrecht\n Economie en ondernemen\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013615/2002-09-01_0/xml/BWBR0013615_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013615/BWBR0013615.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013615/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013616.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013616\n Wijzigingswet Luchtvaartwet (beveiliging luchtvaartterreinen)\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013616/2003-04-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013616/2003-04-01_0/xml/BWBR0013616_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013616/BWBR0013616.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013616/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013617.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013617\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994 (rijvaardigheid en rijbevoegdheid)\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013617/2007-03-14/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-03-14\n 9999-12-31\n 2007-03-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013617/2007-03-14_0/xml/BWBR0013617_2007-03-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013617/BWBR0013617.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013617/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013618.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013618\n Rijkswet op de consulaire tarieven\n rijkswet\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013618/2010-10-10/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n 2010-10-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013618/2010-10-10_0/xml/BWBR0013618_2010-10-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013618/BWBR0013618.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013618/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013619.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013619\n Wet tot samenvoeging van de gemeenten Heerjansdam en Zwijndrecht\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013619/2002-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013619/2002-07-01_0/xml/BWBR0013619_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013619/BWBR0013619.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013619/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013620.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013620\n Wet tot samenvoeging van de gemeenten Oss en Ravenstein\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013620/2002-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013620/2002-07-01_0/xml/BWBR0013620_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013620/BWBR0013620.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013620/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013621.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013621\n Subsidieplafond en beleidsvoornemen GMV 2002, HMA Sarajevo\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013621/2002-04-24/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-04-24\n 2005-12-31\n 2002-04-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013621/2002-04-24_0/xml/BWBR0013621_2002-04-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013621/BWBR0013621.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013621/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013622.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013622\n Vergoeding leden Adviescommissie duurzame energie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013622/2002-06-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013622/2002-06-01_0/xml/BWBR0013622_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013622/BWBR0013622.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013622/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013624.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013624\n Besluit afwijkende verliesnormen 2002 Meststoffenwet\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013624/2002-07-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2002-07-01\n 2003-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013624/2002-07-01_0/xml/BWBR0013624_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013624/BWBR0013624.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013624/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013625.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013625\n Dierentuinenbesluit\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013625/2012-01-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2012-01-01\n 2014-06-30\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013625/2012-01-01_0/xml/BWBR0013625_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013625/BWBR0013625.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013625/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013626.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013626\n Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van teer-, nicotine- en koolmonoxidegehaltes in sigaretten en shag\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-05-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013626/2005-04-08/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2005-04-08\n 2016-05-19\n 2005-04-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013626/2005-04-08_0/xml/BWBR0013626_2005-04-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013626/BWBR0013626.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013626/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013627.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013627\n Regeling Inspectie Verkeer en Waterstaat 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013627/2002-04-27/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-04-27\n 2011-12-31\n 2002-04-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013627/2002-04-27_0/xml/BWBR0013627_2002-04-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013627/BWBR0013627.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013627/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013628.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013628\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Algemene Zaken 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013628/2002-05-09/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-09\n 2003-12-31\n 2002-05-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013628/2002-05-09_0/xml/BWBR0013628_2002-05-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013628/BWBR0013628.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013628/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013629.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013629\n Regeling ammoniak en veehouderij\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2023-04-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013629/2023-04-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2023-04-01\n 2023-12-31\n 2023-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013629/2023-04-01_0/xml/BWBR0013629_2023-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013629/BWBR0013629.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013629/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013630.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013630\n Instellingsregeling College implementatie indicatiebeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013630/2002-04-25/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-04-25\n 2004-06-30\n 2002-04-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013630/2002-04-25_0/xml/BWBR0013630_2002-04-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013630/BWBR0013630.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013630/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013631.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013631\n Regeling modellen diploma's vmbo\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013631/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2008-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013631/2002-08-01_0/xml/BWBR0013631_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013631/BWBR0013631.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013631/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013632.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013632\n Subsidieregeling vereniging Fietsersbond\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-09\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013632/2002-04-27/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-04-27\n 2006-12-31\n 2002-04-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013632/2002-04-27_0/xml/BWBR0013632_2002-04-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013632/BWBR0013632.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013632/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013633.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013633\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen: begrip kampeerauto’s en de maatstaf van heffing; quads\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013633/2002-05-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2002-05-01\n 2006-09-30\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013633/2002-05-01_0/xml/BWBR0013633_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013633/BWBR0013633.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013633/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013634.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013634\n Motorrijtuigenbelasting, toepassing van artikel 30 van de Wet MB’94 voor kampeerauto’s\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013634/2002-05-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2002-05-01\n 2007-07-14\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013634/2002-05-01_0/xml/BWBR0013634_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013634/BWBR0013634.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013634/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013635.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013635\n Vrijstellingsregeling havo/vwo profiel\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013635/2002-05-25/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-05-25\n 2022-07-31\n 2002-05-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013635/2002-05-25_0/xml/BWBR0013635_2002-05-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013635/BWBR0013635.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013635/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013636.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013636\n Onderzoekingsregulatief 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013636/2005-11-25/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2005-11-25\n 2005-12-31\n 2005-11-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013636/2005-11-25_0/xml/BWBR0013636_2005-11-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013636/BWBR0013636.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013636/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013637.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013637\n Ophoging subsidieplafond Subsidieregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013637/2002-05-03/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-03\n 2004-01-23\n 2002-05-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013637/2002-05-03_0/xml/BWBR0013637_2002-05-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013637/BWBR0013637.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013637/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013638.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013638\n Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013638/2002-05-05/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-05-05\n 2019-10-04\n 2002-05-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013638/2002-05-05_0/xml/BWBR0013638_2002-05-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013638/BWBR0013638.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013638/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013640.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013640\n Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002 - 2004\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013640/2004-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2004-01-01\n 2004-03-19\n 2002-05-25\n 2004-03-19\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013640/2004-01-01_0/xml/BWBR0013640_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013640/BWBR0013640.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013640/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013641.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013641\n Wijzigingsbesluit Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten (formalisering Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2001-2002)\n AMvB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013641/2002-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-01\n 2019-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013641/2002-07-01_0/xml/BWBR0013641_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013641/BWBR0013641.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013641/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013642.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013642\n Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting\n wet\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-07-01\n \n \n 2020-03-20\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013642/2020-03-19/0\n Privacy\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2020-03-19\n 2021-06-30\n 2020-03-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013642/2020-03-19_0/xml/BWBR0013642_2020-03-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013642/BWBR0013642.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013642/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013643.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013643\n Teruggaaf of kwijtschelding van omzetbelasting bij invoer ex artikel 22, lid 2, Wet op de omzetbelasting 1968\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013643/2007-11-13/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-11-13\n 2007-11-23\n 2002-04-25\n 2007-11-23\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013643/2007-11-13_0/xml/BWBR0013643_2007-11-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013643/BWBR0013643.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013643/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013644.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013644\n Regeling aanwijzing nationaal park Duinen van Texel\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013644/2002-05-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-01\n 2007-08-31\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013644/2002-05-01_0/xml/BWBR0013644_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013644/BWBR0013644.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013644/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013645.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013645\n Regeling financieel verslag ziekenfondsen\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013645/2002-05-05/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-05-05\n 2005-12-31\n 2002-05-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013645/2002-05-05_0/xml/BWBR0013645_2002-05-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013645/BWBR0013645.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013645/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013646.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013646\n Tijdelijke subsidieregeling Technische Universiteit Delft\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013646/2002-05-09/0\n Onderwijsrecht\n Vervoersrecht\n Onderwijs en wetenschap\n Verkeer en vervoer\n 2002-05-09\n 2004-12-31\n 2002-05-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013646/2002-05-09_0/xml/BWBR0013646_2002-05-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013646/BWBR0013646.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013646/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013647.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013647\n Vaststelling formulier opgave doodsoorzaak\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013647/2002-10-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-10-01\n 2021-12-31\n 2002-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013647/2002-10-01_0/xml/BWBR0013647_2002-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013647/BWBR0013647.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013647/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013648.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013648\n Mandaatbesluit Nederlands bureau brandweerexamens\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013648/2002-05-15/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-15\n 2008-07-15\n 2002-05-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013648/2002-05-15_0/xml/BWBR0013648_2002-05-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013648/BWBR0013648.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013648/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013649.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013649\n Vaststelling drempelpercentage Besluit financiën regionale politiekorpsen\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013649/2002-05-15/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-05-15\n 2012-12-31\n 2002-05-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013649/2002-05-15_0/xml/BWBR0013649_2002-05-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013649/BWBR0013649.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013649/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013650.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013650\n Verdeling subsidie sanering verkeerslawaai 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013650/2002-04-28/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-04-28\n 2004-12-22\n 2002-04-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013650/2002-04-28_0/xml/BWBR0013650_2002-04-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013650/BWBR0013650.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013650/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013651.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013651\n Regeling groen cursusonderwijs\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013651/2003-07-06/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2003-07-06\n 2004-12-22\n 2003-07-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013651/2003-07-06_0/xml/BWBR0013651_2003-07-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013651/BWBR0013651.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013651/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013652.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013652\n Instellingsbesluit Beraad Urgentiegeneeskunde\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013652/2002-05-09/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-05-09\n 2004-12-31\n 2002-05-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013652/2002-05-09_0/xml/BWBR0013652_2002-05-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013652/BWBR0013652.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013652/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013653.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013653\n Vaststelling nominaal bedrag eindejaarsuitkering 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013653/2006-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2006-01-01\n 2006-12-20\n 2002-05-14\n 2006-12-20\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013653/2006-01-01_0/xml/BWBR0013653_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013653/BWBR0013653.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013653/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013654.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013654\n Vaststelling maximale huurprijsgrenzen woonruimten 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013654/2003-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verbintenissenrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n Economie en ondernemen\n 2003-07-01\n 2003-07-31\n 2003-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013654/2003-07-01_0/xml/BWBR0013654_2003-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013654/BWBR0013654.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013654/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013655.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013655\n Overgangsregeling eindexamens m.a.v.o. en v.b.o. oude stijl\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013655/2004-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2004-08-01\n 2014-07-31\n 2004-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013655/2004-08-01_0/xml/BWBR0013655_2004-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013655/BWBR0013655.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013655/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013656.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013656\n Regeling tarieven in burgerlijke zaken\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013656/2009-10-01/0\n Procesrecht\n Burgerlijk procesrecht\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2009-10-01\n 2010-10-31\n 2009-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013656/2009-10-01_0/xml/BWBR0013656_2009-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013656/BWBR0013656.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013656/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013657.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013657\n Vaststelling modelformulieren akten van uitreiking en dagvaarding (straf)\n circulaire\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013657/2002-05-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n 2002-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013657/2002-05-01_0/xml/BWBR0013657_2002-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013657/BWBR0013657.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013657/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013658.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013658\n BTW-tarieftoepassing ten aanzien van ballonvaarten en vluchten van ambulance- of traumahelikopters\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013658/2007-09-27/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-09-27\n 2007-10-10\n 2002-01-01\n 2007-10-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013658/2007-09-27_0/xml/BWBR0013658_2007-09-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013658/BWBR0013658.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013658/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013659.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013659\n Regeling aanwijzing bijzondere gevallen bij werkloosheid als gevolg van werkstaking of uitsluiting\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013659/2004-11-17/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2004-11-17\n 2005-12-31\n 2004-11-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013659/2004-11-17_0/xml/BWBR0013659_2004-11-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013659/BWBR0013659.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013659/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013660.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013660\n Instellingsbesluit Productschap Dranken\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013660/2002-07-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-07-01\n 2014-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013660/2002-07-01_0/xml/BWBR0013660_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013660/BWBR0013660.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013660/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013661.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013661\n Regeling gebruik FM-frequentieruimte commerciële radio-omroep\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013661/2002-05-17/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-05-17\n 2004-12-30\n 2002-05-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013661/2002-05-17_0/xml/BWBR0013661_2002-05-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013661/BWBR0013661.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013661/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013662.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013662\n Suikersysteem en overdracht basisreferenties (Suikerbietenquotum)\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013662/2006-06-15/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2006-06-15\n 2006-06-24\n 2002-05-07\n 2006-06-24\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013662/2006-06-15_0/xml/BWBR0013662_2006-06-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013662/BWBR0013662.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013662/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013663.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013663\n Voorwaarden tijdelijke bevoegdheid oalt en taalondersteuning\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013663/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2006-07-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013663/2002-08-01_0/xml/BWBR0013663_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013663/BWBR0013663.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013663/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013664.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013664\n Regeling cultuurvouchers voortgezet onderwijs 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-08-28\n \n \n 2018-08-28\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013664/2018-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2018-08-01\n 2018-08-24\n 2003-08-03\n 2018-08-24\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013664/2018-08-01_0/xml/BWBR0013664_2018-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013664/BWBR0013664.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013664/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013665.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013665\n Besluit 2002/1 PT heffingen groenten en fruit 2002\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013665/2002-05-25/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-25\n 9999-12-31\n 2002-05-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013665/2002-05-25_0/xml/BWBR0013665_2002-05-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013665/BWBR0013665.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013665/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013667.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013667\n Besluit 2002/1 Verordening PT verduurzaamde champignons 2000\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013667/2002-05-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-24\n 2014-12-31\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013667/2002-05-24_0/xml/BWBR0013667_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013667/BWBR0013667.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013667/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013668.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013668\n Regels inzake aanwijzing ambtenaren toezicht Gaswet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013668/2005-06-18/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2005-06-18\n 2006-11-01\n 2005-06-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013668/2005-06-18_0/xml/BWBR0013668_2005-06-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013668/BWBR0013668.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013668/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013670.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013670\n Besluit InnovatieNetwerk\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013670/2006-09-08/0\n Ondernemingspraktijk\n Milieu, ruimte en water\n 2006-09-08\n 2008-07-19\n 2006-09-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013670/2006-09-08_0/xml/BWBR0013670_2006-09-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013670/BWBR0013670.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013670/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013671.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013671\n Regeling verbreding onderwijskansenbeleid\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013671/2006-03-17/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-03-17\n 2008-07-31\n 2006-03-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013671/2006-03-17_0/xml/BWBR0013671_2006-03-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013671/BWBR0013671.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013671/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013673.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013673\n Verlening vertegenwoordigingsbevoegdheden aan de directeur Uitvoering Werk en Inkomen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013673/2002-05-15/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-15\n 2003-12-31\n 2002-05-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013673/2002-05-15_0/xml/BWBR0013673_2002-05-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013673/BWBR0013673.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013673/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013674.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013674\n Vaststelling Subsidieprogramma CO2-reductie goederenvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013674/2002-05-16/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-05-16\n 2008-12-31\n 2002-05-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013674/2002-05-16_0/xml/BWBR0013674_2002-05-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013674/BWBR0013674.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013674/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013675.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013675\n Regeling aanwijzing nationaal park Oosterschelde\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013675/2002-09-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-09-01\n 2007-08-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013675/2002-09-01_0/xml/BWBR0013675_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013675/BWBR0013675.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013675/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013676.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013676\n Regeling wijziging normbedragen voor exploitatiebijdragen van standplaatsen en ter continuering van de toepassing van het subsidieafbraakpercentage voor woonwagens en standplaatsen zoals dit geldt voor 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013676/2002-05-25/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-05-25\n 2004-12-22\n 2002-05-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013676/2002-05-25_0/xml/BWBR0013676_2002-05-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013676/BWBR0013676.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013676/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013677.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013677\n Wijziging normbedragen exploitatiebijdragen standplaatsen woonwagens en toepassing subsidieafbraakpercentage\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013677/2002-05-23/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-05-23\n 9999-12-31\n 2002-05-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013677/2002-05-23_0/xml/BWBR0013677_2002-05-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013677/BWBR0013677.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013677/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013678.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013678\n Wijzigingsbesluit Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (vernieuwing personeelsbeleid)\n AMvB\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013678/2002-12-31/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-12-31\n 2019-12-31\n 2002-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013678/2002-12-31_0/xml/BWBR0013678_2002-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013678/BWBR0013678.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013678/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013679.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013679\n Besluit aanwijzing toezichthouders Landbouwkwaliteitswet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013679/2002-05-17/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-17\n 2007-09-27\n 2002-05-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013679/2002-05-17_0/xml/BWBR0013679_2002-05-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013679/BWBR0013679.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013679/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013680.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013680\n Regeling uitbetaling pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs Nederlandse Antillen en Aruba\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013680/2002-05-23/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-05-23\n 9999-12-31\n 2002-05-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013680/2002-05-23_0/xml/BWBR0013680_2002-05-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013680/BWBR0013680.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013680/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013681.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013681\n Beleidskader Thematische medefinanciering\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013681/2002-07-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-07-01\n 2005-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013681/2002-07-01_0/xml/BWBR0013681_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013681/BWBR0013681.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013681/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013682.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013682\n Wijziging Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013682/2002-05-17/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2002-05-17\n 9999-12-31\n 2002-05-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013682/2002-05-17_0/xml/BWBR0013682_2002-05-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013682/BWBR0013682.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013682/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013683.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013683\n Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013683/2002-08-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-08-24\n 2007-03-31\n 2002-08-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013683/2002-08-24_0/xml/BWBR0013683_2002-08-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013683/BWBR0013683.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013683/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013684.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013684\n Regeling huursubsidiegrenzen 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013684/2002-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2002-07-01\n 2004-12-22\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013684/2002-07-01_0/xml/BWBR0013684_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013684/BWBR0013684.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013684/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013685.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013685\n Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over waterstaatswerken of wegen in beheer bij het Rijk\n beleidsregel\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-09\n \n \n 2024-01-09\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013685/2024-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Milieu, ruimte en water\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013685/2024-01-01_0/xml/BWBR0013685_2024-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013685/BWBR0013685.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013685/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013686.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013686\n Subsidieregeling breedband Kenniswijk\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013686/2014-01-06/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2014-01-06\n 9999-12-31\n 2014-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013686/2014-01-06_0/xml/BWBR0013686_2014-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013686/BWBR0013686.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013686/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013687.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013687\n Regeling bevordering eigenwoningbezit 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013687/2002-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-07-01\n 2004-12-22\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013687/2002-07-01_0/xml/BWBR0013687_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013687/BWBR0013687.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013687/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013688.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013688\n Vergoedingenregeling AWT\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013688/2014-08-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2014-08-01\n 2014-10-08\n 2013-04-11\n 2014-10-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013688/2014-08-01_0/xml/BWBR0013688_2014-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013688/BWBR0013688.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013688/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013689.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013689\n Regeling vaargebieden vissersvaartuigen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013689/2002-05-31/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-05-31\n 9999-12-31\n 2002-05-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013689/2002-05-31_0/xml/BWBR0013689_2002-05-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013689/BWBR0013689.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013689/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013690.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013690\n Uitvoering saneringsregelingen vuurwerkbedrijven; mandatering Agentschap NL\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013690/2010-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Economie en ondernemen\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-01-01\n 2013-04-30\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013690/2010-01-01_0/xml/BWBR0013690_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013690/BWBR0013690.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013690/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013691.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013691\n Herindelingswet Zeeuws-Vlaanderen\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013691/2002-08-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013691/2002-08-01_0/xml/BWBR0013691_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013691/BWBR0013691.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013691/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013692.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013692\n Wijzigingswet Wet Fonds economische structuurversterking\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013692/2002-09-01/0\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013692/2002-09-01_0/xml/BWBR0013692_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013692/BWBR0013692.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013692/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013693.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013693\n Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013693/2003-05-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2003-05-01\n 2006-12-31\n 2003-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013693/2003-05-01_0/xml/BWBR0013693_2003-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013693/BWBR0013693.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013693/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013694.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013694\n Aanvraagperiode en subsidieplafond Subsidieregeling natuurbeheer 2000 t.b.v. Inrichtingssubsidie m.b.t. het natuuroffensief\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013694/2002-08-23/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-08-23\n 2004-01-23\n 2002-08-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013694/2002-08-23_0/xml/BWBR0013694_2002-08-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013694/BWBR0013694.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013694/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013695.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013695\n Belastingheffing van EU-fellows werkzaam bij Nederlandse universiteiten en woonachtig in/afkomstig uit een van de EU-landen/EER-landen of een aangewezen ander land\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013695/2002-06-01/0\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013695/2002-06-01_0/xml/BWBR0013695_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013695/BWBR0013695.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013695/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013696.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013696\n Uitvoeringsregeling Tipp 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013696/2002-05-23/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-05-23\n 2004-12-14\n 2002-05-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013696/2002-05-23_0/xml/BWBR0013696_2002-05-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013696/BWBR0013696.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013696/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013697.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013697\n Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013697/2005-04-13/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2005-04-13\n 2005-12-31\n 2005-04-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013697/2005-04-13_0/xml/BWBR0013697_2005-04-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013697/BWBR0013697.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013697/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013698.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013698\n Subsidieregeling Europese milieusamenwerking 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013698/2002-05-31/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-05-31\n 2004-12-22\n 2002-05-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013698/2002-05-31_0/xml/BWBR0013698_2002-05-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013698/BWBR0013698.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013698/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013699.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013699\n Instellingsregeling vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013699/2002-05-24/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2002-05-24\n 2003-05-22\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013699/2002-05-24_0/xml/BWBR0013699_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013699/BWBR0013699.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013699/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013700.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013700\n Mandaatbesluit directie Financieel-Economische Zaken\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013700/2002-05-24/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-05-24\n 2008-06-17\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013700/2002-05-24_0/xml/BWBR0013700_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013700/BWBR0013700.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013700/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013701.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013701\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, mei 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013701/2002-08-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-08-01\n 2004-12-22\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013701/2002-08-01_0/xml/BWBR0013701_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013701/BWBR0013701.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013701/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013702.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013702\n Regeling Cultuur en School voor de Bve-sector 2002 - 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013702/2002-06-06/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-06\n 2004-12-30\n 2002-06-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013702/2002-06-06_0/xml/BWBR0013702_2002-06-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013702/BWBR0013702.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013702/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013703.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013703\n MVO-verordening 2002, Eetbare oliën en vetten\n pbo\n nl\n Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013703/2003-08-02/0\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2003-08-02\n 2014-08-22\n 2003-08-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013703/2003-08-02_0/xml/BWBR0013703_2003-08-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013703/BWBR0013703.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013703/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013704.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013704\n Circulaire Afgifte jachtakten Flora- en faunawet\n circulaire\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013704/2002-05-24/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n 2002-05-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013704/2002-05-24_0/xml/BWBR0013704_2002-05-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013704/BWBR0013704.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013704/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013705.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013705\n Vaststelling subsidieplafond 2002 Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013705/2002-05-30/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-05-30\n 2004-01-23\n 2002-05-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013705/2002-05-30_0/xml/BWBR0013705_2002-05-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013705/BWBR0013705.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013705/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013706.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013706\n Vijfde faciliteringsregeling regionale expertisecentra in oprichting schooljaar 2002 - 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013706/2002-06-08/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-08\n 2004-12-30\n 2002-06-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013706/2002-06-08_0/xml/BWBR0013706_2002-06-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013706/BWBR0013706.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013706/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013707.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013707\n Besluit beheer autowrakken\n AMvB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-08-13\n \n \n 2024-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013707/2024-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n 2024-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013707/2024-01-01_0/xml/BWBR0013707_2024-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013707/BWBR0013707.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013707/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013708.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013708\n MG-Circulaire en Regeling Besluit beheer sociale-huursector\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013708/2002-05-28/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-05-28\n 9999-12-31\n 2002-05-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013708/2002-05-28_0/xml/BWBR0013708_2002-05-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013708/BWBR0013708.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013708/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013709.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013709\n Regeling schoolverpleegkundige lz, lg, mg\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013709/2002-06-08/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-08\n 2004-12-30\n 2002-06-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013709/2002-06-08_0/xml/BWBR0013709_2002-06-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013709/BWBR0013709.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013709/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013710.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013710\n Ontwikkelproject opleiden in de school in het primair onderwijs 2002-2004\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013710/2002-06-22/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-22\n 2004-12-30\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013710/2002-06-22_0/xml/BWBR0013710_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013710/BWBR0013710.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013710/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013711.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013711\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Gelderland-Midden 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013711/2002-06-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-06-01\n 2007-05-31\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013711/2002-06-01_0/xml/BWBR0013711_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013711/BWBR0013711.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013711/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013712.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013712\n Subsidieregeling Vereniging Vervoermanagement Nederland\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013712/2002-06-15/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-06-15\n 2005-12-31\n 2002-06-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013712/2002-06-15_0/xml/BWBR0013712_2002-06-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013712/BWBR0013712.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013712/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013713.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013713\n Regeling aanvullende formatie klassenassistenten so-zmok en (v)so-lz voor het schooljaar 2002-2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013713/2002-06-08/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-08\n 2004-12-30\n 2002-06-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013713/2002-06-08_0/xml/BWBR0013713_2002-06-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013713/BWBR0013713.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013713/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013714.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013714\n Regeling klassenassistenten zmlk schooljaar 2002- 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013714/2002-06-08/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-08\n 2004-12-30\n 2002-06-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013714/2002-06-08_0/xml/BWBR0013714_2002-06-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013714/BWBR0013714.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013714/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013715.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013715\n Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013715/2007-06-23/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-06-23\n 2013-02-21\n 2007-06-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013715/2007-06-23_0/xml/BWBR0013715_2007-06-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013715/BWBR0013715.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013715/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013716.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013716\n Regeling vergoeding dienstautogebruik\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013716/2004-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2004-01-01\n 2007-12-21\n 2002-06-05\n 2007-12-21\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013716/2004-01-01_0/xml/BWBR0013716_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013716/BWBR0013716.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013716/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013717.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013717\n Reglement politieregister GRIP\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013717/2002-05-28/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-05-28\n 2007-12-31\n 2002-05-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013717/2002-05-28_0/xml/BWBR0013717_2002-05-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013717/BWBR0013717.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013717/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013718.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013718\n Aanwijzingsbesluit diensten Wet melding ongebruikelijke transacties, enz.\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013718/2002-07-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-07-01\n 2003-05-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013718/2002-07-01_0/xml/BWBR0013718_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013718/BWBR0013718.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013718/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013719.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013719\n Wet Victor\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013719/2002-07-13/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-07-13\n 2021-12-31\n 2002-07-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013719/2002-07-13_0/xml/BWBR0013719_2002-07-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013719/BWBR0013719.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013719/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013720.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013720\n Subsidieregeling Nationaal ICT Instituut in de Zorg\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013720/2005-04-08/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2005-04-08\n 2006-12-31\n 2005-04-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013720/2005-04-08_0/xml/BWBR0013720_2005-04-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013720/BWBR0013720.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013720/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013721.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013721\n Vaststelling bedrag bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, Kostenregeling Wet toezicht beleggingsinstellingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013721/2002-06-02/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2002-06-02\n 2003-12-31\n 2002-06-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013721/2002-06-02_0/xml/BWBR0013721_2002-06-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013721/BWBR0013721.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013721/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013722.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013722\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Amsterdam-Amstelland 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013722/2002-06-06/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-06-06\n 2007-06-05\n 2002-06-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013722/2002-06-06_0/xml/BWBR0013722_2002-06-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013722/BWBR0013722.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013722/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013723.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013723\n Privacyreglement politieregister Financiële Criminaliteit\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013723/2006-04-11/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-04-11\n 2007-12-31\n 2006-04-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013723/2006-04-11_0/xml/BWBR0013723_2006-04-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013723/BWBR0013723.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013723/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013724.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013724\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Flevoland 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013724/2002-06-06/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-06-06\n 2007-06-05\n 2002-06-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013724/2002-06-06_0/xml/BWBR0013724_2002-06-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013724/BWBR0013724.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013724/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013725.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013725\n Maximumverlies medegerechtigden, referentiebedrag, onttrekking\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013725/2002-01-01/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013725/2002-01-01_0/xml/BWBR0013725_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013725/BWBR0013725.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013725/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013726.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013726\n Vergoedingenregeling Commissie van advies volkenrechtelijke vraagstukken en Staatscommissie internationaal privaatrecht\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-01-01\n \n \n 2023-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013726/2023-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Internationaal privaatrecht Inclusief internationaal procesrecht\n Internationaal publiekrecht\n Volkenrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2023-01-01\n 9999-12-31\n 2023-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013726/2023-01-01_0/xml/BWBR0013726_2023-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013726/BWBR0013726.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013726/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013727.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013727\n Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensie-ambtenaren (RFTDD)\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-05-13\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013727/2002-06-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Militaire ambtenarenrecht \n Defensie\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n 2002-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013727/2002-06-01_0/xml/BWBR0013727_2002-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013727/BWBR0013727.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013727/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013728.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013728\n Regeling specifieke uitkering voor gemeenten voor de stimulering van de zwemvaardigheid\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013728/2004-10-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2004-10-01\n 2005-12-31\n 2004-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013728/2004-10-01_0/xml/BWBR0013728_2004-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013728/BWBR0013728.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013728/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013729.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013729\n Wet lidmaatschap koninklijk huis\n wet\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013729/2002-06-12/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-06-12\n 9999-12-31\n 2002-06-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013729/2002-06-12_0/xml/BWBR0013729_2002-06-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013729/BWBR0013729.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013729/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013730.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013730\n Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget)\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013730/2005-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2005-08-01\n 2022-07-31\n 2005-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013730/2005-08-01_0/xml/BWBR0013730_2005-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013730/BWBR0013730.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013730/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013731.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013731\n Wijzigingswet Wet subsidiëring politieke partijen (Verhoging subsidiebedragen)\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013731/2002-06-26/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2002-06-26\n 2007-11-13\n 2002-06-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013731/2002-06-26_0/xml/BWBR0013731_2002-06-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013731/BWBR0013731.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013731/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013732.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013732\n Uitvoeringregeling ex artikel 2 en 6 Subsidieregeling programma technologie en samenleving\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013732/2002-06-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Milieu, ruimte en water\n 2002-06-06\n 2003-06-06\n 2002-06-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013732/2002-06-06_0/xml/BWBR0013732_2002-06-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013732/BWBR0013732.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013732/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013733.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013733\n Vaststelling subsidieplafond Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013733/2002-12-26/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2002-12-26\n 2004-12-22\n 2002-12-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013733/2002-12-26_0/xml/BWBR0013733_2002-12-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013733/BWBR0013733.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013733/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013734.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013734\n Toekenning opsporingsbevoegdheid Flora- en Faunawet aan buitengewoon opsporingsambtenaren\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2017-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013734/2017-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Openbare orde en veiligheid\n Rechtspraak\n 2017-01-01\n 9999-12-31\n 2017-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013734/2017-01-01_0/xml/BWBR0013734_2017-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013734/BWBR0013734.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013734/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013735.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013735\n Wijzigingsbesluit Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen\n AMvB\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013735/2002-06-26/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-06-26\n 2005-12-31\n 2002-06-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013735/2002-06-26_0/xml/BWBR0013735_2002-06-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013735/BWBR0013735.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013735/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013736.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013736\n Sanctieregeling terrorisme 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-10-01\n \n \n 2019-11-21\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013736/2019-11-20/0\n Financieel en economisch recht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2019-11-20\n 2024-09-27\n 2019-11-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013736/2019-11-20_0/xml/BWBR0013736_2019-11-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013736/BWBR0013736.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013736/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013737.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013737\n Regeling kennisgeving en toepassing dwangbehandeling en middelen of maatregelen en registratie middelen of maatregelen Bopz\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013737/2012-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2012-01-01\n 2019-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013737/2012-01-01_0/xml/BWBR0013737_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013737/BWBR0013737.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013737/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013738.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013738\n Gemeenschappelijke regeling Letterhoeke\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-07-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013738/2002-08-29/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2002-08-29\n 2021-06-30\n 2002-08-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013738/2002-08-29_0/xml/BWBR0013738_2002-08-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013738/BWBR0013738.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013738/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013739.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013739\n Leerlingentelling voor groeiformatie basisscholen (2002)\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013739/2002-06-26/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-26\n 9999-12-31\n 2002-06-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013739/2002-06-26_0/xml/BWBR0013739_2002-06-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013739/BWBR0013739.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013739/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013740.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013740\n Besluit erkenning verwatergebieden 2002\n pbo\n nl\n Productschap Vis\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013740/2004-07-02/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2004-07-02\n 2005-12-31\n 2004-07-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013740/2004-07-02_0/xml/BWBR0013740_2004-07-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013740/BWBR0013740.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013740/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013741.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013741\n Aanwijzing rechtspersonen Sanctiewet 1977\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-11-28\n \n \n 2019-06-29\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013741/2019-06-28/0\n Internationaal publiekrecht\n Volkenrecht\n Rechtspraak\n 2019-06-28\n 2020-11-25\n 2019-06-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013741/2019-06-28_0/xml/BWBR0013741_2019-06-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013741/BWBR0013741.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013741/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013742.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013742\n Subsidieplafond 2002 Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013742/2002-06-09/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2002-06-09\n 2004-01-23\n 2002-06-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013742/2002-06-09_0/xml/BWBR0013742_2002-06-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013742/BWBR0013742.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013742/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013743.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013743\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Midden en West Brabant 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013743/2006-02-17/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-02-17\n 2007-06-11\n 2006-02-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013743/2006-02-17_0/xml/BWBR0013743_2006-02-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013743/BWBR0013743.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013743/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013744.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013744\n Besluit ex artikel 8, tweede lid, Wet melding ongebruikelijke transacties (goedkeuring van de indicatoren zoals deze zijn opgenomen in de ministeriële regelingen van 18 december 2001, 19 december 2001 en 25 januari 2002)\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013744/2002-06-14/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2002-06-14\n 2006-04-27\n 2002-06-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013744/2002-06-14_0/xml/BWBR0013744_2002-06-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013744/BWBR0013744.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013744/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013745.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013745\n Subsidieregeling cursus overblijfkrachten 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013745/2002-06-22/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-22\n 2004-12-30\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013745/2002-06-22_0/xml/BWBR0013745_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013745/BWBR0013745.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013745/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013746.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013746\n Wijzigingsbesluit Loodsplichtbesluit 1995 en Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet (flexibilisering loodsplichtstelsel)\n AMvB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013746/2003-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013746/2003-01-01_0/xml/BWBR0013746_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013746/BWBR0013746.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013746/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013747.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013747\n Wijzigingswet Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, enz. (invoering van accreditatie in het hoger onderwijs)\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-07-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013747/2004-02-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2004-02-13\n 9999-12-31\n 2004-02-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013747/2004-02-13_0/xml/BWBR0013747_2004-02-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013747/BWBR0013747.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013747/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013748.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013748\n Wijzigingswet Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 (invoering bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs)\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013748/2005-03-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2005-03-01\n 9999-12-31\n 2005-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013748/2005-03-01_0/xml/BWBR0013748_2005-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013748/BWBR0013748.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013748/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013749.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013749\n Inwerkingtredingsbesluit van de wijzigingswet van de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs (overgangsregeling kosten administratie, beheer en bestuur bij verzelfstandiging van het openbaar onderwijs in een gemeente)\n KB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-04-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013749/2002-06-28/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-28\n 2020-03-31\n 2002-06-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013749/2002-06-28_0/xml/BWBR0013749_2002-06-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013749/BWBR0013749.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013749/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013750.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013750\n Openstelling en subsidieplafond Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013750/2002-08-02/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-08-02\n 2004-01-23\n 2002-08-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013750/2002-08-02_0/xml/BWBR0013750_2002-08-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013750/BWBR0013750.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013750/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013751.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013751\n Regeling functie-eisen en vergoeding geestelijk verzorgers overige stromingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013751/2007-05-11/0\n Strafrecht\n Penitentiair recht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-05-11\n 9999-12-31\n 2007-05-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013751/2007-05-11_0/xml/BWBR0013751_2007-05-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013751/BWBR0013751.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013751/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013752.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013752\n Regeling maximum aantal provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting 2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013752/2003-04-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013752/2003-04-01_0/xml/BWBR0013752_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013752/BWBR0013752.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013752/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013753.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013753\n Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen\n AMvB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-01\n \n \n 2025-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013753/2025-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013753/2025-01-01_0/xml/BWBR0013753_2025-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013753/BWBR0013753.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013753/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013754.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013754\n Wijziging Subsidieregeling voorlichting en doorlichting Schoner Produceren\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013754/2002-07-12/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2002-07-12\n 2003-06-06\n 2002-07-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013754/2002-07-12_0/xml/BWBR0013754_2002-07-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013754/BWBR0013754.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013754/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013755.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013755\n Regeling toepassen HACCP in inrichtingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013755/2002-06-08/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-06-08\n 2004-06-07\n 2002-06-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013755/2002-06-08_0/xml/BWBR0013755_2002-06-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013755/BWBR0013755.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013755/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013756.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013756\n Regeling hygiënecontroles voor de opvang en het bewaren van bloed van slachtdieren bestemd voor menselijke consumptie\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013756/2002-07-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-07-01\n 2005-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013756/2002-07-01_0/xml/BWBR0013756_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013756/BWBR0013756.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013756/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013757.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013757\n Tijdelijke subsidieregeling Stichting Nederlands TelewerkForum\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013757/2002-06-19/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-06-19\n 2005-12-31\n 2002-06-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013757/2002-06-19_0/xml/BWBR0013757_2002-06-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013757/BWBR0013757.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013757/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013758.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013758\n Tijdelijke subsidieregeling Stichting voor Gedeeld Autogebruik\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013758/2002-06-19/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-06-19\n 2005-12-31\n 2002-06-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013758/2002-06-19_0/xml/BWBR0013758_2002-06-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013758/BWBR0013758.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013758/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013759.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013759\n Wijzigingsbesluit naam van het Regiment Stoottroepen in Regiment Stoottroepen Prins Bernhard\n KB\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013759/2002-06-28/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2002-06-28\n 9999-12-31\n 2002-06-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013759/2002-06-28_0/xml/BWBR0013759_2002-06-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013759/BWBR0013759.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013759/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013760.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013760\n Besluit hulpofficieren van justitie VROM-IOD 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013760/2007-02-11/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2007-02-11\n 2007-12-19\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013760/2007-02-11_0/xml/BWBR0013760_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013760/BWBR0013760.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013760/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013761.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013761\n Regeling impuls beroepskolom 2002-2005, voor vbo, mbo en kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013761/2005-07-30/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2005-07-30\n 2008-07-31\n 2005-07-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013761/2005-07-30_0/xml/BWBR0013761_2005-07-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013761/BWBR0013761.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013761/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013762.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013762\n subsidieregeling zij-instromers 2002-2003 voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs met declaratiebekostiging\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013762/2002-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-01\n 2004-12-30\n 2002-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013762/2002-08-01_0/xml/BWBR0013762_2002-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013762/BWBR0013762.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013762/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013763.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013763\n Wijziging van de drempel in de groeiregeling materiële instandhouding (MI) voor het basisonderwijs\n beleidsregel\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013763/2002-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n 2002-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013763/2002-01-01_0/xml/BWBR0013763_2002-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013763/BWBR0013763.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013763/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013764.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013764\n Besluit vaststelling aanvraagformulieren Subsidie-programma CO2-reductie goederenvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013764/2002-09-06/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-09-06\n 2008-12-31\n 2002-09-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013764/2002-09-06_0/xml/BWBR0013764_2002-09-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013764/BWBR0013764.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013764/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013765.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013765\n Contributieverordening 2003\n pbo\n nl\n Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013765/2003-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n 2003-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013765/2003-01-01_0/xml/BWBR0013765_2003-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013765/BWBR0013765.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013765/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013766.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013766\n Regeling normrente en normbedrag spaarpremie derde kwartaal 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013766/2002-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-07-01\n 2004-12-22\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013766/2002-07-01_0/xml/BWBR0013766_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013766/BWBR0013766.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013766/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013767.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013767\n Regeling accountantscontrole ziekenfondsen\n zbo\n nl\n College van toezicht op de zorgverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013767/2002-07-03/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2002-07-03\n 2005-12-31\n 2002-07-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013767/2002-07-03_0/xml/BWBR0013767_2002-07-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013767/BWBR0013767.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013767/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013768.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013768\n Regeling voortzetting experimenten individuele leerrekening\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013768/2002-06-29/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-29\n 2004-12-30\n 2002-06-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013768/2002-06-29_0/xml/BWBR0013768_2002-06-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013768/BWBR0013768.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013768/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013769.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013769\n Regeling vaststelling bedrag voorbereiding, ontwikkeling en invoering van Integraal personeelsbeleid BVE 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013769/2002-08-03/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-03\n 2004-12-30\n 2002-08-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013769/2002-08-03_0/xml/BWBR0013769_2002-08-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013769/BWBR0013769.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013769/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013770.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013770\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieu-opsporingsambtenaren gemeente Utrecht 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013770/2002-06-22/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-06-22\n 2007-06-20\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013770/2002-06-22_0/xml/BWBR0013770_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013770/BWBR0013770.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013770/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013771.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013771\n Rijkswet tot wijziging Rijkswet bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet enz.\n rijkswet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013771/2003-05-01/0\n Intellectuele eigendom\n Octrooirecht \n Economie en ondernemen\n 2003-05-01\n 9999-12-31\n 2003-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013771/2003-05-01_0/xml/BWBR0013771_2003-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013771/BWBR0013771.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013771/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013772.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013772\n Gesloten periode visserij IJsselmeer 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013772/2002-06-19/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-06-19\n 2004-01-23\n 2002-06-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013772/2002-06-19_0/xml/BWBR0013772_2002-06-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013772/BWBR0013772.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013772/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013773.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013773\n Aanpassing voorschriften ingevolge Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013773/2002-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-01\n 2003-06-30\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013773/2002-07-01_0/xml/BWBR0013773_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013773/BWBR0013773.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013773/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013774.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013774\n Aanpassing voorschriften ingevolge het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel (2002)\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013774/2002-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013774/2002-07-01_0/xml/BWBR0013774_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013774/BWBR0013774.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013774/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013775.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013775\n Regeling aanvullende bekostiging Kennisnet voortgezet onderwijs 2002-2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013775/2005-07-31/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2005-07-31\n 9999-12-31\n 2005-07-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013775/2005-07-31_0/xml/BWBR0013775_2005-07-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013775/BWBR0013775.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013775/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013776.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013776\n Regeling preventieve ambulante begeleiding (v)so-zmok, (v)so-lz en pi schooljaar 2002-2003\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013776/2002-06-29/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-06-29\n 2004-12-30\n 2002-06-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013776/2002-06-29_0/xml/BWBR0013776_2002-06-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013776/BWBR0013776.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013776/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013777.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013777\n Wijzigingswet Wet voorkeursrecht gemeenten (tegengaan ontwijking voorkeursrecht gemeenten bij verwerving onroerende zaken)\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013777/2002-09-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n 2002-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013777/2002-09-01_0/xml/BWBR0013777_2002-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013777/BWBR0013777.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013777/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013778.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013778\n Besluit vaststelling aanvraagperiode in het kader van de Regeling stimulering biologische productiemethode\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013778/2002-06-20/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2002-06-20\n 2004-01-23\n 2002-06-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013778/2002-06-20_0/xml/BWBR0013778_2002-06-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013778/BWBR0013778.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013778/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013779.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013779\n Vaststelling Nationaal Frequentieplan 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013779/2002-06-22/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2002-06-22\n 2005-02-12\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013779/2002-06-22_0/xml/BWBR0013779_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013779/BWBR0013779.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013779/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013780.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013780\n Besluit vergoeding geestelijk verzorgers `niet-klassieke' denominaties\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013780/2002-07-06/0\n Strafrecht\n Penitentiair recht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-07-06\n 2004-04-30\n 2002-07-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013780/2002-07-06_0/xml/BWBR0013780_2002-07-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013780/BWBR0013780.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013780/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013781.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013781\n Regeling overleg en afstemming tussen samenwerkingsverbanden VO en Regionale Expertisecentra in oprichting\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013781/2002-08-03/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2002-08-03\n 2003-07-30\n 2002-08-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013781/2002-08-03_0/xml/BWBR0013781_2002-08-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013781/BWBR0013781.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013781/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013782.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013782\n Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002\n rijksKB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013782/2011-01-01/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2011-01-01\n 9999-12-31\n 2011-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013782/2011-01-01_0/xml/BWBR0013782_2011-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013782/BWBR0013782.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013782/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013783.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013783\n Besluit vaststelling aanvraagformulieren Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013783/2002-06-22/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2002-06-22\n 2008-12-31\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013783/2002-06-22_0/xml/BWBR0013783_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013783/BWBR0013783.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013783/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013784.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013784\n Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013784/2002-06-22/0\n Vervoersrecht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n Verkeer en vervoer\n 2002-06-22\n 2007-12-31\n 2002-06-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013784/2002-06-22_0/xml/BWBR0013784_2002-06-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013784/BWBR0013784.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013784/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013785.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013785\n Mandaatverlening Senter Subsidieprogramma CO2-reductie personenvervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013785/2008-07-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2008-07-01\n 2008-12-31\n 2008-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013785/2008-07-01_0/xml/BWBR0013785_2008-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013785/BWBR0013785.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013785/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013786.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013786\n Overgangsregeling koophuur 2001\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-20\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013786/2002-06-23/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2002-06-23\n 9999-12-31\n 2002-06-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013786/2002-06-23_0/xml/BWBR0013786_2002-06-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013786/BWBR0013786.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013786/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0013787.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0013787\n Regeling indexering AKW-en TOG-bedragen juli 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0013787/2002-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2002-07-01\n 2004-09-21\n 2002-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013787/2002-07-01_0/xml/BWBR0013787_2002-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013787/BWBR0013787.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0013787/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/2025-01-01_0/xml/BWBR0046239_2025-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 januari 2022, nr. WJZ/ 22015438, houdende regels over diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen 2022)2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n Regeling diergeneesmiddelen 20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4), Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L 84), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), de artikelen 2.20, tweede lid, 6.2, eerste lid, 6.4, eerste lid, 7.1, 7.6, eerste en tweede lid, en 9.1 van de Wet dieren, de artikelen 4.9, eerste lid, 5.8, 6.2, tweede lid, 9.3, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n besluit:\n Besluit diergeneesmiddelen 2022;\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;\n \n \n \n richtlijn 96/22/EG:\n Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);\n \n \n \n verordening (EG) nr. 470/2009: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 152);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2018/1882:\n Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PbEU 2018, L 308);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2023/361: Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/361 van de Commissie van 28 november 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten (PbEU 2023, L 52);\n \n \n \n wachttijd: wachttijd als bedoeld in artikel 4, onderdeel 34, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 1.2\n Grondslag\n \n Deze regeling berust mede op de artikelen 4.2, vierde lid, en 5.3, derde lid van het Besluit diergeneesmiddelen 2022.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n In de handel brengen van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Geen vergunning voor het in de handel brengen vereist\n \n Artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die bestemd zijn voor uitsluitend als gezelschapsdier gehouden aquarium- of vijverdieren, siervissen, kooivogels, postduiven, terrariumdieren, kleine knaagdieren, fretten en konijnen, mits:\n \n \n a.\n voor de diergeneesmiddelen geen diergeneeskundig voorschrift vereist is als bedoeld in artikel 34 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n de diergeneesmiddelen voldoen aan artikel 2.2 en de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, derde en vierde lid, 12, 13 en 14 van verordening (EU) nr. 2019/6; en\n \n \n c.\n de diergeneesmiddelen bij de minister zijn geregistreerd.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.2\n Identificatiecode op primaire verpakking en buitenverpakking van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Op de primaire verpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 10, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel wordt een identificatiecode aangebracht, in aanvulling op de gegevens, genoemd in artikel 11, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.3\n Vermelden kanalisatie in de bijsluiter\n \n In de bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt, indien van toepassing, vermeld dat het diergeneesmiddel:\n \n \n a.\n uitsluitend wordt geleverd door een dierenarts of een apotheker als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit;\n \n \n b.\n is aangewezen als diergeneesmiddel dat kan worden geleverd door iedere persoon met een vergunning voor kleinhandel op grond van artikel 5.1, tweede lid, van het besluit;\n \n \n c.\n is aangewezen voor toepassing door een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het besluit.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 2.4\n Vorm van de bijsluiter\n \n De bijsluiter bij een diergeneesmiddel wordt op papier of in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 2.5\n Vergunning voor parallelhandel\n \n \n 1\n Voor parallelhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 102 van verordening (EU) nr. 2019/6 is een vergunning voor parallelhandel vereist.\n \n \n 2\n De aanvraag voor de vergunning wordt ingediend bij de minister.\n \n \n 3\n De vergunning wordt verleend indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 102, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 4\n Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zestig dagen beslist.\n \n \n 5\n De minister kan de vergunning schorsen zolang de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van de lidstaat van herkomst is geschorst voor het diergeneesmiddel dat een gemeenschappelijke oorsprong deelt met het diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is afgegeven.\n \n \n 6\n De minister trekt de vergunning in indien de Nederlandse vergunning of de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel van de lidstaat van herkomst is ingetrokken of vervallen.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kleinhandel in diergeneesmiddelen en gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n §\n 1\n Kleinhandel\n \n \n Artikel\n 3.1\n Levering van diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert uitsluitend een diergeneesmiddel aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de minister of de Europese Commissie voor het diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend op grond van de artikelen 44, 47, 49, 52, 53 of 54 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n b.\n het een diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 2.1;\n \n \n c.\n de kleinhandelaar een dierenarts is die het dier op zijn verantwoordelijkheid door de houder van het dier laat behandelen overeenkomstig de artikelen 112, 113 of 114 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n d.\n de minister op grond van de artikelen 110, tweede, derde of vijfde lid, of 116 van verordening (EU) nr. 2019/6 het gebruik van het diergeneesmiddel heeft toegestaan;\n \n \n e.\n het diergeneesmiddel wordt toegepast overeenkomstig artikel 106, vijfde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6; of\n \n \n f.\n het diergeneesmiddel:\n \n \n 1°.\n in een apotheek of door een andere persoon voor een bepaald dier of een kleine groep dieren is bereid; of\n \n \n 2°.\n in een apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee is bereid en voor directe verstrekking aan de eindgebruiker is bestemd.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Een kleinhandelaar levert een voorschriftplichtig diergeneesmiddel uitsluitend aan een houder van een dier nadat de dierenarts het diergeneeskundig voorschrift heeft opgesteld.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.2\n Verpakking bij levering\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar levert een diergeneesmiddel slechts aan een houder van een dier indien:\n \n \n a.\n de primaire verpakking of, indien van toepassing, de buitenverpakking een niet verbroken en oorspronkelijke sluiting bevat;\n \n \n b.\n de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is of verstrijkt tijdens de behandeling;\n \n \n c.\n het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:\n \n \n 1°.\n het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;\n \n \n 2°.\n de naam en het adres van de betreffende kleinhandelaar;\n \n \n 3°.\n de datum van levering van het diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n een diergeneesmiddel wordt geleverd door een dierenarts of apotheker; en\n \n \n b.\n de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting die is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.\n \n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.3\n Lokalen\n \n \n 1\n Een kleinhandelaar draagt er zorg voor dat de lokalen waar diergeneesmiddelen worden bewaard en behandeld:\n \n \n a.\n goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;\n \n \n b.\n zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;\n \n \n c.\n zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;\n \n \n d.\n zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;\n \n \n e.\n mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;\n \n \n f.\n over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;\n \n \n g.\n zodanig zijn ingericht dat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen buiten het bereik van het publiek worden bewaard;\n \n \n h.\n zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;\n \n \n i.\n zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;\n \n \n j.\n door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;\n \n \n k.\n voor dieren een behuizing voor dieren bevatten die goed is afgescheiden van andere ruimtes; en\n \n \n l.\n zodanig zijn ingericht dat de aanwezige apparatuur gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt en schoon is.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen voor de kleinhandel worden vervoerd.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.4\n Plaats van afleveren van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar levert voorschriftplichtige diergeneesmiddelen uitsluitend af aan een houder van een dier:\n \n \n a.\n in een lokaal als bedoeld in artikel 3.3; of\n \n \n b.\n vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 3.3 bij het bedrijf, met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.5\n Bewaren van diergeneesmiddelen\n \n Een kleinhandelaar bewaart uitsluitend diergeneesmiddelen die hij mag leveren op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met f.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-202320223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 2\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \n \n Artikel\n 3.6\n Gebruik van diergeneesmiddelen\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.7\n Eisen aan afleveren en toepassen van immunologische diergeneesmiddelen aan houders van varkens\n \n Een dierenarts levert immunologische diergeneesmiddelen die worden toegepast bij varkens ter voorkoming van, onderscheidenlijk, bij een besmetting met influenza, vlekziekte, Porcine reproductive and Respiratory syndrome, Atrofische rhinitis, Escherichia coli, Clostridium perfringens, Mycoplasma hyopneumoniae, Actinobacillus pleuropneumoniae, parvovirus, rotavirus, de ziekte van Glässer, Lawsonia intracellularis, Porcine Circo Virus type 2 of berengeur slechts af aan de houder van een varken indien:\n \n \n a.\n de dierenarts een schriftelijke overeenkomst heeft met de houder:\n \n \n 1°.\n waarin de houder is verplicht de immunologische diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten of een apotheker op basis van een diergeneeskundig voorschrift van de dierenarts waarmee de overeenkomst is gesloten;\n \n \n 2°.\n waarin de houder is verplicht de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokalen waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in de diergeneesmiddelenadministratie;\n \n \n 3°.\n die de dierenarts en de houder verplicht zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in dit artikel opgenomen verplichtingen door een instelling die:\n \n \n a.\n door de Raad voor Accreditatie of een andere accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PBEU 2008 L 218) op basis van NEN-EN-ISO 17020:2004 of NEN-EN-ISO 17020:2012 is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;\n \n \n b.\n onverwijld de minister op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder; en\n \n \n \n \n 4°.\n die voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel 3°;\n \n \n \n \n b.\n de dierenarts:\n \n \n 1°.\n de diergeneesmiddelen heeft voorgeschreven voor een periode van ten hoogste vier weken;\n \n \n 2°.\n ten minste eenmaal per vier weken alle lokalen bezoekt waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval wordt onderzocht:\n \n \n a.\n de noodzaak tot het toepassen van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n b.\n nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n \n \n 3°.\n een verslag maakt van elk bezoek als bedoeld in onderdeel 2° en dat verslag bewaart tot ten minste één jaar na het bezoek;\n \n \n 4°.\n de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bijschoolt.\n \n \n \n \n c.\n de houder:\n \n \n 1°.\n zich voorafgaand aan het eerste gebruik heeft laten scholen in het verantwoord toepassen van immunologische diergeneesmiddelen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van immunologische diergeneesmiddelen;\n \n \n 2°.\n het immunologische diergeneesmiddel bewaart en dit bij varkens toepast overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;\n \n \n 3°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;\n \n \n 4°.\n uitsluitend beschikt over immunologische diergeneesmiddelen gedurende de door de dierenarts voorgeschreven termijn.\n \n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen door houders van dieren\n \n \n Artikel\n 3.8\n Begripsbepalingen\n \n In deze paragraaf wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n varken: varken dat wordt gehouden op een bedrijf dat varkens houdt met het oog op de fokkerij of mesterij;\n \n \n –\n \n vleeskalf: rund dat niet ouder is dan twaalf maanden en dat wordt gehouden met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n melkveerund: rund dat wordt gehouden op een bedrijf dat runderen houdt met het oog op de productie van melk of een verwerking daarvan, bestemd voor humane consumptie, met inbegrip van kalveren van deze dieren die op dit bedrijf aanwezig zijn;\n \n \n –\n \n vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden op een bedrijf dat pluimvee houdt met het oog op de productie van vlees;\n \n \n –\n \n konijn: konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees;\n \n \n –\n \n geit: geit die wordt gehouden op een bedrijf dat geiten houdt met het oog op de fokkerij of de productie van melk of vlees;\n \n \n –\n \n kalkoen: kalkoen die wordt gehouden op een bedrijf dat kalkoenen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.9\n Gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Een houder van vijf of meer varkens, vijf of meer vleeskalveren, vijf of meer melkveerunderen, 25 of meer geiten, 250 of meer kalkoenen, 250 of meer konijnen of 250 of meer vleeskuikens past antimicrobiële diergeneesmiddelen toe overeenkomstig de artikelen 3.10 tot en met 3.16.\n \n \n 2\n Een houder die dieren houdt, anders dan de dieren, bedoeld in het eerste lid, past een antimicrobieel diergeneesmiddel toe overeenkomstig het behandeladvies van de dierenarts.\n \n \n 3\n De artikelen 3.10 tot en met 3.16 zijn uitsluitend van toepassing op houders als bedoeld in het eerste lid.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.10\n Overeenkomst dierhouder en dierenarts bij gebruik antimicrobieel diergeneesmiddel\n \n \n 1\n De houder heeft een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.\n \n \n 2\n Indien de houder bij meerdere diersoorten antimicrobiële diergeneesmiddelen gebruikt, heeft de houder één overeenkomst per diersoort.\n \n \n 3\n In de overeenkomst zijn ten minste de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste en tweede lid, artikel 1.28, tweede lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.9, tweede lid, van het Besluit diergeneeskundigen, opgenomen.\n \n \n 4\n De houder en dierenarts handelen overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.11\n Diergeneeskundige zorg\n \n De houder:\n \n \n a.\n neemt alle diergeneeskundige zorg die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1 van de wet uitsluitend door een dierenarts wordt uitgevoerd, af van de dierenarts met wie hij de overeenkomst sluit, met uitzondering van die gevallen waarin:\n \n \n 1°.\n een diergeneeskundige noodzaak vereist dat hiervan wordt afgeweken;\n \n \n 2°.\n een dierenarts bij de uitvoering van de overeenkomst en na instemming van de houder zich laat bijstaan door een andere dierenarts met specifieke kundigheid, expertise of ervaring.\n \n \n \n \n b.\n verschaft de dierenarts toegang tot alle ruimten waar de houder dieren houdt waar de overeenkomst betrekking op heeft;\n \n \n c.\n verschaft de dierenarts inzage in de registers, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.12\n Regelmatig bedrijfsbezoek\n \n \n 1\n De veehouder vraagt de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten regelmatig een bezoek op zijn bedrijf af te leggen.\n \n \n 2\n De dierenarts:\n \n \n a.\n brengt regelmatig een bezoek aan het bedrijf van de houder waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten;\n \n \n b.\n maakt een verslag van elk bezoek, bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 3\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat ten minste uit:\n \n \n a.\n het beoordelen van de algehele gezondheidstoestand van de dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft;\n \n \n b.\n het evalueren van het gebruik van antimicrobiële middelen.\n \n \n \n \n 4\n Een bezoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt ten minste overeenkomstig de volgende frequentie plaats:\n \n \n a.\n voor vleeskuikens eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet;\n \n \n b.\n voor varkens eenmaal per maand;\n \n \n c.\n voor vleeskalveren eenmaal per drie maanden;\n \n \n d.\n voor melkveerunderen eenmaal per drie maanden;\n \n \n e.\n voor konijnen tweemaal per drie maanden;\n \n \n f.\n voor geiten eenmaal per drie maanden;\n \n \n g.\n voor kalkoenen eenmaal per ronde dat een koppel wordt opgezet.\n \n \n \n \n 5\n In afwijking van het vierde lid, kan het bezoek voor melkveerunderen eenmaal per zes maanden plaatsvinden, mits in de tussenliggende periode een beoordeling en een evaluatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, plaatsvindt en hiervan een verslag wordt gemaakt.\n \n \n 6\n De dierenarts bezoekt het bedrijf, waarbij een individuele behandeling als bedoeld in artikel 3.13, derde lid, onderdeel c, plaatsvindt ten minste eenmaal per twee weken bij behandeling van:\n \n \n 1°.\n biggen tot en met de leeftijd van acht weken;\n \n \n 2°.\n kalveren in de eerste zes weken na opzet op het eerste bedrijf tot en met een leeftijd van maximaal tien weken.\n \n \n \n \n 7\n Bij een bezoek als bedoeld in het zesde lid, laat de dierenarts een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel achter, waarin in ieder geval de mogelijk te behandelen dieren ondubbelzinnig geïdentificeerd worden, dan wel het moederdier indien het een ongeboren dier betreft.\n \n \n 8\n De houder bewaart de verslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het vijfde lid, alsmede de instructie, bedoeld in het zevende lid en in artikel 3.13, vierde lid, gedurende vijf jaar op zijn bedrijf.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 3.13\n Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan\n \n \n 1\n Het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bevat, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.14, van de Regeling diergeneeskundigen:\n \n \n a.\n een reductiedoelstelling voor het gebruik van antimicrobiële middelen die gekoppeld is aan de maatregelen, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling diergeneeskundigen;\n \n \n b.\n een beschrijving van de voorziening voor noodzakelijke vervanging van de dierenarts.\n \n \n \n \n 2\n In het bedrijfsbehandelplan, bedoeld in artikel 1.28, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is, in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.17, van de Regeling diergeneeskundigen, met betrekking tot antimicrobiële middelen in ieder geval opgenomen dat:\n \n \n a.\n de dierenarts uitsluitend op basis van een klinische inspectie van de te behandelen dieren en de op grond daarvan gestelde diagnose antimicrobiële middelen aflevert waarmee deze dieren overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden;\n \n \n b.\n de dierenarts antimicrobiële middelen aflevert en de houder en de dierenarts antimicrobiële middelen toepassen overeenkomstig de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;\n \n \n c.\n de houder en de dierenarts afspraken maken over het volgen van de te behandelen dieren tijdens de behandeling.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan in het bedrijfsbehandelplan worden opgenomen dat de dierenarts ter behandeling van in het bedrijfsbehandelplan genoemde aandoeningen of ziekten antimicrobiële middelen af kan leveren en dat de houder bij deze aandoeningen of ziekten zelf kan overgaan tot individuele behandeling van de dieren met deze middelen. Dit betreft slechts antimicrobiële middelen die ingevolge de goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet,\n \n \n a.\n als middel van eerste keuze zijn aangemerkt;\n \n \n b.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van mastitis bij melkveerunderen;\n \n \n c.\n als middel van tweede keuze zijn aangemerkt en dienen ter behandeling van één van maximaal drie aandoeningen of ziekten opgenomen in het bedrijfsbehandelplan, mits:\n \n \n 1°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan de noodzaak om middelen van tweede keuze voor die aandoeningen voorhanden te hebben is opgenomen;\n \n \n 2°.\n in het bedrijfsgezondheidsplan maatregelen zijn opgenomen om de uitbraak voor die aandoeningen te bestrijden en herhaling te voorkomen.\n \n \n \n \n \n \n 4\n Behoudens de gevallen, genoemd artikel 3.12, zesde lid, vraagt de houder bij een individuele behandeling van dieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, toestemming aan de dierenarts. De dierenarts stelt vervolgens een schriftelijke instructie inzake het gebruik van het middel op voor de houder, inclusief de datum en tijd van de toestemming voor de behandeling.\n \n \n 5\n Op het bedrijf van de houder mogen niet meer antimicrobiële middelen aanwezig zijn dan de hoeveelheid:\n \n \n a.\n afgeleverd overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, ten behoeve van het voltooien van een behandeling, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n b.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel a of b, waarmee 15% van de op het bedrijf aanwezige en voor de aandoening of ziekte vatbare dieren waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking;\n \n \n c.\n afgeleverd overeenkomstig het derde lid, onderdeel c, waarmee 5% van de in de stal aanwezige vleeskalveren, 10% van de op het bedrijf aanwezige melkveerunderen of 10% van de in de afdeling aanwezige varkens die vatbaar zijn voor de aandoening of ziekte waar de overeenkomst betrekking op heeft overeenkomstig de bijsluiter bij het diergeneesmiddel eenmaal behandeld kunnen worden, tenzij de kleinste primaire verpakking die is toegelaten overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6 de hoeveelheid noodzakelijk om de dieren te behandelen, overschrijdt en het niet mogelijk is dat het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking.\n \n \n \n \n 6\n Op houders die minder dan 25 varkens, minder dan 25 vleeskalveren of minder dan 25 melkveerunderen houden is het derde lid van toepassing met dien verstande dat:\n \n \n a.\n de verplichting in het eerste lid niet van toepassing is;\n \n \n b.\n van de mogelijkheid van het derde lid gebruik gemaakt kan worden zonder opname daarvan in het bedrijfsgezondheidsplan en zonder dat er sprake is van behandeling van de in het bedrijfsgezondheidsplan genoemde aandoeningen of ziekten;\n \n \n voor zover geen van de door de houder gehouden dieren waarop de overeenkomst betrekking heeft afkomstige producten in de handel worden gebracht en, al dan niet na verwerking, voor humane consumptie worden gebruikt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.14\n Beëindiging van de overeenkomst\n \n \n 1\n Indien de overeenkomst eindigt stelt de houder de verslagen van het regelmatig bezoek, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, onderdeel b, en vijfde lid, en het bedrijfsgezondheidsplan, bedoeld in artikel 3.13, ter hand aan de dierenarts met wie de houder een nieuwe overeenkomst sluit.\n \n \n 2\n De reden van het opzeggen van de overeenkomst wordt door de dierenarts waarmee de overeenkomst eindigt, in het bedrijfsgezondheidsplan vermeld.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.15\n Melding van de overeenkomst\n \n De dierenarts doet binnen tien werkdagen na het sluiten of eindigen van de overeenkomst bij de minister melding van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam van de houder en het nummer waaronder zijn bedrijf is geregistreerd bij de minister;\n \n \n b.\n de naam van de dierenarts en het nummer waaronder hij is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet.\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 3.16\n Uitzonderingen bij structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen\n \n \n 1\n Een houder van dieren die een structureel laag gebruik van antimicrobiële middelen heeft, is uitgezonderd van de verplichtingen, bedoeld in:\n \n \n a.\n \n artikel 3.12, derde lid, onderdeel b;\n \n \n b.\n \n artikel 3.12, vierde lid, onderdeel d;\n \n \n c.\n \n artikel 3.12, zesde lid;\n \n \n d.\n \n artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n Ingeval de houder is uitgezonderd van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zorgt hij er voor dat de dierenarts, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, eenmaal per jaar een bezoek aan zijn bedrijf brengt.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n §\n 4\n Gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen voor de preventie en bestrijding van dierziekten\n \n \n Artikel\n 3.17\n \n \n 1\n Het is verboden de volgende diergeneesmiddelen te gebruiken bij dieren voor de preventie en bestrijding van ziekten die in de tabel in de bijlage bij verordening (EU) nr. 2018/1882, zijn aangeduid als categorieën A of B:\n \n \n a.\n immunologische diergeneesmiddelen om de immuniteitsstatus van dieren te diagnosticeren;\n \n \n b.\n hyperimmuunserum;\n \n \n c.\n geïnactiveerde immunologische diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening (EU) 2019/6; en\n \n \n d.\n antimicrobiële stoffen.\n \n \n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het diergeneesmiddel wordt gebruikt voor de preventie en bestrijding van een in deel 3 van bijlage I bij verordening (EU) nr. 2023/361 vermelde ziekte, overeenkomstig de in dat deel daarvoor opgenomen voorwaarden.\n \n20231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634803-05-202320231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634820231260702-05-202321-04-2023WJZ/2666634821-04-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Retributies\n \n \n §\n 1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n Artikel\n 4.1\n Instandhouding vergunningen en registraties\n \n \n 1\n Een houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 619,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 2\n Een houder van een registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 310,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.\n \n \n 4\n Een houder van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 62,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 5\n Een houder van een vergunning voor groothandel als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 62,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 6\n Een houder van een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 62,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 7\n Een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen bestemd voor diergeneesmiddelen die zich heeft aangemeld overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 35,00 voor de instandhouding van de aanmelding.\n \n \n 8\n Een houder van een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 62,00 voor de instandhouding van die vergunning.\n \n \n 9\n Een houder van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 310,00 voor de instandhouding van die registratie.\n \n \n 10\n Voor de instandhouding van de opname in de lijst, bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een jaarlijkse retributie verschuldigd van € 35,00.\n \n \n 11\n Dit artikel is uitsluitend van toepassing op vergunningen en registraties die door de minister zijn verstrekt.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-20252022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 2\n Diergeneesmiddelen bestemd voor voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.2\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.3\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 26.048,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 41.471,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 16.161,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 41.471,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 10.229,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.313,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.594,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.4\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.3 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.767,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 22.281,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 4.297,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 16.161,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 4.297,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.5\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.767,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.6\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.423,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.7\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel dat is bestemd voor voedselproducerende dieren is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 17.049,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 4.773,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-20252022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n §\n 3\n Diergeneesmiddelen bestemd voor niet-voedselproducerende dieren\n \n \n Artikel\n 4.8\n Reikwijdte\n \n Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op diergeneesmiddelen die zijn bestemd voor niet-voedselproducerende dieren.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 4.9\n Vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 17.049,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 28.617,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 10.229,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 28.618,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 10.229,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 5.313,00 indien Nederland referentielidstaat is.\n \n \n 5\n Voor de behandeling van een aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming als bedoeld in artikel 21 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.594,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.10\n Vergunning voor het in de handel brengen generiek of hybride diergeneesmiddel\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 4.9 is dit artikel van toepassing indien een aanvraag betrekking heeft op een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 6.767,00.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 22.281,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 4.297,00 indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 4\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, inclusief een voorafgaande nationale vergunning voor het in de handel brengen, is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 16.161,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 4.297,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.11\n Vergunning voor het in de handel brengen homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 2.913,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.12\n Registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.423,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.12a\n Registratie van een diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 712,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.13\n Wederzijdse erkenning van nationale vergunning voor het in de handel brengen, indien reeds een nationale vergunning is verstrekt\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een wederzijdse erkenning van een nationale vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 13.194,00, indien Nederland referentielidstaat is en in Nederland voor het diergeneesmiddel reeds een nationale vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 3.751,00, indien het een generiek diergeneesmiddel of een hybride diergeneesmiddel betreft als bedoeld in artikel 18, onderscheidenlijk artikel 19, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-202520223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976829-11-2022\n \n §\n 4\n Overige bepalingen over retributies\n \n \n Artikel\n 4.14\n Wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen voor diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 398,00.\n \n \n 2\n Indien het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6 bedraagt de retributie, in afwijking van het eerste lid:\n \n \n a.\n € 1.859,00, indien Nederland referentielidstaat is;\n \n \n b.\n € 531,00, indien Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 7.673,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een ander diergeneesmiddel dan een homeopathisch diergeneesmiddel, een gedecentraliseerde vergunning als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland als referentielidstaat optreedt; en\n \n \n b.\n € 5.115,00, indien het een gedecentraliseerde vergunning betreft als bedoeld in artikel 49 van verordening (EU) nr. 2019/6 of een wederzijds erkende nationale vergunning als bedoeld in artikel 52 van verordening (EU) nr. 2019/6, waarbij Nederland niet als referentielidstaat optreedt.\n \n \n c.\n € 1.063,00, indien het een nationale vergunning betreft als bedoeld in artikel 47 van verordening (EU) nr. 2019/6 voor een homeopathisch diergeneesmiddel.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, onderdelen a en b, bedraagt de retributie:\n \n \n a.\n € 2.320,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist;\n \n \n b.\n € 976,00, indien de behandeling van de wijziging een beperkte beoordeling vereist, de wijziging een aanpassing van het sjabloon van de samenvatting van de productkenmerken betreft, Nederland geen referentielidstaat is en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6;\n \n \n c.\n € 398,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist;\n \n \n d.\n € 531,00, indien de behandeling van de wijziging naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist en het een vergunning voor het in de handel brengen betreft die is verstrekt overeenkomstig de procedure van de artikelen 49 of 52 van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n \n 5\n Voor de behandeling van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die moet worden beoordeeld als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 en waarvoor de termijn voor het opstellen van het beoordelingsrapport of advies overeenkomstig artikel 66, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is verlengd tot 90 dagen is de houder van de vergunning, in afwijking van het derde en vierde lid, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in de paragrafen 2 of 3 is vastgesteld voor de aanvraag voor de vergunning voor het in de handel brengen van het desbetreffende type vergunning.\n \n \n 6\n Indien een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt behandeld volgens de werkverdelingsprocedure, bedoeld in artikel 65 van verordening (EU) nr. 2019/6, is een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat in het vijfde lid is vastgesteld.\n \n \n 7\n In afwijking van het zesde lid, is bij een werkverdelingsprocedure waarin uitsluitend nationale vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken en de minister beoordelende autoriteit is, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het desbetreffende bedrag, genoemd in de artikelen 4.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3, derde lid, onderdeel a, 4.4, derde lid, onderdeel a, 4.4, vierde lid, onderdeel a, 4.9, tweede lid, onderdeel a, 4.9, derde lid, onderdeel a, 4.10, derde lid, onderdeel a, of 4.10, vierde lid, onderdeel a.\n \n \n 8\n In afwijking van het zesde lid is, indien de minister in een werkverdelingsprocedure geen beoordelende autoriteit is en waarbij vergunningen voor het in de handel brengen zijn betrokken die via de decentrale of wederzijdse erkenningsprocedure, of de nationale procedure zijn verleend, een retributie verschuldigd waarvan de hoogte gelijk is aan het bedrag dat is vastgesteld voor aanvragen voor vergunningen die volgens de decentrale of de wederzijdse erkenningsprocedure worden verleend, waarbij Nederland geen referentielidstaat is.\n \n \n 9\n Indien de minister beoordelende autoriteit is en de werkverdelingsprocedure betrekking heeft op meerdere Nederlandse vergunningen voor het in de handel brengen, is, in afwijking van het zesde lid, voor alle wijzigingen een gelijke retributie verschuldigd, waarvan de hoogte gelijk is aan het hoogste bedrag dat van toepassing is.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.15\n Meerdere wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is\n \n Indien een aanvrager uitsluitend met het oog op eenzelfde wijziging waarvoor geen beoordeling vereist is als bedoeld in artikel 61, derde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6, voor verschillende vergunningen voor het in de handel brengen gelijktijdig meerdere wijzigingen aanvraagt, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.546,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.16\n Overdracht vergunning voor het in de handel brengen aan andere houder\n \n \n 1\n Voor behandeling van een aanvraag voor overdracht van een vergunning voor het in de handel brengen aan een andere houder is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 398,00.\n \n \n 2\n Indien een aanvrager tegelijkertijd meerdere aanvragen indient, bedraagt de retributie in totaal niet meer dan € 3.546,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.17\n Parallelhandel in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor parallelhandel als bedoeld in artikel 2.5 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 1.063,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie voor de behandeling van de aanvraag € 398,00 indien slechts een administratieve beoordeling is uitgevoerd.\n \n \n 3\n Voor de behandeling van een wijziging van de vergunning is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 123,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.18\n Mondelinge toelichting op de beoordeling van een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen\n \n \n 1\n Voor een bijeenkomst over een voorgenomen indiening van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 398,00.\n \n \n 2\n Voor een bijeenkomst waarin deskundigen een mondelinge toelichting geven op de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 4.091,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.18a\n Wijziging registratie van diergeneesmiddel voor specifieke diersoorten of homeopathisch diergeneesmiddel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van een registratie als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel c, of een nationale registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de registratie een retributie verschuldigd van € 398,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 123,00, indien de aanvraag een administratieve wijziging betreft.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.19\n Controle van de kwaliteit van immunologische diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de verificatie dat de productieprocessen die worden gebruikt voor de vervaardiging van immunologische diergeneesmiddelen gevalideerd zijn en dat de consistentie van de partijen is gewaarborgd is de houder van de vergunning voor de vervaardiging een retributie verschuldigd van € 265,00.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid bedraagt de retributie € 66,00 indien de verificatie reeds is uitgevoerd door een andere EER-lidstaat.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.20\n Vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 619,00 en een retributie van € 1.238,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 761,00; of\n \n \n b.\n € 465,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 619,00; of\n \n \n b.\n € 310,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.20a\n Wijziging vergunning voor de vervaardiging, groothandel en kleinhandel\n \n \n 1\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor de vervaardiging als bedoeld in artikel 88, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van € 247,00 en, indien van toepassing, een retributie van € 1.238,00 per halve dag voor het uitvoeren van een onderzoek ter plaatse.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 650,00; of\n \n \n b.\n € 185,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n \n 3\n Voor de behandeling van aanvraag tot wijziging van een vergunning voor kleinhandel in diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit is de houder van de vergunning een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 433,00; of\n \n \n b.\n € 123,00, indien de aanvraag naar het oordeel van de minister slechts een administratieve beoordeling vereist.\n \n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.21\n Vergunning voor proeven\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit is de aanvrager een retributie verschuldigd van:\n \n \n a.\n € 342,00 voor de administratieve behandeling van de aanvraag;\n \n \n b.\n € 1.363,00 voor de beoordeling van een aanvraag;\n \n \n c.\n € 342,00 voor de administratieve behandeling van een aanvraag tot wijziging of verlenging.\n \n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.22\n Preventief onderzoek\n \nVervallen20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 4.23\n Inspectie bij certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging en goedkeuringscertificaat\n \n Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 94 of artikel 125 van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager van een certificaat een retributie verschuldigd van € 1.238,00 per halve dag.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.24\n Certificaten of verklaringen met betrekking tot diergeneesmiddelen\n \n Voor de behandeling van een aanvraag voor een certificaat als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 of een ander certificaat of een andere verklaring met betrekking tot diergeneesmiddelen is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 66,00.\n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.25\n Importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van de aanmelding van activiteiten van een importeur, fabrikant of distributeur van werkzame stoffen als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanmelder een retributie verschuldigd van € 310,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 123,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.25a\n Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen\n \n \n 1\n Voor de behandeling van een aanvraag voor vermelding in de lijst van kleinhandel op afstand als bedoeld in artikel 104, achtste lid, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2019/6 is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 213,00.\n \n \n 2\n Voor de behandeling van een wijziging van de vermelding is de aanvrager een retributie verschuldigd van € 119,00.\n \n20243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918520243464011-12-202410-12-2024WJZ/8675918501-01-2025\n \n Artikel\n 4.26\n Algemene regels over retributies\n \n \n 1\n Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.\n \n \n 2\n Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:\n \n \n a.\n de factuur is voldaan; of\n \n \n b.\n betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.\n \n \n \n \n 3\n Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.\n \n \n 4\n Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.\n \n \n 5\n Indien de retributie, bedoeld in artikel 4.1, zesde lid, niet is betaald, kan de minister de vergunning voor kleinhandel schorsen of intrekken.\n \n \n 6\n De hoogte van de totaal op grond van deze regeling verschuldigde retributie wordt vastgesteld door de minister.\n \n \n 7\n De ingevolge deze regeling verschuldigde retributies zijn verschuldigd aan de minister.\n \n20233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329901-01-202420233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329920233147320-11-202314-11-2023WJZ/3811329914-11-20232022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Melding vermoedelijke ongewenste effecten door dierenarts\n \n Een dierenarts stelt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de minister onverwijld doch uiterlijk binnen vijftien dagen in kennis van de volgende vermoedelijke ongewenste effecten:\n \n \n a.\n elke ongunstige en onbedoelde reactie bij een dier op een diergeneesmiddel;\n \n \n b.\n elke vaststelling van een gebrek aan werkzaamheid van een diergeneesmiddel na toediening ervan aan een dier, al dan niet in overeenstemming met de samenvatting van productkenmerken;\n \n \n c.\n elke schadelijke reactie bij mensen die zijn blootgesteld aan een diergeneesmiddel;\n \n \n d.\n elke vaststelling van de van de aanwezigheid van een farmacologisch werkzame stof of een indicatorresidu in een product van dierlijke oorsprong in hogere hoeveelheden dan de overeenkomstig verordening (EG) nr. 470/2009 vastgestelde maximale waarden voor residuen, nadat de vastgestelde wachttijd in acht is genomen.\n \n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.2\n Melding gebruik diergeneesmiddel uit derde land door dierenarts\n \n \n 1\n Een dierenarts meldt een behandeling van een dier als bedoeld in de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 uiterlijk veertien dagen na het verstrekken van het diergeneeskundig voorschrift bij de minister.\n \n \n 2\n Bij de melding verstrekt de dierenarts:\n \n \n a.\n het registratienummer in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;\n \n \n b.\n de naam van het voorgeschreven diergeneesmiddel, alsmede de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel;\n \n \n c.\n de naam of handelsnaam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;\n \n \n d.\n een verklaring dat de toepassing in overeenstemming is met de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, of 114, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.3\n Met aangewezen substanties behandelde dieren\n \n \n 1\n Het is een ieder verboden:\n \n \n a.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;\n \n \n b.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met verordening (EG) nr. 470/2009 farmacologisch werkzame substanties zijn toegepast;\n \n \n c.\n landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;\n \n \n d.\n verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig verordening (EU) nr. 2019/6.\n \n \n 3\n Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.\n \n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.4\n Indienen aanvraag voor erkenning voor verrichten van handelingen met gemedicineerde diervoeders\n \n Een aanvraag voor erkenning als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/4, dan wel tot wijziging daarvan, wordt ingediend bij de minister.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.5\n Aanwijzing van nationale referentielaboratoria\n \n De minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 5.3 betreffen.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 5.6\n Website waarop besluiten worden medegedeeld\n \n De website van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is de website, bedoeld in artikel 8.3 van het besluit.\n20223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n Artikel\n 5.7\n Betrokkenheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de totstandkoming van vergunningen voor het in de handel brengen\n \n Een vergunning als bedoeld in de artikelen 47, 49, 52 en 53 van verordening (EU) nr. 2019/6 wordt verleend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-202220223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976820223290307-12-202229-11-2022WJZ/2251976801-01-2023\n \n \n Hoofdstuk\n 5a\n Ziekteverwekkers\n \n \n Artikel\n 5a.1\n Aanwijzing ziekteverwekkers waarvoor een meldplicht voor laboratoria geldt\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.1 van het besluit worden aangewezen de in de bijlage genoemde ziekteverwekkers.\n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.2\n Aangewezen ziekteverwekkers\n \n Als ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:\n \n \n a.\n het mond- en klauwzeervirus;\n \n \n b.\n het Afrikaanse varkenspestvirus;\n \n \n c.\n het klassieke varkenspestvirus;\n \n \n d.\n het aviaire influenzavirus.\n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 5a.3\n Erkenning laboratorium, voorziening of andere ruimte voor werken met ziekteverwekkers\n \n \n 1\n Het voorhanden of in voorraad hebben van ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.2 is uitsluitend toegestaan aan door de minister erkende laboratoria, voorzieningen of andere natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PbEU 2016, L84).\n \n \n 2\n De minister verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid indien:\n \n \n a.\n de in voorhanden zijnde of in voorraad gehouden ziekteverwekker, bedoeld in artikel 5a.2, uitsluitend bestemd is voor het gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, diagnose of de ontwikkeling, productie of controle van diergeneesmiddelen; en\n \n \n b.\n is voldaan aan artikel 16, eerste lid, van de in het eerste lid genoemde verordening.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in het eerste lid geschiedt met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld en bevat in ieder geval gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.\n \n \n 4\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n 5\n De minister kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:\n \n \n a.\n na afloop van de schorsing, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b;\n \n \n b.\n blijkt dat binnen een periode van twaalf maanden na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het vierde lid, wederom niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdelen a of b.\n \n \n \n \n 6\n Voordat een besluit tot schorsing of intrekking wordt genomen, wordt de belanghebbende van het laboratorium, de voorziening of de natuurlijke of rechtspersoon in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn alsnog aan het tweede lid, onderdelen a en b, te voldoen.\n \n \n 7\n De minister kan de erkenning met onmiddellijke ingang intrekken indien het belang van de dier- of volksgezondheid dat vereist.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging andere ministeriële regelingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Wijziging Regeling houders van dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling houders van dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.2\n Wijziging Regeling diergeneeskundigen\n \n \n Wijzigt de Regeling diergeneeskundigen.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 6.3\n Wijziging Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n Wijzigt de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7.1\n Overgangsrecht identificatiecode\n \n Zolang de regels, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2019/6 nog niet van toepassing zijn, wordt als identificatiecode op de buitenverpakking van een diergeneesmiddel de European Article Numbering-code vermeld.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.2\n Overgangsrecht bijsluiter\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3 is niet van toepassing op diergeneesmiddelen die overeenkomstig richtlijn nr. 2001/82/EG of verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht.\n \n \n 2\n Dit artikel vervalt met ingang van 30 januari 2027.\n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.3\n Overgangsrecht kanalisatie\n \nVervallen2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n Artikel\n 7.4\n Intrekken Regeling diergeneesmiddelen\n \n De Regeling diergeneesmiddelen wordt ingetrokken.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 januari 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n Artikel\n 7.6\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergeneesmiddelen 2022.\n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-20222022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022184926-01-202225-01-2022WJZ/220154382022184926-01-202225-01-2022WJZ/2201543828-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen ziekteverwekkers als bedoeld in artikel 5a.1\n \n \n \n 1.\n Virussen\n \n \n –\n Afrikaanse paardenpest virus\n \n \n –\n Afrikaanse varkenspest virus\n \n \n –\n Aviaire influenza virus typen H5 en H7\n \n \n –\n Blauwtong virus\n \n \n –\n Ebola virus\n \n \n –\n Geitenpokken virus\n \n \n –\n Klassieke varkenspest virus\n \n \n –\n Marburg virus\n \n \n –\n Mond- en klauwzeer virus\n \n \n –\n Newcastle disease virus\n \n \n –\n Nodulaire dermatose virus\n \n \n –\n Peste des petits ruminant virus / pest van kleine herkauwer virus\n \n \n –\n Pseudorabies virus (virus van de ziekte van Aujeszky)\n \n \n –\n Rabies virus / Lyssa virus\n \n \n –\n Rift valley virus\n \n \n –\n Runderpest virus\n \n \n –\n SARS-gerelateerd corona virus\n \n \n –\n Schapenpokken virus\n \n \n –\n Virale paardenencefalomyelitiden virussen (Japanese, Eastern, Venezualan en western equine encephalitis virus)\n \n \n –\n Virus van enzoötische hemorraghische ziekte bij herten\n \n \n –\n Westnile virus\n \n \n \n \n 2.\n Bacteriën\n \n \n –\n Bacillus anthracis\n \n \n –\n Brucella abortus\n \n \n –\n Brucella canis\n \n \n –\n Brucella melitensis\n \n \n –\n Brucella suis\n \n \n –\n Burkholderia mallei\n \n \n –\n Chlamydia psittaci\n \n \n –\n Coxiella burnetii\n \n \n –\n Francisella tularensis\n \n \n –\n Yersinia pesti\n \n \n \n \n 3.\n Overig\n \n \n –\n Transmissible spongiform encephalopathies (TSEs)\n \n \n –\n Trichinella spp\n \n \n \n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/22038562202210710-03-202225-02-202211-03-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit\n diergeneesmiddelen 2022 in werking treedt.\n \n2022587109-03-202221-02-2022WJZ/220385622022587109-03-202221-02-2022WJZ/2203856221-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046239/manifest.xml", "content": "2022-01-282022-01-29T07:19:03+01:002025-01-21T21:14:08+01:00BWBR0046239.WTI2022-01-282022-03-102022-01-289999-12-312022-01-29T07:20:22+01:002022-03-12T06:32:06+01:003000610bb804db533a7a14664e2e08ac55e7266f1b5ce5ee6fc1e917271c312454381555ebe4fead38a6f0edc960d0adef5321f1e2993c54f2e767654cd3fa6c675d7c2022-03-112022-12-312022-03-119999-12-312022-03-12T06:32:05+01:002023-01-01T08:29:40+01:0031984404af6dbf41df3a6f24289a6d797ae04289abb9d191b257f28e8a48b68d7cd2ab3e44a964feb2760e28faf412635fab5458270a6709a2729a9608cf4123e5f3612023-01-012023-05-022023-01-019999-12-312023-01-01T08:29:40+01:002023-05-05T06:50:21+02:00339663d7ea144306a101c93a7caed412e86623beece7278484cc31af8f9725dcf0307d08c86d09a5a1b9c1eddddb19de14b4abc26b3c201add3986b66fff1377d593b82023-05-032023-06-302023-05-039999-12-312023-05-05T06:50:21+02:002023-07-01T06:48:58+02:00347300eec9ce2f5719c089a359e0d79a86dc673115fa7b0296530a1d208482f1570f3563ac8e3a10dc81d1eec3812939fa19927a5afef3f79c481669b2e49d47581e422023-07-012023-12-312023-07-019999-12-312023-07-01T06:48:58+02:002024-01-01T07:49:09+01:0034730280dae75f305cdb600bfdfadc49dc1e1cfb19e531cc5c9e77e6f75134448d37d6afa225d7ca0025052fd37838756a1e739e6d7000daa9d8e128f1607ff970c83b2024-01-012024-12-312024-01-019999-12-312024-01-01T07:49:08+01:002025-01-09T13:51:15+01:00351047bec6a1b8c6e77196104a6e3c992b7389e2c5dbf125d8e53f07e4014946aed96b81de5fd529a2fa1854b21d551b65f9fb2f4b6ce707be0727751119616a017a362025-01-019999-12-312025-01-019999-12-312025-01-09T13:51:14+01:002025-01-09T13:51:14+01:003518298e752558f0e0a6b37fcc0a37327ab1897ded5761c7c528e896c822ca9849cd3a5cc8663dcc28034cbea735e0df8f39aa911e4b63e17b71c08c9378d209707bb5", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046240/2022-01-28_0/xml/BWBR0046240_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Besluit beperking openbaarheid archiefbescheiden Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ) (1949) 1952–1970 (1985)2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n Besluit beperking openbaarheid archiefbescheiden Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ) (1949) 1952–1970 (1985)2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te ’s-Gravenhage.\n \n Gelet op artikel 15, lid 1, onder a van de Archiefwet 1995; artikel 10 van het Archiefbesluit 1995 en het advies van het Nationaal Archief d.d. 10 november 2021, met kenmerk 27744066.\n \n \n Besluit:\n Tot de volgende beperkingen aan de openbaarheid van de naar het Nationaal Archief over te brengen archiefbescheiden van het Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ) over de periode (1949) 1952–1970 (1985).\n \n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n beperkt openbaar tot 1 januari:\n \n \n \n \n \n \n 100\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 101\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 102\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 103\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 105\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 106\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 107\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 109\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 110\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 111\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 112\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 113\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 114\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 115\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 116\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 119\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 120\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 121\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 122\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 123\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 124\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 127\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 128\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 129\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 130\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 131\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 136\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 138\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 139\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 145\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 146\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 147\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 149\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 150\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 153\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 154\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 157\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 160\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 228\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 229\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 231\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 232\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 233\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 234\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 235\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 238\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 239\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 240\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 241\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 242\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 243\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 244\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 245\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 246\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 247\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 248\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 249\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 250\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1281\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1282\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1285\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1291\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1293\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1296\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1298\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1299\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1300\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1308\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1310\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1311\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1313\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1316\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1317\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1318\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1320\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1327\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1330\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1332\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1334\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1335\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1337\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1338\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 1341\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1343\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1345\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1346\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1347\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1348\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1349\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1350\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1351\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1352\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1353\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1354\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1356\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1357\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1358\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1359\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1360\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1361\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1363\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1364\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1365\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1366\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1367\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1368\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1369\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1370\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1372\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1373\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1375\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1376\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1378\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1379\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1381\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1382\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1383\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1384\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1385\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1386\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1387\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1389\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1390\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1391\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1392\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1393\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1394\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1396\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1397\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1398\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1399\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 1400\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1401\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1406\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1407\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1408\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1409\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1410\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1412\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1413\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1414\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1415\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1416\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1417\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1418\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1419\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 1420\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1423\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1424\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1425\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1426\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1427\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1428\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1430\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1431\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1432\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1433\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1434\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1435\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1436\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1437\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1438\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1439\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1440\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1441\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1442\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1443\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1445\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1446\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1447\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1448\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1449\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1450\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1451\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1452\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1453\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1454\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1456\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1457\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1458\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 1459\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1460\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1461\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1462\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1463\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1464\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1465\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1466\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1467\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1468\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1469\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 1470\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1471\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1472\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1475\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1476\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1479\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1480\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1481\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1482\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1483\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1484\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1485\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1486\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1487\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1488\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1490\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1491\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1492\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1493\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1495\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1496\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1497\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1498\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1501\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1502\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1503\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 1504\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1505\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1506\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 1507\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1508\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1511\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1513\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1515\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1516\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 1517\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 1519\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1520\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 1524\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1526\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 1527\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 1529\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1530\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1531\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1532\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1534\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1535\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1536\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 1537\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1539\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 1540\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1542\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 1543\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1545\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1546\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1547\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1549\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1552\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1553\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 1554\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 1555\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 1556\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1557\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 1558\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 1559\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 1560\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 1561\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1563\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1565\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1566\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 1569\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 1571\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1573\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 1576\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 1577\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1578\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 1579\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 1582\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 1583\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 1585\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 1586\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 1587\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 1588\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 1869\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3392\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3794\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3798\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 3799\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3800\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3801\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3802\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 3803\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 3804\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3805\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3806\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 3807\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3808\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3809\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 3810\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 3811\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 3813\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 3814\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3815\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3816\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 3817\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 3818\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3819\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 3820\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 3821\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 3822\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 3823\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 3824\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3828\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 3830\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3834\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3836\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 3839\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3840\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3843\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 3844\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 3845\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3846\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 3847\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 3848\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3849\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 3850\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3851\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3852\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3853\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 3854\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3855\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3856\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 3857\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3858\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 3860\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 3862\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3863\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3864\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3867\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 3869\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3871\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3873\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3874\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 3875\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 3876\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3877\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3878\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3879\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 3880\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3881\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 3882\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3883\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 3886\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 3887\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3888\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3889\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3892\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3893\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3894\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3895\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 3897\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 3898\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 3899\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 3900\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 3901\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3902\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3903\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 3904\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 3905\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3906\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 3907\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 3908\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3909\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3910\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 3912\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3913\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3914\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 3916\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3917\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 3919\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 3921\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3922\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 3923\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 3925\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 3926\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 3927\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3929\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3930\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3932\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 3934\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 3935\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 3936\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3937\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3938\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3939\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 3940\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3942\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3943\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 3945\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 3946\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 3947\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 3949\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 3950\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 3953\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3954\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3955\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3956\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 3958\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 3959\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3960\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 3963\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 3964\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3965\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 3967\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3968\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3969\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3971\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 3976\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 3978\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 3979\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 3980\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3981\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 3982\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 3983\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3985\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3986\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 3987\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3988\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3990\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 3992\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3993\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 3994\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 3995\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 3996\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 3997\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 3998\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 4000\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4001\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 4004\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 4006\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4008\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 4013\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 4017\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4019\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 4020\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4021\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 4037\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4043\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4052\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 4057\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4062\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 4064\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 4067\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4071\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4076\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 4078\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4080\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 4084\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 4092\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 4105\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 4114\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4115\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 4116\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 4122\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 4129\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 4323\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4324\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 4325\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 4328\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 4329\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 4330\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4331\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4332\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 4333\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 4334\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4335\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4337\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4344\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4345\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 4347\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4348\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 4349\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4350\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4363\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4364\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 4365\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4366\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 4367\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 4368\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4369\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 4370\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4371\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4373\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4374\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 4375\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 4376\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 4377\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4378\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 4490\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4492\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 4494\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 4496\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4498\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 4500\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4502\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4504\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4505\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4506\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 4508\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4537\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4545\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4548\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4557\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4559\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4560\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 4561\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4562\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4563\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4564\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4565\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4566\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 4567\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4568\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 4569\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 4572\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4574\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4577\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 4578\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4579\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 4581\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4582\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4583\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 4585\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4586\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4587\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4589\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 4590\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4591\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4592\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 4593\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 4594\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 4595\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 4596\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4597\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 4598\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 4599\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 4600\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 4601\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4602\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4603\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4604\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4605\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4607\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 4608\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 4609\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4610\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4612\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4613\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 4615\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 4616\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4617\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4620\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4621\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 4622\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 4623\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 4625\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4626\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4627\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 4628\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 4629\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4630\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4631\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 4632\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 4634\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4635\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 4636\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4637\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 4638\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 4639\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 4640\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4641\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4642\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4644\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 4645\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 4646\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 4659\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 4661\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 4663\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 4665\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4672\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4709\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4711\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 4715\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 4720\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 4723\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 4725\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 4727\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 4732\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 4733\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 4738\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 4742\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 4746\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 4747\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 4749\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 4752\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5458\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 5459\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5460\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5461\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 5467\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5473\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 5476\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 5481\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 5485\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 5488\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5490\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5494\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5496\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5497\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5498\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 5499\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 5500\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 5504\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5507\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5510\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5538\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 5555\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5556\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 5557\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 5558\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 5559\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 5560\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 5562\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 5563\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5564\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5565\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 5566\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5567\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5568\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5570\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5573\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5574\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5575\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 5576\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5577\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 5578\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 5579\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5580\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5596\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 5598\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5599\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 5600\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 5602\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 5604\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5605\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5606\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5607\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 5608\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 5610\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 5611\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 5613\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 5615\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 5617\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5618\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 5620\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5622\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 5625\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5626\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5628\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 5631\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 5633\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5634\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 5637\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5642\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 5643\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5644\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5645\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 5646\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 5647\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5648\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5649\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5650\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5651\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5652\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 5653\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5654\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5655\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5656\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 5657\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 5658\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 5659\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 5661\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5662\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 5664\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5665\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 5667\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5668\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5670\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5672\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5673\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5675\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5678\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5679\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 5681\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5682\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 5686\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 5687\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 5691\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 5692\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 5693\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 5694\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 5695\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 5696\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 5697\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5698\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 5699\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5700\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5701\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 5703\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 5706\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5708\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5709\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 5710\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 5711\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 5712\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 5714\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 5740\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5742\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 5745\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5749\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5752\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 5757\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 5761\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5764\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 5767\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 5768\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 5770\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 5772\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 5775\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 5778\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 5780\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 5782\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 5784\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 5785\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 5788\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5791\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 5792\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 5795\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5797\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 5798\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5800\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 5802\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 5803\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 5805\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 5806\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 5807\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 5808\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 5810\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 5813\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 5815\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 5818\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6069\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6298\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6306\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 6309\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6312\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 6315\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6319\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6329\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 6332\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6335\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 6336\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6339\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6340\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6344\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6345\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6348\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6349\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 6351\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6352\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6353\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6355\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6356\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6357\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6358\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6359\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6360\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6361\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6362\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6363\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6364\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 6365\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6366\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 6367\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6368\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 6369\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6370\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 6371\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6374\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6375\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6377\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 6378\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6379\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6380\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6381\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6382\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 6383\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6384\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6385\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6386\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6388\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6389\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6390\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6393\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6394\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6395\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6396\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6397\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 6398\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6399\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6400\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 6402\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 6403\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6405\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6406\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6407\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 6408\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6410\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6411\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 6412\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6413\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 6414\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 6415\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6416\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 6417\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6418\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 6419\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6420\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6421\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 6422\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6423\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6424\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6425\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6426\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 6427\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6428\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 6429\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6431\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6432\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6433\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6435\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6436\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6437\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6438\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6439\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 6440\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6441\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6442\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6444\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6446\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6452\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6453\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 6454\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6455\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6459\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6461\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6462\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6464\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6465\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6466\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6467\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6469\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6471\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 6472\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6473\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6475\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 6476\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 6477\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6479\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 6481\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 6483\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6487\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6489\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6490\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6491\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6492\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 6493\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6495\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6498\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 6500\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6501\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6502\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6503\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 6504\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6505\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6506\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6507\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6508\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6509\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 6510\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6511\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 6512\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6513\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6517\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6518\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 6519\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 6521\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6522\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6523\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 6524\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 6525\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6526\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6527\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 6528\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6529\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6530\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 6531\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6532\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6534\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6536\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 6538\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6539\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6541\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 6542\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 6543\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6544\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6545\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6546\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6547\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6549\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 6551\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6553\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 6554\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6556\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6557\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6559\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6561\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6562\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6564\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6565\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 6567\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6568\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 6570\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6572\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 6575\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 6576\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6578\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 6579\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 6581\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6582\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6585\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 6588\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 6595\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6598\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6601\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 6603\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6609\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 6610\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 6615\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6617\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 6620\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 6622\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6624\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6626\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 6628\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 6629\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 6631\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 6633\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 6635\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 6636\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 6639\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 6642\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6645\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6664\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 6762\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 6763\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 6764\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 6765\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6765\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 6768\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6768\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6773\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 6778\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 6780\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 6790\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 6821\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 6822\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 6823\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 6824\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 6825\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6826\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 6827\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7008\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 7056\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7057\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7058\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 7059\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7060\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 7075\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7076\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 7077\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7078\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7079\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7081\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7083\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7084\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7087\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7091\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7093\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7094\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7096\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7097\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7098\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 7099\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7101\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7102\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7104\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7106\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7108\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 7111\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7115\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7120\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 7122\n \n \n 2024\n \n \n \n \n 7123\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7126\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 7128\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7129\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7134\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7136\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7138\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7140\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 7150\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7262\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7263\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7264\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 7265\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7274\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 7278\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7279\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 7280\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7281\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7283\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7285\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7287\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 7289\n \n \n 2047\n \n \n \n \n 7291\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 7296\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7298\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7299\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7300\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 7301\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7302\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7317\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7321\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 7323\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 7325\n \n \n 2056\n \n \n \n \n 7327\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7329\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7331\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7333\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7334\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 7337\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7338\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 7339\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7340\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7341\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 7342\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7343\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 7344\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7345\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 7347\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7348\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7349\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7350\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7351\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 7352\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7353\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7354\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7355\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7357\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7358\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 7359\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7360\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7361\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7362\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 7364\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7367\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7368\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7369\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7370\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7371\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7372\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7373\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7375\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 7376\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7377\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7378\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 7379\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7380\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7381\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7382\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7383\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 7384\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7385\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7386\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 7387\n \n \n 2023\n \n \n \n \n 7388\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 7389\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7390\n \n \n 2053\n \n \n \n \n 7391\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7392\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7393\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7394\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7395\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 7396\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7397\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7398\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7399\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7400\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7402\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7404\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 7406\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7407\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7408\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7409\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7410\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 7411\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7412\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 7413\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7414\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7415\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7416\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7417\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7418\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7419\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7420\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7422\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7423\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 7425\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7426\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7427\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7428\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7429\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7430\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7431\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7432\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7433\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7434\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7435\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7436\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7437\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7438\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7439\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7440\n \n \n 2022\n \n \n \n \n 7441\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7442\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7443\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 7444\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7445\n \n \n 2035\n \n \n \n \n 7446\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7447\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7448\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7449\n \n \n 2025\n \n \n \n \n 7450\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7451\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7452\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7454\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7455\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 7456\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7457\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 7458\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 7459\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 7460\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 7461\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7462\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7463\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7464\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7465\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 7467\n \n \n 2029\n \n \n \n \n 7468\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 7469\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 7470\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7471\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7472\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7473\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 7474\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7476\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 7477\n \n \n 2031\n \n \n \n \n 7478\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7479\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7480\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 7481\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 7483\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 7484\n \n \n 2027\n \n \n \n \n 7485\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 7486\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7487\n \n \n 2026\n \n \n \n \n 7504\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 7527\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7530\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 7533\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 7548\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7561\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 7582\n \n \n 2058\n \n \n \n \n 7584\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 7587\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 7594\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 7599\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 7600\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 7601\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 7602\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 7603\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 7604\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 7608\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7710\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 7718\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 7726\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 7731\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 7733\n \n \n 2065\n \n \n \n \n 7739\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 7758\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 7790\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 7791\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 7798\n \n \n 2030\n \n \n \n \n 7898\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8010\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8089\n \n \n 2057\n \n \n \n \n 8090\n \n \n 2066\n \n \n \n \n 8092\n \n \n 2052\n \n \n \n \n 8094\n \n \n 2064\n \n \n \n \n 8099\n \n \n 2050\n \n \n \n \n 8110\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 8117\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 8133\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 8134\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 8135\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 8158\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 8195\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 8196\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 8199\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 8202\n \n \n 2032\n \n \n \n \n 8204\n \n \n 2034\n \n \n \n \n 8208\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 8209\n \n \n 2061\n \n \n \n \n 8210\n \n \n 2048\n \n \n \n \n 8273\n \n \n 2033\n \n \n \n \n 8332\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8336\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8338\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8340\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 8341\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8342\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 8343\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 8344\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 8347\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8349\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8350\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8351\n \n \n 2038\n \n \n \n \n 8354\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 8372\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 8378\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8379\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8386\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8387\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8389\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 8391\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8392\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8394\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 8395\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8396\n \n \n 2040\n \n \n \n \n 8412\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8413\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8414\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8417\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8419\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8420\n \n \n 2045\n \n \n \n \n 8421\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8422\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8423\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8425\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8426\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8428\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8429\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8431\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8432\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8434\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 8435\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8436\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8436\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 8437\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8439\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8440\n \n \n 2044\n \n \n \n \n 8441\n \n \n 2037\n \n \n \n \n 8442\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8451\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8492\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 8505\n \n \n 2039\n \n \n \n \n \n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1, is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden. De algemene rijksarchivaris behandelt verzoeken tot raadpleging in de inventarisnummers, volgens de procedures die gelden voor inzage in archieven met (bijzondere) persoonsgegevens.\n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het vervaardigen van reproducties van documenten geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1, is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden.\n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit wordt als bijlage gevoegd bij de ‘Verklaring van Overbrenging van archiefbescheiden van het Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ) over de periode (1949) 1952–1970 (1985)’.\n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n \n \n \n Den Haag\n 18 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n namens deze,\n de directeur Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel (OBP)\n \n H.\n Tigchelaar-Wu\n \n \n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022\n \n2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP2022177827-01-202218-01-20223303064-1021187-OBP28-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046240/manifest.xml", "content": "2022-01-282022-01-29T07:19:15+01:002022-01-29T07:19:15+01:00BWBR0046240.WTI2022-01-289999-12-312022-01-289999-12-312022-01-29T07:20:21+01:002022-01-29T07:20:21+01:00455056247016dee2cad274d1b836113ef278647c5cc7ec96559456e3be692ac046ec259a30f145023e4899006b0a3752661aa52cac3f796d181064da2f5837658917bd", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046241/2022-04-01_0/xml/BWBR0046241_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 27 januari 2022, nr. IENW/BSK-2021/330670, houdende de aanwijzing van Bonaire International Airport20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n Aanwijzingsregeling luchtvaartterrein Bonaire20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op de artikelen 30, eerste lid, 31, eerste en tweede lid, 33, eerste en tweede lid, van de Luchtvaartwet BES;\n \n \n BESLUIT:\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aangewezen wordt het luchtvaartterrein Flamingo Airport, gelegen te Kralendijk in het openbare lichaam Bonaire, ten behoeve van Bonaire International Airport N.V., hierna te noemen: de exploitant.\n \n \n 2\n Het luchtvaartterrein is aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 3\n Het gebruiksjaar van het luchtvaartterrein omvat de periode van 1 november van enig jaar tot en met 31 oktober van het daaropvolgende jaar.\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Het luchtvaartterrein is bestemd voor burgerluchtverkeer.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is incidenteel militair gebruik van het luchtvaartterrein toegestaan.\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-202220224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n Paragraaf\n 2\n Situatie op en rond het luchtvaartterrein en voorschriften omtrent het gebruik van het luchtvaartterrein\n \n \n Artikel\n 3\n \n Op het luchtvaartterrein is gelegen een verharde baan, gelegen in de geografische richting 10-28, met een lengte van 3.057 meter en een breedte van 45 meter.\n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Rond het luchtvaartterrein geldt een geluidszone voor luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 33, eerste lid, Luchtvaartwet BES behorende bij de grenswaarde van 56 dB(A) Lden.\n \n \n 2\n De geluidszone is aangegeven op de kaart in bijlage 2 bij deze regeling.\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De exploitant laat op het luchtvaartterrein slechts luchtverkeer toe voor zover de daardoor veroorzaakte geluidsbelasting buiten de in artikel 4 bedoelde geluidszone gedurende het gebruiksjaar de vastgestelde grenswaarde niet overschrijdt.\n \n \n 2\n Indien een zodanig feitelijk gebruik van het luchtvaartterrein plaatsvindt dat een overschrijding van de in het eerste lid bedoelde grenswaarde dreigt, is de exploitant gehouden die maatregelen te treffen die binnen zijn vermogen liggen om overschrijding van de grenswaarde buiten de geluidszone te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, zo veel mogelijk te beperken.\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-202220224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n Paragraaf\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 6\n \n De Regeling heraanwijzing luchtvaartterreinen BES wordt ingetrokken.\n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n Artikel\n 7\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022.\n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n Artikel\n 8\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling luchtvaartterrein Bonaire.\n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-202220224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 1\n \n Kaart met luchtvaartterrein en indeling\n \n \n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 4\n \n Kaart met aanduiding geluidszone\n \n \n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-2022\n \n20224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2022IENW/BSK-2021/33067001-04-202220224028-01-202227-01-2021IENW/BSK-2021/33067020224028-01-202227-01-2021IENW/BSK-2021/33067001-04-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046241/manifest.xml", "content": "2022-04-012022-02-01T06:37:15+01:002022-02-04T06:28:57+01:00BWBR0046241.WTI2022-04-019999-12-312022-04-019999-12-312022-04-01T06:30:57+02:002022-04-01T06:30:57+02:0036502938dcb03c7b3016b7495bcba9f662bf9c774024d95035e9e5c2290834c217de724ff1835014046abc3be6166b3755d11e863a6ce8ab9518a0c3bf1732858954e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046242/2022-01-29_0/xml/BWBR0046242_2022-01-29_0.xml", "content": "\n Besluit van 24 januari 2022 tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector ter implementatie van de richtlijn verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen (Implementatiebesluit verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen)20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n Implementatiebesluit verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 7 december 2021, 2021-0000241219, directie Financiële Markten;\n Gelet op Richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn 98/26/EG (PbEU 2019, L 150) en artikel 1:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 december 2021, nr. W06.21.0364/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 januari 2022, 2022-0000002127, directie Financiële Markten;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.\n \n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n \n Artikel\n II\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.\n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n \n Artikel\n III\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Implementatiebesluit verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van banken en beleggingsondernemingen\n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 januari 2022\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.A.M.\n Kaag\n \n \n \n de achtentwintigste januari 2022\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022\n \n20224328-01-202224-01-202220224328-01-202224-01-202229-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046242/manifest.xml", "content": "2022-01-292024-01-292022-02-01T06:37:19+01:002022-02-01T06:37:19+01:00BWBR0046242.WTI2022-01-299999-12-312022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:50+01:002022-02-01T06:37:50+01:00139765b114497d2b26e958a5c6039129cddf383eae8edd9c25767fcf72b17fa3799e9f8749e2bc543c6ea739fb633c616089bccfba2453a62577e71b3a6a2d7924d22", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046243/2022-05-08_0/xml/BWBR0046243_2022-05-08_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 18 januari 2022 nr. BOACAT2021/074, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Almere2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Almere 20222022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Almere van 3 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparketMidden-Nederlanden de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Handhaver Openbare Ruimte in dienst van de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Almere, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 75 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van handboeien.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Almere brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Almere van 20 februari 2017, nr. BOACAT2017/013 zal vervallen op 8 mei 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 8 mei 2022 en vervalt met ingang van 8 mei 2027.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Almere 2022.\n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 18 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022\n \n2022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/0742022187528-01-202218-01-2022BOACAT2021/07408-05-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046243/manifest.xml", "content": "2022-05-082027-05-082022-02-01T06:37:19+01:002022-02-01T06:37:19+01:00BWBR0046243.WTI2022-05-089999-12-312022-05-089999-12-312022-05-08T06:00:21+02:002022-05-08T06:00:21+02:00340731767611bc02c81befe2891faa239c06c687d57c2a27c24df117fb398ae97d58cd473b86e294859ce8468a9e6cad532e05827800c42d273c6e01031ce3627d5dd", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046244/2022-01-01_1/xml/BWBR0046244_2022-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 januari 2022, nr. IENW/BSK-2021/278136, houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de aanleg en verbetering van openbare havenfaciliteiten op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost (Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026)2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–20262022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 6, tweede lid, en 7, derde lid, van de Wet mobiliteitsfonds en de artikelen 2, 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 4, eerste en tweede lid en 5, onderdelen a tot en met i en l, van de Kaderwet Subsidies I en M en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit Subsidies I en M;\n \n \n Besluit:\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n aansluitende vaarwegen: vaarwegen die aansluiten op de goederenvervoercorridors of die als alternatief voor de vaarwegen op de goederenvervoercorridors kunnen worden ingezet zoals de vaarwegverbindingen richting de Rotterdamse haven, Lek, Nederrijn, Pannerdensch kanaal en de Gelderse IJssel tot en met Zutphen;\n \n \n \n goederenvervoercorridors: corridor Oost (corridor Rotterdam – Arnhem/Nijmegen – Duitsland (A15, Betuweroute, Waal) en corridor Zuidoost (corridor Rotterdam – Noord-Brabant/Limburg – Duitsland (A16/A58/A67, Brabantroute, Maas en Brabantse kanalen, buisleidingen);\n \n \n \n haveninitiatief: een (gedeeltelijke) herstructurering of vernieuwing van openbare havenvoorzieningenin eenbinnenhaven of zeehaven ter bevordering van de modal shift van goederen van de weg naar de binnenvaart;\n \n \n \n de Minister: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n \n modal shift: verschuiving van een deel van het goederenvervoer over de weg naar vervoer over het water waarmee de congestie op de weg kan worden verminderd binnen de goederenvervoercorridors;\n \n \n \n ontvanger: een provincie waar de goederenvervoercorridors in gelegen zijn;\n \n \n \n openbare havenvoorzieningen: openbare kades en havenbekkens;\n \n \n \n provincies: de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zuid-Holland en Gelderland;\n \n \n \n vaarwegen op de goederenvervoercorridors: de vaarwegen (Waal, Maas en Brabantse kanalen) zoals opgenomen in het eindrapport MIRT-onderzoek goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost;\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M\n \n De artikelen 6, eerste en zesde lid, 8, 9, 10, eerste tot en met derde lid, 11, 12, aanhef en onderdelen c, q en i, 13, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c, e en f, 18, 20, eerste lid, 21, 22, tweede lid, 23, eerste, derde en vijfde lid, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n Doel van de regeling\n \n De Minister verleent een specifieke uitkering voor het versnellen van de realisatie van de verbetering van bestaande of uitbreiding van openbare havenvoorzieningen ten behoeve van de binnenvaart in binnenhavens en zeehavens op de goederenvervoercorridors om daarmee een bijdrage te leveren aan de modal shift.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n Voor uitkering in aanmerking komende kosten en de hoogte van de uitkering\n \n \n 1\n Voor een specifieke uitkering komen de kosten voor de verwerving, aanleg of verbetering van openbare infrastructuur of openbare havenvoorzieningen gelegen in binnenhavens of zeehavens zoals de kosten van verdieping van openbare havenbekkens of de kosten voor de aanleg of verbetering van openbare kademuren in aanmerking.\n \n \n 2\n Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van het totaal van de in aanmerking komende kosten als bedoeld in het eerste lid, verminderd met de directe baten uit grondverwerving voor de kade en de direct aangrenzende grondstrook met een maximum van € 1.000.000,–, inclusief omzetbelasting.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n Uitkeringsplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het uitkeringsplafond bedraagt in totaal € 10.000.000,–.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen\n \n \n 3\n Er is een adviescommissie die belast is met advisering van de Minister over de aanvragen door middel van beoordeling en rangschikking, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 4\n De adviescommissie bestaat uit drie experts die door de corridorpartijen in het Programma goederenvervoercorridors zijn aangewezen.\n \n \n 5\n De adviescommissie beoordeelt de ingediende aanvragen aan de hand van de toetsingscriteria zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.\n \n \n 6\n Voor elk van de in de bijlage genoemde toetsingscriteria is maximaal 10 punten te behalen, met in totaal een maximale beoordelingsscore van 40 punten.\n \n \n 7\n De Minister besluit over de verstrekking van de uitkering op basis van het advies van de adviescommissie en wijkt hier slechts om zwaarwegende redenen van af.\n \n \n 8\n Indien twee of meer projecten op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen, wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 6\n Aanvraag\n \n \n 1\n Het college van gedeputeerde staten van een provincie kan een specifieke uitkering aanvragen voor een publiek-privaat haveninitiatief gelegen aan een van de vaarwegen op een van de goederenvervoercorridors en daarop aansluitende vaarwegen ten behoeve van de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel.\n \n \n 2\n Aanvragen kunnen jaarlijks tot 1 mei worden gedaan.\n \n \n 3\n Voor een aanvraag wordt een door de Minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier gebruikt.\n \n \n 4\n Een aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier en daarbij horende bijlagen, te weten:\n \n \n a.\n een investeringsbegroting;\n \n \n b.\n een private modal shift intentieverklaring;\n \n \n c.\n een financieringsbesluit van provincie.\n \n \n \n \n 5\n De aanvraag bevat een CO2-reductieberekening conform IenW-format.\n \n \n 6\n In de aanvraag dient aan de hand van de investeringsbegroting te worden aangetoond dat de private investeringsomvang in het haveninitiatief in de periode van de eerste 5 jaar minimaal € 1.000.000,– exclusief BTW zal bedragen.\n \n \n 7\n Voor de in het vierde en vijfde lid bedoelde documenten wordt de meest recente versie gebruikt.\n \n \n 8\n In geval van een onvolledige aanvraag wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de gegevens die op grond van dit artikel zijn vereist.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 7\n Afwijzingsgronden\n \n De Minister beslist afwijzend op een aanvraag om een uitkering, indien:\n \n \n a.\n de beoordelingsscore, als bedoeld in artikel 5, zesde lid, minder bedraagt dan 20 punten;\n \n \n b.\n er geen sprake is van cofinanciering door de provincie;\n \n \n c.\n de private investeringsomvang bedoeld in artikel 6, zesde lid, niet is aangetoond.\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 8\n Verlening\n \n \n 1\n De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering bevat in ieder geval het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele BTW-component die wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.\n \n \n 2\n Een uitkering ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 9\n Voorschotverlening\n \n \n 1\n De Minister verstrekt een voorschot van 75%.\n \n \n 2\n Dit voorschot wordt betaald binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking tot verlening.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 10\n Verplichtingen ontvanger\n \n \n 1\n Een project is binnen 12 maanden na de toekenning van de specifieke uitkering gestart en wordt binnen twee en een half jaar voltooid te rekenen vanaf het moment van toekenning.\n \n \n 2\n De Minister kan op voorafgaand verzoek van de ontvanger afwijken van de in het eerste lid genoemde termijnen.\n \n \n 3\n De ontvanger levert jaarlijks op 1 maart een schriftelijk verslag aan de Minister aan over de voortgang van het project en de bijdrage aan de doelstellingen van de modal shift over het voorafgaande jaar.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 11\n Verantwoording\n \n De ontvanger legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 12\n Vaststelling\n \n De Minister stelt de uitkering vast op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 13\n Evaluatieverslag\n \n De Minister publiceert voor 1 juli 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkeringen in de praktijk.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding en horizonbepaling\n \n \n 1\n Deze regeling treedt op 1 januari 2022 in werking.\n \n \n 2\n Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd, wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 3\n Deze regeling vervalt op 31 december 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n \n Bijlage\n Toetsingscriteria, bedoeld in artikel 5, vijfde lid\n \n \n \n a\n Relevantie\n \n Met dit criterium wordt bepaald aan welke opgave op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost als geheel wordt bijgedragen en op welke wijze. Aandachtspunten zijn:\n \n \n ○\n CO2 reductie die met het project wordt behaald;\n \n \n ○\n De mate van ontlasting van het (rijks)wegennet in de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost.\n \n \n \n \n \n b\n Impact\n \n Wat is de impact van het project op de doelstellingen van de specifieke uitkering?\n \n \n ○\n Is de verplaatsing van het vervoersvolume van de weg naar het water voldoende onderbouwd?\n \n \n ○\n Wat zijn de maatschappelijke baten versus de kosten?\n \n \n ○\n Wat zijn de met het project verbonden belangrijkste risico’s en de kans dat deze zich voordoen?\n \n \n \n \n \n c\n Voldoende uitgewerkt (mature)\n \n Gaat het om een aanvraag die voldoende is uitgewerkt?\n \n \n ○\n Wat is het draagvlak voor dit project?\n \n \n ○\n Wat is de commitment van partijen (ook wat betreft de financiering)?\n \n \n ○\n Indien gebruik gemaakt wordt van onderaannemers, zijn hier al afspraken mee?\n \n \n ○\n Is de vergunningenscan volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?\n \n \n ○\n Is de uitvoeringsplanning volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?\n \n \n \n \n \n d\n Kwaliteit voorstel\n \n Wat is de algehele kwaliteit van de aanvraag?\n \n \n ○\n Is de onderbouwing helder?\n \n \n ○\n Zijn er eisen aan de aanvraag die in de onderbouwing onderbelicht zijn gebleven?\n \n \n ○\n Zijn de plannen en uitwerkingen in de aanvraag voldoende onderbouwd?\n \n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/278136188428-01-20222022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-202201-01-2022Stcrt. 2022, 1884, datum inwerkingtreding 29-01-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046244/2022-01-29_0/xml/BWBR0046244_2022-01-29_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 januari 2022, nr. IENW/BSK-2021/278136, houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de aanleg en verbetering van openbare havenfaciliteiten op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost (Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026)2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–20262022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 6, tweede lid, en 7, derde lid, van de Wet mobiliteitsfonds en de artikelen 2, 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 4, eerste en tweede lid en 5, onderdelen a tot en met i en l, van de Kaderwet Subsidies I en M en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit Subsidies I en M;\n \n \n Besluit:\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n aansluitende vaarwegen: vaarwegen die aansluiten op de goederenvervoercorridors of die als alternatief voor de vaarwegen op de goederenvervoercorridors kunnen worden ingezet zoals de vaarwegverbindingen richting de Rotterdamse haven, Lek, Nederrijn, Pannerdensch kanaal en de Gelderse IJssel tot en met Zutphen;\n \n \n \n goederenvervoercorridors: corridor Oost (corridor Rotterdam – Arnhem/Nijmegen – Duitsland (A15, Betuweroute, Waal) en corridor Zuidoost (corridor Rotterdam – Noord-Brabant/Limburg – Duitsland (A16/A58/A67, Brabantroute, Maas en Brabantse kanalen, buisleidingen);\n \n \n \n haveninitiatief: een (gedeeltelijke) herstructurering of vernieuwing van openbare havenvoorzieningenin eenbinnenhaven of zeehaven ter bevordering van de modal shift van goederen van de weg naar de binnenvaart;\n \n \n \n de Minister: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n \n modal shift: verschuiving van een deel van het goederenvervoer over de weg naar vervoer over het water waarmee de congestie op de weg kan worden verminderd binnen de goederenvervoercorridors;\n \n \n \n ontvanger: een provincie waar de goederenvervoercorridors in gelegen zijn;\n \n \n \n openbare havenvoorzieningen: openbare kades en havenbekkens;\n \n \n \n provincies: de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zuid-Holland en Gelderland;\n \n \n \n vaarwegen op de goederenvervoercorridors: de vaarwegen (Waal, Maas en Brabantse kanalen) zoals opgenomen in het eindrapport MIRT-onderzoek goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost;\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M\n \n De artikelen 6, eerste en zesde lid, 8, 9, 10, eerste tot en met derde lid, 11, 12, aanhef en onderdelen c, q en i, 13, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c, e en f, 18, 20, eerste lid, 21, 22, tweede lid, 23, eerste, derde en vijfde lid, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Doel van de regeling\n \n De Minister verleent een specifieke uitkering voor het versnellen van de realisatie van de verbetering van bestaande of uitbreiding van openbare havenvoorzieningen ten behoeve van de binnenvaart in binnenhavens en zeehavens op de goederenvervoercorridors om daarmee een bijdrage te leveren aan de modal shift.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Voor uitkering in aanmerking komende kosten en de hoogte van de uitkering\n \n \n 1\n Voor een specifieke uitkering komen de kosten voor de verwerving, aanleg of verbetering van openbare infrastructuur of openbare havenvoorzieningen gelegen in binnenhavens of zeehavens zoals de kosten van verdieping van openbare havenbekkens of de kosten voor de aanleg of verbetering van openbare kademuren in aanmerking.\n \n \n 2\n Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van het totaal van de in aanmerking komende kosten als bedoeld in het eerste lid, verminderd met de directe baten uit grondverwerving voor de kade en de direct aangrenzende grondstrook met een maximum van € 1.000.000,–, inclusief omzetbelasting.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Uitkeringsplafond en wijze van verdeling\n \n \n 1\n Het uitkeringsplafond bedraagt in totaal € 10.000.000,–.\n \n \n 2\n De Minister verdeelt het bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen\n \n \n 3\n Er is een adviescommissie die belast is met advisering van de Minister over de aanvragen door middel van beoordeling en rangschikking, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 4\n De adviescommissie bestaat uit drie experts die door de corridorpartijen in het Programma goederenvervoercorridors zijn aangewezen.\n \n \n 5\n De adviescommissie beoordeelt de ingediende aanvragen aan de hand van de toetsingscriteria zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.\n \n \n 6\n Voor elk van de in de bijlage genoemde toetsingscriteria is maximaal 10 punten te behalen, met in totaal een maximale beoordelingsscore van 40 punten.\n \n \n 7\n De Minister besluit over de verstrekking van de uitkering op basis van het advies van de adviescommissie en wijkt hier slechts om zwaarwegende redenen van af.\n \n \n 8\n Indien twee of meer projecten op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen, wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Aanvraag\n \n \n 1\n Het college van gedeputeerde staten van een provincie kan een specifieke uitkering aanvragen voor een publiek-privaat haveninitiatief gelegen aan een van de vaarwegen op een van de goederenvervoercorridors en daarop aansluitende vaarwegen ten behoeve van de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel.\n \n \n 2\n Aanvragen kunnen jaarlijks tot 1 mei worden gedaan.\n \n \n 3\n Voor een aanvraag wordt een door de Minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier gebruikt.\n \n \n 4\n Een aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier en daarbij horende bijlagen, te weten:\n \n \n a.\n een investeringsbegroting;\n \n \n b.\n een private modal shift intentieverklaring;\n \n \n c.\n een financieringsbesluit van provincie.\n \n \n \n \n 5\n De aanvraag bevat een CO2-reductieberekening conform IenW-format.\n \n \n 6\n In de aanvraag dient aan de hand van de investeringsbegroting te worden aangetoond dat de private investeringsomvang in het haveninitiatief in de periode van de eerste 5 jaar minimaal € 1.000.000,– exclusief BTW zal bedragen.\n \n \n 7\n Voor de in het vierde en vijfde lid bedoelde documenten wordt de meest recente versie gebruikt.\n \n \n 8\n In geval van een onvolledige aanvraag wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de gegevens die op grond van dit artikel zijn vereist.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Afwijzingsgronden\n \n De Minister beslist afwijzend op een aanvraag om een uitkering, indien:\n \n \n a.\n de beoordelingsscore, als bedoeld in artikel 5, zesde lid, minder bedraagt dan 20 punten;\n \n \n b.\n er geen sprake is van cofinanciering door de provincie;\n \n \n c.\n de private investeringsomvang bedoeld in artikel 6, zesde lid, niet is aangetoond.\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Verlening\n \n \n 1\n De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering bevat in ieder geval het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele BTW-component die wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.\n \n \n 2\n Een uitkering ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Voorschotverlening\n \n \n 1\n De Minister verstrekt een voorschot van 75%.\n \n \n 2\n Dit voorschot wordt betaald binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking tot verlening.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Verplichtingen ontvanger\n \n \n 1\n Een project is binnen 12 maanden na de toekenning van de specifieke uitkering gestart en wordt binnen twee en een half jaar voltooid te rekenen vanaf het moment van toekenning.\n \n \n 2\n De Minister kan op voorafgaand verzoek van de ontvanger afwijken van de in het eerste lid genoemde termijnen.\n \n \n 3\n De ontvanger levert jaarlijks op 1 maart een schriftelijk verslag aan de Minister aan over de voortgang van het project en de bijdrage aan de doelstellingen van de modal shift over het voorafgaande jaar.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Verantwoording\n \n De ontvanger legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Vaststelling\n \n De Minister stelt de uitkering vast op 31 december van het jaar waarin de laatste verantwoording, bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 13\n Evaluatieverslag\n \n De Minister publiceert voor 1 juli 2026 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkeringen in de praktijk.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding en horizonbepaling\n \n \n 1\n Deze regeling treedt op 1 januari 2022 in werking.\n \n \n 2\n Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd, wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 3\n Deze regeling vervalt op 31 december 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke uitkering versterking havenvoorzieningen goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost 2022–2026.\n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n \n Bijlage\n Toetsingscriteria, bedoeld in artikel 5, vijfde lid\n \n \n \n a\n Relevantie\n \n Met dit criterium wordt bepaald aan welke opgave op de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost als geheel wordt bijgedragen en op welke wijze. Aandachtspunten zijn:\n \n \n ○\n CO2 reductie die met het project wordt behaald;\n \n \n ○\n De mate van ontlasting van het (rijks)wegennet in de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost.\n \n \n \n \n \n b\n Impact\n \n Wat is de impact van het project op de doelstellingen van de specifieke uitkering?\n \n \n ○\n Is de verplaatsing van het vervoersvolume van de weg naar het water voldoende onderbouwd?\n \n \n ○\n Wat zijn de maatschappelijke baten versus de kosten?\n \n \n ○\n Wat zijn de met het project verbonden belangrijkste risico’s en de kans dat deze zich voordoen?\n \n \n \n \n \n c\n Voldoende uitgewerkt (mature)\n \n Gaat het om een aanvraag die voldoende is uitgewerkt?\n \n \n ○\n Wat is het draagvlak voor dit project?\n \n \n ○\n Wat is de commitment van partijen (ook wat betreft de financiering)?\n \n \n ○\n Indien gebruik gemaakt wordt van onderaannemers, zijn hier al afspraken mee?\n \n \n ○\n Is de vergunningenscan volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?\n \n \n ○\n Is de uitvoeringsplanning volledig, duidelijk en zijn de termijnen realistisch?\n \n \n \n \n \n d\n Kwaliteit voorstel\n \n Wat is de algehele kwaliteit van de aanvraag?\n \n \n ○\n Is de onderbouwing helder?\n \n \n ○\n Zijn er eisen aan de aanvraag die in de onderbouwing onderbelicht zijn gebleven?\n \n \n ○\n Zijn de plannen en uitwerkingen in de aanvraag voldoende onderbouwd?\n \n \n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/278136188428-01-20222022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022\n \n2022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/2781362022188428-01-202225-01-2022IENW/BSK-2021/27813629-01-202201-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046244/manifest.xml", "content": "2022-01-292026-12-312022-01-01tot-en-met2022-02-01T06:37:22+01:002022-02-17T06:55:04+01:00BWBR0046244.WTI2022-01-012022-01-282022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:51+01:002022-02-17T06:55:23+01:0074606a8feba574c52270cebf1f1ad8b3f38070c311c0d6e8fa45cf16d1d1d06e70884bc66b995150776d474bdad79d7c78ebf3a8ef1de22670cbc0e2e6caa5ab8f9e52022-01-299999-12-312022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:50+01:002022-02-17T06:55:23+01:0064411398a746892038f623e5244ed4227c8758c6eb0cd317faa6943921f7ddf9234b683daa4d8fb1b667acb3258bc41b5d2aacf53e9554b714ab41079c472fec97aa0", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046245/2022-01-29_0/xml/BWBR0046245_2022-01-29_0.xml", "content": "\n Regeling van het College voor toetsen en examens van 19 januari 2022, nummer CvTE-22.00015, houdende regels voor het aanwijzen van vakken waarin het centraal examen vo in het tweede tijdvak wordt afgenomen door het College voor toetsen en examens (Regeling aangewezen vakken tweede tijdvak centrale examens vo 2022)2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n Regeling aangewezen vakken tweede tijdvak centrale examens vo 20222022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n \n Gelet op artikel 2, zevende lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet College voor toetsen en examens en artikel 37, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO;\n \n \n Besluit:\n \n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Het College voor toetsen en examens neemt in het tweede tijdvak het centraal examen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO, af in de vakken vermeld in de bijlage bij deze regeling.\n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2023.\n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aangewezen vakken tweede tijdvak centrale examens vo 2022.\n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Het College voor toetsen en examens,\n de voorzitter,\n \n P.J.J.\n Hendrikse\n \n \n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n \n Bijlage\n Aangewezen vakken tweede tijdvak die onder geheimhouding worden afgenomen (bijlage bedoeld als in artikel 1)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vak/niveau\n \n \n basis-beroeps-gerichte leerweg\n \n \n kader-beroeps-gerichte leerweg\n \n \n gemengde leerweg\n \n \n theoretische leerweg\n \n \n havo\n \n \n vwo\n \n \n \n \n \n \n vmbo\n \n \n \n \n vmbo\n \n \n \n \n vmbo\n \n \n \n \n vmbo\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n aardrijkskunde BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Arabisch\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n biologie BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n dans GL/TL\n \n \n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n Duits BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n economie BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Engels BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Frans\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Fries\n \n \n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n geschiedenis BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n maatschappijkunde BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Nederlands BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n nask 1 BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Russisch\n \n \n \n \n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n Spaans\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n Turks\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n wiskunde BB/KB papier\n \n \n x\n \n \n x\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022\n \n2022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.000152022294928-01-202219-01-2022CvTE-22.0001529-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046245/manifest.xml", "content": "2022-01-292023-01-012022-02-01T06:37:24+01:002022-02-01T06:37:24+01:00BWBR0046245.WTI2022-01-292022-12-312022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:51+01:002023-01-01T08:24:55+01:003308022ccb4d803e56b4715d2e2fdde9b1f1e5ac06e6ed9e20234dee245a61a7c06c56e2bd289504319c52bad38c8e09b42dc81abab708a7a4c4339cbcf77d3621832", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046246/2022-01-29_0/xml/BWBR0046246_2022-01-29_0.xml", "content": "\n Subsidieregeling werkzaamheden ten behoeve van rechtsbijstand pilot Feijenoord2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n Subsidieregeling werkzaamheden ten behoeve van rechtsbijstand pilot Feijenoord2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n \n Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand,\n \n gelet op artikel 37b, van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de raad ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand subsidie kan verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten,\n \n \n besluit:\n de volgende regeling vast te stellen\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de wet: de Wet op de rechtsbijstand;\n \n \n b.\n \n bestuur: het bestuur van de raad, bedoeld in artikel 3 van de wet;\n \n \n c.\n \n rechtsbijstandverlener: de advocaat die ingeschreven is bij de raad voor rechtsbijstand en die rechtsbijstand verleent in het kader van de pilot;\n \n \n d.\n \n rechtsbijstandverlening: het verlenen van rechtsbijstand aan een rechtzoekende in de pilot;\n \n \n e.\n \n de pilot: de pilot in Feijenoord;\n \n \n f.\n \n overeenkomst: de overeenkomst op basis van deze subsidieregeling tussen het bestuur van de raad en de rechtsbijstandverlener;\n \n \n g.\n \n deelnemers: de overige bij de pilot betrokken partijen, te weten de wijkteams in Feijenoord, Sociaal Raadslieden en het Juridisch Loket;\n \n \n h.\n \n rechtzoekende: klant van een wijkteam met zowel sociale als juridische problematiek;\n \n \n i.\n \n casusbespreking: plenaire bespreking tussen de rechtsbijstandverlener en de overige deelnemers over meerdere casussen waarin rechtsbijstand is verleend of een bijeenkomst met evaluatiedoeleinden.\n \n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 2\n Doel\n \n Deze subsidieregeling heeft tot doel een kader te stellen onder welke voorwaarden een vergoeding verleend kan worden voor rechtsbijstandverlening in het kader van de pilot Feijenoord en de hoogte van deze vergoeding vast te stellen.\n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-20222022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n II\n Voorwaarden\n \n \n Artikel\n 3\n Algemeen\n \n \n 1\n Het bestuur stelt de volgende kwaliteitscriteria vast en sluit in het kader van de pilot een overeenkomst met de rechtsbijstandverlener die aan de volgende voorwaarden voldoet:\n \n \n a.\n de rechtsbijstandverlener is ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand;\n \n \n b.\n er zijn geen tuchtrechtelijke bezwaren tegen de rechtsbijstandverlener;\n \n \n c.\n de rechtsbijstandverlener is compliant;1Artikel 17, Wet op de Rechtsbijstand.\n \n \n d.\n de rechtsbijstandverlener neemt deel aan het High Trust systeem van de raad voor rechtsbijstand;\n \n \n e.\n de rechtsbijstandverlener is qua dienstverlening aan rechtzoekenden in hoofdzaak gericht op Rotterdam en directe omgeving;\n \n \n f.\n de rechtsbijstandverlener is gespecialiseerd in de sociale rechtsgebieden en is bij de raad voor rechtsbijstand ingeschreven op één of meerdere van de volgende rechtsgebieden: personen- en familierecht, sociaal zekerheidsrecht, arbeidsrecht, huurrecht, jeugdrecht, strafrecht en vreemdelingenrecht;\n \n \n g.\n de rechtsbijstandverlener heeft bewezen ervaring met zaken waarbij zowel juridische als sociale problematiek speelt en kan dit aantonen door minimaal 50 afgegeven toevoegingen in 2020 in de rechtsgebieden genoemd onder f;\n \n \n h.\n de rechtsbijstandverlener besteedt minimaal de helft van zijn of haar praktijk aan gesubsidieerde rechtsbijstand.\n \n \n \n \n 2\n Het bestuur sluit de in lid 1 bedoelde overeenkomst onder de voorwaarde dat het bestuur met een opzegtermijn van één maand de overeenkomst kan beëindigen indien:\n \n \n a.\n de inschrijving van de rechtsbijstandverlener bij de raad voor rechtsbijstand is vervallen;\n \n \n b.\n wijziging van het beleid daar aanleiding toe geeft;\n \n \n c.\n wijziging van de aan de overeenkomst ten grondslag liggende wettelijke bepalingen of wijziging van andere wettelijke bepalingen daar aanleiding toe geeft;\n \n \n d.\n de rechtsbijstandverlener niet of niet meer aan de in lid 1 genoemde criteria voldoet.\n \n \n \n \n 3\n De rechtsbijstandverlener verleent medewerking aan de evaluatie van de pilot en levert gegevens aan ten behoeve van die evaluatie.\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Beschikbaar stellen vergoeding\n \n De vergoeding wordt beschikbaar gesteld aan de rechtsbijstandverlener.\n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 5\n De vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding voor de rechtsbijstandverlening bedraagt één punt per maand, te vermenigvuldigen met het basisbedrag genoemd in het eerste lid van artikel 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.\n \n \n 2\n De in lid 1 bedoelde vergoeding wordt met één punt verhoogd, indien aan de rechtsbijstandverlening in de pilot meer dan één uur per maand is besteed.\n \n \n 3\n De vergoeding voor een casusbespreking komt overeen met de vacatievergoeding van de raad voor rechtsbijstand en bedraagt € 140,– exclusief btw per bijgewoonde bijeenkomst.\n \n \n 4\n De vergoeding voor een uit de pilot voortkomende toevoeging wordt vergoed volgens de geldende vergoedingensystematiek in de gesubsidieerde rechtsbijstand.\n \n \n 5\n Voor de additionele kosten die voortkomen uit de aanvraag van een vergoeding zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3, ontvangt de rechtsbijstandverlener ten hoogste één maal per kwartaal de administratieve kostenvergoeding zoals die is geregeld in het eerste lid van artikel 27 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Die vergoeding wordt bij de toekenning van een vergoeding aan de rechtsbijstandverlener vergoed.\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Aanvragen vergoeding en besluit\n \n \n 1\n De vergoeding zoals bedoeld in artikel 5 wordt door de rechtsbijstandverlener binnen een maand na afloop van de pilot gedeclareerd op een door de raad voor rechtsbijstand voorgeschreven formulier. In dit formulier wordt toegelicht waaruit de werkzaamheden hebben bestaan en hoeveel tijd daaraan is besteed.\n \n \n 2\n Het bestuur neemt op basis van het declaratieformulier een besluit over de vergoeding. Het besluit wordt binnen dertig dagen na ontvangst van het declaratieformulier kenbaar gemaakt. Indien de vergoeding wordt toegekend zal dit geschieden door het uitbetalen van de vergoeding. Bij het niet toekennen van de vergoeding ontvangt de rechtsbijstandverlener een schriftelijk besluit tot afwijzing van die vergoeding.\n \n \n 3\n De vergoeding wordt direct vastgesteld.\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-20222022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n III\n Toepassing\n \n \n Artikel\n 7\n Inwerkingtreding, duur en overgangsrecht\n \n \n 1\n Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant en vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding plus maximaal 2 jaar.\n \n \n 2\n Deze subsidieregeling is van toepassing op rechtsbijstandverlening bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3, die is aangevangen op en na de datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling.\n \n \n 3\n Deze subsidieregeling is niet van toepassing op uit de pilot voortkomende toevoegingen, waarvoor de aanvang van de rechtsbijstandverlening bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3 is gelegen op een datum voor de inwerkingtreding van deze subsidieregeling.\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Intrekking\n \n De subsidieregeling werkzaamheden ten behoeve van rechtsbijstand pilot Hillesluis wordt ingetrokken.\n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n Artikel\n 9\n Aanhalen subsidieregeling\n \n Deze subsidieregeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling werkzaamheden ten behoeve van rechtsbijstand pilot Feijenoord.’\n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-20222022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n \n \n Deze subsidieregeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Utrecht\n 24 december 2021\n \n \n \n \n I.\n Nijboer,\n \n Algemeen directeur/bestuurder Raad voor Rechtsbijstand\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022\n \n2022190728-01-202224-12-20212022190728-01-202224-12-202129-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046246/manifest.xml", "content": "2022-01-292022-02-01T06:37:27+01:002022-02-01T06:37:27+01:00BWBR0046246.WTI2022-01-299999-12-312022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:51+01:002022-02-01T06:37:51+01:004589506bb459383d00428e73721a0b0a867f708fc7236a6d9fdf00eea34afefc57b58f0644b556172db677891679449143ce62ba1cd371cb3be1163d0582a0ccb961e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046247/2022-01-28_0/xml/BWBR0046247_2022-01-28_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Minister van Justitie en Veiligheid van 18 januari 2022, nr. 3789369, ten behoeve van de vaststelling van de tegemoetkoming in de teeltplanschade bedoeld in artikel 8 van de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 20212022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022\n Beleidsregel vaststelling tegemoetkoming teeltplanschade ex art. 8 Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant (juli 2021)2022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid maakt bekend dat bij de vaststelling van de tegemoetkoming in de teeltplanschade, bedoeld in artikel 8 van de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021 (Staatscourant 2021, 40211), uitgegaan wordt van de in de bijlage opgenomen standaardopbrengst (SO-)normen per product per hectare.\n2022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022\n \n \n Bijlage\n \n Onderstaande tabel geeft de te hanteren SO-normen (in euro per ha) voor de meest gangbare gewassen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Gewas\n \n \n \n \n SO basisjaren 2016–20201\n \n \n \n \n \n wintertarwe\n \n \n 2.010\n \n \n \n \n wintergerst\n \n \n 1.610\n \n \n \n \n zomertarwe\n \n \n 1.760\n \n \n \n \n zomergerst\n \n \n 1.510\n \n \n \n \n pootaardappelen\n \n \n 11.350\n \n \n \n \n consumptieaardappelen\n \n \n 7.270\n \n \n \n \n suikerbieten\n \n \n 3.110\n \n \n \n \n zaaiuien\n \n \n 6.920\n \n \n \n \n erwten (droog te oogsten)\n \n \n 970\n \n \n \n \n snijmais\n \n \n 1.650\n \n \n \n \n luzerne\n \n \n 980\n \n \n \n \n chicorei\n \n \n 3.850\n \n \n \n \n spelt\n \n \n 1.790\n \n \n \n \n winterpeen\n \n \n 10.530\n \n \n \n \n \n Gewas\n \n \n \n \n SO basisjaren 2015–20192\n \n \n \n \n \n blijvend grasland3\n \n \n 1.180\n \n \n \n \n tijdelijk grasland3\n \n \n 1.180\n \n \n \n \n natuurlijk grasland\n \n \n 350\n \n \n \n \n \n \n 1 2020 betreft voorlopige uitkomsten voor de akkerbouwgewassen.\n \n 2 De prijs van 11 cent is het prijsniveau van 2017 (het midden van 2015-2019).\n \n 3 Per kg droge stof (d.s.) is de normatieve opbrengst 11 cent bij 10.700 kg d.s. per ha. De 25% laagste bedrijven scoren ruim 25% lager en de 25% beste ruim 25% hoger gemeten in d.s. (bron Flynth kringloopwijzer).\n2022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022\n \n2022296228-01-202218-01-202237893692022296228-01-202218-01-2022378936928-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046247/manifest.xml", "content": "2022-01-282022-02-01T06:37:34+01:002022-02-01T06:37:34+01:00BWBR0046247.WTI2022-01-289999-12-312022-01-289999-12-312022-02-01T06:37:51+01:002022-02-01T06:37:51+01:001650715d02e64966a88a3bc27a95cb459077f029ba707af7c7fa9a6f1eaa78745c4098343171fde206c599cf48eb4b927d506166b234f93385957e89d079c109d7d1e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-01-29_0/xml/BWBR0046248_2022-01-29_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-03-01_0/xml/BWBR0046248_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-03-01_1/xml/BWBR0046248_2022-03-01_1.xml", "content": "BWBR0046248_2022-03-01_0\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-202201-03-2022Stcrt. 2022, 7511, datum inwerkingtreding 19-03-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2022.3Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-03-19_0/xml/BWBR0046248_2022-03-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n \n 3\n Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n2022751118-03-202207-03-202238591642022751118-03-202207-03-2022385916419-03-202201-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-03-31_0/xml/BWBR0046248_2022-03-31_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n \n 3\n Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n2022751118-03-202207-03-202238591642022751118-03-202207-03-2022385916419-03-202201-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-03-31_1/xml/BWBR0046248_2022-03-31_1.xml", "content": "BWBR0046248_2022-03-31_0\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer mr. I.V. van der Kolk (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-202230-03-2022Stcrt. 2022, 15781, datum inwerkingtreding 18-06-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 30-03-2022.i.de heer drs. B. Mooren (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n \n 3\n Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n2022751118-03-202207-03-202238591642022751118-03-202207-03-2022385916419-03-202201-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-06-18_0/xml/BWBR0046248_2022-06-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van negen maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer drs. B. Mooren (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n20221578117-06-202207-06-2022372428220221578117-06-202207-06-2022372428218-06-202230-03-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n \n 3\n Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n2022751118-03-202207-03-202238591642022751118-03-202207-03-2022385916419-03-202201-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/2022-10-07_0/xml/BWBR0046248_2022-10-07_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2022, nr. 3576949, houdende instelling van de Commissie Wet wapens en munitie (Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie)2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Wet wapens en munitie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het maken van een probleem-inventarisatie ten aanzien van het functioneren van de Wet wapens en munitie en de onderliggende regelgeving. De commissie betrekt hierbij in ieder geval de onderwerpen die zijn opgenomen in de brief van 18 december 2020, inzake de voortgang van de herziening Wet wapens en munitie (Kamerstukken II 2020/21, 33 033, nr.29);\n \n \n b.\n Naar aanleiding van de probleem-inventarisatie de mogelijkheden in kaart te brengen, met (eventuele) voor- en nadelen, op welke wijze de Wet wapens en munitie en onderliggende regelgeving gemoderniseerd kunnen worden op een wijze die past bij het doel van de Wet wapens en munitie, namelijk de openbare orde en veiligheid te waarborgen door het illegale bezit van wapens en munitie te bestrijden en het legale bezit zoveel mogelijk te beheersen;\n \n \n \n \n 3\n De commissie zal zo veel als mogelijk aangeven in hoeverre de mogelijkheden proportioneel zijn ten opzichte van het te verwachten resultaat, de te verwachten impact ervan en de te verwachten kosten bij implementatie en uitvoering\n \n \n 4\n De commissie zal zo veel als mogelijk inzichtelijk maken hoe de mogelijkheden zijn afgebakend en op welke wijze zij te implementeren, en voor zover relevant, te handhaven zijn;\n \n \n 5\n De mogelijkheden dienen zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de door het kabinet vastgestelde normen zoals opgenomen in het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en veertien andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter wordt door de minister benoemd, de andere leden worden in overleg met de voorzitter door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de instellingsduur van de commissie.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en eindrapport\n \n \n 1\n De commissie wordt ingesteld voor de duur van elf maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en zij brengt voor het einde van de instellingsduur haar eindrapport uit.\n \n \n 2\n Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het rapport, dan stelt zij, via haar voorzitter, de minister daarvan onverwijld op de hoogte.\n \n \n 3\n De minister beslist, op verzoek van de voorzitter van de commissie, over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.\n \n20222635606-10-202227-09-2022419698220222635606-10-202227-09-2022419698207-10-2022\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 7 februari 2022 worden tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer mr. C.J.L. van Dam, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer C.W. Boom (Re-enactment, musea, historisch militair materieel);\n \n \n c.\n de heer ing. J. van Driel (Gerechtelijk deskundige op het vakgebied ‘Toetsing aan de Wet wapens en munitie’);\n \n \n d.\n de heer S. Duisterhof (Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie);\n \n \n e.\n mevrouw K.C.H.M. Entius MSc (Politie);\n \n \n f.\n de heer J.G.M. Goudsmits (Koepel Nederlandse Traditionele Schutters);\n \n \n g.\n de heer M.S. Haaxman (Justis);\n \n \n h.\n de heer mr. drs. J.J.M. Hoefnagels (Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging);\n \n \n i.\n de heer drs. B. Mooren (Nederlandse Airsoft Belangenvereniging);\n \n \n j.\n de heer J.H. van der Linden (Wapen- en munitieverzamelaars);\n \n \n k.\n de heer A.M. Renier LLM (Koninklijke Marechaussee);\n \n \n l.\n de heer E. Ringeling (Verenigde Vakspecialisten Jacht en Schietsport);\n \n \n m.\n de heer mr. Z. Trokic (Openbaar Ministerie);\n \n \n n.\n de heer mr. A.G.M. Vicedomini (Douane);\n \n \n o.\n de heer mr. drs. E.C. Virginia (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).\n \n \n20221578117-06-202207-06-2022372428220221578117-06-202207-06-2022372428218-06-202230-03-2022\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze en beraadslaging\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een begeleidingscommissie bestaande uit de volgende personen:\n \n \n a.\n de heer prof. mr. H.J.B. Sackers (voorzitter);\n \n \n b.\n de heer prof. mr. S. Brinkhoff;\n \n \n c.\n de heer prof. dr. I. Helsloot.\n \n \n \n \n 3\n De begeleidingscommissie heeft tot taak het geven van wetenschappelijk advies ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie. Zij voorziet de commissie in ieder geval van wetenschappelijk commentaar op de probleem-inventarisatie en het concepteindrapport.\n \n \n 4\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n \n 5\n De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 6\n De commissie kan slechts besluiten nemen of rapporten vaststellen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en de arbeidsduurfactor op 8/36.\n \n \n 2\n De voorzitter van de begeleidingscommissie ontvangt een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 390,00. De andere leden van de begeleidingscommissie ontvangen een vergoeding per vergadering van de begeleidingscommissie van € 300,00.\n \n \n 3\n Het lid van de commissie de heer ing. J. van Driel ontvangt een vergoeding per vergadering van € 200,00.\n \n2022751118-03-202207-03-202238591642022751118-03-202207-03-2022385916419-03-202201-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen, de vergaderingen van de begeleidingscommissie daarbij inbegrepen, en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor oplevering van het rapport.\n \n \n \n \n 2\n De commissie voert een eigen financiële administratie en levert een financieel overzicht op.\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 10\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de\n omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie en Veiligheid.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Wet wapens en munitie.\n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022\n \n2022332028-01-202219-01-202235769492022332028-01-202219-01-2022357694929-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046248/manifest.xml", "content": "2022-01-292022-02-01T06:37:35+01:002022-10-07T06:10:15+02:00BWBR0046248.WTI2022-01-292022-02-282022-01-299999-12-312022-02-01T06:37:51+01:002022-03-19T06:31:28+01:00498095ecd6e714349c02f18622f0f2628ba26bbb97bb21b86d6636e419cc9f33800312d03a5be9688727bdbbb1f71a1571b9345a4d005aab3be4bbd465eeef71812a92022-03-012022-03-182022-01-292022-03-182022-03-19T06:31:27+01:002022-03-19T06:31:27+01:0049809883069d8ba504b614312a78c2f5cdbb14ec289d876f1a453614476d1b91ee62055ad54bc4ea3ae4c34ec8351dbfae3e87d285e7b025433bd4701af2daf4ca58a2022-03-192022-03-302022-03-199999-12-312022-03-19T06:31:27+01:002022-06-18T06:17:13+02:0050292ef668622afd095191010061f969fb851dc6dd574ffbecb8d45ceb4c250dfa7f6dc35e4c03c1e7f7fa989a633565cc2b9cefb7580d13bd70d8657a8b1f7b68cf02022-03-012022-03-182022-03-199999-12-312022-03-19T06:31:28+01:002022-03-19T06:31:28+01:0050507c7ebf02ed42f94c9fcd5b0f56b3b7b9d34bd87a2f784fcb60f606f32a0646736ce9df8758659cbac43fec05016c944609c551929f017b70537ed557d7e0752ba2022-03-312022-06-172022-06-189999-12-312022-06-18T06:17:13+02:002022-06-18T06:17:13+02:0050934a7c13ec5fd6bb08553e60f4d1768a05183d0981a3bd4302dd7be3df2d595c102af02a7b096a6e0d8529299c7c229ea2adf55a7850417c41d7ad9a943a8f790b22022-03-312022-06-172022-03-192022-06-172022-06-18T06:17:12+02:002022-06-18T06:17:12+02:0050292ec037f15ec993bc4adfea78515022918ce8e96d605abfb81b8e8d34e4e7ee32b0c264ef9788f85ca8255be8a3285cb8c66694c250456ac7d2c2c7ea1c08bdeb62022-06-182022-10-062022-06-189999-12-312022-06-18T06:17:12+02:002022-10-07T06:10:18+02:005036388e1451b8234e2e83a900b2d3a8998e0a7e256f07a6d8c449119e7a337c62c32b5ff3a798c746df758a92021a1f6abe2422e8ea164e5da693b523909b1f9dd032022-10-079999-12-312022-10-079999-12-312022-10-07T06:10:17+02:002022-10-07T06:10:17+02:0050348bfb54bab56e585faedf6e35055133c29a402f7a361fb8cbd7624b97b8c749dccfe5f3a2907be2600c3417312523c0b8c08ddf58ed97397b12e0ef4a7f2606ed3", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046249/2022-02-01_0/xml/BWBR0046249_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling alternatieve voorschriften wat betreft afmetingen en massa’s van de voertuigcategorieën landbouw- en bosbouwtrekkers, landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken en mobiele machines ten behoeve van het verlenen van een ontheffing van de goedkeuringseisen2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n Regeling ontheffing goedkeuring afmetingen en massa’s landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n De directie van de Dienst Wegverkeer,\n \n Gelet op de artikelen 3.5.4, tweede lid, 3.6.2, tweede lid en 3.6.4, tweede lid, van de Regeling voertuigen;\n \n \n Besluit:\n \n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In deze regeling zijn de definities en overige bepalingen van de Regeling voertuigen van toepassing.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n Artikel\n 2\n Toepassingsgebied\n \n Deze regeling is van toepassing op het verlenen van een nationale individuele goedkeuring voor de voertuigcategorieën landbouw- of bosbouwtrekkers, landbouw- of bosbouwaanhangwagens, verwisselbare getrokken uitrustingsstukken en mobiele machines, en een nationale typegoedkeuring voor mobiele machines voor een ontheffing van de goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-20222022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n §\n 2\n Aanvraag ontheffing goedkeuringseisen\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvraagformulier\n \n \n 1\n De aanvraag voor een ontheffing van de goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s wordt ingediend bij de RDW.\n \n \n 2\n Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het door de RDW vastgestelde model aanvraagformulier voor ontheffing van de goedkeuring.\n \n \n 3\n Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.\n \n \n 4\n Bij de aanvraag wordt een verklaring overgelegd waaruit blijkt waarom het voertuig niet aan de wettelijke afmetingen en massa’s kan voldoen.\n \n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-20222022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n §\n 3\n Beoordeling aanvraag ontheffing goedkeuringseisen\n \n \n Artikel\n 4\n Beoordeling van de aanvraag van een landbouw- en bosbouwtrekker\n \n Voor een landbouw- of bosbouwtrekker geldt dat de breedtevermeerdering uitsluitend het gevolg is van de montage van bredere banden of dubbellucht banden en de daarvoor noodzakelijk aangebrachte wielafscherming en markering. Uitrusting breder dan 2,55 m vallende binnen het breedste punt van de banden wordt niet in aanmerking genomen, indien deze te demonteren is en niet leidt tot extra laadruimte.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n Artikel\n 5\n Beoordeling van de aanvraag van de verwisselbare getrokken uitrustingsstuk of landbouw- of bosbouwaanhangwagen\n \n Voor een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldt dat deze niet bestemd is om lading te vervoeren op de weg, tenzij de lading gerelateerd is aan de functie, anders dan alleen goederen vervoeren, van de aanhangwagen;\n Voor landbouw- of bosbouwaanhangwagens geldt dat er geen ontheffing van de goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s wordt verleend.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n Artikel\n 6\n Beoordeling van de aanvraag van een mobiele machine\n \n Voor een mobiele machine geldt dat indien de breedte meer is dan 3,00 m de buitenspiegels inclusief hun steunen/houders omklapbaar zijn.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-20222022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n §\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: regeling ontheffing goedkeuring afmetingen en massa’s landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n Artikel\n 8\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerst dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-20222022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directie van de Dienst Wegverkeer,\n \n A. van\n Ravestein\n \n Algemeen Directeur\n \n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022\n \n2022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.00008412022295431-01-202220-01-2022JBZ2022/22.000084101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046249/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-02-03T06:43:01+01:002022-02-03T06:43:01+01:00BWBR0046249.WTI2022-02-019999-12-312022-02-019999-12-312022-02-03T06:43:44+01:002022-02-03T06:43:44+01:0032244df55569a6fbe1019c5ca9e132cff9440fdb75fdd895b28fef754a4598b8345f42f9c3fe62f5876a8cf728482766369d06f696cc4052f399a07e4062a2db160e4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046250/2022-02-01_0/xml/BWBR0046250_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 20 januari 2022, MBO/30119886, houdende regels ten behoeve van de aanvraag voor de vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap (Regeling verticale scholengemeenschap)2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n Regeling verticale scholengemeenschap2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs,\n \n Gelet op de artikelen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB, artikel 53h, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n Besluiten:\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n aanvraag: aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB;\n \n \n \n afsplitsing: afsplitsing van een scholengemeenschap door een school als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, WVO;\n \n \n \n beëindiging: beëindiging van een verticale scholengemeenschap, waarna de school of scholengemeenschap en de instelling niet langer deel van de verticale scholengemeenschap uitmaken;\n \n \n \n bestuursoverdracht: bestuursoverdracht als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel c, WVO of artikel 1.1.1 WEB;\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1 WVO of bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB;\n \n \n \n inkrimping: inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b;\n \n \n \n institutionele fusie: fusie als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel b, WVO of 1.1.1 WEB;\n \n \n \n uitbreiding: uitbreiding van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a;\n \n \n \n vorming: vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap;\n \n \n \n WEB:\n Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n \n wijziging: uitbreiding of inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid;\n \n \n \n WVO:\n Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 2\n Samenstelling verticale scholengemeenschap\n \n \n 1\n Een verticale scholengemeenschap bestaat uit een instelling en een of meer scholen of een scholengemeenschap die in stand worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag.\n \n \n 2\n Een school of scholengemeenschap binnen een verticale scholengemeenschap kan uitsluitend de volgende schoolsoorten verzorgen:\n \n \n a.\n praktijkonderwijs;\n \n \n b.\n vbo;\n \n \n c.\n mavo of mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO; of\n \n \n d.\n havo of vwo, indien het een verticale scholengemeenschap betreft die reeds deze schoolsoorten omvatte op 1 januari 2020.\n \n \n \n \n 3\n De schoolsoorten bedoeld in het tweede lid kunnen slechts door één school dan wel scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap worden verzorgd.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 3\n Aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag kan een verticale scholengemeenschap met inachtneming van artikel 2 vormen, wijzigen of beëindigen en doet hiertoe een aanvraag tot goedkeuring bij de Minister.\n \n \n 2\n Een aanvraag wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.\n \n \n 3\n Een wijziging van een verticale scholengemeenschap kan:\n \n \n a.\n een uitbreiding betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, b of c, aan toe te voegen; of\n \n \n b.\n een inkrimping betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, buiten te brengen.\n \n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 4\n Termijnen\n \n \n 1\n De Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag.\n \n \n 2\n De termijn bedoeld in het eerste lid kan met ten hoogste 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.\n \n \n 3\n \n Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 5\n Datum vorming, wijziging of beëindiging\n \n \n 1\n Vorming of uitbreiding vindt plaats met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring.\n \n \n 2\n Beëindiging of inkrimping vindt plaats met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op de goedkeuring.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid vindt vorming, wijziging of beëindiging waarbij sprake is van samenloop met een fusie of afsplitsing als bedoeld in paragraaf 3, gelijktijdig met die fusie of afsplitsing plaats op 1 augustus van enig kalenderjaar.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 6\n Postcode-eis\n \n Van elke school of scholengemeenschap die deel uit gaat maken van een verticale scholengemeenschap, dient ten tijde van de aanvraag ten minste één procent van de leerlingen van een vestiging van de betreffende school of scholengemeenschap afkomstig te zijn uit dezelfde postcodegebieden als de studenten van de instelling die deel uitmaakt of deel gaat uitmaken van de verticale scholengemeenschap en van, in voorkomend geval, de leerlingen van de school of scholengemeenschap die al deel uitmaakt van de verticale scholengemeenschap.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 7\n Informeren gemeente\n \n Het bevoegd gezag stelt de gemeente of gemeenten waarin de betrokken school of scholengemeenschap is gevestigd, tijdig op de hoogte van een voorgenomen aanvraag.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 2\n Gegevensverstrekking\n \n \n Artikel\n 8\n Bij de aanvraag mee te zenden gegevens\n \n \n 1\n De aanvraag gaat vergezeld van de volgende contactgegevens:\n \n \n a.\n naam van de contactpersoon;\n \n \n b.\n correspondentieadres;\n \n \n c.\n telefoonnummer van de contactpersoon;\n \n \n d.\n e-mailadres van de contactpersoon; en\n \n \n e.\n naam en bestuursnummer van de rechtspersoon die het bevoegd gezag is.\n \n \n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens over de vorming, wijziging of beëindiging, afhankelijk van de aanvraag:\n \n \n a.\n naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap;\n \n \n b.\n naam en instellingscode van de betrokken school of scholengemeenschap; en\n \n \n c.\n naam en instellingscode van de betrokken instelling.\n \n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 3\n Samenloop fusie en afsplitsing\n \n \n Artikel\n 9\n Samenloop institutionele fusie\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een institutionele fusie, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.\n \n \n 2\n In de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 10\n Samenloop bestuursoverdracht\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een bestuursoverdracht, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.\n \n \n 2\n In de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 11\n Samenloop afsplitsing\n \n \n 1\n Indien sprake is van een inkrimping door via een afsplitsing tegelijkertijd een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap te brengen, geldt de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als aanvraag tot goedkeuring van de inkrimping.\n \n \n 2\n In de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Een besluit om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, geldt tevens als goedkeuring van de aanvraag tot inkrimping.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 4\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 12\n Wijziging Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017\n \n \n Wijzigt de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 13\n Wijziging Regeling voorzieningenplanning vo 2020\n \n \n Wijzigt de Regeling voorzieningenplanning vo 2020.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 14\n Wijziging Regeling splitsingtoets BVE\n \n \n Wijzigt de Regeling splitsingtoets BVE.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verticale scholengemeenschap.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n A.D.\n Wiersma\n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046250/2022-08-01_0/xml/BWBR0046250_2022-08-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 20 januari 2022, MBO/30119886, houdende regels ten behoeve van de aanvraag voor de vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap (Regeling verticale scholengemeenschap)2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n Regeling verticale scholengemeenschap2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs,\n \n Gelet op de artikelen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB, artikel 53h, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n Besluiten:\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n aanvraag: aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB;\n \n \n \n afsplitsing: afsplitsing van een scholengemeenschap door een school als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, WVO 2020;\n \n \n \n beëindiging: beëindiging van een verticale scholengemeenschap, waarna de school of scholengemeenschap en de instelling niet langer deel van de verticale scholengemeenschap uitmaken;\n \n \n \n bestuursoverdracht: bestuursoverdracht als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel c, WVO of artikel 1.1.1 WEB;\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1 WVO 2020 of bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB;\n \n \n \n inkrimping: inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b;\n \n \n \n institutionele fusie: fusie als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel b, WVO of 1.1.1 WEB;\n \n \n \n uitbreiding: uitbreiding van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a;\n \n \n \n vorming: vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap;\n \n \n \n WEB:\n Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n \n wijziging: uitbreiding of inkrimping van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid;\n \n \n \n WVO 2020:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2022313231-01-202220-01-2022MBO/308901782022313231-01-202220-01-2022MBO/3089017801-08-2022\n \n Artikel\n 2\n Samenstelling verticale scholengemeenschap\n \n \n 1\n Een verticale scholengemeenschap bestaat uit een instelling en een of meer scholen of een scholengemeenschap die in stand worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag.\n \n \n 2\n Een school of scholengemeenschap binnen een verticale scholengemeenschap kan uitsluitend de volgende schoolsoorten verzorgen:\n \n \n a.\n praktijkonderwijs;\n \n \n b.\n vbo;\n \n \n c.\n mavo of mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, WVO 2020; of\n \n \n d.\n havo of vwo, indien het een verticale scholengemeenschap betreft die reeds deze schoolsoorten omvatte op 1 januari 2020.\n \n \n \n \n 3\n De schoolsoorten bedoeld in het tweede lid kunnen slechts door één school dan wel scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap worden verzorgd.\n \n2022313231-01-202220-01-2022MBO/3089017820221846922-07-202205-07-2022MBO/332466162022313231-01-202220-01-2022MBO/3089017801-08-2022\n \n Artikel\n 3\n Aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag kan een verticale scholengemeenschap met inachtneming van artikel 2 vormen, wijzigen of beëindigen en doet hiertoe een aanvraag tot goedkeuring bij de Minister.\n \n \n 2\n Een aanvraag wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.\n \n \n 3\n Een wijziging van een verticale scholengemeenschap kan:\n \n \n a.\n een uitbreiding betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, b of c, aan toe te voegen; of\n \n \n b.\n een inkrimping betreffen door daar een schoolsoort als bedoeld in artikel 2, tweede lid, buiten te brengen.\n \n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 4\n Termijnen\n \n \n 1\n De Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag.\n \n \n 2\n De termijn bedoeld in het eerste lid kan met ten hoogste 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.\n \n \n 3\n \n Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 5\n Datum vorming, wijziging of beëindiging\n \n \n 1\n Vorming of uitbreiding vindt plaats met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring.\n \n \n 2\n Beëindiging of inkrimping vindt plaats met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op de goedkeuring.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid vindt vorming, wijziging of beëindiging waarbij sprake is van samenloop met een fusie of afsplitsing als bedoeld in paragraaf 3, gelijktijdig met die fusie of afsplitsing plaats op 1 augustus van enig kalenderjaar.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 6\n Postcode-eis\n \n Van elke school of scholengemeenschap die deel uit gaat maken van een verticale scholengemeenschap, dient ten tijde van de aanvraag ten minste één procent van de leerlingen van een vestiging van de betreffende school of scholengemeenschap afkomstig te zijn uit dezelfde postcodegebieden als de studenten van de instelling die deel uitmaakt of deel gaat uitmaken van de verticale scholengemeenschap en van, in voorkomend geval, de leerlingen van de school of scholengemeenschap die al deel uitmaakt van de verticale scholengemeenschap.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 7\n Informeren gemeente\n \n Het bevoegd gezag stelt de gemeente of gemeenten waarin de betrokken school of scholengemeenschap is gevestigd, tijdig op de hoogte van een voorgenomen aanvraag.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 2\n Gegevensverstrekking\n \n \n Artikel\n 8\n Bij de aanvraag mee te zenden gegevens\n \n \n 1\n De aanvraag gaat vergezeld van de volgende contactgegevens:\n \n \n a.\n naam van de contactpersoon;\n \n \n b.\n correspondentieadres;\n \n \n c.\n telefoonnummer van de contactpersoon;\n \n \n d.\n e-mailadres van de contactpersoon; en\n \n \n e.\n naam en bestuursnummer van de rechtspersoon die het bevoegd gezag is.\n \n \n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens over de vorming, wijziging of beëindiging, afhankelijk van de aanvraag:\n \n \n a.\n naam en instellingscode van de verticale scholengemeenschap;\n \n \n b.\n naam en instellingscode van de betrokken school of scholengemeenschap; en\n \n \n c.\n naam en instellingscode van de betrokken instelling.\n \n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 3\n Samenloop fusie en afsplitsing\n \n \n Artikel\n 9\n Samenloop institutionele fusie\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een institutionele fusie, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.\n \n \n 2\n In de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 10\n Samenloop bestuursoverdracht\n \n \n 1\n Indien het bevoegd gezag voornemens is een verticale scholengemeenschap te vormen, te wijzigen of te beëindigen tegelijkertijd met een bestuursoverdracht, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot goedkeuring van de vorming, wijziging of beëindiging.\n \n \n 2\n In de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in bijlage 1, onderdeel 6. Gevolgen voor een verticale scholengemeenschap (indien van toepassing) van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Onverminderd artikel 6 geldt een besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als goedkeuring van de aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van de verticale scholengemeenschap.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 11\n Samenloop afsplitsing\n \n \n 1\n Indien sprake is van een inkrimping door via een afsplitsing tegelijkertijd een schoolsoort buiten de verticale scholengemeenschap te brengen, geldt de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als aanvraag tot goedkeuring van de inkrimping.\n \n \n 2\n In de aanvraag om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, neemt het bevoegd gezag de aanvullende gegevens op, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020. Artikel 8 is niet van toepassing.\n \n \n 3\n Een besluit om de af te splitsen school voor bekostiging in aanmerking te brengen, geldt tevens als goedkeuring van de aanvraag tot inkrimping.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n Paragraaf\n 4\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 12\n Wijziging Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017\n \n \n Wijzigt de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 13\n Wijziging Regeling voorzieningenplanning vo 2020\n \n \n Wijzigt de Regeling voorzieningenplanning vo 2020.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 14\n Wijziging Regeling splitsingtoets BVE\n \n \n Wijzigt de Regeling splitsingtoets BVE.\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n Artikel\n 16\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verticale scholengemeenschap.\n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-20222022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n A.D.\n Wiersma\n \n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022\n \n2022313031-01-202220-01-2022MBO/301198862022313031-01-202220-01-2022MBO/3011988601-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046250/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-02-02T06:09:33+01:002022-07-26T06:49:44+02:00BWBR0046250.WTI2022-02-012022-07-312022-02-019999-12-312022-02-02T06:09:37+01:002022-08-01T06:38:16+02:0068933665f688538083936fbc9044e68788c5e0e14ab8fc6165d8b68a0445c5a38fb1ecb0e05de9af2424a920ba149f562a7e4d13d37da3d63f6dbea1efe90be925e362022-08-019999-12-312022-08-019999-12-312022-08-01T06:38:16+02:002022-08-01T06:38:16+02:0069002d4a7464172a33391cb03a936f7dfff2fe2ba501698ad0e89670ccc23c22e0dcbd35179657bc1ce8b1cb97701f735d5216259028d241af4fbd65ed2c17e36a297", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046251/2022-01-24_0/xml/BWBR0046251_2022-01-24_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027118, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Willemstad (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022)2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 20222022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 6:50 uur.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Willemstad\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Willemstad\n Gebiedsomschrijving 10km Willemstad.\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Oudelandsedijk/ Schenkeldijk, Schenkeldijk volgen in noordelijke richting Noord Volkerak overstekend tot aan Groot Adriana Theodorapolder.\n \n \n 2.\n Groot Adriana Theodorapolder volgen in oostelijke richting tot aan Hooidijk.\n \n \n 3.\n Hooidijk volgen in westelijke richting tot aan Dwarsweg.\n \n \n 4.\n Dwarsweg volgen in noordelijke richting tot aan Oudedijk.\n \n \n 5.\n Oudedijk volgen in westelijke richting overgaand in Molendijk tot aan Dorpsdijk.\n \n \n 6.\n Dorpsdijk volgen in noordelijke richting tot aan Rietveldseweg. Rietveldseweg volgen in oostelijke richting via Volkerak naar N59.\n \n \n 7.\n N59 volgen in oostelijke richting tot aan A29.\n \n \n 8.\n A29 volgen in noordelijke richting tot aan Groene kruisweg.\n \n \n 9.\n Groene Kruisweg volgen in oostelijke richting tot aan Rijksstraatweg.\n \n \n 10.\n Rijksstraatweg volgen in noordelijke richting tot aan Boomdijk.\n \n \n 11.\n Boomdijk volgen in oostelijke richting tot aan Kloostersweg.\n \n \n 12.\n Kloostersweg volgen in noordelijke richting tot aan Oude Cromstrijensedijk OZ.\n \n \n 13.\n Oude Cromstrijensedijk volgen in oostelijke richting tot aan Oudendijk.\n \n \n 14.\n Oudendijk volgen in zuidelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 15.\n Molenweg volgen in oostelijke richting tot aan Vlaamseweg.\n \n \n 16.\n Vlaamseweg volgen in zuidelijke richting tot aan Keijzersdijk.\n \n \n 17.\n Keijzersdijk volgen in zuidelijke richting overgaand in Nieuwatraat tot aan Walewegje.\n \n \n 18.\n Walewegje volgen in oostelijke richting overgaand in Industriestraat tot aan Randweg.\n \n \n 19.\n Randweg volgen in zuidelijke richting tot aan Moricaanseweg.\n \n \n 20.\n Moricaanseweg volgen in noordelijke richting tot aan Broekseweg.\n \n \n 21.\n Broekseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Noord Kavelsedijk tot aan Kooilandsedijk.\n \n \n 22.\n Kooilandsedijk volgen in oostelijke richting overgaand in Schenkeldijk volgen in oostelijke richting tot aan Meeuwenoordseweg.\n \n \n 23.\n Meeuwenoordseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Mariapolder Hollands Diep oversteknd via Rijksstraatweg tot aan A16.\n \n \n 24.\n A16 volgen in zuidelijke richting tot aan Spoorlijn Dordrecht -Roosendaal.\n \n \n 25.\n Spoorlijn volgen in westelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 26.\n Molenweg volgen in zuidelijke richting tot aan De Langeweg.\n \n \n 27.\n De Langeweg volgen in westelijke richting tot aan Pootweg.\n \n \n 28.\n Pootweg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuiddijk.\n \n \n 29.\n Zuiddijk volgen in westelijke richting tot aan N389.\n \n \n 30.\n N389 volgen in zuidelijke richting tot aan Mark(water).\n \n \n 31.\n Mark volgen in westelijke richting tot aan Laaksche Vaart.\n \n \n 32.\n Laaksche Vaart volgen in zuidelijke richting overgaand in Kibbelvaart tot aan Sprangweg.\n \n \n 33.\n Sprangweg volgen in westelijke richting overgaand in Haldenbergselaan overgaand in N640 tot aan Oudenbosche Koepelbaan.\n \n \n 34.\n Oudenbosche Koepelbaan volgen in zuidelijke richting overgaand in N640 tot aan De Riet(water).\n \n \n 35.\n De Riet volgen in zuidelijke richting tot aan Noordhoeksestraat.\n \n \n 36.\n Noordhoeksestraat volgen in westelijke richting tot aan Oude Roosendaalsebaan.\n \n \n 37.\n Oude Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Opperstraat.\n \n \n 38.\n Opperstraat volgen in westelijke richting overgaand in Middenstraat tot aan Drossearstraat.\n \n \n 39.\n Drossearstraat volgen in zuidelijke richting Provincialeweg overstekend tot aan Roosendaalsebaan.\n \n \n 40.\n Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Barteweg.\n \n \n 41.\n Barteweg volgen in westelijke richting tot aan Noord-Vlietkanaal.\n \n \n 42.\n Noord-Vlietkanaal volgen in noordelijke richting tot aan Steenbergsche Vliet.\n \n \n 43.\n Steenbergsche Vliet volgen in westelijke richting tot aan A4.\n \n \n 44.\n A4 volgen in noordelijke richting tot aan Potmarkreek.\n \n \n 45.\n Potmarkreek volgen in westelijke richting tot aan Steenbergseweg.\n \n \n 46.\n Steenbergseweg volgen in noordelijke richting tot aan Noordlangeweg.\n \n \n 47.\n Noordlangeweg volgen in westelijke richting tot aan Oudlandsedijk.\n \n \n 48.\n Oudlandsedijk volgen in noordelijke richting tot aan Schenkeldijk.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046251/2022-02-14_0/xml/BWBR0046251_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027118, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Willemstad (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022)2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 20222022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 6:50 uur.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Willemstad\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Willemstad\n Gebiedsomschrijving 10km Willemstad.\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Oudelandsedijk/ Schenkeldijk, Schenkeldijk volgen in noordelijke richting Noord Volkerak overstekend tot aan Groot Adriana Theodorapolder.\n \n \n 2.\n Groot Adriana Theodorapolder volgen in oostelijke richting tot aan Hooidijk.\n \n \n 3.\n Hooidijk volgen in westelijke richting tot aan Dwarsweg.\n \n \n 4.\n Dwarsweg volgen in noordelijke richting tot aan Oudedijk.\n \n \n 5.\n Oudedijk volgen in westelijke richting overgaand in Molendijk tot aan Dorpsdijk.\n \n \n 6.\n Dorpsdijk volgen in noordelijke richting tot aan Rietveldseweg. Rietveldseweg volgen in oostelijke richting via Volkerak naar N59.\n \n \n 7.\n N59 volgen in oostelijke richting tot aan A29.\n \n \n 8.\n A29 volgen in noordelijke richting tot aan Groene kruisweg.\n \n \n 9.\n Groene Kruisweg volgen in oostelijke richting tot aan Rijksstraatweg.\n \n \n 10.\n Rijksstraatweg volgen in noordelijke richting tot aan Boomdijk.\n \n \n 11.\n Boomdijk volgen in oostelijke richting tot aan Kloostersweg.\n \n \n 12.\n Kloostersweg volgen in noordelijke richting tot aan Oude Cromstrijensedijk OZ.\n \n \n 13.\n Oude Cromstrijensedijk volgen in oostelijke richting tot aan Oudendijk.\n \n \n 14.\n Oudendijk volgen in zuidelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 15.\n Molenweg volgen in oostelijke richting tot aan Vlaamseweg.\n \n \n 16.\n Vlaamseweg volgen in zuidelijke richting tot aan Keijzersdijk.\n \n \n 17.\n Keijzersdijk volgen in zuidelijke richting overgaand in Nieuwatraat tot aan Walewegje.\n \n \n 18.\n Walewegje volgen in oostelijke richting overgaand in Industriestraat tot aan Randweg.\n \n \n 19.\n Randweg volgen in zuidelijke richting tot aan Moricaanseweg.\n \n \n 20.\n Moricaanseweg volgen in noordelijke richting tot aan Broekseweg.\n \n \n 21.\n Broekseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Noord Kavelsedijk tot aan Kooilandsedijk.\n \n \n 22.\n Kooilandsedijk volgen in oostelijke richting overgaand in Schenkeldijk volgen in oostelijke richting tot aan Meeuwenoordseweg.\n \n \n 23.\n Meeuwenoordseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Mariapolder Hollands Diep oversteknd via Rijksstraatweg tot aan A16.\n \n \n 24.\n A16 volgen in zuidelijke richting tot aan Spoorlijn Dordrecht -Roosendaal.\n \n \n 25.\n Spoorlijn volgen in westelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 26.\n Molenweg volgen in zuidelijke richting tot aan De Langeweg.\n \n \n 27.\n De Langeweg volgen in westelijke richting tot aan Pootweg.\n \n \n 28.\n Pootweg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuiddijk.\n \n \n 29.\n Zuiddijk volgen in westelijke richting tot aan N389.\n \n \n 30.\n N389 volgen in zuidelijke richting tot aan Mark(water).\n \n \n 31.\n Mark volgen in westelijke richting tot aan Laaksche Vaart.\n \n \n 32.\n Laaksche Vaart volgen in zuidelijke richting overgaand in Kibbelvaart tot aan Sprangweg.\n \n \n 33.\n Sprangweg volgen in westelijke richting overgaand in Haldenbergselaan overgaand in N640 tot aan Oudenbosche Koepelbaan.\n \n \n 34.\n Oudenbosche Koepelbaan volgen in zuidelijke richting overgaand in N640 tot aan De Riet(water).\n \n \n 35.\n De Riet volgen in zuidelijke richting tot aan Noordhoeksestraat.\n \n \n 36.\n Noordhoeksestraat volgen in westelijke richting tot aan Oude Roosendaalsebaan.\n \n \n 37.\n Oude Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Opperstraat.\n \n \n 38.\n Opperstraat volgen in westelijke richting overgaand in Middenstraat tot aan Drossearstraat.\n \n \n 39.\n Drossearstraat volgen in zuidelijke richting Provincialeweg overstekend tot aan Roosendaalsebaan.\n \n \n 40.\n Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Barteweg.\n \n \n 41.\n Barteweg volgen in westelijke richting tot aan Noord-Vlietkanaal.\n \n \n 42.\n Noord-Vlietkanaal volgen in noordelijke richting tot aan Steenbergsche Vliet.\n \n \n 43.\n Steenbergsche Vliet volgen in westelijke richting tot aan A4.\n \n \n 44.\n A4 volgen in noordelijke richting tot aan Potmarkreek.\n \n \n 45.\n Potmarkreek volgen in westelijke richting tot aan Steenbergseweg.\n \n \n 46.\n Steenbergseweg volgen in noordelijke richting tot aan Noordlangeweg.\n \n \n 47.\n Noordlangeweg volgen in westelijke richting tot aan Oudlandsedijk.\n \n \n 48.\n Oudlandsedijk volgen in noordelijke richting tot aan Schenkeldijk.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046251/2022-02-15_0/xml/BWBR0046251_2022-02-15_0.xml", "content": "BWBR0046251_2022-02-14_0\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027118, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Willemstad (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022)2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 20222022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074515-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074515-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 6:50 uur.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Willemstad 2022.\n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Willemstad\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Willemstad\n Gebiedsomschrijving 10km Willemstad.\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Oudelandsedijk/ Schenkeldijk, Schenkeldijk volgen in noordelijke richting Noord Volkerak overstekend tot aan Groot Adriana Theodorapolder.\n \n \n 2.\n Groot Adriana Theodorapolder volgen in oostelijke richting tot aan Hooidijk.\n \n \n 3.\n Hooidijk volgen in westelijke richting tot aan Dwarsweg.\n \n \n 4.\n Dwarsweg volgen in noordelijke richting tot aan Oudedijk.\n \n \n 5.\n Oudedijk volgen in westelijke richting overgaand in Molendijk tot aan Dorpsdijk.\n \n \n 6.\n Dorpsdijk volgen in noordelijke richting tot aan Rietveldseweg. Rietveldseweg volgen in oostelijke richting via Volkerak naar N59.\n \n \n 7.\n N59 volgen in oostelijke richting tot aan A29.\n \n \n 8.\n A29 volgen in noordelijke richting tot aan Groene kruisweg.\n \n \n 9.\n Groene Kruisweg volgen in oostelijke richting tot aan Rijksstraatweg.\n \n \n 10.\n Rijksstraatweg volgen in noordelijke richting tot aan Boomdijk.\n \n \n 11.\n Boomdijk volgen in oostelijke richting tot aan Kloostersweg.\n \n \n 12.\n Kloostersweg volgen in noordelijke richting tot aan Oude Cromstrijensedijk OZ.\n \n \n 13.\n Oude Cromstrijensedijk volgen in oostelijke richting tot aan Oudendijk.\n \n \n 14.\n Oudendijk volgen in zuidelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 15.\n Molenweg volgen in oostelijke richting tot aan Vlaamseweg.\n \n \n 16.\n Vlaamseweg volgen in zuidelijke richting tot aan Keijzersdijk.\n \n \n 17.\n Keijzersdijk volgen in zuidelijke richting overgaand in Nieuwatraat tot aan Walewegje.\n \n \n 18.\n Walewegje volgen in oostelijke richting overgaand in Industriestraat tot aan Randweg.\n \n \n 19.\n Randweg volgen in zuidelijke richting tot aan Moricaanseweg.\n \n \n 20.\n Moricaanseweg volgen in noordelijke richting tot aan Broekseweg.\n \n \n 21.\n Broekseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Noord Kavelsedijk tot aan Kooilandsedijk.\n \n \n 22.\n Kooilandsedijk volgen in oostelijke richting overgaand in Schenkeldijk volgen in oostelijke richting tot aan Meeuwenoordseweg.\n \n \n 23.\n Meeuwenoordseweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Mariapolder Hollands Diep oversteknd via Rijksstraatweg tot aan A16.\n \n \n 24.\n A16 volgen in zuidelijke richting tot aan Spoorlijn Dordrecht -Roosendaal.\n \n \n 25.\n Spoorlijn volgen in westelijke richting tot aan Molenweg.\n \n \n 26.\n Molenweg volgen in zuidelijke richting tot aan De Langeweg.\n \n \n 27.\n De Langeweg volgen in westelijke richting tot aan Pootweg.\n \n \n 28.\n Pootweg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuiddijk.\n \n \n 29.\n Zuiddijk volgen in westelijke richting tot aan N389.\n \n \n 30.\n N389 volgen in zuidelijke richting tot aan Mark(water).\n \n \n 31.\n Mark volgen in westelijke richting tot aan Laaksche Vaart.\n \n \n 32.\n Laaksche Vaart volgen in zuidelijke richting overgaand in Kibbelvaart tot aan Sprangweg.\n \n \n 33.\n Sprangweg volgen in westelijke richting overgaand in Haldenbergselaan overgaand in N640 tot aan Oudenbosche Koepelbaan.\n \n \n 34.\n Oudenbosche Koepelbaan volgen in zuidelijke richting overgaand in N640 tot aan De Riet(water).\n \n \n 35.\n De Riet volgen in zuidelijke richting tot aan Noordhoeksestraat.\n \n \n 36.\n Noordhoeksestraat volgen in westelijke richting tot aan Oude Roosendaalsebaan.\n \n \n 37.\n Oude Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Opperstraat.\n \n \n 38.\n Opperstraat volgen in westelijke richting overgaand in Middenstraat tot aan Drossearstraat.\n \n \n 39.\n Drossearstraat volgen in zuidelijke richting Provincialeweg overstekend tot aan Roosendaalsebaan.\n \n \n 40.\n Roosendaalsebaan volgen in noordelijke richting tot aan Barteweg.\n \n \n 41.\n Barteweg volgen in westelijke richting tot aan Noord-Vlietkanaal.\n \n \n 42.\n Noord-Vlietkanaal volgen in noordelijke richting tot aan Steenbergsche Vliet.\n \n \n 43.\n Steenbergsche Vliet volgen in westelijke richting tot aan A4.\n \n \n 44.\n A4 volgen in noordelijke richting tot aan Potmarkreek.\n \n \n 45.\n Potmarkreek volgen in westelijke richting tot aan Steenbergseweg.\n \n \n 46.\n Steenbergseweg volgen in noordelijke richting tot aan Noordlangeweg.\n \n \n 47.\n Noordlangeweg volgen in westelijke richting tot aan Oudlandsedijk.\n \n \n 48.\n Oudlandsedijk volgen in noordelijke richting tot aan Schenkeldijk.\n \n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.\n \n2022312401-02-202223-01-2022WJZ/220271182022312401-02-202223-01-2022WJZ/2202711824-01-2022Treedt in werking om 6:50 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046251/manifest.xml", "content": "2022-01-242022-02-04T06:28:37+01:002022-02-24T06:51:21+01:00BWBR0046251.WTI2022-02-242022-01-242022-02-132022-01-249999-12-312022-02-04T06:29:06+01:002022-02-24T06:51:25+01:001450562863f27bba30306cf27ceebfe46b9e8fcdfbc47264e3477cb9ab8ab24553ac7e91c775f11ae985a69421eac9fef169d0a9f344945731aebac673671421af56d82022-02-152022-02-232022-02-159999-12-312022-02-22T06:26:47+01:002022-02-24T06:51:24+01:001455983d47bbcdb2e3b576bc16e4694af2c4ddb5efc166b0ef6e8dd8501d0fadac468dd040187dc180209a5d2aabac57ea9f974b320c6ed9505524d6be6038519d29e72022-02-142022-02-142022-02-149999-12-312022-02-24T06:51:25+01:002022-02-24T06:51:25+01:00145731c116853302db5744b248943b471506f9f61a910ad5dee5297f0dcff6401cc85b33d6ad987bb8996a0ed3ca450e710cfaaf09ee727ad54ab87ab429b81db51868", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046252/2022-01-24_0/xml/BWBR0046252_2022-01-24_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027115, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Grootschermer (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022)2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 20222022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 06:44 uur.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Grootschermer\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Grootschermer\n Gebiedsomschrijving 10km Grootschermer\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de N512 en de N9, de N9 volgend in noordelijke richting tot aan de Helderseweg.\n \n \n 2.\n De Helderseweg volgend in oostelijke richting tot aan het Noorhollandsch Kanaal.\n \n \n 3.\n Het Noorhollandsch Kanaal volgend in noordelijke richting tot aan de Nauertogt.\n \n \n 4.\n De Nauertogt volgend in oostelijke richting tot aan de Westelijke Randweg.\n \n \n 5.\n De Westelijke Randweg volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Geestweg.\n \n \n 6.\n De Geestweg volgend in oostelijke richting overgaand in Oostelijke Randweg overgaand in noordelijke richting tot aan de Langebalkweg.\n \n \n 7.\n De Langebalkweg volgend in oostelijke richting overgaand in de Hasselaarseweg tot aan de Middenweg.\n \n \n 8.\n De Middenweg volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 9.\n Het Spoor volgend in oostelijke richting overgaand in zuidoostelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 10.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de N247.\n \n \n 11.\n De N247 volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 12.\n Het Spoor volgend in zuidelijke richting tot aan de N244.\n \n \n 13.\n De N244 volgend in westelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 14.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de Neckerstraat.\n \n \n 15.\n De Neckerstraat volgend in westelijke richting tot aan de Jisperdijk.\n \n \n 16.\n De Jisperdijk volgend in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat tot aan de Weiver.\n \n \n 17.\n De Weiver volgend in zuidelijke richting overgaand in het Oosteinde in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat overgaand in de Zandweg tot aan de N514.\n \n \n 18.\n De N514 volgend in noordelijke richting overgaand in westelijke richting tot aan de N246.\n \n \n 19.\n De N246 volgend in zuidelijke richting tot aan de N203.\n \n \n 20.\n De N203 volgend in westelijke richting overgaand in westnoordelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Vennewatersweg.\n \n \n 21.\n De Vennewatersweg volgend in westelijke richting tot aan de Herenweg.\n \n \n 22.\n De Herenweg volgend in noordelijke richting tot aan de N512.\n \n \n 23.\n De N512 volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting tot aan de N9.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046252/2022-02-14_0/xml/BWBR0046252_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027115, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Grootschermer (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022)2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 20222022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 06:44 uur.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Grootschermer\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Grootschermer\n Gebiedsomschrijving 10km Grootschermer\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de N512 en de N9, de N9 volgend in noordelijke richting tot aan de Helderseweg.\n \n \n 2.\n De Helderseweg volgend in oostelijke richting tot aan het Noorhollandsch Kanaal.\n \n \n 3.\n Het Noorhollandsch Kanaal volgend in noordelijke richting tot aan de Nauertogt.\n \n \n 4.\n De Nauertogt volgend in oostelijke richting tot aan de Westelijke Randweg.\n \n \n 5.\n De Westelijke Randweg volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Geestweg.\n \n \n 6.\n De Geestweg volgend in oostelijke richting overgaand in Oostelijke Randweg overgaand in noordelijke richting tot aan de Langebalkweg.\n \n \n 7.\n De Langebalkweg volgend in oostelijke richting overgaand in de Hasselaarseweg tot aan de Middenweg.\n \n \n 8.\n De Middenweg volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 9.\n Het Spoor volgend in oostelijke richting overgaand in zuidoostelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 10.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de N247.\n \n \n 11.\n De N247 volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 12.\n Het Spoor volgend in zuidelijke richting tot aan de N244.\n \n \n 13.\n De N244 volgend in westelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 14.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de Neckerstraat.\n \n \n 15.\n De Neckerstraat volgend in westelijke richting tot aan de Jisperdijk.\n \n \n 16.\n De Jisperdijk volgend in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat tot aan de Weiver.\n \n \n 17.\n De Weiver volgend in zuidelijke richting overgaand in het Oosteinde in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat overgaand in de Zandweg tot aan de N514.\n \n \n 18.\n De N514 volgend in noordelijke richting overgaand in westelijke richting tot aan de N246.\n \n \n 19.\n De N246 volgend in zuidelijke richting tot aan de N203.\n \n \n 20.\n De N203 volgend in westelijke richting overgaand in westnoordelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Vennewatersweg.\n \n \n 21.\n De Vennewatersweg volgend in westelijke richting tot aan de Herenweg.\n \n \n 22.\n De Herenweg volgend in noordelijke richting tot aan de N512.\n \n \n 23.\n De N512 volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting tot aan de N9.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046252/2022-02-15_0/xml/BWBR0046252_2022-02-15_0.xml", "content": "BWBR0046252_2022-02-14_0\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 januari 2022, nr. WJZ/ 22027115, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Grootschermer (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022)2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 20222022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074515-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074515-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 06:44 uur.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Grootschermer 2022.\n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 23 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Grootschermer\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Grootschermer\n Gebiedsomschrijving 10km Grootschermer\n \n \n 1.\n Vanaf de kruising van de N512 en de N9, de N9 volgend in noordelijke richting tot aan de Helderseweg.\n \n \n 2.\n De Helderseweg volgend in oostelijke richting tot aan het Noorhollandsch Kanaal.\n \n \n 3.\n Het Noorhollandsch Kanaal volgend in noordelijke richting tot aan de Nauertogt.\n \n \n 4.\n De Nauertogt volgend in oostelijke richting tot aan de Westelijke Randweg.\n \n \n 5.\n De Westelijke Randweg volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Geestweg.\n \n \n 6.\n De Geestweg volgend in oostelijke richting overgaand in Oostelijke Randweg overgaand in noordelijke richting tot aan de Langebalkweg.\n \n \n 7.\n De Langebalkweg volgend in oostelijke richting overgaand in de Hasselaarseweg tot aan de Middenweg.\n \n \n 8.\n De Middenweg volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 9.\n Het Spoor volgend in oostelijke richting overgaand in zuidoostelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 10.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de N247.\n \n \n 11.\n De N247 volgend in zuidelijke richting tot aan het Spoor.\n \n \n 12.\n Het Spoor volgend in zuidelijke richting tot aan de N244.\n \n \n 13.\n De N244 volgend in westelijke richting tot aan de A7.\n \n \n 14.\n De A7 volgend in zuidelijke richting tot aan de Neckerstraat.\n \n \n 15.\n De Neckerstraat volgend in westelijke richting tot aan de Jisperdijk.\n \n \n 16.\n De Jisperdijk volgend in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat tot aan de Weiver.\n \n \n 17.\n De Weiver volgend in zuidelijke richting overgaand in het Oosteinde in westelijke richting overgaand in de Dorpsstraat overgaand in de Zandweg tot aan de N514.\n \n \n 18.\n De N514 volgend in noordelijke richting overgaand in westelijke richting tot aan de N246.\n \n \n 19.\n De N246 volgend in zuidelijke richting tot aan de N203.\n \n \n 20.\n De N203 volgend in westelijke richting overgaand in westnoordelijke richting overgaand in noordelijke richting tot aan de Vennewatersweg.\n \n \n 21.\n De Vennewatersweg volgend in westelijke richting tot aan de Herenweg.\n \n \n 22.\n De Herenweg volgend in noordelijke richting tot aan de N512.\n \n \n 23.\n De N512 volgend in noordelijke richting overgaand in oostelijke richting tot aan de N9.\n \n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.\n \n2022312601-02-202223-01-2022WJZ/220271152022312601-02-202223-01-2022WJZ/2202711524-01-2022Treedt in werking om 06:44 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046252/manifest.xml", "content": "2022-01-242022-02-04T06:28:53+01:002022-02-24T06:51:21+01:00BWBR0046252.WTI2022-02-242022-01-242022-02-132022-01-249999-12-312022-02-04T06:29:06+01:002022-02-24T06:51:25+01:00136267dc2cc17e5d0aea35c0b1d8f61faf7419cc4193f1912911e1dfa308a00348ee535fb43881b5a86c626a9cf7daa4e74617956564bb658075c8263d0383176331832022-02-152022-02-232022-02-159999-12-312022-02-22T06:26:48+01:002022-02-24T06:51:25+01:001369405cc34448e06238a734e85cfcbebe73ffc8ad835bfa49b0728a09895c164ea64ec32df057a51a626fde33e24f97e2c1d6226415d354ea6413d0dd4f6d399ca5372022-02-142022-02-142022-02-149999-12-312022-02-24T06:51:25+01:002022-02-24T06:51:25+01:00136941c17fe322e749d35c55d70a3cd788c5e2cfb6d5ebb3a516fa20c47d2cb194066fea9a8c21b0c2d8d7e911ed9ec4b43c450d2407eab4a83173f2ad47a9ef341830", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046253/2022-01-22_0/xml/BWBR0046253_2022-01-22_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 januari 2022, nr. WJZ/22027045, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Lelystad (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 2022)2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 20222022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687:gedelegeerde\n verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de Minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.122 januari 2022, 19:16 uur.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 2022.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Lelystad\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Lelystad\n Gebiedsomschrijving 10km Lelystad\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Roerdomptocht/ Ibisweg, Ibisweg volgen in oostelijke richting tot aan Praamweg.\n \n \n 2.\n Praamweg volgen in noordelijke richting tot aan spoorlijn Almere-Lelystad.\n \n \n 3.\n Spporlijn volgen in oostelijke richting tot aan Knardijk.\n \n \n 4.\n Knardijk volgen in noordelijke richting tot aan Buizerdweg.\n \n \n 5.\n Buizerdweg volgen in oostelijke richting overgaand in Buizerdlaan tot aan Westerdreef.\n \n \n 6.\n Westerdreef volgen in oostelijke richting tot aan Visarenddreef.\n \n \n 7.\n Visarenddreef volgen in oostelijke richting tot aan spoorlijn Lelystad-Zwolle.\n \n \n 8.\n Spoorlijn volgen in noordelijke richting tot aan Houtribdreef.\n \n \n 9.\n Houtribdreef volgen in oostelijke richting tot aan Oostranddreef.\n \n \n 10.\n Oostranddreef volgen in zuidelijke richting tot aan Runderweg.\n \n \n 11.\n Runderweg volgen in oostelijke richting tot aan Swifterringweg.\n \n \n 12.\n Swifterringweg volgen in noordelijke richting tot aan Wisentweg.\n \n \n 13.\n Wisentweg volgen in oostelijke richting tot aan Vuursteentocht.\n \n \n 14.\n Vuursteentocht volgen in zuidelijke richting tot aan Lage Vaart.\n \n \n 15.\n Lage Vaart volgen in oostelijke richting tot aan Biddingweg.\n \n \n 16.\n Biddingweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Switerweg tot aan Baan.\n \n \n 17.\n Baan volgen in westelijke richting tot aan Dreef.\n \n \n 18.\n Dreef volgen in zuidelijke richting tot aan Bremerbergweg.\n \n \n 19.\n Bremerbergweg volgen in zuidelijke richting tot aan Mosselweg.\n \n \n 20.\n Mosselweg volgen in westelijke richting tot aan perceelsgrens Flevo on |Ice.\n \n \n 21.\n Perceelsgrens volgen in zuidelijke richting tot aan Strandgaperweg.\n \n \n 22.\n Strandgaperweg volgen in zuidelijke richting Harderdijk overtstekend tot aan Veluwemeer.\n \n \n 23.\n Veluwemeer volgen in westelijke richting overgaand in Wolderwijd tot aan Gelderseweg.\n \n \n 24.\n Gelderseweg volgen in westelijke richting tot aan Kruisboog.\n \n \n 25.\n Kruisboog volgen in westelijke richting tot aan Spiekweg.\n \n \n 26.\n Spiekweg volgen in noordelijke richting tot aan Gooiseweg.\n \n \n 27.\n Gooiseweg volgen in westelijke richting tot aan Horstertocht.\n \n \n 28.\n Horstertocht volgen in noordelijke richting tot aan Hoge Vaart.\n \n \n 29.\n Hoge vaart volgen in westelijke richting tot aan waterloop naar Bloesemlaan.\n \n \n 30.\n Waterloop volgen in noordelijke richting tot aan Schollevaarweg.\n \n \n 31.\n Schollevaarweg volgen in oostelijke richting tot aan Roerdomptocht.\n \n \n 32.\n Roerdomptocht volgen in noordelijke richting tot aan Ibisweg.\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046253/2022-02-14_0/xml/BWBR0046253_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 januari 2022, nr. WJZ/22027045, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Lelystad (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 2022)2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 20222022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687:gedelegeerde\n verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats: kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074514-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de Minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074514-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de Minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.122 januari 2022, 19:16 uur.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n Artikel\n 31\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Lelystad 2022.\n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n H.\n Staghouwer\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Lelystad\n \n https://www.rvo.nl/dierziektenviewer/\n \n \n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Lelystad\n Gebiedsomschrijving 10km Lelystad\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Roerdomptocht/ Ibisweg, Ibisweg volgen in oostelijke richting tot aan Praamweg.\n \n \n 2.\n Praamweg volgen in noordelijke richting tot aan spoorlijn Almere-Lelystad.\n \n \n 3.\n Spporlijn volgen in oostelijke richting tot aan Knardijk.\n \n \n 4.\n Knardijk volgen in noordelijke richting tot aan Buizerdweg.\n \n \n 5.\n Buizerdweg volgen in oostelijke richting overgaand in Buizerdlaan tot aan Westerdreef.\n \n \n 6.\n Westerdreef volgen in oostelijke richting tot aan Visarenddreef.\n \n \n 7.\n Visarenddreef volgen in oostelijke richting tot aan spoorlijn Lelystad-Zwolle.\n \n \n 8.\n Spoorlijn volgen in noordelijke richting tot aan Houtribdreef.\n \n \n 9.\n Houtribdreef volgen in oostelijke richting tot aan Oostranddreef.\n \n \n 10.\n Oostranddreef volgen in zuidelijke richting tot aan Runderweg.\n \n \n 11.\n Runderweg volgen in oostelijke richting tot aan Swifterringweg.\n \n \n 12.\n Swifterringweg volgen in noordelijke richting tot aan Wisentweg.\n \n \n 13.\n Wisentweg volgen in oostelijke richting tot aan Vuursteentocht.\n \n \n 14.\n Vuursteentocht volgen in zuidelijke richting tot aan Lage Vaart.\n \n \n 15.\n Lage Vaart volgen in oostelijke richting tot aan Biddingweg.\n \n \n 16.\n Biddingweg volgen in zuidelijke richting overgaand in Switerweg tot aan Baan.\n \n \n 17.\n Baan volgen in westelijke richting tot aan Dreef.\n \n \n 18.\n Dreef volgen in zuidelijke richting tot aan Bremerbergweg.\n \n \n 19.\n Bremerbergweg volgen in zuidelijke richting tot aan Mosselweg.\n \n \n 20.\n Mosselweg volgen in westelijke richting tot aan perceelsgrens Flevo on |Ice.\n \n \n 21.\n Perceelsgrens volgen in zuidelijke richting tot aan Strandgaperweg.\n \n \n 22.\n Strandgaperweg volgen in zuidelijke richting Harderdijk overtstekend tot aan Veluwemeer.\n \n \n 23.\n Veluwemeer volgen in westelijke richting overgaand in Wolderwijd tot aan Gelderseweg.\n \n \n 24.\n Gelderseweg volgen in westelijke richting tot aan Kruisboog.\n \n \n 25.\n Kruisboog volgen in westelijke richting tot aan Spiekweg.\n \n \n 26.\n Spiekweg volgen in noordelijke richting tot aan Gooiseweg.\n \n \n 27.\n Gooiseweg volgen in westelijke richting tot aan Horstertocht.\n \n \n 28.\n Horstertocht volgen in noordelijke richting tot aan Hoge Vaart.\n \n \n 29.\n Hoge vaart volgen in westelijke richting tot aan waterloop naar Bloesemlaan.\n \n \n 30.\n Waterloop volgen in noordelijke richting tot aan Schollevaarweg.\n \n \n 31.\n Schollevaarweg volgen in oostelijke richting tot aan Roerdomptocht.\n \n \n 32.\n Roerdomptocht volgen in noordelijke richting tot aan Ibisweg.\n \n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.\n \n2022312701-02-202222-01-2022WJZ/220270452022312701-02-202222-01-2022WJZ/2202704522-01-2022Treedt in werking om 19:16 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046253/manifest.xml", "content": "2022-01-222022-02-04T06:28:57+01:002022-02-24T06:51:21+01:00BWBR0046253.WTI2022-02-232022-01-222022-02-132022-01-229999-12-312022-02-04T06:29:07+01:002022-02-22T06:26:47+01:001395050c98ee2f6d418d97079f2b220f1b5e075ba518f1a44c94839ed67d46dd1090fd976d3c298e02bce0c6059b1b0efde8921b7d10ba53eeeb0f390ed738b6a401df2022-02-142022-02-222022-02-149999-12-312022-02-22T06:26:47+01:002022-02-24T06:51:26+01:00140069a33dbba485fcef3796ed31244224d442c31dedd84007a42384414b0f5eb8bb861a3b1e54b31ff94326cbfecd040585dac23f469636681bc0821ebcc8b0f167f6", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046254/2022-01-19_1/xml/BWBR0046254_2022-01-19_1.xml", "content": "\n Inkomstenbelasting. Winstfaciliteiten; Firmaproblematiek en terugwerkende kracht2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n Firmaproblematiek en terugwerkende kracht2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n \n Het beleid op het terrein van de firmaproblematiek in de inkomstenbelasting is geactualiseerd en samengevoegd. Dit besluit vervangt het besluit van 31 augustus 2001, CPP2001/2374, en het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit besluit is een actualisering en samenvoeging van de besluiten van 31 augustus 2001, CPP2001/2374, en het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n De volgende onderdelen zijn vervallen of gewijzigd:\n \n \n −\n \n CPP2001/2374\n \n Vraag 1. Dit onderdeel bevatte een nadere uitwerking van het arrest van de Hoge Raad van 16 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY1737. Als gevolg van latere jurisprudentie heeft dit onderdeel haar belang verloren en is daarom niet meer opgenomen.\n Vraag 6 en 7. De antwoorden uit deze onderdelen volgen uit de Wet en jurisprudentie. Om die reden zijn deze onderdelen niet opgenomen in dit besluit.\n Vraag 8. Dit onderdeel is samengevoegd met onderdeel 3 uit het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n \n \n De overige aanpassingen zijn redactioneel van aard. Met die aanpassingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 2\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Wet IB 2001\n \n \n \n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n WvK\n \n \n \n Wetboek van Koophandel\n \n \n \n \n \n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 3\n Terugwerkende kracht van overeenkomst tot aangaan van een personenvennootschap\n \n De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2098, bepaald dat als uitgangspunt geldt dat het tijdstip, met ingang waarvan rekening dient te worden gehouden met de gevolgen van een maatschaps- of vennootschapsovereenkomst tussen echtgenoten, niet ligt vóór het tijdstip van het aangaan van de overeenkomst. De Hoge Raad overwoog dat een uitzondering moet worden gemaakt voor de situatie waarin \"een overeengekomen terugwerkende kracht op zakelijke gronden berust\". Daarom keur ik om praktische redenen het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat aan een schriftelijke personenvennootschapsovereenkomst waarin een terugwerkende kracht is overeengekomen, een terugwerkende kracht van maximaal negen maanden wordt toegekend. Ook voor de toepassing van de ondernemings- en ondernemersfaciliteiten wordt dan rekening gehouden met de terugwerkende kracht. Deze goedkeuring is ook van toepassing op overeenkomsten tussen anderen dan echtgenoten waarbij voor rechtspersonen geldt dat zij tijdens de gehele terugwerkendekrachtperiode civielrechtelijk dienen te bestaan.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.\n \n \n 1.\n De terugwerkende kracht is niet gericht op een incidenteel fiscaal voordeel.\n \n \n 2.\n De overeenkomst kan niet verder terugwerken dan daarin is overeengekomen.\n \n \n 3.\n De terugwerkende kracht kan worden toegestaan tot het begin van het boekjaar waarin de overeenkomst tot stand is gekomen en bedraagt maximaal een periode van negen maanden.\n \n \n Uittreden\n Hiervoor is aangegeven onder welke omstandigheden terugwerkende kracht kan worden verleend voor een overeenkomst tot het aangaan van een personenvennootschap. De goedkeuring heeft uitsluitend een praktische achtergrond. De gegeven goedkeuring kan daarom niet zo ruim worden opgevat dat ook bij de beëindiging van, dan wel het uittreden uit een personenvennootschap, een terugwerkende kracht in aanmerking kan worden genomen. Het is namelijk onmogelijk dat iemand met terugwerkende kracht de reële status van ondernemer ongedaan maakt.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 4\n Voorbehouden stille reserves bij toetreding tot een personenvennootschap\n \n Het is mogelijk dat bij toetreding tot een personenvennootschap waarin een onderneming wordt uitgeoefend, de zittende partij zich de per datum van toetreding aanwezige stille reserves of goodwill voorbehoudt. In de regel zal de omvang van de stille reserves worden vastgelegd. Als over de omvang van de voorbehouden stille reserves niets wordt vastgelegd, zal de inspecteur ervan uitgaan dat de stille reserves niet door de zittende partij zijn voorbehouden. Dit heeft tot gevolg dat afrekening over de stille reserves plaatsvindt voor zover het belang is overgegaan op de andere deelnemers aan de personenvennootschap. Afrekening vindt plaats voor zover sprake is van aan de overige deelnemers van de personenvennootschap overgedragen stille reserves en/of goodwill, met inachtneming van hetgeen in de overeenkomst is bepaald over de (liquidatie)winst. Bij de jaarlijkse winstbepaling mogen de deelnemers in de personenvennootschap met het bedrag waarover is afgerekend in bovenbedoelde zin, rekening houden. Als de vastlegging van de omvang van de stille reserves of goodwill achterwege blijft op grond van niet-zakelijke overwegingen, kan sprake zijn van schenking in de zin van de Successiewet 1956’.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 5\n Waardebepaling vermogensbestanddeel bij aangaan van een personenvennootschap\n \n Bij het aangaan van een personenvennootschap wordt de waarde waartegen een vermogensbestanddeel wordt ingebracht, bepaald op het tijdstip van inbreng. Dat licht ik hierna toe met voorbeelden. Een personenvennootschap die is aangegaan tussen echtgenoten zonder nadere bepalingen, kent geen afwijkende behandeling voor wat betreft de waardebepaling van een vermogensbestanddeel.\n Voorbeeld 1\n A en B gaan mondeling een personenvennootschap aan op 1 januari 2020. A brengt een pand in. De mondelinge overeenkomst wordt in een schriftelijke overeenkomst op 3 mei 2020 vastgelegd.\n Uitwerking\n De personenvennootschap is opgericht op 1 januari 2020. Het pand wordt op 1 januari 2020 ingebracht voor de waarde op 1 januari 2020.\n Voorbeeld 2\n A en B gaan mondeling een personenvennootschap aan op 3 mei 2020. A brengt een pand in. De schriftelijke vastlegging vindt plaats op dezelfde datum. In de overeenkomst wordt een terugwerkende kracht overeengekomen tot 1 januari 2020.\n Uitwerking\n De personenvennootschap is opgericht op 3 mei 2020. Nu deze datum niet meer dan negen maanden is gelegen vanaf 1 januari 2020 en beide data in hetzelfde kalenderjaar/boekjaar vallen, kan op grond van onderdeel 3 uit dit besluit terugwerkende kracht worden verleend aan de overeenkomst naar 1 januari 2020. Het pand wordt feitelijk in de vennootschap ingebracht op 3 mei 2020. De terugwerkende kracht werkt in die zin, dat de inbreng plaatsvindt naar de toestand en waarde op 1 januari 2020.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 6\n Aansprakelijkheid voor verbintenissen van vóór de overtreding van het beheersverbod; ondernemerschap met terugwerkende kracht?\n \n Het met succes inroepen van artikel 21 WvK brengt mee dat de commandiet ook hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schulden die zijn ontstaan vóór het moment waarop de overtreding van het beheersverbod heeft plaatsgevonden. Als dit daadwerkelijk gebeurt, betekent dit niet dat de commandiet vanaf de (eerdere) datum waarop een schuld is ontstaan, is aan te merken als ondernemer voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hij wordt weliswaar, civielrechtelijk met terugwerkende kracht, verbonden voor de verbintenissen die voortvloeien uit de schuld (de overeenkomst), maar er kan pas sprake zijn van ondernemerschap vanaf het moment waarop de overtreding van het beheersverbod heeft plaatsgevonden. Vanaf dat moment wordt de commandiet verbonden voor verbintenissen van de onderneming in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 7\n Pensioenpremie ten laste van de winstverdeling\n \n Het is mogelijk dat in een personenvennootschap een vennoot verplicht deelneemt aan een beroepspensioenfonds, terwijl een medevennoot niet deelneemt aan het pensioenfonds omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden. In de vennootschapsovereenkomst is vastgelegd dat de pensioenpremie ten laste van de gezamenlijke winst komt, die daarmee onderdeel uitmaakt van de winstverdeling. In civielrechtelijk opzicht zijn er geen bezwaren tegen het aanmerken van de pensioenpremie als last van de personenvennootschap. Fiscaal wordt in beginsel aangesloten bij de civielrechtelijke winstverdeling. Wel toetst de Belastingdienst of de winstverdeling tussen de vennoten, rekening houdend met de betaling van de pensioenpremie, zakelijk is. Deze marginale toets kan van geval tot geval plaatsvinden en kan aanleiding zijn de winstverdeling te corrigeren.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 8\n Kapitaalopname\n \n Bij een personenvennootschap tussen partners die zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, is het huwelijksgoederenregime niet relevant voor de fiscale aanvaardbaarheid van kapitaalopnamen. Het is fiscaal geoorloofd dat bijvoorbeeld slechts één van de firmanten kapitaalopnamen verricht. Partijen zijn vrij om de wijze van kapitaalopnamen in onderling overleg te regelen. Dit is niet anders dan bij een personenvennootschap tussen derden. Ook dan is civielrechtelijk niet vereist dat de kapitaalopnamen plaatsvinden naar rato van het winstaandeel of in verhouding tot hun kapitaal. Om dit te verduidelijken volgt hierna een voorbeeld.\n Voorbeeld\n Het kapitaal in de eenmanszaak van A is negatief als A in 2018 een firma aangaat met de echtgenote/echtgenoot, partner B. De daaropvolgende twee jaren worden alle privéopnamen gedaan door A. Het ondernemingsvermogen van A daalt daardoor. B daarentegen bouwt een positief ondernemingsvermogen op en vormt een oudedagsreserve. Zoals hiervoor aangegeven is een dergelijke eenzijdige kapitaalopname niet bezwaarlijk.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 9\n Overbedeling bij ontbinding van een personenvennootschap\n \n Bij de ontbinding van een personenvennootschap waarbij de vennoten ieder voor zich het bij de verdeling verkregen deel voortzetten als eenmanszaak, dragen zij een deel van hun subjectieve onderneming over aan de andere vennoot of vennoten. Voor het gedeelte dat de ene vennoot aan de andere overdraagt, zou sprake kunnen zijn van een staking, waarop de stakingsfaciliteiten van toepassing zijn.\n Onder omstandigheden bestaat er geen bezwaar tegen dat in die gevallen eventuele stille reserves worden \"doorgeschoven\". Deze doorschuiving houdt in dat de vennoten de fiscale boekwaarden van de overgedragen gedeelten van hun subjectieve onderneming naar elkaar doorschuiven. Uitgangspunt bij deze doorschuiving is, dat de vennoten worden belast voor de reserves in het overgedragen gedeelte van ieders onderneming, voor zover de vennoot door de overname van het gedeelte van de onderneming van de andere vennoot geen belang bij reserves terugkrijgt. Het is mogelijk dat de ene vennoot aan de andere een bedrag betaalt wegens overbedeling. De maatstaf van heffing hoeft in dat geval niet overeen te komen met het bedrag van de betaling, dat immers betrekking heeft op de verdeling van alle activa en passiva van de personenvennootschap. Degene die is overbedeeld in de reserves, mag het bedrag dat bij de ander wordt belast naar rato van de in elk overgenomen bedrijfsmiddel aanwezige stille reserve bijboeken op de boekwaarde.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 10\n Ingetrokken regelingen\n \n De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n −\n \n Besluit van 31 augustus 2001, CPP2001/2374\n \n \n −\n \n Besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M\n \n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 11\n Inwerkingtreding van dit besluit\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: firmaproblematiek en terugwerkende kracht.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-202219-01-2022Stcrt. 2022, 1734, datum inwerkingtreding 02-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-01-2022.\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046254/2022-02-02_0/xml/BWBR0046254_2022-02-02_0.xml", "content": "\n Inkomstenbelasting. Winstfaciliteiten; Firmaproblematiek en terugwerkende kracht2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n Firmaproblematiek en terugwerkende kracht2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n \n Het beleid op het terrein van de firmaproblematiek in de inkomstenbelasting is geactualiseerd en samengevoegd. Dit besluit vervangt het besluit van 31 augustus 2001, CPP2001/2374, en het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit besluit is een actualisering en samenvoeging van de besluiten van 31 augustus 2001, CPP2001/2374, en het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n De volgende onderdelen zijn vervallen of gewijzigd:\n \n \n −\n \n CPP2001/2374\n \n Vraag 1. Dit onderdeel bevatte een nadere uitwerking van het arrest van de Hoge Raad van 16 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY1737. Als gevolg van latere jurisprudentie heeft dit onderdeel haar belang verloren en is daarom niet meer opgenomen.\n Vraag 6 en 7. De antwoorden uit deze onderdelen volgen uit de Wet en jurisprudentie. Om die reden zijn deze onderdelen niet opgenomen in dit besluit.\n Vraag 8. Dit onderdeel is samengevoegd met onderdeel 3 uit het besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M.\n \n \n De overige aanpassingen zijn redactioneel van aard. Met die aanpassingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 2\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Wet IB 2001\n \n \n \n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n WvK\n \n \n \n Wetboek van Koophandel\n \n \n \n \n \n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 3\n Terugwerkende kracht van overeenkomst tot aangaan van een personenvennootschap\n \n De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2098, bepaald dat als uitgangspunt geldt dat het tijdstip, met ingang waarvan rekening dient te worden gehouden met de gevolgen van een maatschaps- of vennootschapsovereenkomst tussen echtgenoten, niet ligt vóór het tijdstip van het aangaan van de overeenkomst. De Hoge Raad overwoog dat een uitzondering moet worden gemaakt voor de situatie waarin \"een overeengekomen terugwerkende kracht op zakelijke gronden berust\". Daarom keur ik om praktische redenen het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat aan een schriftelijke personenvennootschapsovereenkomst waarin een terugwerkende kracht is overeengekomen, een terugwerkende kracht van maximaal negen maanden wordt toegekend. Ook voor de toepassing van de ondernemings- en ondernemersfaciliteiten wordt dan rekening gehouden met de terugwerkende kracht. Deze goedkeuring is ook van toepassing op overeenkomsten tussen anderen dan echtgenoten waarbij voor rechtspersonen geldt dat zij tijdens de gehele terugwerkendekrachtperiode civielrechtelijk dienen te bestaan.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.\n \n \n 1.\n De terugwerkende kracht is niet gericht op een incidenteel fiscaal voordeel.\n \n \n 2.\n De overeenkomst kan niet verder terugwerken dan daarin is overeengekomen.\n \n \n 3.\n De terugwerkende kracht kan worden toegestaan tot het begin van het boekjaar waarin de overeenkomst tot stand is gekomen en bedraagt maximaal een periode van negen maanden.\n \n \n Uittreden\n Hiervoor is aangegeven onder welke omstandigheden terugwerkende kracht kan worden verleend voor een overeenkomst tot het aangaan van een personenvennootschap. De goedkeuring heeft uitsluitend een praktische achtergrond. De gegeven goedkeuring kan daarom niet zo ruim worden opgevat dat ook bij de beëindiging van, dan wel het uittreden uit een personenvennootschap, een terugwerkende kracht in aanmerking kan worden genomen. Het is namelijk onmogelijk dat iemand met terugwerkende kracht de reële status van ondernemer ongedaan maakt.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 4\n Voorbehouden stille reserves bij toetreding tot een personenvennootschap\n \n Het is mogelijk dat bij toetreding tot een personenvennootschap waarin een onderneming wordt uitgeoefend, de zittende partij zich de per datum van toetreding aanwezige stille reserves of goodwill voorbehoudt. In de regel zal de omvang van de stille reserves worden vastgelegd. Als over de omvang van de voorbehouden stille reserves niets wordt vastgelegd, zal de inspecteur ervan uitgaan dat de stille reserves niet door de zittende partij zijn voorbehouden. Dit heeft tot gevolg dat afrekening over de stille reserves plaatsvindt voor zover het belang is overgegaan op de andere deelnemers aan de personenvennootschap. Afrekening vindt plaats voor zover sprake is van aan de overige deelnemers van de personenvennootschap overgedragen stille reserves en/of goodwill, met inachtneming van hetgeen in de overeenkomst is bepaald over de (liquidatie)winst. Bij de jaarlijkse winstbepaling mogen de deelnemers in de personenvennootschap met het bedrag waarover is afgerekend in bovenbedoelde zin, rekening houden. Als de vastlegging van de omvang van de stille reserves of goodwill achterwege blijft op grond van niet-zakelijke overwegingen, kan sprake zijn van schenking in de zin van de Successiewet 1956’.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 5\n Waardebepaling vermogensbestanddeel bij aangaan van een personenvennootschap\n \n Bij het aangaan van een personenvennootschap wordt de waarde waartegen een vermogensbestanddeel wordt ingebracht, bepaald op het tijdstip van inbreng. Dat licht ik hierna toe met voorbeelden. Een personenvennootschap die is aangegaan tussen echtgenoten zonder nadere bepalingen, kent geen afwijkende behandeling voor wat betreft de waardebepaling van een vermogensbestanddeel.\n Voorbeeld 1\n A en B gaan mondeling een personenvennootschap aan op 1 januari 2020. A brengt een pand in. De mondelinge overeenkomst wordt in een schriftelijke overeenkomst op 3 mei 2020 vastgelegd.\n Uitwerking\n De personenvennootschap is opgericht op 1 januari 2020. Het pand wordt op 1 januari 2020 ingebracht voor de waarde op 1 januari 2020.\n Voorbeeld 2\n A en B gaan mondeling een personenvennootschap aan op 3 mei 2020. A brengt een pand in. De schriftelijke vastlegging vindt plaats op dezelfde datum. In de overeenkomst wordt een terugwerkende kracht overeengekomen tot 1 januari 2020.\n Uitwerking\n De personenvennootschap is opgericht op 3 mei 2020. Nu deze datum niet meer dan negen maanden is gelegen vanaf 1 januari 2020 en beide data in hetzelfde kalenderjaar/boekjaar vallen, kan op grond van onderdeel 3 uit dit besluit terugwerkende kracht worden verleend aan de overeenkomst naar 1 januari 2020. Het pand wordt feitelijk in de vennootschap ingebracht op 3 mei 2020. De terugwerkende kracht werkt in die zin, dat de inbreng plaatsvindt naar de toestand en waarde op 1 januari 2020.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 6\n Aansprakelijkheid voor verbintenissen van vóór de overtreding van het beheersverbod; ondernemerschap met terugwerkende kracht?\n \n Het met succes inroepen van artikel 21 WvK brengt mee dat de commandiet ook hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schulden die zijn ontstaan vóór het moment waarop de overtreding van het beheersverbod heeft plaatsgevonden. Als dit daadwerkelijk gebeurt, betekent dit niet dat de commandiet vanaf de (eerdere) datum waarop een schuld is ontstaan, is aan te merken als ondernemer voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hij wordt weliswaar, civielrechtelijk met terugwerkende kracht, verbonden voor de verbintenissen die voortvloeien uit de schuld (de overeenkomst), maar er kan pas sprake zijn van ondernemerschap vanaf het moment waarop de overtreding van het beheersverbod heeft plaatsgevonden. Vanaf dat moment wordt de commandiet verbonden voor verbintenissen van de onderneming in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 7\n Pensioenpremie ten laste van de winstverdeling\n \n Het is mogelijk dat in een personenvennootschap een vennoot verplicht deelneemt aan een beroepspensioenfonds, terwijl een medevennoot niet deelneemt aan het pensioenfonds omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden. In de vennootschapsovereenkomst is vastgelegd dat de pensioenpremie ten laste van de gezamenlijke winst komt, die daarmee onderdeel uitmaakt van de winstverdeling. In civielrechtelijk opzicht zijn er geen bezwaren tegen het aanmerken van de pensioenpremie als last van de personenvennootschap. Fiscaal wordt in beginsel aangesloten bij de civielrechtelijke winstverdeling. Wel toetst de Belastingdienst of de winstverdeling tussen de vennoten, rekening houdend met de betaling van de pensioenpremie, zakelijk is. Deze marginale toets kan van geval tot geval plaatsvinden en kan aanleiding zijn de winstverdeling te corrigeren.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 8\n Kapitaalopname\n \n Bij een personenvennootschap tussen partners die zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, is het huwelijksgoederenregime niet relevant voor de fiscale aanvaardbaarheid van kapitaalopnamen. Het is fiscaal geoorloofd dat bijvoorbeeld slechts één van de firmanten kapitaalopnamen verricht. Partijen zijn vrij om de wijze van kapitaalopnamen in onderling overleg te regelen. Dit is niet anders dan bij een personenvennootschap tussen derden. Ook dan is civielrechtelijk niet vereist dat de kapitaalopnamen plaatsvinden naar rato van het winstaandeel of in verhouding tot hun kapitaal. Om dit te verduidelijken volgt hierna een voorbeeld.\n Voorbeeld\n Het kapitaal in de eenmanszaak van A is negatief als A in 2018 een firma aangaat met de echtgenote/echtgenoot, partner B. De daaropvolgende twee jaren worden alle privéopnamen gedaan door A. Het ondernemingsvermogen van A daalt daardoor. B daarentegen bouwt een positief ondernemingsvermogen op en vormt een oudedagsreserve. Zoals hiervoor aangegeven is een dergelijke eenzijdige kapitaalopname niet bezwaarlijk.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 9\n Overbedeling bij ontbinding van een personenvennootschap\n \n Bij de ontbinding van een personenvennootschap waarbij de vennoten ieder voor zich het bij de verdeling verkregen deel voortzetten als eenmanszaak, dragen zij een deel van hun subjectieve onderneming over aan de andere vennoot of vennoten. Voor het gedeelte dat de ene vennoot aan de andere overdraagt, zou sprake kunnen zijn van een staking, waarop de stakingsfaciliteiten van toepassing zijn.\n Onder omstandigheden bestaat er geen bezwaar tegen dat in die gevallen eventuele stille reserves worden \"doorgeschoven\". Deze doorschuiving houdt in dat de vennoten de fiscale boekwaarden van de overgedragen gedeelten van hun subjectieve onderneming naar elkaar doorschuiven. Uitgangspunt bij deze doorschuiving is, dat de vennoten worden belast voor de reserves in het overgedragen gedeelte van ieders onderneming, voor zover de vennoot door de overname van het gedeelte van de onderneming van de andere vennoot geen belang bij reserves terugkrijgt. Het is mogelijk dat de ene vennoot aan de andere een bedrag betaalt wegens overbedeling. De maatstaf van heffing hoeft in dat geval niet overeen te komen met het bedrag van de betaling, dat immers betrekking heeft op de verdeling van alle activa en passiva van de personenvennootschap. Degene die is overbedeeld in de reserves, mag het bedrag dat bij de ander wordt belast naar rato van de in elk overgenomen bedrijfsmiddel aanwezige stille reserve bijboeken op de boekwaarde.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 10\n Ingetrokken regelingen\n \n De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n −\n \n Besluit van 31 augustus 2001, CPP2001/2374\n \n \n −\n \n Besluit van 6 februari 2010, DGB2010/671M\n \n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 11\n Inwerkingtreding van dit besluit\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n 12\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: firmaproblematiek en terugwerkende kracht.\n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-20222022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022\n \n2022173401-02-202219-01-20222021-202522022173401-02-202219-01-20222021-2025202-02-202219-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046254/manifest.xml", "content": "2022-02-022022-01-19tot-en-met2022-02-04T06:28:58+01:002022-02-04T06:28:58+01:00BWBR0046254.WTI2022-02-029999-12-312022-02-029999-12-312022-02-04T06:29:06+01:002022-02-04T06:29:06+01:00553574d179866e98f0304546bacea6f32b644b2190802fc365affa82b8f6b4782877f36930427868d0e112223cc45cbf910e1ba2c4159a864d82fbc87b1febe9851232022-01-192022-02-012022-02-029999-12-312022-02-04T06:29:07+01:002022-02-04T06:29:07+01:0070131b4d7e615377f574dbbe8b35c863aec73a20601dea58ab3bce089aa9bb0a8ed689f30834c8b062fbfa485dc3a567569ef170356d0ad83e58ec65cca186b8cb3cd", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2020-03-12_1/xml/BWBR0046255_2020-03-12_1.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 2\n EB en ODE\n \n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n 2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n 2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2020-04-01_1/xml/BWBR0046255_2020-04-01_1.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 2\n EB en ODE\n \n Bij levering of verbruik van aardgas en elektriciteit zijn energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd. Het tijdstip van verschuldigdheid is geregeld in artikel 56, eerste en derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Hierbij worden vier situaties onderscheiden.\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. De beschrijving van de vier situaties en de goedkeuring voor (delen van) die situaties zijn hierna in afzonderlijke onderdelen opgenomen (onderdelen 2.1 tot en met 2.4).\n Het toepassen van de goedkeuringen in onderdelen 2.1 en 2.2 kan tot een onbedoeld effect leiden bij verzoeken om teruggaaf van EB en ODE. Om dit onbedoelde effect op te heffen is in onderdeel 2.5 een goedkeuring opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.1\n Voorschot en eindfactuur per kalendermaand\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of een voorschotbedrag wordt ontvangen de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van de voorschotnota of de ontvangst van het voorschotbedrag en op het tijdstip van de uitreiking van de eindfactuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om in de situatie dat de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip waarop een voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen of een eindfactuur wordt uitgereikt.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 6 voorwaarden:\n \n \n a.\n Het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft is een kalendermaand;\n \n \n b.\n De uitgereikte voorschotnota, het ontvangen voorschotbedrag en de eindfactuur zien op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n c.\n Op de uitgereikte voorschotnota of in het ontvangen voorschotbedrag is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, opgenomen;\n \n \n d.\n Op de uitgereikte eindfactuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n e.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) op de eindfactuur alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n f.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat wanneer de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand, de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de voorschotnota, in het voorschotbedrag en op de eindfactuur geen bedrag opneemt voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.2\n Geen voorschot, wel factuur\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit, in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt, de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van die factuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip van de uitreiking van de factuur.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 4 voorwaarden:\n \n \n a.\n De uitgereikte factuur ziet op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n b.\n Op de uitgereikte factuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n c.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n d.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de betreffende factuur geen EB en ODE, noch de btw hierover, in rekening brengt, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.3\n Geen voorschot, geen factuur, wel levering\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in overige gevallen (er wordt geen voorschotnota uitgereikt, geen voorschotbedrag ontvangen en geen factuur uitgereikt) de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt, maar op 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.4\n Geen voorschot, geen factuur, geen levering, wel verbruik\n \n In een aantal gevallen is de verbruiker op grond van artikel 53, tweede lid, Wbm de EB en de ODE verschuldigd, te weten bij:\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst van een gasbeurs of elektriciteitsbeurs;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit door degene die leveringen aan de verbruiker verricht;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien het aardgas of de elektriciteit is verkregen op andere wijze dan door een levering.\n \n \n \n Artikel 56, derde lid, Wbm bepaalt dat de belasting dan verschuldigd is op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot gevallen als bedoeld in artikel 56, derde lid, Wbm voor verbruik in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt, maar op 31 december 2020.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.5\n Termijn indienen teruggaafverzoeken EB en ODE\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt.\n Het toepassen van deze goedkeuringen kan gevolgen hebben voor verzoeken om teruggaaf, bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm. In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag is namelijk bepaald dat die verzoeken om teruggaaf moeten worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode of het tijdvak.\n Het is mogelijk dat voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, nog niet in rekening zijn gebracht binnen die termijn. Er kan dan niet tijdig een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Dit is een onbedoeld effect van die twee goedkeuringen. Om dit onbedoelde effect op te heffen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat verzoeken om teruggaaf, als bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm, kunnen worden gedaan binnen dertien weken na 31 december 2020. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd. (In die gevallen heeft de leverancier gebruik gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit).\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.6\n Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.\n In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.\n Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.\n Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.\n \n \n Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n 2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n 2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2020-07-01_1/xml/BWBR0046255_2020-07-01_1.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 2\n EB en ODE\n \n Bij levering of verbruik van aardgas en elektriciteit zijn energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd. Het tijdstip van verschuldigdheid is geregeld in artikel 56, eerste en derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Hierbij worden vier situaties onderscheiden.\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. De beschrijving van de vier situaties en de goedkeuring voor (delen van) die situaties zijn hierna in afzonderlijke onderdelen opgenomen (onderdelen 2.1 tot en met 2.4).\n Het toepassen van de goedkeuringen in onderdelen 2.1 en 2.2 kan tot een onbedoeld effect leiden bij verzoeken om teruggaaf van EB en ODE. Om dit onbedoelde effect op te heffen is in onderdeel 2.5 een goedkeuring opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.1\n Voorschot en eindfactuur per kalendermaand\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of een voorschotbedrag wordt ontvangen de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van de voorschotnota of de ontvangst van het voorschotbedrag en op het tijdstip van de uitreiking van de eindfactuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om in de situatie dat de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip waarop een voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen of een eindfactuur wordt uitgereikt.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 6 voorwaarden:\n \n \n a.\n Het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft is een kalendermaand;\n \n \n b.\n De uitgereikte voorschotnota, het ontvangen voorschotbedrag en de eindfactuur zien op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n c.\n Op de uitgereikte voorschotnota of in het ontvangen voorschotbedrag is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, opgenomen;\n \n \n d.\n Op de uitgereikte eindfactuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n e.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) op de eindfactuur alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n f.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat wanneer de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand, de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de voorschotnota, in het voorschotbedrag en op de eindfactuur geen bedrag opneemt voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.2\n Geen voorschot, wel factuur\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit, in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt, de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van die factuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip van de uitreiking van de factuur.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 4 voorwaarden:\n \n \n a.\n De uitgereikte factuur ziet op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n b.\n Op de uitgereikte factuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n c.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n d.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de betreffende factuur geen EB en ODE, noch de btw hierover, in rekening brengt, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.3\n Geen voorschot, geen factuur, wel levering\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in overige gevallen (er wordt geen voorschotnota uitgereikt, geen voorschotbedrag ontvangen en geen factuur uitgereikt) de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt, maar op 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.4\n Geen voorschot, geen factuur, geen levering, wel verbruik\n \n In een aantal gevallen is de verbruiker op grond van artikel 53, tweede lid, Wbm de EB en de ODE verschuldigd, te weten bij:\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst van een gasbeurs of elektriciteitsbeurs;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit door degene die leveringen aan de verbruiker verricht;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien het aardgas of de elektriciteit is verkregen op andere wijze dan door een levering.\n \n \n \n Artikel 56, derde lid, Wbm bepaalt dat de belasting dan verschuldigd is op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot gevallen als bedoeld in artikel 56, derde lid, Wbm voor verbruik in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt, maar op 31 december 2020.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.5\n Termijn indienen teruggaafverzoeken EB en ODE\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt.\n Het toepassen van deze goedkeuringen kan gevolgen hebben voor verzoeken om teruggaaf, bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm. In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag is namelijk bepaald dat die verzoeken om teruggaaf moeten worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode of het tijdvak.\n Het is mogelijk dat voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, nog niet in rekening zijn gebracht binnen die termijn. Er kan dan niet tijdig een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Dit is een onbedoeld effect van die twee goedkeuringen. Om dit onbedoelde effect op te heffen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat verzoeken om teruggaaf, als bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm, kunnen worden gedaan binnen dertien weken na 31 december 2020. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd. (In die gevallen heeft de leverancier gebruik gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit).\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.6\n Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.\n In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.\n Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.\n Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.\n \n \n Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n 2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n Dit onderdeel bevat een tegemoetkoming voor belastingplichtigen die met belastingrente worden geconfronteerd door de opgetreden vertraging bij de zogenoemde ‘hulp bij aangifte’ (HUBA). Vanwege de coronamaatregelen was de hulp bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt beschikbaar. Daarom is voor belastingplichtigen die gebruikmaken van deze hulp de inlevertermijn voor de aangifte 2019 en 2020 eenzijdig door de Belastingdienst verlengd. Belastingplichtigen die de aangifte binnen de verlengde inlevertermijn (met hulp) indienen, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. In dit onderdeel keur ik onder voorwaarden goed dat voor deze belastingplichtigen de belastingrente verminderd wordt.\n ‘Hulp bij aangifte’\n Hulp bij het doen van de aangifte wordt aangeboden door de Belastingdienst, maar ook, met ondersteuning van de Belastingdienst, door verschillende maatschappelijke organisaties, zoals vak- en ouderenbonden, wijkcentra, belastingwinkels, sociaal werkers en formulieren-brigades. Deze organisaties houden door heel Nederland spreekuren in bijvoorbeeld bibliotheken.\n Door de uitzonderlijke omstandigheden van de coronacrisis is het bieden van hulp bij de aangifte 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt mogelijk geweest. Zo waren de kantoren van de Belastingdienst en de bibliotheken vanwege de zogenoemde lockdown enige tijd gesloten. Veel belastingplichtigen konden hierdoor pas (veel) later hulp krijgen en waren daardoor niet in staat om de aangifte vóór 1 mei met hulp in te dienen.\n De Belastingdienst vindt het belangrijk dat belastingplichtigen die de aangifte met hulp willen indienen, deze hulp ook krijgen. Daarom is op initiatief van de Belastingdienst aan de betreffende belastingplichtigen toestemming verleend om de aangifte 2019 en 2020 later in te dienen en heeft de Belastingdienst de inlevertermijn voor deze aangiften eenzijdig verlengd. De betreffende belastingplichtigen zijn hierover schriftelijk geïnformeerd.\n Belastingrente\n Uit de wet volgt dat als een belastingaanslag met een te betalen bedrag wordt vastgesteld daarbij in beginsel belastingrente in rekening wordt gebracht (zie artikel 30f e.v. AWR). Belastingrente blijft achterwege als de aangifte vóór 1 mei is ingediend en de (voorlopige) aanslag wordt opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Als de aangifte later wordt ingediend, wordt belastingrente in rekening gebracht, ook als de inlevertermijn op verzoek is verlengd.\n Belastingplichtigen die gebruikmaken van hulp bij aangifte en voor wie de inlevertermijn voor de aangifte 2019 of 2020 op initiatief van de Belastingdienst (dus niet op verzoek) is verlengd, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. Dit acht ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule).\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de belastingrente die in rekening is gebracht aan de hiervoor bedoelde belastingplichtigen bij de (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2019 of 2020 ambtshalve wordt verminderd tot nihil.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:\n \n \n a.\n De goedkeuring geldt voor belastingplichtigen voor wie de inlevertermijn van de betreffende aangifte op initiatief van de Belastingdienst schriftelijk is verlengd;\n \n \n b.\n De betreffende aangifte is ingediend binnen de door de Belastingdienst verlengde inlevertermijn;\n \n \n c.\n De (voorlopige) aanslag waarbij de belastingrente in rekening is gebracht, is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.\n \n \n De goedkeuring geldt ook als de belastingrente vóór de inwerkingtreding van dit besluit in rekening is gebracht. De goedkeuring is van overeenkomstige toepassing als de belastingrente in rekening is gebracht bij een (voorlopige) aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.\n Toelichting\n De Belastingdienst heeft te maken met massale processen. Het is complex en kostbaar om af te wijken van de reguliere geautomatiseerde werkwijze. Uit oogpunt van uitvoerbaarheid is er daarom voor gekozen om de betreffende (voorlopige) aanslagen regulier op te leggen en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente op een later moment in een aantal herstelacties ambtshalve te verminderen tot nihil, waarbij eventueel betaalde belastingrente wordt terugbetaald. De Belastingdienst zal de belastingplichtige hierover schriftelijk informeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2021-10-01_1/xml/BWBR0046255_2021-10-01_1.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire.aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 2\n EB en ODE\n \n Bij levering of verbruik van aardgas en elektriciteit zijn energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd. Het tijdstip van verschuldigdheid is geregeld in artikel 56, eerste en derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Hierbij worden vier situaties onderscheiden.\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. De beschrijving van de vier situaties en de goedkeuring voor (delen van) die situaties zijn hierna in afzonderlijke onderdelen opgenomen (onderdelen 2.1 tot en met 2.4).\n Het toepassen van de goedkeuringen in onderdelen 2.1 en 2.2 kan tot een onbedoeld effect leiden bij verzoeken om teruggaaf van EB en ODE. Om dit onbedoelde effect op te heffen is in onderdeel 2.5 een goedkeuring opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.1\n Voorschot en eindfactuur per kalendermaand\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of een voorschotbedrag wordt ontvangen de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van de voorschotnota of de ontvangst van het voorschotbedrag en op het tijdstip van de uitreiking van de eindfactuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om in de situatie dat de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip waarop een voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen of een eindfactuur wordt uitgereikt.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 6 voorwaarden:\n \n \n a.\n Het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft is een kalendermaand;\n \n \n b.\n De uitgereikte voorschotnota, het ontvangen voorschotbedrag en de eindfactuur zien op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n c.\n Op de uitgereikte voorschotnota of in het ontvangen voorschotbedrag is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, opgenomen;\n \n \n d.\n Op de uitgereikte eindfactuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n e.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) op de eindfactuur alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n f.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat wanneer de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand, de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de voorschotnota, in het voorschotbedrag en op de eindfactuur geen bedrag opneemt voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.2\n Geen voorschot, wel factuur\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit, in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt, de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van die factuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip van de uitreiking van de factuur.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 4 voorwaarden:\n \n \n a.\n De uitgereikte factuur ziet op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n b.\n Op de uitgereikte factuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n c.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n d.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de betreffende factuur geen EB en ODE, noch de btw hierover, in rekening brengt, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.3\n Geen voorschot, geen factuur, wel levering\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in overige gevallen (er wordt geen voorschotnota uitgereikt, geen voorschotbedrag ontvangen en geen factuur uitgereikt) de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt, maar op 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.4\n Geen voorschot, geen factuur, geen levering, wel verbruik\n \n In een aantal gevallen is de verbruiker op grond van artikel 53, tweede lid, Wbm de EB en de ODE verschuldigd, te weten bij:\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst van een gasbeurs of elektriciteitsbeurs;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit door degene die leveringen aan de verbruiker verricht;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien het aardgas of de elektriciteit is verkregen op andere wijze dan door een levering.\n \n \n \n Artikel 56, derde lid, Wbm bepaalt dat de belasting dan verschuldigd is op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot gevallen als bedoeld in artikel 56, derde lid, Wbm voor verbruik in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt, maar op 31 december 2020.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.5\n Termijn indienen teruggaafverzoeken EB en ODE\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt.\n Het toepassen van deze goedkeuringen kan gevolgen hebben voor verzoeken om teruggaaf, bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm. In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag is namelijk bepaald dat die verzoeken om teruggaaf moeten worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode of het tijdvak.\n Het is mogelijk dat voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, nog niet in rekening zijn gebracht binnen die termijn. Er kan dan niet tijdig een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Dit is een onbedoeld effect van die twee goedkeuringen. Om dit onbedoelde effect op te heffen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat verzoeken om teruggaaf, als bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm, kunnen worden gedaan binnen dertien weken na 31 december 2020. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd. (In die gevallen heeft de leverancier gebruik gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit).\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n 2.6\n Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.\n In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.\n Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.\n Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.\n \n \n Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-202001-04-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2020.\n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n \n Ondernemers kunnen vanwege nieuwe beperkende maatregelen van het kabinet opnieuw of nog steeds te maken krijgen met betalingsproblemen. Daarnaast kan het voorkomen dat ondernemers in verband daarmee voor het eerst betalingsproblemen krijgen. Om deze ondernemers tegemoet te komen, geef ik de volgende goedkeuringen.\n Goedkeuring 1 ziet op ondernemers die al uitstel van betaling op grond van dit besluit genieten en goedkeuring 2 ziet op ondernemers die voor het eerst of opnieuw te maken hebben met betalingsproblemen die hoofdzakelijk het gevolg van de coronacrisis zijn.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die in aanmerking komen voor de betalingsregeling van goedkeuring 1 van onderdeel 3.5 en aan ondernemers aan wie na 1 oktober 2021 uitstel van betaling is verleend op grond van goedkeuring 2 van onderdeel 3.4a zoals die luidde in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389). Het uitstel wordt verleend voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn. Ondernemers hoeven niet nogmaals te verzoeken om uitstel op grond van deze goedkeuring.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die voor het eerst of opnieuw om uitstel verzoeken op grond van dit beleidsbesluit. Ondernemers kunnen tot en met 31 maart 2022 hier schriftelijk om verzoeken, voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn.\n De ontvanger stelt de ondernemer in de gelegenheid om de op grond van deze goedkeuring uitgestelde belastingschuld af te lossen met een betalingsregeling (zie hiervoor onderdeel 3.5), tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan. Alvorens de ontvanger het uitstel intrekt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om aan te tonen dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt eerder verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuringen van onderdeel 3.3 ook gelden als de ontvanger op grond van onderdeel 3.4a uitstel verleent.\n Goedkeuring 3 (samenloop uitstelvormen)\n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond van dit onderdeel.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-10-202101-10-2021Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2021.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-10-202101-10-2021Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2021.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n Dit onderdeel bevat een tegemoetkoming voor belastingplichtigen die met belastingrente worden geconfronteerd door de opgetreden vertraging bij de zogenoemde ‘hulp bij aangifte’ (HUBA). Vanwege de coronamaatregelen was de hulp bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt beschikbaar. Daarom is voor belastingplichtigen die gebruikmaken van deze hulp de inlevertermijn voor de aangifte 2019 en 2020 eenzijdig door de Belastingdienst verlengd. Belastingplichtigen die de aangifte binnen de verlengde inlevertermijn (met hulp) indienen, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. In dit onderdeel keur ik onder voorwaarden goed dat voor deze belastingplichtigen de belastingrente verminderd wordt.\n ‘Hulp bij aangifte’\n Hulp bij het doen van de aangifte wordt aangeboden door de Belastingdienst, maar ook, met ondersteuning van de Belastingdienst, door verschillende maatschappelijke organisaties, zoals vak- en ouderenbonden, wijkcentra, belastingwinkels, sociaal werkers en formulieren-brigades. Deze organisaties houden door heel Nederland spreekuren in bijvoorbeeld bibliotheken.\n Door de uitzonderlijke omstandigheden van de coronacrisis is het bieden van hulp bij de aangifte 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt mogelijk geweest. Zo waren de kantoren van de Belastingdienst en de bibliotheken vanwege de zogenoemde lockdown enige tijd gesloten. Veel belastingplichtigen konden hierdoor pas (veel) later hulp krijgen en waren daardoor niet in staat om de aangifte vóór 1 mei met hulp in te dienen.\n De Belastingdienst vindt het belangrijk dat belastingplichtigen die de aangifte met hulp willen indienen, deze hulp ook krijgen. Daarom is op initiatief van de Belastingdienst aan de betreffende belastingplichtigen toestemming verleend om de aangifte 2019 en 2020 later in te dienen en heeft de Belastingdienst de inlevertermijn voor deze aangiften eenzijdig verlengd. De betreffende belastingplichtigen zijn hierover schriftelijk geïnformeerd.\n Belastingrente\n Uit de wet volgt dat als een belastingaanslag met een te betalen bedrag wordt vastgesteld daarbij in beginsel belastingrente in rekening wordt gebracht (zie artikel 30f e.v. AWR). Belastingrente blijft achterwege als de aangifte vóór 1 mei is ingediend en de (voorlopige) aanslag wordt opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Als de aangifte later wordt ingediend, wordt belastingrente in rekening gebracht, ook als de inlevertermijn op verzoek is verlengd.\n Belastingplichtigen die gebruikmaken van hulp bij aangifte en voor wie de inlevertermijn voor de aangifte 2019 of 2020 op initiatief van de Belastingdienst (dus niet op verzoek) is verlengd, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. Dit acht ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule).\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de belastingrente die in rekening is gebracht aan de hiervoor bedoelde belastingplichtigen bij de (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2019 of 2020 ambtshalve wordt verminderd tot nihil.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:\n \n \n a.\n De goedkeuring geldt voor belastingplichtigen voor wie de inlevertermijn van de betreffende aangifte op initiatief van de Belastingdienst schriftelijk is verlengd;\n \n \n b.\n De betreffende aangifte is ingediend binnen de door de Belastingdienst verlengde inlevertermijn;\n \n \n c.\n De (voorlopige) aanslag waarbij de belastingrente in rekening is gebracht, is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.\n \n \n De goedkeuring geldt ook als de belastingrente vóór de inwerkingtreding van dit besluit in rekening is gebracht. De goedkeuring is van overeenkomstige toepassing als de belastingrente in rekening is gebracht bij een (voorlopige) aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.\n Toelichting\n De Belastingdienst heeft te maken met massale processen. Het is complex en kostbaar om af te wijken van de reguliere geautomatiseerde werkwijze. Uit oogpunt van uitvoerbaarheid is er daarom voor gekozen om de betreffende (voorlopige) aanslagen regulier op te leggen en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente op een later moment in een aantal herstelacties ambtshalve te verminderen tot nihil, waarbij eventueel betaalde belastingrente wordt terugbetaald. De Belastingdienst zal de belastingplichtige hierover schriftelijk informeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-202001-07-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit circulaire-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-202012-03-2020Stcrt. 2022, 3142, datum inwerkingtreding 01-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-03-2020.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2022-02-01_0/xml/BWBR0046255_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 2\n EB en ODE\n \n Bij levering of verbruik van aardgas en elektriciteit zijn energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd. Het tijdstip van verschuldigdheid is geregeld in artikel 56, eerste en derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Hierbij worden vier situaties onderscheiden.\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. De beschrijving van de vier situaties en de goedkeuring voor (delen van) die situaties zijn hierna in afzonderlijke onderdelen opgenomen (onderdelen 2.1 tot en met 2.4).\n Het toepassen van de goedkeuringen in onderdelen 2.1 en 2.2 kan tot een onbedoeld effect leiden bij verzoeken om teruggaaf van EB en ODE. Om dit onbedoelde effect op te heffen is in onderdeel 2.5 een goedkeuring opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.1\n Voorschot en eindfactuur per kalendermaand\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of een voorschotbedrag wordt ontvangen de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van de voorschotnota of de ontvangst van het voorschotbedrag en op het tijdstip van de uitreiking van de eindfactuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om in de situatie dat de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip waarop een voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen of een eindfactuur wordt uitgereikt.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 6 voorwaarden:\n \n \n a.\n Het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft is een kalendermaand;\n \n \n b.\n De uitgereikte voorschotnota, het ontvangen voorschotbedrag en de eindfactuur zien op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n c.\n Op de uitgereikte voorschotnota of in het ontvangen voorschotbedrag is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, opgenomen;\n \n \n d.\n Op de uitgereikte eindfactuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n e.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) op de eindfactuur alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n f.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat wanneer de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand, de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de voorschotnota, in het voorschotbedrag en op de eindfactuur geen bedrag opneemt voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.2\n Geen voorschot, wel factuur\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit, in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt, de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van die factuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip van de uitreiking van de factuur.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 4 voorwaarden:\n \n \n a.\n De uitgereikte factuur ziet op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n b.\n Op de uitgereikte factuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n c.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n d.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de betreffende factuur geen EB en ODE, noch de btw hierover, in rekening brengt, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.3\n Geen voorschot, geen factuur, wel levering\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in overige gevallen (er wordt geen voorschotnota uitgereikt, geen voorschotbedrag ontvangen en geen factuur uitgereikt) de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt, maar op 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.4\n Geen voorschot, geen factuur, geen levering, wel verbruik\n \n In een aantal gevallen is de verbruiker op grond van artikel 53, tweede lid, Wbm de EB en de ODE verschuldigd, te weten bij:\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst van een gasbeurs of elektriciteitsbeurs;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit door degene die leveringen aan de verbruiker verricht;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien het aardgas of de elektriciteit is verkregen op andere wijze dan door een levering.\n \n \n \n Artikel 56, derde lid, Wbm bepaalt dat de belasting dan verschuldigd is op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot gevallen als bedoeld in artikel 56, derde lid, Wbm voor verbruik in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt, maar op 31 december 2020.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.5\n Termijn indienen teruggaafverzoeken EB en ODE\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt.\n Het toepassen van deze goedkeuringen kan gevolgen hebben voor verzoeken om teruggaaf, bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm. In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag is namelijk bepaald dat die verzoeken om teruggaaf moeten worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode of het tijdvak.\n Het is mogelijk dat voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, nog niet in rekening zijn gebracht binnen die termijn. Er kan dan niet tijdig een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Dit is een onbedoeld effect van die twee goedkeuringen. Om dit onbedoelde effect op te heffen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat verzoeken om teruggaaf, als bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm, kunnen worden gedaan binnen dertien weken na 31 december 2020. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd. (In die gevallen heeft de leverancier gebruik gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit).\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.6\n Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.\n In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.\n Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.\n Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.\n \n \n Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n \n Ondernemers kunnen vanwege nieuwe beperkende maatregelen van het kabinet opnieuw of nog steeds te maken krijgen met betalingsproblemen. Daarnaast kan het voorkomen dat ondernemers in verband daarmee voor het eerst betalingsproblemen krijgen. Om deze ondernemers tegemoet te komen, geef ik de volgende goedkeuringen.\n Goedkeuring 1 ziet op ondernemers die al uitstel van betaling op grond van dit besluit genieten en goedkeuring 2 ziet op ondernemers die voor het eerst of opnieuw te maken hebben met betalingsproblemen die hoofdzakelijk het gevolg van de coronacrisis zijn.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die in aanmerking komen voor de betalingsregeling van goedkeuring 1 van onderdeel 3.5 en aan ondernemers aan wie na 1 oktober 2021 uitstel van betaling is verleend op grond van goedkeuring 2 van onderdeel 3.4a zoals die luidde in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389). Het uitstel wordt verleend voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn. Ondernemers hoeven niet nogmaals te verzoeken om uitstel op grond van deze goedkeuring.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die voor het eerst of opnieuw om uitstel verzoeken op grond van dit beleidsbesluit. Ondernemers kunnen tot en met 31 maart 2022 hier schriftelijk om verzoeken, voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn.\n De ontvanger stelt de ondernemer in de gelegenheid om de op grond van deze goedkeuring uitgestelde belastingschuld af te lossen met een betalingsregeling (zie hiervoor onderdeel 3.5), tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan. Alvorens de ontvanger het uitstel intrekt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om aan te tonen dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt eerder verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuringen van onderdeel 3.3 ook gelden als de ontvanger op grond van onderdeel 3.4a uitstel verleent.\n Goedkeuring 3 (samenloop uitstelvormen)\n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond van dit onderdeel.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-10-20212022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-10-20212022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n Dit onderdeel bevat een tegemoetkoming voor belastingplichtigen die met belastingrente worden geconfronteerd door de opgetreden vertraging bij de zogenoemde ‘hulp bij aangifte’ (HUBA). Vanwege de coronamaatregelen was de hulp bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt beschikbaar. Daarom is voor belastingplichtigen die gebruikmaken van deze hulp de inlevertermijn voor de aangifte 2019 en 2020 eenzijdig door de Belastingdienst verlengd. Belastingplichtigen die de aangifte binnen de verlengde inlevertermijn (met hulp) indienen, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. In dit onderdeel keur ik onder voorwaarden goed dat voor deze belastingplichtigen de belastingrente verminderd wordt.\n ‘Hulp bij aangifte’\n Hulp bij het doen van de aangifte wordt aangeboden door de Belastingdienst, maar ook, met ondersteuning van de Belastingdienst, door verschillende maatschappelijke organisaties, zoals vak- en ouderenbonden, wijkcentra, belastingwinkels, sociaal werkers en formulieren-brigades. Deze organisaties houden door heel Nederland spreekuren in bijvoorbeeld bibliotheken.\n Door de uitzonderlijke omstandigheden van de coronacrisis is het bieden van hulp bij de aangifte 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt mogelijk geweest. Zo waren de kantoren van de Belastingdienst en de bibliotheken vanwege de zogenoemde lockdown enige tijd gesloten. Veel belastingplichtigen konden hierdoor pas (veel) later hulp krijgen en waren daardoor niet in staat om de aangifte vóór 1 mei met hulp in te dienen.\n De Belastingdienst vindt het belangrijk dat belastingplichtigen die de aangifte met hulp willen indienen, deze hulp ook krijgen. Daarom is op initiatief van de Belastingdienst aan de betreffende belastingplichtigen toestemming verleend om de aangifte 2019 en 2020 later in te dienen en heeft de Belastingdienst de inlevertermijn voor deze aangiften eenzijdig verlengd. De betreffende belastingplichtigen zijn hierover schriftelijk geïnformeerd.\n Belastingrente\n Uit de wet volgt dat als een belastingaanslag met een te betalen bedrag wordt vastgesteld daarbij in beginsel belastingrente in rekening wordt gebracht (zie artikel 30f e.v. AWR). Belastingrente blijft achterwege als de aangifte vóór 1 mei is ingediend en de (voorlopige) aanslag wordt opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Als de aangifte later wordt ingediend, wordt belastingrente in rekening gebracht, ook als de inlevertermijn op verzoek is verlengd.\n Belastingplichtigen die gebruikmaken van hulp bij aangifte en voor wie de inlevertermijn voor de aangifte 2019 of 2020 op initiatief van de Belastingdienst (dus niet op verzoek) is verlengd, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. Dit acht ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule).\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de belastingrente die in rekening is gebracht aan de hiervoor bedoelde belastingplichtigen bij de (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2019 of 2020 ambtshalve wordt verminderd tot nihil.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:\n \n \n a.\n De goedkeuring geldt voor belastingplichtigen voor wie de inlevertermijn van de betreffende aangifte op initiatief van de Belastingdienst schriftelijk is verlengd;\n \n \n b.\n De betreffende aangifte is ingediend binnen de door de Belastingdienst verlengde inlevertermijn;\n \n \n c.\n De (voorlopige) aanslag waarbij de belastingrente in rekening is gebracht, is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.\n \n \n De goedkeuring geldt ook als de belastingrente vóór de inwerkingtreding van dit besluit in rekening is gebracht. De goedkeuring is van overeenkomstige toepassing als de belastingrente in rekening is gebracht bij een (voorlopige) aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.\n Toelichting\n De Belastingdienst heeft te maken met massale processen. Het is complex en kostbaar om af te wijken van de reguliere geautomatiseerde werkwijze. Uit oogpunt van uitvoerbaarheid is er daarom voor gekozen om de betreffende (voorlopige) aanslagen regulier op te leggen en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente op een later moment in een aantal herstelacties ambtshalve te verminderen tot nihil, waarbij eventueel betaalde belastingrente wordt terugbetaald. De Belastingdienst zal de belastingplichtige hierover schriftelijk informeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/2022-04-01_0/xml/BWBR0046255_2022-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n Besluit noodmaatregelen coronacrisis2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (\n Stcrt. 2022-1588\n ).\n \n \n De goedkeuringen in het onderdeel ‘belastinguitstel, aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen (onderdeel 3.4a)’ zijn verlengd.\n \n \n Het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (\n Stcrt. 2021, 50389\n ) is ingetrokken.\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 1\n Inleiding\n \n De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zijn voor het kabinet aanleiding voor het treffen van economische en fiscale maatregelen. In dit beleidsbesluit geef ik uitvoering aan fiscale maatregelen in de vorm van concrete goedkeuringen.\n Dit besluit ziet op de volgende onderwerpen:\n \n \n –\n Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie;\n \n \n –\n Uitstel van betaling van belastingschulden;\n \n \n –\n Mededelingsplicht bodemrecht;\n \n \n –\n Verklaring betaalgedrag;\n \n \n –\n Melding betalingsonmacht;\n \n \n –\n G-rekening;\n \n \n –\n Betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld;\n \n \n –\n Betalingsverzuimboeten;\n \n \n –\n Urencriterium;\n \n \n –\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen;\n \n \n –\n Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;\n \n \n –\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen;\n \n \n –\n Herinvesteringsreserve: ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen;\n \n \n –\n Btw-tarief bij online diensten door sportscholen;\n \n \n –\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n \n –\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies;\n \n \n –\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven.\n \n \n De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 tot en met 64 Algemene wet inzake rijksbelastingen.\n De beleidsmaatregelen hebben een tijdelijk karakter en zullen daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n AWR\n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n BBBB\n Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst\n \n \n \n \n EB Energiebelasting\n \n \n \n IW\n Invorderingswet 1990\n \n \n \n \n LI\n Leidraad invordering 2008\n \n \n \n \n ODE Opslag duurzame energie- en klimaattransitie\n \n \n \n URLB 2011\n Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011\n \n \n \n \n UR AWR 1994\n Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994\n \n \n \n \n Wbm\n Wet belastingen op milieugrondslag\n \n \n \n \n Wet OB\n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n Wet IB 2001\n Wet inkomstenbelasting 2001\n \n \n \n \n Wet LB\n Wet op de loonbelasting 1964\n \n \n \n \n Wet Vpb\n Wet op de vennootschapsbelasting 1969\n \n \n \n \n WIB\n Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen\n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 2\n EB en ODE\n \n Bij levering of verbruik van aardgas en elektriciteit zijn energiebelasting (EB) en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd. Het tijdstip van verschuldigdheid is geregeld in artikel 56, eerste en derde lid, Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Hierbij worden vier situaties onderscheiden.\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. De beschrijving van de vier situaties en de goedkeuring voor (delen van) die situaties zijn hierna in afzonderlijke onderdelen opgenomen (onderdelen 2.1 tot en met 2.4).\n Het toepassen van de goedkeuringen in onderdelen 2.1 en 2.2 kan tot een onbedoeld effect leiden bij verzoeken om teruggaaf van EB en ODE. Om dit onbedoelde effect op te heffen is in onderdeel 2.5 een goedkeuring opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.1\n Voorschot en eindfactuur per kalendermaand\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of een voorschotbedrag wordt ontvangen de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van de voorschotnota of de ontvangst van het voorschotbedrag en op het tijdstip van de uitreiking van de eindfactuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om in de situatie dat de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel a, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip waarop een voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen of een eindfactuur wordt uitgereikt.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 6 voorwaarden:\n \n \n a.\n Het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft is een kalendermaand;\n \n \n b.\n De uitgereikte voorschotnota, het ontvangen voorschotbedrag en de eindfactuur zien op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n c.\n Op de uitgereikte voorschotnota of in het ontvangen voorschotbedrag is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, opgenomen;\n \n \n d.\n Op de uitgereikte eindfactuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n e.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) op de eindfactuur alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n f.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat wanneer de eindfactuur van een klant betrekking heeft op een kalendermaand, de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de voorschotnota, in het voorschotbedrag en op de eindfactuur geen bedrag opneemt voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.2\n Geen voorschot, wel factuur\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit, in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt, de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip van de uitreiking van die factuur. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan op het tijdstip van de uitreiking van de factuur.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende 4 voorwaarden:\n \n \n a.\n De uitgereikte factuur ziet op leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020;\n \n \n b.\n Op de uitgereikte factuur is voor leveringen in de maanden april 2020, mei 2020, juni 2020, juli 2020, augustus 2020 of september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet in rekening gebracht;\n \n \n c.\n Voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening gebracht en verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt;\n \n \n d.\n In het geval er uiterlijk in december 2020 geen aanvullende factuur is uitgereikt voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 worden voor die leveringen de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, verschuldigd op 1 januari 2021.\n \n \n De afnemer/ondernemer kan op basis van de aanvullende factuur eventueel aanspraak maken op aftrek van de daarop in rekening gebrachte btw.\n Door deze goedkeuring en de daaraan gestelde voorwaarden wordt bewerkstelligd dat de energieleverancier de EB en de ODE op een later moment verschuldigd is en deze belastingen dus ook later op aangifte zal afdragen.\n Doordat de energieleverancier op de betreffende factuur geen EB en ODE, noch de btw hierover, in rekening brengt, komt dit uitstel van verschuldigdheid ten goede aan de klanten van de energieleveranciers.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.3\n Geen voorschot, geen factuur, wel levering\n \n Op grond van artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm zijn voor leveringen van aardgas en elektriciteit in overige gevallen (er wordt geen voorschotnota uitgereikt, geen voorschotbedrag ontvangen en geen factuur uitgereikt) de EB en de ODE verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot de levering van aardgas en de levering van elektriciteit in gevallen als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel c, Wbm voor leveringen in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt, maar op 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.4\n Geen voorschot, geen factuur, geen levering, wel verbruik\n \n In een aantal gevallen is de verbruiker op grond van artikel 53, tweede lid, Wbm de EB en de ODE verschuldigd, te weten bij:\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst van een gasbeurs of elektriciteitsbeurs;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit door degene die leveringen aan de verbruiker verricht;\n \n \n –\n Het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien het aardgas of de elektriciteit is verkregen op andere wijze dan door een levering.\n \n \n \n Artikel 56, derde lid, Wbm bepaalt dat de belasting dan verschuldigd is op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om soepeler om te gaan met dit tijdstip. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat met betrekking tot gevallen als bedoeld in artikel 56, derde lid, Wbm voor verbruik in de maanden april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE niet worden verschuldigd op het tijdstip waarop het verbruik plaatsvindt, maar op 31 december 2020.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.5\n Termijn indienen teruggaafverzoeken EB en ODE\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt.\n Het toepassen van deze goedkeuringen kan gevolgen hebben voor verzoeken om teruggaaf, bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm. In het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag is namelijk bepaald dat die verzoeken om teruggaaf moeten worden gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode of het tijdvak.\n Het is mogelijk dat voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, nog niet in rekening zijn gebracht binnen die termijn. Er kan dan niet tijdig een verzoek om teruggaaf worden gedaan. Dit is een onbedoeld effect van die twee goedkeuringen. Om dit onbedoelde effect op te heffen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat verzoeken om teruggaaf, als bedoeld in de artikelen 67, 68, 69, 70 en 70a Wbm, kunnen worden gedaan binnen dertien weken na 31 december 2020. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in de periode april 2020 tot en met september 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd. (In die gevallen heeft de leverancier gebruik gemaakt van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit).\n De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n 2.6\n Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit\n \n Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.\n In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.\n Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.\n Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.\n Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.\n \n \n Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)\n Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:\n \n \n •\n eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en\n \n \n •\n vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-04-2020\n \n \n 3\n Invordering\n \n \n 3.1\n Uitstel van betaling van belastingschulden\n \n Ondernemers die door bijzondere omstandigheden waarvan de oorzaak buiten hun invloed ligt, tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen kunnen om uitstel van betaling vragen, het zogenoemde “bijzonder uitstel”. Dit is geregeld in artikel 25.6.2a LI. De gevolgen van de coronacrisis geven aanleiding voor een tijdelijk soepeler beleid. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling door een ondernemer van een van de hierna genoemde belastingen, dat is ingediend op of na 12 maart 2020 doch uiterlijk 30 september 2021, gedurende drie maanden, doch uiterlijk tot en met 30 september 2021 geen invorderingsmaatregelen treft.\n \n \n Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn voor alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.\n \n \n Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n \n \n Deze goedkeuring geldt tevens voor belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die is verschuldigd vanaf 1 mei 2020 door een onderneming die beschikt over een vergunning in de zin van artikel 8 van de Wet BPM.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.\n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n \n Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de ontvanger uitstel van betaling van belasting verleent voor een periode langer dan drie maanden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier na zijn eerste uitstelverzoek doch uiterlijk 30 september 2021, alsnog schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.\n \n Voorwaarden\n \n Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:\n \n \n \n a.\n \n De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.\n \n \n \n b.\n \n Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.\n \n \n \n c.\n \n Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.\n \n \n \n d.\n \n Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.\n \n \n \n e.\n \n De ondernemer verklaart dat geen bonussen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en de directie van de onderneming, geen dividend wordt uitgekeerd en geen eigen aandelen worden ingekocht in de periode vanaf het indienen van het uitstelverzoek totdat het uitstel dat ingevolge deze goedkeuring is verleend wordt ingetrokken of vervalt. Onder bonussen worden mede begrepen winstuitdelingen en andere betalingen die kenmerken van bonussen hebben. Deze voorwaarde ziet niet op bonussen, dividenden en aandelen waarvan de uitbetaling en inkoop na het uitstelverzoek plaatsvindt, maar de daaraan ten grondslag liggende beslissing in 2019 is genomen.\n \n \n \n f.\n \n Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.\n \n \n \n \n Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.\n \n \n Verleend uitstel van betaling op grond van deze goedkeuring wordt ingetrokken per 1 oktober 2021, met dien verstande dat de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid stelt om de belastingschuld met een betalingsregeling af te lossen (zie hiervoor onderdeel 3.5). Voor de volledigheid merk ik op dat daarbij de voorwaarden a. tot en met f. onverkort gelden.\n \n Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, door de Belastingdienst wordt geaccepteerd als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van bestaande of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden.\n \n \n \n −\n \n Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n \n \n \n −\n \n Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld, door de derde-deskundige dan wel de ondernemer zelf, aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.\n \n \n \n \n In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.\n \n Goedkeuring 4 (samenloop uitstelvormen)\n Deze goedkeuring is met ingang van 1 oktober 2021 vervallen.\n \n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond dit onderdeel.\n \n Goedkeuring 5 (geen verrekening)\n Ik keur goed dat de ontvanger gedurende de periode van uitstel, bedoeld in de onderdelen 3.4a en 3.5, geen belastingteruggaven (van enige soort) verrekent met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad.\n Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n Voornoemde goedkeuringen 1 tot en met 5 gelden in aanvulling op het uitstelbeleid als verwoord in artikel 25.6 LI.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.2\n Invorderingsrente\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3\n Diverse invorderingsonderwerpen\n \n Bij het robuust faciliteren van uitstel van betaling van belasting past een soepelere houding ten aanzien van een aantal aanvullende onderwerpen. Deze soepelere houding komt tot uitdrukking in onderstaande goedkeuringen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.1\n Meldingsregeling bodemrecht\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat, in afwijking van artikel 22bis.1, ad 1.B.c LI, de verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid of derde lid IW niet geldt in het geval de derde en de ondernemer in verband met de gevolgen van de coronacrisis nader zijn overeengekomen dat de termijn waar binnen de vordering ter zake waarvan het pandrecht of het eigendomsrecht van de derde geldt dient te worden afbetaald, wordt verlengd.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 22bis.2, ad a LI de meldingsplicht van het voornemen om rechten op een bodemzaak of bodemzaken uit te oefenen of enigerlei andere handeling te (laten) verrichten waardoor het niet meer als bodemzaak kwalificeert, niet van toepassing is als de betalingsachterstand is veroorzaakt door de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-04-20222022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-04-2022\n \n 3.3.2\n Verklaring betalingsgedrag\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 35.12.2 LI de ontvanger, indien voldaan wordt aan de overige voorwaarden, een schone verklaring betalingsgedrag afgeeft als voor de nageheven loonheffingen of voor de (door de uitlener verschuldigde) omzetbelasting ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of zolang de ondernemer daarvoor uitstel van betaling geniet.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.3\n Melding betalingsonmacht\n \n Goedkeuring\n Ik keur goed dat voor zover het verzoek om uitstel van betaling op grond van dit besluit betrekking heeft op de verschuldigde belasting die behoorde te zijn afgedragen of voldaan vanaf 12 maart 2020 en uiterlijk op 31 maart 2022, het verzoek in voorkomend geval mede geldt als tijdige melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36, tweede lid IW. De melding wordt bovendien rechtsgeldig geacht, tenzij achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.3.4\n G-rekening\n \n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004, het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten op verzoek kan worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De in de vorige zin bedoelde goedkeuring geldt niet indien en voor zover de belangen van de Staat zich tegen deblokkering verzetten. Dit geldt ook in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat uitwinning van de g-rekening achterwege blijft zolang ingevolge dit besluit geen invorderingsmaatregelen worden genomen of uitstel van betaling wordt genoten, tenzij en voor zover de belangen van de Staat zich tegen het niet-uitwinnen van de g-rekening verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.4\n Tijdelijke aanvullende tegemoetkoming: 1 oktober 2021 – 31 januari 2022\n \n In het besluit van 24 september 2021, nr. 2021-191442 (Stcrt. 2021, 42308) was in dit onderdeel een regeling opgenomen die zag op het verlenen van uitstel in specifieke gevallen. Deze regeling vervang ik met terugwerkende kracht door de regeling van onderdeel 3.4a.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.4a\n Aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen\n \n Ondernemers kunnen vanwege nieuwe beperkende maatregelen van het kabinet opnieuw of nog steeds te maken krijgen met betalingsproblemen. Daarnaast kan het voorkomen dat ondernemers in verband daarmee voor het eerst betalingsproblemen krijgen. Om deze ondernemers tegemoet te komen, geef ik de volgende goedkeuringen.\n Goedkeuring 1 ziet op ondernemers die al uitstel van betaling op grond van dit besluit genieten en goedkeuring 2 ziet op ondernemers die voor het eerst of opnieuw te maken hebben met betalingsproblemen die hoofdzakelijk het gevolg van de coronacrisis zijn.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die in aanmerking komen voor de betalingsregeling van goedkeuring 1 van onderdeel 3.5 en aan ondernemers aan wie na 1 oktober 2021 uitstel van betaling is verleend op grond van goedkeuring 2 van onderdeel 3.4a zoals die luidde in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389). Het uitstel wordt verleend voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn. Ondernemers hoeven niet nogmaals te verzoeken om uitstel op grond van deze goedkeuring.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot en met 31 maart 2022 uitstel van betaling verleent aan ondernemers die voor het eerst of opnieuw om uitstel verzoeken op grond van dit beleidsbesluit. Ondernemers kunnen tot en met 31 maart 2022 hier schriftelijk om verzoeken, voor een of meer van de in goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 genoemde belastingen die uiterlijk op 31 maart 2022 betaald moeten zijn.\n De ontvanger stelt de ondernemer in de gelegenheid om de op grond van deze goedkeuring uitgestelde belastingschuld af te lossen met een betalingsregeling (zie hiervoor onderdeel 3.5), tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan. Alvorens de ontvanger het uitstel intrekt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om aan te tonen dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt eerder verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuringen van onderdeel 3.3 ook gelden als de ontvanger op grond van onderdeel 3.4a uitstel verleent.\n Goedkeuring 3 (samenloop uitstelvormen)\n Ik keur goed dat noch het feit dat aan de ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat de ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel, een belemmering vormt voor het toekennen van uitstel van betaling op grond van dit onderdeel.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-04-20222022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-04-20222022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 3.5\n Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschuld\n \n Gelet op de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, vind ik het passend om naast de reguliere betalingsregeling voor ondernemers (in artikel 25.6 LI e.v.), voor de in dit onderdeel bedoelde belastingen van ondernemers een meer ruimhartige betalingsregeling toe te staan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn, mits aan de ondernemer ingevolge goedkeuring 1 van onderdeel 3.1 van dit besluit is toegezegd dat geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen.\n Goedkeuring 2\n Ik keur goed dat de ontvanger tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 31 maart 2022 betaald hadden moeten zijn en waarvoor ingevolge onderdeel 3.4a van dit besluit uitstel van betaling is verleend, tenzij de betalingsproblemen niet hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.\n De ondernemer lost de hiervoor onder goedkeuring 1 en 2 bedoelde belastingen af voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling.\n Uitgangspunten betalingsregeling (voor goedkeuring 1 en goedkeuring 2)\n Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn dat de belastingschuld wordt afgelost in 60 maandelijkse gelijke termijnen en in oktober 2022 aanvangt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later. Hiervan kan worden afgeweken als de ondernemer aannemelijk maakt dat het voor hem redelijkerwijs niet (geheel) mogelijk is in oktober 2022 aan te vangen met het aflossen van zijn coronaschuld volgens het bovenstaande betaalschema, bijvoorbeeld als zijn liquiditeitspositie dat vanwege beperkende maatregelen van het kabinet nog niet in redelijkheid toelaat. De ondernemer kan in dat geval op een later moment beginnen met aflossen volgens dat betaalschema, met dien verstande dat de belastingschuld uiterlijk 1 oktober 2027 volledig is afgelost.\n Gedurende de betalingsregeling geldt de voorwaarde dat de ondernemer zich stipt houdt aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.\n Als blijkt dat de ondernemer gedurende de betalingsregeling (vanaf 1 oktober 2022) die hem ingevolge dit besluit is toegekend niet (meer) voldoet aan deze voorwaarde kan de ontvanger de betalingsregeling als bedoeld in dit onderdeel weigeren of beëindigen. Alvorens de ontvanger de regeling beëindigt of weigert, stelt hij de ondernemer in de gelegenheid om alsnog binnen veertien dagen aan de voorwaarden te voldoen. De betalingsregeling wordt eveneens niet toegekend of ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 4\n Betalingsverzuimboeten\n \n Ik acht het onwenselijk dat ondernemers waaraan uitstel van betaling vanwege betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis is, wordt of kan worden verleend, worden beboet omdat zij niet of niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring – 1 (uitstel van betaling is verleend)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling is of wordt verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.\n Goedkeuring – 2 (uitstel van betaling is mogelijk)\n Ik keur goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen in een periode waarvoor op grond van dit besluit bijzonder uitstel van betaling kan worden verleend, worden geacht niet te zijn opgelegd als de naheffingsaanslag binnen de betalingstermijn volledig wordt voldaan. De ontvanger zorgt er dan voor dat de verzuimboete ambtshalve wordt vernietigd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 5\n Douane\n \n \n 5.1\n Uitstel van betaling\n \n De in onderdeel 3.1 en onderdeel 3.4a van dit besluit opgenomen goedkeuringen met betrekking tot uitstel van betaling van belastingschulden zijn niet van toepassing op de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. Voor die gevallen voorziet de douanewetgeving in een eigen regeling. Zie met name de artikelen 110, 112 en 114 van het Douanewetboek van de Unie.\n De in onderdeel 3.1 van dit verzamelbesluit opgenomen goedkeuring 5 inzake schorsing van de verrekening van belastingen is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.\n De in onderdeel 4 van dit besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot de verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart 2020 tot aan de datum waarop het uitstel van betaling op grond van dit besluit eindigt, is in voorkomend geval ook van toepassing op de binnenlandse accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 5.2\n Termijn verkoop voorraad tabaksproducten aan wederverkopers\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 juni 2021\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 6\n Loonheffingen\n \n \n 6.1\n Administratieve verplichtingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.2\n Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoedingen en andere vaste vergoedingen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.3\n Gebruikelijk loon 2020 en 2021 AB-houders\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 6.4\n Werkkostenregeling\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wijziging van artikel 31a, derde lid, van de Wet LB heb ik in dit onderdeel goedgekeurd dat voor het jaar 2021 in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB “1,7%” en “€ 6.800” gelezen worden als “3%” en “€ 12.000”. Deze wetswijziging is opgenomen in het per 1 januari 2022 in werking getreden artikel VII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 7\n Belasting van personenauto’s en motorrijwielen\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 8\n Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (winst)\n \n \n 8.1\n Termijn bij gebruikmaking terugwerkende kracht bij geruisloze omzetting, bedrijfsfusie, juridische fusie, splitsing en geruisloze terugkeer\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.2\n Urencriterium\n \n Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting (als bedoeld in artikel 3.4 Wet IB 2001) kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve, kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt in het algemeen voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming.\n Het is denkbaar dat ondernemers door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming(en) kunnen verrichten. Hierdoor kan het voor ondernemers lastig zijn om aannemelijk te maken dat aan het urencriterium is voldaan. Het feit dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, vind ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring 1 – 2020\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019.\n Goedkeuring 2 – 2021\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6 Wet IB 2001, worden ondernemers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.\n Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 januari tot en met 30 juni een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2021 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van zijn administratie bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.2.1\n Verlaagd urencriterium voor startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid\n \n Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Hiervoor acht ik het passend om in lijn met de systematiek van de hiervoor aangegeven versoepeling van het urencriterium ook het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid te versoepelen. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in artikel 3.78a Wet IB 2001, worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 en voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.3\n Fiscale reserve 2019 voor coronagerelateerd verlies 2020 (fiscale coronareserve)\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.4\n Voorlopige aanslag\n \n De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet IB 2001 bieden de mogelijkheid om een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting te verminderen.\n Ondernemers die in 2020, 2021 of 2022 een lagere winst verwachten dan waarmee rekening is gehouden bij het opleggen van de voorlopige aanslag(en), kunnen een verzoek om vermindering indienen bij de inspecteur. De inspecteur zal dit verzoek inwilligen.\n Heeft de ondernemer meer belasting betaald dan het bedrag dat is verschuldigd na inwilliging van het verzoek, dan krijgt hij het verschil terugbetaald.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.5\n Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren & subsidie financiering vaste lasten\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022. Vooruitlopend op wetswijzigingen bevatte dit onderdeel twee goedkeuringen. Deze wetswijzigingen zijn opgenomen in de artikelen III en XXIII van het Belastingplan 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6\n Zorglichamen\n \n Zorglichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting (artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969, hierna ook aan te duiden als de zorgvrijstelling).1Zie uitgebreid het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020-62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6.1\n Continuïteitsbijdragen zorglichamen\n \n Zorglichamen ontvangen continuïteitsbijdragen ter compensatie van omzetdaling en extra gemaakte kosten als gevolg van de coronapandemie. Met deze continuïteitsbijdragen wordt beoogd de financiële continuïteit van de zorgaanbieders te garanderen en ervoor te zorgen dat de zorginfrastructuur ook na de coronacrisis beschikbaar blijft. In de praktijk is de vraag opgekomen of de continuïteitsbijdragen die zorglichamen ontvangen van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat bij zorglichamen louter door de ontvangst van continuïteitsbijdragen de zorgvrijstelling over de boekjaren 2020 of 2021 ter discussie komt te staan en mogelijk niet zou kunnen worden toegepast. Daarom keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat een continuïteitsbijdrage voor zorglichamen, de vrijgestelde status van deze zorglichamen voor de boekjaren 2020 of 2021 niet ontneemt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was op deze zorglichamen. Als voorwaarde geldt hierbij dat er zich buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in het boekjaar 2020 respectievelijk in het boekjaar 2021, ten opzichte van het boekjaar 2019, geen wijziging in de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan respectievelijk voordoet, die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.6.2\n Werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma\n \n Als gevolg van de coronapandemie verrichten (een aantal) medische laboratoria en diagnostische centra de laboratoriumwerkzaamheden naar aanleiding van de afname van coronatesten. Tevens verrichten verschillende zorglichamen werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma. In de praktijk is de vraag opgekomen of deze werkzaamheden van invloed zijn op de toepassing van de zorgvrijstelling. Ik vind het niet wenselijk dat hierover bij deze zorglichamen onzekerheid bestaat.\n In onderdeel 4.2.1. van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019 – 187751 (Stcrt. 2019, 66223) zijn de kaders van het begrip ‘genezen, verplegen en verzorgen’ (zorg) zoals gehanteerd binnen de zorgvrijstelling aangegeven. Aangezien de werkzaamheden op grond van het Rijksvaccinatieprogramma zoals vastgesteld op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) al in onderdeel 4.4.2 van het hiervoor genoemde besluit als kwalificerende werkzaamheden voor toepassing van de zorgvrijstelling zijn aangemerkt, geldt dat ook voor de werkzaamheden in het kader van het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma.\n Overigens ben ik van mening dat de diagnostische werkzaamheden die medische laboratoria of diagnostische centra verrichten als gevolg van het afnemen van COVID-19 testen op grond van de Wpg ook voor de werkzaamhedeneis in de zorgvrijstelling kwalificeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.7\n Verlenging overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen\n \n Zorglichamen en sociale werkbedrijven zijn onder voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.2Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, Wet Vpb 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Om voor deze vrijstelling – die ook wel wordt aangeduid als de zorgvrijstelling – in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan een werkzaamheden- en winstbestemmingseis. In het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), is over deze voorwaarden beleid opgenomen. Onderdeel 7 van dat besluit bevat overgangsregelingen voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven. De termijn van deze overgangsregelingen eindigt op 31 december 2020.\n De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat zorglichamen en/of sociale werkbedrijven niet op tijd aan de voorwaarden van de overgangsregelingen kunnen voldoen. Ik vind dit onwenselijk en keur daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de termijn van de overgangsregelingen die gelden voor zorglichamen en sociale werkbedrijven en die zijn opgenomen in onderdeel 7 van het besluit van 25 november 2019, nr. 2019-187751 (Stcrt. 2019, 66223), wordt verlengd tot en met 31 december 2021.3Zie ook het besluit van 17 december 2020, nr. 2020-27575 (Stcrt. 2020, 62958).\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8\n Herinvesteringsreserve\n \n De bij een vervreemding van bedrijfsmiddelen behaalde boekwinst kan onder voorwaarden worden opgenomen in een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001). Een belangrijke voorwaarde is dat een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. Bij herinvestering wordt de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8.1\n Bijzondere omstandigheid\n \n Wanneer de herinvestering nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de herinvesteringsreserve uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen (artikel 3.54, vijfde lid, Wet IB 2001). Op grond van onderdeel b van het vijfde lid geldt dit niet voor zover de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Daarbij mag ervan worden uitgegaan dat de coronacrisis als bijzondere omstandigheid kwalificeert. Daarbij merk ik op dat nog wel aan de overige voorwaarden, waaronder dat aan de aanschaffing of voortbrenging een begin van uitvoering is gegeven, moet worden voldaan.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 8.8.2\n Ruiming pelsdieren en overheidsingrijpen\n \n Voor de herinvesteringsreserve en voor de doorschuiving van te conserveren inkomen bij staking (artikel 3.64 Wet IB 2001) is van belang of sprake is van vervreemding die een gevolg is van overheidsingrijpen. Als sprake is van overheidsingrijpen dan zijn er ruimere mogelijkheden om een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken. De vraag is voorgelegd of de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 in combinatie met de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij wordt aangemerkt als overheidsingrijpen.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ruiming van pelsdieren wegens COVID-19 mede in het zicht van de vervroegde inwerkingtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij voor de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 (en daarmee ook voor de toepassing van artikel 3.64 Wet IB 2001) kwalificeert als overheidsingrijpen.\n Immers, wanneer de pelsdieren niet geruimd zouden worden vanwege COVID-19, dan zouden de pelsdieren uiterlijk 8 januari 2021 vervreemd worden als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Die vervreemding zou het gevolg zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 juncto artikel 12a, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). Ik acht het, gezien deze specifieke omstandigheden, onwenselijk dat de gevolgen ten aanzien van de herinvesteringsreserve verschillen bij de vervreemding als gevolg van de ruiming wegens COVID-19 en de vervreemding als gevolg van de vervroegde inwerkingtreding van het verbod om pelsdieren te houden. Met deze goedkeuring worden de gevolgen gelijkgetrokken.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 9\n Omzetbelasting\n \n \n 9a\n Zorgpersoneel en hulpgoederen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9b\n Verlaagd btw-tarief voor online sportlessen door sportscholen\n \n In verband met de bestrijding van de coronacrisis waren sportscholen vanaf 28 november 2021 beperkt geopend en vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 verplicht gesloten. Sportscholen werken veelal met abonnementen, waarbij hun afnemers voor langere tijd of meerdere keren de gelegenheid wordt geboden tot het volgen van groepslessen. Om hun afnemers tijdens de verplichte sluiting toch nog van dienst te kunnen zijn, boden sportscholen sportlessen in een aangepaste vorm online aan. De toepassing van het verlaagde btw-tarief is echter gekoppeld aan het door de sportschool ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan afnemers. Dit was sinds 28 november 2021 maar beperkt mogelijk en tijdens de sluiting vanaf 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022 niet meer mogelijk.\n Gelet op de bijzondere situatie en het tijdelijke karakter van de sluiting keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat het verlaagde btw-tarief vanaf 28 november 2021 tot en met 14 januari 2022 van toepassing is op de sportlessen die sportscholen en dergelijke ondernemers online aanbieden.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9c\n Levering van mondkapjes\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 9d\n Levering van COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 oktober 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 10\n Heffing over Duitse netto-uitkeringen\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2022.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 11\n Inkomstenbelasting\n \n \n 11.1\n Eigenwoningrente\n \n In het besluit 'Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ van 23 september 2021, nr. 2021-20581 zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór 8 mei 20204Dit betreft de publicatiedatum van het oorspronkelijke besluit van 6 mei 2020, nr. 2020-85139 (Stcrt. 2020, 26069). overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 11.2\n Reisaftrek\n \n Dit onderdeel is vervallen met ingang van 1 januari 2021.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 11.3\n Belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020)\n \n Dit onderdeel bevat een tegemoetkoming voor belastingplichtigen die met belastingrente worden geconfronteerd door de opgetreden vertraging bij de zogenoemde ‘hulp bij aangifte’ (HUBA). Vanwege de coronamaatregelen was de hulp bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt beschikbaar. Daarom is voor belastingplichtigen die gebruikmaken van deze hulp de inlevertermijn voor de aangifte 2019 en 2020 eenzijdig door de Belastingdienst verlengd. Belastingplichtigen die de aangifte binnen de verlengde inlevertermijn (met hulp) indienen, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. In dit onderdeel keur ik onder voorwaarden goed dat voor deze belastingplichtigen de belastingrente verminderd wordt.\n ‘Hulp bij aangifte’\n Hulp bij het doen van de aangifte wordt aangeboden door de Belastingdienst, maar ook, met ondersteuning van de Belastingdienst, door verschillende maatschappelijke organisaties, zoals vak- en ouderenbonden, wijkcentra, belastingwinkels, sociaal werkers en formulieren-brigades. Deze organisaties houden door heel Nederland spreekuren in bijvoorbeeld bibliotheken.\n Door de uitzonderlijke omstandigheden van de coronacrisis is het bieden van hulp bij de aangifte 2019 en 2020 gedurende langere tijd niet of beperkt mogelijk geweest. Zo waren de kantoren van de Belastingdienst en de bibliotheken vanwege de zogenoemde lockdown enige tijd gesloten. Veel belastingplichtigen konden hierdoor pas (veel) later hulp krijgen en waren daardoor niet in staat om de aangifte vóór 1 mei met hulp in te dienen.\n De Belastingdienst vindt het belangrijk dat belastingplichtigen die de aangifte met hulp willen indienen, deze hulp ook krijgen. Daarom is op initiatief van de Belastingdienst aan de betreffende belastingplichtigen toestemming verleend om de aangifte 2019 en 2020 later in te dienen en heeft de Belastingdienst de inlevertermijn voor deze aangiften eenzijdig verlengd. De betreffende belastingplichtigen zijn hierover schriftelijk geïnformeerd.\n Belastingrente\n Uit de wet volgt dat als een belastingaanslag met een te betalen bedrag wordt vastgesteld daarbij in beginsel belastingrente in rekening wordt gebracht (zie artikel 30f e.v. AWR). Belastingrente blijft achterwege als de aangifte vóór 1 mei is ingediend en de (voorlopige) aanslag wordt opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Als de aangifte later wordt ingediend, wordt belastingrente in rekening gebracht, ook als de inlevertermijn op verzoek is verlengd.\n Belastingplichtigen die gebruikmaken van hulp bij aangifte en voor wie de inlevertermijn voor de aangifte 2019 of 2020 op initiatief van de Belastingdienst (dus niet op verzoek) is verlengd, kunnen met belastingrente worden geconfronteerd. Dit acht ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule).\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de belastingrente die in rekening is gebracht aan de hiervoor bedoelde belastingplichtigen bij de (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2019 of 2020 ambtshalve wordt verminderd tot nihil.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:\n \n \n a.\n De goedkeuring geldt voor belastingplichtigen voor wie de inlevertermijn van de betreffende aangifte op initiatief van de Belastingdienst schriftelijk is verlengd;\n \n \n b.\n De betreffende aangifte is ingediend binnen de door de Belastingdienst verlengde inlevertermijn;\n \n \n c.\n De (voorlopige) aanslag waarbij de belastingrente in rekening is gebracht, is vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.\n \n \n De goedkeuring geldt ook als de belastingrente vóór de inwerkingtreding van dit besluit in rekening is gebracht. De goedkeuring is van overeenkomstige toepassing als de belastingrente in rekening is gebracht bij een (voorlopige) aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.\n Toelichting\n De Belastingdienst heeft te maken met massale processen. Het is complex en kostbaar om af te wijken van de reguliere geautomatiseerde werkwijze. Uit oogpunt van uitvoerbaarheid is er daarom voor gekozen om de betreffende (voorlopige) aanslagen regulier op te leggen en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente op een later moment in een aantal herstelacties ambtshalve te verminderen tot nihil, waarbij eventueel betaalde belastingrente wordt terugbetaald. De Belastingdienst zal de belastingplichtige hierover schriftelijk informeren.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202201-07-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 12\n Uitstel publicatieplicht financiële gegevens ANBI’s\n \n Vervallen.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 13\n \n Wet implementatie EU-richtlijn grensoverschrijdende constructies\n \n \n \n 13.1\n Uitstel termijnen Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies\n \n Met de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies is Richtlijn (EU) 2018/8225Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139). in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis hiervan geldt vanaf 1 juli 2020 een meldingsplicht voor zulke constructies. Vanwege de belemmeringen die door de COVID-19-pandemie worden veroorzaakt en de genomen maatregelen om het virus te helpen indammen is op Europees niveau geoordeeld dat tijdige naleving van deze verplichting niet goed mogelijk is. Daarom wordt in Richtlijn (EU) 2020/8766Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU om te voorzien in de dringende behoefte aan uitstel van bepaalde termijnen voor de verstrekking en uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied vanwege de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 204). van de Raad van 24 juni 2020 lidstaten de mogelijkheid geboden over te gaan tot uitstel voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Met het oog hierop en om een meer uniforme uitvoering tussen de lidstaten te waarborgen, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat:\n \n \n a)\n in artikel III, onderdeel a, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “31 augustus 2020” gelezen wordt als “28 februari 2021”;\n \n \n b)\n in artikel III, onderdeel b, van de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet” gelezen wordt als “vanaf het ogenblik dat die eerste stap is gezet of, indien de eerste stap is gezet tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020, uiterlijk binnen dertig dagen te rekenen vanaf 1 januari 2021”;\n \n \n c)\n de in artikel 3b, tweede en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen voor het verstrekken van de in die leden bedoelde gegevens en inlichtingen op 1 januari 2021 ingaat indien de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 voor implementatie beschikbaar is gesteld of gereed is voor implementatie of als de eerste stap van de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie in die periode is gezet;\n \n \n d)\n het periodieke verslag, bedoeld in artikel 3b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 30 april 2021 door de intermediair, bedoeld in artikel 3b, eerste lid, van dat besluit, voor het eerst wordt verstrekt; en\n \n \n e)\n de in artikel 3b, vierde lid, van het Uitvoeringbesluit internationale bijstandsverlenging bij de heffing van belastingen bedoelde termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag dat de intermediair, bedoeld in dat lid, tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 rechtstreeks of via andere personen hulp, bijstand of advies heeft verstrekt met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, op 1 januari 2021 ingaat.\n \n \n Vanwege bovenstaande goedkeuring zal het vanaf 1 januari 2021 mogelijk zijn om meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te melden aan de Belastingdienst.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n 13.2\n Voorkomen van dubbele meldingen vanwege het feit dat niet alle lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid de termijnen voor het melden van constructies te verschuiven\n \n Sommige lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in Richtlijn (EU) 2020/876 van de Raad van 24 juni 2020 wordt geboden om de termijnen voor het verstrekken en uitwisselen van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies te verschuiven. Door de verschillende deadlines die lidstaten hanteren kunnen situaties ontstaan die niet eerder voorzien waren door de richtlijn en de wetgever.\n Het kan voor komen dat een lidstaat zonder uitstel verwacht dat een relevante belastingplichtige, gevestigd in die lidstaat, een melding doet binnen de aldaar geldende termijnen wanneer het een grensoverschrijdende constructie betreft waarbij (alleen) een intermediair is betrokken uit een lidstaat waar wél uitstel van de termijnen bestaat, bijvoorbeeld Nederland.\n Om te voorkomen dat een Nederlandse intermediair, op het moment dat de meldplicht in Nederland ingaat, alsnog is gehouden over te gaan tot melding van een constructie die al in een andere lidstaat is gemeld door een relevante belastingplichtige aldaar, waardoor dubbele meldingen komen te bestaan, keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de intermediair, bedoeld in artikel 10h, eerste lid, WIB, is ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 10h, tweede lid, WIB, indien hij door middel van een referentienummer aannemelijk kan maken dat die gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis ter, zesde lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling gedurende de periode tot 1 januari 2021 reeds door een relevante belastingplichtige, bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel e, WIB, in een andere lidstaat zijn verstrekt.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 14\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 16 december 2021, nr. 2021-258581 (Stcrt. 2021, 50389), laatst gewijzigd bij besluit van 19 januari 2022, nr. 2022-12961 (Stcrt. 2022, 1588).\n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020 met dien verstande dat\n \n \n –\n \n onderdeel 2 terugwerkt tot en met 1 april 2020,\n \n \n –\n \n onderdeel 3.4a terugwerkt tot en met 1 oktober 2021, en\n \n \n –\n \n onderdeel 11.3 terugwerkt tot en met 1 juli 2020.\n \n \n De onderdelen 3.3.1 en 3.4a vervallen met ingang van 1 april 2022.\n \n Onderdeel 11.3 vervalt met ingang van 1 januari 2024.\n \n Onderdeel 3.5 vervalt met ingang van 1 oktober 2027.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n 16\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit noodmaatregelen coronacrisis.\n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-20202022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2022\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n \n Bijlage\n Gepubliceerde lijst van de Wereld Douaneorganisatie; indelingen van medische voorzieningen in verband met uitbraak COVID-19\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie\n \n \n Product namen\n \n \n Korte informatie\n \n \n GS indeling\n \n \n \n \n \n \n \n I COVID-19 Test kits/instrumenten en apparaten die worden gebruikt in diagnostische tests\n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van polymerasekettingreactie (PCR) nucleïnezuurtest.\n \n \n 3822.00\n \n \n \n \n COVID-19 Test kits\n \n \n Diagnostische reagentia op basis van immunologische reacties\n \n \n 3002.15\n \n \n \n \n COVID-19 Diagnostische Test instrumenten en apparaten\n \n \n Instrumenten gebruikt in klinische laboratoria voor in vitro diagnose\n \n \n 9027.80\n \n \n \n \n \n II. Beschermende kledingstukken en soortgelijke artikelen\n \n \n \n \n Gezichts- en oogbescherming\n \n \n \n \n \n \n □ Textielmaskers, zonder vervangbare filters of mechanische delen, inclusief chirurgische maskers en wegwerpmaskers van niet-geweven textiel\n \n \n 6307.90\n \n \n \n \n □ Gasmaskers met mechanische delen of vervangbare filters ter bescherming tegen biologische agentia. Omvat eveneens dergelijke maskers met oogbescherming of gelaatsschermen.\n \n \n 9020.00\n \n \n \n \n □ Beschermende brillen\n \n \n 9004.90\n \n \n \n \n □ Gelaatsschermen van kunststof (bedekken meer dan de ogen)\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n Handschoenen\n \n \n \n \n \n \n □ Handschoenen van kunststof\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n □ Chirurgische handschoenen van rubber\n \n \n 4015.11\n \n \n \n \n □ Andere handschoenen van rubber\n \n \n 4015.19\n \n \n \n \n □ Handschoenen van brei- of haakwerk die\n geïmpregneerd zijn of bedekt zijn met kunststof of rubber\n \n \n 6116.10\n \n \n \n \n □ Handschoenen, andere dan van brei- of haakwerk\n \n \n 6216.00\n \n \n \n \n \n Andere\n \n \n \n \n \n \n □ Wegwerp haarnetjes\n \n \n 6505.00\n \n \n \n \n Beschermende kleding voor chirurgisch / medisch gebruik van vilt of gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd (textiel bedoeld bij post 56.02 of 56.03). Hieronder vallen ook gesponnen kledingstukken.\n \n \n 6210.10\n \n \n \n \n Andere beschermende kleding van textiel, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of gelamineerd met rubber (textiel van de posten 59.03, 59.06 of 59.07). De daadwerkelijke indeling hangt af van het type kledingstuk en of het kleding voor mannen of vrouwen betreft. Voorbeeld: een unisex geweven pak, geïmpregneerd met kunststof, wordt ingedeeld onder 6210.50 – andere kleding, voor dames of voor meisjes.\n \n \n 6210.20\n 6210.30\n 6210.40\n 6210.50\n \n \n \n \n Beschermende kledingstukken gemaakt van kunststof in vellen\n \n \n 3926.20\n \n \n \n \n \n III. Thermometers\n \n \n \n Gevuld met vloeistof, met rechtstreekse aflezing\n \n \n Omvat eveneens standaard “Mercury-in-glass” klinische thermometer\n \n \n 9025.11\n \n \n \n \n Andere thermometers\n \n \n Bijvoorbeeld digitale thermometers of infraroodthermometers voor op het voorhoofd.\n \n \n 9025.19\n \n \n \n \n \n IV. Desinfecteermiddelen /\n \n \n Sterilisatieproducten\n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer\n \n \n 2207.10\n \n \n \n \n Alcohol oplossing\n \n \n Niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 75% vol\n \n \n 2208.90\n \n \n \n \n \n Desinfecterend middel voor de handen\n \n \n Vloeibaar of in de vorm van een gel die over het algemeen wordt gebruikt om infectieuze stoffen op de handen, op alcoholbasis, te verminderen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere desinfecterende bereidingen\n \n \n Opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, zoals doekjes geïmpregneerd met alcohol of andere ontsmettingsmiddelen.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Medische, chirurgische of laboratoriumsterilisatoren\n \n \n Werkend met stoom of kokend water\n \n \n 8419.20\n \n \n \n \n Waterstofperoxide in bulk\n \n \n H2O2, ook indien gestold met ureum.\n \n \n 2847.00\n \n \n \n \n Waterstofperoxide gepresenteerd als medicijn\n \n \n H2O2 opgemaakt voor intern of\n extern gebruik als geneesmiddel, ook als antisepticum voor de huid. Alleen hier bedoeld indien in afgemeten doses of in vormen of verpakkingen voor de detailhandel\n \n \n 3004.90\n \n \n \n \n Waterstofperoxide verwerkt in desinfecterende bereidingen voor oppervlakken reinigen\n \n \n H2O2 opgemaakt als reinigingsoplossing voor oppervlakken of apparaten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n Andere chemische desinfecteermiddelen\n \n \n Opgemaakt in verpakkingen voor kleinhandel in ontsmettingsmiddelen of als ontsmettingsmiddelen, die alcohol, benzalkoniumchlorideoplossing of peroxyzuren of andere ontsmettingsmiddelen bevatten.\n \n \n 3808.94\n \n \n \n \n \n V. Andere medische apparaten\n \n \n \n Tomografen die werken met behulp van een machine voor het automatisch verwerken van gegevens\n (CT) -scanners\n \n \n Gebruikt een roterende röntgenmachine om dunne plakjes van het lichaam af te beelden om ziekten zoals\n longontsteking te diagnosticeren.\n \n \n 9022.12\n \n \n \n \n Extracorporale membraanoxygenatie\n (ECMO)\n \n \n Biedt langdurige cardiale en ademhalings-ondersteuning door bloed uit het lichaam van de persoon te verwijderen en de kooldioxide en zuurstofrijke rode bloedcellen kunstmatig te verwijderen.\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Medische\n beademingsapparaten (beademingsapparatuur)\n \n \n Zorgt voor mechanische ventilatie door ademlucht in en uit de longen te verplaatsen\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Andere apparaten voor zuurstoftherapie, waaronder zuurstoftenten\n \n \n Naast volledige\n zuurstoftherapieapparatuur omvat deze onderverdeling ook herkenbare delen van dergelijke systemen.\n \n \n 9019.20\n \n \n \n \n Patiëntbewakingsapparatuur – elektro-diagnostische apparatuur\n \n \n Elektrische of elektronische apparatuur voor het waarnemen van een ziekte, aandoening of een of meer medische parameters in de tijd. Dit omvat apparaten zoals pulsoximeters of\n \n \n 9018.19\n \n \n \n \n \n \n controlestations aan het bed die worden gebruikt voor het continu bewaken van verschillende vitale functies. (Opmerking: dit omvat geen apparaten die specifieker elders worden omvat, bijv.\n elektrocardiografen (9018.11) of elektronische thermometers\n (9025.19).)\n \n \n \n \n \n \n VI. Medische verbruiksartikelen\n \n \n \n Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters)\n \n \n Geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische stoffen of opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein voor medisch gebruik\n \n \n 3005.90\n \n \n \n \n Spuiten, met of zonder naalden\n \n \n 9018.31\n \n \n \n \n Buisvormige metalen naalden en hechtnaalden\n \n \n 9018.32\n \n \n \n \n Naalden, katheters, canules en dergelijke\n \n \n 9018.39\n \n \n \n \n Intubatiekits\n \n \n 9018.90\n \n \n \n \n Papieren lakens\n \n \n 4818.90\n \n \n \n \n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020\n \n2022314231-01-202226-01-20222022-208502022314231-01-202226-01-20222022-2085001-02-202212-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046255/manifest.xml", "content": "2022-02-012020-03-12tot-en-met2022-02-03T06:43:01+01:002022-09-22T06:48:26+02:00BWBR0046255.WTI2022-09-202020-03-12tot-en-met2020-07-012021-09-302022-02-012022-09-192022-02-03T06:43:45+01:002022-09-22T06:48:47+02:003384438b19f5a77af67482c4ab0e393fdfc743b0d5d9209a8d682c6f3ae50f3486c7e49368ea68924f8624a687f2dfa04b334dab0328187cb1072db81945030294af222020-04-012020-06-302022-02-012022-09-192022-02-03T06:43:45+01:002022-09-22T06:48:47+02:0032962285617a8b5b9560b4c9a7dfeb28c1134041212eb10e17640c40749a838ae77eb4ea95d8052db37f2642a98f40815d0f75f630bc44ed3ec35c928b1bc465f7a9152021-10-012022-01-312022-02-012022-09-192022-02-03T06:43:45+01:002022-09-22T06:48:47+02:00345765a33f6ec0a8896c081f7dadf3d06c14b9038e1eae887ccfeefc0dd1357dc11049da59372776609b90038c0a4fb2e5ea178fae4c4790a46841637eff181e1805c32020-03-122020-03-312022-02-012022-09-192022-02-03T06:43:45+01:002022-09-22T06:48:47+02:002786219d9c330b7215d808916b039c8cf799f6c445ba82d4b3af04e2275b994bdff6f618803660526956a5113c10123da37b2ed4bca51e1700b8394dd7a120baba33012022-02-012022-03-312022-02-012022-09-192022-02-03T06:43:45+01:002022-09-22T06:48:47+02:002840763d8e2920ac212a92dce829ba8e50eb277b0a9c3af676d215bee405ac3b81ac874ade3226846ee6f23cb9ca1e31721d620fd006d29ddca87af4276a110f3fc5af2022-04-012022-09-192022-04-012022-09-192022-04-01T06:30:59+02:002022-09-22T06:48:48+02:002836349b48c184fd718563a52bbdd6f8e1c2c5441ff8161aa740abe7693f7858307b8d8647f9d5db2c554abce938dbc6445edae2f24e7ed34939b55076635ae3fd22fc", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046256/2022-01-24_1/xml/BWBR0046256_2022-01-24_1.xml", "content": "\n Regeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 24 januari 2022, nr. AC2022, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling Journalistieke innovatie 20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n Regeling vaststelling tijdelijke subsidieregeling Journalistieke innovatie 20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n Gelet op artikel 8.15a van de Mediawet 2008; besluit:\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Inleidende bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Te begeleiden en te subsidiëren activiteiten en kosten\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de journalistiek in Nederland in de eerste plaats begeleiding en in de tweede plaats subsidie verstrekken voor innovatieve projecten binnen de journalistieke media.\n \n \n 2\n Voor subsidieverstrekking komen slechts kosten van de subsidieontvanger in aanmerking die rechtstreeks verband houden met de te subsidiëren activiteiten en die gemaakt zijn na toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Het Stimuleringsfonds kan nadere richtlijnen omtrent de aard van de kosten en de activiteiten vaststellen. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 2\n De onderdelen van de regeling\n \n \n 1\n De regeling bestaat uit een begeleidingsprogramma en subsidieverstrekking.\n \n \n 2\n Het begeleidingsprogramma en de subsidieverstrekking zijn uitsluitend gericht op de ontwikkeling van een innovatieve oplossing voor een probleem in de journalistiek.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Begeleidingsprogramma\n \n \n Artikel\n 3\n Verzoek tot toelating\n \n \n 1\n Toegang tot het begeleidingsprogramma wordt op verzoek verleend.\n \n \n 2\n Ten hoogste 12 teams kunnen worden toegelaten tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Een verzoek tot toelating tot het begeleidingsprogramma kan worden ingediend door de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechts- of natuurlijke personen, die in Nederland (in het kader van deze regeling) actief (zullen) zijn en die zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dan wel deze inschrijving verkrijgen na toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 4\n Indien de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechts- of natuurlijke personen niet in Nederland zijn gevestigd, maar wel in een Europese lidstaat, dient de inschrijving vergezeld te gaan van een verklaring, dat de activiteiten binnen het begeleidingsprogramma zich primair richten op de journalistieke sector binnen het land Nederland (m.u.v. de bijzondere gemeenten vallend onder Caribisch Nederland). Dergelijke rechtspersonen dienen ook te zijn ingeschreven in het handelsregister van hun vestigingsland.\n \n \n 5\n Een verzoek wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld formulier volgens de op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl vermelde instructies, en omvat in ieder geval:\n \n \n a.\n een activiteitenplan volgens een door het Stimuleringsfonds vastgesteld format;\n \n \n b.\n cv’s van alle deelnemende teamleden.\n \n \n \n \n 6\n Het activiteitenplan:\n \n \n a.\n beschrijft nauwkeurig de aard en omvang van het team dat de voorgenomen activiteiten gaat uitvoeren;\n \n \n b.\n wordt onderbouwd met een analyse van informatie op basis waarvan de verzoeker kennis over het op te lossen probleem heeft opgedaan; en\n \n \n c.\n bevat een analyse van vergelijkbare plannen en ideeën en de daarmee behaalde resultaten.\n \n \n \n \n 7\n De haalbaarheid van het activiteitenplan dient te worden beschreven in termen van:\n \n \n a.\n de samenstelling van het team dat dit activiteitenplan gaat uitvoeren;\n \n \n b.\n bewijs van het probleem dat voor de journalistieke sector wordt opgelost;\n \n \n c.\n meerwaarde voor de journalistieke sector als dit probleem wordt opgelost;\n \n \n d.\n de wijze waarop informatie over dit probleem is verkregen;\n \n \n e.\n de uitvoerbaarheid van de eventuele oplossing;\n \n \n f.\n de verkende mogelijkheden tot samenwerking met andere partijen; en\n \n \n g.\n de gevolgen voor de exploitatie en de effecten van de uitgevoerde activiteiten voor de eigen organisatie en voor andere partijen in de journalistieke sector, ook nadat de subsidieverstrekking is stopgezet.\n \n \n \n \n 8\n Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een verzoek.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 4\n Termijn indiening verzoek\n \n \n 1\n Een verzoek tot toelating van het begeleidingsprogramma kan worden ingediend tot uiterlijk 15 maart 2022.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop verzoeken uiterlijk moeten worden ingediend. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 5\n Verdeling en criteria toelating tot begeleidingsprogramma\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds beslist gelijktijdig op de verzoeken op basis van randvoorwaardelijke en inhoudelijke criteria.\n \n \n 2\n De randvoorwaardelijke criteria bestaan uit zowel:\n \n \n a.\n het journalistieke karakter, waarbij de activiteiten betrekking hebben op\n \n \n 1°\n journalistieke producten,\n \n \n 2°\n journalistieke diensten,\n \n \n 3°\n platforms om journalistieke producten of diensten te realiseren, of\n \n \n 4°\n modellen om journalistieke producten of diensten te realiseren; als ook\n \n \n \n \n b.\n het innovatieve karakter, waarbij de activiteiten vernieuwingen tot stand brengen binnen een van de vereiste vormen van het journalistieke karakter, waarbij vernieuwing kan bestaan uit:\n \n \n 1°\n nieuwe activiteiten binnen het journalistieke karakter,\n \n \n 2°\n nieuwe combinaties van activiteiten binnen het journalistieke karakter,\n \n \n 3°\n nieuwe combinaties van bestaande activiteiten binnen het journalistieke karakter, of\n \n \n 4°\n nieuwe combinaties van nieuwe met activiteiten binnen het journalistieke karakter.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De inhoudelijke criteria hebben betrekking op de haalbaarheid van het ingediende activiteitenplan en betreffen:\n \n \n a.\n het karakter van de teamsamenstelling: in hoeverre zijn de juiste competenties aanwezig om het voorgenomen activiteitenplan uit te voeren.\n \n \n b.\n het duurzame karakter van de activiteiten: in hoeverre kan het aangedragen probleem leiden tot een oplossing die zelfvoorzienend kan worden voortgezet na het subsidietraject; en\n \n \n c.\n de uitvoerbaarheid van de activiteiten: in hoeverre kan het voorgenomen activiteitenplan worden uitgevoerd binnen de termijn van en met de beschikbare middelen binnen de regeling.\n \n \n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 6\n Beoordeling verzoeken\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds beoordeelt allereerst of het ingediende verzoek volledig is. Wanneer deze onvolledig blijkt te zijn, krijgt de verzoeker maximaal 3 werkdagen de tijd om deze alsnog volledig te maken. Wanneer ook dan het verzoek onvolledig is, wijst het Stimuleringsfonds het verzoek op formele gronden af.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds beoordeelt vervolgens of een verzoek voldoet aan de randvoorwaardelijke criteria van artikel 5, tweede lid. Als een verzoek niet aan deze criteria voldoet, wijst het Stimuleringsfonds het verzoek op formele gronden af.\n \n \n 3\n Voldoet het verzoek aan de randvoorwaardelijke criteria, dan kan de verzoeker worden verplicht tot een gesprek met minimaal twee leden van de expertcommissie en een werknemer van het Stimuleringsfonds. Dit gesprek vindt plaats in de week van 21 maart 2022 Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop deze gesprekken worden gevoerd. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n \n 4\n Bij beoordeling aan de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid, wijst het Stimuleringsfonds voor elk van de drie criteria een score toe van 1, 2, 3, 4 of 5 punten. Het gemiddelde van deze drie scores bepaalt de eindscore van een verzoek. Op basis van deze eindscores bepaalt het Stimuleringsfonds een rangorde. Maximaal 12 verzoekers verkrijgen hierbij toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 7\n Onafhankelijke expertcommissie\n \n \n 1\n Een onafhankelijke expertcommissie adviseert bij de beoordeling van verzoeken, aan de hand van de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid.\n \n \n 2\n De expertcommissie bestaat uit leden die deskundig zijn op één of meerdere van de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid.\n \n \n 3\n Het Stimuleringsfonds benoemt de leden van de expertcommissie.\n \n \n 4\n Het Stimuleringsfonds bepaalt het benodigde aantal leden aan de hand van het aantal verzoeken.\n \n \n 5\n Elk verzoek dat voldoet aan de randvoorwaardelijke criteria wordt door minimaal twee experts van advies voorzien.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 8\n Beslistermijn toelating tot begeleidingsprogramma\n \n Het Stimuleringsfonds beslist binnen 6 weken na verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 4, op de ingediende verzoeken voor toelating tot het begeleidingsprogramma.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Subsidieverstrekking\n \n \n Artikel\n 9\n Subsidieaanvraag\n \n \n 1\n Begeleiding is primair binnen deze regeling. Subsidie is secundair. Daarom kan subsidie alleen worden aangevraagd door deelnemers die zijn toegelaten tot het begeleidingsprogramma en met het volledige team deelnemen aan alle georganiseerde activiteiten binnen het begeleidingsprogramma.\n \n \n 2\n Op een subsidieaanvraag is artikel 3, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 3\n Een subsidieaanvraag gaat tevens vergezeld van een begroting, opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vastgesteld format. De begroting heeft een duidelijke relatie met de activiteiten die worden uitgevoerd, waarbij de begrotingsposten aan de beschrijving van de uitvoering van de activiteiten gekoppeld zijn.\n \n \n 4\n Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een subsidieaanvraag.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 10\n Termijn indiening subsidieaanvraag\n \n \n 1\n Subsidieaanvragen kunnen op maximaal zes aangewezen data worden ingediend, gedurende de gehele looptijd van het begeleidingsprogramma.\n \n \n 2\n Een eerste subsidieaanvraag kan worden ingediend wanneer de verzoeker is toegelaten tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Alle subsidieaanvragen die op de eerste subsidieverstrekking volgen, kunnen enkel worden ingediend wanneer de voorgaande subsidieverstrekking binnen het begeleidingsprogramma volgens de voorwaarden is afgesloten.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 11\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal € 750.000 beschikbaar.\n \n \n 2\n Als op grond van de beoordeling de in aanmerking komende aanvragen leiden tot overschrijding van een subsidieplafond, kan het Stimuleringsfonds op basis van de vastgestelde rangorde van de subsidieaanvragen een subsidie weigeren voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.\n \n \n 3\n Als na de subsidieverstrekking op grond van deze regeling het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet geheel is gebruikt, kan het resterende deel gereserveerd worden ter besteding aan de doelen van het Stimuleringsfonds.\n \n \n 4\n Wanneer het subsidieplafond is bereikt binnen de looptijd van de regeling, wordt er geen verdere subsidie toegekend.\n \n \n 5\n In afwijking van het derde en vierde lid kan subsidie voor een hoger bedrag dan het subsidieplafond worden verstrekt als de activiteiten naar het oordeel van het Stimuleringsfonds van uitzonderlijk belang zijn voor innovatie in de gehele persbedrijfstak.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 12\n Verdeling subsidie\n \n Het Stimuleringsfonds beslist op volgorde van binnenkomst op de subsidieaanvragen.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 13\n Beoordeling subsidieaanvragen\n \n \n 1\n Voor de beoordeling van de subsidieaanvragen zijn de artikelen 5, tweede en derde lid, en 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 2\n Toekenning van een subsidie heeft geen invloed op de beoordeling van daaropvolgende subsidieaanvragen binnen de looptijd van de regeling.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 14\n Start activiteiten\n \n \n 1\n Het begeleidingsprogramma start per 14 mei 2022.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop het begeleidingsprogramma wordt gestart. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 15\n Medewerkings- en informatieplicht\n \n \n 1\n Deelnemers zijn verplicht met het volledige team deel te nemen aan alle georganiseerde activiteiten.\n \n \n 2\n Na toelating tot het begeleidingsprogramma worden in overleg met het Stimuleringsfonds per team meetbare doelen afgesproken die binnen een sprint moeten worden behaald door het desbetreffende team.\n \n \n 3\n Deelnemers aan het begeleidingsprogramma zijn verplicht het eindresultaat van hun deelname te presenteren op een door het Stimuleringsfonds georganiseerd evenement op 24 november 2022. Het Stimuleringsfonds kan andere datum vaststellen waarop dit evenement wordt georganiseerd. Deze datum wordt gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n \n 4\n Als toelating tot het begeleidingsprogramma wordt verleend aan een natuurlijke persoon zonder inschrijving bij de Kamer van Koophandel, dan legt het Stimuleringsfonds de verplichting op dat de deelnemer voor 1 mei 2022 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Indien de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke natuurlijke personen niet in Nederland zijn gevestigd, maar wel in een Europese lidstaat, legt het Stimuleringsfonds de verplichting op dat de deelnemer voor 1 mei 2022 is ingeschreven bij het handelsregister van het vestigingsland.\n \n \n 5\n Deelnemers werken mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.\n \n \n 6\n Deelnemers doen zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot beëindiging van deelname aan het begeleidingsprogramma, dan wel tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.\n \n \n 7\n Deelnemers werken mee aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse en eindresultaten van de uitvoering van de activiteiten binnen het begeleidingsprogramma, met als doel resultaten van deelnemers onder de aandacht te brengen waardoor deze ten gunste kunnen komen van andere partijen in de sector.\n \n \n 8\n Het Stimuleringsfonds kan aan deelnemers de verplichting verbinden dat deze in zijn bekendmakingen rondom resultaten die voortvloeien uit deelname het Stimuleringsfonds vermeldt.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 16\n Aanvraag tot vaststelling\n \n \n 1\n Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend ter afsluiting van elke afzonderlijke subsidieverstrekking binnen het begeleidingsprogramma, op de daartoe door het Stimuleringsfonds vast te stellen data.\n \n \n 2\n Alle subsidieverstrekkingen moeten afgesloten zijn op uiterlijk 20 januari 2023\n \n \n 3\n Een aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag, zoals bedoeld in artikel 17. Het activiteitenverslag en het financieel verslag worden uitsluitend ingediend volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.\n \n \n 4\n De subsidie van elke subsidieverlening wordt vastgesteld op basis van het activiteitenverslag en financieel verslag.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 17\n Activiteitenverslag en financieel verslag\n \n \n 1\n Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder:\n \n \n a.\n de gerealiseerde vernieuwingen en de effecten daarvan voor:\n \n \n 1°\n het eigen bedrijf van de subsidieontvanger;\n \n \n 2°\n andere journalistieke actoren in de sector; en\n \n \n 3°\n de gebruiker.\n \n \n \n \n b.\n inzicht in de voortzetting van de activiteiten na afloop van de projectperiode.\n \n \n \n \n 2\n De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.\n \n \n 3\n Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten, vermeld in het activiteitenplan en de feitelijke realisatie.\n \n \n 4\n Het financieel verslag bevat een overzicht van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de begrote kosten in de subsidieaanvraag.\n \n \n 5\n Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de controleverklaring.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 18\n Betaling\n \n \n 1\n Bij de eerste subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot het volledig verleende subsidiebedrag uitgekeerd.\n \n \n 2\n Bij elke volgende subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot het volledig verleende subsidiebedrag uitgekeerd wanneer de subsidie van de voorgaande subsidieverlening definitief is vastgesteld.\n \n \n 3\n Indien het uitgekeerde voorschot hoger is dan de definitief vastgestelde subsidie, wordt dit verrekend met een volgende subsidie of moet dit binnen een termijn van een maand na vaststelling worden terugbetaald door de aanvrager.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 19\n Evaluatie\n \n Binnen 13 weken na de vervaldatum van de regeling evalueert het Stimuleringsfonds de uitvoering van deze regeling.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n Artikel\n 20\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 24 januari 2022 en vervalt op 20 januari 2023.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,\n \n F. van\n Exter\n \n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-202224-01-2022Stcrt. 2022, 3047, datum inwerkingtreding 03-02-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-01-2022.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046256/2022-02-03_0/xml/BWBR0046256_2022-02-03_0.xml", "content": "\n Regeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek van 24 januari 2022, nr. AC2022, tot vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling Journalistieke innovatie 20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n Regeling vaststelling tijdelijke subsidieregeling Journalistieke innovatie 20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n Gelet op artikel 8.15a van de Mediawet 2008; besluit:\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Inleidende bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Te begeleiden en te subsidiëren activiteiten en kosten\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds kan ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de journalistiek in Nederland in de eerste plaats begeleiding en in de tweede plaats subsidie verstrekken voor innovatieve projecten binnen de journalistieke media.\n \n \n 2\n Voor subsidieverstrekking komen slechts kosten van de subsidieontvanger in aanmerking die rechtstreeks verband houden met de te subsidiëren activiteiten en die gemaakt zijn na toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Het Stimuleringsfonds kan nadere richtlijnen omtrent de aard van de kosten en de activiteiten vaststellen. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 2\n De onderdelen van de regeling\n \n \n 1\n De regeling bestaat uit een begeleidingsprogramma en subsidieverstrekking.\n \n \n 2\n Het begeleidingsprogramma en de subsidieverstrekking zijn uitsluitend gericht op de ontwikkeling van een innovatieve oplossing voor een probleem in de journalistiek.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Begeleidingsprogramma\n \n \n Artikel\n 3\n Verzoek tot toelating\n \n \n 1\n Toegang tot het begeleidingsprogramma wordt op verzoek verleend.\n \n \n 2\n Ten hoogste 12 teams kunnen worden toegelaten tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Een verzoek tot toelating tot het begeleidingsprogramma kan worden ingediend door de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechts- of natuurlijke personen, die in Nederland (in het kader van deze regeling) actief (zullen) zijn en die zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dan wel deze inschrijving verkrijgen na toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 4\n Indien de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke rechts- of natuurlijke personen niet in Nederland zijn gevestigd, maar wel in een Europese lidstaat, dient de inschrijving vergezeld te gaan van een verklaring, dat de activiteiten binnen het begeleidingsprogramma zich primair richten op de journalistieke sector binnen het land Nederland (m.u.v. de bijzondere gemeenten vallend onder Caribisch Nederland). Dergelijke rechtspersonen dienen ook te zijn ingeschreven in het handelsregister van hun vestigingsland.\n \n \n 5\n Een verzoek wordt uitsluitend ingediend door middel van het invullen en ondertekenen van een door het Stimuleringsfonds vastgesteld formulier volgens de op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl vermelde instructies, en omvat in ieder geval:\n \n \n a.\n een activiteitenplan volgens een door het Stimuleringsfonds vastgesteld format;\n \n \n b.\n cv’s van alle deelnemende teamleden.\n \n \n \n \n 6\n Het activiteitenplan:\n \n \n a.\n beschrijft nauwkeurig de aard en omvang van het team dat de voorgenomen activiteiten gaat uitvoeren;\n \n \n b.\n wordt onderbouwd met een analyse van informatie op basis waarvan de verzoeker kennis over het op te lossen probleem heeft opgedaan; en\n \n \n c.\n bevat een analyse van vergelijkbare plannen en ideeën en de daarmee behaalde resultaten.\n \n \n \n \n 7\n De haalbaarheid van het activiteitenplan dient te worden beschreven in termen van:\n \n \n a.\n de samenstelling van het team dat dit activiteitenplan gaat uitvoeren;\n \n \n b.\n bewijs van het probleem dat voor de journalistieke sector wordt opgelost;\n \n \n c.\n meerwaarde voor de journalistieke sector als dit probleem wordt opgelost;\n \n \n d.\n de wijze waarop informatie over dit probleem is verkregen;\n \n \n e.\n de uitvoerbaarheid van de eventuele oplossing;\n \n \n f.\n de verkende mogelijkheden tot samenwerking met andere partijen; en\n \n \n g.\n de gevolgen voor de exploitatie en de effecten van de uitgevoerde activiteiten voor de eigen organisatie en voor andere partijen in de journalistieke sector, ook nadat de subsidieverstrekking is stopgezet.\n \n \n \n \n 8\n Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een verzoek.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 4\n Termijn indiening verzoek\n \n \n 1\n Een verzoek tot toelating van het begeleidingsprogramma kan worden ingediend tot uiterlijk 15 maart 2022.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop verzoeken uiterlijk moeten worden ingediend. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 5\n Verdeling en criteria toelating tot begeleidingsprogramma\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds beslist gelijktijdig op de verzoeken op basis van randvoorwaardelijke en inhoudelijke criteria.\n \n \n 2\n De randvoorwaardelijke criteria bestaan uit zowel:\n \n \n a.\n het journalistieke karakter, waarbij de activiteiten betrekking hebben op\n \n \n 1°\n journalistieke producten,\n \n \n 2°\n journalistieke diensten,\n \n \n 3°\n platforms om journalistieke producten of diensten te realiseren, of\n \n \n 4°\n modellen om journalistieke producten of diensten te realiseren; als ook\n \n \n \n \n b.\n het innovatieve karakter, waarbij de activiteiten vernieuwingen tot stand brengen binnen een van de vereiste vormen van het journalistieke karakter, waarbij vernieuwing kan bestaan uit:\n \n \n 1°\n nieuwe activiteiten binnen het journalistieke karakter,\n \n \n 2°\n nieuwe combinaties van activiteiten binnen het journalistieke karakter,\n \n \n 3°\n nieuwe combinaties van bestaande activiteiten binnen het journalistieke karakter, of\n \n \n 4°\n nieuwe combinaties van nieuwe met activiteiten binnen het journalistieke karakter.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De inhoudelijke criteria hebben betrekking op de haalbaarheid van het ingediende activiteitenplan en betreffen:\n \n \n a.\n het karakter van de teamsamenstelling: in hoeverre zijn de juiste competenties aanwezig om het voorgenomen activiteitenplan uit te voeren.\n \n \n b.\n het duurzame karakter van de activiteiten: in hoeverre kan het aangedragen probleem leiden tot een oplossing die zelfvoorzienend kan worden voortgezet na het subsidietraject; en\n \n \n c.\n de uitvoerbaarheid van de activiteiten: in hoeverre kan het voorgenomen activiteitenplan worden uitgevoerd binnen de termijn van en met de beschikbare middelen binnen de regeling.\n \n \n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 6\n Beoordeling verzoeken\n \n \n 1\n Het Stimuleringsfonds beoordeelt allereerst of het ingediende verzoek volledig is. Wanneer deze onvolledig blijkt te zijn, krijgt de verzoeker maximaal 3 werkdagen de tijd om deze alsnog volledig te maken. Wanneer ook dan het verzoek onvolledig is, wijst het Stimuleringsfonds het verzoek op formele gronden af.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds beoordeelt vervolgens of een verzoek voldoet aan de randvoorwaardelijke criteria van artikel 5, tweede lid. Als een verzoek niet aan deze criteria voldoet, wijst het Stimuleringsfonds het verzoek op formele gronden af.\n \n \n 3\n Voldoet het verzoek aan de randvoorwaardelijke criteria, dan kan de verzoeker worden verplicht tot een gesprek met minimaal twee leden van de expertcommissie en een werknemer van het Stimuleringsfonds. Dit gesprek vindt plaats in de week van 21 maart 2022 Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop deze gesprekken worden gevoerd. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n \n 4\n Bij beoordeling aan de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid, wijst het Stimuleringsfonds voor elk van de drie criteria een score toe van 1, 2, 3, 4 of 5 punten. Het gemiddelde van deze drie scores bepaalt de eindscore van een verzoek. Op basis van deze eindscores bepaalt het Stimuleringsfonds een rangorde. Maximaal 12 verzoekers verkrijgen hierbij toelating tot het begeleidingsprogramma.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 7\n Onafhankelijke expertcommissie\n \n \n 1\n Een onafhankelijke expertcommissie adviseert bij de beoordeling van verzoeken, aan de hand van de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid.\n \n \n 2\n De expertcommissie bestaat uit leden die deskundig zijn op één of meerdere van de inhoudelijke criteria van artikel 5, derde lid.\n \n \n 3\n Het Stimuleringsfonds benoemt de leden van de expertcommissie.\n \n \n 4\n Het Stimuleringsfonds bepaalt het benodigde aantal leden aan de hand van het aantal verzoeken.\n \n \n 5\n Elk verzoek dat voldoet aan de randvoorwaardelijke criteria wordt door minimaal twee experts van advies voorzien.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 8\n Beslistermijn toelating tot begeleidingsprogramma\n \n Het Stimuleringsfonds beslist binnen 6 weken na verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 4, op de ingediende verzoeken voor toelating tot het begeleidingsprogramma.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Subsidieverstrekking\n \n \n Artikel\n 9\n Subsidieaanvraag\n \n \n 1\n Begeleiding is primair binnen deze regeling. Subsidie is secundair. Daarom kan subsidie alleen worden aangevraagd door deelnemers die zijn toegelaten tot het begeleidingsprogramma en met het volledige team deelnemen aan alle georganiseerde activiteiten binnen het begeleidingsprogramma.\n \n \n 2\n Op een subsidieaanvraag is artikel 3, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 3\n Een subsidieaanvraag gaat tevens vergezeld van een begroting, opgesteld volgens een door het Stimuleringsfonds vastgesteld format. De begroting heeft een duidelijke relatie met de activiteiten die worden uitgevoerd, waarbij de begrotingsposten aan de beschrijving van de uitvoering van de activiteiten gekoppeld zijn.\n \n \n 4\n Het Stimuleringsfonds bevestigt binnen een week de ontvangst van een subsidieaanvraag.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 10\n Termijn indiening subsidieaanvraag\n \n \n 1\n Subsidieaanvragen kunnen op maximaal zes aangewezen data worden ingediend, gedurende de gehele looptijd van het begeleidingsprogramma.\n \n \n 2\n Een eerste subsidieaanvraag kan worden ingediend wanneer de verzoeker is toegelaten tot het begeleidingsprogramma.\n \n \n 3\n Alle subsidieaanvragen die op de eerste subsidieverstrekking volgen, kunnen enkel worden ingediend wanneer de voorgaande subsidieverstrekking binnen het begeleidingsprogramma volgens de voorwaarden is afgesloten.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 11\n Subsidieplafond\n \n \n 1\n Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal € 750.000 beschikbaar.\n \n \n 2\n Als op grond van de beoordeling de in aanmerking komende aanvragen leiden tot overschrijding van een subsidieplafond, kan het Stimuleringsfonds op basis van de vastgestelde rangorde van de subsidieaanvragen een subsidie weigeren voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.\n \n \n 3\n Als na de subsidieverstrekking op grond van deze regeling het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet geheel is gebruikt, kan het resterende deel gereserveerd worden ter besteding aan de doelen van het Stimuleringsfonds.\n \n \n 4\n Wanneer het subsidieplafond is bereikt binnen de looptijd van de regeling, wordt er geen verdere subsidie toegekend.\n \n \n 5\n In afwijking van het derde en vierde lid kan subsidie voor een hoger bedrag dan het subsidieplafond worden verstrekt als de activiteiten naar het oordeel van het Stimuleringsfonds van uitzonderlijk belang zijn voor innovatie in de gehele persbedrijfstak.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 12\n Verdeling subsidie\n \n Het Stimuleringsfonds beslist op volgorde van binnenkomst op de subsidieaanvragen.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 13\n Beoordeling subsidieaanvragen\n \n \n 1\n Voor de beoordeling van de subsidieaanvragen zijn de artikelen 5, tweede en derde lid, en 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 2\n Toekenning van een subsidie heeft geen invloed op de beoordeling van daaropvolgende subsidieaanvragen binnen de looptijd van de regeling.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 14\n Start activiteiten\n \n \n 1\n Het begeleidingsprogramma start per 14 mei 2022.\n \n \n 2\n Het Stimuleringsfonds kan andere data vaststellen waarop het begeleidingsprogramma wordt gestart. Deze data worden gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 15\n Medewerkings- en informatieplicht\n \n \n 1\n Deelnemers zijn verplicht met het volledige team deel te nemen aan alle georganiseerde activiteiten.\n \n \n 2\n Na toelating tot het begeleidingsprogramma worden in overleg met het Stimuleringsfonds per team meetbare doelen afgesproken die binnen een sprint moeten worden behaald door het desbetreffende team.\n \n \n 3\n Deelnemers aan het begeleidingsprogramma zijn verplicht het eindresultaat van hun deelname te presenteren op een door het Stimuleringsfonds georganiseerd evenement op 24 november 2022. Het Stimuleringsfonds kan andere datum vaststellen waarop dit evenement wordt georganiseerd. Deze datum wordt gepubliceerd op de website van het Stimuleringsfonds www.svdj.nl.\n \n \n 4\n Als toelating tot het begeleidingsprogramma wordt verleend aan een natuurlijke persoon zonder inschrijving bij de Kamer van Koophandel, dan legt het Stimuleringsfonds de verplichting op dat de deelnemer voor 1 mei 2022 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Indien de voor de desbetreffende activiteiten verantwoordelijke natuurlijke personen niet in Nederland zijn gevestigd, maar wel in een Europese lidstaat, legt het Stimuleringsfonds de verplichting op dat de deelnemer voor 1 mei 2022 is ingeschreven bij het handelsregister van het vestigingsland.\n \n \n 5\n Deelnemers werken mee aan door of namens het Stimuleringsfonds ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn het Stimuleringsfonds inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens het Stimuleringsfonds te voeren beleid.\n \n \n 6\n Deelnemers doen zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het Stimuleringsfonds van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot beëindiging van deelname aan het begeleidingsprogramma, dan wel tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.\n \n \n 7\n Deelnemers werken mee aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse en eindresultaten van de uitvoering van de activiteiten binnen het begeleidingsprogramma, met als doel resultaten van deelnemers onder de aandacht te brengen waardoor deze ten gunste kunnen komen van andere partijen in de sector.\n \n \n 8\n Het Stimuleringsfonds kan aan deelnemers de verplichting verbinden dat deze in zijn bekendmakingen rondom resultaten die voortvloeien uit deelname het Stimuleringsfonds vermeldt.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 16\n Aanvraag tot vaststelling\n \n \n 1\n Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend ter afsluiting van elke afzonderlijke subsidieverstrekking binnen het begeleidingsprogramma, op de daartoe door het Stimuleringsfonds vast te stellen data.\n \n \n 2\n Alle subsidieverstrekkingen moeten afgesloten zijn op uiterlijk 20 januari 2023\n \n \n 3\n Een aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag, zoals bedoeld in artikel 17. Het activiteitenverslag en het financieel verslag worden uitsluitend ingediend volgens een door het Stimuleringsfonds vast te stellen format.\n \n \n 4\n De subsidie van elke subsidieverlening wordt vastgesteld op basis van het activiteitenverslag en financieel verslag.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 17\n Activiteitenverslag en financieel verslag\n \n \n 1\n Het activiteitenverslag bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, in het bijzonder:\n \n \n a.\n de gerealiseerde vernieuwingen en de effecten daarvan voor:\n \n \n 1°\n het eigen bedrijf van de subsidieontvanger;\n \n \n 2°\n andere journalistieke actoren in de sector; en\n \n \n 3°\n de gebruiker.\n \n \n \n \n b.\n inzicht in de voortzetting van de activiteiten na afloop van de projectperiode.\n \n \n \n \n 2\n De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.\n \n \n 3\n Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten, vermeld in het activiteitenplan en de feitelijke realisatie.\n \n \n 4\n Het financieel verslag bevat een overzicht van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de begrote kosten in de subsidieaanvraag.\n \n \n 5\n Het Stimuleringsfonds kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van het financieel verslag en de controleverklaring.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 18\n Betaling\n \n \n 1\n Bij de eerste subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot het volledig verleende subsidiebedrag uitgekeerd.\n \n \n 2\n Bij elke volgende subsidieverlening wordt bij wijze van voorschot het volledig verleende subsidiebedrag uitgekeerd wanneer de subsidie van de voorgaande subsidieverlening definitief is vastgesteld.\n \n \n 3\n Indien het uitgekeerde voorschot hoger is dan de definitief vastgestelde subsidie, wordt dit verrekend met een volgende subsidie of moet dit binnen een termijn van een maand na vaststelling worden terugbetaald door de aanvrager.\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 19\n Evaluatie\n \n Binnen 13 weken na de vervaldatum van de regeling evalueert het Stimuleringsfonds de uitvoering van deze regeling.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n Artikel\n 20\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 24 januari 2022 en vervalt op 20 januari 2023.\n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-20222022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De voorzitter van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek,\n \n F. van\n Exter\n \n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022\n \n2022304701-02-202224-01-2022AC20222022304701-02-202224-01-2022AC202203-02-202224-01-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046256/manifest.xml", "content": "2022-02-032023-01-202022-01-24tot-en-met2022-02-04T06:28:58+01:002022-02-04T06:28:58+01:00BWBR0046256.WTI2022-01-242022-02-022022-02-039999-12-312022-02-04T06:29:07+01:002022-02-04T06:29:07+01:0011320642a22347798c7090f75c304d78dec6c8b24e7ad5518a397471021e6f0db17e57a91916c17aa5808b92e469858d4aef9d0f8c93087d448a0f268b31ac28381d2b2022-02-032023-01-192022-02-039999-12-312022-02-04T06:29:07+01:002023-01-20T06:10:01+01:0099071627131235938e9b32356c7ae1dab36f6f0976872e1f32e24184c255f8523d57ba5dd254a830057af81cc10fe7561597656b14987c219797a8b0bf8ab4f91d1d9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046257/2022-02-01_0/xml/BWBR0046257_2022-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2021 houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en het Besluit bescherming koopvaardij (Regeling bescherming koopvaardij)2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n Regeling bescherming koopvaardij2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 4, vierde lid, 6, eerste, derde en vierde lid, 8, 11, vijfde lid, 12, eerste en derde lid, 13, vijfde en zesde lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en de artikelen 2.2, zesde lid, 2.4, vijfde lid, 3.2, tweede lid, 5.4, derde lid, 5.5, derde lid, onder c, en vierde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, vierde lid, 5.8, derde lid, 5.9, derde lid, 5.10, derde lid, 5.13, tweede lid, 6.1, tweede lid, van het Besluit bescherming koopvaardij,\n \n \n Besluit:\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Hoofstuk\n 1\n Algemene bepalingen \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wort verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Besluit:\n Besluit bescherming koopvaardij;\n \n \n b.\n \n geneeskundige verklaring: geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n c.\n \n Inspectie: Inspectie Leefomgeving en Transport;\n \n \n d.\n \n Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n e.\n \n toezichthoudende ambtenaren: ambtenaren van de Inspectie die krachtens artikel 16, eerste lid, van de wet zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet;\n \n \n f.\n \n vervoerskoffer: met een slot af te sluiten bewaarplaats van de toegestane geweldsmiddelen;\n \n \n g.\n \n wapenkluis: met een slot af te sluiten opslagplaats van de vervoerskoffers met aangewezen geweldsmiddelen op het schip als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De toestemming voor de inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 2\n (toestemmingsaanvraag)\n \n Bij de aanvraag om toestemming als bedoeld in artikel 4 van de wet wordt ten behoeve van het verstrekken van gegevens en daarbij over te leggen bescheiden gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 1.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 3\n (beschermingsmaatregelen)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder waarborgt in ieder geval de beschikbaarheid van de volgende beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n verrekijkers voor het team op de brug;\n \n \n b.\n schijnwerpers;\n \n \n c.\n harmonica-scheermesdraad;\n \n \n d.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de bemanning en passagiers en de machinekamers en;\n \n \n e.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot versterking van ramen en patrijspoorten.\n \n \n \n \n 2\n De kapitein treft voorafgaand aan de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de aanwijzing van een veilige verzamelplaats of schuilplaats voor de zeevarenden en passagiers aan boord van het schip;\n \n \n b.\n het aanbrengen op daartoe aangewezen plaatsen van harmonica-scheermesdraad;\n \n \n c.\n de bevestiging van water- of schuimspuiten bij mogelijke toegangspunten aan dek;\n \n \n d.\n het voorbereiden van de bemanning door oefeningen die gericht zijn op bescherming tegen piraterij;\n \n \n e.\n de vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de zeevarenden en passagiers, alsmede de machinekamers;\n \n \n f.\n de versterking van grote ramen en patrijspoorten, die deze versterking behoeven en\n \n \n g.\n de bescherming van uitrusting en apparatuur van het schip tegen gebruik door derden.\n \n \n \n \n 3\n De kapitein past tijdens de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen toe, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de inzet van één of meer uitkijkposten met geïnstrueerde bemanningsleden;\n \n \n b.\n het gebruik van verrekijkers door het team op de brug en\n \n \n c.\n het beschikbaar hebben van schijnwerpers voor onmiddellijk gebruik.\n \n \n \n \n 4\n Indien het wegens bijzondere omstandigheden niet mogelijk is om één of meer van de maatregelen als bedoeld in lid 1 tot en met 3 te treffen, doet de scheepsbeheerder daarvan met redenen omkleed melding op het formulier als bedoeld in artikel 2, zo mogelijk met vermelding van alternatieve maatregelen die worden getroffen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n De inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 4\n (wapenkluis en vervoerskoffers)\n \n \n 1\n De wapenkluis is slechts toegankelijk voor de kapitein, of met diens expliciete toestemming, de teamleider of een andere door de kapitein aangewezen functionaris.\n \n \n 2\n De kapitein voert een registratie van personen die toegang hebben tot de wapenkluis.\n \n \n 3\n Het openen van een vervoerskoffer en de uitgifte van geweldsmiddelen vereisen expliciete toestemming van de kapitein.\n \n \n 4\n Aan boord van het schip wordt een vervoerskoffer alleen geopend door de teamleider of diens plaatsvervanger.\n \n \n 5\n De vuurwapens die in een vervoerskoffer worden bewaard, zijn niet geladen met munitie. De munitie wordt afzonderlijk in een vervoerskoffer opgeslagen.\n \n \n 6\n De teamleider registreert dagelijks het merk, type, serienummer en de hoeveelheid van de geweldsmiddelen die in iedere vervoerskoffer aanwezig zijn. De kapitein ziet erop toe dat de registratie wordt uitgevoerd en ondertekent daartoe, tezamen met de teamleider deze registratie.\n \n \n 7\n Twee uur voor het bereiken van het risicogebied brengt de teamleider na overleg met de kapitein de vervoerskoffers naar de brug.\n \n \n 8\n De geweldsmiddelen, die niet worden gebruikt tijdens de doorvaart door het risicogebied, worden bewaard in een vervoerskoffer op de brug. De vervoerskoffers zijn tijdens de doorvaart niet afgesloten en staan onder toezicht van het dienstdoende en gewapende lid van het beveiligingsteam op de brug.\n \n \n 9\n Uiterlijk twee uur na het vertrek uit het risicogebied plaatst de teamleider de vervoerskoffers met geweldsmiddelen terug in de wapenkluis.\n \n \n 10\n De teamleider ziet erop toe dat de vuurwapens regelmatig worden onderhouden en adequaat werken overeenkomstig de instructies van de vergunninghouder.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 5\n (helmcamera en microfoon)\n \n \n 1\n Een ieder die deel uitmaakt van het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt gebruik van een helmcamera met microfoon om beeld- en geluidsopnames te maken als bedoeld in lid, artikel 11, tweede van de wet.\n \n \n 2\n Voor de helmcamera’s geldt dat zij:\n \n \n a.\n beeldopnamen maken van tenminste HD-kwaliteit (1280 x 720);\n \n \n b.\n beeldopnamen maken van tenminste 30 frames per seconde;\n \n \n c.\n voorzien zijn van videostabilisatie;\n \n \n d.\n de tijd en datum toevoegen aan de beeldopnamen;\n \n \n e.\n over een ingebouwde microfoon beschikken;\n \n \n f.\n beeldopnamen en geluidsopnamen gesynchroniseerd opnemen;\n \n \n g.\n beschikken over een batterijduur van ten minste zes uur.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 6\n (embarkatie, rapportage, melding aangewend geweld)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder verstrekt de kapitein de informatie, bedoeld in artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, ten minste vier uren voor embarkatie van het beveiligingsteam, de geweldsmiddelen en de apparatuur.\n \n \n 2\n Bij de uitvoering van de vergewisplicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet en artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, wordt door de kapitein en de teamleider gebruik gemaakt van de model-formulieren, zoals opgenomen in bijlage 2, respectievelijk bijlage 3. De kapitein zendt de door de kapitein en de teamleider ingevulde formulieren terstond na embarkatie ter informatie toe aan de Kustwacht en de Inspectie.\n \n \n 3\n Bij de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, wordt door de kapitein en door de teamleider van het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 4, respectievelijk bijlage 5. De formulieren, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze rapportages. De kapitein en de teamleider zenden de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet uiterlijk 48 uur na afloop van de debarkatie van het beveiligingsteam aan de Inspectie.\n \n \n 4\n Bij de melding aan het openbaar ministerie, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet, wordt door de kapitein gebruik gemaakt van de meldingsformulieren, zoals opgenomen in bijlage 6.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De vergunning\n \n \n Artikel\n 7\n (vergunningaanvraag)\n \n \n 1\n De Inspectie hanteert een model-formulier ten behoeve van het verstrekken van gegevens ten behoeve van het aanvragen van een vergunning. De aanvrager voegt de op het aanvraagformulier vermelde bescheiden en bewijsstukken toe als bijlagen bij de aanvraag.\n \n \n 2\n Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanwezigheid van bescheiden en bewijsstukken getoetst aan de eisen opgenomen in de artikelen 9 tot en met 15.\n \n \n 3\n Na ontvangst aanvraag bescheiden en bewijsstukken kan de Inspectie, alvorens een besluit te nemen naar aanleiding van de vergunningaanvraag, een audit verrichten op de vestigingslocatie van de aanvrager.\n \n \n 4\n Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het waarborgen van:\n \n \n a.\n een goed samenspel en goede communicatie met overheidsinstellingen;\n \n \n b.\n de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n c.\n de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de vergunninghouder;\n \n \n d.\n de kwaliteit van de te leveren maritieme beveiliging.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 8\n (leges)\n \n \n 1\n De leges voor de afdoening van een aanvraag van een vergunning bedragen in totaal € 17.220,–. Voor de initiële afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 7.220,–. Voor de finale afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 10.000,–.\n \n \n 2\n De leges voor de afdoening van een aanvraag tot verlenging van een vergunning bedragen € 14.190,–.\n \n \n 3\n De leges voor de afdoening van de overgang van een vergunning op een derde, bedoeld in artikel 4.5 van het Besluit bedragen € 17.220,–.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wettelijke eisen vergunning\n \n \n Paragraaf\n 5.1\n Eisen aan de onderneming\n \n \n Artikel\n 9\n (continuïteit van de onderneming)\n \n \n 1\n De continuïteit van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht redelijkerwijs te zijn gewaarborgd indien het bedrijf beschikt over:\n \n \n a.\n een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van maximaal zes maanden oud of een gelijkwaardig document uit een andere lidstaat van de Europese Unie;\n \n \n b.\n een aansprakelijkheidsverzekering van het maritiem beveiligingsbedrijf tot dekking van de risico’s waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven;\n \n \n c.\n een accountantsverklaring van maximaal zes maanden oud, die inhoudt dat het bedrijf niet in staat van faillissement verkeert, aan het bedrijf geen surseance van betaling is verleend, geen beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van het maritiem beveiligingsbedrijf of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen;\n \n \n d.\n een overzicht van belangrijke leveranciers.\n \n \n \n \n 2\n De verzekering, bedoeld in het eerste lid, onder b, omvat in ieder geval een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, algemene aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. De verzekering dekt de aansprakelijkheid van het bedrijf voor ten minste € 2.500.000 per schadegeval voor letselschade en ten minste € 750.000 per schadegeval voor zaakschade waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 10\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De betrouwbaarheid van het bedrijf en van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen worden geacht te zijn gewaarborgd indien:\n \n \n a.\n gelet op de voornemens en antecedenten van hen naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde regels;\n \n \n b.\n deze bij de aanvraag van een vergunning beschikken over een verklaring omtrent gedrag, of, indien betrokkene een niet-ingezetene is van Nederland, een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of een gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waar hij woonachtig is, dat niet ouder is dan zes maanden;\n \n \n c.\n deze personen niet onder curatele staan;\n \n \n d.\n deze niet gelieerd zijn aan nationale overheden;\n \n \n e.\n het bedrijf de op aantoonbare wijze de uitgangspunten van de International Code of Conduct Association onderschrijft;\n \n \n f.\n redelijkerwijs aangenomen mag worden dat gehandeld zal worden in overeenstemming met hetgeen van een goede beveiligingsorganisatie in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3, tweede lid, van het Besluit wordt, in het geval het maritiem beveiligingsbedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging niet in Nederland heeft, bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bedrijf, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, mede betrokken de vergunning of erkenning van de bevoegde autoriteiten van het land waar het bedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.\n \n \n 3\n De Minister neemt bij zijn beoordeling bedoeld in artikel 5.5, derde lid, onderdeel c, van het Besluit, de verklaring omtrent het gedrag, dan wel het uittreksel justitiële documentatie in aanmerking.\n \n \n 4\n De betrouwbaarheid van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht niet te zijn gewaarborgd indien het bedrijf, of de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, onherroepelijk zijn veroordeeld voor misdrijven genoemd in titel XVIII, titel XIX, titel XX, XXIII tot en met XXVI en titel XXIX van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 11\n (bedrijfsvoering)\n \n \n 1\n De bedrijfsvoering van het maritiem beveiligingsbedrijf is zodanig ingericht dat het bedrijf in ieder geval beschikt over:\n \n \n a.\n een personeelsadministratie, daarbij inbegrepen een registratie van het particulier maritiem beveiligingspersoneel en van de bewijzen van hun betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en geoefendheid, medische geschiktheid en beheersing van de Engelse taal;\n \n \n b.\n relevante beleidsdocumenten, werkinstructies en overzichten, als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid;\n \n \n c.\n een functionaris die belast is met de verantwoordelijkheid voor de naleving van wettelijke voorschriften en het daarop betrekking hebbende risicomanagement;\n \n \n d.\n continue toegang tot en beschikbaarheid van maritiem juridisch advies.\n \n \n \n \n 2\n Beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n ethisch beleid;\n \n \n b.\n algemeen veiligheidsbeleid;\n \n \n c.\n arbeidsomstandighedenbeleid, in het bijzonder gezondheids- en veiligheidsbeleid;\n \n \n d.\n beleid inzake de werving, selectie en training van maritieme beveiligers;\n \n \n e.\n beleid met betrekking tot wapens, daarbij inbegrepen de opslag, het onderhoud en de vernietiging;\n \n \n f.\n beleid inzake interne en externe communicatie;\n \n \n g.\n beleid inzake klachtafhandeling;\n \n \n h.\n klokkenluidersregeling;\n \n \n i.\n risicoanalyse;\n \n \n j.\n mensenrechten;\n \n \n k.\n crisismanagement;\n \n \n l.\n de uitvoer van strategische goederen, daarbij inbegrepen exportcontrole certificaten.\n \n \n \n \n 3\n Werkinstructies als bedoeld in het eerste lid, onder b betreffen in ieder geval instructies inzake\n \n \n a.\n het uitvoeren van een te beveiligen transport, daarbij inbegrepen de communicatie en rapportage tijdens de doorvaart;\n \n \n b.\n de inzet van maritieme beveiligers tijdens een transport;\n \n \n c.\n het levensreddend optreden aan boord (lifesaving rules);\n \n \n d.\n het gebruik van geweldsbevoegdheden;\n \n \n e.\n de procedure voor het inschieten van een persoonlijk wapen;\n \n \n f.\n het gebruik van floating armouries;\n \n \n g.\n het gebruik van camera’s en microfoons;\n \n \n h.\n het gebruik van handboeien.\n \n \n \n \n 4\n Overzichten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n trainingen, daarbij inbegrepen herhalingstrainingen, van de particuliere maritieme beveiligers;\n \n \n b.\n wapenvergunningen en\n \n \n c.\n onderhoudsplannen.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 12\n (intern toezicht)\n \n Het intern toezicht van het maritiem beveiligingsbedrijf voorziet schriftelijk aantoonbaar in:\n \n \n a.\n kwaliteitsbeleid;\n \n \n b.\n beleid gericht op het proces van continue verbetering;\n \n \n c.\n management reviews;\n \n \n d.\n interne auditing;\n \n \n e.\n beleid inzake rapportage van incidenten en afhandeling;\n \n \n f.\n documentcontrole.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Paragraaf\n 5.2\n Eisen aan de beveiligers\n \n \n Artikel\n 13\n (verlening inzage)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf verleent de Inspectie ten behoeve van de afdoening van de vergunningaanvraag en desgevraagd na verlening van een vergunning inzage in de bewijzen dat de maritieme beveiligers voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, medische geschiktheid, vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 14\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De maritieme beveiligers beschikken over een verklaring omtrent gedrag dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n \n 2\n Indien een maritieme beveiliger niet-ingezetene is van Nederland beschikt hij ten minste over een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waarvan hij ingezetene is, dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 15\n (geneeskundige verklaring)\n \n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt te allen tijde over:\n \n \n a.\n een Nederlandstalige of Engelstalige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die inhoudt dat gedurende de tewerkstelling geen drugs of alcohol wordt gebruikt door het lid van het beveiligingsteam.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 16\n (vakbekwaamheid en geoefendheid)\n \n \n 1\n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt over:\n \n \n a.\n ten minste vier jaar operationele dienstervaring in een militaire – of politie-organisatie, waarna eervol ontslag is verleend;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige maritime security operators-certificaat of gelijkwaardig certificaat van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden dat niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n c.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het omgaan met semi-automatische vuurwapens in maritieme omstandigheden die niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n d.\n een eigen Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die niet ouder is dan twaalf maanden welke inhoudt dat hij bekend is met de fundamentele rechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het bepaalde bij of krachtens de wet, in het bijzonder de geweldsinstructie, en over de vakbekwaamheid en geoefendheid beschikt in het gebruik van camera’s en microfoons en in het gebruik van handboeien en\n \n \n e.\n een Nederlandstalig of Engelstalig certificaat van beheersing van de Engelse taal;\n \n \n \n \n 2\n Het certificaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dient te zijn afgegeven door een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven en die de vakbekwaamheid en geoefendheid verzorgt overeenkomstig de normdocumenten 9001:2015, 28000:2007 en 28007:2015 van de International Organization for Standardization.\n \n \n 3\n Het lid van het beveiligingsteam dat als team medic wordt aangewezen heeft ten minste een cursus First Person On Scene Intermediate met goed gevolg afgelegd bij een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Operationele eisen\n \n \n Artikel\n 17\n (teamleider)\n \n \n 1\n Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 6, 9, 11 en 12 van de wet is bepaald heeft de teamleider tot taak:\n \n \n a.\n het uitoefenen van de operationele leiding over de overige leden van het beveiligingsteam bij de uitvoering van de maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n het uitoefenen van het toezicht op en de controle over de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n c.\n het fungeren als tussenpersoon tussen het beveiligingsteam en de kapitein;\n \n \n d.\n het fungeren als tussenpersoon tussen de vergunninghouder en de kapitein;\n \n \n e.\n het verstrekken van een opdrachtafhankelijke procedurehandleiding aan de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n f.\n het adviseren van de kapitein over te treffen veiligheidsmaatregelen aan boord van het schip die niet het gebruik van geweldsmiddelen betreffen;\n \n \n g.\n het functioneel beheer van de geweldsmiddelen en de uitrusting van het beveiligingsteam;\n \n \n h.\n het toezien op het juiste gebruik en het functioneren van de camera en microfoon door het particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n i.\n het leidinggeven aan het gezamenlijk oefenen van het beveiligingsteam met de bemanning van de maritieme beveiligingswerkzaamheden gericht op de bescherming tegen piraterij indien de kapitein daartoe de opdracht geeft;\n \n \n j.\n het toezien op de veiligheid, het welzijn en het gedrag van de overige leden van het beveiligingsteam.\n \n \n \n \n 2\n De teamleider verricht voorafgaand aan het embarkeren in ieder geval de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het informeren van de overige leden van het beveiligingsteam over de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n b.\n het laten ondertekenen van de overige leden van het beveiligingsteam van een verklaring waaruit blijkt dat de leden van het beveiligingsteam op de hoogte zijn van de inhoud van de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n c.\n de controle op de geweldsmiddelen en uitrusting van de leden van het beveiligingsteam;\n \n \n d.\n het verrichten van een oefening van het beveiligingsteam, in het bijzonder in het gebruik van geweldsmiddelen en\n \n \n e.\n het aanwijzen van een lid van het beveiligingsteam als team medic.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Bestuursrechtelijke handhaving en boetes\n \n \n Artikel\n 18\n (bestuurlijke boete vergunninghouder)\n \n \n 1\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 15 van de wet of artikelen 3.1, 3.3, derde lid, 4.5, 5.2, 5.5 tot en met 5.14 van het Besluit kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 2\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 6, derde lid, van de wet jo. artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 3\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van de op grond van artikel 13, vierde lid, van de wet aan de vergunning verbonden voorschriften kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 19\n (bestuurlijke boete scheepsbeheerder)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de scheepsbeheerder voor een overtreding van artikel 6, eerste lid van de wet en artikel 6, derde lid, van de wet jo artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 20\n (bestuurlijke boete kapitein)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de kapitein voor een overtreding van de artikelen 6, eerste en vierde lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet en artikel 6, tweede lid jo artikel 2.4 van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 21\n (bestuurlijke boete teamleider)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de teamleider voor een overtreding van artikelen 6, tweede lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 22\n (matiging boete)\n \n \n 1\n Onverminderd de artikelen 3:4, 5.41 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houden de toezichthoudende ambtenaren bij het vaststellen van een bestuurlijke boete in ieder geval rekening met de volgende omstandigheden, voor zover die van toepassing zijn:\n \n \n a.\n de ernst en de duur van de overtreding;\n \n \n b.\n de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;\n \n \n c.\n de afwezigheid van eerdere overtredingen van de overtreder van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n d.\n de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;\n \n \n e.\n de maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.\n \n \n \n \n 2\n De toezichthoudende ambtenaren verlagen het boetebedrag met een evenredig percentage indien de omstandigheden, genoemd in het eerste lid, een dergelijke verlaging rechtvaardigen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Bescherming persoonsgegevens en verwerking gegevens\n \n \n Artikel\n 23\n (bewaartermijn)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder, het maritiem beveiligingsbedrijf, de kapitein en de teamleider zijn gerechtigd de beeld- en geluidsopnames in te zien respectievelijk te beluisteren.\n \n \n 2\n De bestanden met beeld- en geluidsopnamen worden door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel vernietigd nadat deze tezamen met de rapportages, bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, van de wet aan de Minister, respectievelijk het openbaar ministerie zijn verzonden, maar uiterlijk binnen 28 dagen na het verlaten van het risicogebied.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, kunnen de bestanden met beeld- en geluidsopnamen langer worden bewaard door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel indien dat noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 24\n (privacyverklaring)\n \n \n 1\n De toezichthoudende ambtenaren maken met betrekking tot de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de wet, in een privacyverklaring kenbaar:\n \n \n a.\n hoe de rechten kunnen worden uitgeoefend tot inzage en correctie van persoonsgegevens;\n \n \n b.\n met welke partijen en onder welke voorwaarden persoonsgegevens worden gedeeld;\n \n \n c.\n welke maatregelen zijn getroffen om misbruik, verlies, onbevoegde toegang, ongewenste openbaarmaking en ongeoorloofde wijziging van persoonsgegevens tegen te gaan.\n \n \n \n \n 2\n De privacyverklaring wordt op de website van de Inspectie geplaatst.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 25\n (inwerkingtreding)\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet ter Bescherming Koopvaardij in werking treedt.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 26\n (citeertitel)\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bescherming koopvaardij.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 1\n Permission application form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n To be completed by the shipping company for Dutch flagged vessels with registration in the Netherlands only. For VPD-protection of vessels with registration in Curaçao please contact Maritime Authority Curaçao.\n This application must be submitted to the Coast Guard Centre (ccc@kustwacht.nl).\n The statutory timeframe in which the Coast Guard must make its decision on an application for armed private security will start once it receives parts 1 to 4 of this form, fully completed.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Coast Guard use only: \n \n \n \n \n \n Contact: KWC/ Coast Guard Centre:\n \n \n MIK-NL Maritime Intelligence Centre\n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n 0223 542 300 / 0223 658 358 / ccc@kustwacht.nl/MIK-NL@kustwacht.nl\n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Kwc dossierno.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Urgency:\n \n \n Immediate response by Coast Guard within 24 hours preferred?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 1 – GENERAL INFORMATION\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 1\n \n \n Company name\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n Adress\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n Areal code / city\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n Name of contact person(s)\n \n \n \n \n \n \n 5\n \n \n Email\n \n \n \n \n \n \n 6\n \n \n Telephone\n \n \n \n \n \n \n 7\n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n 8\n \n \n Registration Dutch flag:\n \n \n Yes / No\n \n \n If ‘No’ please cancel this request. This procedure is only applicable in case of Dutch flagged vessels.\n \n \n \n \n 9\n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n 10\n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n 11\n \n \n Type of ship\n \n \n \n E.g. tanker, dry cargo, passenger ship, RoRo, other\n \n \n \n \n 12\n \n \n Photo of a side view of the ship\n \n \n \n Please attach photo\n \n \n \n \n 13\n \n \n Number of crew members\n \n \n \n \n \n \n 14\n \n \n Attach copy of ship’s general plan\n \n \n \n \n \n \n 15\n \n \n Attach an accommodation plan\n \n \n \n \n \n \n 16\n \n \n Cargo specifications\n \n \n \n \n \n \n 17\n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n 18\n \n \n Last port of departure before HRA\n \n \n \n \n \n \n 19\n \n \n First port of arrival after HRA\n \n \n \n \n \n \n 20\n \n \n Intended route\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 2 – INITIAL RISK ANALYSIS OF THE TRANSPORT to be completed by the company security officer\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 21\n \n \n Tonnage (DWT)\n \n \n \n \n \n \n 22\n \n \n Free board on high risk area passage (metres/decimetres)\n \n \n \n \n \n \n 23\n \n \n Maximum speed\n \n \n \n \n \n \n 24\n \n \n Cruising speed during transport\n \n \n \n \n \n \n 25\n \n \n Estimated total time expected to be in the High Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 26\n \n \n Manoeuvrability of the ship\n \n \n \n Good / average / fairly poor / poor\n \n \n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n \n 27\n \n \n Weather sensitivity of the ship\n \n \n Very sensitive / sensitive / less sensitive / not sensitive\n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n 28\n \n \n Insured value cargo\n \n \n \n \n \n \n 29\n \n \n Insured value ship\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Initial risk analysis prior to application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Severe injury / kidnap incident\n \n \n 5. Fatalities / Multiple severe injuries / Hijack of vessel\n \n \n \n \n Frequency:\n \n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the markings is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 3 – SECURITY MEASURES / BMP5 IMPLEMENTATION\n \n \n to be completed by the Company Security Officer\n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory BMP5 measures according to Article 3 of the Merchant Shipping Protection Regulation:\n \n \n \n \n Confirmation\n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n Binoculars for the team on the bridge\n \n \n \n \n \n \n 31\n \n \n Search lights to check the surroundings of the ship\n \n \n \n \n \n \n 32\n \n \n Razor wire\n \n \n \n \n \n \n 33\n \n \n Locking access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms\n \n \n \n \n \n \n 34\n \n \n Reinforcing large windows and portholes with bars or cover plates\n \n \n \n \n \n \n 35\n \n \n Designating crew muster point or safe room with means of communication with the outside world, such as VHF and/or INMARSAT\n \n \n \n \n \n \n 36\n \n \n Mounting water or foam sprayers\n \n \n \n \n \n \n 37\n \n \n Preparing the crew through anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n 38\n \n \n Protecting the ship’s equipment and machinery from third-party use\n \n \n \n \n \n \n 39\n \n \n Deploying fully trained crew members to one or more lookout posts, including the use of the bridge\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other:\n \n \n \n \n \n \n \n 40\n \n \n CCTV enabled?\n \n \n \n \n \n \n 41\n \n \n Lifts taken out of service?\n \n \n \n \n \n \n 42\n \n \n Other protective measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n OTHER CONSIDERATIONS\n \n \n \n \n \n \n Have the following been considered:\n \n \n Yes/No\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 43\n \n \n Taking a different route?\n \n \n \n \n \n \n 44\n \n \n Sailing in convoy?\n \n \n \n \n \n \n 45\n \n \n Hiring unarmed security personnel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Private armed maritime security preferred above VPD security?\n \n → Go to Part 4 (and skip Part 5)\n \n VPD security preferred above private armed maritime security?\n \n → Go to Part 5 (and skip Part 4)\n \n If in doubt about whether to seek permission for armed private maritime security, complete 4 and 5.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 4 – Armed private security\n \n \n PMSC QUOTES AND DISTANCE OF DETOUR FOR VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 46\n \n \n Quoted price PMSC 1 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 47\n \n \n Quoted price PMSC 2 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 48\n \n \n Quoted price PMSC 3 (total price)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n DETAILS OF PROPOSED PMSC\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 49\n \n \n Name of proposed PMSC / permit holder\n \n \n \n \n \n \n 50\n \n \n ILT permit number of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 51\n \n \n Address / contact details of PMSC/permit holder\n \n \n \n \n \n \n 52\n \n \n Size of envisaged security team\n \n \n \n \n \n \n 53\n \n \n Email address of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 54\n \n \n Proposed embarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 55\n \n \n Proposed disembarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 56\n \n \n Detour distance for VPD embarkation if known\n \n \n \n Total distance for embarkation and disembarkation\n \n \n \n \n 57\n \n \n Further details of detours\n \n \n \n Additional port calls?\n Time lost?\n Additional costs?\n \n \n \n \n 58\n \n \n Storage of arms and ammunition on board if the ship sails outside of the high-risk area\n \n \n \n \n \n \n 59\n \n \n PMSC included in SSP?\n \n \n \n Yes /No\n \n \n \n \n 60\n \n \n Email address / telephone number of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 5 – Request for Vessel Protection Detachment from Ministry of Defence\n \n \n \n \n \n \n Residual risk assessment after application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Serious injury / abduction\n \n \n 5. Fatalities / Multiple serious injuries / Hijacking of ship\n \n \n \n Frequency:\n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter in the risk area according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the marks is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n REGARDING THE VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n Question\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n 61\n \n \n Name and function of contact person for the Ministry of Defence on this voyage\n \n \n \n \n \n \n 62\n \n \n What is the ‘minimum safe manning’ number on board?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 63\n \n \n Maximum crew according to certificates?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 64\n \n \n Extra accommodation available?\n \n \n \n \n \n \n 65\n \n \n How many additional berths are available?\n \n \n \n \n \n \n 66\n \n \n Description of medical facilities on board\n \n \n \n \n \n \n 67\n \n \n Description of the ship’s antenna plan (for possible helicopter operations)\n \n \n \n \n \n \n 68\n \n \n Contact details of your shipping agents in embarkation and disembarkation ports\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name and position\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 2\n Embarkation Form – ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Name of master\n \n \n \n \n \n \n Place and date of embarkation of security team\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE SECURITY TEAM MEMBERS\n \n \n If possible attach crew list with the following information:\n \n Name of maritime security guard\n Date of birth\n Address\n Nationality\n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n Do the weapons match the statement from the ship manager and PMSC?\n \n \n Yes/No\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HELMET CAMERAS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of the helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n Number of helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HAND CUFFS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Hand cuffs available?\n \n \n \n \n \n \n Number of hand cuffs\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n THE SHIP MASTER DECLARES THAT:\n \n \n \n \n \n \n Yes\n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Outside the high risk area, the weapons will be stored in the weapons locker in accordance with art. 3.2 BBK\n \n \n \n \n \n \n An immediate report will be made to the Dutch Public Prosecutor’s Office concerning any incident at sea involving the use of force and I will also inform the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate.\n \n \n \n \n \n \n a report will be made to the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate about where and when the armed security team disembarks within 48 hours after disembarkment.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 3\n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n Proposed IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Expected Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Expected Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n Ship condition:\n Loaded/In ballast\n \n \n \n \n \n \n At anchor/Moored in port\n \n \n \n \n \n \n Summer deadweight:\n \n \n ......... tonnes\n \n \n \n \n \n Planned boat speed through HRA\n \n \n ......... knots\n \n \n \n \n \n Lowest freeboard with load: (lowest deck)\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n Freeboard at summer draught:\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE TEAM MEMBERS\n \n \n \n \n \n Team member\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name\n \n \n \n \n \n \n Date of birth\n \n \n \n \n \n \n Address\n \n \n \n \n \n \n Nationality\n \n \n \n \n \n \n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon embarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Hand cuffs available? Y/N\n \n \n \n \n \n \n Amount of hand cuffs available\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PREPARATORY MEASURES BY TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Members of security team briefed on procedure manual and rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Security team members have signed a declaration confirming their awareness of the contents of the procedure manual and the rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Weapons and equipment of security team members checked\n \n \n \n \n \n \n Drill completed with security team, covering the use of weapons in particular\n \n \n \n \n \n \n Name of security team member designated as team medic\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n BMP5 checklist for TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n General\n \n \n \n \n Is it the intention to sail through the HRA at maximum speed?\n • What is the maximum speed of the ship?\n • What is the cruising speed of the ship?\n \n \n \n \n \n \n Will the ship be sailing alone, in convoy or in group transit?\n \n \n \n \n \n \n Is it the intention not to carry out work on deck during the passage through the high-risk area?\n \n \n \n \n \n \n \n Crew preparation\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Has the crew received a briefing from the TL/PCASP team\n \n \n \n A briefing in which they were made aware of:\n • The danger of piracy\n • The latest intelligence (threat assessment)\n • What to do in an emergency\n • How access to the accommodation block and engine rooms will be controlled/regulated during the passage through the HRA.\n \n Ref BMP 5 p. 9 and p. 16\n \n \n \n \n \n Has the crew been trained in the actions to be taken if there is a risk of attack by pirates?\n \n \n \n • First actions of bridge team and PCASP on suspicious approach\n • Alerting the crew\n • First actions to be taken by the crew\n • Retreat to citadel when ordered to do so\n • What to do when the ‘all clear’ is given\n \n Ref BMP 5 p. 9\n \n \n \n \n \n Manoeuvring: has the bridge team practised taking the first evasive manoeuvres after observing a suspicious vessel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory measures upon entry into high-risk area\n \n \n \n \n \n Binoculars available\n \n \n \n \n \n \n Search lights available\n \n \n \n \n \n \n Concertina razor wire available and in place\n \n \n \n \n \n \n Safe muster point or safe room designated for ship’s crew\n \n \n \n \n \n \n Crew prepared by means of anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n Trained crew members deployed to one or more lookout posts\n \n \n \n \n \n \n Water or foam sprayers mounted on the deck near potential boarding points\n \n \n \n \n \n \n Doors and hatches giving access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms have been locked\n \n \n \n \n \n \n Large windows and portholes reinforced\n \n \n \n \n \n \n Ship equipment and machinery protected against third-party use\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other possible measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Place dummies (mannequins) on the bridge wings and/or other places to give the impression that a good lookout is being kept;\n \n \n \n \n \n \n Avoid drifting and slow speeds, and do not anchor in the HRA;\n \n \n \n \n \n \n • Anti-RPG fencing along the bridge wings to provide protection against Rocket-Propelled Grenades (RPGs);\n • Sandbags or water-filled oil drums beside openings along the bridge wings, behind which PCASP and bridge crew can take shelter;\n • Steel plates that can be quickly mounted on a number of bridge windows on both port and starboard sides in the event of an attack or suspicious approach;\n • Anti-blast lamination on bridge windows to protect against flying glass caused by bullet impacts.\n \n \n \n \n \n \n Other (non-physical) protective measures that may be considered (not mandatory):\n • If present, CCTV cameras should be positioned to provide a view of areas that are vulnerable to pirates, such as the quarterdeck and the lowest deck (wind hole);\n • If present, CCTV cameras could be positioned in such a way, potentially with a searchlight alongside, that the surroundings (the water) at the rear of the ship (behind the railing) can be monitored from the bridge;\n • The ability to centrally switch off lighting in the accommodation block to disorient pirates once inside;\n • Displaying warning signs on the outside of the ship in English and/or Somali and/or drawings indicating that the ship is protected by armed guards.\n \n Ref BMP-5 p. 18\n \n \n \n \n \n \n \n Communication and means of communication\n \n \n \n \n Do all means of communication work?\n • VHF from the bridge\n • VHF from the citadel\n • INMARSAT from the bridge and/or cabin\n • INMARSAT from the citadel\n • Internal ship communication devices (telephones/two-way radios);\n • Has the SSAS been tested?\n • Is the Automatic Identification System enabled?\n • Are the emergency contact lists up to date and have they been posted at all locations from which external calls can be made, including the citadel?\n \n Ref: BMP p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n In terms of communication, will the following actions be taken upon entry to the HRA?\n • Minimise use of VHF;\n • If VHF is used, only respond to ‘legitimate’ or known contacts.\n \n Ref: BMP5 – p. 10\n \n \n \n \n VHF could give away the ship’s position. Preferably use email and INMARSAT instead.\n There have been cases where people have used VHF to pretend to be someone other than who they really are.\n \n \n \n \n Have UKMTO and MSCHOA been informed of the ship’s sailing plans through the Voluntary Reporting Scheme? Have the following reports been made, or will they be made?\n • Initial report (upon entering VRA);\n • Daily (noon) report;\n • Final report upon leaving VRA;\n • Reporting of irregular or suspicious ship movements.\n Ref: BMP5 p. 21\n \n \n \n \n \n \n Ship’s resources\n \n \n \n \n Optical resources:\n • Are Night Viewing Optics and/or Thermal Imagers (TIs) present and working and can the crew access them during the hours of darkness?\n \n \n \n \n \n \n Radar. Does the ship have:\n • Properly functioning navigation radar for all-round observation?\n • Fence radar (stern radar) covering the area behind the funnel?\n \n \n \n \n \n \n Alarm signals: Is the alarm that sounds in case of a suspicious ship or an attack such that the ship immediately knows that it is a possible attack and the alarm is not confused with (for example) a fire alarm?\n \n Ref BMP-5 p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n Securing the crew – muster, citadel\n \n \n \n \n Citadel. Is a citadel present or designated?\n Does the citadel meet the following conditions?\n • VHF and/or INMARSAT connection with the outside world (see also Section 5);\n • Sufficient water and food for the entire crew for a long period of time;\n • Sanitary facilities;\n • Team medic designated?\n • Sufficient medical resources to treat even serious injuries;\n • Ability to steer the ship;\n • Have the crew practised evacuating to the citadel?\n \n Ref BMP-5 p. 17\n \n \n \n \n \n \n \n \n Other observations\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n \n Team leader’s name\n \n \n \n \n \n \n Company\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 4\n SHIP Master Report Form\n \n \n \n SHIP Master Report Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For use by the Human Environment and Transport Inspectorate only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n ILT reference:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR SHIP MASTER\n \n \n \n \n \n Attach:\n – embarkation form and attachments\n – relevant parts of crew list and ship’s logbook\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Send form and attachments within 48 hours after disembarkment of private maritime security team to: wtbk@ilent.nl\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP AND VOYAGE\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapons disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON THE PROTECTIVE MEASURES TAKEN\n \n \n See the WtBK and Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Measure 1\n \n \n \n \n \n \n Measure 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Name and signature of master\n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 5\n Team leader’s report form\n \n \n \n TEAM LEADER REPORT FORM\n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n Please send the completed form within 48 hours after disembarkment of security guards and armament to the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (wtbk@ilent.nl) \n \n \n \n \n \n \n Attach Team Leader Embarkation Form \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and Operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, the master must fill in the ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Team leader name and signature\n \n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 6\n Ship master form for reporting the use of force and/or handcuffs to the public prosecution service\n \n \n \n Form A For immediate notification of the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Time in GMT\n \n \n \n \n \n Ship’s position (lat/long)\n \n \n \n \n \n Course and speed during incident\n \n \n \n \n \n Brief description of the incident\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Form B Detailed report on the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of the ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Type of ship\n \n \n \n \n \n Name and address of ship manager\n \n \n \n \n \n Name of ship master\n Contact details\n \n \n \n \n \n Name of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Permit number of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team embarkation\n \n \n \n \n \n Route of ship\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team disembarkation\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Composition of maritime security team\n \n \n \n \n Attach crew list details\n \n \n \n \n \n Surname, first name of team leader\n nationality\n passport number\n Contact details\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Description of the incident\n \n \n \n \n \n \n Date and time of the incident\n \n \n \n \n \n Incident location, ship location\n \n \n \n \n \n Accurate description of the facts, such as:\n • Method of approach and speed of the suspect vessel\n • First non-kinetic actions taken by own ship\n • Time RUF invoked and distance from the ship at that time\n • Time of transfer of responsibility to TL for use of force\n • RUF end time\n • In case of an attack: number of attackers, type of weapons (rifles/RPGs, etc.), type of ammunition, etc.\n \n \n \n \n \n Reason for invoking RUF / using weapons\n \n \n \n \n \n Description of how the rules of engagement / RUF were followed\n \n \n \n \n \n Description of any injury suffered by own crew as a result of the incident\n \n \n \n \n \n Description of any injury to third parties caused by the incident\n \n \n \n \n \n Description of any property damage caused by the incident\n \n \n \n \n \n Were any third parties taken on board?\n \n \n \n \n \n If yes, how many persons, name and address details\n \n \n \n \n \n Description of support/care provided to third parties\n \n \n \n \n \n Other measures taken by team leader or master\n \n \n \n \n \n UKMTO and MSCHOA informed?\n \n \n \n \n \n Was support provided by other ships, including military vessels?\n \n \n \n \n \n Did the crew enter the citadel?\n \n \n \n \n \n Were witness statements recorded?\n If yes, please attach statements\n \n \n \n \n \n Description of available video camera footage\n \n \n \n \n \n Are photos available? If yes, please attach photos\n \n \n \n \n \n \n \n \n Sighted by team leader:\n name of team leader\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n Name and signature of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046257/2023-10-01_0/xml/BWBR0046257_2023-10-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2021 houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en het Besluit bescherming koopvaardij (Regeling bescherming koopvaardij)2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n Regeling bescherming koopvaardij2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 4, vierde lid, 6, eerste, derde en vierde lid, 8, 11, vijfde lid, 12, eerste en derde lid, 13, vijfde en zesde lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en de artikelen 2.2, zesde lid, 2.4, vijfde lid, 3.2, tweede lid, 5.4, derde lid, 5.5, derde lid, onder c, en vierde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, vierde lid, 5.8, derde lid, 5.9, derde lid, 5.10, derde lid, 5.13, tweede lid, 6.1, tweede lid, van het Besluit bescherming koopvaardij,\n \n \n Besluit:\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Hoofstuk\n 1\n Algemene bepalingen \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wort verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Besluit:\n Besluit bescherming koopvaardij;\n \n \n b.\n \n geneeskundige verklaring: geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n c.\n \n Inspectie: Inspectie Leefomgeving en Transport;\n \n \n d.\n \n Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n e.\n \n toezichthoudende ambtenaren: ambtenaren van de Inspectie die krachtens artikel 16, eerste lid, van de wet zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet;\n \n \n f.\n \n vervoerskoffer: met een slot af te sluiten bewaarplaats van de toegestane geweldsmiddelen;\n \n \n g.\n \n wapenkluis: met een slot af te sluiten opslagplaats van de vervoerskoffers met aangewezen geweldsmiddelen op het schip als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De toestemming voor de inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 2\n (toestemmingsaanvraag)\n \n Bij de aanvraag om toestemming als bedoeld in artikel 4 van de wet wordt ten behoeve van het verstrekken van gegevens en daarbij over te leggen bescheiden gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 1.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 3\n (beschermingsmaatregelen)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder waarborgt in ieder geval de beschikbaarheid van de volgende beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n verrekijkers voor het team op de brug;\n \n \n b.\n schijnwerpers;\n \n \n c.\n harmonica-scheermesdraad;\n \n \n d.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de bemanning en passagiers en de machinekamers en;\n \n \n e.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot versterking van ramen en patrijspoorten.\n \n \n \n \n 2\n De kapitein treft voorafgaand aan de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de aanwijzing van een veilige verzamelplaats of schuilplaats voor de zeevarenden en passagiers aan boord van het schip;\n \n \n b.\n het aanbrengen op daartoe aangewezen plaatsen van harmonica-scheermesdraad;\n \n \n c.\n de bevestiging van water- of schuimspuiten bij mogelijke toegangspunten aan dek;\n \n \n d.\n het voorbereiden van de bemanning door oefeningen die gericht zijn op bescherming tegen piraterij;\n \n \n e.\n de vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de zeevarenden en passagiers, alsmede de machinekamers;\n \n \n f.\n de versterking van grote ramen en patrijspoorten, die deze versterking behoeven en\n \n \n g.\n de bescherming van uitrusting en apparatuur van het schip tegen gebruik door derden.\n \n \n \n \n 3\n De kapitein past tijdens de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen toe, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de inzet van één of meer uitkijkposten met geïnstrueerde bemanningsleden;\n \n \n b.\n het gebruik van verrekijkers door het team op de brug en\n \n \n c.\n het beschikbaar hebben van schijnwerpers voor onmiddellijk gebruik.\n \n \n \n \n 4\n Indien het wegens bijzondere omstandigheden niet mogelijk is om één of meer van de maatregelen als bedoeld in lid 1 tot en met 3 te treffen, doet de scheepsbeheerder daarvan met redenen omkleed melding op het formulier als bedoeld in artikel 2, zo mogelijk met vermelding van alternatieve maatregelen die worden getroffen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n De inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 4\n (wapenkluis en vervoerskoffers)\n \n \n 1\n De wapenkluis is slechts toegankelijk voor de kapitein, of met diens expliciete toestemming, de teamleider of een andere door de kapitein aangewezen functionaris.\n \n \n 2\n De kapitein voert een registratie van personen die toegang hebben tot de wapenkluis.\n \n \n 3\n Het openen van een vervoerskoffer en de uitgifte van geweldsmiddelen vereisen expliciete toestemming van de kapitein.\n \n \n 4\n Aan boord van het schip wordt een vervoerskoffer alleen geopend door de teamleider of diens plaatsvervanger.\n \n \n 5\n De vuurwapens die in een vervoerskoffer worden bewaard, zijn niet geladen met munitie. De munitie wordt afzonderlijk in een vervoerskoffer opgeslagen.\n \n \n 6\n De teamleider registreert dagelijks het merk, type, serienummer en de hoeveelheid van de geweldsmiddelen die in iedere vervoerskoffer aanwezig zijn. De kapitein ziet erop toe dat de registratie wordt uitgevoerd en ondertekent daartoe, tezamen met de teamleider deze registratie.\n \n \n 7\n Twee uur voor het bereiken van het risicogebied brengt de teamleider na overleg met de kapitein de vervoerskoffers naar de brug.\n \n \n 8\n De geweldsmiddelen, die niet worden gebruikt tijdens de doorvaart door het risicogebied, worden bewaard in een vervoerskoffer op de brug. De vervoerskoffers zijn tijdens de doorvaart niet afgesloten en staan onder toezicht van het dienstdoende en gewapende lid van het beveiligingsteam op de brug.\n \n \n 9\n Uiterlijk twee uur na het vertrek uit het risicogebied plaatst de teamleider de vervoerskoffers met geweldsmiddelen terug in de wapenkluis.\n \n \n 10\n De teamleider ziet erop toe dat de vuurwapens regelmatig worden onderhouden en adequaat werken overeenkomstig de instructies van de vergunninghouder.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 5\n (helmcamera en microfoon)\n \n \n 1\n Een ieder die deel uitmaakt van het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt gebruik van een helmcamera met microfoon om beeld- en geluidsopnames te maken als bedoeld in lid, artikel 11, tweede van de wet.\n \n \n 2\n Voor de helmcamera’s geldt dat zij:\n \n \n a.\n beeldopnamen maken van tenminste HD-kwaliteit (1280 x 720);\n \n \n b.\n beeldopnamen maken van tenminste 30 frames per seconde;\n \n \n c.\n voorzien zijn van videostabilisatie;\n \n \n d.\n de tijd en datum toevoegen aan de beeldopnamen;\n \n \n e.\n over een ingebouwde microfoon beschikken;\n \n \n f.\n beeldopnamen en geluidsopnamen gesynchroniseerd opnemen;\n \n \n g.\n beschikken over een batterijduur van ten minste zes uur.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 6\n (embarkatie, rapportage, melding aangewend geweld)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder verstrekt de kapitein de informatie, bedoeld in artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, ten minste vier uren voor embarkatie van het beveiligingsteam, de geweldsmiddelen en de apparatuur.\n \n \n 2\n Bij de uitvoering van de vergewisplicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet en artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, wordt door de kapitein en de teamleider gebruik gemaakt van de model-formulieren, zoals opgenomen in bijlage 2, respectievelijk bijlage 3. De kapitein zendt de door de kapitein en de teamleider ingevulde formulieren terstond na embarkatie ter informatie toe aan de Kustwacht en de Inspectie.\n \n \n 3\n Bij de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, wordt door de kapitein en door de teamleider van het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 4, respectievelijk bijlage 5. De formulieren, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze rapportages. De kapitein en de teamleider zenden de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet uiterlijk 48 uur na afloop van de debarkatie van het beveiligingsteam aan de Inspectie.\n \n \n 4\n Bij de melding aan het openbaar ministerie, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet, wordt door de kapitein gebruik gemaakt van de meldingsformulieren, zoals opgenomen in bijlage 6.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De vergunning\n \n \n Artikel\n 7\n (vergunningaanvraag)\n \n \n 1\n De Inspectie hanteert een model-formulier ten behoeve van het verstrekken van gegevens ten behoeve van het aanvragen van een vergunning. De aanvrager voegt de op het aanvraagformulier vermelde bescheiden en bewijsstukken toe als bijlagen bij de aanvraag.\n \n \n 2\n Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanwezigheid van bescheiden en bewijsstukken getoetst aan de eisen opgenomen in de artikelen 9 tot en met 15.\n \n \n 3\n Na ontvangst aanvraag bescheiden en bewijsstukken kan de Inspectie, alvorens een besluit te nemen naar aanleiding van de vergunningaanvraag, een audit verrichten op de vestigingslocatie van de aanvrager.\n \n \n 4\n Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het waarborgen van:\n \n \n a.\n een goed samenspel en goede communicatie met overheidsinstellingen;\n \n \n b.\n de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n c.\n de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de vergunninghouder;\n \n \n d.\n de kwaliteit van de te leveren maritieme beveiliging.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 8\n (leges)\n \n \n 1\n De leges voor de afdoening van een aanvraag van een vergunning bedragen in totaal € 17.220,–. Voor de initiële afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 7.220,–. Voor de finale afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 10.000,–.\n \n \n 2\n De leges voor de afdoening van een aanvraag tot verlenging van een vergunning bedragen € 14.190,–.\n \n \n 3\n De leges voor de afdoening van de overgang van een vergunning op een derde, bedoeld in artikel 4.5 van het Besluit bedragen € 17.220,–.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wettelijke eisen vergunning\n \n \n Paragraaf\n 5.1\n Eisen aan de onderneming\n \n \n Artikel\n 9\n (continuïteit van de onderneming)\n \n \n 1\n De continuïteit van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht redelijkerwijs te zijn gewaarborgd indien het bedrijf beschikt over:\n \n \n a.\n een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van maximaal zes maanden oud of een gelijkwaardig document uit een andere lidstaat van de Europese Unie;\n \n \n b.\n een aansprakelijkheidsverzekering van het maritiem beveiligingsbedrijf tot dekking van de risico’s waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven;\n \n \n c.\n een accountantsverklaring van maximaal zes maanden oud, die inhoudt dat het bedrijf niet in staat van faillissement verkeert, aan het bedrijf geen surseance van betaling is verleend, geen beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van het maritiem beveiligingsbedrijf of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen;\n \n \n d.\n een overzicht van belangrijke leveranciers.\n \n \n \n \n 2\n De verzekering, bedoeld in het eerste lid, onder b, omvat in ieder geval een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, algemene aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. De verzekering dekt de aansprakelijkheid van het bedrijf voor ten minste € 2.500.000 per schadegeval voor letselschade en ten minste € 750.000 per schadegeval voor zaakschade waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 10\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De betrouwbaarheid van het bedrijf en van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen worden geacht te zijn gewaarborgd indien:\n \n \n a.\n gelet op de voornemens en antecedenten van hen naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde regels;\n \n \n b.\n deze bij de aanvraag van een vergunning beschikken over een verklaring omtrent gedrag, of, indien betrokkene een niet-ingezetene is van Nederland, een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of een gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waar hij woonachtig is, dat niet ouder is dan zes maanden;\n \n \n c.\n deze personen niet onder curatele staan;\n \n \n d.\n deze niet gelieerd zijn aan nationale overheden;\n \n \n e.\n het bedrijf de op aantoonbare wijze de uitgangspunten van de International Code of Conduct Association onderschrijft;\n \n \n f.\n redelijkerwijs aangenomen mag worden dat gehandeld zal worden in overeenstemming met hetgeen van een goede beveiligingsorganisatie in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3, tweede lid, van het Besluit wordt, in het geval het maritiem beveiligingsbedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging niet in Nederland heeft, bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bedrijf, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, mede betrokken de vergunning of erkenning van de bevoegde autoriteiten van het land waar het bedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.\n \n \n 3\n De Minister neemt bij zijn beoordeling bedoeld in artikel 5.5, derde lid, onderdeel c, van het Besluit, de verklaring omtrent het gedrag, dan wel het uittreksel justitiële documentatie in aanmerking.\n \n \n 4\n De betrouwbaarheid van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht niet te zijn gewaarborgd indien het bedrijf, of de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, onherroepelijk zijn veroordeeld voor misdrijven genoemd in titel XVIII, titel XIX, titel XX, XXIII tot en met XXVI en titel XXIX van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 11\n (bedrijfsvoering)\n \n \n 1\n De bedrijfsvoering van het maritiem beveiligingsbedrijf is zodanig ingericht dat het bedrijf in ieder geval beschikt over:\n \n \n a.\n een personeelsadministratie, daarbij inbegrepen een registratie van het particulier maritiem beveiligingspersoneel en van de bewijzen van hun betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en geoefendheid, medische geschiktheid en beheersing van de Engelse taal;\n \n \n b.\n relevante beleidsdocumenten, werkinstructies en overzichten, als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid;\n \n \n c.\n een functionaris die belast is met de verantwoordelijkheid voor de naleving van wettelijke voorschriften en het daarop betrekking hebbende risicomanagement;\n \n \n d.\n continue toegang tot en beschikbaarheid van maritiem juridisch advies.\n \n \n \n \n 2\n Beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n ethisch beleid;\n \n \n b.\n algemeen veiligheidsbeleid;\n \n \n c.\n arbeidsomstandighedenbeleid, in het bijzonder gezondheids- en veiligheidsbeleid;\n \n \n d.\n beleid inzake de werving, selectie en training van maritieme beveiligers;\n \n \n e.\n beleid met betrekking tot wapens, daarbij inbegrepen de opslag, het onderhoud en de vernietiging;\n \n \n f.\n beleid inzake interne en externe communicatie;\n \n \n g.\n beleid inzake klachtafhandeling;\n \n \n h.\n klokkenluidersregeling;\n \n \n i.\n risicoanalyse;\n \n \n j.\n mensenrechten;\n \n \n k.\n crisismanagement;\n \n \n l.\n de uitvoer van strategische goederen, daarbij inbegrepen exportcontrole certificaten.\n \n \n \n \n 3\n Werkinstructies als bedoeld in het eerste lid, onder b betreffen in ieder geval instructies inzake\n \n \n a.\n het uitvoeren van een te beveiligen transport, daarbij inbegrepen de communicatie en rapportage tijdens de doorvaart;\n \n \n b.\n de inzet van maritieme beveiligers tijdens een transport;\n \n \n c.\n het levensreddend optreden aan boord (lifesaving rules);\n \n \n d.\n het gebruik van geweldsbevoegdheden;\n \n \n e.\n de procedure voor het inschieten van een persoonlijk wapen;\n \n \n f.\n het gebruik van floating armouries;\n \n \n g.\n het gebruik van camera’s en microfoons;\n \n \n h.\n het gebruik van handboeien.\n \n \n \n \n 4\n Overzichten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n trainingen, daarbij inbegrepen herhalingstrainingen, van de particuliere maritieme beveiligers;\n \n \n b.\n wapenvergunningen en\n \n \n c.\n onderhoudsplannen.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 12\n (intern toezicht)\n \n Het intern toezicht van het maritiem beveiligingsbedrijf voorziet schriftelijk aantoonbaar in:\n \n \n a.\n kwaliteitsbeleid;\n \n \n b.\n beleid gericht op het proces van continue verbetering;\n \n \n c.\n management reviews;\n \n \n d.\n interne auditing;\n \n \n e.\n beleid inzake rapportage van incidenten en afhandeling;\n \n \n f.\n documentcontrole.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Paragraaf\n 5.2\n Eisen aan de beveiligers\n \n \n Artikel\n 13\n (verlening inzage)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf verleent de Inspectie ten behoeve van de afdoening van de vergunningaanvraag en desgevraagd na verlening van een vergunning inzage in de bewijzen dat de maritieme beveiligers voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, medische geschiktheid, vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 14\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De maritieme beveiligers beschikken over een verklaring omtrent gedrag dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n \n 2\n Indien een maritieme beveiliger niet-ingezetene is van Nederland beschikt hij ten minste over een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waarvan hij ingezetene is, dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 15\n (geneeskundige verklaring)\n \n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt te allen tijde over:\n \n \n a.\n een Nederlandstalige of Engelstalige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die inhoudt dat gedurende de tewerkstelling geen drugs of alcohol wordt gebruikt door het lid van het beveiligingsteam.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 16\n (vakbekwaamheid en geoefendheid)\n \n \n 1\n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt over:\n \n \n a.\n ten minste vier jaar operationele dienstervaring in een militaire – of politie-organisatie, waarna eervol ontslag is verleend;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige maritime security operators-certificaat of gelijkwaardig certificaat van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden dat niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n c.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het omgaan met semi-automatische vuurwapens in maritieme omstandigheden die niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n d.\n een eigen Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die niet ouder is dan twaalf maanden welke inhoudt dat hij bekend is met de fundamentele rechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het bepaalde bij of krachtens de wet, in het bijzonder de geweldsinstructie, en over de vakbekwaamheid en geoefendheid beschikt in het gebruik van camera’s en microfoons en in het gebruik van handboeien en\n \n \n e.\n een Nederlandstalig of Engelstalig certificaat van beheersing van de Engelse taal;\n \n \n \n \n 2\n Het certificaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dient te zijn afgegeven door een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven en die de vakbekwaamheid en geoefendheid verzorgt overeenkomstig de normdocumenten 9001:2015, 28000:2007 en 28007:2015 van de International Organization for Standardization.\n \n \n 3\n Het lid van het beveiligingsteam dat als team medic wordt aangewezen heeft ten minste een cursus First Person On Scene Intermediate met goed gevolg afgelegd bij een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Operationele eisen\n \n \n Artikel\n 17\n (teamleider)\n \n \n 1\n Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 6, 9, 11 en 12 van de wet is bepaald heeft de teamleider tot taak:\n \n \n a.\n het uitoefenen van de operationele leiding over de overige leden van het beveiligingsteam bij de uitvoering van de maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n het uitoefenen van het toezicht op en de controle over de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n c.\n het fungeren als tussenpersoon tussen het beveiligingsteam en de kapitein;\n \n \n d.\n het fungeren als tussenpersoon tussen de vergunninghouder en de kapitein;\n \n \n e.\n het verstrekken van een opdrachtafhankelijke procedurehandleiding aan de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n f.\n het adviseren van de kapitein over te treffen veiligheidsmaatregelen aan boord van het schip die niet het gebruik van geweldsmiddelen betreffen;\n \n \n g.\n het functioneel beheer van de geweldsmiddelen en de uitrusting van het beveiligingsteam;\n \n \n h.\n het toezien op het juiste gebruik en het functioneren van de camera en microfoon door het particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n i.\n het leidinggeven aan het gezamenlijk oefenen van het beveiligingsteam met de bemanning van de maritieme beveiligingswerkzaamheden gericht op de bescherming tegen piraterij indien de kapitein daartoe de opdracht geeft;\n \n \n j.\n het toezien op de veiligheid, het welzijn en het gedrag van de overige leden van het beveiligingsteam.\n \n \n \n \n 2\n De teamleider verricht voorafgaand aan het embarkeren in ieder geval de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het informeren van de overige leden van het beveiligingsteam over de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n b.\n het laten ondertekenen van de overige leden van het beveiligingsteam van een verklaring waaruit blijkt dat de leden van het beveiligingsteam op de hoogte zijn van de inhoud van de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n c.\n de controle op de geweldsmiddelen en uitrusting van de leden van het beveiligingsteam;\n \n \n d.\n het verrichten van een oefening van het beveiligingsteam, in het bijzonder in het gebruik van geweldsmiddelen en\n \n \n e.\n het aanwijzen van een lid van het beveiligingsteam als team medic.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Bestuursrechtelijke handhaving en boetes\n \n \n Artikel\n 18\n (bestuurlijke boete vergunninghouder)\n \n \n 1\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 15 van de wet of artikelen 3.1, 3.3, derde lid, 4.5, 5.2, 5.5 tot en met 5.14 van het Besluit kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 2\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 6, derde lid, van de wet jo. artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 3\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van de op grond van artikel 13, vierde lid, van de wet aan de vergunning verbonden voorschriften kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 19\n (bestuurlijke boete scheepsbeheerder)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de scheepsbeheerder voor een overtreding van artikel 6, eerste lid van de wet en artikel 6, derde lid, van de wet jo artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 20\n (bestuurlijke boete kapitein)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de kapitein voor een overtreding van de artikelen 6, eerste en vierde lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet en artikel 6, tweede lid jo artikel 2.4 van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 21\n (bestuurlijke boete teamleider)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de teamleider voor een overtreding van artikelen 6, tweede lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 22\n (matiging boete)\n \n \n 1\n Onverminderd de artikelen 3:4, 5.41 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houden de toezichthoudende ambtenaren bij het vaststellen van een bestuurlijke boete in ieder geval rekening met de volgende omstandigheden, voor zover die van toepassing zijn:\n \n \n a.\n de ernst en de duur van de overtreding;\n \n \n b.\n de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;\n \n \n c.\n de afwezigheid van eerdere overtredingen van de overtreder van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n d.\n de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;\n \n \n e.\n de maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.\n \n \n \n \n 2\n De toezichthoudende ambtenaren verlagen het boetebedrag met een evenredig percentage indien de omstandigheden, genoemd in het eerste lid, een dergelijke verlaging rechtvaardigen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Bescherming persoonsgegevens en verwerking gegevens\n \n \n Artikel\n 23\n (bewaartermijn)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder, het maritiem beveiligingsbedrijf, de kapitein en de teamleider zijn gerechtigd de beeld- en geluidsopnames in te zien respectievelijk te beluisteren.\n \n \n 2\n De bestanden met beeld- en geluidsopnamen worden door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel vernietigd nadat deze tezamen met de rapportages, bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, van de wet aan de Minister, respectievelijk het openbaar ministerie zijn verzonden, maar uiterlijk binnen 28 dagen na het verlaten van het risicogebied.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, kunnen de bestanden met beeld- en geluidsopnamen langer worden bewaard door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel indien dat noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 24\n (privacyverklaring)\n \n \n 1\n De toezichthoudende ambtenaren maken met betrekking tot de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de wet, in een privacyverklaring kenbaar:\n \n \n a.\n hoe de rechten kunnen worden uitgeoefend tot inzage en correctie van persoonsgegevens;\n \n \n b.\n met welke partijen en onder welke voorwaarden persoonsgegevens worden gedeeld;\n \n \n c.\n welke maatregelen zijn getroffen om misbruik, verlies, onbevoegde toegang, ongewenste openbaarmaking en ongeoorloofde wijziging van persoonsgegevens tegen te gaan.\n \n \n \n \n 2\n De privacyverklaring wordt op de website van de Inspectie geplaatst.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 25\n (inwerkingtreding)\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet ter Bescherming Koopvaardij in werking treedt.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 26\n (citeertitel)\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bescherming koopvaardij.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 1\n Permission application form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n To be completed by the shipping company for Dutch flagged vessels with registration in the Netherlands only. For VPD-protection of vessels with registration in Curaçao please contact Maritime Authority Curaçao.\n This application must be submitted to the Coast Guard Centre (ccc@kustwacht.nl).\n The statutory timeframe in which the Coast Guard must make its decision on an application for armed private security will start once it receives parts 1 to 4 of this form, fully completed.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Coast Guard use only: \n \n \n \n \n \n Contact: KWC/ Coast Guard Centre:\n \n \n MIK-NL Maritime Intelligence Centre\n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n 0223 542 300 / 0223 658 358 / ccc@kustwacht.nl/MIK-NL@kustwacht.nl\n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Kwc dossierno.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Urgency:\n \n \n Immediate response by Coast Guard within 24 hours preferred?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 1 – GENERAL INFORMATION\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 1\n \n \n Company name\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n Adress\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n Areal code / city\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n Name of contact person(s)\n \n \n \n \n \n \n 5\n \n \n Email\n \n \n \n \n \n \n 6\n \n \n Telephone\n \n \n \n \n \n \n 7\n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n 8\n \n \n Registration Dutch flag:\n \n \n Yes / No\n \n \n If ‘No’ please cancel this request. This procedure is only applicable in case of Dutch flagged vessels.\n \n \n \n \n 9\n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n 10\n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n 11\n \n \n Type of ship\n \n \n \n E.g. tanker, dry cargo, passenger ship, RoRo, other\n \n \n \n \n 12\n \n \n Photo of a side view of the ship\n \n \n \n Please attach photo\n \n \n \n \n 13\n \n \n Number of crew members\n \n \n \n \n \n \n 14\n \n \n Attach copy of ship’s general plan\n \n \n \n \n \n \n 15\n \n \n Attach an accommodation plan\n \n \n \n \n \n \n 16\n \n \n Cargo specifications\n \n \n \n \n \n \n 17\n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n 18\n \n \n Last port of departure before HRA\n \n \n \n \n \n \n 19\n \n \n First port of arrival after HRA\n \n \n \n \n \n \n 20\n \n \n Intended route\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 2 – INITIAL RISK ANALYSIS OF THE TRANSPORT to be completed by the company security officer\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 21\n \n \n Tonnage (DWT)\n \n \n \n \n \n \n 22\n \n \n Free board on high risk area passage (metres/decimetres)\n \n \n \n \n \n \n 23\n \n \n Maximum speed\n \n \n \n \n \n \n 24\n \n \n Cruising speed during transport\n \n \n \n \n \n \n 25\n \n \n Estimated total time expected to be in the High Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 26\n \n \n Manoeuvrability of the ship\n \n \n \n Good / average / fairly poor / poor\n \n \n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n \n 27\n \n \n Weather sensitivity of the ship\n \n \n Very sensitive / sensitive / less sensitive / not sensitive\n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n 28\n \n \n Insured value cargo\n \n \n \n \n \n \n 29\n \n \n Insured value ship\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Initial risk analysis prior to application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Severe injury / kidnap incident\n \n \n 5. Fatalities / Multiple severe injuries / Hijack of vessel\n \n \n \n \n Frequency:\n \n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the markings is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 3 – SECURITY MEASURES / BMP5 IMPLEMENTATION\n \n \n to be completed by the Company Security Officer\n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory BMP5 measures according to Article 3 of the Merchant Shipping Protection Regulation:\n \n \n \n \n Confirmation\n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n Binoculars for the team on the bridge\n \n \n \n \n \n \n 31\n \n \n Search lights to check the surroundings of the ship\n \n \n \n \n \n \n 32\n \n \n Razor wire\n \n \n \n \n \n \n 33\n \n \n Locking access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms\n \n \n \n \n \n \n 34\n \n \n Reinforcing large windows and portholes with bars or cover plates\n \n \n \n \n \n \n 35\n \n \n Designating crew muster point or safe room with means of communication with the outside world, such as VHF and/or INMARSAT\n \n \n \n \n \n \n 36\n \n \n Mounting water or foam sprayers\n \n \n \n \n \n \n 37\n \n \n Preparing the crew through anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n 38\n \n \n Protecting the ship’s equipment and machinery from third-party use\n \n \n \n \n \n \n 39\n \n \n Deploying fully trained crew members to one or more lookout posts, including the use of the bridge\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other:\n \n \n \n \n \n \n \n 40\n \n \n CCTV enabled?\n \n \n \n \n \n \n 41\n \n \n Lifts taken out of service?\n \n \n \n \n \n \n 42\n \n \n Other protective measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n OTHER CONSIDERATIONS\n \n \n \n \n \n \n Have the following been considered:\n \n \n Yes/No\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 43\n \n \n Taking a different route?\n \n \n \n \n \n \n 44\n \n \n Sailing in convoy?\n \n \n \n \n \n \n 45\n \n \n Hiring unarmed security personnel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Private armed maritime security preferred above VPD security?\n \n → Go to Part 4 (and skip Part 5)\n \n VPD security preferred above private armed maritime security?\n \n → Go to Part 5 (and skip Part 4)\n \n If in doubt about whether to seek permission for armed private maritime security, complete 4 and 5.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 4 – Armed private security\n \n \n PMSC QUOTES AND DISTANCE OF DETOUR FOR VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 46\n \n \n Quoted price PMSC 1 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 47\n \n \n Quoted price PMSC 2 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 48\n \n \n Quoted price PMSC 3 (total price)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n DETAILS OF PROPOSED PMSC\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 49\n \n \n Name of proposed PMSC / permit holder\n \n \n \n \n \n \n 50\n \n \n ILT permit number of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 51\n \n \n Address / contact details of PMSC/permit holder\n \n \n \n \n \n \n 52\n \n \n Size of envisaged security team\n \n \n \n \n \n \n 53\n \n \n Email address of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 54\n \n \n Proposed embarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 55\n \n \n Proposed disembarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 56\n \n \n Detour distance for VPD embarkation if known\n \n \n \n Total distance for embarkation and disembarkation\n \n \n \n \n 57\n \n \n Further details of detours\n \n \n \n Additional port calls?\n Time lost?\n Additional costs?\n \n \n \n \n 58\n \n \n Storage of arms and ammunition on board if the ship sails outside of the high-risk area\n \n \n \n \n \n \n 59\n \n \n PMSC included in SSP?\n \n \n \n Yes /No\n \n \n \n \n 60\n \n \n Email address / telephone number of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 5 – Request for Vessel Protection Detachment from Ministry of Defence\n \n \n \n \n \n \n Residual risk assessment after application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Serious injury / abduction\n \n \n 5. Fatalities / Multiple serious injuries / Hijacking of ship\n \n \n \n Frequency:\n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter in the risk area according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the marks is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n REGARDING THE VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n Question\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n 61\n \n \n Name and function of contact person for the Ministry of Defence on this voyage\n \n \n \n \n \n \n 62\n \n \n What is the ‘minimum safe manning’ number on board?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 63\n \n \n Maximum crew according to certificates?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 64\n \n \n Extra accommodation available?\n \n \n \n \n \n \n 65\n \n \n How many additional berths are available?\n \n \n \n \n \n \n 66\n \n \n Description of medical facilities on board\n \n \n \n \n \n \n 67\n \n \n Description of the ship’s antenna plan (for possible helicopter operations)\n \n \n \n \n \n \n 68\n \n \n Contact details of your shipping agents in embarkation and disembarkation ports\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name and position\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 2\n Embarkation Form – ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Name of master\n \n \n \n \n \n \n Place and date of embarkation of security team\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE SECURITY TEAM MEMBERS\n \n \n If possible attach crew list with the following information:\n \n Name of maritime security guard\n Date of birth\n Address\n Nationality\n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n Do the weapons match the statement from the ship manager and PMSC?\n \n \n Yes/No\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HELMET CAMERAS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of the helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n Number of helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HAND CUFFS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Hand cuffs available?\n \n \n \n \n \n \n Number of hand cuffs\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n THE SHIP MASTER DECLARES THAT:\n \n \n \n \n \n \n Yes\n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Outside the high risk area, the weapons will be stored in the weapons locker in accordance with art. 3.2 BBK\n \n \n \n \n \n \n An immediate report will be made to the Dutch Public Prosecutor’s Office concerning any incident at sea involving the use of force and I will also inform the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate.\n \n \n \n \n \n \n a report will be made to the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate about where and when the armed security team disembarks within 48 hours after disembarkment.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 3\n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n Proposed IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Expected Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Expected Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n Ship condition:\n Loaded/In ballast\n \n \n \n \n \n \n At anchor/Moored in port\n \n \n \n \n \n \n Summer deadweight:\n \n \n ......... tonnes\n \n \n \n \n \n Planned boat speed through HRA\n \n \n ......... knots\n \n \n \n \n \n Lowest freeboard with load: (lowest deck)\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n Freeboard at summer draught:\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE TEAM MEMBERS\n \n \n \n \n \n Team member\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name\n \n \n \n \n \n \n Date of birth\n \n \n \n \n \n \n Address\n \n \n \n \n \n \n Nationality\n \n \n \n \n \n \n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon embarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Hand cuffs available? Y/N\n \n \n \n \n \n \n Amount of hand cuffs available\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PREPARATORY MEASURES BY TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Members of security team briefed on procedure manual and rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Security team members have signed a declaration confirming their awareness of the contents of the procedure manual and the rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Weapons and equipment of security team members checked\n \n \n \n \n \n \n Drill completed with security team, covering the use of weapons in particular\n \n \n \n \n \n \n Name of security team member designated as team medic\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n BMP5 checklist for TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n General\n \n \n \n \n Is it the intention to sail through the HRA at maximum speed?\n • What is the maximum speed of the ship?\n • What is the cruising speed of the ship?\n \n \n \n \n \n \n Will the ship be sailing alone, in convoy or in group transit?\n \n \n \n \n \n \n Is it the intention not to carry out work on deck during the passage through the high-risk area?\n \n \n \n \n \n \n \n Crew preparation\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Has the crew received a briefing from the TL/PCASP team\n \n \n \n A briefing in which they were made aware of:\n • The danger of piracy\n • The latest intelligence (threat assessment)\n • What to do in an emergency\n • How access to the accommodation block and engine rooms will be controlled/regulated during the passage through the HRA.\n \n Ref BMP 5 p. 9 and p. 16\n \n \n \n \n \n Has the crew been trained in the actions to be taken if there is a risk of attack by pirates?\n \n \n \n • First actions of bridge team and PCASP on suspicious approach\n • Alerting the crew\n • First actions to be taken by the crew\n • Retreat to citadel when ordered to do so\n • What to do when the ‘all clear’ is given\n \n Ref BMP 5 p. 9\n \n \n \n \n \n Manoeuvring: has the bridge team practised taking the first evasive manoeuvres after observing a suspicious vessel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory measures upon entry into high-risk area\n \n \n \n \n \n Binoculars available\n \n \n \n \n \n \n Search lights available\n \n \n \n \n \n \n Concertina razor wire available and in place\n \n \n \n \n \n \n Safe muster point or safe room designated for ship’s crew\n \n \n \n \n \n \n Crew prepared by means of anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n Trained crew members deployed to one or more lookout posts\n \n \n \n \n \n \n Water or foam sprayers mounted on the deck near potential boarding points\n \n \n \n \n \n \n Doors and hatches giving access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms have been locked\n \n \n \n \n \n \n Large windows and portholes reinforced\n \n \n \n \n \n \n Ship equipment and machinery protected against third-party use\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other possible measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Place dummies (mannequins) on the bridge wings and/or other places to give the impression that a good lookout is being kept;\n \n \n \n \n \n \n Avoid drifting and slow speeds, and do not anchor in the HRA;\n \n \n \n \n \n \n • Anti-RPG fencing along the bridge wings to provide protection against Rocket-Propelled Grenades (RPGs);\n • Sandbags or water-filled oil drums beside openings along the bridge wings, behind which PCASP and bridge crew can take shelter;\n • Steel plates that can be quickly mounted on a number of bridge windows on both port and starboard sides in the event of an attack or suspicious approach;\n • Anti-blast lamination on bridge windows to protect against flying glass caused by bullet impacts.\n \n \n \n \n \n \n Other (non-physical) protective measures that may be considered (not mandatory):\n • If present, CCTV cameras should be positioned to provide a view of areas that are vulnerable to pirates, such as the quarterdeck and the lowest deck (wind hole);\n • If present, CCTV cameras could be positioned in such a way, potentially with a searchlight alongside, that the surroundings (the water) at the rear of the ship (behind the railing) can be monitored from the bridge;\n • The ability to centrally switch off lighting in the accommodation block to disorient pirates once inside;\n • Displaying warning signs on the outside of the ship in English and/or Somali and/or drawings indicating that the ship is protected by armed guards.\n \n Ref BMP-5 p. 18\n \n \n \n \n \n \n \n Communication and means of communication\n \n \n \n \n Do all means of communication work?\n • VHF from the bridge\n • VHF from the citadel\n • INMARSAT from the bridge and/or cabin\n • INMARSAT from the citadel\n • Internal ship communication devices (telephones/two-way radios);\n • Has the SSAS been tested?\n • Is the Automatic Identification System enabled?\n • Are the emergency contact lists up to date and have they been posted at all locations from which external calls can be made, including the citadel?\n \n Ref: BMP p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n In terms of communication, will the following actions be taken upon entry to the HRA?\n • Minimise use of VHF;\n • If VHF is used, only respond to ‘legitimate’ or known contacts.\n \n Ref: BMP5 – p. 10\n \n \n \n \n VHF could give away the ship’s position. Preferably use email and INMARSAT instead.\n There have been cases where people have used VHF to pretend to be someone other than who they really are.\n \n \n \n \n Have UKMTO and MSCHOA been informed of the ship’s sailing plans through the Voluntary Reporting Scheme? Have the following reports been made, or will they be made?\n • Initial report (upon entering VRA);\n • Daily (noon) report;\n • Final report upon leaving VRA;\n • Reporting of irregular or suspicious ship movements.\n Ref: BMP5 p. 21\n \n \n \n \n \n \n Ship’s resources\n \n \n \n \n Optical resources:\n • Are Night Viewing Optics and/or Thermal Imagers (TIs) present and working and can the crew access them during the hours of darkness?\n \n \n \n \n \n \n Radar. Does the ship have:\n • Properly functioning navigation radar for all-round observation?\n • Fence radar (stern radar) covering the area behind the funnel?\n \n \n \n \n \n \n Alarm signals: Is the alarm that sounds in case of a suspicious ship or an attack such that the ship immediately knows that it is a possible attack and the alarm is not confused with (for example) a fire alarm?\n \n Ref BMP-5 p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n Securing the crew – muster, citadel\n \n \n \n \n Citadel. Is a citadel present or designated?\n Does the citadel meet the following conditions?\n • VHF and/or INMARSAT connection with the outside world (see also Section 5);\n • Sufficient water and food for the entire crew for a long period of time;\n • Sanitary facilities;\n • Team medic designated?\n • Sufficient medical resources to treat even serious injuries;\n • Ability to steer the ship;\n • Have the crew practised evacuating to the citadel?\n \n Ref BMP-5 p. 17\n \n \n \n \n \n \n \n \n Other observations\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n \n Team leader’s name\n \n \n \n \n \n \n Company\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 4\n SHIP Master Report Form\n \n \n \n SHIP Master Report Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For use by the Human Environment and Transport Inspectorate only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n ILT reference:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR SHIP MASTER\n \n \n \n \n \n Attach:\n – embarkation form and attachments\n – relevant parts of crew list and ship’s logbook\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Send form and attachments within 48 hours after disembarkment of private maritime security team to: wtbk@ilent.nl\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP AND VOYAGE\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapons disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON THE PROTECTIVE MEASURES TAKEN\n \n \n See the WtBK and Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Measure 1\n \n \n \n \n \n \n Measure 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Name and signature of master\n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 5\n Team leader’s report form\n \n \n \n TEAM LEADER REPORT FORM\n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n Please send the completed form within 48 hours after disembarkment of security guards and armament to the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (wtbk@ilent.nl) \n \n \n \n \n \n \n Attach Team Leader Embarkation Form \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and Operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, the master must fill in the ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Team leader name and signature\n \n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 6\n Ship master form for reporting the use of force and/or handcuffs to the public prosecution service\n \n \n \n Form A For immediate notification of the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Time in GMT\n \n \n \n \n \n Ship’s position (lat/long)\n \n \n \n \n \n Course and speed during incident\n \n \n \n \n \n Brief description of the incident\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Form B Detailed report on the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of the ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Type of ship\n \n \n \n \n \n Name and address of ship manager\n \n \n \n \n \n Name of ship master\n Contact details\n \n \n \n \n \n Name of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Permit number of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team embarkation\n \n \n \n \n \n Route of ship\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team disembarkation\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Composition of maritime security team\n \n \n \n \n Attach crew list details\n \n \n \n \n \n Surname, first name of team leader\n nationality\n passport number\n Contact details\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Description of the incident\n \n \n \n \n \n \n Date and time of the incident\n \n \n \n \n \n Incident location, ship location\n \n \n \n \n \n Accurate description of the facts, such as:\n • Method of approach and speed of the suspect vessel\n • First non-kinetic actions taken by own ship\n • Time RUF invoked and distance from the ship at that time\n • Time of transfer of responsibility to TL for use of force\n • RUF end time\n • In case of an attack: number of attackers, type of weapons (rifles/RPGs, etc.), type of ammunition, etc.\n \n \n \n \n \n Reason for invoking RUF / using weapons\n \n \n \n \n \n Description of how the rules of engagement / RUF were followed\n \n \n \n \n \n Description of any injury suffered by own crew as a result of the incident\n \n \n \n \n \n Description of any injury to third parties caused by the incident\n \n \n \n \n \n Description of any property damage caused by the incident\n \n \n \n \n \n Were any third parties taken on board?\n \n \n \n \n \n If yes, how many persons, name and address details\n \n \n \n \n \n Description of support/care provided to third parties\n \n \n \n \n \n Other measures taken by team leader or master\n \n \n \n \n \n UKMTO and MSCHOA informed?\n \n \n \n \n \n Was support provided by other ships, including military vessels?\n \n \n \n \n \n Did the crew enter the citadel?\n \n \n \n \n \n Were witness statements recorded?\n If yes, please attach statements\n \n \n \n \n \n Description of available video camera footage\n \n \n \n \n \n Are photos available? If yes, please attach photos\n \n \n \n \n \n \n \n \n Sighted by team leader:\n name of team leader\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n Name and signature of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046257/2023-10-01_1/xml/BWBR0046257_2023-10-01_1.xml", "content": "BWBR0046257_2023-10-01_0\n Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2021 houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en het Besluit bescherming koopvaardij (Regeling bescherming koopvaardij)2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n Regeling bescherming koopvaardij2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 4, vierde lid, 6, eerste, derde en vierde lid, 8, 11, vijfde lid, 12, eerste en derde lid, 13, vijfde en zesde lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en de artikelen 2.2, zesde lid, 2.4, vijfde lid, 3.2, tweede lid, 5.4, derde lid, 5.5, derde lid, onder c, en vierde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, vierde lid, 5.8, derde lid, 5.9, derde lid, 5.10, derde lid, 5.13, tweede lid, 6.1, tweede lid, van het Besluit bescherming koopvaardij,\n \n \n Besluit:\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Hoofstuk\n 1\n Algemene bepalingen \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wort verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Besluit:\n Besluit bescherming koopvaardij;\n \n \n b.\n \n geneeskundige verklaring: geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n c.\n \n Inspectie: Inspectie Leefomgeving en Transport;\n \n \n d.\n \n Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n e.\n \n toezichthoudende ambtenaren: ambtenaren van de Inspectie die krachtens artikel 16, eerste lid, van de wet zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet;\n \n \n f.\n \n vervoerskoffer: met een slot af te sluiten bewaarplaats van de toegestane geweldsmiddelen;\n \n \n g.\n \n wapenkluis: met een slot af te sluiten opslagplaats van de vervoerskoffers met aangewezen geweldsmiddelen op het schip als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De toestemming voor de inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 2\n (toestemmingsaanvraag)\n \n Bij de aanvraag om toestemming als bedoeld in artikel 4 van de wet wordt ten behoeve van het verstrekken van gegevens en daarbij over te leggen bescheiden gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 1.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 3\n (beschermingsmaatregelen)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder waarborgt in ieder geval de beschikbaarheid van de volgende beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n verrekijkers voor het team op de brug;\n \n \n b.\n schijnwerpers;\n \n \n c.\n harmonica-scheermesdraad;\n \n \n d.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de bemanning en passagiers en de machinekamers en;\n \n \n e.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot versterking van ramen en patrijspoorten.\n \n \n \n \n 2\n De kapitein treft voorafgaand aan de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de aanwijzing van een veilige verzamelplaats of schuilplaats voor de zeevarenden en passagiers aan boord van het schip;\n \n \n b.\n het aanbrengen op daartoe aangewezen plaatsen van harmonica-scheermesdraad;\n \n \n c.\n de bevestiging van water- of schuimspuiten bij mogelijke toegangspunten aan dek;\n \n \n d.\n het voorbereiden van de bemanning door oefeningen die gericht zijn op bescherming tegen piraterij;\n \n \n e.\n de vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de zeevarenden en passagiers, alsmede de machinekamers;\n \n \n f.\n de versterking van grote ramen en patrijspoorten, die deze versterking behoeven en\n \n \n g.\n de bescherming van uitrusting en apparatuur van het schip tegen gebruik door derden.\n \n \n \n \n 3\n De kapitein past tijdens de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen toe, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de inzet van één of meer uitkijkposten met geïnstrueerde bemanningsleden;\n \n \n b.\n het gebruik van verrekijkers door het team op de brug en\n \n \n c.\n het beschikbaar hebben van schijnwerpers voor onmiddellijk gebruik.\n \n \n \n \n 4\n Indien het wegens bijzondere omstandigheden niet mogelijk is om één of meer van de maatregelen als bedoeld in lid 1 tot en met 3 te treffen, doet de scheepsbeheerder daarvan met redenen omkleed melding op het formulier als bedoeld in artikel 2, zo mogelijk met vermelding van alternatieve maatregelen die worden getroffen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n De inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 4\n (wapenkluis en vervoerskoffers)\n \n \n 1\n De wapenkluis is slechts toegankelijk voor de kapitein, of met diens expliciete toestemming, de teamleider of een andere door de kapitein aangewezen functionaris.\n \n \n 2\n De kapitein voert een registratie van personen die toegang hebben tot de wapenkluis.\n \n \n 3\n Het openen van een vervoerskoffer en de uitgifte van geweldsmiddelen vereisen expliciete toestemming van de kapitein.\n \n \n 4\n Aan boord van het schip wordt een vervoerskoffer alleen geopend door de teamleider of diens plaatsvervanger.\n \n \n 5\n De vuurwapens die in een vervoerskoffer worden bewaard, zijn niet geladen met munitie. De munitie wordt afzonderlijk in een vervoerskoffer opgeslagen.\n \n \n 6\n De teamleider registreert dagelijks het merk, type, serienummer en de hoeveelheid van de geweldsmiddelen die in iedere vervoerskoffer aanwezig zijn. De kapitein ziet erop toe dat de registratie wordt uitgevoerd en ondertekent daartoe, tezamen met de teamleider deze registratie.\n \n \n 7\n Twee uur voor het bereiken van het risicogebied brengt de teamleider na overleg met de kapitein de vervoerskoffers naar de brug.\n \n \n 8\n De geweldsmiddelen, die niet worden gebruikt tijdens de doorvaart door het risicogebied, worden bewaard in een vervoerskoffer op de brug. De vervoerskoffers zijn tijdens de doorvaart niet afgesloten en staan onder toezicht van het dienstdoende en gewapende lid van het beveiligingsteam op de brug.\n \n \n 9\n Uiterlijk twee uur na het vertrek uit het risicogebied plaatst de teamleider de vervoerskoffers met geweldsmiddelen terug in de wapenkluis.\n \n \n 10\n De teamleider ziet erop toe dat de vuurwapens regelmatig worden onderhouden en adequaat werken overeenkomstig de instructies van de vergunninghouder.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 5\n (helmcamera en microfoon)\n \n \n 1\n Een ieder die deel uitmaakt van het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt gebruik van een helmcamera met microfoon om beeld- en geluidsopnames te maken als bedoeld in lid, artikel 11, tweede van de wet.\n \n \n 2\n Voor de helmcamera’s geldt dat zij:\n \n \n a.\n beeldopnamen maken van tenminste HD-kwaliteit (1280 x 720);\n \n \n b.\n beeldopnamen maken van tenminste 30 frames per seconde;\n \n \n c.\n voorzien zijn van videostabilisatie;\n \n \n d.\n de tijd en datum toevoegen aan de beeldopnamen;\n \n \n e.\n over een ingebouwde microfoon beschikken;\n \n \n f.\n beeldopnamen en geluidsopnamen gesynchroniseerd opnemen;\n \n \n g.\n beschikken over een batterijduur van ten minste zes uur.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 6\n (embarkatie, rapportage, melding aangewend geweld)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder verstrekt de kapitein de informatie, bedoeld in artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, ten minste vier uren voor embarkatie van het beveiligingsteam, de geweldsmiddelen en de apparatuur.\n \n \n 2\n Bij de uitvoering van de vergewisplicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet en artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, wordt door de kapitein en de teamleider gebruik gemaakt van de model-formulieren, zoals opgenomen in bijlage 2, respectievelijk bijlage 3. De kapitein zendt de door de kapitein en de teamleider ingevulde formulieren terstond na embarkatie ter informatie toe aan de Kustwacht en de Inspectie.\n \n \n 3\n Bij de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, wordt door de kapitein en door de teamleider van het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 4, respectievelijk bijlage 5. De formulieren, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze rapportages. De kapitein en de teamleider zenden de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet uiterlijk 48 uur na afloop van de debarkatie van het beveiligingsteam aan de Inspectie.\n \n \n 4\n Bij de melding aan het openbaar ministerie, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet, wordt door de kapitein gebruik gemaakt van de meldingsformulieren, zoals opgenomen in bijlage 6.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De vergunning\n \n \n Artikel\n 7\n (vergunningaanvraag)\n \n \n 1\n De Inspectie hanteert een model-formulier ten behoeve van het verstrekken van gegevens ten behoeve van het aanvragen van een vergunning. De aanvrager voegt de op het aanvraagformulier vermelde bescheiden en bewijsstukken toe als bijlagen bij de aanvraag.\n \n \n 2\n Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanwezigheid van bescheiden en bewijsstukken getoetst aan de eisen opgenomen in de artikelen 9 tot en met 15.\n \n \n 3\n Na ontvangst aanvraag bescheiden en bewijsstukken kan de Inspectie, alvorens een besluit te nemen naar aanleiding van de vergunningaanvraag, een audit verrichten op de vestigingslocatie van de aanvrager.\n \n \n 4\n Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het waarborgen van:\n \n \n a.\n een goed samenspel en goede communicatie met overheidsinstellingen;\n \n \n b.\n de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n c.\n de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de vergunninghouder;\n \n \n d.\n de kwaliteit van de te leveren maritieme beveiliging.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 8\n (leges)\n \n \n 1\n De leges voor de afdoening van een aanvraag van een vergunning bedragen in totaal € 17.220,–. Voor de initiële afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 7.220,–. Voor de finale afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 10.000,–.\n \n \n 2\n De leges voor de afdoening van een aanvraag tot verlenging van een vergunning bedragen € 14.190,–.\n \n \n 3\n De leges voor de afdoening van de overgang van een vergunning op een derde, bedoeld in artikel 4.5 van het Besluit bedragen € 17.220,–.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wettelijke eisen vergunning\n \n \n Paragraaf\n 5.1\n Eisen aan de onderneming\n \n \n Artikel\n 9\n (continuïteit van de onderneming)\n \n \n 1\n De continuïteit van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht redelijkerwijs te zijn gewaarborgd indien het bedrijf beschikt over:\n \n \n a.\n een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van maximaal zes maanden oud of een gelijkwaardig document uit een andere lidstaat van de Europese Unie;\n \n \n b.\n een aansprakelijkheidsverzekering van het maritiem beveiligingsbedrijf tot dekking van de risico’s waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven;\n \n \n c.\n een accountantsverklaring van maximaal zes maanden oud, die inhoudt dat het bedrijf niet in staat van faillissement verkeert, aan het bedrijf geen surseance van betaling is verleend, geen beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van het maritiem beveiligingsbedrijf of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen;\n \n \n d.\n een overzicht van belangrijke leveranciers.\n \n \n \n \n 2\n De verzekering, bedoeld in het eerste lid, onder b, omvat in ieder geval een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, algemene aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. De verzekering dekt de aansprakelijkheid van het bedrijf voor ten minste € 2.500.000 per schadegeval voor letselschade en ten minste € 750.000 per schadegeval voor zaakschade waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 10\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De betrouwbaarheid van het bedrijf en van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen worden geacht te zijn gewaarborgd indien:\n \n \n a.\n gelet op de voornemens en antecedenten van hen naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde regels;\n \n \n b.\n deze bij de aanvraag van een vergunning beschikken over een verklaring omtrent gedrag, of, indien betrokkene een niet-ingezetene is van Nederland, een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of een gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waar hij woonachtig is, dat niet ouder is dan zes maanden;\n \n \n c.\n deze personen niet onder curatele staan;\n \n \n d.\n deze niet gelieerd zijn aan nationale overheden;\n \n \n e.\n het bedrijf de op aantoonbare wijze de uitgangspunten van de International Code of Conduct Association onderschrijft;\n \n \n f.\n redelijkerwijs aangenomen mag worden dat gehandeld zal worden in overeenstemming met hetgeen van een goede beveiligingsorganisatie in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3, tweede lid, van het Besluit wordt, in het geval het maritiem beveiligingsbedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging niet in Nederland heeft, bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bedrijf, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, mede betrokken de vergunning of erkenning van de bevoegde autoriteiten van het land waar het bedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.\n \n \n 3\n De Minister neemt bij zijn beoordeling bedoeld in artikel 5.5, derde lid, onderdeel c, van het Besluit, de verklaring omtrent het gedrag, dan wel het uittreksel justitiële documentatie in aanmerking.\n \n \n 4\n De betrouwbaarheid van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht niet te zijn gewaarborgd indien het bedrijf, of de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, onherroepelijk zijn veroordeeld voor misdrijven genoemd in titel XVIII, titel XIX, titel XX, XXIII tot en met XXVI en titel XXIX van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 11\n (bedrijfsvoering)\n \n \n 1\n De bedrijfsvoering van het maritiem beveiligingsbedrijf is zodanig ingericht dat het bedrijf in ieder geval beschikt over:\n \n \n a.\n een personeelsadministratie, daarbij inbegrepen een registratie van het particulier maritiem beveiligingspersoneel en van de bewijzen van hun betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en geoefendheid, medische geschiktheid en beheersing van de Engelse taal;\n \n \n b.\n relevante beleidsdocumenten, werkinstructies en overzichten, als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid;\n \n \n c.\n een functionaris die belast is met de verantwoordelijkheid voor de naleving van wettelijke voorschriften en het daarop betrekking hebbende risicomanagement;\n \n \n d.\n continue toegang tot en beschikbaarheid van maritiem juridisch advies.\n \n \n \n \n 2\n Beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n ethisch beleid;\n \n \n b.\n algemeen veiligheidsbeleid;\n \n \n c.\n arbeidsomstandighedenbeleid, in het bijzonder gezondheids- en veiligheidsbeleid;\n \n \n d.\n beleid inzake de werving, selectie en training van maritieme beveiligers;\n \n \n e.\n beleid met betrekking tot wapens, daarbij inbegrepen de opslag, het onderhoud en de vernietiging;\n \n \n f.\n beleid inzake interne en externe communicatie;\n \n \n g.\n beleid inzake klachtafhandeling;\n \n \n h.\n klokkenluidersregeling;\n \n \n i.\n risicoanalyse;\n \n \n j.\n mensenrechten;\n \n \n k.\n crisismanagement;\n \n \n l.\n de uitvoer van strategische goederen, daarbij inbegrepen exportcontrole certificaten.\n \n \n \n \n 3\n Werkinstructies als bedoeld in het eerste lid, onder b betreffen in ieder geval instructies inzake\n \n \n a.\n het uitvoeren van een te beveiligen transport, daarbij inbegrepen de communicatie en rapportage tijdens de doorvaart;\n \n \n b.\n de inzet van maritieme beveiligers tijdens een transport;\n \n \n c.\n het levensreddend optreden aan boord (lifesaving rules);\n \n \n d.\n het gebruik van geweldsbevoegdheden;\n \n \n e.\n de procedure voor het inschieten van een persoonlijk wapen;\n \n \n f.\n het gebruik van floating armouries;\n \n \n g.\n het gebruik van camera’s en microfoons;\n \n \n h.\n het gebruik van handboeien.\n \n \n \n \n 4\n Overzichten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n trainingen, daarbij inbegrepen herhalingstrainingen, van de particuliere maritieme beveiligers;\n \n \n b.\n wapenvergunningen en\n \n \n c.\n onderhoudsplannen.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 12\n (intern toezicht)\n \n Het intern toezicht van het maritiem beveiligingsbedrijf voorziet schriftelijk aantoonbaar in:\n \n \n a.\n kwaliteitsbeleid;\n \n \n b.\n beleid gericht op het proces van continue verbetering;\n \n \n c.\n management reviews;\n \n \n d.\n interne auditing;\n \n \n e.\n beleid inzake rapportage van incidenten en afhandeling;\n \n \n f.\n documentcontrole.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Paragraaf\n 5.2\n Eisen aan de beveiligers\n \n \n Artikel\n 13\n (verlening inzage)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf verleent de Inspectie ten behoeve van de afdoening van de vergunningaanvraag en desgevraagd na verlening van een vergunning inzage in de bewijzen dat de maritieme beveiligers voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, medische geschiktheid, vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 14\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De maritieme beveiligers beschikken over een verklaring omtrent gedrag dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n \n 2\n Indien een maritieme beveiliger niet-ingezetene is van Nederland beschikt hij ten minste over een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waarvan hij ingezetene is, dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 15\n (geneeskundige verklaring)\n \n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt te allen tijde over:\n \n \n a.\n een Nederlandstalige of Engelstalige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die inhoudt dat gedurende de tewerkstelling geen drugs of alcohol wordt gebruikt door het lid van het beveiligingsteam.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 16\n (vakbekwaamheid en geoefendheid)\n \n \n 1\n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt over:\n \n \n a.\n ten minste vier jaar operationele dienstervaring in een militaire – of politie-organisatie, waarna eervol ontslag is verleend;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige maritime security operators-certificaat of gelijkwaardig certificaat van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden dat niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n c.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het omgaan met semi-automatische vuurwapens in maritieme omstandigheden die niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n d.\n een eigen Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die niet ouder is dan twaalf maanden welke inhoudt dat hij bekend is met de fundamentele rechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het bepaalde bij of krachtens de wet, in het bijzonder de geweldsinstructie, en over de vakbekwaamheid en geoefendheid beschikt in het gebruik van camera’s en microfoons en in het gebruik van handboeien en\n \n \n e.\n een Nederlandstalig of Engelstalig certificaat van beheersing van de Engelse taal;\n \n \n \n \n 2\n Het certificaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dient te zijn afgegeven door een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven en die de vakbekwaamheid en geoefendheid verzorgt overeenkomstig de normdocumenten 9001:2015, 28000:2007 en 28007:2015 van de International Organization for Standardization.\n \n \n 3\n Het lid van het beveiligingsteam dat als team medic wordt aangewezen heeft ten minste een cursus First Person On Scene Intermediate met goed gevolg afgelegd bij een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Operationele eisen\n \n \n Artikel\n 17\n (teamleider)\n \n \n 1\n Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 6, 9, 11 en 12 van de wet is bepaald heeft de teamleider tot taak:\n \n \n a.\n het uitoefenen van de operationele leiding over de overige leden van het beveiligingsteam bij de uitvoering van de maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n het uitoefenen van het toezicht op en de controle over de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n c.\n het fungeren als tussenpersoon tussen het beveiligingsteam en de kapitein;\n \n \n d.\n het fungeren als tussenpersoon tussen de vergunninghouder en de kapitein;\n \n \n e.\n het verstrekken van een opdrachtafhankelijke procedurehandleiding aan de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n f.\n het adviseren van de kapitein over te treffen veiligheidsmaatregelen aan boord van het schip die niet het gebruik van geweldsmiddelen betreffen;\n \n \n g.\n het functioneel beheer van de geweldsmiddelen en de uitrusting van het beveiligingsteam;\n \n \n h.\n het toezien op het juiste gebruik en het functioneren van de camera en microfoon door het particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n i.\n het leidinggeven aan het gezamenlijk oefenen van het beveiligingsteam met de bemanning van de maritieme beveiligingswerkzaamheden gericht op de bescherming tegen piraterij indien de kapitein daartoe de opdracht geeft;\n \n \n j.\n het toezien op de veiligheid, het welzijn en het gedrag van de overige leden van het beveiligingsteam.\n \n \n \n \n 2\n De teamleider verricht voorafgaand aan het embarkeren in ieder geval de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het informeren van de overige leden van het beveiligingsteam over de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n b.\n het laten ondertekenen van de overige leden van het beveiligingsteam van een verklaring waaruit blijkt dat de leden van het beveiligingsteam op de hoogte zijn van de inhoud van de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n c.\n de controle op de geweldsmiddelen en uitrusting van de leden van het beveiligingsteam;\n \n \n d.\n het verrichten van een oefening van het beveiligingsteam, in het bijzonder in het gebruik van geweldsmiddelen en\n \n \n e.\n het aanwijzen van een lid van het beveiligingsteam als team medic.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Bestuursrechtelijke handhaving en boetes\n \n \n Artikel\n 18\n (bestuurlijke boete vergunninghouder)\n \n \n 1\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 15 van de wet of artikelen 3.1, 3.3, derde lid, 4.5, 5.2, 5.5 tot en met 5.14 van het Besluit kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 2\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 6, derde lid, van de wet jo. artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 3\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van de op grond van artikel 13, vierde lid, van de wet aan de vergunning verbonden voorschriften kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 19\n (bestuurlijke boete scheepsbeheerder)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de scheepsbeheerder voor een overtreding van artikel 6, eerste lid van de wet en artikel 6, derde lid, van de wet jo artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 20\n (bestuurlijke boete kapitein)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de kapitein voor een overtreding van de artikelen 6, eerste en vierde lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet en artikel 6, tweede lid jo artikel 2.4 van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 21\n (bestuurlijke boete teamleider)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de teamleider voor een overtreding van artikelen 6, tweede lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 22\n (matiging boete)\n \n \n 1\n Onverminderd de artikelen 3:4, 5.41 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houden de toezichthoudende ambtenaren bij het vaststellen van een bestuurlijke boete in ieder geval rekening met de volgende omstandigheden, voor zover die van toepassing zijn:\n \n \n a.\n de ernst en de duur van de overtreding;\n \n \n b.\n de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;\n \n \n c.\n de afwezigheid van eerdere overtredingen van de overtreder van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n d.\n de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;\n \n \n e.\n de maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.\n \n \n \n \n 2\n De toezichthoudende ambtenaren verlagen het boetebedrag met een evenredig percentage indien de omstandigheden, genoemd in het eerste lid, een dergelijke verlaging rechtvaardigen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Bescherming persoonsgegevens en verwerking gegevens\n \n \n Artikel\n 23\n (bewaartermijn)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder, het maritiem beveiligingsbedrijf, de kapitein en de teamleider zijn gerechtigd de beeld- en geluidsopnames in te zien respectievelijk te beluisteren.\n \n \n 2\n De bestanden met beeld- en geluidsopnamen worden door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel vernietigd nadat deze tezamen met de rapportages, bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, van de wet aan de Minister, respectievelijk het openbaar ministerie zijn verzonden, maar uiterlijk binnen 28 dagen na het verlaten van het risicogebied.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, kunnen de bestanden met beeld- en geluidsopnamen langer worden bewaard door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel indien dat noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 24\n (privacyverklaring)\n \n \n 1\n De toezichthoudende ambtenaren maken met betrekking tot de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de wet, in een privacyverklaring kenbaar:\n \n \n a.\n hoe de rechten kunnen worden uitgeoefend tot inzage en correctie van persoonsgegevens;\n \n \n b.\n met welke partijen en onder welke voorwaarden persoonsgegevens worden gedeeld;\n \n \n c.\n welke maatregelen zijn getroffen om misbruik, verlies, onbevoegde toegang, ongewenste openbaarmaking en ongeoorloofde wijziging van persoonsgegevens tegen te gaan.\n \n \n \n \n 2\n De privacyverklaring wordt op de website van de Inspectie geplaatst.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 25\n (inwerkingtreding)\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet ter Bescherming Koopvaardij in werking treedt.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 26\n (citeertitel)\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bescherming koopvaardij.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 1\n Permission application form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n To be completed by the shipping company for Dutch flagged vessels with registration in the Netherlands only. For VPD-protection of vessels with registration in Curaçao please contact Maritime Authority Curaçao.\n This application must be submitted to the Coast Guard Centre (ccc@kustwacht.nl).\n The statutory timeframe in which the Coast Guard must make its decision on an application for armed private security will start once it receives parts 1 to 4 of this form, fully completed.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Coast Guard use only: \n \n \n \n \n \n Contact: KWC/ Coast Guard Centre:\n \n \n MIK-NL Maritime Intelligence Centre\n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n 0223 542 300 / 0223 658 358 / ccc@kustwacht.nl/MIK-NL@kustwacht.nl\n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Kwc dossierno.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Urgency:\n \n \n Immediate response by Coast Guard within 24 hours preferred?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 1 – GENERAL INFORMATION\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 1\n \n \n Company name\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n Adress\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n Areal code / city\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n Name of contact person(s)\n \n \n \n \n \n \n 5\n \n \n Email\n \n \n \n \n \n \n 6\n \n \n Telephone\n \n \n \n \n \n \n 7\n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n 8\n \n \n Registration Dutch flag:\n \n \n Yes / No\n \n \n If ‘No’ please cancel this request. This procedure is only applicable in case of Dutch flagged vessels.\n \n \n \n \n 9\n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n 10\n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n 11\n \n \n Type of ship\n \n \n \n E.g. tanker, dry cargo, passenger ship, RoRo, other\n \n \n \n \n 12\n \n \n Photo of a side view of the ship\n \n \n \n Please attach photo\n \n \n \n \n 13\n \n \n Number of crew members\n \n \n \n \n \n \n 14\n \n \n Attach copy of ship’s general plan\n \n \n \n \n \n \n 15\n \n \n Attach an accommodation plan\n \n \n \n \n \n \n 16\n \n \n Cargo specifications\n \n \n \n \n \n \n 17\n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n 18\n \n \n Last port of departure before HRA\n \n \n \n \n \n \n 19\n \n \n First port of arrival after HRA\n \n \n \n \n \n \n 20\n \n \n Intended route\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 2 – INITIAL RISK ANALYSIS OF THE TRANSPORT to be completed by the company security officer\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 21\n \n \n Tonnage (DWT)\n \n \n \n \n \n \n 22\n \n \n Free board on high risk area passage (metres/decimetres)\n \n \n \n \n \n \n 23\n \n \n Maximum speed\n \n \n \n \n \n \n 24\n \n \n Cruising speed during transport\n \n \n \n \n \n \n 25\n \n \n Estimated total time expected to be in the High Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 26\n \n \n Manoeuvrability of the ship\n \n \n \n Good / average / fairly poor / poor\n \n \n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n \n 27\n \n \n Weather sensitivity of the ship\n \n \n Very sensitive / sensitive / less sensitive / not sensitive\n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n 28\n \n \n Insured value cargo\n \n \n \n \n \n \n 29\n \n \n Insured value ship\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Initial risk analysis prior to application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Severe injury / kidnap incident\n \n \n 5. Fatalities / Multiple severe injuries / Hijack of vessel\n \n \n \n \n Frequency:\n \n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the markings is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 3 – SECURITY MEASURES / BMP5 IMPLEMENTATION\n \n \n to be completed by the Company Security Officer\n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory BMP5 measures according to Article 3 of the Merchant Shipping Protection Regulation:\n \n \n \n \n Confirmation\n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n Binoculars for the team on the bridge\n \n \n \n \n \n \n 31\n \n \n Search lights to check the surroundings of the ship\n \n \n \n \n \n \n 32\n \n \n Razor wire\n \n \n \n \n \n \n 33\n \n \n Locking access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms\n \n \n \n \n \n \n 34\n \n \n Reinforcing large windows and portholes with bars or cover plates\n \n \n \n \n \n \n 35\n \n \n Designating crew muster point or safe room with means of communication with the outside world, such as VHF and/or INMARSAT\n \n \n \n \n \n \n 36\n \n \n Mounting water or foam sprayers\n \n \n \n \n \n \n 37\n \n \n Preparing the crew through anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n 38\n \n \n Protecting the ship’s equipment and machinery from third-party use\n \n \n \n \n \n \n 39\n \n \n Deploying fully trained crew members to one or more lookout posts, including the use of the bridge\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other:\n \n \n \n \n \n \n \n 40\n \n \n CCTV enabled?\n \n \n \n \n \n \n 41\n \n \n Lifts taken out of service?\n \n \n \n \n \n \n 42\n \n \n Other protective measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n OTHER CONSIDERATIONS\n \n \n \n \n \n \n Have the following been considered:\n \n \n Yes/No\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 43\n \n \n Taking a different route?\n \n \n \n \n \n \n 44\n \n \n Sailing in convoy?\n \n \n \n \n \n \n 45\n \n \n Hiring unarmed security personnel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Private armed maritime security preferred above VPD security?\n \n → Go to Part 4 (and skip Part 5)\n \n VPD security preferred above private armed maritime security?\n \n → Go to Part 5 (and skip Part 4)\n \n If in doubt about whether to seek permission for armed private maritime security, complete 4 and 5.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 4 – Armed private security\n \n \n PMSC QUOTES AND DISTANCE OF DETOUR FOR VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 46\n \n \n Quoted price PMSC 1 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 47\n \n \n Quoted price PMSC 2 (total price)\n \n \n \n \n \n \n 48\n \n \n Quoted price PMSC 3 (total price)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n DETAILS OF PROPOSED PMSC\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n 49\n \n \n Name of proposed PMSC / permit holder\n \n \n \n \n \n \n 50\n \n \n ILT permit number of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 51\n \n \n Address / contact details of PMSC/permit holder\n \n \n \n \n \n \n 52\n \n \n Size of envisaged security team\n \n \n \n \n \n \n 53\n \n \n Email address of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 54\n \n \n Proposed embarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 55\n \n \n Proposed disembarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 56\n \n \n Detour distance for VPD embarkation if known\n \n \n \n Total distance for embarkation and disembarkation\n \n \n \n \n 57\n \n \n Further details of detours\n \n \n \n Additional port calls?\n Time lost?\n Additional costs?\n \n \n \n \n 58\n \n \n Storage of arms and ammunition on board if the ship sails outside of the high-risk area\n \n \n \n \n \n \n 59\n \n \n PMSC included in SSP?\n \n \n \n Yes /No\n \n \n \n \n 60\n \n \n Email address / telephone number of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 5 – Request for Vessel Protection Detachment from Ministry of Defence\n \n \n \n \n \n \n Residual risk assessment after application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n \n \n 1. Marine crime (ship stores)\n \n \n 2. Marine crime including exposure for crew\n \n \n 3. Piracy exposure\n \n \n 4. Serious injury / abduction\n \n \n 5. Fatalities / Multiple serious injuries / Hijacking of ship\n \n \n \n Frequency:\n \n Criteria1\n \n \n ○ Exposure time in high-risk area > 48 hours\n \n \n ○ Increase of attacks in the last quarter in the risk area according to IMB reports\n \n \n ○ Attacks reported last year according to IMB\n \n \n ○ Vessel speed alignment\n \n \n ○ Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n \n \n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the marks is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n REGARDING THE VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n Question\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n 61\n \n \n Name and function of contact person for the Ministry of Defence on this voyage\n \n \n \n \n \n \n 62\n \n \n What is the ‘minimum safe manning’ number on board?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 63\n \n \n Maximum crew according to certificates?\n \n \n \n According to the ship’s certificate\n \n \n \n \n 64\n \n \n Extra accommodation available?\n \n \n \n \n \n \n 65\n \n \n How many additional berths are available?\n \n \n \n \n \n \n 66\n \n \n Description of medical facilities on board\n \n \n \n \n \n \n 67\n \n \n Description of the ship’s antenna plan (for possible helicopter operations)\n \n \n \n \n \n \n 68\n \n \n Contact details of your shipping agents in embarkation and disembarkation ports\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name and position\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.01-10-2023Stcrt. 2023, 27774, datum inwerkingtreding 12-10-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2023.Annex1Permission Application FormTo be completed by the shipping company; for Dutch flagged vessels with registration in the Netherlands only.For VPD-protection of vessels with registration in Curaçao please contact Maritime Authority Curaçao.This application must be submitted to the following email address: bbk@kustwacht.nlThe statutory timeframe [48 hours, weekends excluded] in which the Coastguard must make its decision on an application for armed private security will start once it receives this form, fully completed; attachments included.For Coastguard use only:Contact:Nautisch Beheer/ WtBKe-mail:bbk@kustwacht.nlDate:Time:KW dossiernr:Urgency:□ Immediate response by Coastguard within 24 hours preferred?Reason:PART 1 – GENERAL INFORMATIONDetailsRemarks0Registration Dutch flagYes □No □If ‘No’ Cancel request. This procedure is only applicable in case of Dutch flagged vessels.1Company nameApplicant must qualify as a ship manager under the Merchant Shipping (Protection) Act2Address3Areal code4City5Name of contact person(s)6E-mail7Telephone8Name of ship9Call sign10IMO number11Type of shipE.g. tanker, dry cargo, passenger ship, RoRo12Photo of a side view of the ship□Photo attached13Number of crew members14Attach copy of ship’s general plan(including accommodation plan)□Copy of plan attachedVoyage DetailsDetailsRemarks15Dates of transport:1: Start [ETD]2: End [ETA]1:2:16Last port of departure before the Risk Area17First port of arrival after the Risk Area18Intended route:Attach waypoint list.[RTZ, CSV, or Excel]□Lat/Long WGS84[ex. 29° 40 100N / 32° 33 200 E]PART 2 – INITIAL RISK ANALYSIS OF THE TRANSPORTto be completed by the Company Security OfficerDetailsRemarks19Tonnage (Deadweight or Gross Tonnage)□ DWT:□ GT:20Free board on the Risk Area passage (metres/decimetres)21Maximum speed22Cruising speed during transport23Time expected to be in the Risk Area:1: ETA RA2: ETD RA3: Total time in (H)RA1:2:3:24Manoeuvrability of the shipGood / average / fairly poor / poorStrike out what does not apply25Weather sensitivity of the shipVery sensitive / sensitive / less sensitive / not sensitiveStrike out what does not apply26Cargo Specifications27Information insurance cargo(like: type of insurance, name insurance company)28Information insurance ship(like: type of insurance, name P&I or insurance company)Initial risk analysis prior to application of own protection measuresImpact level:1. Marine crime (ship stores)2. Marine crime including exposure for crew3. Piracy exposure4. Severe injury / kidnap incident5. Fatalities / Multiple severe injuries / Hijack of vesselFrequency:Criteria1o Exposure time in (High) Risk Area more than 48 hourso Increase of attacks in the last quarter according to IMB reportso Attacks reported last year according to IMBo Vessel speed alignmento Client / cargo resulting in extra exposureRisk: High / Medium / Low.Drag the black dot to the appropriate field in the matrix1 Mark if applicable: the sum of the markings is the frequency.PART 3 – SECURITY MEASURESto be completed by the Company Security OfficerMandatory measures according to Article 3 of the Merchant Shipping Protection Regulation:ConfirmationRemarksSpecify reason in case a box is not ticked29Binoculars for the team on the bridge□30Search lights to check the surroundings of the ship□31Razor wire□32Locking access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms□33Reinforcing large windows and portholes with bars or cover plates□34Designating crew muster point or safe room with means of communication with the outside world, such as VHF and/or INMARSAT□35Mounting water or foam sprayers□36Preparing the crew through anti-piracy exercises□37Protecting the ship’s equipment and machinery from third-party use□38Deploying fully trained crew members to one or more lookout posts, including the use of the bridge□Other:39CCTV enabled?□40Lifts taken out of service?□41Other protective measures? Specify.□...OTHER CONSIDERATIONSHave the following been considered:ConfirmationRemarksSpecify reason why it is not an option42Taking a different route?□43Sailing in convoy?□44Hiring unarmed security personnel?□Residual risk assessment after application of own protection measuresImpact level:1. Marine crime (ship stores)2. Marine crime including exposure for crew3. Piracy exposure4. Serious injury / abduction5. Fatalities / Multiple serious injuries / Hijacking of shipFrequency:Criteria1o Exposure time in high-risk area > 48 hourso Increase of attacks in the last quarter in the risk area according to IMB reportso Attacks reported last year according to IMBo Vessel speed alignmento Client / cargo resulting in extra exposureRisk: High / Medium / Low.Drag the black dot to the appropriate field in the matrix1 Mark if applicable: the sum of the marks is the frequency.PART 4 – Armed Private SecurityPMSC QUOTES AND DISTANCE OF DETOUR FOR VPD EMBARKATIONDetailsRemarks45Quoted price PMSC (total price)€/$□Price offer PMSC attachedDETAILS OF PROPOSED PMSCDetailsRemarks46Name of proposed PMSC / permit holder47ILT permit number of PMSC48Address / contact details of PMSC/permit holder49Size of envisaged security team50E-mail address of PMSC51Proposed embarkation point of PMSC52Proposed disembarkation point of PMSC53Specify location & describe weapons storage of arms and ammunition on board when the ship sails outside of the (High) Risk Area54Does the ship have a valid (interim-) International Ship Security Certificate (ISSC)?N/A □ [< 500 GT]Yes □No □If No, does it have an approved Ship Security Plan? Yes □ | No □55E-mail address / telephone number of ship masterPart 5 – Vessel Protection Detachment from Ministry of DefenceREGARDING THE VPD/ PCASP EMBARKATIONDetailsRemarks56What is the total number of persons for which Life-Saving Appliances are provided mentioned on the ships’ Safety Certificate?In case the actual total numbers of persons exceeds, contact the RO in order to obtain a temporary exemption.57What is the ‘minimum safe manning’ number on board?According to the Minimum Safe Manning Certificate58Extra accommodation (cabins) available?59How many additional beds are available?60Description of medical facilities on board□ I have completed this form correctly to the best of my knowledge.Name and positionDateSignature\n \n \n Annex\n 2\n Embarkation Form – ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Name of master\n \n \n \n \n \n \n Place and date of embarkation of security team\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE SECURITY TEAM MEMBERS\n \n \n If possible attach crew list with the following information:\n \n Name of maritime security guard\n Date of birth\n Address\n Nationality\n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n Do the weapons match the statement from the ship manager and PMSC?\n \n \n Yes/No\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HELMET CAMERAS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of the helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n Number of helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HAND CUFFS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Hand cuffs available?\n \n \n \n \n \n \n Number of hand cuffs\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n THE SHIP MASTER DECLARES THAT:\n \n \n \n \n \n \n Yes\n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Outside the high risk area, the weapons will be stored in the weapons locker in accordance with art. 3.2 BBK\n \n \n \n \n \n \n An immediate report will be made to the Dutch Public Prosecutor’s Office concerning any incident at sea involving the use of force and I will also inform the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate.\n \n \n \n \n \n \n a report will be made to the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate about where and when the armed security team disembarks within 48 hours after disembarkment.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 3\n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n Proposed IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Expected Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Expected Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n Ship condition:\n Loaded/In ballast\n \n \n \n \n \n \n At anchor/Moored in port\n \n \n \n \n \n \n Summer deadweight:\n \n \n ......... tonnes\n \n \n \n \n \n Planned boat speed through HRA\n \n \n ......... knots\n \n \n \n \n \n Lowest freeboard with load: (lowest deck)\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n Freeboard at summer draught:\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE TEAM MEMBERS\n \n \n \n \n \n Team member\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name\n \n \n \n \n \n \n Date of birth\n \n \n \n \n \n \n Address\n \n \n \n \n \n \n Nationality\n \n \n \n \n \n \n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon embarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Hand cuffs available? Y/N\n \n \n \n \n \n \n Amount of hand cuffs available\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PREPARATORY MEASURES BY TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Members of security team briefed on procedure manual and rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Security team members have signed a declaration confirming their awareness of the contents of the procedure manual and the rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Weapons and equipment of security team members checked\n \n \n \n \n \n \n Drill completed with security team, covering the use of weapons in particular\n \n \n \n \n \n \n Name of security team member designated as team medic\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n BMP5 checklist for TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n General\n \n \n \n \n Is it the intention to sail through the HRA at maximum speed?\n • What is the maximum speed of the ship?\n • What is the cruising speed of the ship?\n \n \n \n \n \n \n Will the ship be sailing alone, in convoy or in group transit?\n \n \n \n \n \n \n Is it the intention not to carry out work on deck during the passage through the high-risk area?\n \n \n \n \n \n \n \n Crew preparation\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Has the crew received a briefing from the TL/PCASP team\n \n \n \n A briefing in which they were made aware of:\n • The danger of piracy\n • The latest intelligence (threat assessment)\n • What to do in an emergency\n • How access to the accommodation block and engine rooms will be controlled/regulated during the passage through the HRA.\n \n Ref BMP 5 p. 9 and p. 16\n \n \n \n \n \n Has the crew been trained in the actions to be taken if there is a risk of attack by pirates?\n \n \n \n • First actions of bridge team and PCASP on suspicious approach\n • Alerting the crew\n • First actions to be taken by the crew\n • Retreat to citadel when ordered to do so\n • What to do when the ‘all clear’ is given\n \n Ref BMP 5 p. 9\n \n \n \n \n \n Manoeuvring: has the bridge team practised taking the first evasive manoeuvres after observing a suspicious vessel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory measures upon entry into high-risk area\n \n \n \n \n \n Binoculars available\n \n \n \n \n \n \n Search lights available\n \n \n \n \n \n \n Concertina razor wire available and in place\n \n \n \n \n \n \n Safe muster point or safe room designated for ship’s crew\n \n \n \n \n \n \n Crew prepared by means of anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n Trained crew members deployed to one or more lookout posts\n \n \n \n \n \n \n Water or foam sprayers mounted on the deck near potential boarding points\n \n \n \n \n \n \n Doors and hatches giving access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms have been locked\n \n \n \n \n \n \n Large windows and portholes reinforced\n \n \n \n \n \n \n Ship equipment and machinery protected against third-party use\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other possible measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Place dummies (mannequins) on the bridge wings and/or other places to give the impression that a good lookout is being kept;\n \n \n \n \n \n \n Avoid drifting and slow speeds, and do not anchor in the HRA;\n \n \n \n \n \n \n • Anti-RPG fencing along the bridge wings to provide protection against Rocket-Propelled Grenades (RPGs);\n • Sandbags or water-filled oil drums beside openings along the bridge wings, behind which PCASP and bridge crew can take shelter;\n • Steel plates that can be quickly mounted on a number of bridge windows on both port and starboard sides in the event of an attack or suspicious approach;\n • Anti-blast lamination on bridge windows to protect against flying glass caused by bullet impacts.\n \n \n \n \n \n \n Other (non-physical) protective measures that may be considered (not mandatory):\n • If present, CCTV cameras should be positioned to provide a view of areas that are vulnerable to pirates, such as the quarterdeck and the lowest deck (wind hole);\n • If present, CCTV cameras could be positioned in such a way, potentially with a searchlight alongside, that the surroundings (the water) at the rear of the ship (behind the railing) can be monitored from the bridge;\n • The ability to centrally switch off lighting in the accommodation block to disorient pirates once inside;\n • Displaying warning signs on the outside of the ship in English and/or Somali and/or drawings indicating that the ship is protected by armed guards.\n \n Ref BMP-5 p. 18\n \n \n \n \n \n \n \n Communication and means of communication\n \n \n \n \n Do all means of communication work?\n • VHF from the bridge\n • VHF from the citadel\n • INMARSAT from the bridge and/or cabin\n • INMARSAT from the citadel\n • Internal ship communication devices (telephones/two-way radios);\n • Has the SSAS been tested?\n • Is the Automatic Identification System enabled?\n • Are the emergency contact lists up to date and have they been posted at all locations from which external calls can be made, including the citadel?\n \n Ref: BMP p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n In terms of communication, will the following actions be taken upon entry to the HRA?\n • Minimise use of VHF;\n • If VHF is used, only respond to ‘legitimate’ or known contacts.\n \n Ref: BMP5 – p. 10\n \n \n \n \n VHF could give away the ship’s position. Preferably use email and INMARSAT instead.\n There have been cases where people have used VHF to pretend to be someone other than who they really are.\n \n \n \n \n Have UKMTO and MSCHOA been informed of the ship’s sailing plans through the Voluntary Reporting Scheme? Have the following reports been made, or will they be made?\n • Initial report (upon entering VRA);\n • Daily (noon) report;\n • Final report upon leaving VRA;\n • Reporting of irregular or suspicious ship movements.\n Ref: BMP5 p. 21\n \n \n \n \n \n \n Ship’s resources\n \n \n \n \n Optical resources:\n • Are Night Viewing Optics and/or Thermal Imagers (TIs) present and working and can the crew access them during the hours of darkness?\n \n \n \n \n \n \n Radar. Does the ship have:\n • Properly functioning navigation radar for all-round observation?\n • Fence radar (stern radar) covering the area behind the funnel?\n \n \n \n \n \n \n Alarm signals: Is the alarm that sounds in case of a suspicious ship or an attack such that the ship immediately knows that it is a possible attack and the alarm is not confused with (for example) a fire alarm?\n \n Ref BMP-5 p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n Securing the crew – muster, citadel\n \n \n \n \n Citadel. Is a citadel present or designated?\n Does the citadel meet the following conditions?\n • VHF and/or INMARSAT connection with the outside world (see also Section 5);\n • Sufficient water and food for the entire crew for a long period of time;\n • Sanitary facilities;\n • Team medic designated?\n • Sufficient medical resources to treat even serious injuries;\n • Ability to steer the ship;\n • Have the crew practised evacuating to the citadel?\n \n Ref BMP-5 p. 17\n \n \n \n \n \n \n \n \n Other observations\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n \n Team leader’s name\n \n \n \n \n \n \n Company\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 4\n SHIP Master Report Form\n \n \n \n SHIP Master Report Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For use by the Human Environment and Transport Inspectorate only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n ILT reference:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR SHIP MASTER\n \n \n \n \n \n Attach:\n – embarkation form and attachments\n – relevant parts of crew list and ship’s logbook\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Send form and attachments within 48 hours after disembarkment of private maritime security team to: wtbk@ilent.nl\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP AND VOYAGE\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapons disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON THE PROTECTIVE MEASURES TAKEN\n \n \n See the WtBK and Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Measure 1\n \n \n \n \n \n \n Measure 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Name and signature of master\n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 5\n Team leader’s report form\n \n \n \n TEAM LEADER REPORT FORM\n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n Please send the completed form within 48 hours after disembarkment of security guards and armament to the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (wtbk@ilent.nl) \n \n \n \n \n \n \n Attach Team Leader Embarkation Form \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and Operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, the master must fill in the ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Team leader name and signature\n \n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 6\n Ship master form for reporting the use of force and/or handcuffs to the public prosecution service\n \n \n \n Form A For immediate notification of the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Time in GMT\n \n \n \n \n \n Ship’s position (lat/long)\n \n \n \n \n \n Course and speed during incident\n \n \n \n \n \n Brief description of the incident\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Form B Detailed report on the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of the ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Type of ship\n \n \n \n \n \n Name and address of ship manager\n \n \n \n \n \n Name of ship master\n Contact details\n \n \n \n \n \n Name of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Permit number of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team embarkation\n \n \n \n \n \n Route of ship\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team disembarkation\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Composition of maritime security team\n \n \n \n \n Attach crew list details\n \n \n \n \n \n Surname, first name of team leader\n nationality\n passport number\n Contact details\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Description of the incident\n \n \n \n \n \n \n Date and time of the incident\n \n \n \n \n \n Incident location, ship location\n \n \n \n \n \n Accurate description of the facts, such as:\n • Method of approach and speed of the suspect vessel\n • First non-kinetic actions taken by own ship\n • Time RUF invoked and distance from the ship at that time\n • Time of transfer of responsibility to TL for use of force\n • RUF end time\n • In case of an attack: number of attackers, type of weapons (rifles/RPGs, etc.), type of ammunition, etc.\n \n \n \n \n \n Reason for invoking RUF / using weapons\n \n \n \n \n \n Description of how the rules of engagement / RUF were followed\n \n \n \n \n \n Description of any injury suffered by own crew as a result of the incident\n \n \n \n \n \n Description of any injury to third parties caused by the incident\n \n \n \n \n \n Description of any property damage caused by the incident\n \n \n \n \n \n Were any third parties taken on board?\n \n \n \n \n \n If yes, how many persons, name and address details\n \n \n \n \n \n Description of support/care provided to third parties\n \n \n \n \n \n Other measures taken by team leader or master\n \n \n \n \n \n UKMTO and MSCHOA informed?\n \n \n \n \n \n Was support provided by other ships, including military vessels?\n \n \n \n \n \n Did the crew enter the citadel?\n \n \n \n \n \n Were witness statements recorded?\n If yes, please attach statements\n \n \n \n \n \n Description of available video camera footage\n \n \n \n \n \n Are photos available? If yes, please attach photos\n \n \n \n \n \n \n \n \n Sighted by team leader:\n name of team leader\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n Name and signature of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046257/2023-10-12_0/xml/BWBR0046257_2023-10-12_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 19 januari 2021 houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en het Besluit bescherming koopvaardij (Regeling bescherming koopvaardij)2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n Regeling bescherming koopvaardij2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 4, vierde lid, 6, eerste, derde en vierde lid, 8, 11, vijfde lid, 12, eerste en derde lid, 13, vijfde en zesde lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Wet ter Bescherming Koopvaardij en de artikelen 2.2, zesde lid, 2.4, vijfde lid, 3.2, tweede lid, 5.4, derde lid, 5.5, derde lid, onder c, en vierde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, vierde lid, 5.8, derde lid, 5.9, derde lid, 5.10, derde lid, 5.13, tweede lid, 6.1, tweede lid, van het Besluit bescherming koopvaardij,\n \n \n Besluit:\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n Hoofstuk\n 1\n Algemene bepalingen \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wort verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Besluit:\n Besluit bescherming koopvaardij;\n \n \n b.\n \n geneeskundige verklaring: geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n c.\n \n Inspectie: Inspectie Leefomgeving en Transport;\n \n \n d.\n \n Minister: Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n e.\n \n toezichthoudende ambtenaren: ambtenaren van de Inspectie die krachtens artikel 16, eerste lid, van de wet zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet;\n \n \n f.\n \n vervoerskoffer: met een slot af te sluiten bewaarplaats van de toegestane geweldsmiddelen;\n \n \n g.\n \n wapenkluis: met een slot af te sluiten opslagplaats van de vervoerskoffers met aangewezen geweldsmiddelen op het schip als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De toestemming voor de inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 2\n (toestemmingsaanvraag)\n \n Bij de aanvraag om toestemming als bedoeld in artikel 4 van de wet wordt ten behoeve van het verstrekken van gegevens en daarbij over te leggen bescheiden gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 1.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 3\n (beschermingsmaatregelen)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder waarborgt in ieder geval de beschikbaarheid van de volgende beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n verrekijkers voor het team op de brug;\n \n \n b.\n schijnwerpers;\n \n \n c.\n harmonica-scheermesdraad;\n \n \n d.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de bemanning en passagiers en de machinekamers en;\n \n \n e.\n materialen die de mogelijkheid bieden tot versterking van ramen en patrijspoorten.\n \n \n \n \n 2\n De kapitein treft voorafgaand aan de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de aanwijzing van een veilige verzamelplaats of schuilplaats voor de zeevarenden en passagiers aan boord van het schip;\n \n \n b.\n het aanbrengen op daartoe aangewezen plaatsen van harmonica-scheermesdraad;\n \n \n c.\n de bevestiging van water- of schuimspuiten bij mogelijke toegangspunten aan dek;\n \n \n d.\n het voorbereiden van de bemanning door oefeningen die gericht zijn op bescherming tegen piraterij;\n \n \n e.\n de vergrendeling van deuren en luiken die toegang geven tot de brug, de verblijven van de zeevarenden en passagiers, alsmede de machinekamers;\n \n \n f.\n de versterking van grote ramen en patrijspoorten, die deze versterking behoeven en\n \n \n g.\n de bescherming van uitrusting en apparatuur van het schip tegen gebruik door derden.\n \n \n \n \n 3\n De kapitein past tijdens de doorvaart door het risicogebied in ieder geval de volgende beschermingsmaatregelingen toe, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet:\n \n \n a.\n de inzet van één of meer uitkijkposten met geïnstrueerde bemanningsleden;\n \n \n b.\n het gebruik van verrekijkers door het team op de brug en\n \n \n c.\n het beschikbaar hebben van schijnwerpers voor onmiddellijk gebruik.\n \n \n \n \n 4\n Indien het wegens bijzondere omstandigheden niet mogelijk is om één of meer van de maatregelen als bedoeld in lid 1 tot en met 3 te treffen, doet de scheepsbeheerder daarvan met redenen omkleed melding op het formulier als bedoeld in artikel 2, zo mogelijk met vermelding van alternatieve maatregelen die worden getroffen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n De inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel\n \n \n Artikel\n 4\n (wapenkluis en vervoerskoffers)\n \n \n 1\n De wapenkluis is slechts toegankelijk voor de kapitein, of met diens expliciete toestemming, de teamleider of een andere door de kapitein aangewezen functionaris.\n \n \n 2\n De kapitein voert een registratie van personen die toegang hebben tot de wapenkluis.\n \n \n 3\n Het openen van een vervoerskoffer en de uitgifte van geweldsmiddelen vereisen expliciete toestemming van de kapitein.\n \n \n 4\n Aan boord van het schip wordt een vervoerskoffer alleen geopend door de teamleider of diens plaatsvervanger.\n \n \n 5\n De vuurwapens die in een vervoerskoffer worden bewaard, zijn niet geladen met munitie. De munitie wordt afzonderlijk in een vervoerskoffer opgeslagen.\n \n \n 6\n De teamleider registreert dagelijks het merk, type, serienummer en de hoeveelheid van de geweldsmiddelen die in iedere vervoerskoffer aanwezig zijn. De kapitein ziet erop toe dat de registratie wordt uitgevoerd en ondertekent daartoe, tezamen met de teamleider deze registratie.\n \n \n 7\n Twee uur voor het bereiken van het risicogebied brengt de teamleider na overleg met de kapitein de vervoerskoffers naar de brug.\n \n \n 8\n De geweldsmiddelen, die niet worden gebruikt tijdens de doorvaart door het risicogebied, worden bewaard in een vervoerskoffer op de brug. De vervoerskoffers zijn tijdens de doorvaart niet afgesloten en staan onder toezicht van het dienstdoende en gewapende lid van het beveiligingsteam op de brug.\n \n \n 9\n Uiterlijk twee uur na het vertrek uit het risicogebied plaatst de teamleider de vervoerskoffers met geweldsmiddelen terug in de wapenkluis.\n \n \n 10\n De teamleider ziet erop toe dat de vuurwapens regelmatig worden onderhouden en adequaat werken overeenkomstig de instructies van de vergunninghouder.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 5\n (helmcamera en microfoon)\n \n \n 1\n Een ieder die deel uitmaakt van het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt gebruik van een helmcamera met microfoon om beeld- en geluidsopnames te maken als bedoeld in lid, artikel 11, tweede van de wet.\n \n \n 2\n Voor de helmcamera’s geldt dat zij:\n \n \n a.\n beeldopnamen maken van tenminste HD-kwaliteit (1280 x 720);\n \n \n b.\n beeldopnamen maken van tenminste 30 frames per seconde;\n \n \n c.\n voorzien zijn van videostabilisatie;\n \n \n d.\n de tijd en datum toevoegen aan de beeldopnamen;\n \n \n e.\n over een ingebouwde microfoon beschikken;\n \n \n f.\n beeldopnamen en geluidsopnamen gesynchroniseerd opnemen;\n \n \n g.\n beschikken over een batterijduur van ten minste zes uur.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 6\n (embarkatie, rapportage, melding aangewend geweld)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder verstrekt de kapitein de informatie, bedoeld in artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, ten minste vier uren voor embarkatie van het beveiligingsteam, de geweldsmiddelen en de apparatuur.\n \n \n 2\n Bij de uitvoering van de vergewisplicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet en artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit, wordt door de kapitein en de teamleider gebruik gemaakt van de model-formulieren, zoals opgenomen in bijlage 2, respectievelijk bijlage 3. De kapitein zendt de door de kapitein en de teamleider ingevulde formulieren terstond na embarkatie ter informatie toe aan de Kustwacht en de Inspectie.\n \n \n 3\n Bij de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, wordt door de kapitein en door de teamleider van het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruik gemaakt van het model-formulier zoals opgenomen in bijlage 4, respectievelijk bijlage 5. De formulieren, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze rapportages. De kapitein en de teamleider zenden de rapportages, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet uiterlijk 48 uur na afloop van de debarkatie van het beveiligingsteam aan de Inspectie.\n \n \n 4\n Bij de melding aan het openbaar ministerie, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet, wordt door de kapitein gebruik gemaakt van de meldingsformulieren, zoals opgenomen in bijlage 6.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n De vergunning\n \n \n Artikel\n 7\n (vergunningaanvraag)\n \n \n 1\n De Inspectie hanteert een model-formulier ten behoeve van het verstrekken van gegevens ten behoeve van het aanvragen van een vergunning. De aanvrager voegt de op het aanvraagformulier vermelde bescheiden en bewijsstukken toe als bijlagen bij de aanvraag.\n \n \n 2\n Na ontvangst van de aanvraag wordt de aanwezigheid van bescheiden en bewijsstukken getoetst aan de eisen opgenomen in de artikelen 9 tot en met 15.\n \n \n 3\n Na ontvangst aanvraag bescheiden en bewijsstukken kan de Inspectie, alvorens een besluit te nemen naar aanleiding van de vergunningaanvraag, een audit verrichten op de vestigingslocatie van de aanvrager.\n \n \n 4\n Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het waarborgen van:\n \n \n a.\n een goed samenspel en goede communicatie met overheidsinstellingen;\n \n \n b.\n de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n c.\n de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de vergunninghouder;\n \n \n d.\n de kwaliteit van de te leveren maritieme beveiliging.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 8\n (leges)\n \n \n 1\n De leges voor de afdoening van een aanvraag van een vergunning bedragen in totaal € 17.220,–. Voor de initiële afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 7.220,–. Voor de finale afdoening van een aanvraag van een vergunning zijn leges verschuldigd ten bedrage van € 10.000,–.\n \n \n 2\n De leges voor de afdoening van een aanvraag tot verlenging van een vergunning bedragen € 14.190,–.\n \n \n 3\n De leges voor de afdoening van de overgang van een vergunning op een derde, bedoeld in artikel 4.5 van het Besluit bedragen € 17.220,–.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wettelijke eisen vergunning\n \n \n Paragraaf\n 5.1\n Eisen aan de onderneming\n \n \n Artikel\n 9\n (continuïteit van de onderneming)\n \n \n 1\n De continuïteit van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht redelijkerwijs te zijn gewaarborgd indien het bedrijf beschikt over:\n \n \n a.\n een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van maximaal zes maanden oud of een gelijkwaardig document uit een andere lidstaat van de Europese Unie;\n \n \n b.\n een aansprakelijkheidsverzekering van het maritiem beveiligingsbedrijf tot dekking van de risico’s waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven;\n \n \n c.\n een accountantsverklaring van maximaal zes maanden oud, die inhoudt dat het bedrijf niet in staat van faillissement verkeert, aan het bedrijf geen surseance van betaling is verleend, geen beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van het maritiem beveiligingsbedrijf of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen;\n \n \n d.\n een overzicht van belangrijke leveranciers.\n \n \n \n \n 2\n De verzekering, bedoeld in het eerste lid, onder b, omvat in ieder geval een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, algemene aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. De verzekering dekt de aansprakelijkheid van het bedrijf voor ten minste € 2.500.000 per schadegeval voor letselschade en ten minste € 750.000 per schadegeval voor zaakschade waartoe de vergunde activiteiten aanleiding kunnen geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 10\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De betrouwbaarheid van het bedrijf en van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen worden geacht te zijn gewaarborgd indien:\n \n \n a.\n gelet op de voornemens en antecedenten van hen naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde regels;\n \n \n b.\n deze bij de aanvraag van een vergunning beschikken over een verklaring omtrent gedrag, of, indien betrokkene een niet-ingezetene is van Nederland, een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of een gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waar hij woonachtig is, dat niet ouder is dan zes maanden;\n \n \n c.\n deze personen niet onder curatele staan;\n \n \n d.\n deze niet gelieerd zijn aan nationale overheden;\n \n \n e.\n het bedrijf de op aantoonbare wijze de uitgangspunten van de International Code of Conduct Association onderschrijft;\n \n \n f.\n redelijkerwijs aangenomen mag worden dat gehandeld zal worden in overeenstemming met hetgeen van een goede beveiligingsorganisatie in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3, tweede lid, van het Besluit wordt, in het geval het maritiem beveiligingsbedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging niet in Nederland heeft, bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bedrijf, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, mede betrokken de vergunning of erkenning van de bevoegde autoriteiten van het land waar het bedrijf zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.\n \n \n 3\n De Minister neemt bij zijn beoordeling bedoeld in artikel 5.5, derde lid, onderdeel c, van het Besluit, de verklaring omtrent het gedrag, dan wel het uittreksel justitiële documentatie in aanmerking.\n \n \n 4\n De betrouwbaarheid van het maritiem beveiligingsbedrijf wordt geacht niet te zijn gewaarborgd indien het bedrijf, of de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, onherroepelijk zijn veroordeeld voor misdrijven genoemd in titel XVIII, titel XIX, titel XX, XXIII tot en met XXVI en titel XXIX van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 11\n (bedrijfsvoering)\n \n \n 1\n De bedrijfsvoering van het maritiem beveiligingsbedrijf is zodanig ingericht dat het bedrijf in ieder geval beschikt over:\n \n \n a.\n een personeelsadministratie, daarbij inbegrepen een registratie van het particulier maritiem beveiligingspersoneel en van de bewijzen van hun betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en geoefendheid, medische geschiktheid en beheersing van de Engelse taal;\n \n \n b.\n relevante beleidsdocumenten, werkinstructies en overzichten, als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid;\n \n \n c.\n een functionaris die belast is met de verantwoordelijkheid voor de naleving van wettelijke voorschriften en het daarop betrekking hebbende risicomanagement;\n \n \n d.\n continue toegang tot en beschikbaarheid van maritiem juridisch advies.\n \n \n \n \n 2\n Beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n ethisch beleid;\n \n \n b.\n algemeen veiligheidsbeleid;\n \n \n c.\n arbeidsomstandighedenbeleid, in het bijzonder gezondheids- en veiligheidsbeleid;\n \n \n d.\n beleid inzake de werving, selectie en training van maritieme beveiligers;\n \n \n e.\n beleid met betrekking tot wapens, daarbij inbegrepen de opslag, het onderhoud en de vernietiging;\n \n \n f.\n beleid inzake interne en externe communicatie;\n \n \n g.\n beleid inzake klachtafhandeling;\n \n \n h.\n klokkenluidersregeling;\n \n \n i.\n risicoanalyse;\n \n \n j.\n mensenrechten;\n \n \n k.\n crisismanagement;\n \n \n l.\n de uitvoer van strategische goederen, daarbij inbegrepen exportcontrole certificaten.\n \n \n \n \n 3\n Werkinstructies als bedoeld in het eerste lid, onder b betreffen in ieder geval instructies inzake\n \n \n a.\n het uitvoeren van een te beveiligen transport, daarbij inbegrepen de communicatie en rapportage tijdens de doorvaart;\n \n \n b.\n de inzet van maritieme beveiligers tijdens een transport;\n \n \n c.\n het levensreddend optreden aan boord (lifesaving rules);\n \n \n d.\n het gebruik van geweldsbevoegdheden;\n \n \n e.\n de procedure voor het inschieten van een persoonlijk wapen;\n \n \n f.\n het gebruik van floating armouries;\n \n \n g.\n het gebruik van camera’s en microfoons;\n \n \n h.\n het gebruik van handboeien.\n \n \n \n \n 4\n Overzichten als bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n trainingen, daarbij inbegrepen herhalingstrainingen, van de particuliere maritieme beveiligers;\n \n \n b.\n wapenvergunningen en\n \n \n c.\n onderhoudsplannen.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 12\n (intern toezicht)\n \n Het intern toezicht van het maritiem beveiligingsbedrijf voorziet schriftelijk aantoonbaar in:\n \n \n a.\n kwaliteitsbeleid;\n \n \n b.\n beleid gericht op het proces van continue verbetering;\n \n \n c.\n management reviews;\n \n \n d.\n interne auditing;\n \n \n e.\n beleid inzake rapportage van incidenten en afhandeling;\n \n \n f.\n documentcontrole.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Paragraaf\n 5.2\n Eisen aan de beveiligers\n \n \n Artikel\n 13\n (verlening inzage)\n \n Het maritiem beveiligingsbedrijf verleent de Inspectie ten behoeve van de afdoening van de vergunningaanvraag en desgevraagd na verlening van een vergunning inzage in de bewijzen dat de maritieme beveiligers voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid, medische geschiktheid, vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 14\n (betrouwbaarheid)\n \n \n 1\n De maritieme beveiligers beschikken over een verklaring omtrent gedrag dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n \n 2\n Indien een maritieme beveiliger niet-ingezetene is van Nederland beschikt hij ten minste over een Engelstalig uittreksel justitiële documentatie of gelijkwaardig Engelstalig getuigschrift van de autoriteiten van het land waarvan hij ingezetene is, dat bij de vergunningaanvraag niet ouder is dan twaalf maanden.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 15\n (geneeskundige verklaring)\n \n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt te allen tijde over:\n \n \n a.\n een Nederlandstalige of Engelstalige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die inhoudt dat gedurende de tewerkstelling geen drugs of alcohol wordt gebruikt door het lid van het beveiligingsteam.\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 16\n (vakbekwaamheid en geoefendheid)\n \n \n 1\n Elk lid van het beveiligingsteam beschikt over:\n \n \n a.\n ten minste vier jaar operationele dienstervaring in een militaire – of politie-organisatie, waarna eervol ontslag is verleend;\n \n \n b.\n een Nederlandstalige of Engelstalige maritime security operators-certificaat of gelijkwaardig certificaat van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het verrichten van maritieme beveiligingswerkzaamheden dat niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n c.\n een Nederlandstalige of Engelstalige verklaring van vakbekwaamheid en geoefendheid voor het omgaan met semi-automatische vuurwapens in maritieme omstandigheden die niet ouder is dan twaalf maanden;\n \n \n d.\n een eigen Nederlandstalige of Engelstalige verklaring die niet ouder is dan twaalf maanden welke inhoudt dat hij bekend is met de fundamentele rechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het bepaalde bij of krachtens de wet, in het bijzonder de geweldsinstructie, en over de vakbekwaamheid en geoefendheid beschikt in het gebruik van camera’s en microfoons en in het gebruik van handboeien en\n \n \n e.\n een Nederlandstalig of Engelstalig certificaat van beheersing van de Engelse taal;\n \n \n \n \n 2\n Het certificaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dient te zijn afgegeven door een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven en die de vakbekwaamheid en geoefendheid verzorgt overeenkomstig de normdocumenten 9001:2015, 28000:2007 en 28007:2015 van de International Organization for Standardization.\n \n \n 3\n Het lid van het beveiligingsteam dat als team medic wordt aangewezen heeft ten minste een cursus First Person On Scene Intermediate met goed gevolg afgelegd bij een instelling die bevoegd is het certificaat daartoe af te geven.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Operationele eisen\n \n \n Artikel\n 17\n (teamleider)\n \n \n 1\n Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 6, 9, 11 en 12 van de wet is bepaald heeft de teamleider tot taak:\n \n \n a.\n het uitoefenen van de operationele leiding over de overige leden van het beveiligingsteam bij de uitvoering van de maritieme beveiligingswerkzaamheden;\n \n \n b.\n het uitoefenen van het toezicht op en de controle over de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n c.\n het fungeren als tussenpersoon tussen het beveiligingsteam en de kapitein;\n \n \n d.\n het fungeren als tussenpersoon tussen de vergunninghouder en de kapitein;\n \n \n e.\n het verstrekken van een opdrachtafhankelijke procedurehandleiding aan de overige leden van het beveiligingsteam;\n \n \n f.\n het adviseren van de kapitein over te treffen veiligheidsmaatregelen aan boord van het schip die niet het gebruik van geweldsmiddelen betreffen;\n \n \n g.\n het functioneel beheer van de geweldsmiddelen en de uitrusting van het beveiligingsteam;\n \n \n h.\n het toezien op het juiste gebruik en het functioneren van de camera en microfoon door het particulier maritiem beveiligingspersoneel;\n \n \n i.\n het leidinggeven aan het gezamenlijk oefenen van het beveiligingsteam met de bemanning van de maritieme beveiligingswerkzaamheden gericht op de bescherming tegen piraterij indien de kapitein daartoe de opdracht geeft;\n \n \n j.\n het toezien op de veiligheid, het welzijn en het gedrag van de overige leden van het beveiligingsteam.\n \n \n \n \n 2\n De teamleider verricht voorafgaand aan het embarkeren in ieder geval de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het informeren van de overige leden van het beveiligingsteam over de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n b.\n het laten ondertekenen van de overige leden van het beveiligingsteam van een verklaring waaruit blijkt dat de leden van het beveiligingsteam op de hoogte zijn van de inhoud van de procedurehandleiding en geweldsinstructie;\n \n \n c.\n de controle op de geweldsmiddelen en uitrusting van de leden van het beveiligingsteam;\n \n \n d.\n het verrichten van een oefening van het beveiligingsteam, in het bijzonder in het gebruik van geweldsmiddelen en\n \n \n e.\n het aanwijzen van een lid van het beveiligingsteam als team medic.\n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Bestuursrechtelijke handhaving en boetes\n \n \n Artikel\n 18\n (bestuurlijke boete vergunninghouder)\n \n \n 1\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 15 van de wet of artikelen 3.1, 3.3, derde lid, 4.5, 5.2, 5.5 tot en met 5.14 van het Besluit kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 2\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van artikel 6, derde lid, van de wet jo. artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n 3\n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de vergunninghouder voor een overtreding van de op grond van artikel 13, vierde lid, van de wet aan de vergunning verbonden voorschriften kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 19\n (bestuurlijke boete scheepsbeheerder)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de scheepsbeheerder voor een overtreding van artikel 6, eerste lid van de wet en artikel 6, derde lid, van de wet jo artikel 2.4, eerste en tweede lid, van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 20\n (bestuurlijke boete kapitein)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de kapitein voor een overtreding van de artikelen 6, eerste en vierde lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet en artikel 6, tweede lid jo artikel 2.4 van het Besluit kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 21\n (bestuurlijke boete teamleider)\n \n De bestuurlijke boete die ten hoogste aan de teamleider voor een overtreding van artikelen 6, tweede lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 22\n (matiging boete)\n \n \n 1\n Onverminderd de artikelen 3:4, 5.41 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houden de toezichthoudende ambtenaren bij het vaststellen van een bestuurlijke boete in ieder geval rekening met de volgende omstandigheden, voor zover die van toepassing zijn:\n \n \n a.\n de ernst en de duur van de overtreding;\n \n \n b.\n de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten;\n \n \n c.\n de afwezigheid van eerdere overtredingen van de overtreder van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;\n \n \n d.\n de mate waarin de overtreder meewerkt bij het vaststellen van de overtreding;\n \n \n e.\n de maatregelen die de overtreder na de overtreding heeft genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen.\n \n \n \n \n 2\n De toezichthoudende ambtenaren verlagen het boetebedrag met een evenredig percentage indien de omstandigheden, genoemd in het eerste lid, een dergelijke verlaging rechtvaardigen.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 8\n Bescherming persoonsgegevens en verwerking gegevens\n \n \n Artikel\n 23\n (bewaartermijn)\n \n \n 1\n De scheepsbeheerder, het maritiem beveiligingsbedrijf, de kapitein en de teamleider zijn gerechtigd de beeld- en geluidsopnames in te zien respectievelijk te beluisteren.\n \n \n 2\n De bestanden met beeld- en geluidsopnamen worden door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel vernietigd nadat deze tezamen met de rapportages, bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, van de wet aan de Minister, respectievelijk het openbaar ministerie zijn verzonden, maar uiterlijk binnen 28 dagen na het verlaten van het risicogebied.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid, kunnen de bestanden met beeld- en geluidsopnamen langer worden bewaard door de scheepsbeheerder, de kapitein en het particulier maritiem beveiligingspersoneel indien dat noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 24\n (privacyverklaring)\n \n \n 1\n De toezichthoudende ambtenaren maken met betrekking tot de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de wet, in een privacyverklaring kenbaar:\n \n \n a.\n hoe de rechten kunnen worden uitgeoefend tot inzage en correctie van persoonsgegevens;\n \n \n b.\n met welke partijen en onder welke voorwaarden persoonsgegevens worden gedeeld;\n \n \n c.\n welke maatregelen zijn getroffen om misbruik, verlies, onbevoegde toegang, ongewenste openbaarmaking en ongeoorloofde wijziging van persoonsgegevens tegen te gaan.\n \n \n \n \n 2\n De privacyverklaring wordt op de website van de Inspectie geplaatst.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 9\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 25\n (inwerkingtreding)\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet ter Bescherming Koopvaardij in werking treedt.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n Artikel\n 26\n (citeertitel)\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bescherming koopvaardij.\n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 19 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 1\n Permission Application Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n To be completed by the shipping company; for Dutch flagged vessels with registration in the Netherlands only.\n For VPD-protection of vessels with registration in Curaçao please contact Maritime Authority Curaçao.\n This application must be submitted to the following email address: bbk@kustwacht.nl\n The statutory timeframe [48 hours, weekends excluded] in which the Coastguard must make its decision on an application for armed private security will start once it receives this form, fully completed; attachments included.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Coastguard use only:\n \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n Nautisch Beheer/ WtBK\n \n \n \n \n e-mail:\n \n \n bbk@kustwacht.nl\n \n \n \n \n Date:\n Time:\n \n \n \n KW dossiernr:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Urgency:\n \n □ Immediate response by Coastguard within 24 hours preferred?\n \n \n \n Reason:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 1 – GENERAL INFORMATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 0\n \n \n Registration Dutch flag\n \n \n Yes □\n No □\n \n \n If ‘No’ Cancel request. This procedure is only applicable in case of Dutch flagged vessels.\n \n \n \n \n 1\n \n \n Company name\n \n \n \n Applicant must qualify as a ship manager under the Merchant Shipping (Protection) Act\n \n \n \n \n 2\n \n \n Address\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n Areal code\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n City\n \n \n \n \n \n \n 5\n \n \n Name of contact person(s)\n \n \n \n \n \n \n 6\n \n \n E-mail\n \n \n \n \n \n \n 7\n \n \n Telephone\n \n \n \n \n \n \n 8\n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n 9\n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n 10\n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n 11\n \n \n Type of ship\n \n \n \n E.g. tanker, dry cargo, passenger ship, RoRo\n \n \n \n \n 12\n \n \n Photo of a side view of the ship\n \n \n □\n \n \n \n Photo attached\n \n \n \n \n \n 13\n \n \n Number of crew members\n \n \n \n \n \n \n 14\n \n \n Attach copy of ship’s general plan\n (including accommodation plan)\n \n \n □\n \n \n \n Copy of plan attached\n \n \n \n \n \n \n \n Voyage Details\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 15\n \n \n Dates of transport:\n 1: Start [ETD]\n 2: End [ETA]\n \n \n 1:\n 2:\n \n \n \n \n \n 16\n \n \n Last port of departure before the Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 17\n \n \n First port of arrival after the Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 18\n \n \n Intended route:\n Attach waypoint list.\n \n [RTZ, CSV, or Excel]\n \n \n \n □\n \n \n Lat/Long WGS84\n [ex. 29° 40 100N / 32° 33 200 E]\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 2 – INITIAL RISK ANALYSIS OF THE TRANSPORT\n to be completed by the Company Security Officer\n \n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 19\n \n \n Tonnage (Deadweight or Gross Tonnage)\n \n \n □ DWT:\n □ GT:\n \n \n \n \n \n 20\n \n \n Free board on the Risk Area passage (metres/decimetres)\n \n \n \n \n \n \n 21\n \n \n Maximum speed\n \n \n \n \n \n \n 22\n \n \n Cruising speed during transport\n \n \n \n \n \n \n 23\n \n \n Time expected to be in the Risk Area:\n 1: ETA RA\n 2: ETD RA\n 3: Total time in (H)RA\n \n \n 1:\n 2:\n 3:\n \n \n \n \n \n 24\n \n \n Manoeuvrability of the ship\n \n \n Good / average / fairly poor / poor\n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n 25\n \n \n Weather sensitivity of the ship\n \n \n Very sensitive / sensitive / less sensitive / not sensitive\n \n \n Strike out what does not apply\n \n \n \n \n 26\n \n \n Cargo Specifications\n \n \n \n \n \n \n 27\n \n \n Information insurance cargo\n \n (like: type of insurance, name insurance company)\n \n \n \n \n \n \n \n 28\n \n \n Information insurance ship\n \n (like: type of insurance, name P&I or insurance company)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Initial risk analysis prior to application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n 1. Marine crime (ship stores)\n 2. Marine crime including exposure for crew\n 3. Piracy exposure\n 4. Severe injury / kidnap incident\n 5. Fatalities / Multiple severe injuries / Hijack of vessel\n \n \n Frequency:\n Criteria1\n o Exposure time in (High) Risk Area more than 48 hours\n o Increase of attacks in the last quarter according to IMB reports\n o Attacks reported last year according to IMB\n o Vessel speed alignment\n o Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the markings is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 3 – SECURITY MEASURES\n to be completed by the Company Security Officer\n \n \n \n \n \n Mandatory measures according to Article 3 of the Merchant Shipping Protection Regulation:\n \n \n Confirmation\n \n \n Remarks\n \n Specify reason in case a box is not ticked\n \n \n \n \n \n \n \n 29\n \n \n Binoculars for the team on the bridge\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 30\n \n \n Search lights to check the surroundings of the ship\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 31\n \n \n Razor wire\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 32\n \n \n Locking access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 33\n \n \n Reinforcing large windows and portholes with bars or cover plates\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 34\n \n \n Designating crew muster point or safe room with means of communication with the outside world, such as VHF and/or INMARSAT\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 35\n \n \n Mounting water or foam sprayers\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 36\n \n \n Preparing the crew through anti-piracy exercises\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 37\n \n \n Protecting the ship’s equipment and machinery from third-party use\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 38\n \n \n Deploying fully trained crew members to one or more lookout posts, including the use of the bridge\n \n \n □\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other:\n \n \n \n \n \n \n \n 39\n \n \n CCTV enabled?\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 40\n \n \n Lifts taken out of service?\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 41\n \n \n Other protective measures? Specify.\n \n \n □...\n \n \n \n \n \n \n \n OTHER CONSIDERATIONS\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Have the following been considered:\n \n \n \n \n Confirmation\n \n \n \n \n Remarks\n \n \n Specify reason why it is not an option\n \n \n \n \n \n 42\n \n \n Taking a different route?\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 43\n \n \n Sailing in convoy?\n \n \n □\n \n \n \n \n \n 44\n \n \n Hiring unarmed security personnel?\n \n \n □\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Residual risk assessment after application of own protection measures\n \n \n \n \n \n \n Impact level:\n 1. Marine crime (ship stores)\n 2. Marine crime including exposure for crew\n 3. Piracy exposure\n 4. Serious injury / abduction\n 5. Fatalities / Multiple serious injuries / Hijacking of ship\n \n \n Frequency:\n Criteria1\n o Exposure time in high-risk area > 48 hours\n o Increase of attacks in the last quarter in the risk area according to IMB reports\n o Attacks reported last year according to IMB\n o Vessel speed alignment\n o Client / cargo resulting in extra exposure\n \n \n \n \n Risk: High / Medium / Low.\n Drag the black dot to the appropriate field in the matrix\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1 Mark if applicable: the sum of the marks is the frequency.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PART 4 – Armed Private Security\n PMSC QUOTES AND DISTANCE OF DETOUR FOR VPD EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 45\n \n \n Quoted price PMSC (total price)\n \n \n €/$\n \n \n \n \n \n \n \n □\n \n \n \n Price offer PMSC attached\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n DETAILS OF PROPOSED PMSC\n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 46\n \n \n Name of proposed PMSC / permit holder\n \n \n \n \n \n \n 47\n \n \n ILT permit number of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 48\n \n \n Address / contact details of PMSC/permit holder\n \n \n \n \n \n \n 49\n \n \n Size of envisaged security team\n \n \n \n \n \n \n 50\n \n \n E-mail address of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 51\n \n \n Proposed embarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 52\n \n \n Proposed disembarkation point of PMSC\n \n \n \n \n \n \n 53\n \n \n Specify location & describe weapons storage of arms and ammunition on board when the ship sails outside of the (High) Risk Area\n \n \n \n \n \n \n 54\n \n \n Does the ship have a valid (interim-) International Ship Security Certificate (ISSC)?\n \n \n N/A □ [< 500 GT]\n Yes □\n No □\n \n \n \n If No, does it have an approved Ship Security Plan? Yes □ | No □\n \n \n \n \n 55\n \n \n E-mail address / telephone number of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Part 5 – Vessel Protection Detachment from Ministry of Defence\n REGARDING THE VPD/ PCASP EMBARKATION\n \n \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Remarks\n \n \n \n \n 56\n \n \n What is the total number of persons for which Life-Saving Appliances are provided mentioned on the ships’ Safety Certificate?\n \n \n \n In case the actual total numbers of persons exceeds, contact the RO in order to obtain a temporary exemption.\n \n \n \n \n 57\n \n \n What is the ‘minimum safe manning’ number on board?\n \n \n \n According to the Minimum Safe Manning Certificate\n \n \n \n \n 58\n \n \n Extra accommodation (cabins) available?\n \n \n \n \n \n \n 59\n \n \n How many additional beds are available?\n \n \n \n \n \n \n 60\n \n \n Description of medical facilities on board\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n □ I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name and position\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n20232777411-10-202302-10-2023491498420232777411-10-202302-10-2023491498412-10-202301-10-2023De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Annex\n 2\n Embarkation Form – ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Name of master\n \n \n \n \n \n \n Place and date of embarkation of security team\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE SECURITY TEAM MEMBERS\n \n \n If possible attach crew list with the following information:\n \n Name of maritime security guard\n Date of birth\n Address\n Nationality\n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n Do the weapons match the statement from the ship manager and PMSC?\n \n \n Yes/No\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HELMET CAMERAS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of the helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n Number of helmet cameras\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE HAND CUFFS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Hand cuffs available?\n \n \n \n \n \n \n Number of hand cuffs\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n THE SHIP MASTER DECLARES THAT:\n \n \n \n \n \n \n Yes\n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Outside the high risk area, the weapons will be stored in the weapons locker in accordance with art. 3.2 BBK\n \n \n \n \n \n \n An immediate report will be made to the Dutch Public Prosecutor’s Office concerning any incident at sea involving the use of force and I will also inform the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate.\n \n \n \n \n \n \n a report will be made to the Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate about where and when the armed security team disembarks within 48 hours after disembarkment.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Name\n \n \n Date\n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 3\n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n Team Leader Embarkation Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n – Please send the completed form after embarking security guards and armament to the Dutch Coast Guard and the Human Environment and Transport Inspectorate (ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n – attach completed form to final voyage report\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP \n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n Proposed IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Expected Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Expected Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n Ship condition:\n Loaded/In ballast\n \n \n \n \n \n \n At anchor/Moored in port\n \n \n \n \n \n \n Summer deadweight:\n \n \n ......... tonnes\n \n \n \n \n \n Planned boat speed through HRA\n \n \n ......... knots\n \n \n \n \n \n Lowest freeboard with load: (lowest deck)\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n Freeboard at summer draught:\n \n \n ......... metres\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE TEAM MEMBERS\n \n \n \n \n \n Team member\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name\n \n \n \n \n \n \n Date of birth\n \n \n \n \n \n \n Address\n \n \n \n \n \n \n Nationality\n \n \n \n \n \n \n Passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon embarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n Weapons\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Brand and type of weapons\n \n \n \n \n \n \n Serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Attach photo of weapon serial numbers\n \n \n \n \n \n \n Hand cuffs available? Y/N\n \n \n \n \n \n \n Amount of hand cuffs available\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE AMMUNITION\n \n \n \n \n \n Ammunition\n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Ammunition type\n \n \n \n (Calibre, FMJ/soft-point)\n \n \n \n \n Number of bullets\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n PREPARATORY MEASURES BY TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Members of security team briefed on procedure manual and rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Security team members have signed a declaration confirming their awareness of the contents of the procedure manual and the rules of engagement\n \n \n \n \n \n \n Weapons and equipment of security team members checked\n \n \n \n \n \n \n Drill completed with security team, covering the use of weapons in particular\n \n \n \n \n \n \n Name of security team member designated as team medic\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n BMP5 checklist for TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n General\n \n \n \n \n Is it the intention to sail through the HRA at maximum speed?\n • What is the maximum speed of the ship?\n • What is the cruising speed of the ship?\n \n \n \n \n \n \n Will the ship be sailing alone, in convoy or in group transit?\n \n \n \n \n \n \n Is it the intention not to carry out work on deck during the passage through the high-risk area?\n \n \n \n \n \n \n \n Crew preparation\n \n \n \n \n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Has the crew received a briefing from the TL/PCASP team\n \n \n \n A briefing in which they were made aware of:\n • The danger of piracy\n • The latest intelligence (threat assessment)\n • What to do in an emergency\n • How access to the accommodation block and engine rooms will be controlled/regulated during the passage through the HRA.\n \n Ref BMP 5 p. 9 and p. 16\n \n \n \n \n \n Has the crew been trained in the actions to be taken if there is a risk of attack by pirates?\n \n \n \n • First actions of bridge team and PCASP on suspicious approach\n • Alerting the crew\n • First actions to be taken by the crew\n • Retreat to citadel when ordered to do so\n • What to do when the ‘all clear’ is given\n \n Ref BMP 5 p. 9\n \n \n \n \n \n Manoeuvring: has the bridge team practised taking the first evasive manoeuvres after observing a suspicious vessel?\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Mandatory measures upon entry into high-risk area\n \n \n \n \n \n Binoculars available\n \n \n \n \n \n \n Search lights available\n \n \n \n \n \n \n Concertina razor wire available and in place\n \n \n \n \n \n \n Safe muster point or safe room designated for ship’s crew\n \n \n \n \n \n \n Crew prepared by means of anti-piracy exercises\n \n \n \n \n \n \n Trained crew members deployed to one or more lookout posts\n \n \n \n \n \n \n Water or foam sprayers mounted on the deck near potential boarding points\n \n \n \n \n \n \n Doors and hatches giving access to the bridge, the crew and passenger quarters and the engine rooms have been locked\n \n \n \n \n \n \n Large windows and portholes reinforced\n \n \n \n \n \n \n Ship equipment and machinery protected against third-party use\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Other possible measures\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Place dummies (mannequins) on the bridge wings and/or other places to give the impression that a good lookout is being kept;\n \n \n \n \n \n \n Avoid drifting and slow speeds, and do not anchor in the HRA;\n \n \n \n \n \n \n • Anti-RPG fencing along the bridge wings to provide protection against Rocket-Propelled Grenades (RPGs);\n • Sandbags or water-filled oil drums beside openings along the bridge wings, behind which PCASP and bridge crew can take shelter;\n • Steel plates that can be quickly mounted on a number of bridge windows on both port and starboard sides in the event of an attack or suspicious approach;\n • Anti-blast lamination on bridge windows to protect against flying glass caused by bullet impacts.\n \n \n \n \n \n \n Other (non-physical) protective measures that may be considered (not mandatory):\n • If present, CCTV cameras should be positioned to provide a view of areas that are vulnerable to pirates, such as the quarterdeck and the lowest deck (wind hole);\n • If present, CCTV cameras could be positioned in such a way, potentially with a searchlight alongside, that the surroundings (the water) at the rear of the ship (behind the railing) can be monitored from the bridge;\n • The ability to centrally switch off lighting in the accommodation block to disorient pirates once inside;\n • Displaying warning signs on the outside of the ship in English and/or Somali and/or drawings indicating that the ship is protected by armed guards.\n \n Ref BMP-5 p. 18\n \n \n \n \n \n \n \n Communication and means of communication\n \n \n \n \n Do all means of communication work?\n • VHF from the bridge\n • VHF from the citadel\n • INMARSAT from the bridge and/or cabin\n • INMARSAT from the citadel\n • Internal ship communication devices (telephones/two-way radios);\n • Has the SSAS been tested?\n • Is the Automatic Identification System enabled?\n • Are the emergency contact lists up to date and have they been posted at all locations from which external calls can be made, including the citadel?\n \n Ref: BMP p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n In terms of communication, will the following actions be taken upon entry to the HRA?\n • Minimise use of VHF;\n • If VHF is used, only respond to ‘legitimate’ or known contacts.\n \n Ref: BMP5 – p. 10\n \n \n \n \n VHF could give away the ship’s position. Preferably use email and INMARSAT instead.\n There have been cases where people have used VHF to pretend to be someone other than who they really are.\n \n \n \n \n Have UKMTO and MSCHOA been informed of the ship’s sailing plans through the Voluntary Reporting Scheme? Have the following reports been made, or will they be made?\n • Initial report (upon entering VRA);\n • Daily (noon) report;\n • Final report upon leaving VRA;\n • Reporting of irregular or suspicious ship movements.\n Ref: BMP5 p. 21\n \n \n \n \n \n \n Ship’s resources\n \n \n \n \n Optical resources:\n • Are Night Viewing Optics and/or Thermal Imagers (TIs) present and working and can the crew access them during the hours of darkness?\n \n \n \n \n \n \n Radar. Does the ship have:\n • Properly functioning navigation radar for all-round observation?\n • Fence radar (stern radar) covering the area behind the funnel?\n \n \n \n \n \n \n Alarm signals: Is the alarm that sounds in case of a suspicious ship or an attack such that the ship immediately knows that it is a possible attack and the alarm is not confused with (for example) a fire alarm?\n \n Ref BMP-5 p. 9\n \n \n \n \n \n \n \n Securing the crew – muster, citadel\n \n \n \n \n Citadel. Is a citadel present or designated?\n Does the citadel meet the following conditions?\n • VHF and/or INMARSAT connection with the outside world (see also Section 5);\n • Sufficient water and food for the entire crew for a long period of time;\n • Sanitary facilities;\n • Team medic designated?\n • Sufficient medical resources to treat even serious injuries;\n • Ability to steer the ship;\n • Have the crew practised evacuating to the citadel?\n \n Ref BMP-5 p. 17\n \n \n \n \n \n \n \n \n Other observations\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n Signature\n \n \n \n \n \n \n Team leader’s name\n \n \n \n \n \n \n Company\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 4\n SHIP Master Report Form\n \n \n \n SHIP Master Report Form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For use by the Human Environment and Transport Inspectorate only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n ILT reference:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR SHIP MASTER\n \n \n \n \n \n Attach:\n – embarkation form and attachments\n – relevant parts of crew list and ship’s logbook\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n Send form and attachments within 48 hours after disembarkment of private maritime security team to: wtbk@ilent.nl\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GENERAL INFORMATION ABOUT THE SHIP AND VOYAGE\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n \n Dates of transport\n \n \n \n \n \n \n Load\n \n \n \n \n \n \n PMSC embarkation point\n \n \n \n \n \n \n PMSC disembarkation point\n \n \n \n \n \n \n IRTC route\n \n \n \n East-West or West-East\n \n \n \n \n Date/Time of arrival in HRA\n \n \n \n \n \n \n Date/Time of departure from HRA\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ABOUT THE WEAPONS\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Date and time of weapon disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Place or location of weapons disembarkation\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury? Yes/No\n \n \n \n \n \n \n If yes, name of ship\n \n \n \n \n \n \n Floating armoury company\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n TEAM LEADER RISK ANALYSIS\n \n \n \n \n \n Nature of the risk\n \n \n \n Notes\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON THE PROTECTIVE MEASURES TAKEN\n \n \n See the WtBK and Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Measure 1\n \n \n \n \n \n \n Measure 2\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Name and signature of master\n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 5\n Team leader’s report form\n \n \n \n TEAM LEADER REPORT FORM\n \n \n \n \n \n \n \n \n INSTRUCTION FOR TEAM LEADER\n \n \n \n \n \n \n Please send the completed form within 48 hours after disembarkment of security guards and armament to the Dutch Human Environment and Transport Inspectorate (wtbk@ilent.nl) \n \n \n \n \n \n \n Attach Team Leader Embarkation Form \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON WEAPON STORAGE See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location of weapons locker\n \n \n \n \n \n \n Weapons checks\n \n \n \n \n \n \n Removal and return of weapons\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON TRAINING See Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Drill 1\n \n \n \n \n \n \n Drill 2\n \n \n \n \n \n \n Drill 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON COMMUNICATION WITHIN THE TEAM and Operational activities of the security team, see Merchant Shipping Protection Regulation\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Instructions to team leader\n \n \n \n \n \n \n Advice from team leader\n \n \n \n \n \n \n Positions of security guards\n \n \n \n \n \n \n Start and end of watch shift\n For each security guard\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 1\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, the master must fill in the ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n INFORMATION ON SUSPICIOUS CIRCUMSTANCES 2\n \n \n \n \n \n \n Details\n \n \n Notes\n \n \n \n \n Location\n \n \n \n \n \n \n Time\n \n \n \n \n \n \n Description\n \n \n \n \n \n \n RUF invoked yes/no\n \n \n \n If yes, fill in ‘Report to Public Prosecution Service’ form\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n \n \n \n \n \n Team leader name and signature\n \n \n \n \n \n \n Town/City\n \n \n \n \n \n \n Date\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n \n Annex\n 6\n Ship master form for reporting the use of force and/or handcuffs to the public prosecution service\n \n \n \n Form A For immediate notification of the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Time in GMT\n \n \n \n \n \n Ship’s position (lat/long)\n \n \n \n \n \n Course and speed during incident\n \n \n \n \n \n Brief description of the incident\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Form B Detailed report on the use of force\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n For Public Prosecution Service use only \n \n \n \n \n \n Contact:\n \n \n \n \n \n Tel./fax/email:\n \n \n \n \n \n Date:\n \n \n \n Public Prosecution Service File No.:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Instruction\n \n \n \n \n \n \n send form to the Dutch Public Prosecutor, PM\n \n \n c.c. Dutch Cost Guard, Human Environment Inspectorate(ccc@kustwacht.nl / MIK-NL@kustwacht.nl / wtbk@ilent.nl)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Basic information\n \n \n \n \n \n \n Name of the ship\n \n \n \n \n \n Call sign\n \n \n \n \n \n IMO number\n \n \n \n \n \n Type of ship\n \n \n \n \n \n Name and address of ship manager\n \n \n \n \n \n Name of ship master\n Contact details\n \n \n \n \n \n Name of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Permit number of private maritime security organisation\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team embarkation\n \n \n \n \n \n Route of ship\n \n \n \n \n \n Date and place of maritime security team disembarkation\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Composition of maritime security team\n \n \n \n \n Attach crew list details\n \n \n \n \n \n Surname, first name of team leader\n nationality\n passport number\n Contact details\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n Surname, first name\n nationality\n passport number\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Description of the incident\n \n \n \n \n \n \n Date and time of the incident\n \n \n \n \n \n Incident location, ship location\n \n \n \n \n \n Accurate description of the facts, such as:\n • Method of approach and speed of the suspect vessel\n • First non-kinetic actions taken by own ship\n • Time RUF invoked and distance from the ship at that time\n • Time of transfer of responsibility to TL for use of force\n • RUF end time\n • In case of an attack: number of attackers, type of weapons (rifles/RPGs, etc.), type of ammunition, etc.\n \n \n \n \n \n Reason for invoking RUF / using weapons\n \n \n \n \n \n Description of how the rules of engagement / RUF were followed\n \n \n \n \n \n Description of any injury suffered by own crew as a result of the incident\n \n \n \n \n \n Description of any injury to third parties caused by the incident\n \n \n \n \n \n Description of any property damage caused by the incident\n \n \n \n \n \n Were any third parties taken on board?\n \n \n \n \n \n If yes, how many persons, name and address details\n \n \n \n \n \n Description of support/care provided to third parties\n \n \n \n \n \n Other measures taken by team leader or master\n \n \n \n \n \n UKMTO and MSCHOA informed?\n \n \n \n \n \n Was support provided by other ships, including military vessels?\n \n \n \n \n \n Did the crew enter the citadel?\n \n \n \n \n \n Were witness statements recorded?\n If yes, please attach statements\n \n \n \n \n \n Description of available video camera footage\n \n \n \n \n \n Are photos available? If yes, please attach photos\n \n \n \n \n \n \n \n \n Sighted by team leader:\n name of team leader\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n I have completed this form correctly to the best of my knowledge.\n Name and signature of ship master\n \n \n \n \n \n \n \n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.\n \n2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet ter Bescherming\n Koopvaardij in werking treedt.2022331931-01-202219-01-20222022304-01-202222-12-202101-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046257/manifest.xml", "content": "2022-02-012022-02-03T06:43:02+01:002023-10-14T06:07:27+02:00BWBR0046257.WTI2022-02-012023-09-302022-02-019999-12-312022-02-03T06:43:45+01:002023-10-14T06:07:31+02:00385268dd768072385b3a5f69612db72b2c8da64e10df7c07d9e49db932223df199500452c09338e38ce3499d45f4ca00ad213f3f0f7dee0213b6ad39b8bceda9df08412023-10-129999-12-312023-10-129999-12-312023-10-14T06:07:29+02:002023-10-14T06:07:29+02:00375663d4090029cb1d922dd8dcea80c23cce526bcb0db454aebe165383d96310c45fe3d0feb126625b3150e191cf1956b9e1f0a2576e4b0556356bf4111c9864e7d1a72023-10-012023-10-112023-10-129999-12-312023-10-14T06:07:31+02:002023-10-14T06:07:31+02:00427632eadee5a1902d7c7adf73376a07a058d25d52580b82ca358d3d650ecace038af91a562e6a0a2aca82b4a5f48f88923e9172705ea926b8752b3342af0f75c090f92023-10-012023-10-112022-02-012023-10-112023-10-14T06:07:31+02:002023-10-14T06:07:31+02:00380392810b0cfab434b1eea1d9aeb40bde966da770af70299bfef8dec2f4b31284a18a3b909a6e45f3a6ddcc238ae50879fd1d0aef8a42e7892490c4d37a6309564e45", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046258/2022-02-02_0/xml/BWBR0046258_2022-02-02_0.xml", "content": "\n Besluit Beperking Openbaarheid2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n Besluit Beperking Openbaarheid2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Den Haag\n \n Gelet op artikel 15, eerste lid, onder a, b en c Archiefwet 1995, artikel 10 van het Archiefbesluit 1995 en het advies van het Nationaal Archief d.d. 9 februari 2021 met kenmerk 26656485.\n \n \n Besluit\n Tot de volgende beperkingen aan de openbaarheid van de inventarisnummers van de archieven van de persoonsdossiers van de voormalige Centrale Veiligheidsdienst en van de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst over de jaren 1946–1998.\n \n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn de inventarisnummers, genoemd in de tabel in de bijlage in de eerste kolom beperkt tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1, is, tot openbaring, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden. (De algemene rijksarchivaris behandelt verzoeken tot raadpleging in de inventarisnummers, volgens de procedures die gelden voor inzage in archieven met (bijzondere) persoonsgegevens).\n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het vervaardigen van reproducties van documenten geborgen onder de inventarisnum mers genoemd in artikel 1 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden.\n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n \n Dit besluit wordt als bijlage gevoegd bij de Verklaring van Overbrenging van de archieven van de persoonsdossiers van de voormalige Centrale Veiligheidsdienst en van de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst over de jaren 1946–1998.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n Voor deze,\n \n E.S.M.\n Akerboom\n \n Directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst\n \n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n \n Bijlage\n bij Besluit Beperking Openbaarheid van 1 februari 2022, (kenmerk 92623a44- orl-l.0) behorende bij Staatscourant 2022, nr. 3081\n \n \n Niet beschikbaar als webversie; gepubliceerd op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-3081-b1.\n \n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022\n \n2022308101-02-202292623a44-orl-l.02022308101-02-202292623a44-orl-l.002-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046258/manifest.xml", "content": "2022-02-022022-02-04T06:28:58+01:002022-02-04T06:28:58+01:00BWBR0046258.WTI2022-02-029999-12-312022-02-029999-12-312022-02-04T06:29:07+01:002022-02-04T06:29:07+01:001610642e91905596d5b5a0898a4ff9468d16863f2675a98daf1da24509bda175af0bcd33df77b14ce6d38236528807471dc0ebfe15716e0b86267f5ddbd24bf045924", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046259/2022-03-01_0/xml/BWBR0046259_2022-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2021/069, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij NS Groep N.V.2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 20222022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van Hoofd Security Back Office van 24 november 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Hoofdconducteur, Teammanager Hoofdconducteur, Medewerker Veiligheid en Service, Teammanager Veiligheid en Service, Manager Sociale Veiligheid, en Inspecteur Sociale Veiligheid in dienst van NS Groep N.V., zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein IV, Openbaar vervoer, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 4500 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd. Dit aantal is inclusief de personen werkzaam in de functie van medewerker Veiligheid & Service in dienst van NS Groep N.V. Deze laatste groep is middels een afzonderlijk besluit aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze beide besluiten bestaan naast elkaar, maar er is sprake van een onderlinge samenhang.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De NS Groep N.V. brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 2017 van 30 januari 2017 nr. BOACAT2017/005 zal vervallen op 1 maart 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2022 en vervalt met ingang van 1 maart 2027.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 2022.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046259/2023-06-07_0/xml/BWBR0046259_2023-06-07_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2021/069, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij NS Groep N.V.2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 20222022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van Hoofd Security Back Office van 24 november 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Medewerker Veiligheid en Service, Teammanager Veiligheid en Service, Manager Sociale Veiligheid, Inspecteur Sociale Veiligheid en Security Manager Asset Protection in dienst van NS Groep N.V., zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n20231561806-06-202330-05-2023BOACAT2023/02520231561806-06-202330-05-2023BOACAT2023/02507-06-2023\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein IV, Openbaar vervoer, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 1200 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd. Dit aantal is inclusief de personen werkzaam in de functie van medewerker of Teammanager Veiligheid & Service in dienst van NS Groep N.V. Deze laatste groep is middels een afzonderlijk besluit aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze beide besluiten bestaan naast elkaar, maar er is sprake van een onderlinge samenhang.\n20231561806-06-202330-05-2023BOACAT2023/02520231561806-06-202330-05-2023BOACAT2023/02507-06-2023\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De NS Groep N.V. brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 2017 van 30 januari 2017 nr. BOACAT2017/005 zal vervallen op 1 maart 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2022 en vervalt met ingang van 1 maart 2027.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Groep N.V. 2022.\n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022\n \n2022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/0692022311401-02-202225-01-2022BOACAT2021/06901-03-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046259/manifest.xml", "content": "2022-03-012027-03-012022-02-04T06:29:02+01:002023-06-07T06:32:20+02:00BWBR0046259.WTI2022-03-012023-06-062022-03-019999-12-312022-03-01T06:26:41+01:002023-06-07T06:32:22+02:0031777581f45fc4c871daad5d1d9219e7356dfb9dc8be127471a955558737ad78bcebc3ca8659aa66cbf48b3474edb66f59d8a6351e9c3fb7c4a0e472606449da836a02023-06-079999-12-312023-06-079999-12-312023-06-07T06:32:22+02:002023-06-07T06:32:22+02:0031754659e50ed2d84a7735552790765f958422f4fb19d3ef0e1c51a24017f906e09304f34921675b6a6f3ff4d4f63b1fb8b67b5838688b9f044376f3d17d5c2731ec4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046260/2022-02-02_0/xml/BWBR0046260_2022-02-02_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2022/003, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij DUO Plus2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DUO Plus 20222022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van DUO Plus van 21 december 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van DUO Plus, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 15 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van handboeien.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n DUO Plus brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van DUO Plus in de functie van Buitengewoon opsporingsambtenaar, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DUO Plus 2022.\n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022\n \n2022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/0032022316801-02-202225-01-2022BOACAT2022/00302-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046260/manifest.xml", "content": "2022-02-022027-02-022022-02-04T06:29:02+01:002022-02-04T06:29:02+01:00BWBR0046260.WTI2022-02-029999-12-312022-02-029999-12-312022-02-04T06:29:08+01:002022-02-04T06:29:08+01:0033640d864fa07699cc21df4fd9d07c680bea902eca8b524848ed10af51e94dfe2765435eb4d6dd26988f510a2a041c3969441487976999442ab3c54f9bec0641c9d6b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046261/2022-02-15_0/xml/BWBR0046261_2022-02-15_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2022/005, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen 20222022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Regionale Eenheid Oost-Brabant van 4 augustus 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam in de functie van Assistent Intake & Service, Medewerker Intake & Service, Senior Intake & Service en Generalist Intake & Service, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Oost-Brabant.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 8 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op grond van het gestelde in het onderdeel Beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen van 15 februari 2017, nr. BOACAT2017/010 zal vervallen op 15 februari 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 februari 2022 en vervalt met ingang van 15 februari 2027.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen 2022.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046261/2024-07-18_0/xml/BWBR0046261_2024-07-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 25 januari 2022 nr. BOACAT2022/005, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen 20222022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Regionale Eenheid Oost-Brabant van 4 augustus 2021 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam in de functie van Assistent Intake & Service, Medewerker Intake & Service, Senior Intake & Service en Generalist Intake & Service, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Oost-Brabant.\n \n \n 2\n Als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen de vrijwillig ambtenaren van politie bedoeld in artikel 2, onder c, van de Politiewet 2012 voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die hun werkgebied hebben in de regionale eenheid Oost-Brabant.\n \n20242306717-07-202408-07-2024BOACAT2024/07620242306717-07-202408-07-2024BOACAT2024/07618-07-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 8 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 7\n \n Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op grond van het gestelde in het onderdeel Beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage H van de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen van 15 februari 2017, nr. BOACAT2017/010 zal vervallen op 15 februari 2022.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 februari 2022 en vervalt met ingang van 15 februari 2027.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regionale Eenheid Oost-Brabant, Team Buitengerechtelijke Afdoeningen 2022.\n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 25 januari 2022.\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022\n \n2022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/0052022318402-02-202225-01-2022BOACAT2022/00515-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046261/manifest.xml", "content": "2022-02-152027-02-152022-02-05T06:20:19+01:002024-07-18T06:30:14+02:00BWBR0046261.WTI2022-02-152024-07-172022-02-159999-12-312022-02-15T07:01:21+01:002024-07-18T06:30:26+02:00340899eebb4446c0ae931304521c4df0bf0eb6807592962b3494415387eab2cb0e24402401d66517bcb4181ad793dc7c3ccd7322550a2b52f864eb4f89217765effcf2024-07-189999-12-312024-07-189999-12-312024-07-18T06:30:26+02:002024-07-18T06:30:26+02:00351130b48e1f8d65b3776eab2fb9f0db0fb23b7fc988266607a496334cda5eb011bee92e13fd7b2f9f177840776363f27b820395696ea44942e59f86a8737fbd6e034", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046262/2022-01-24_0/xml/BWBR0046262_2022-01-24_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 januari 2022, nr. WJZ/22028079, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Ede (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022)2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 20222022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen; of\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Wijziging Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen\n \n \n Wijzigt de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 31\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 23:58 uur.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 32\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Ede\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Ede\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Haarweg/Heuvelsteeg, Heuvelsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Groep.\n \n \n 2.\n De Groep volgen in noordelijke richting tot aan Vlieterweg.\n \n \n 3.\n Vlieterweg volgen in noordelijke richting tot aan Burgermeester Royaardslaan.\n \n \n 4.\n Burgermeester Royaardslaan volgen in noordelijke richting tot aan Dorpsstraat.\n \n \n 5.\n Dorpsstraat volgen in oostelijke richting tot aan Marktsraat.\n \n \n 6.\n Marktstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Barneveldsestraat tot aan Renersesteeg.\n \n \n 7.\n Renersesteeg volgen in noordelijke richting tot aan Goorsteeg.\n \n \n 8.\n Goorsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Haar.\n \n \n 9.\n De haar volgen in noordelijke richting tot aan Kolfschoten.\n \n \n 10.\n Kolfschoten volgen in noordelijke richting tot aan Ringlaan.\n \n \n 11.\n Ringlaan volgen in oostelijke richting tot aan Postweg.\n \n \n 12.\n Postweg volgen in oostelijke richting tot aan Helweg.\n \n \n 13.\n Helweg volgen in noordelijke richting tot aan Havixhorsterpad.\n \n \n 14.\n Havixhorsterpad volgen in noordelijke richting tot aan Achterveldseweg.\n \n \n 15.\n Achterveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan De Pelmolen.\n \n \n 16.\n De pelmolen volgen in noordelijke richting tot aan Barneveldsche Beek.\n \n \n 17.\n Barneveldsche Beek volgen in oostelijke richting tot aan A30.\n \n \n 18.\n A30 volgen in noordelijke richting tot aan Kallenbroekerweg.\n \n \n 19.\n Kallenbroekerweg volgen in oostelijke richting tot aan Schoutenstraat.\n \n \n 20.\n Schoutenstraat volgen in oostelijke richting tot aan Groen van Prinsteerlaan.\n \n \n 21.\n Groen van Prinstererlaan volgen in noordelijke richting tot aan Thorbeckelaan.\n \n \n 22.\n Thorbeckelaan volgen in zuidelijke richting tot aan Gasthuisstraat.\n \n \n 23.\n Gasthuisstraat volgen in oostelijke richting tot aan Stationsweg.\n \n \n 24.\n Stationsweg volgen in zuidelijke richting overgaand in van Zuylen van Nieveltlaan tot aan Barnseweg.\n \n \n 25.\n Barnseweg volgen in oostelijke richting tot aan Wesselseweg (N800).\n \n \n 26.\n N800 volgen in noordelijke richting tot aan De Spil.\n \n \n 27.\n De Spil volgen in zuidelijke richting overgaand in Puurveenseweg overgaand in Essenerweg overgaand in Hulstweg tot aan Dijkerweg.\n \n \n 28.\n Dijkerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Velkemeensedijk.\n \n \n 29.\n Velkemeensedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Pijnenburgsteeg.\n \n \n 30.\n Pijnenburgsteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Pijneburgweg.\n \n \n 31.\n Pijnenburgweg volgen in oostelijke richting tot aan Stroeallee.\n \n \n 32.\n Stroeallee volgen in zuidelijke richting tot aan Edeseweg.\n \n \n 33.\n Edeseweg volgen in westelijke richting tot aan Broekweg.\n \n \n 34.\n Broekweg volgen in zuidelijke richting tot aan Laarweg.\n \n \n 35.\n Laarweg volgen in oostelijke richting tot aan Heersweg.\n \n \n 36.\n Heersweg volgen in zuidelijke richting tot aan Westengerdijk.\n \n \n 37.\n Westengerdijk volgen in zuidelijke richting tot aan Barneveldseweg.\n \n \n 38.\n Barneveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan Apeldoornseweg.\n \n \n 39.\n Apeldoornseweg volgen in oostelijke richting tot aan Harskamperweg.\n \n \n 40.\n Harskamperweg volgen in zuidelijke richting overgaand in N310 tot aan Oude Remsterweg.\n \n \n 41.\n Oude Remsterweg volgen in zuidelijke richting tot aan knooppunt Grijsoord.\n \n \n 42.\n Vanaf Knooppunt Grijssoord A50 volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 43.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Haarweg.\n \n \n 44.\n Haarweg volgen in westelijke richting tot aan Zuidvang.\n \n \n 45.\n Zuidvang volgen in noordelijke richting tot aan Levendaalseweg.\n \n \n 46.\n Levendaalseweg volgen in westelijke richting tot aan Cuneraweg.\n \n \n 47.\n Cuneraweg volgen in noordelijke richting tot aan Boslandweg.\n \n \n 48.\n Boslandweg volgen in westelijke richting tot aan Bergweg.\n \n \n 49.\n Bergweg volgen in westelijke richting overgaand in Autoweg tot aan Defensieweg.\n \n \n 50.\n Defensieweg volgen in noordelijke richting tot aan Veenendaalsestraatweg.\n \n \n 51.\n Veenendaalsestraatweg volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 52.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Koenestraat.\n \n \n 53.\n Koenestraat volgen in noordelijke richting overgaand in Bergweg tot aan kruising Haarweg Heuvelsteeg.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046262/2022-02-14_0/xml/BWBR0046262_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 januari 2022, nr. WJZ/22028079, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Ede (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022)2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 20222022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 28, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermingszone worden verplaatst of artikel 43, zesde lid, van die verordening indien producten vanuit de bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Wijziging Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen\n \n \n Wijzigt de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 31\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 23:58 uur.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 32\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Ede\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Ede\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Haarweg/Heuvelsteeg, Heuvelsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Groep.\n \n \n 2.\n De Groep volgen in noordelijke richting tot aan Vlieterweg.\n \n \n 3.\n Vlieterweg volgen in noordelijke richting tot aan Burgermeester Royaardslaan.\n \n \n 4.\n Burgermeester Royaardslaan volgen in noordelijke richting tot aan Dorpsstraat.\n \n \n 5.\n Dorpsstraat volgen in oostelijke richting tot aan Marktsraat.\n \n \n 6.\n Marktstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Barneveldsestraat tot aan Renersesteeg.\n \n \n 7.\n Renersesteeg volgen in noordelijke richting tot aan Goorsteeg.\n \n \n 8.\n Goorsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Haar.\n \n \n 9.\n De haar volgen in noordelijke richting tot aan Kolfschoten.\n \n \n 10.\n Kolfschoten volgen in noordelijke richting tot aan Ringlaan.\n \n \n 11.\n Ringlaan volgen in oostelijke richting tot aan Postweg.\n \n \n 12.\n Postweg volgen in oostelijke richting tot aan Helweg.\n \n \n 13.\n Helweg volgen in noordelijke richting tot aan Havixhorsterpad.\n \n \n 14.\n Havixhorsterpad volgen in noordelijke richting tot aan Achterveldseweg.\n \n \n 15.\n Achterveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan De Pelmolen.\n \n \n 16.\n De pelmolen volgen in noordelijke richting tot aan Barneveldsche Beek.\n \n \n 17.\n Barneveldsche Beek volgen in oostelijke richting tot aan A30.\n \n \n 18.\n A30 volgen in noordelijke richting tot aan Kallenbroekerweg.\n \n \n 19.\n Kallenbroekerweg volgen in oostelijke richting tot aan Schoutenstraat.\n \n \n 20.\n Schoutenstraat volgen in oostelijke richting tot aan Groen van Prinsteerlaan.\n \n \n 21.\n Groen van Prinstererlaan volgen in noordelijke richting tot aan Thorbeckelaan.\n \n \n 22.\n Thorbeckelaan volgen in zuidelijke richting tot aan Gasthuisstraat.\n \n \n 23.\n Gasthuisstraat volgen in oostelijke richting tot aan Stationsweg.\n \n \n 24.\n Stationsweg volgen in zuidelijke richting overgaand in van Zuylen van Nieveltlaan tot aan Barnseweg.\n \n \n 25.\n Barnseweg volgen in oostelijke richting tot aan Wesselseweg (N800).\n \n \n 26.\n N800 volgen in noordelijke richting tot aan De Spil.\n \n \n 27.\n De Spil volgen in zuidelijke richting overgaand in Puurveenseweg overgaand in Essenerweg overgaand in Hulstweg tot aan Dijkerweg.\n \n \n 28.\n Dijkerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Velkemeensedijk.\n \n \n 29.\n Velkemeensedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Pijnenburgsteeg.\n \n \n 30.\n Pijnenburgsteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Pijneburgweg.\n \n \n 31.\n Pijnenburgweg volgen in oostelijke richting tot aan Stroeallee.\n \n \n 32.\n Stroeallee volgen in zuidelijke richting tot aan Edeseweg.\n \n \n 33.\n Edeseweg volgen in westelijke richting tot aan Broekweg.\n \n \n 34.\n Broekweg volgen in zuidelijke richting tot aan Laarweg.\n \n \n 35.\n Laarweg volgen in oostelijke richting tot aan Heersweg.\n \n \n 36.\n Heersweg volgen in zuidelijke richting tot aan Westengerdijk.\n \n \n 37.\n Westengerdijk volgen in zuidelijke richting tot aan Barneveldseweg.\n \n \n 38.\n Barneveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan Apeldoornseweg.\n \n \n 39.\n Apeldoornseweg volgen in oostelijke richting tot aan Harskamperweg.\n \n \n 40.\n Harskamperweg volgen in zuidelijke richting overgaand in N310 tot aan Oude Remsterweg.\n \n \n 41.\n Oude Remsterweg volgen in zuidelijke richting tot aan knooppunt Grijsoord.\n \n \n 42.\n Vanaf Knooppunt Grijssoord A50 volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 43.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Haarweg.\n \n \n 44.\n Haarweg volgen in westelijke richting tot aan Zuidvang.\n \n \n 45.\n Zuidvang volgen in noordelijke richting tot aan Levendaalseweg.\n \n \n 46.\n Levendaalseweg volgen in westelijke richting tot aan Cuneraweg.\n \n \n 47.\n Cuneraweg volgen in noordelijke richting tot aan Boslandweg.\n \n \n 48.\n Boslandweg volgen in westelijke richting tot aan Bergweg.\n \n \n 49.\n Bergweg volgen in westelijke richting overgaand in Autoweg tot aan Defensieweg.\n \n \n 50.\n Defensieweg volgen in noordelijke richting tot aan Veenendaalsestraatweg.\n \n \n 51.\n Veenendaalsestraatweg volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 52.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Koenestraat.\n \n \n 53.\n Koenestraat volgen in noordelijke richting overgaand in Bergweg tot aan kruising Haarweg Heuvelsteeg.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046262/2022-02-16_0/xml/BWBR0046262_2022-02-16_0.xml", "content": "BWBR0046262_2022-02-14_0\n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 januari 2022, nr. WJZ/22028079, houdende specifieke maatregelen in de beschermings- en de bewakingszone in verband met de bestrijding van hoogpathogene aviaire influenza in Ede (Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022)2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 20222022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n Gelet op de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, en 71, eerste lid, van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84), de artikelen 21, eerste lid, 25, eerste lid, 27, eerste en tweede lid, en 42 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174) en de artikelen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 6.3, tweede lid, van de Wet dieren;\n \n \n Besluit:\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n 1\n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n beschermingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;\n \n \n \n bewakingszone: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;\n \n \n \n commercieel gehouden vogels: pluimvee of in gevangenschap levende vogels die worden gekweekt of gehouden met de bedoeling geld te verdienen;\n \n \n \n hygiëneprotocol: set praktische hygiëneregels ter bevordering van de bioveiligheid in een specifieke situatie, zoals bekendgemaakt op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;\n \n \n \n loopvogels: Struthioniformes (struisvogels), Rheiformes (nandoes), Casuariiformes (kasuarissen en emoes) en Apterygiformes (kiwi's);\n \n \n \n minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n \n \n \n sierwatervogels: watervogels die worden gehouden met een ander doel dan de productie van vlees of eieren;\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2016/429:\n verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekte en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidwetgeving’) (PbEU 2016, L 84);\n \n \n \n verordening (EU) nr. 2020/687: gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174);\n \n \n \n vervoermiddel: voertuig en materieel, met inbegrip van een combinatie van een voertuig en één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;\n \n \n \n vogelverblijfplaats kooi, volière, terrein of gebouw, met uitzondering van woonruimte, waar vogels aanwezig zijn of gewoonlijk worden gehouden en aanverwante ruimtes waar materiaal ten behoeve van vogels is opgeslagen of gewoonlijk wordt opgeslagen;\n \n \n \n watervogels: zwanen, ganzen, eenden, duikers, aalscholvers, reigers, ooievaars, ibissen, flamingo’s, futen, kraanvogels, rallen, steltlopers, meeuwen en sterns.\n \n \n \n \n 2\n De definities, opgenomen in de volgende bepalingen, zijn van toepassing:\n \n \n –\n artikel 4 van verordening (EU) nr. 2016/429;\n \n \n –\n bijlage I bij verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);\n \n \n –\n artikel 2 van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 2\n Aanwijzing beschermings- en bewakingszone\n \n \n 1\n Aangewezen worden:\n \n \n a.\n als beschermingszone het gebied, aangeduid in bijlage 1;\n \n \n b.\n als bewakingszone het gebied, beschreven in bijlage 2.\n \n \n \n \n 2\n In de beschermingszone en de bewakingszone zijn de artikelen 4 tot en met 29 van toepassing, tenzij dit in een bepaling of een onderdeel daarvan anders is bepaald.\n \n \n 3\n De artikelen 12 tot en met 18 zijn mede van toepassing op de verplaatsing van dieren of producten als bedoeld in die artikelen van een inrichting binnen de beschermingszone of de bewakingszone naar een inrichting buiten die gebieden.\n \n \n 4\n Voor zover in de zones, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van andere regelgeving voorschriften ter preventie of bestrijding van aviaire influenza gelden, zijn telkens de meest verstrekkende voorschriften van toepassing.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 3\n Verplaatsingen\n \n In het geval een verplaatsing van dieren of producten in de beschermingszone of de bewakingszone op grond van deze regeling of artikel 10.1 van de Wet dieren is toegestaan:\n \n \n a.\n wordt uitsluitend gestopt of gelost op de inrichting van bestemming;\n \n \n b.\n verloopt de verplaatsing waar mogelijk via hoofdwegen of hoofdspoorwegen;\n \n \n c.\n wordt de omgeving van inrichtingen waar vogels worden gehouden, vermeden;\n \n \n d.\n vindt de verplaatsing plaats overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n e.\n voldoet de verplaatsing aan artikel 43, zesde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 indien producten vanuit de beschermings- of bewakingszone worden verplaatst.\n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074516-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels over verplaatsingen\n \n \n §\n 2.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 4\n Verplaatsen vogels\n \n \n 1\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het is verboden gehouden vogels te verplaatsen naar een inrichting.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 5\n Verplaatsen broedeieren\n \n Het is verboden broedeieren te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 6\n Verplaatsen vers vlees van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vers vlees van vogels te verplaatsen vanuit een slachthuis of wildbewerkingsinrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op vers vlees dat voldoet aan artikel 27, derde lid, onderdelen c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 7\n Verplaatsen vleesproducten van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden vleesproducten, verkregen van vers vlees van vogels, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van vleesproducten die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c of d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 8\n Verplaatsen eieren bestemd voor menselijke consumptie\n \n \n 1\n Het is verboden eieren bestemd voor menselijke consumptie te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdelen a, b, c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van eieren vanuit een inrichting die is gelegen in de beschermings- of bewakingszone, indien zij worden verplaatst naar:\n \n \n a.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen pakstation en is voldaan aan artikel 50, eerste lid, onderdeel a of b, van verordening (EU) nr. 2020/687; of\n \n \n b.\n een door de minister aangewezen in Nederland gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten en is voldaan aan artikel 50, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n \n2022512521-02-202211-02-2022WJZ/220507452022512521-02-202211-02-2022WJZ/2205074516-02-2022Treedt in werking om 00:00 uur.\n \n Artikel\n 9\n Verplaatsen mest en strooisel van vogels\n \n Het is verboden mest van gehouden vogels, al dan niet met strooisel, te verplaatsen vanuit een inrichting.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 10\n Verplaatsen huiden, vellen of veren van vogels\n \n \n 1\n Het is verboden huiden, vellen of veren van gehouden vogels te verplaatsen vanuit een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van veren van gehouden vogels die voldoen aan artikel 27, derde lid, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 11\n Doorvoer\n \n \n 1\n Het is verboden dieren of producten te vervoeren door de beschermings- en bewakingszone.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b en c, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 2.2\n Aanvullende nationale verboden\n \n \n Artikel\n 12\n Vervoer kadavers\n \n \n 1\n Het is verboden kadavers van vogels te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing tot doel heeft om de kadavers te verwijderen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 13\n Verplaatsen anderen dieren dan vogels en daarvan afkomstige dierlijke producten\n \n \n 1\n Het is verboden om andere dieren dan vogels of dierlijke producten, afkomstig van andere dieren dan vogels, te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van dierlijke producten die voldoen aan artikel 27, derde lid, van verordening (EU) nr. 2020/687.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de dieren of dierlijke producten worden verplaatst van of naar een inrichting waar geen commercieel gehouden vogels aanwezig zijn.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 14\n Vervoer diervoeders\n \n \n 1\n Het is verboden diervoeders voor vogels te verplaatsen vanuit of naar een inrichting waar vogels worden gehouden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de verplaatsing van diervoeders voor in gevangenschap levende vogels.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 15\n Vervoer mest landzoogdieren\n \n \n 1\n Het is verboden mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, te verplaatsen.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 16\n Verzamelen en verplaatsen van monsters\n \n Het is toegestaan om monsters als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van verordening (EU) nr. 2020/687 van vogels te verzamelen en die te verplaatsen naar een laboratorium ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van een andere dierziekte dan hoogpathogene aviaire influenza.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 17\n Verplaatsen broedeieren naar een inrichting\n \n \n 1\n Het is verboden broedeieren te verplaatsen naar een inrichting.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op verplaatsingen naar een broederij, indien de verplaatsing geschiedt overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 18\n Verplaatsing vervoermiddel\n \n \n 1\n Het is verboden een vervoermiddel te verplaatsen dat is gebruikt of kennelijk bestemd is om te worden gebruikt voor het verplaatsen of het vervoer van dieren, producten of voorwerpen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 17.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vervoermiddel dat is gereinigd en ontsmet overeenkomstig een hygiëneprotocol.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Andere regels\n \n \n §\n 3.1\n Regels ter uitvoering van Europese voorschriften\n \n \n Artikel\n 19\n Afschermplicht vogels\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden brengt ten minste afscheidingen aan tussen de gehouden vogels en andere dieren die in de inrichting aanwezig zijn en in het wild levende dieren en hun uitwerpselen.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 20\n Melding toename ziekte of sterfte of afname productie\n \n De exploitant van een inrichting meldt onmiddellijk aan de minister een toename van het ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke daling in de productiegegevens ten aanzien van de op de inrichting gehouden vogels.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 21\n Ontsmettingsvoorzieningen\n \n De exploitant van een inrichting zorgt ervoor dat bij de in- en uitgangen van de inrichting gepaste ontsmettingsvoorzieningen aanwezig zijn en worden gebruikt.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 22\n Bezoekverbod\n \n \n 1\n Het is bezoekers verboden een vogelverblijfplaats alsmede een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of ander deel van een inrichting te betreden.\n \n \n 2\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:\n \n \n a.\n het bezoek noodzakelijk is in het kader van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of gezondheid van aanwezige personen;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker het bezoek registreert.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid zijn de onderdelen b en c van dat lid niet van toepassing, indien een acute noodsituatie zich tegen toepassing van die onderdelen verzet.\n \n \n 4\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:\n \n \n a.\n op personeel van de desbetreffende inrichting;\n \n \n b.\n het bezoek plaatsvindt overeenkomstig een hygiëneprotocol; en\n \n \n c.\n de bezoeker in de 72 uren voorafgaand aan het bezoek geen andere inrichting waar vogels worden gehouden heeft bezocht.\n \n \n \n \n 5\n Het is een exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden verboden om een bezoeker toe te laten tot de in het eerste lid bedoelde ruimtes.\n \n \n 6\n Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan het tweede, al dan niet in samenhang met het derde lid, of aan het vierde lid.\n \n \n 7\n Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoermiddel van een bezoeker.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 23\n Registratieplicht\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden houdt een register bij van bezoeken aan een vogelverblijfplaats, een niet deugdelijk fysiek van die verblijfplaats afgescheiden woonruimte of een ander deel van een inrichting, waarin ten minste zijn opgenomen:\n \n \n a.\n de naam, het adres en de woonplaats van de bezoeker;\n \n \n b.\n voor zover de bezoeker een vervoermiddel heeft gebruikt: de soort en het kenteken van het vervoermiddel;\n \n \n c.\n de reden van het bezoek; en\n \n \n d.\n de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 24\n Verwijdering kadavers\n \n De exploitant van een inrichting waar vogels worden gehouden draagt er zorg voor dat kadavers en delen van dode vogels worden verwijderd overeenkomstig artikel 22, derde lid, van verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PbEU 2020, L 174).\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 25\n Samenbrengen vogels\n \n Gelegenheden waarbij vogels worden samengebracht, zijn verboden.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 26\n Heruitzetten wilde vogels\n \n Het is verboden wilde vogels heruit te zetten.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n §\n 3.2\n Aanvullende nationale voorschriften\n \n \n Artikel\n 27\n Ophokplicht commercieel gehouden vogels\n \n Een exploitant van commercieel gehouden vogels, met uitzondering van vogels behorende tot fazanten (Phasianidae), loopvogels of sierwatervogels, brengt de commercieel gehouden vogels binnen een gebouw en houdt die vogels daar.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 28\n Op een plaats houden mest\n \n Een exploitant slaat mest van landzoogdieren, afkomstig van een inrichting waar vogels worden gehouden, op op één plaats.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 29\n Verbod jagen en doden van wild\n \n \n 1\n In afwijking van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het verboden te jagen op eenden of te jagen in gebieden waar dat watervogels kan verstoren.\n \n \n 2\n Het is verboden in het wild levende dieren te vangen of te doden, voor zover dat watervogels betreft of watervogels kan verstoren, zo nodig onder opschorting van bestaande vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste of tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.15, tweede of vierde lid, 3.16, tweede of vierde lid, 3.17, eerste lid, opdrachten als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, of de toepassing van de artikelen 3.26, eerste lid, onderdeel d, onder 4, of 3.30, eerste lid, onderdeel b, onder 4, van de Wet natuurbescherming.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste en tweede lid is, onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet natuurbescherming, het jagen, vangen en doden van dieren toegestaan, indien dat gebeurt:\n \n \n a.\n ter bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer;\n \n \n b.\n ter bestrijding van muskusratten;\n \n \n c.\n ter voorkoming van schade door konijnen op industrieterreinen;\n \n \n d.\n in het kader van wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n e.\n ter bescherming van de verkeersveiligheid.\n \n \n \n2022527223-02-202214-02-2022WJZ/220571122022527223-02-202214-02-2022WJZ/2205711214-02-2022Treedt in werking om 22:59 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 30\n Wijziging Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen\n \n \n Wijzigt de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 31\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl, en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.124 januari 2022, 23:58 uur.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n Artikel\n 32\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling maatregelen beschermings- en bewakingszone hoogpathogene vogelgriep Ede 2022.\n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n \n Deze regeling wordt tevens met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 januari 2022\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n J.C.\n Goet\n \n de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 1\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel a\n \n Beschermingszone (3km) Ede\n \n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n \n Bijlage\n 2\n behorende bij artikel 2, eerste lid, onderdeel b\n \n Bewakingszone (10km) Ede\n \n \n 1.\n Vanaf Kruising Haarweg/Heuvelsteeg, Heuvelsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Groep.\n \n \n 2.\n De Groep volgen in noordelijke richting tot aan Vlieterweg.\n \n \n 3.\n Vlieterweg volgen in noordelijke richting tot aan Burgermeester Royaardslaan.\n \n \n 4.\n Burgermeester Royaardslaan volgen in noordelijke richting tot aan Dorpsstraat.\n \n \n 5.\n Dorpsstraat volgen in oostelijke richting tot aan Marktsraat.\n \n \n 6.\n Marktstraat volgen in noordelijke richting overgaand in Barneveldsestraat tot aan Renersesteeg.\n \n \n 7.\n Renersesteeg volgen in noordelijke richting tot aan Goorsteeg.\n \n \n 8.\n Goorsteeg volgen in noordelijke richting tot aan De Haar.\n \n \n 9.\n De haar volgen in noordelijke richting tot aan Kolfschoten.\n \n \n 10.\n Kolfschoten volgen in noordelijke richting tot aan Ringlaan.\n \n \n 11.\n Ringlaan volgen in oostelijke richting tot aan Postweg.\n \n \n 12.\n Postweg volgen in oostelijke richting tot aan Helweg.\n \n \n 13.\n Helweg volgen in noordelijke richting tot aan Havixhorsterpad.\n \n \n 14.\n Havixhorsterpad volgen in noordelijke richting tot aan Achterveldseweg.\n \n \n 15.\n Achterveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan De Pelmolen.\n \n \n 16.\n De pelmolen volgen in noordelijke richting tot aan Barneveldsche Beek.\n \n \n 17.\n Barneveldsche Beek volgen in oostelijke richting tot aan A30.\n \n \n 18.\n A30 volgen in noordelijke richting tot aan Kallenbroekerweg.\n \n \n 19.\n Kallenbroekerweg volgen in oostelijke richting tot aan Schoutenstraat.\n \n \n 20.\n Schoutenstraat volgen in oostelijke richting tot aan Groen van Prinsteerlaan.\n \n \n 21.\n Groen van Prinstererlaan volgen in noordelijke richting tot aan Thorbeckelaan.\n \n \n 22.\n Thorbeckelaan volgen in zuidelijke richting tot aan Gasthuisstraat.\n \n \n 23.\n Gasthuisstraat volgen in oostelijke richting tot aan Stationsweg.\n \n \n 24.\n Stationsweg volgen in zuidelijke richting overgaand in van Zuylen van Nieveltlaan tot aan Barnseweg.\n \n \n 25.\n Barnseweg volgen in oostelijke richting tot aan Wesselseweg (N800).\n \n \n 26.\n N800 volgen in noordelijke richting tot aan De Spil.\n \n \n 27.\n De Spil volgen in zuidelijke richting overgaand in Puurveenseweg overgaand in Essenerweg overgaand in Hulstweg tot aan Dijkerweg.\n \n \n 28.\n Dijkerweg volgen in zuidelijke richting tot aan Velkemeensedijk.\n \n \n 29.\n Velkemeensedijk volgen in zuidelijke richting tot aan Pijnenburgsteeg.\n \n \n 30.\n Pijnenburgsteeg volgen in zuidelijke richting tot aan Pijneburgweg.\n \n \n 31.\n Pijnenburgweg volgen in oostelijke richting tot aan Stroeallee.\n \n \n 32.\n Stroeallee volgen in zuidelijke richting tot aan Edeseweg.\n \n \n 33.\n Edeseweg volgen in westelijke richting tot aan Broekweg.\n \n \n 34.\n Broekweg volgen in zuidelijke richting tot aan Laarweg.\n \n \n 35.\n Laarweg volgen in oostelijke richting tot aan Heersweg.\n \n \n 36.\n Heersweg volgen in zuidelijke richting tot aan Westengerdijk.\n \n \n 37.\n Westengerdijk volgen in zuidelijke richting tot aan Barneveldseweg.\n \n \n 38.\n Barneveldseweg volgen in oostelijke richting tot aan Apeldoornseweg.\n \n \n 39.\n Apeldoornseweg volgen in oostelijke richting tot aan Harskamperweg.\n \n \n 40.\n Harskamperweg volgen in zuidelijke richting overgaand in N310 tot aan Oude Remsterweg.\n \n \n 41.\n Oude Remsterweg volgen in zuidelijke richting tot aan knooppunt Grijsoord.\n \n \n 42.\n Vanaf Knooppunt Grijssoord A50 volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 43.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Haarweg.\n \n \n 44.\n Haarweg volgen in westelijke richting tot aan Zuidvang.\n \n \n 45.\n Zuidvang volgen in noordelijke richting tot aan Levendaalseweg.\n \n \n 46.\n Levendaalseweg volgen in westelijke richting tot aan Cuneraweg.\n \n \n 47.\n Cuneraweg volgen in noordelijke richting tot aan Boslandweg.\n \n \n 48.\n Boslandweg volgen in westelijke richting tot aan Bergweg.\n \n \n 49.\n Bergweg volgen in westelijke richting overgaand in Autoweg tot aan Defensieweg.\n \n \n 50.\n Defensieweg volgen in noordelijke richting tot aan Veenendaalsestraatweg.\n \n \n 51.\n Veenendaalsestraatweg volgen in zuidelijke richting tot aan N225.\n \n \n 52.\n N225 volgen in westelijke richting tot aan Koenestraat.\n \n \n 53.\n Koenestraat volgen in noordelijke richting overgaand in Bergweg tot aan kruising Haarweg Heuvelsteeg.\n \n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.\n \n2022323102-02-202224-01-2022WJZ/220280792022323102-02-202224-01-2022WJZ/2202807924-01-2022Treedt in werking om 23:58 uur.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046262/manifest.xml", "content": "2022-01-242022-02-05T06:20:20+01:002022-03-04T06:46:16+01:00BWBR0046262.WTI2022-02-252022-01-242022-02-132022-01-249999-12-312022-02-05T06:20:29+01:002022-02-24T06:51:27+01:001480531d406fec6c9c6a274f61e0452cb2ddc6fdf03c1944549a32c67a2e1c3d897c26ad87cb52c31a1b950e7243c1382c74912ee5d08033e5cac664b2180e99cfecee2022-02-162022-02-242022-02-169999-12-312022-02-22T06:26:48+01:002022-03-04T06:46:55+01:0014859226907d4375c49b6ffbca2fa91b1c94c74f483447a991784f1852529257766bd8977053401ab67006c167b4287ce5619d36aa55691158954e9889f496899ff6582022-02-142022-02-152022-02-149999-12-312022-02-24T06:51:26+01:002022-02-24T06:51:26+01:0014872748956d95e31d43bb7401ea3e3bfec5df7b392cd1099ac96535e6010bdd0a57716126c6bacb827612e8eec11eaff937f812e9bf2322ed53081f338654719bd1e7", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0046263/2022-02-14_0/xml/BWBR0046263_2022-02-14_0.xml", "content": "\n Subsidieregeling Experiment echtscheiding2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n Subsidieregeling Experiment echtscheiding2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n gelet op artikel 37b van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand subsidie kan verstrekken ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand voor bijzondere doeleinden en projecten,\n \n \n besluit:\n de volgende subsidieregeling vast te stellen.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n add-on: werkzaamheden die een meer dan gemiddelde tijdbesteding dan wel inspanning kosten als gevolg van gevergde specialistische kennis en/of een juridisch (zeer) gecompliceerde of bewerkelijke dan wel omvangrijke situatie;\n \n \n b.\n \n advocaat: een persoon die is ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten en is ingeschreven door het bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wrb;\n \n \n c.\n \n basisrechtshulppakket: één van de basisrechtshulppakketten voor bijstand als bedoeld in bijlage 1 van deze regeling, daaronder tevens begrepen de in voorkomende gevallen toe te voegen add-on(s);\n \n \n d.\n \n Bvr:\n Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;\n \n \n e.\n \n bestuur: het bestuur van de Raad, als bedoeld in artikel 3 van de Wrb;\n \n \n f.\n \n bijstand: rechtsbijstand door een advocaat of mediation door een mediator aan een rechtzoekende bij een echtscheiding in het kader van een basisrechtshulppakket;\n \n \n g.\n \n collegiale toetsing: kwaliteitstoets door een door de Nederlandse orde van advocaten dan wel de Mediatorsfederatie Nederland daartoe aangewezen beroepsgenoot van behandelde echtscheidingen waarvoor vergoeding als bedoeld in deze regeling is aangevraagd en toegekend, ter bevordering van de kwaliteit van bijstandsverlening;\n \n \n h.\n \n diagnosedocument: een door het Juridisch Loket op verzoek van de rechtzoekende opgesteld document met daarin ten minste het advies over het aan te bieden basisrechtshulppakket en type dienstverlener, al dan niet uitgebreid met indicatoren voor add-ons, met betrekking tot de echtscheiding waarop het verzoek tot matching ziet;\n \n \n i.\n \n dienstverlener: een advocaat of mediator;\n \n \n j.\n \n echtscheiding: de ontbinding van een huwelijk dan wel een geregistreerd partnerschap;\n \n \n k.\n \n gezamenlijk verzoek: het verzoek tot echtscheiding dat door beide echtelieden dan wel partners gezamenlijk wordt ingediend;\n \n \n l.\n \n match: de koppeling op basis van de matchingcriteria van een dienstverlener aan een rechtzoekende met het oog op de verlening van bijstand in het kader van een basisrechtshulppakket;\n \n \n m.\n \n matchingpoule: bestand van dienstverleners die zijn toegelaten tot deelname aan het proces van matching;\n \n \n n.\n \n mediator: een mediator als bedoeld in artikel 33a van de Wrb;\n \n \n o.\n \n Raad: de Raad voor Rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 2 van de Wrb;\n \n \n p.\n \n rechtzoekende: een rechtzoekende als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wrb die aanspraak maakt op de bijstand van een dienstverlener bij echtscheiding;\n \n \n q.\n \n toevoeging: de toevoeging ten behoeve van bijstand als bedoeld in artikel 24, lid 1 van de Wrb of mediation als bedoeld in artikel 33a van de Wrb;\n \n \n r.\n \n vergoeding: de op grond van deze regeling te verlenen subsidie;\n \n \n s.\n \n Wrb:\n Wet op de rechtsbijstand;\n \n \n t.\n \n zaakcodelijst: de op de website van de Raad opgenomen lijst met codes per soort zaak.\n \n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 2\n Doel\n \n Deze regeling heeft tot doel om vergoedingen te verstrekken voor het verlenen van bijstand door een dienstverlener in het kader van de in deze regeling en bijlage 1 opgenomen basisrechtshulppakketten.\n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 3\n Beslissingsbevoegdheid\n \n Het bestuur is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze regeling.\n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n II\n De vergoedingen\n \n \n Artikel\n 4\n De vergoedingen\n \n \n 1\n De dienstverlener die is toegelaten tot de matchingpoule op de wijze omschreven in bijlage 2 ontvangt overeenkomstig de bepalingen van deze regeling een vergoeding voor de verlening van bijstand in het kader van een basisrechtshulppakket.\n \n \n 2\n Voor de toekenning van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, komt uitsluitend in aanmerking de dienstverlener die bijstand verleent aan de rechtzoekende aan wie hij is gematcht op de wijze omschreven in bijlage 2.\n \n \n 3\n De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, omvat:\n \n \n a.\n de overeenkomstig deze regeling toegekende vergoeding voor het verlenen van bijstand aan de rechtzoekende op basis van een basisrechtshulppakket;\n \n \n b.\n de overeenkomstig de artikelen 24, 25 en 27 van het Bvr vastgestelde vergoeding voor de reiskosten en het tijdverlet in verband met reizen voor de echtscheiding en de administratieve kosten;\n \n \n c.\n de omzetbelasting die is verschuldigd over de vergoedingen, bedoeld onder a. en b.\n \n \n \n \n 4\n Ten behoeve van de berekening van de vergoeding worden de krachtens deze regeling toegekende punten vermenigvuldigd met het basisbedrag, zoals genoemd in artikel 3, lid 1 van het Bvr.\n \n \n 5\n De bepalingen over de financiële draagkracht van de rechtzoekende alsmede de bepalingen over de verschuldigde eigen bijdrage bij of krachtens Hoofdstuk V, afdeling 1 van de Wrb zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 5\n Vergoedingen voor bijstandsverlening\n \n Voor de bijstand aan de rechtzoekende bedoeld in artikel 4, lid 3 onder a, wordt een vergoeding toegekend voor een basisrechtshulppakket zoals omschreven in bijlage 1. De vergoeding voor de bijstand wordt in voorkomende gevallen verhoogd met de eveneens in bijlage 1 genoemde add-on(s).\n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 6\n Vergoedingen voor onderzoek, evaluatie en collegiale toetsing\n \n \n 1\n Voor de uren die zijn besteed aan onderzoek, evaluatie en collegiale toetsing ontvangt de dienstverlener een vergoeding van een punt voor ieder daaraan besteed uur, met een maximum van acht punten per dienstverlener.\n \n \n 2\n Ten behoeve van de berekening van de vergoeding worden de krachtens lid 1 toegekende punten vermenigvuldigd met het basisbedrag, zoals genoemd in artikel 3, lid 1 van het Bvr.\n \n \n 3\n Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde vergoeding dient de dienstverlener zo spoedig mogelijk eenmalig een aanvraag tot toekenning van deze vergoeding in bij het bestuur, door middel van het invullen van het door het bestuur ter beschikking gestelde declaratieformulier.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n III\n Aanvraag van de vergoeding\n \n \n Artikel\n 7\n Aanvraag van de vergoeding\n \n \n 1\n De aanvraag tot toekenning van de vergoeding bedoeld in artikel 4 wordt door de dienstverlener, mede namens de rechtzoekende, ingediend bij het bestuur. Een aanvraag kan worden ingediend van 1 april 2022 tot en met 25 maart 2023.\n \n \n 2\n De aanvraag bedoeld in lid 1 bevat in ieder geval de volgende informatie:\n \n \n a.\n voor welk basisrechtshulppakket en voor welke add-ons vergoeding wordt aangevraagd;\n \n \n b.\n het Burgerservicenummer van de rechtzoekende aan wie bijstand wordt verleend;\n \n \n c.\n het diagnosedocument ten aanzien van de rechtzoekende;\n \n \n d.\n de door de Raad bevestigde match tussen de dienstverlener en de rechtzoekende;\n \n \n e.\n of sprake is van een gezamenlijk verzoek.\n \n \n \n \n 3\n Indien de aanvraag niet volledig is, stelt het bestuur de dienstverlener in de gelegenheid om de aanvraag binnen vier weken aan te vullen.\n \n \n 4\n Indien naar het oordeel van de dienstverlener tussentijdse wijziging van de vergoeding dan wel de aanvraag tot vergoeding bedoeld in lid 1 noodzakelijk is, dient hij hiertoe bij het bestuur een gemotiveerde aanvullende aanvraag in. Deze aanvullende aanvraag dient te worden ingediend alvorens het bestuur de vergoeding vaststelt overeenkomstig artikel 12 van deze regeling. Ten aanzien van een aanvullende aanvraag is lid 2, onder a van overeenkomstige toepassing.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 8\n Beslistermijn\n \n \n 1\n Een aanvraag, ingediend buiten het tijdvak bedoeld in artikel 7, lid 1, wordt buiten behandeling gesteld.\n \n \n 2\n Het bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag op de aanvraag.\n \n \n 3\n Het bestuur kan de termijn bedoeld in lid 2 eenmalig met zes weken verlengen.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n IV\n Verplichtingen dienstverlener en weigeringsgronden\n \n \n Artikel\n 9\n Verplichting onthouden dubbele vergoeding\n \n De dienstverlener en de rechtzoekende verplichten zich er met het indienen van de aanvraag toe om zich met betrekking tot de bijstand voor de echtscheiding waarop het basisrechtshulppakket ziet, te onthouden van het indienen van een aanvraag van een toevoeging voor diezelfde werkzaamheden.\n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 10\n Tussentijdse wijzigingen en informatieplicht\n \n \n 1\n Wanneer een dienstverlener wordt uitgeschreven bij de Raad, eindigt daarmee zijn toelating tot de matchingpoule.\n \n \n 2\n De dienstverlener is verplicht het bestuur onverwijld schriftelijk in kennis te stellen indien hij zijn deelname aan de matching en toelating tot de matchingpoule (tijdelijk) wenst te beëindigen.\n \n \n 3\n De dienstverlener is verplicht het bestuur onverwijld schriftelijk in kennis te stellen indien hij zijn werkzaamheden ten behoeve van bijstand als bedoeld in deze regeling, overdraagt aan een opvolgend dienstverlener.\n \n \n 4\n In geval van overname van bijstand als bedoeld in lid 3 door een dienstverlener die niet is toegelaten tot de matchingpoule, eindigt het recht op vergoeding voor de te verlenen bijstand op grond van deze regeling.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 11\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Het bestuur kan de vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren indien de door de dienstverlener ingediende aanvraag van de vergoeding ziet op een ander basisrechtshulppakket of add-on(s) dan waarvoor de dienstverlener is toegelaten tot de matchingpoule.\n \n \n 2\n In afwijking van lid 1, wordt de vergoeding niet geweigerd indien ten gevolge van een besluit op een aanvullende aanvraag bedoeld in artikel 7, lid 4, een vergoeding wordt toegekend voor een basisrechtshulppakket of add-on(s) waarvoor de dienstverlener niet is toegelaten tot de matchingpoule.\n \n \n 3\n Het bestuur kan de vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren indien de dienstverlener niet voldoet aan de verplichtingen bedoeld in de artikelen 9 en/of 10.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n V\n Vaststelling van de vergoeding\n \n \n Artikel\n 12\n Vaststelling van de vergoeding\n \n \n 1\n De dienstverlener dient uiterlijk tien weken na beëindiging van de verlening van bijstand schriftelijk dan wel digitaal een aanvraag tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden en de vergoeding voor reiskosten en reistijdverlet in bij het bestuur, door middel van het invullen van het door het bestuur ter beschikking gestelde aanvraagformulier.\n \n \n 2\n De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende informatie:\n \n \n a.\n het aanvraagformulier;\n \n \n b.\n de urenregistratie van de dienstverlener conform het door het bestuur beschikbaar gestelde registratieformulier;\n \n \n c.\n de uitkomst van de door het bestuur ter beschikking gestelde en door de dienstverlener ingevulde beslisboom ten behoeve van berekening van de hoogte van de vergoeding.\n \n \n \n \n 3\n Wanneer na indiening van de aanvraag tot vaststelling blijkt dat de vergoeding voor de verleende bijstand op grond van een toevoeging onder de Wrb af zou wijken van de hoogte van de vergoeding op grond van deze regeling, verstrekt het bestuur de hoogste vergoeding aan de dienstverlener.\n \n \n 4\n Het bestuur zal na het besluit op de aanvraag tot vaststelling zo spoedig mogelijk de vergoeding voldoen.\n \n \n 5\n Voor zover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken, is Hoofdstuk IV, paragraaf 1 en 2 van het Bvr van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de vergoeding.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n VI\n Schakelbepaling\n \n \n Artikel\n 13\n Schakelbepaling\n \n \n 1\n Het bij of krachtens de artikelen 12, 24, lid 5, tweede volzin, 25, 27, 28, 29, lid 1, 32, 33, 34, 37 lid 3, 38 en 40 van de Wrb bepaalde is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘toevoeging’ in de Wrb ‘vergoeding’ moet worden gelezen.\n \n \n 2\n De artikelen 4, 7, 9, 11 en 13 van het Bvr zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 3\n De artikelen 4 en 5 van het Besluit toevoeging mediation zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 4\n Voor zover in de beleidsregel Tijdelijke Beleidsregel aanpassingen vergoedingen rechtsbijstandsverleners en mediators wordt afgeweken van de bepalingen genoemd in lid 2 en 3, worden die bepalingen in het kader van deze regeling met inachtneming van die beleidsregel toegepast.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Hoofdstuk\n VII\n Citeertitel en inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 14\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Experiment echtscheiding.\n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n Artikel\n 15\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2022.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 26 maart 2023.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-20222022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n \n \n Utrecht\n 17 januari 2022\n \n \n \n Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n I.D.\n Nijboer\n \n Algemeen directeur/Bestuurder\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Bijlage\n 1\n Bijlagen bij deze regeling\n \n \n \n 1.\n 4 basisrechtshulppakketten met add-ons\n \n \n 2.\n Beschrijving van de matchingpoule en het matchingproces\n \n \n 3.\n Toelatings- en matchingcriteria experiment echtscheiding voor advocaten\n \n \n 4.\n Toelatings- en matchingcriteria experiment echtscheiding voor mediators\n \n \n \n \n Basisrechtshulppakket 1 15 punten\n \n \n Echtscheiding, partners on speaking terms, met minderjarige kinderen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bouwstenen pakket 1\n \n \n \n \n Add-ons pakket 1 met punten\n \n \n \n \n Indicatoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ouderschapsplan\n \n \n Jeugdrecht (2 punten)\n \n \n Ondertoezichtstelling (OTS)\n Uithuisplaatsing\n Betrokkenheid Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)\n \n \n \n \n Kinderalimentatie\n \n \n Complexe kinderalimentatie (2 punten)\n \n \n Samengesteld gezin\n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Stiefkinderen\n \n \n \n \n Partneralimentatie\n \n \n Complexe partneralimentatie (2 punten)\n \n \n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Nieuwe partner, al dan niet samenwonend\n \n \n \n \n Pensioen\n \n \n Complex pensioen (2 punten)\n \n \n Pensioen opgebouwd in BV\n \n \n \n \n \n \n Pensioen opgebouwd in eigen beheer\n \n \n \n \n Boedelscheiding\n \n \n Complexe boedel (2 punten)\n \n \n Eigen onderneming\n Huwelijkse voorwaarden\n Complexe schulden\n Verdeling binnenlandse erfenis\n Eigen woning, onder water\n \n \n \n \n Complex internationaal (2 punten)\n \n \n Andere nationaliteit dan de Nederlandse\n Gehuwd en gewoond in het buitenland\n Buitenlands bezit\n Eerste huwelijks domicilie in het buitenland\n Verdeling buitenlandse erfenis\n Kinderontvoering naar het buitenland\n \n \n \n \n 4-gesprek (4 punten)\n \n \n Navraag bij rechtzoekende\n \n \n \n \n Procedure incl. 1 zitting\n \n \n \n \n \n \n Echtscheidingsconvenant\n \n \n \n \n \n \n Wie voeren basisrechtshulppakket 1 uit?\n \n Mediator\n Samen een advocaat\n Ieder een eigen advocaat\n Digitale route\n \n \n \n Basisrechtshulppakket 2 13 punten\n \n \n Echtscheiding, partners on speaking terms, geen minderjarige kinderen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bouwstenen pakket\n \n \n \n \n 2 Add-ons pakket 2 met punten\n \n \n \n \n Indicatoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Partneralimentatie\n \n \n Complexe partneralimentatie (2 punten)\n \n \n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Nieuwe partner, al dan niet samenwonend\n \n \n \n \n Pensioen\n \n \n Complex pensioen (2 punten)\n \n \n Pensioen opgebouwd in BV\n Pensioen opgebouwd in eigen beheer\n \n \n \n \n Boedelscheiding\n \n \n Complexe boedel (2 punten)\n \n \n Eigen onderneming\n Huwelijkse voorwaarden\n Complexe schulden\n Verdeling binnenlandse erfenis\n Eigen woning, onder water\n \n \n \n \n Complex internationaal (2 punten)\n \n \n Andere nationaliteit dan de Nederlandse\n Gehuwd en gewoond in het buitenland\n Buitenlands bezit\n Eerste huwelijks domicilie in het buitenland\n Verdeling buitenlandse erfenis\n \n \n \n \n 4-gesprek (4 punten)\n \n \n Navraag bij rechtzoekende\n \n \n \n \n Procedure inclusief 1 zitting\n \n \n \n \n \n Echtscheidingsconvenant\n \n \n \n \n \n \n Wie voeren basisrechtshulppakket 2 uit?\n \n Mediator\n Samen een advocaat\n Ieder een eigen advocaat\n Digitale route\n \n \n \n Basisrechtshulppakket 3 15 punten\n \n \n Echtscheiding, partners niet on speaking terms, met minderjarige kinderen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bouwstenen pakket 3\n \n \n \n \n Add-ons pakket 3 met punten\n \n \n \n \n Indicatoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ouderschapsplan\n \n \n Jeugdrecht (2 punten)\n \n \n Ondertoezichtstelling (OTS)\n Uithuisplaatsing\n Betrokkenheid Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)\n \n \n \n \n Kinderalimentatie\n \n \n Complexe kinderalimentatie (2 punten)\n \n \n Samengesteld gezin\n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Stiefkinderen\n \n \n \n \n Partneralimentatie\n \n \n Complexe partneralimentatie (2 punten)\n \n \n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Nieuwe partner, al dan niet samenwonend\n \n \n \n \n Pensioen\n \n \n Complex pensioen (2 punten)\n \n \n Pensioen opgebouwd in BV\n Pensioen opgebouwd in eigen beheer\n \n \n \n \n Boedelscheiding\n \n \n Complexe boedel (2 punten)\n \n \n Eigen onderneming\n Huwelijkse voorwaarden\n Complexe schulden\n Verdeling binnenlandse erfenis\n Eigen woning, onder water\n \n \n \n \n Complex internationaal (2 punten)\n \n \n Andere nationaliteit dan de Nederlandse\n Gehuwd en gewoond in het buitenland\n Buitenlands bezit\n Eerste huwelijks domicilie in het buitenland\n Verdeling buitenlandse erfenis\n Kinderontvoering naar het buitenland\n \n \n \n \n Voorlopige voorziening (4 punten)\n \n \n Zitting bodemprocedure\n \n \n \n \n 4-gesprek (4 punten)\n \n \n Navraag bij rechtzoekende\n \n \n \n \n Procedure inclusief 1 zitting\n \n \n \n \n \n \n Echtscheidingsconvenant\n \n \n \n \n \n \n \n \n Wie voeren basisrechtshulppakket 3 uit?\n \n Ieder een eigen advocaat\n Advocaat collaborative divorce\n \n \n \n Basisrechtshulppakket 4 13 punten\n \n \n Echtscheiding, partners niet on speaking terms, geen minderjarige kinderen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Bouwstenen pakket 4\n \n \n \n \n Add-ons pakket 4 met punten\n \n \n \n \n Indicatoren\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Partneralimentatie\n \n \n Complexe partneralimentatie (2 punten)\n \n \n Inkomen uit (voormalig) onderneming\n Nieuwe partner, al dan niet samenwonend\n \n \n \n \n Pensioen\n \n \n Complex pensioen (2 punten)\n \n \n Pensioen opgebouwd in BV\n Pensioen opgebouwd in eigen beheer\n \n \n \n \n Boedelscheiding\n \n \n Complexe boedel (2 punten)\n \n \n Eigen onderneming\n Huwelijkse voorwaarden\n Complexe schulden\n Verdeling binnenlandse erfenis\n Eigen woning, onder water\n \n \n \n \n Complex internationaal (2 punten)\n \n \n Andere nationaliteit dan de Nederlandse\n Gehuwd en gewoond in het buitenland\n Buitenlands bezit\n Eerste huwelijks domicilie in het buitenland\n Verdeling buitenlandse erfenis\n \n \n \n \n Voorlopige voorziening (4 punten)\n \n \n Zitting bodemprocedure\n \n \n \n \n 4-gesprek (4 punten)\n \n \n Navraag bij rechtzoekende\n \n \n \n \n Procedure inclusief 1 zitting\n \n \n \n \n \n \n Echtscheidingsconvenant\n \n \n \n \n \n \n \n \n Wie voeren basisrechtshulppakket 4 uit?\n \n Ieder een eigen advocaat\n Advocaat collaborative divorce\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Bijlage\n 2\n Beschrijving van de matchingpoule en het matchingproces\n \n Een rechtzoekende die bijstand wenst bij zijn of haar echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap kan in het kader van de Subsidieregeling experiment echtscheiding worden gematcht aan een dienstverlener die bijstand verleent in de vorm van één van de basisrechtshulppakketten, optioneel met add-on(s), zoals omschreven in bijlage 1. De dienstverlener moet voor de te verlenen basisrechtshulppakketten en de optionele add-ons zijn toegelaten tot de matchingpoule. De toelating tot de matchingpoule en het matchingproces worden in deze bijlage omschreven.\n \n \n Toelating dienstverlener matchingpoule\n \n Een dienstverlener kan ten aanzien van een en/of meer basisrechtshulppakket(ten) of add-ons(s) zoals omschreven in bijlage 1 een verzoek tot toelating tot de matchingpoule indienen bij het bestuur. Met het indienen van het toelatingsverzoek verklaart de dienstverlener dat hij instemt met het proces van matching door het bestuur als beschreven in deze bijlage en de selectie op basis daarvan. Met het indienen van een toelatingsverzoek verklaart de dienstverlener tevens dat hij instemt met het verlenen van medewerking aan onderzoek en evaluatie van de uitvoering van deze regeling, tussentijds dan wel achteraf, en dat hij instemt met deelname aan collegiale toetsing, uitgevoerd door een door de Nederlandse orde van Advocaten dan wel de Mediatorsfederatie Nederland aangewezen toetser. Ten behoeve van de matching vermeldt de dienstverlener bij zijn toelatingsverzoek voor welk(e) basisrechtshulppakket(ten) of basisrechtshulppakket(ten) met add-ons het toelatingsverzoek geldt.\n Het bestuur beslist binnen zes weken voor welke basisrechtshulppakketten al dan niet met add-ons, de dienstverlener wordt toegelaten tot de matchingpoule. Het bestuur kan deze termijn eenmalig met zes weken verlengen. In geval de dienstverlener zijn toelating tot de matchingpoule wil wijzigen, dan dient de dienstverlener bij het bestuur hiertoe een aanvullend toelatingsverzoek in. Een (aanvullend) toelatingsverzoek kan door een dienstverlener worden ingediend van 14 februari 2022 tot en met 31 december 2022.\n Om toegelaten te kunnen worden tot de matchingpoule voor de basisrechtshulppakket(en) al dan niet met add-on(s), dient de advocaat op het moment van het indienen van het toelatingsverzoek aantoonbaar te voldoen aan de toelatingscriteria voor advocaten als beschreven in bijlage 3 bij deze regeling, in aanvulling op artikel 14 tot en met 17 van de Wrb. Een advocaat kan een verzoek tot toelating tot de matchingpoule indienen ten aanzien van alle basisrechtshulppakketten en alle add-ons.\n Om toegelaten te kunnen worden tot de matchingpoule voor de basisrechtshulppakket(en) al dan niet met add-on(s) dient de mediator op het moment van het indienen van het toelatingsverzoek aantoonbaar te voldoen aan de toelatingscriteria voor mediators als beschreven in bijlage 4 bij deze regeling. Een mediator kan een verzoek tot toelating tot de matchingpoule indienen ten aanzien van de basisrechtshulppakketten 1 en 2, al dan niet met add-ons.\n \n \n \n Verzoek tot matching door rechtzoekende\n \n Wanneer een rechtzoekende voornemens is te gaan scheiden of zijn geregistreerd partnerschap te beëindigen, dient hij zich – in het kader van deze subsidieregeling – te melden bij het Juridisch Loket (verder te noemen: het Loket). Het Loket stelt aan de hand van het gesprek met de rechtzoekende een diagnosedocument op met daarin informatie over zijn situatie.\n Het Loket stuurt twee varianten van het diagnosedocument per e-mail of desgewenst per post naar de rechtzoekende. De uitgebreide variant, met daarin alle relevante en persoonlijke informatie, is bestemd voor de rechtzoekende zelf. De beperkte variant, die meer zakelijk van aard is en zo veel mogelijk is ontdaan van persoonsgegevens, is ook bestemd voor de rechtzoekende, maar opgesteld met als doel om naar de Raad doorgezonden te worden met de aanvraag tot matching door de rechtzoekende. De informatie over de situatie van de rechtzoekende is zodanig weergegeven dat deze in de vorm van indicatoren en matchingcriteria herkenbaar is (zie bijlage 1, basisrechtshulppakketten en add-ons). In het diagnosedocument adviseert het Loket over het basisrechtshulppakket en de categorie dienstverlener (advocaat of mediator).\n De rechtzoekende kan schriftelijk of digitaal (per post of beveiligde mail) een verzoek tot matching bij het bestuur indienen. Het verzoek tot matching bevat het door het bestuur beschikbaar gestelde, volledig ingevulde, aanvraagformulier voor matching en een diagnosedocument dat op het moment van de aanvraag niet ouder is dan zes weken. Waar dat nodig is tracht het Loket de rechtzoekende te ondersteunen bij het indienen van het verzoek. Het aanvraagformulier voor matching wordt door het Loket meegegeven aan de rechtzoekende; de rechtzoekende kan het van de website van de Raad downloaden of de Raad stuurt het aanvraagformulier naar de rechtzoekende. Het door het Juridisch Loket opgestelde diagnosedocument dient met het aanvraagformulier te worden meegestuurd. Het aanvraagformulier ingevuld door de rechtzoekende kan daarom beperkt van omvang blijven en is daardoor inzichtelijk voor de rechtzoekende.\n \n \n \n Matchingcriteria\n \n De matching vindt plaats op basis van afstand (postcode rechtzoekende-postcode dienstverlener). De dichtstbijzijnde dienstverlener wordt geselecteerd, daarna de tweede dichtstbijzijnde en daarna de derde. Wanneer meerdere indicaties zijn afgegeven, wordt de match in een vaststaande volgorde tot stand gebracht. De volgorde van de matchingcriteria is:\n \n \n 1.\n in het kader van het experiment tot de matchingpoule toegelaten dienstverleners die het benodigde basisrechtshulppakket aanbieden (en indien van toepassing de optioneel benodigde add-ons);\n \n \n 1a.\n indien van toepassing, het geslacht van de dienstverlener;\n \n \n 1b.\n indien van toepassing, communicatie door de dienstverlener met de rechtzoekende in de Engelse taal;\n \n \n 1c.\n indien van toepassing, rechtsgebieden die op het kantoor van de dienstverlener worden behandeld;\n \n \n 2.\n de kortste afstand tussen de postcode van de rechtzoekende en de postcode van het kantoor van de dienstverlener.\n \n \n De submatchingcriteria 1a., 1b. en 1c. zijn niet in alle gevallen aan de orde en gelden alleen indien deze van toepassing zijn. In het diagnosedocument zal, als onderdeel van het verzoek tot matching, worden aangegeven of één of meer van de submatchingcriteria van toepassing zijn. Het document wordt door de Raad voor zover mogelijk geautomatiseerd ingelezen, de medewerker van de Raad controleert de verwerking en vult deze aan waar automatische verwerking niet mogelijk is. De (sub)matchingcriteria worden daarmee, als onderdeel van het verzoek, in de matching verwerkt.\n Submatchingcriterium sub 1a. wordt alleen betrokken in het matchingproces indien de rechtzoekende zelf een voorkeur voor het geslacht van de dienstverlener heeft uitgesproken op het verzoek tot matching. De achtergrond hiervan is gelegen in de mogelijkheid dat de rechtzoekende bijvoorbeeld vanwege een achtergrond met (huiselijk) geweld een voorkeur kan hebben.\n Submatchingcriterium 1b. wordt alleen betrokken in het matchingproces indien de rechtzoekende zelf een voorkeur voor contact met een dienstverlener in de Engelse taal heeft, bijvoorbeeld in geval van een aanvraag tot matching door rechtzoekenden met een migratieachtergrond.\n Submatchingcriterium sub 1c. wordt alleen betrokken in het matchingproces indien er een indicatie op het diagnosedocument is gegeven dat er mogelijk ook sprake is van multiproblematiek en er ook voor andere problematiek, eventueel samenhangend met de echtscheiding, rechtsbijstand of bijstand anderszins nodig kan zijn.\n Indien geen van de submatchingcriteria a, b, of c van toepassing zijn, dan geldt dat eerst wordt gekeken naar de dienstverleners die het benodigde basisrechtshulppakket en de eventueel benodigde add-ons aanbieden, en daarna naar de kortste afstand gebaseerd op de afstand postcode rechtzoekende tot postcode deelnemend dienstverlener.\n \n \n \n Voorstel tot matching\n \n Op basis van het verzoek tot matching (het aanvraagformulier en het diagnosedocument van het Loket) bepaalt de Raad welk basisrechtshulppakket (en optionele add-ons) aan de rechtzoekende kan worden aangeboden en door welke categorie dienstverlener. Vervolgens matcht de Raad op basis hiervan ten minste twee dienstverleners die het geselecteerde basisrechtshulppakket en de optionele add-ons op basis van hun toelating tot de matchingpoule mogen aanbieden. De Raad stuurt dit voorstel binnen ten hoogste twee weken na het verzoek tot matching naar de rechtzoekende.\n De rechtzoekende reageert bij voorkeur uiterlijk twee weken na verzending van de e-mail dan wel de brief van de Raad schriftelijk dan wel digitaal op het voorstel tot matching. Daarbij geeft de rechtzoekende aan of hij gebruik wil maken van het aanbod van één van de voorgestelde dienstverleners. Wanneer de rechtzoekende een keuze heeft gemaakt uit één van de voorgestelde dienstverleners, stelt de Raad deze dienstverlener hiervan op de hoogte en bevestigt de matching met de rechtzoekende met een e-mail aan de dienstverlener en per email of per post aan de rechtzoekende. Daarmee is een match tot stand gekomen. Het is daarna aan de rechtzoekende om zelf contact te leggen met de dienstverlener.\n In het geval de rechtzoekende aangeeft dat hij geen van de door de Raad voorgestelde dienstverleners wenst te benaderen, kan de rechtzoekende de Raad verzoeken om hem opnieuw te matchen. De reeds gematchte dienstverleners worden in die situatie niet meer in de matching betrokken. Als blijkt dat een verzoek tot matching niet leidt tot een match, kan de Raad de rechtzoekende matchen met een dienstverlener die niet deelneemt aan deze regeling. In dat laatste geval kan geen aanvraag tot toekenning van de vergoeding bedoeld in de subsidieregeling worden ingediend, maar zal een eventuele toevoeging op grond van de Wrb moeten worden ingediend.\n Het kan ook voorkomen dat een rechtzoekende een voorkeur heeft voor een bepaalde deelnemer. Hij dient zich dan toch te melden bij het Loket voor de diagnose. In dat geval kan het Juridisch Loket op het diagnosedocument op verzoek van de rechtzoekende aangeven dat er een voorkeursdienstverlener is, onder vermelding van het A of R nummer van de dienstverlener. Het bestuur onderzoekt na het verzoek tot matching of de voorkeursdienstverlener voldoet aan de matchingcriteria. Wanneer dat het geval is wordt deze dienstverlener bovenaan de lijst van te matchendienstverleners geplaatst. Wanneer de betreffende dienstverlener niet voldoet aan de criteria, wordt deze niet gematcht en dus niet opgenomen in het voorstel tot matching. Wanneer de rechtzoekende bij zijn voorkeur blijft, wordt hij door een medewerker van de Raad naar het reguliere toevoeg- en vaststelproces geleid.\n Een match komt ook tot stand wanneer een rechtzoekende zelf een dienstverlener vindt die is toegelaten tot de matchingpoule voor het betreffende basisrechtshulppakket met optionele add-ons(s) en die voldoet aan de matchingcriteria voor zijn echtscheiding. Het doen van een voorstel door de Raad aan de rechtzoekende is geen verplichting in het matchingproces. De Raad dient wel in alle gevallen aan de dienstverlener en de rechtzoekende schriftelijk per e-mail te bevestigen dat er een match tot stand is gekomen tussen de rechtzoekende en een dienstverlener. Deze schriftelijke bevestiging is een verplichte bijlage bij een aanvraag tot toekenning van een vergoeding door de dienstverlener op grond van deze regeling.\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Bijlage\n 3\n Toelatings- en matchingcriteria experiment echtscheiding voor advocaten\n \n \n \n 1.\n Ten behoeve van uitvoering van een basisrechtshulppakket gelden voor advocaten de volgende criteria:\n \n \n a.\n een inschrijving in het register van de Raad voor Rechtsbijstand voor de specialisatie Personen- en familierecht;\n \n \n b.\n een inschrijving in het rechtsgebiedenregister met het rechtsgebied Personen-en familierecht bij de Nederlandse Orde van Advocaten als bedoeld in artikel 6g en bijlage 3 van de Inschrijvingsvoorwaarden Advocatuur 2021;\n \n \n c.\n minimaal 20 echtscheidingen en/of beëindigingen geregistreerd partnerschap (binnen of buiten het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand en al dan niet op toevoegingsbasis) hebben behandeld in 2019, 2020 of in 2021, waarbij het in geval van echtscheidingen die door de Raad gesubsidieerd zijn op toevoegingsbasis als bedoeld in de Wrb moet gaan om zaken met de code P010, P011, P012, P013, P020, P021, P030, P040 en P041 als bedoeld in de zaakcodelijst. De afhechting van een mediation door de advocaat telt in dit kader niet als een echtscheiding.\n \n \n \n \n 2.\n Ten behoeve van de uitvoering van een basisrechtshulppakket met add-ons gelden de volgende criteria in aanvulling op de criteria voor de uitvoering van de basisrechtshulppakketten zoals opgenomen onder 1:\n \n \n d.\n het lidmaatschap van een specifieke specialisatievereniging op het gebied van personen- en familierecht of het aantoonbaar hebben gevolgd en met positief resultaat hebben afgerond van een specialisatieopleiding voor personen- en familierecht.\n \n \n e.\n aantoonbaar beschikken over bovengemiddelde kennis van deelgebieden van een echtscheiding, waarvoor een ‘add-on’ kan worden toegekend door het bestuur. De advocaat kan dit aantonen door het overleggen van opleidingscertificaten, diploma’s of vergelijkbare documenten met betrekking tot deze kennisgebieden, waarmee ten minste 4 punten per kennisgebied in het kader van de verplichte bijscholing voor zijn registratie als bedoeld onder 1, zijn behaald. Ook mogen punten, behaald in het kader van de training van vaardigheden, worden opgevoerd.\n \n \n \n \n 3.\n Advocaten mogen in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het indienen van het deelnameverzoek:\n \n \n a.\n niet onherroepelijk tuchtrechtelijk veroordeeld zijn in die zin dat een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 46 juncto artikel 48 van de Advocatenwet;\n \n \n b.\n geen maatregel opgelegd hebben gekregen in het kader van het Maatregelbeleid van de Raad.\n \n \n \n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n \n Bijlage\n 4\n Toelatings- en matchingcriteria experiment echtscheiding voor mediators\n \n \n \n 1.\n Ten behoeve van uitvoering van een basisrechtshulppakket gelden voor mediators de volgende criteria:\n \n \n a.\n een inschrijving voor de affiniteit personen- en familierecht als mediator bij de Raad voor Rechtsbijstand op grond van artikel 10 van de inschrijvingsvoorwaarden mediator;\n \n \n b.\n minimaal 20 echtscheidingen en/of beëindigingen geregistreerd partnerschap (binnen of buiten het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en al dan niet op toevoegingsbasis) hebben behandeld in 2019, 2020 of in 2021, waarbij het in geval van echtscheidingen die door de Raad gesubsidieerd zijn op toevoegingsbasis als bedoeld in de Wrb moet gaan om echtscheidingen met de code M600, M610, M620, M630 en M650 als bedoeld in de zaakcodelijst.\n \n \n \n \n 2.\n Voor deelname aan een basisrechtshulppakket met add-ons gelden de volgende criteria in aanvulling op de criteria voor de basisrechtshulppakketten zoals opgenomen onder 1:\n \n \n c.\n een inschrijving in het register van de Raad met de affiniteitscodes M600, M610, M620, M630, M640, M650, M660 of M670 of anderszins het aantoonbaar beschikken over kennis en ervaring van mediation op het gebied van personen- en familierecht;\n \n \n d.\n aantoonbaar beschikken over bovengemiddelde kennis van deelgebieden van een echtscheiding, waarvoor een ‘add-on’ kan worden toegekend door het bestuur. De mediator kan dit aantonen door het overleggen van opleidingscertificaten, diploma’s of vergelijkbare documenten met betrekking tot deze kennisgebieden, waarmee in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indienen van het deelnameverzoek ten minste 4 punten per kennisgebied in het kader van de verplichte bijscholing voor zijn registratie als bedoeld onder de deelnamecriteria, zijn behaald. Ook mogen punten, behaald in het kader van de training van vaardigheden, worden opgevoerd.\n \n \n \n \n 3.\n Mediators mogen in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan de datum van het indienen van het deelnameverzoek:\n \n \n a.\n niet onherroepelijk tuchtrechtelijk veroordeeld zijn wegens een tekortkoming in de kwaliteit van dienstverlening;\n \n \n b.\n geen maatregel zijn opgelegd in het kader van het Maatregelbeleid van de Raad voor Rechtsbijstand.\n \n \n \n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022\n \n2022327902-02-202217-01-20222022327902-02-202217-01-202214-02-2022", "source": "Basiswettenbestand"}