url
string | content
string | source
string |
---|---|---|
BWBR0032330/2013-01-01_0/xml/BWBR0032330_2013-01-01_0.xml
|
Verordening van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar 2013 (Heffingsverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2013)20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Heffingsverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;
Gelet op de artikelen 93, 95, 100 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 4 en 7 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
Besluit vast te stellen de navolgende verordening:
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
1
Begripsbepalingen en het toepassingsgebied
Artikel
1
In deze verordening wordt verstaan onder:
heffingsplichtige
:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap die één of meer ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld drijft of heeft gedreven gedurende enige periode in 2013;
basisheffing
:
de heffing, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering; loonsomheffing de op de loonsom gebaseerde heffing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
loonsomheffing
:
de op de loonsom gebaseerde heffing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
loonsom
:
het voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet als loon der werknemers aan te merken bedrag voor aftrek van de franchise, van alle werknemers in alle door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen. Met loonsom wordt gelijkgesteld de vergoeding, exclusief btw, die wordt uitgekeerd aan uitzendbureaus, payrollingbedrijven of overeenkomstige bedrijven, ten behoeve van het beschikbaar stellen van personeel, dat onder directe gezagsverhouding van de heffingsplichtige arbeid verricht in de door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen;
heffing
:
het totaal van de basisheffing en de loonsomheffing;
secretaris
:
de secretaris van het bedrijfschap
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
2
De heffing
Artikel
2
1
a.
De heffingsplichtige is voor het jaar 2013 per onderneming een basisheffing van € 23,- aan het bedrijfschap verschuldigd.
b.
Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek toegekend op de basisheffing ter hoogte van de basisheffing, voor iedere onderneming die in 2013 is aangevangen.
2
De heffingsplichtige is in aanvulling op het eerste lid over het jaar 2013 een loonsomheffing volgens een tariefschaal verschuldigd. Deze tariefschaal luidt als volgt:
Loonsom in 2013 (in €)
van
tot en met
Loonsomheffing (in €)
0
20.000
0
20.001
40.000
95,00
40.001
80.000
185,00
80.001
160.000
295,00
160.001
320.000
415,00
320.001
640.000
630,00
640.001
1.280.000
940,00
Meer dan
1.280.000
1350,00
3
Aan de heffingsplichtige kan een aftrek van 30% worden toegekend op de heffing, indien hij over het jaar 2012 contributie heeft betaald als lid van:
Koninklijke Horeca Nederland,
de Vereniging van Recreatie-Ondernemers Nederland RECRON,
het Nederlands Horeca Gilde of een andere ondernemersorganisatie die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:
a.
krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfschap een taak heeft te vervullen,
b.
voldoet aan de kwalitatieve representativiteitcriteria, genoemd in de Verordening representativiteit organisaties van de Sociaal-Economische Raad,
c.
tot de werkingssfeer van het bedrijfschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,
d.
met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en
e.
haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.
4
Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek van € 6,- toegekend op de basisheffing voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Ambachten en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd.
5
Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek van € 6,- toegekend op de basisheffing voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd.
6
De heffingsplichtige die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Ambachten en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan deze bedrijfslichamen voor de onderneming heffing is verschuldigd wordt een aftrek toegekend in overeenstemming met het vierde lid.
7
De heffingsplichtige wordt een aftrek toegekend op de basisheffing ter hoogte van de basisheffing, voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd, indien de heffingsplichtige aantoont dat de horecaomzet in de onderneming minder dan € 45.378,- per jaar bedraagt.
8
Aan de heffingsplichtige kan per onderneming per jaar slechts eenmaal, de voor de heffingsplichtige meest gunstige, aftrek, als bedoeld in het eerste lid onder b en het vierde tot en met zevende lid, worden toegekend.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
3
De vaststelling en oplegging van de heffing
Artikel
3
1
De heffingsplichtige verstrekt op verzoek daartoe binnen vier weken de loonsom.
2
Een verzoek daartoe kan achterwege blijven indien de loonsom reeds via het Pensioenfonds Horeca en Catering aan het bedrijfschap bekend is.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Artikel
4
1
Gegevens met betrekking tot de heffing zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende:
a.
slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het bedrijfschap;
b.
niet onder vermelding van de persoon of onderneming waarop de heffing betrekking heeft worden bekendgemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretaris of andere personen van het secretariaat van het bedrijfschap, de manager of andere personen van de afdeling Registratie en Heffing van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten en de met financiële controle op het bedrijfschap belaste accountant en diens personeel, voor zover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.
2
Bekendmaking van gegevens met betrekking tot de heffing blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon of onderneming waarop zij betrekking hebben achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens of uit één of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon of onderneming die gegevens betrekking hebben.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Artikel
5
1
De heffing wordt vastgesteld op basis van loonsomgegevens als bedoeld in artikel 3, dan wel op basis van een schatting van de loonsom.
2
Indien binnen drie jaar na vaststelling van de heffing uit een opgave van de heffingsplichtige of uit nader onderzoek vanwege het bedrijfschap blijkt dat de heffing op basis van een onjuiste schatting is vastgesteld, kan de heffing worden herzien en opnieuw worden vastgesteld.
3
Indien na vaststelling van de heffing ondernemingen van de heffingsplichtige met terugwerkende kracht worden opgenomen in het register van ondernemingen, genoemd in artikel 2 van de Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2008, kan de heffing opnieuw worden vastgesteld.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
4
De betaling van de heffing
Artikel
6
1
De heffingsplichtige voldoet de heffing binnen zes weken na dagtekening.
2
Ingeval de heffingsplichtige ten aanzien van de betaling in gebreke blijft, wordt de heffingsplichtige schriftelijk gemaand om alsnog te betalen.
3
Bij niet tijdige betaling van de heffing:
a.
kunnen administratiekosten in rekening worden gebracht, welke minimaal € 6,- en maximaal € 14,- van het openstaande bedrag bedragen;
b.
kan rente worden gevorderd over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
c.
kan vergoeding worden gevorderd van alle invorderingskosten.
De rente wordt berekend naar het percentage bedoeld in artikel 6:119 jo artikel 6:120 Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente wordt gevorderd. De invorderingskosten worden vastgesteld volgens de staffel incassokosten kantonrechters.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
5
Vermindering van de heffing
Artikel
7
Het bestuur van het bedrijfschap kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, de heffing in algemene zin verminderen.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
6
Mandaatsbepalingen
Artikel
8
1
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten, als bedoeld in de artikelen 2, derde lid, en 5, alsmede tot het bepaalde in de artikelen 3, eerste lid en 6, tweede en derde lid, wordt gemandateerd aan de secretaris.
2
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, mogen door de secretaris worden ondergemandateerd.
3
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften tegen in ondermandaat genomen besluiten wordt gemandateerd aan de secretaris.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
§
7
Slotbepalingen
Artikel
9
Deze verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Artikel
10
Deze verordening wordt aangehaald als: Heffingsverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2013.
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
Zoetermeer
10 oktober 2012
P.J.
Biesheuvel
voorzitter
W.
Spaink
secretaris
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
20126330-11-201210-10-2012HOR620126330-11-201210-10-2012HOR601-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032331/2013-01-01_0/xml/BWBR0032331_2013-01-01_0.xml
|
Verordening van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers van logiesverstrekkende bedrijven op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2013 ten behoeve van de Nederlandse Hotelclassificatie (Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 2013)20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;
Gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 4 en 7 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
Besluit vast te stellen de navolgende verordening:
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
1
Begripsbepalingen en het toepassingsgebied
Artikel
1
In deze verordening wordt verstaan onder:
logiesverstrekkende onderneming
:
een onderneming, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, waar logies wordt verstrekt, desgewenst voor niet meer dan een nacht;
logieseenheid
:
de daartoe ingerichte kamer of overeenkomstige ruimte, waarin logies wordt verstrekt, met uitzondering van slaapzalen;
heffingsplichtige
:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechts-persoonlijkheidbezittende vennootschap, die één of meer logiesverstrekkende ondernemingen drijft of heeft gedreven gedurende enige periode in 2013;
secretaris
:
de secretaris van het bedrijfschap
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Artikel
2
Deze verordening is van toepassing op ondernemers die een logiesverstrekkende onderneming drijven.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
2
De bestemmingsheffing
Artikel
3
1
De heffingsplichtige is voor het jaar 2013 per logiesverstrekkende onderneming een bestemmingsheffing verschuldigd op grondslag van het aantal logieseenheden, waarover de logiesverstrekkende onderneming beschikt. Hiervoor geldt de volgende tabel:
Aantal logieseenheden
van
tot en met
Bestemmingsheffing (in €)
1
-
5
38,00
6
-
10
65,00
11
-
20
86,00
21
-
50
128,00
51
-
100
242,00
Meer dan
100
304,00
2
De heffingsplichtige is een toeslag van € 1.300,- verschuldigd op de in artikel 3, eerste lid, genoemde bestemmingsheffing voor iedere logiesverstrekkende onderneming die in 2013 wordt ingedeeld in de categorie 5 sterren of waarvan de indeling wordt gehandhaafd in de categorie 5 sterren, overeenkomstig artikel 5 respectievelijk artikel 7 van de Verordening Nederlandse hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 2003.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
3
Vaststelling en oplegging van de bestemmingsheffing
Artikel
4
1
De heffingsplichtige wordt in de gelegenheid gesteld per logiesverstrekkende onderneming een opgave te doen van het aantal logieseenheden.
2
De heffingsplichtige doet de in het eerste lid bedoelde opgave binnen vier weken na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld.
3
Ingeval van wijziging van het aantal logieseenheden is de heffingsplichtige verplicht daarvan binnen een maand opgave te doen.
4
Uitvoering van het eerste lid kan achterwege blijven indien de heffingsplichtige al eens een opgave heeft gedaan van het aantal logieseenheden ten behoeve van de vaststelling van een bestemmingsheffing over een ander jaar.
5
Gegevens met betrekking tot de bestemmingsheffing zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende:
a.
slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het bedrijfschap;
b.
niet onder vermelding van de persoon of onderneming waarop de bestemmingsheffing betrekking heeft worden bekendgemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretaris of andere personen van het secretariaat van het bedrijfschap, de manager of andere personen van de afdeling Registratie en Heffing van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten en de met financiële controle op het bedrijfschap belaste accountant en diens personeel, voor zover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.
6
Bekendmaking van gegevens met betrekking tot de bestemmingsheffing blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon of onderneming waarop zij betrekking hebben achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens of uit één of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon of onderneming die gegevens betrekking hebben.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Artikel
5
1
De bestemmingsheffing wordt vastgesteld op grond van de meest recente opgave als bedoeld in artikel 4.
2
Indien geen of een kennelijk onjuiste opgave is gedaan, wordt de bestemmingsheffing vastgesteld op basis van een schatting.
3
Indien na vaststelling van de bestemmingsheffing logiesverstrekkende ondernemingen van de heffingsplichtige met terugwerkende kracht worden opgenomen in het register van ondernemingen, genoemd in artikel 2 van de Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2008, kan de bestemmingsheffing opnieuw worden vastgesteld.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
4
De betaling van de bestemmingsheffing
Artikel
6
1
De heffingsplichtige voldoet de bestemmingsheffing binnen zes weken na dagtekening.
2
Ingeval de heffingsplichtige ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid in gebreke blijft, wordt de heffingsplichtige schriftelijk gemaand om alsnog te betalen.
3
Bij niet tijdige betaling van de bestemmingsheffing:
a.
kunnen administratiekosten in rekening worden gebracht, welke minimaal € 6,- en maximaal € 14,- van het openstaande bedrag bedragen;
b.
kan rente worden gevorderd over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
c.
kan vergoeding worden gevorderd van alle invorderingskosten.
De rente wordt berekend naar het percentage bedoeld in artikel 6:119 jo 6:120 Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente wordt gevorderd. De invorderingskosten worden vastgesteld volgens de staffel incassokosten kantonrechters.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
5
Vermindering van de bestemmingsheffing
Artikel
7
Het bestuur van het bedrijfschap kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, de bestemmingsheffing in algemene zin verminderen.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
6
Mandaatsbepalingen
Artikel
8
1
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten, als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 5, alsmede tot het bepaalde in de artikelen 4, eerste en vierde lid en 6, tweede en derde lid, wordt gemandateerd aan de secretaris van het bedrijfschap.
2
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, mogen door de secretaris van het bedrijfschap worden ondergemandateerd.
3
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften tegen in ondermandaat genomen besluiten wordt gemandateerd aan de secretaris van het bedrijfschap.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
§
7
Slotbepalingen
Artikel
9
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Artikel
10
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 2013.
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
Zoetermeer
10 oktober 2012
P.J.
Biesheuvel
voorzitter
W.
Spaink
secretaris
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
20126330-11-201210-10-2012HOR720126330-11-201210-10-2012HOR701-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032332/2013-01-01_0/xml/BWBR0032332_2013-01-01_0.xml
|
Verordening van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2013 ten behoeve van het verstrekken van project- en budgetsubsidies door het bedrijfschap. (Verordening bestemmingsheffing subsidieverstrekking Bedrijfschap Horeca en Catering 2013)20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Verordening bestemmingsheffing subsidieverstrekking Bedrijfschap Horeca en Catering 201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;
Overwegende dat het wenselijk is ter financiering van de door het bedrijfschap te verstrekken projecten budgetsubsidies een bestemmingsheffing op te leggen;
Gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 4 en 7 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
Gelet op de Subsidieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering;
Besluit vast te stellen de navolgende verordening:
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
1
Begripsbepalingen
Artikel
1
In deze verordening wordt verstaan onder:
heffingsplichtige
:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechts-persoonlijkheid bezittende vennootschap, die één of meer ondernemingen drijft of heeft gedreven gedurende enige periode in 2012;
basisheffing subsidies
:
de heffing, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Instellingsbesluit Bedrijf schap Horeca en Catering;
loonsomheffing subsidies
:
de op de loonsom gebaseerde heffing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering;
loonsom
:
het voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet als loon der werknemers aan te merken bedrag voor aftrek van de franchise, van alle werknemers in alle door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen. Met loonsom wordt gelijkgesteld de vergoeding, exclusief btw, die wordt uitgekeerd aan uitzendbureaus, payrollingbedrijven of overeenkomstige bedrijven, ten behoeve van het beschikbaar stellen van personeel, dat onder directe gezagsverhouding van de heffingsplichtige arbeid verricht in de door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen;
bestemmingsheffing
:
het totaal van de basisheffing subsidies en de loonsomheffing subsidies;
CAO-Recreatie
:
collectieve arbeidsovereenkomst tussen de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland en FNV Horecabond, CNV Vakmensen en Abvakabo FNV
Stichting Sociaal Fonds Recreatie
:
de stichting ingesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Sociaal Fonds Recreatie tussen de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland en FNV Horecabond, CNV Vakmensen en Abvakabo FNV
secretaris
:
de secretaris van het bedrijfschap
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
2
De bestemmingsheffing
Artikel
2
1
a.
De heffingsplichtige is voor het jaar 2013 per onderneming een basisheffing subsidies van € 19,- aan het bedrijfschap verschuldigd,
b.
Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek toegekend op de basisheffing subsidies ter hoogte van deze basisheffing, voor iedere onderneming die in 2013 is aangevangen.
2
De heffingsplichtige is in aanvulling op het eerste lid over het jaar 2013 een loonsomheffing subsidies volgens een tariefschaal verschuldigd. Deze tariefschaal luidt als volgt:
Loonsom in 2013 (in €)
van
tot en met
Loonsomheffing
subsidies (in €)
0
20.000
0
20.001
40.000
110,00
40.001
80.000
240,00
80.001
160.000
390,00
160.001
320.000
560,00
320.001
640.000
860,00
640.001
1.280.000
1260,00
Meer dan
1.280.000
1820,00
3
Voor wat betreft de hoogte van de loonsom als bedoeld in het tweede lid blijft buiten beschouwing de loonsom ten aanzien van ondernemingen waarvan de heffingsplichtige valt onder de werkingssfeer van de CAO-Recreatie en over het jaar 2013 verplicht bijdraagt aan de Stichting Sociaal Fonds Recreatie.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
3
Vaststelling en oplegging van de bestemmingsheffing
Artikel
3
1
De heffingsplichtige verstrekt op verzoek daartoe binnen vier weken de loonsom.
2
Een verzoek daartoe kan achterwege blijven indien de loonsom reeds via het Pensioenfonds Horeca en Catering aan het bedrijfschap bekend is.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Artikel
4
1
De bestemmingsheffing wordt vastgesteld op basis van loonsomgegevens als bedoeld in artikel 3, dan wel op basis van een schatting van de loonsom.
2
Indien binnen drie jaar na vaststelling van de bestemmingsheffing uit een opgave van de heffingsplichtige dan wel uit nader onderzoek vanwege het bedrijfschap blijkt dat de bestemmingsheffing op basis van een onjuiste schatting is vastgesteld, kan de bestemmingsheffing worden herzien en opnieuw worden vastgesteld.
3
Indien na vaststelling van de bestemmingsheffing ondernemingen van de heffingsplichtige met terugwerkende kracht worden opgenomen in het register van ondernemingen, genoemd in artikel 2 van de Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2008, kan de bestemmingsheffing opnieuw worden vastgesteld.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Artikel
5
1
Gegevens met betrekking tot de bestemmingsheffing zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende:
a.
slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het bedrijfschap;
b.
niet onder vermelding van de persoon of onderneming waarop de bestemmingsheffing betrekking heeft worden bekendgemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretaris of andere personen van het secretariaat van het bedrijfschap en de met financiële controle op het bedrijfschap belaste accountant en diens personeel, voor zover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.
2
Bekendmaking van gegevens met betrekking tot de bestemmingsheffing blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon of onderneming waarop zij betrekking hebben achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens of uit één of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon of onderneming die gegevens betrekking hebben.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
4
De betaling van de bestemmingsheffing
Artikel
6
1
De heffingsplichtige voldoet de bestemmingsheffing binnen zes weken na dagtekening.
2
Ingeval de heffingsplichtige ten aanzien van de betaling in gebreke blijft, wordt de heffingsplichtige schriftelijk gemaand om alsnog te betalen.
3
Bij niet tijdige betaling van de bestemmingsheffing:
a.
kunnen administratiekosten in rekening worden gebracht, welke minimaal € 6,- en maximaal € 14,- van het openstaande bedrag bedragen;
b.
kan rente worden gevorderd over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
c.
kan vergoeding worden gevorderd van alle invorderingskosten.
De rente wordt berekend naar het percentage bedoeld in artikel 6:119 jo 6:120 Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente wordt gevorderd. De invorderingskosten worden vastgesteld volgens de staffel incassokosten kantonrechters.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
5
Vermindering van de bestemmingsheffing
Artikel
7
Het bestuur van het bedrijfschap kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, de bestemmingsheffing in algemene zin verminderen.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
6
Mandaatsbepalingen
Artikel
8
1
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 4, alsmede tot het bepaalde in de artikelen 3, eerste lid en 6, tweede en derde lid, wordt gemandateerd aan de secretaris.
2
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, mogen door de secretaris worden ondergemandateerd.
3
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften tegen in ondermandaat genomen besluiten wordt gemandateerd aan de secretaris.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
§
7
Slotbepalingen
Artikel
9
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Artikel
10
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing subsidieverstrekking Bedrijfschap Horeca en Catering 2013.
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-201320126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
Zoetermeer
10 oktober 2012
P.J.
Biesheuvel
voorzitter
W.
Spaink
secretaris
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
20126330-11-201210-10-2012HOR820126330-11-201210-10-2012HOR801-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2013-01-01_0/xml/BWBR0032333_2013-01-01_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)
Besluit verdeling sterkte en middelen politie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
5
Onze Minister kan bepalen dat de operationele sterkte van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst gedurende een begrotingsjaar van de in het tweede of vierde lid bedoelde operationele sterkte mag afwijken. De door de minister te bepalen afwijking bedraagt niet meer dan 7% per eenheid of ondersteunende dienst per begrotingsjaar.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de regionale en landelijke eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
5
1
Indien de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst naar een andere regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
7
1
In de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2016-05-24_0/xml/BWBR0032333_2016-05-24_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
5
Onze Minister kan bepalen dat de operationele sterkte van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst gedurende een begrotingsjaar van de in het tweede of vierde lid bedoelde operationele sterkte mag afwijken. De door de minister te bepalen afwijking bedraagt niet meer dan 7% per eenheid of ondersteunende dienst per begrotingsjaar.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de regionale en landelijke eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
5
1
Indien de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst naar een andere regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
7
1
In de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2017-01-01_0/xml/BWBR0032333_2017-01-01_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
5
Onze Minister kan bepalen dat de operationele sterkte van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst gedurende een begrotingsjaar van de in het tweede of vierde lid bedoelde operationele sterkte mag afwijken. De door de minister te bepalen afwijking bedraagt niet meer dan 7% per eenheid of ondersteunende dienst per begrotingsjaar.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de regionale en landelijke eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
5
1
Indien de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst naar een andere regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
7
1
In de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2017-01-01_1/xml/BWBR0032333_2017-01-01_1.xml
|
BWBR0032333_2017-01-01_0
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-201301-01-2017Stb. 2017, 440, datum inwerkingtreding 29-11-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.a.de wet: de Politiewet 2012;b.operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie;c.begroting: de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet.
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
5
Onze Minister kan bepalen dat de operationele sterkte van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst gedurende een begrotingsjaar van de in het tweede of vierde lid bedoelde operationele sterkte mag afwijken. De door de minister te bepalen afwijking bedraagt niet meer dan 7% per eenheid of ondersteunende dienst per begrotingsjaar.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de regionale en landelijke eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
5
1
Indien de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-201301-01-2017Stb. 2017, 440, datum inwerkingtreding 29-11-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.1Indien de begroting tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst naar een andere regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
7
1
In de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet, worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-201301-01-2017Stb. 2017, 440, datum inwerkingtreding 29-11-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.1In de begroting worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie.2In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie en aan de Politieonderwijsraad.
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2017-11-29_0/xml/BWBR0032333_2017-11-29_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie;
c.
begroting: de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden en de ondersteunende diensten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b en c, van de wet.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
5
Onze Minister kan bepalen dat de operationele sterkte van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst gedurende een begrotingsjaar van de in het tweede of vierde lid bedoelde operationele sterkte mag afwijken. De door de minister te bepalen afwijking bedraagt niet meer dan 7% per eenheid of ondersteunende dienst per begrotingsjaar.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de regionale en landelijke eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
5
1
Indien de begroting tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst naar een andere regionale of landelijke eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
7
1
In de begroting worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie en aan de Politieonderwijsraad.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2023-01-01_0/xml/BWBR0032333_2023-01-01_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de bij de politie aangestelde aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie, en de bij de politie aangestelde ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
c.
begroting: de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet;
d.
begrotingsjaar: het kalenderjaar waarvoor de begroting dient.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de Landelijke eenheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit beheer politie, en de ondersteunende diensten, bedoeld in de artikelen 28, eerste lid, 36, eerste lid, en artikel 43a, eerste lid, van het Besluit beheer politie.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de vier op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
4a
1
In afwijking van de artikelen 3, tweede en vierde lid, en 4 kan de korpschef bepalen dat een percentage van de te realiseren operationele sterkte van een eenheid in een begrotingsjaar en maximaal twee daaropvolgende jaren niet wordt gerealiseerd. Ten aanzien van een regionale eenheid geschiedt deze beslissing in overeenstemming met de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert en de hoofdofficier van justitie.
2
Voor de toepassing van het eerste lid worden aspiranten als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie niet meegerekend bij de operationele sterkte.
3
Het percentage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal twee procent per begrotingsjaar.
4
De uitkomst van de vermenigvuldiging van het met toepassing van het eerste lid niet te realiseren deel van de operationele sterkte van een eenheid per begrotingsjaar met de daarbij behorende loonsom wordt door de korpschef in hetzelfde begrotingsjaar uitsluitend binnen deze eenheid besteed aan andere uitgaven. Ten aanzien van een regionale eenheid geschiedt deze beslissing in overeenstemming met de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert en de hoofdofficier van justitie.
5
Onder de loonsom, bedoeld in het vierde lid, wordt verstaan de loonsom, vastgesteld in de begroting voor het begrotingsjaar waarin toepassing wordt gegeven aan het eerste lid.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
5
1
Indien de begroting tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een eenheid of ondersteunende dienst naar een andere eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
7
1
In de begroting worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie en aan de Politieonderwijsraad.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202213-12-2022
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032333/2024-01-01_0/xml/BWBR0032333_2024-01-01_0.xml
|
Besluit van 28 november 2012, houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Besluit verdeling sterkte en middelen politie 201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nummer 312645;
Gelet op artikel 36 van de Politiewet 2012;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W03.12.0431/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 november 2012, nummer 324461;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
de wet: de Politiewet 2012;
b.
operationele sterkte: het aantal fulltime-equivalent werkzaam in een operationele functie bij de politie en de bij de politie aangestelde aspiranten, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie, en de bij de politie aangestelde ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
c.
begroting: de begroting, bedoeld in artikel 34 van de wet;
d.
begrotingsjaar: het kalenderjaar waarvoor de begroting dient.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
2
Bij ministeriële regeling worden de krachtens artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie vastgestelde functies bij de politie aangewezen die onderdeel uitmaken van de operationele sterkte.
201261005-12-201228-11-2012201618523-05-201612-05-201624-05-2016Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging Besluit
bezoldiging politie en Besluit algemene rechtspositie politie
(invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie)
(Stb. 2012/30) in werking treedt.
Artikel
3
1
Onze Minister bepaalt jaarlijks de door de korpschef in het begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte van de politie.
2
Onze Minister bepaalt op basis van de in het eerste lid bedoelde operationele sterkte van de politie de omvang van de in het betreffende begrotingsjaar te realiseren operationele sterkte voor de landelijke eenheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit beheer politie, en de ondersteunende diensten, bedoeld in de artikelen 28, eerste lid, 36, eerste lid, en artikel 43a, eerste lid, van het Besluit beheer politie.
3
De omvang van de te realiseren operationele sterkte van de regionale eenheden is zo groot als de omvang van de te realiseren operationele sterkte, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de operationele sterkte, bedoeld in het tweede lid.
4
Het aandeel van een regionale eenheid in de in het derde lid bedoelde operationele sterkte bedraagt het in de bij dit besluit behorende bijlage bedoelde percentage.
202344205-12-202304-12-2023202344205-12-202304-12-202301-01-2024
Artikel
4
Onze Minister geeft jaarlijks een raming van de door de korpschef te realiseren operationele sterkte voor de vier op het begrotingsjaar volgende jaren en, met inachtneming van het in artikel 3, vierde lid, bedoelde aandeel, een raming van de verdeling van deze sterkte over de eenheden en ondersteunende diensten en een raming van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde percentage.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
4a
1
In afwijking van de artikelen 3, tweede en vierde lid, en 4 kan de korpschef bepalen dat een percentage van de te realiseren operationele sterkte van een eenheid in een begrotingsjaar en maximaal twee daaropvolgende jaren niet wordt gerealiseerd. Ten aanzien van een regionale eenheid geschiedt deze beslissing in overeenstemming met de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert en de hoofdofficier van justitie.
2
Voor de toepassing van het eerste lid worden aspiranten als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie niet meegerekend bij de operationele sterkte.
3
Het percentage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal twee procent per begrotingsjaar.
4
De uitkomst van de vermenigvuldiging van het met toepassing van het eerste lid niet te realiseren deel van de operationele sterkte van een eenheid per begrotingsjaar met de daarbij behorende loonsom wordt door de korpschef in hetzelfde begrotingsjaar uitsluitend binnen deze eenheid besteed aan andere uitgaven. Ten aanzien van een regionale eenheid geschiedt deze beslissing in overeenstemming met de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert en de hoofdofficier van justitie.
5
Onder de loonsom, bedoeld in het vierde lid, wordt verstaan de loonsom, vastgesteld in de begroting voor het begrotingsjaar waarin toepassing wordt gegeven aan het eerste lid.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
5
1
Indien de begroting tijdens het begrotingsjaar wordt gewijzigd, kan Onze Minister de door de korpschef te realiseren operationele sterkte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wijzigen.
2
Indien de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gewijzigd, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de raming van de operationele sterkte, bedoeld in artikel 4.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
6
1
Indien werkzaamheden worden overgeheveld van een eenheid of ondersteunende dienst naar een andere eenheid of ondersteunende dienst, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet wordt de op die werkzaamheden betrekking hebbende operationele sterkte eveneens overgeheveld.
2
In afwijking van artikel 3, tweede of vierde lid, kan een eenheid of ondersteunende dienst over extra operationele sterkte beschikken indien deze voor een specifiek onderdeel van de politietaak aan de eenheid of ondersteunende dienst is toegekend.
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202201-01-2023
Artikel
7
1
In de begroting worden de middelen over de onderdelen van de politie verdeeld, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie.
2
In het beheersplan, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet, wordt een verdeling gemaakt van de niet-operationele sterkte over de onderdelen van de politie, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie en aan de Politieonderwijsraad.
201744028-11-201712-10-2017201744028-11-201712-10-201729-11-201701-01-2017
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verdeling sterkte en middelen politie.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Artikel
10
Wijzigt dit besluit.
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
28 november 2012
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
de vijfde december 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W.
Opstelten
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
Bijlage
Regionale eenheid
aandeel
Noord-Nederland
8,665%
Oost-Nederland
15,137%
Noord-West-Nederland
7,531%
Amsterdam
11,600%
Midden-Nederland
10,579%
Den Haag
12,818%
Rotterdam
13,167%
Oost-Brabant
7,042%
Limburg
6,110%
Zuid-West-Nederland
7,351%
201261005-12-201228-11-2012201263614-12-201211-12-201201-01-2013
202251516-12-202213-12-2022202251516-12-202213-12-202213-12-2022
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2013-01-01_0/xml/BWBR0032334_2013-01-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000.
2
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
3
In de regeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het tweede lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2016-07-01_0/xml/BWBR0032334_2016-07-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
2
Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.
3
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
4
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het derde lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
20166218-02-201608-02-201620166218-02-201608-02-201601-07-2016
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2019-12-14_0/xml/BWBR0032334_2019-12-14_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren;
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95).
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
2
Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.
3
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
4
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het derde lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
20166218-02-201608-02-201620166218-02-201608-02-201601-07-2016
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
(tweede analyse)
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen als bedoeld in artikel 35, derde lid, van verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.6
(coördinerende instantie artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) nr. 2017/625)
Onze Minister is de coördinerende instantie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.7
(overgangsrecht bestuurlijke maatregel verordening (EU) nr. 882/2004)
Op een besluit dat vanwege een geconstateerde niet-naleving is genomen en dat is gebaseerd of mede gebaseerd op artikel 19, eerste lid, of artikel 54, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, L 165), dat is genomen voor 14 december 2019 en waartegen bezwaar is gemaakt, of beroep is ingesteld, wordt besloten met toepassing van die verordening zoals die luidde voor 14 december 2019.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201918-06-2019
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2021-04-21_0/xml/BWBR0032334_2021-04-21_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren;
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84).
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
2
Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.
3
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
4
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het derde lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
20166218-02-201608-02-201620166218-02-201608-02-201601-07-2016
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
(tweede analyse)
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen als bedoeld in artikel 35, derde lid, van verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.6
(coördinerende instantie artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) nr. 2017/625)
Onze Minister is de coördinerende instantie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.7
(overgangsrecht bestuurlijke maatregel verordening (EU) nr. 882/2004)
Op een besluit dat vanwege een geconstateerde niet-naleving is genomen en dat is gebaseerd of mede gebaseerd op artikel 19, eerste lid, of artikel 54, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, L 165), dat is genomen voor 14 december 2019 en waartegen bezwaar is gemaakt, of beroep is ingesteld, wordt besloten met toepassing van die verordening zoals die luidde voor 14 december 2019.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.8
Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende en niet-bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2016/429 of verordening (EU) nr. 2017/625 of op één van die verordening gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende en niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.9
Algemene regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van niet-bindende onderdelen van een op verordening (EU) nr. 2016/429 of op verordening (EU) nr. 2017/625 gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.10
Inrichtingen en wijze van onderzoek
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over laboratoria waar en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses plaatsvinden ten behoeve van:
a.
officiële controles of andere officiële activiteiten als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 2017/625;
b.
de afgifte van certificaten voor het buiten Nederland brengen van dieren of dierlijke producten;
c.
verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers, dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen; of
d.
het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
2
Een laboratorium voert laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses uit als bedoeld in het eerste lid, aanhef, en onder b, c of d, indien het is erkend door Onze Minister.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
a.
de meldingen van uitkomsten van uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instantie;
b.
de monitoring van de werkzaamheden waarvoor het laboratorium is erkend; of
c.
het rapporteren over uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister.
4
Onze Minister wijst instanties aan die de monitoring, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, uitvoeren. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de monitoring.
5
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gevallen waarin een erkenning wordt geschorst of ingetrokken.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.11
Schorsing en intrekking besluiten
Indien bij ministeriële regeling onder toepassing van artikel 7.1 van de wet is bepaald dat een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring, vrijstelling, ontheffing, algemeen verbindend verklaring of certificering is vereist, kunnen bij die ministeriële regeling regels worden gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in die regeling wordt geschorst of ingetrokken.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021Door Stb. 2023/327 vernummerd tot art. 4.12.202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2022-03-11_0/xml/BWBR0032334_2022-03-11_0.xml
|
BWBR0032334_2021-04-21_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren;
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84).
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
2
Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.
3
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
4
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het derde lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
20166218-02-201608-02-201620166218-02-201608-02-201601-07-2016
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
(tweede analyse)
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen als bedoeld in artikel 35, derde lid, van verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.6
(coördinerende instantie artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) nr. 2017/625)
Onze Minister is de coördinerende instantie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.7
(overgangsrecht bestuurlijke maatregel verordening (EU) nr. 882/2004)
Op een besluit dat vanwege een geconstateerde niet-naleving is genomen en dat is gebaseerd of mede gebaseerd op artikel 19, eerste lid, of artikel 54, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, L 165), dat is genomen voor 14 december 2019 en waartegen bezwaar is gemaakt, of beroep is ingesteld, wordt besloten met toepassing van die verordening zoals die luidde voor 14 december 2019.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.8
Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende en niet-bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2016/429 of verordening (EU) nr. 2017/625 of op één van die verordening gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende en niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.9
Algemene regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van niet-bindende onderdelen van een op verordening (EU) nr. 2016/429 of op verordening (EU) nr. 2017/625 gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.10
Inrichtingen en wijze van onderzoek
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over laboratoria waar en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses plaatsvinden ten behoeve van:
a.
officiële controles of andere officiële activiteiten als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 2017/625;
b.
de afgifte van certificaten voor het buiten Nederland brengen van dieren of dierlijke producten;
c.
verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers, dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen; of
d.
het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
2
Een laboratorium voert laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses uit als bedoeld in het eerste lid, aanhef, en onder b, c of d, indien het is erkend door Onze Minister.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
a.
de meldingen van uitkomsten van uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instantie;
b.
de monitoring van de werkzaamheden waarvoor het laboratorium is erkend; of
c.
het rapporteren over uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister.
4
Onze Minister wijst instanties aan die de monitoring, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, uitvoeren. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de monitoring.
5
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gevallen waarin een erkenning wordt geschorst of ingetrokken.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.11*
Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/4 en verordening (EU) nr. 2019/6
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2019/4 of verordening (EU) nr. 2019/6 of een op die verordeningen gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.20, tweede lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202210710-03-202225-02-2022202210710-03-202225-02-202211-03-2022Abusievelijk voegt het Staatsblad een tweede artikel 4.11 toe.
Artikel
4.11
Schorsing en intrekking besluiten
Indien bij ministeriële regeling onder toepassing van artikel 7.1 van de wet is bepaald dat een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring, vrijstelling, ontheffing, algemeen verbindend verklaring of certificering is vereist, kunnen bij die ministeriële regeling regels worden gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in die regeling wordt geschorst of ingetrokken.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021Door Stb. 2023/327 vernummerd tot art. 4.12.202210710-03-202225-02-2022202210710-03-202225-02-202225-02-2022
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032334/2023-10-07_0/xml/BWBR0032334_2023-10-07_0.xml
|
BWBR0032334_2022-03-11_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot de handhaving van de Wet dieren en enige andere aangelegenheden met betrekking tot die wet (Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren)201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012 , nr. 283318, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 7.8, eerste lid, 8.8 en 10.8 van de Wet dieren en artikel 1:1, zesde lid, van de Algemene douanewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2012, nr. W15.12.0296/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12339223, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1.1
Begripsbepaling
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
Raad: Raad voor dierenaangelegenheden, bedoeld in artikel 10.8 van de wet;
–
wet:
Wet dieren;
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84).
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
De bestuurlijke boete
Artikel
2.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
overtreder: overtreder als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
–
overtreding: overtreding als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Boetecategorieën
1
De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a.
categorie 1: € 500;
b.
categorie 2: € 1500;
c.
categorie 3: € 2500;
d.
categorie 4: € 5000;
e.
categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
2
Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.
3
Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
4
In de regeling, bedoeld in het derde lid, kan worden bepaald dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld op het bedrag behorende bij de naasthogere boetecategorie ten opzichte van de categorie, bedoeld in het derde lid, indien bij de betreffende gedraging een in die regeling vastgesteld percentage dieren van het totaal aantal betrokken dieren was betrokken op een in die regeling aangewezen wijze.
20166218-02-201608-02-201620166218-02-201608-02-201601-07-2016
Artikel
2.3
Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a.
gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b.
ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Overtreding door particulier
Indien een overtreding is begaan anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt het voor die overtreding op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 op te leggen boetebedrag gehalveerd.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Recidive
1
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
2
Bij ministeriële regeling kunnen overtredingen worden aangewezen die soortgelijk zijn aan daarbij aangewezen andere overtredingen.
3
Op krachtens het tweede lid aangewezen overtredingen is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Raad voor dierenaangelegenheden
Artikel
3.1
Leden RDA
1
De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 49 andere leden.
2
De leden brengen hun kennis en ervaring op persoonlijke titel in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
3
De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.
4
Na afloop van de benoemingsperiode, bedoeld in het tweede lid, kunnen de leden eenmaal worden herbenoemd voor de in dat lid bedoelde termijn.
5
De leden kunnen door Onze Minister:
a.
op hun verzoek worden ontslagen;
b.
in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om zwaarwegende reden worden geschorst en ontslagen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Secretaris en adjunct-secretaris
1
Onze Minister benoemt de secretaris en de adjunct-secretaris van de Raad.
2
De secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet tevens lid van de Raad.
3
Voor de uitoefening van hun taak zijn de secretaris en de adjunct-secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Raadsvergaderingen
1
De voorzitter roept de Raad bijeen:
a.
zo dikwijls als hij dit nodig acht, maar in ieder geval twee keer per jaar;
b.
indien ten minste vijf leden een daartoe strekkend, schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij de voorzitter hebben ingediend.
2
Na een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, roept de voorzitter de Raad bijeen binnen één maand nadat het verzoek door de voorzitter is ontvangen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Werkwijze
1
De Raad voert op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging overleg over de in artikel 10.8 van de wet bedoelde vraagstukken.
2
De voorzitter kan met het oog op een overleg over een bepaald onderwerp uit de leden van de Raad een forum samenstellen en anderen dan leden van de Raad uitnodigen voor deelname aan dat overleg.
3
De Raad stelt een verslag op van een gevoerd overleg.
4
Het verslag wordt ter kennis gebracht van Onze Minister. Indien het verslag mede het belang van de volksgezondheid raakt, wordt dit ook ter kennis gebracht aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Reglement van werkwijze
1
De Raad stelt zijn werkwijze nader vast in een reglement.
2
Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt na vaststelling toegezonden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.6
Begroting
De Raad stelt jaarlijks voor zijn werkzaamheden in het komende begrotingsjaar een ontwerpbegroting op en legt deze voor 1 april voor aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.7
Verslag
De Raad doet jaarlijks voor 1 april schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden aan Onze Minister.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Evaluatie bestuurlijke boete
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van hoofdstuk 2 in de praktijk.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Evaluatie Raad voor dierenaangelegenheden
De Raad brengt iedere zes jaren een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Overgangsrecht bestuurlijke boete
Indien een overtreding is begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit en als gevolg van die inwerkingtreding, in samenhang met de op dit besluit gebaseerde regels, een andere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de bestuurlijke boete die voor die overtreding kon worden opgelegd op grond van de voor dat tijdstip geldende regels, worden de voor de overtreder gunstigste bepalingen toegepast.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Intrekken beoordeling gids voor goede praktijken
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de intrekking van een beoordeling van een nationale gids voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44, tweede lid, van de wet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
(tweede analyse)
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen als bedoeld in artikel 35, derde lid, van verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.6
(coördinerende instantie artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) nr. 2017/625)
Onze Minister is de coördinerende instantie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, verordening (EU) 2017/625.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.7
(overgangsrecht bestuurlijke maatregel verordening (EU) nr. 882/2004)
Op een besluit dat vanwege een geconstateerde niet-naleving is genomen en dat is gebaseerd of mede gebaseerd op artikel 19, eerste lid, of artikel 54, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, L 165), dat is genomen voor 14 december 2019 en waartegen bezwaar is gemaakt, of beroep is ingesteld, wordt besloten met toepassing van die verordening zoals die luidde voor 14 december 2019.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019
Artikel
4.8
Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende en niet-bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2016/429 of verordening (EU) nr. 2017/625 of op één van die verordening gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende en niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.9
Algemene regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2016/429 en verordening (EU) nr. 2017/625
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van niet-bindende onderdelen van een op verordening (EU) nr. 2016/429 of op verordening (EU) nr. 2017/625 gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die niet-bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.3, vierde lid, 2.4, tweede of derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede of derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, 2.10, derde lid, 2.15, tweede of vierde lid, 2.16, tweede lid, 2.20, tweede lid, 2.22, tweede lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 4.8, vierde lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.10
Inrichtingen en wijze van onderzoek
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over laboratoria waar en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses plaatsvinden ten behoeve van:
a.
officiële controles of andere officiële activiteiten als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 2017/625;
b.
de afgifte van certificaten voor het buiten Nederland brengen van dieren of dierlijke producten;
c.
verrichten van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers, dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen; of
d.
het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
2
Een laboratorium voert laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses uit als bedoeld in het eerste lid, aanhef, en onder b, c of d, indien het is erkend door Onze Minister.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op:
a.
de meldingen van uitkomsten van uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instantie;
b.
de monitoring van de werkzaamheden waarvoor het laboratorium is erkend; of
c.
het rapporteren over uitgevoerde laboratoriumanalyses, -tests, en -diagnoses aan Onze Minister.
4
Onze Minister wijst instanties aan die de monitoring, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, uitvoeren. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de monitoring.
5
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gevallen waarin een erkenning wordt geschorst of ingetrokken.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
4.11
Besluiten ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2019/4 en verordening (EU) nr. 2019/6
Onze Minister is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van aan een lidstaat gerichte bindende onderdelen van verordening (EU) nr. 2019/4 of verordening (EU) nr. 2019/6 of een op die verordeningen gebaseerde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling, voor zover die bindende onderdelen onderwerpen betreffen, bedoeld in de artikelen 2.2, tiende lid, 2.20, tweede lid, 7.2, eerste tot en met derde lid, 7.3, derde lid, 7.4, eerste lid, 7.6, eerste lid, 7.8, of 10.2 van de Wet dieren.
202332706-10-202315-09-2023202332706-10-202315-09-202307-10-2023
Artikel
4.12
Schorsing en intrekking besluiten
Indien bij ministeriële regeling onder toepassing van artikel 7.1 van de wet is bepaald dat een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring, vrijstelling, ontheffing, algemeen verbindend verklaring of certificering is vereist, kunnen bij die ministeriële regeling regels worden gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in die regeling wordt geschorst of ingetrokken.
202332706-10-202315-09-2023202332706-10-202315-09-202307-10-2023Voorheen art. 4.11.202210710-03-202225-02-2022202210710-03-202225-02-202225-02-2022
Hoofdstuk
5
Aanpassing andere regelgeving
Artikel
5.1
Wijziging bijlage Algemene douanewet
Wijzigt de Algemene douanewet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.2
Wijzigt het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.3
Wijzigt het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.4
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
5.5
Wijzigt het Opiumwetbesluit.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
6
Slotbepalingen
Artikel
6.1
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
6.2
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260304-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2013-01-01_0/xml/BWBR0032335_2013-01-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
dit onderdeel is nog niet in werking getreden;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in artikel 2.10, door de instellingen, bedoeld in dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Artikel 13a van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2013-03-08_0/xml/BWBR0032335_2013-03-08_0.xml
|
BWBR0032335_2013-01-01_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
dit onderdeel is nog niet in werking getreden;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Artikel 13a van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-201320137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201305-02-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2013-06-01_0/xml/BWBR0032335_2013-06-01_0.xml
|
BWBR0032335_2013-03-08_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
dit onderdeel is nog niet in werking getreden;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 13a van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201319131-05-201321-05-2013201319131-05-201321-05-201301-06-2013
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-201320137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201305-02-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2014-07-01_0/xml/BWBR0032335_2014-07-01_0.xml
|
BWBR0032335_2013-06-01_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 13a van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201319131-05-201321-05-2013201319131-05-201321-05-201301-06-2013
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201426415-07-201430-06-2014201426415-07-201430-06-201430-06-2014201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2015-01-01_0/xml/BWBR0032335_2015-01-01_0.xml
|
BWBR0032335_2014-07-01_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201457324-12-201417-12-2014201457324-12-201417-12-201417-12-2014201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2016-03-24_0/xml/BWBR0032335_2016-03-24_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2016-05-01_0/xml/BWBR0032335_2016-05-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2016-05-01_1/xml/BWBR0032335_2016-05-01_1.xml
|
BWBR0032335_2016-05-01_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
verordening (EEG) nr. 2913/92: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992 L 302);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-201501-05-2016Stb. 2016, 184, datum inwerkingtreding 24-05-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2016.–boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;–kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;–leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;–melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;–melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;–ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;–rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;–Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;–Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;–Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);–verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);–verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);–verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);–wet:Wet dieren;–zuivelproduct:1°.een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en2°.een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, van verordening (EEG) nr. 2913/92.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-201301-05-2016Stb. 2016, 184, datum inwerkingtreding 24-05-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2016.4Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:a.producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;b.producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2016-05-24_0/xml/BWBR0032335_2016-05-24_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)
Besluit dierlijke producten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2016-07-01_0/xml/BWBR0032335_2016-07-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2019-12-14_0/xml/BWBR0032335_2019-12-14_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2021-03-09_0/xml/BWBR0032335_2021-03-09_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202111408-03-202123-02-2021202111408-03-202123-02-202109-03-2021201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2021-04-21_0/xml/BWBR0032335_2021-04-21_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2022-01-01_0/xml/BWBR0032335_2022-01-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2022-01-01_1/xml/BWBR0032335_2022-01-01_1.xml
|
BWBR0032335_2022-01-01_0
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EG) nr. 2075/2005: verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-202101-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor artikel 1 in plaats van artikel 1.1.Na het onderdeel houdende de begripsbepaling van verordening (EU) nr. 2017/625 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:–verordening (EU) 2018/848:verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, derde lid, derde alinea, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea en onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d en f, van verordening (EG) nr. 2075/2005.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-201601-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.1Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-201301-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en, overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Stichting Skal:a.belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;b.bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2022-03-01_0/xml/BWBR0032335_2022-03-01_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EU) nr. 1375/2015: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2015, L 212);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-2022201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, tweede lid, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea, onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d, en f, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-2022
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-2016
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2022-03-01_1/xml/BWBR0032335_2022-03-01_1.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EU) nr. 1375/2015: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2015, L 212);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-202201-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor artikel 1 in plaats van artikel 1.1.Na het onderdeel houdende de begripsbepaling van verordening (EU) nr. 2017/625 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:–verordening (EU) 2018/848:verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, tweede lid, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea, onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d, en f, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-2022
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 834/2007, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201601-07-201601-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.1Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-201301-01-2022Stb. 2022, 170, datum inwerkingtreding 05-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en, overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Stichting Skal:a.belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;b.bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2022-05-05_0/xml/BWBR0032335_2022-05-05_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EU) nr. 1375/2015: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2015, L 212);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
verordening (EU) 2018/848:
verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202217004-05-202221-04-2022202217004-05-202221-04-202205-05-202201-01-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor
artikel 1 in plaats van artikel 1.1.201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, tweede lid, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea, onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d, en f, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-2022
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de biologische productie, bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848, van opfokhennen, en van producten afkomstig van opfokhennen.
2
De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op de huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken.
202217004-05-202221-04-2022202217004-05-202221-04-202205-05-202201-01-2022
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en, overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
202217004-05-202221-04-2022202217004-05-202221-04-202205-05-202201-01-2022
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032335/2023-10-07_0/xml/BWBR0032335_2023-10-07_0.xml
|
Besluit van 2 november 2012, houdende regels met betrekking tot dierlijke producten (Besluit dierlijke producten)201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Besluit dierlijke producten201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 juli 2012, nr. 283263, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG 2000 L 204), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139), verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2005 L 338), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2006 L 93), verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007 L 189), verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007 L 299), verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2008 L 157), verordening (EG) nr. 566/2008 van de Commissie van 18 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbesluiten voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PbEU 2008 L 163), verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008 L 250), verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008 L 334), richtlijn nr. 92/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG 1992 L 179), de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 6.3, 7.1 en 10.2 van de Wet dieren en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 september 2011, nr. W15.12.297/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 oktober 2012, nr. WJZ / 12338636, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
–
boerderijmelk: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;
–
kaas: product dat wordt verkregen door stremming van melk waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
–
leverantie van boerderijmelk: de transactie waarbij een melkveehouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de desbetreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;
–
melk: door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
–
melkveehouder: de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melkkoeien of melkgeiten houdt;
–
ontvanger van boerderijmelk: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;
–
rauwe melk: product dat wordt afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien of geiten en dat niet verwarmd is tot boven 40°C en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
–
Stichting COKZ: Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken te Leusden;
–
Stichting Skal: Stichting Skal te Zwolle;
–
Verordening (EU) nr. 952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
–
verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004 L 139);
–
verordening (EU) nr. 1375/2015: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PbEU 2015, L 212);
–
verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84);
–
verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU 2017 L 95);
–
verordening (EU) 2018/848:
verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);
–
wet:
Wet dieren;
–
zuivelproduct:
1°.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2°.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten.
202217004-05-202221-04-2022202217004-05-202221-04-202205-05-202201-01-2022Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor
artikel 1 in plaats van artikel 1.1.201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
1a
Buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke producten
Artikel
1a.1
Buiten Nederland brengen dierlijke producten voor derde landen
1
Ingeval artikel 243, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is en de regelgeving of de bevoegde autoriteit van het derde land waarvoor dierlijke producten zijn bestemd, vereist dat de dierlijke producten voldoen aan door het derde land gestelde vereisten, wordt een officieel certificaat afgegeven door Onze Minister waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2
Ingeval de regelgeving of de bevoegde autoriteit van een derde land, bedoeld in het eerste lid, een bepaalde gezondheidsstatus vereist van dierlijke producten, maar geen eisen stelt aan de laboratoria waarin en de wijze waarop laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses worden uitgevoerd, vinden deze plaats in een daartoe door Onze Minister erkend laboratorium.
3
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid ingeval er voor het onderzoek met betrekking tot een bepaalde gezondheidsstatus geen laboratorium is erkend.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Artikel
1a.2
Binnen Nederland brengen dierlijke producten vanuit derde landen
Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten en levende producten met betrekking tot:
a.
de gezondheidsstatus van die producten;
b.
de begeleidende documenten die die producten vergezellen.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021
Hoofdstuk
2
Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Vleeskeuring
Artikel
2.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over de productie en de levering van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, en artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over de productie van vlees na het doden van dieren met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201624-03-2016
Artikel
2.2
Rechtstreekse levering op bedrijf geslacht pluimvee en lagomorfen
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht pluimvee of op het bedrijf geslachte lagomorfen als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 853/2004 en de productie van dat vlees vindt zodanig plaats dat:
a.
geen verontreiniging plaats kan hebben met voor de gezondheid van de mens schadelijke hoeveelheden van stoffen, of met organismen of virussen die voor die gezondheid onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
b.
onder a bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij voor de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.3
Rechtstreekse levering vrij wild
1
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van grof vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdelen 1, 2, 4 en 5, van die verordening.
2
Het is verboden bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004 van klein vrij wild te handelen in strijd met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk III, onderdelen 1, 2 en 4, van die verordening.
3
Het onderzoek, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, onderdeel 2, en hoofdstuk III, onderdeel 1, van verordening (EG) nr. 853/2004, wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van die verordening.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.4
Onderzoek wilde zwijnen
1
Bij rechtstreekse levering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van een karkas van een wild zwijn neemt de gekwalificeerde persoon tijdens het onderzoek, bedoeld in het derde lid van dat artikel, een monster als bedoeld in artikel 2, tweede lid, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
2
De bemonstering en het onderzoek van het monster vinden plaats overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk I, onderdeel 1, onderdeel 2, onder c, tweede alinea, onderdeel 3, onder I en II, en bijlage III, aanhef en onderdelen a, d, en f, van verordening (EU) nr. 1375/2015.
3
De gekwalificeerde persoon brengt op een karkas van een wild zwijn een uniek merk aan en vermeldt dat merk bij de gegevens die behoren bij het monster, bedoeld in het eerste lid.
4
Een karkas van een wild zwijn of een deel daarvan wordt slechts in de handel gebracht bij een negatieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, en gaat bij levering vergezeld van een kopie van de uitslag van het onderzoek of een elektronisch bewijs waaruit de uitslag van het onderzoek blijkt.
5
Bij een positieve uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is het karkas van het wilde zwijn of alle delen daarvan ongeschikt voor consumptie.
6
De uitslag van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard door degene die het monster voor onderzoek heeft aangeboden.
202163620-12-202113-12-202120225003-02-202228-01-202201-03-2022
Artikel
2.5
Herkeuring
1
De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan herkeuring aanvragen ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van verordening (EU) nr. 2017/625, afkomstig van als een als landbouwhuisdier gehouden hoefdier niet kan verenigen.
2
Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, bedoeld in het eerste lid, heroverwogen.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag, de beslissing op de aanvraag en de uitvoering van een herkeuring.
201924509-07-201918-06-2019201924509-07-201918-06-201914-12-2019201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel
2.6
Uitvoering bindende onderdelen EU-rechtshandelingen
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot:
a.
de biologische productie van dierlijke producten;
b.
de bescherming van kwaliteitsaanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
c.
handelsnormen voor dierlijke producten;
d.
volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bestemd voor derde landen.
201260204-12-201202-11-2012201421119-06-201405-06-201401-07-2014
Artikel
2.7
Regels ter uitvoering EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van voorschriften in EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 2.6 regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met l, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
2.8
Nationale kwaliteitsvoorschriften voor kaas
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a.
benamingen voor kaas;
b.
de kwaliteit, de hoedanigheid en de keuring van kaas waarvoor benamingen als bedoeld in onderdeel a zijn vastgesteld.
2
Het is verboden kaas te bereiden die bestemd is om onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming in de handel te worden gebracht, of kaas onder de daarvoor krachtens het eerste lid vastgestelde benaming te verhandelen, tenzij is voldaan aan de krachtens dat lid gestelde regels.
3
Het is verboden voor kaas anders dan kaas waarvoor krachtens het eerste lid regels zijn gesteld benamingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met de benamingen die krachtens dat lid zijn vastgesteld dat daardoor verwarring kan ontstaan.
4
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a.
producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en daar rechtmatig in de handel zijn gebracht;
b.
producten geplaatst onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 5, zestiende lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
201618423-05-201604-05-2016201618423-05-201604-05-201624-05-201601-05-2016
Artikel
2.8a
Nationale voorschriften over pluimveehouderijsystemen
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden voor het gebruik van vermeldingen bij het in de handel brengen van pluimveevlees van in Nederland gehouden en geslachte dieren.
2
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op de volgende vermeldingen, ter aanduiding van het houderijsysteem:
a.
«Scharrel ... binnengehouden»;
b.
«Scharrel ... met uitloop»;
c.
«Boerenscharrel ... met uitloop» of «Hoeve ... met uitloop»;
d.
«Boerenscharrel ... met vrije uitloop» of «Hoeve ... met vrije uitloop».
201426415-07-201430-06-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8b
1
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de leverantie van boerderijmelk.
2
Het is ontvangers van boerderijmelk verboden boerderijmelk in ontvangst te nemen als voor de desbetreffende leverantie van boerderijmelk niet wordt voldaan aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3
De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:
a.
de registratie van ontvangers van boerderijmelk;
b.
de hoedanigheid van de boerderijmelk;
c.
de bemonstering van de boerderijmelk en het bewaren van de monsters;
d.
de bepaling van de hoeveelheid, kwaliteit, samenstelling en hoedanigheid van de boerderijmelk;
e.
het vervoer van de boerderijmelk en de vervoermiddelen;
f.
het bijhouden van een administratie.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.8c
Specifieke huisvestingsvoorschriften en dierhouderijpraktijken voor opfokhennen
Vervallen202332706-10-202315-09-2023202332706-10-202315-09-202307-10-2023
Artikel
2.9
Overeenkomstige toepassing Landbouwkwaliteitswet
1
Op de uitvoering van het toezicht en de keuring, bedoeld in de artikelen 2.10 en 2.11, door de instellingen, bedoeld in die artikelen, zijn van overeenkomstige toepassing:
a.
de artikelen 8 tot en met 10, 11, eerste en vierde tot en met zevende lid, en 13 tot en met 13y van de Landbouwkwaliteitswet;
b.
het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.
2
Op de uitvoering van het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door Onze Minister, is artikel 11, tweede en vierde tot en met zevende lid, van de Landbouwkwaliteitswet van overeenkomstige toepassing.
3
Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet is van overeenkomstige toepassing op een recht van een houder van een kwaliteitsaanduiding van een landbouwproduct of levensmiddel van dierlijke oorsprong als bedoeld in artikel 2.6.
201457324-12-201417-12-2014201457624-12-201417-12-201401-01-2015
Artikel
2.10
Controles en bewijsstukken
Ten aanzien van onderwerpen die bij ministeriële regeling worden aangewezen zijn de Stichting COKZ en, overeenkomstig artikelen 15 en 16, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Stichting Skal:
a.
belast met het toezicht op de naleving van regels over de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de keuring van die levensmiddelen of met het toezicht op die keuring;
b.
bevoegd tot het uitreiken van bewijsstukken ten aanzien van de kwaliteit van dierlijke producten, indien daarover bij die ministeriële regeling regels zijn gesteld.
202217004-05-202221-04-2022202217004-05-202221-04-202205-05-202201-01-2022
Artikel
2.11
Exportcertificaten voor zuivelproducten
1
Stichting COKZ kan ten behoeve van de uitvoer van zuivelproducten, zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding certificaten betreffende de kwaliteitskenmerken van die producten afgeven indien het COKZ na onderzoek heeft geconstateerd dat de producten de desbetreffende kwaliteitskenmerken hebben.
2
De certificaten, bedoeld in het eerste lid, worden slechts afgegeven wanneer daarom is verzocht:
a.
op grond van de eisen van het land van bestemming, niet zijnde lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b.
op grond van de eisen van een lidstaat van de Europese Unie of partij bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte met het oog op wederuitvoer naar een land als bedoeld in onderdeel a of
c.
in verband met bijzondere omstandigheden.
3
De afgifte van certificaten in gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, behoeft voorafgaande instemming van Onze Minister.
20137907-03-201305-02-201320137907-03-201305-02-201308-03-2013201610423-03-201612-03-2016201610423-03-201612-03-201612-03-2016201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Hoofdstuk
3
Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten
§
1
Dierlijke bijproducten
Artikel
3.1
Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen
1
Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen verplichten tot invulling van een onderdeel van die rechtshandelingen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten regels worden gesteld over dierlijke bijproducten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met i en k tot en met n, van de wet, voor zover die EU-rechtshandelingen de ruimte bieden om een bepaalde handeling of toestand toe te staan of te verbieden.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.2
Overmacht
1
Ingeval van overmacht als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de wet kan Onze Minister, al dan niet op verzoek van de ondernemer voor wie een werkgebied als bedoeld in artikel 3.3 van de wet is vastgesteld, een of meer andere ondernemers tijdelijk aanwijzen of toestaan om de in dat werkgebied aanwezige dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet geheel of gedeeltelijk te verwerken.
2
Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van de tarieven vastgesteld die voor de werkzaamheden, bedoeld in dat lid, in rekening worden gebracht.
3
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.3
Tarieven
1
Een ondernemer stelt tarieven vast voor de vergoeding, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet.
2
De totale opbrengst van de tarieven die de ondernemer vaststelt ter vergoeding van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de wet, bedraagt niet meer dan de kosten die de ondernemer maakt bij de uitvoering van die werkzaamheden, verminderd met de opbrengst van die producten of daarvan afgeleide producten.
3
De kosten, bedoeld in het tweede lid, kunnen betrekking hebben op:
a.
de kosten die de ondernemer maakt bij het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden;
b.
een percentage van de vermogenskosten over de boekwaarde van het geïnvesteerde vermogen in de productiecapaciteit die en het werkkapitaal dat wordt ingezet voor het verrichten van de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden.
4
Indien de gemaakte kosten in de periode waarin de tarieven, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zijn geweest, afwijken van de geraamde kosten, komt in afwijking van het tweede lid een percentage van het verschil ten bate dan wel ten laste van de ondernemer.
5
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de hoogte van het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
b.
de kosten waarop het vierde lid van toepassing is en de hoogte van het percentage, bedoeld in dat lid.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.4
Nadere regels over tarieven
1
De tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
2
De tarieven, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3
De goedkeuring kan worden onthouden indien de tarieven hoger zijn dan noodzakelijk, uitgaande van een redelijke toerekening van de totale kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid.
4
Indien de vanaf een kalenderjaar te berekenen tarieven niet voor 1 januari van dat jaar zijn goedgekeurd, kan Onze Minister de tarieven vaststellen.
5
Ten behoeve van de goedkeuring verschaft de ondernemer alle noodzakelijke informatie, welke informatie vergezeld gaat van een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6
Van een besluit tot goedkeuring of tot vaststelling van de tarieven wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
3.5
Extra kosten
Indien de kosten voor het verwerken of verwijderen van dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet in een bepaald geval aantoonbaar aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten, bedoeld in artikel 3.2, derde lid, onderdeel a, kan de ondernemer de extra kosten in rekening brengen bij de aanbieder van die producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
§
2
Levende dierlijke producten
Artikel
3.6
Regels levende producten voor Nederlandse markt
1
Bij ministeriële regeling kunnen onderdelen van het bij of krachtens verordening (EU) nr. 2016/429 bepaalde ten aanzien van het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het winnen, het produceren, het behandelen, de opslag of de handel van die producten als die uitsluitend binnen Nederland worden verplaats.
2
Bij ministeriële regeling kunnen over verplaatsingen van levende producten van runderen, varkens of paardachtigen die uitsluitend binnen Nederland plaatsvinden, regels worden gesteld met betrekking tot:
a.
de eisen die aan een inrichting voor levende producten worden gesteld;
b.
de bedrijfsvoering van een inrichting voor levende producten;
c.
het bijhouden en bewaren van een administratie ten aanzien van de inrichting, de aanwezigheid van donordieren, de productie en de aanwezigheid van levende producten;
d.
de diergezondheidstatus van donordieren of levende producten;
e.
de verpakking van levende producten;
f.
het vervoer van en de handel in levende producten en de begeleidende documenten daarbij.
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202121-04-2021202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
Hoofdstuk
4
Overige bepalingen
Artikel
4.1
Overgangsrecht besluiten, tarieven en tuchtrecht Stichting CPE
Het recht zoals dat gold voor 1 juli 2012 blijft van toepassing op:
a.
bezwaar- en beroepsprocedures naar aanleiding van besluiten genomen voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum of genomen op grond van onderdeel b of c van dit artikel;
b.
de oplegging en inning van tarieven naar aanleiding van handelingen verricht voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum, en
c.
de toepassing van tuchtrecht naar aanleiding van toezicht uitgevoerd voor 1 juli 2012 op grond van artikel 13 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 zoals dat artikel luidde voor die datum.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.2
Intrekking Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten wordt ingetrokken.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.3
Wijziging Landbouwkwaliteitsbesluit 2007
Wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.4
Wijziging Warenwetbesluit Zuivel
Wijzigt het Warenwetbesluit Zuivel.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.5
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Artikel
4.6
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dierlijke producten.
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
2 november 2012
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. C.
Verdaas
de vierde december 2012
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F.
Teeven
201260204-12-201202-11-2012201265920-12-201213-12-201201-01-2013
202116906-04-202124-03-2021202116906-04-202124-03-202124-03-2021
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032339/2013-01-01_0/xml/BWBR0032339_2013-01-01_0.xml
|
Regeling medisch specialistische zorg
Regeling medisch specialistische zorg
Inleiding
Artikel
1
Grondslag
Ingevolge artikel 36, 37 en 38 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
2
Reikwijdte
Deze regeling is van toepassing op instellingen voor medisch specialistische zorg (met uitzondering van sanatoria en abortusklinieken), instellingen voor erfelijkheidsadvisering , op audiologische centra, en instellingen die geriatrische revalidatiezorg leveren.
Deze regeling is eveneens van toepassing op zorgaanbieders die geneeskundige zorg leveren zoals medisch specialisten die bieden.
Deze regeling is eveneens van toepassing op zorgaanbieders die geneeskundige zorg leveren bestaande uit handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg1Het betreft hier de handelingen bedoeld in artikel 1, sub b, nr. 2o, van de Wmg. of werkzaamheden in het kader van de beroepsuitoefening2Het betreft hier de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, aanhef, en sub d, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg. voor zover deze handelingen en werkzaamheden niet zijn begrepen onder het hierboven genoemde.
Deze regeling is niet van toepassing op gebudgetteerde en niet-gebudgetteerde zorgaanbieders als bedoeld in de beleidsregel ‘Overgang curatieve GGZ naar Zvw en invoering DBC’s’ die tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg (GGZ) omschreven bij of krachtens de Zvw en/of niet verplicht verzekerde tweedelijns curatieve GGZ leveren.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
3
Inwerkingtreding
De verplichtingen die uit deze regeling voortvloeien treden in werking op 1 januari 2013. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de regeling ‘Medisch specialistisch zorg’ met kenmerk NR/CU-220 ingetrokken.3De regeling NR/CU-221 is wel gepubliceerd, maar voor inwerkingtreding ingetrokkenen vervangen door NR/CU-222.
Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sub b van de Wmg wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2012, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst.
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling medisch specialistische zorg’.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
4
Begrippen en afkortingen
In deze regeling worden de volgende begrippen en afkortingen gebruikt.
4.1
Add-on
Add-ons zijn overige zorgproducten, uitgedrukt in zorgactiviteiten, behorend bij een DBC-zorgproduct (aanhaakprestatie). Alleen zorg op de Intensive Care (IC) alsmede een limitatief aantal dure en weesgeneesmiddelen zijn gedefinieerd als een add-on. Add-ons vallen onder de categorie ‘Supplementaire producten’.
4.2
AGB-code
De AGB-code is een unieke code die aan de zorgverlener-, praktijk- en/of instellingsgegevens wordt toegekend. Met deze code kunnen de zorgaanbieder en de praktijk of de instelling worden geïdentificeerd.
De AGB-code is opgebouwd uit 8 posities. De eerste 2 posities geven de zorgverlenersoort weer (01 = huisartsen, 03 = medisch specialist etc.). De overige 6 posities zijn een volgnummer.
4.3
Beslisboom
De beslisboom beschrijft de criteria op grond waarvan een subtraject in combinatie met zorgactiviteiten door een grouper wordt afgeleid tot een DBC-zorgproduct of uitvalproduct.
4.4
DBC
Een Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) is een declarabele prestatie, die de resultante is van het totale traject van de diagnose die de zorgverlener stelt tot en met de (eventuele) behandeling die hieruit volgt. Vanaf 1 januari 2012 worden zorgprestaties uitgedrukt in DBC-zorgproducten.
4.5
DBC-zorgproduct
Een DBC-zorgproduct is een declarabele prestatie welke is afgeleid uit een subtraject en zorgactiviteiten via door de NZa vastgestelde beslisbomen. Een subtraject dat voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot de afleiding ervan, leidt, in combinatie met het zorgprofiel, tot een declarabel DBC-zorgproduct.
4.6
DBC-zorgproductcode
Het unieke nummer van een DBC-zorgproduct dat bestaat uit negen posities, te weten DBC-zorgproductgroepcode (zes posities) en een code voor het specifieke DBC-zorgproduct binnen de DBC-zorgproductgroep (drie posities).
4.7
DBC-zorgproductgroep
Een DBC-zorgproductgroep is een verzameling van DBC-zorgproducten geclusterd op basis van medische kenmerken zoals ICD-10 diagnose, WBMV-indicatie of andere (zogenaamde pre-MDC) criteria. Elke DBC-zorgproductgroep heeft een eigen beslisboom.
4.8
DBC-zorgproductgroepcode
Een zescijferige code van de DBC-zorgproductgroep, waartoe een DBC-zorgproduct behoort.
4.9
Declaratiedataset
De voor afleiding aan een grouper aangeboden verzameling van gegevens omtrent de door een zorgaanbieder aan een patiënt geleverde zorg.
4.10
Diagnose-combinatietabel
Een niet-limitatieve opsomming van diagnoses waarvoor geen parallelle DBC-zorgproducten mogen worden gedeclareerd.
4.11
Eigen patiënt
Een patiënt geldt voor een medisch specialist of instelling als ‘eigen patiënt’ indien deze patiënt zich met een zorgvraag heeft gewend tot de medisch specialist. Deze medische specialist wordt aangemerkt als hoofdbehandelaar wanneer deze medisch specialist voor het verlenen van die (medische) zorg op dat moment in de instelling zijn praktijk uitoefent.
4.12
Gereguleerd segment
Het geheel van prestaties waarvoor de NZa maximumtarieven vaststelt voor het kostendeel.
4.13
Grouper
Een applicatie in een beveiligde omgeving die uit de door de aangesloten instellingen aangeboden datasets DBC-zorgproducten en add-ons afleidt conform door de NZa vastgestelde beslisbomen van de DOT-productstructuur.
4.14
Honorariumbedrag (of honorariumcomponent)
Het maximum bedrag (per zorgproduct) dat in rekening gebracht kan worden ter vergoeding van de diensten van een medisch specialist. Al dan niet in combinatie met het kostenbedrag vormt dit het tarief per zorgproduct.
4.15
Hoofdbehandelaar
Zorgaanbieder die, in reactie op de zorgvraag van een patiënt, bij die patiënt de diagnose stelt en die verantwoordelijk is voor de behandeling.
4.16
ICD-10
De tiende editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10), wordt onderhouden door de World Health Organisation (WHO). ICD-10 is gebruikt als basis voor de productstructuur.
4.17
Intercollegiaal consult (ICC)
Een kortdurend diagnostisch of screenend contact van een medisch specialist op verzoek van de hoofdbehandelaar met een patiënt tijdens een klinische opname voor een ander specialisme.
4.18
Kostenbedrag (of kostencomponent)
Het bedrag (per gereguleerd zorgproduct) dat in rekening gebracht mag worden ter vergoeding van de instellingskosten. Al dan niet in combinatie met het honorariumbedrag vormt dit het tarief per zorgproduct.
4.19
Onderlinge dienstverlening
Er is sprake van onderlinge dienstverlening indien geen sprake is van een 'eigen patiënt' volgens de definitie, maar de prestatie (op verzoek van de hoofdbehandelaar) door een andere instelling of een andere medisch specialist (niet zijnde de hoofdbehandelaar) wordt geleverd. Indien deze prestatie is uitgedrukt in zorgactiviteiten behoren deze tot het zorgprofiel van de hoofdbehandelaar.
4.20
Ondersteunend specialist
Een ondersteunend specialist is een specialist die niet als poortspecialist fungeert. Een ondersteunend specialist voert medisch specialistische handelingen uit in het kader van het zorgtraject van een poortspecialist en heeft geen eigen zorgtraject.
In bepaalde gevallen kan een ondersteunend specialist wel fungeren als poortspecialist en is er wel sprake van een eigen zorgtraject, namelijk bij radiologie (0362), anesthesiologie (0389) en klinische genetica (0390).
Als ondersteunende specialismen worden de volgende specialismen onderscheiden: radiologie (0362), nucleaire geneeskunde (0363), klinische chemie (0386), medische microbiologie (0387), pathologie (0388), anesthesiologie (0389) en klinische genetica (0390).
4.21
Overige zorgproducten (OZP)
Een prestatie binnen de medisch specialistische zorg, niet zijnde een DBC-zorgproduct. Overige zorgproducten zijn per 2013 onderverdeeld in vier hoofdcategorieën, te weten supplementaire producten, eerstelijnsdiagnostiek (ELD), paramedische behandeling en onderzoek, en overige verrichtingen.4Tot en met 2012 bestonden overige zorgproducten uit vijf categorieën, te weten: add-ons, ondersteunende producten (OP), overige producten (OVP), overige trajecten en overige verrichtingen.
4.22
Poortspecialist
Een poortspecialist is de medisch specialist naar welke een patiënt wordt verwezen voor medisch specialistische zorg. Als poortspecialismen worden de volgende specialismen onderscheiden: oogheelkunde (0301), KNO (0302), heelkunde/chirurgie (0303), plastische chirurgie (0304), orthopedie (0305), urologie (0306), gynaecologie (0307), neurochirurgie (0308), dermatologie (0310), inwendige geneeskunde (0313), kindergeneeskunde/neonatologie (0316), gastro-enterologie/MDL (0318), cardiologie (0320), longgeneeskunde (0322), reumatologie (0324), allergologie (0326), revalidatie (0327), cardio-pulmonale chirurgie (0328), consultatieve psychiatrie (0329), neurologie (0330), klinische geriatrie (0335), radiotherapie (0361).5Tandarts-specialisten voor mondziekten en kaakchirurgie kunnen ook een poortfunctie hebben, maar declareren in overige zorgproducten.
4.23
oortfunctie
De poortfunctie kan door een poortspecialist, medisch specialist van een ondersteunend specialisme, een audioloog of een specialist ouderengeneeskunde worden uitgevoerd indien de NZa voor dat specialisme, respectievelijk dat type van zorg, een typeringslijst heeft vastgesteld. Dit geldt voor: radiologie (0362), anesthesiologie (0389), klinische genetica (0390), audiologie (1900) en geriatrische revalidatiezorg (8418).
De zorgverlener die de poortfunctie uitvoert is verantwoordelijk voor een juiste typering van een zorgtraject/subtraject bij de geleverde zorg.
4.24
Specialist ouderengeneeskunde
De arts die als specialist ouderengeneeskunde is geregistreerd door de ‘Huisarts en Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratiecommissie’ (HVRC).
4.25
Subtraject
Een afgebakende periode binnen het zorgtraject van de patiënt, die op een vooraf gedefinieerd moment wordt afgesloten. Dat moment wordt bepaald door de sluitregels in het hoofdstuk Registreren van de regeling medisch specialistische zorg. Een subtraject kan door een grouper worden afgeleid tot een (DBC-)zorgproduct of een uitvalproduct. Een zorgtraject kan bestaan uit één of meerdere subtrajecten.
4.26
Typeringslijst
Overzicht per medisch specialisme respectievelijk type van zorg waarop de voor het betreffende specialisme (type van zorg) toegestane componenten binnen de DBC-registratie zijn weergegeven.
4.27
Uitvalproduct
Een combinatie van subtraject en zorgactiviteiten welke niet leidt tot een declarabel DBC-zorgproduct.
4.28
Verpleeghuis
De zorgaanbieder die is toegelaten voor de functie verblijf in combinatie met behandeling
4.29
Vrij segment
Het geheel van prestaties waarvoor de NZa geen tarieven vaststelt voor het kostendeel.
4.30
Zorgactiviteit
De zorgactiviteiten zijn de bouwstenen van het DBC-zorgproduct en vormen gezamenlijk het profiel van een DBC-zorgproduct. Ze bepalen in combinatie met het geregistreerde subtraject welke prestatie is geleverd en welke DBC-zorgproduct kan worden gedeclareerd.
Daarnaast vormt de onderverdeling in zorgactiviteiten de basis voor overige zorgproducten.
4.31
Zorgproduct
Een aanduiding van prestaties binnen de medisch specialistisch zorg. Zorgproducten zijn onderverdeeld in DBC-zorgproducten en overige zorgproducten.
4.32
Zorgprofiel
Alle geregistreerde zorgactiviteiten binnen een DBC-zorgproduct.
4.33
Zorgtraject
Een zorgtraject typeert het geheel van prestaties van zorginstelling en medisch specialist, voortvloeiend uit de zorgvraag waarvoor de patiënt de zorginstelling consulteert, maar is geen declarabele prestatie. Een zorgtraject kan bestaan uit één of meerdere subtrajecten.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-201320122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Registreren
Artikel
5
Algemene registratiebepalingen
1
De registratie van het zorgtraject start op het moment dat een patiënt zich met een nieuwe zorgvraag bij de medisch specialist6Waar in de artikelen 5 tot en met 11 van deze regeling wordt gesproken over ‘medisch specialist’ kan daarmee ook worden bedoeld: de audioloog of de specialist ouderengeneeskunde. meldt óf, indien dat eerder is, op het moment dat de eerste zorgactiviteit plaatsvindt in het kader van deze nieuwe zorgvraag.
2
Wanneer er bij de behandeling van de zorgvraag van de patiënt meer poortspecialismen zijn betrokken als hoofdbehandelaar, opent elk poortspecialisme, waarvoor sprake is van een eigen zorgvraag, diagnosestelling én behandeling, een eigen zorgtraject.
3
De daadwerkelijke verleende zorg wordt vastgelegd7Onder vastleggen wordt hier mede begrepen, het op een juiste manier vertalen van lokale verrichtingen naar zorgactiviteiten. in door de NZa vastgestelde zorgactiviteiten.
4
Indien meerdere specialismen bijdragen aan het uitvoeren van één unieke zorgactiviteit, mag deze zorgactiviteit slechts eenmaal voor de afleiding van een DBC-zorgproduct worden benut.
5
De poortspecialist is verantwoordelijk voor de juiste registratie van het zorgtype, de zorgvraag en de diagnose en beperkt zich daarbij tot de componenten vermeld op de voor dat specialisme of type van zorg geldende typeringslijst.8Ieder specialisme kent een eigen typeringslijst.
6
De administratieve organisatie dient zodanig ingericht te zijn dat een audit-trail mogelijk is. De zorgautoriteit en de zorgverzekeraar moeten te allen tijde de mogelijkheid hebben om typeringen en vastlegging van de uitgevoerde zorgactiviteiten op juistheid te controleren.
7
Add-ons kunnen uitsluitend geregistreerd worden in combinatie met een subtraject.9Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de toediening in het buitenland plaatsvindt en de betreffende add-on in Nederland wordt gedeclareerd. Dit geldt niet voor een add-on intensive care, met zorgtype 52.
8
De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de zorgactiviteiten in de declaratiedataset die aan een grouper wordt aangeboden (naast de andere data elementen) uitsluitend die zorgactiviteiten bevat die zijn uitgevoerd ter beantwoording van de zorgvraag waarop het subtraject betrekking heeft.
9
Een uitgevoerde zorgactiviteit mag slechts aan één subtraject worden gekoppeld.
10
Het is niet toegestaan om binnen 28 dagen na afsluiten van een DBC (openingsdatum in 2011) een subtraject te openen (openingsdatum in 2012) met eenzelfde zorgtype en diagnose, tenzij artikelen 6 tot en met 9 anders voorschrijven.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
6
Het openen van een zorgtraject
De regels voor het openen van een zorgtraject zijn afhankelijk van het zorgtype (ZT) van het subtraject.
1.
Een zorgtraject met subtraject ZT11 wordt door de poortspecialist geopend indien de patiënt van buiten de instelling (extern) of vanuit de eigen instelling (intern) bij een poortspecialisme (ook op de SEH) komt met een reguliere of spoedeisende zorgvraag waar nog geen zorgtraject voor is geopend, of waarvan de behandeling of diagnostiek niet past binnen de context van een bestaande zorgvraag waar reeds een zorgtraject voor bestaat.
a.
Een parallel zorgtraject bij eenzelfde specialisme mag alleen worden gedeclareerd indien er vanuit het medisch dossier aantoonbaar sprake is van een andere zorgvraag dan waarvoor de patiënt al wordt behandeld en voor deze zorgvraag een separaat zorgtraject10Indien er bij een specialisme (bijvoorbeeld kindergeneeskunde) sprake is van één zorgvraag waarbij verschillende subspecialismen zijn betrokken, mag er één zorgtraject worden geregistreerd. (diagnosestelling en behandeling) noodzakelijk is. Daarbij geldt ook dat aan beide onderstaande voorwaarden moet worden voldaan:
–
Het parallelle zorgtraject dient een zorgprofiel te hebben met eigen zorgactiviteiten met:
1.
minimaal één zorgactiviteit uit de groep operatieve verrichtingen en/of,
2.
minimaal één zorgactiviteit uit zorgprofielklasse11Zorgprofielklasse 1 staat voor een polikliniekbezoek/consult, zorgprofielklasse 2 staat voor een dagverpleging en zorgprofielklasse 3 staat voor een verpleegdag. 1, 2 of 3.12In uitzondering hierop geldt dat ook in de volgende situaties aan deze voorwaarde wordt voldaan:−minimaal één zorgactiviteit uit één van de groepen chronische dialyse of chronische thuisbeademing en/of, −minimaal één zorgactiviteit uit de groep van verstrekking van oncologische medicatie per infuus of per injectie en/of,−minimaal één zorgactiviteit voor gespecialiseerde technieken voor fertiliteitsbehandelingen.
–
De combinatie van de (typerende) diagnoses van beide parallelle subtrajecten komt niet voor in de diagnose-combinatietabel (bijlage 1).
b.
Voor parallelliteit bij dubbelzijdige aandoeningen geldt:
–
Indien sprake is van beide zijden operatief en geen identieke diagnosen in de diagnose-combinatietabel, mogen twee zorgtrajecten worden gedeclareerd.
–
In alle andere situaties mag één zorgtraject worden gedeclareerd.
c.
Bij parallelliteit tijdens een klinische periode moeten de verpleegdagen aan één subtraject worden gekoppeld. Verpleegdagen worden gekoppeld aan het subtraject van de specialist die verantwoordelijk is voor deze opname. Het verdelen van verpleegdagen is niet toegestaan.
Toelichting
De DBC-registratie gaat uit van zorgtrajecten per specialisme. Bij sommige zorgvragen kan er sprake zijn van een multidisciplinaire behandeling waarbij meer poortspecialismen betrokken zijn. In dat geval opent elk poortspecialisme een eigen zorgtraject.
De ondersteunende specialismen radiologie en anesthesiologie kunnen in de rol van poortspecialist zelfstandig behandelen en daarvoor zorgproducten declareren. Het betreft hier de interventie-radioloog en de anesthesist als pijnbestrijder.
Als er een IC opnameperiode loopt tijdens de klinische periode (ZT11 of ZT21) mogen tijdens de IC-periode geen verpleegdagen worden geregistreerd.
Het specialisme cardiologie kent geen parallelliteit, behalve bij ICC, hartrevalidatie en begeleiding bij hart- en hartlongtransplantatie.
2.
Een zorgtraject met subtraject ZT1313Het specialisme geriatrische revalidatiezorg beschikt niet over het zorgtype 13. Het ICC valt voor dit specialisme onder zorgtype 11. wordt door de poortspecialist geopend bij een intercollegiaal consult (ICC) voor een patiënt die klinisch is opgenomen. Hierbij geldt het volgende:
–
Een ICC mag alleen worden geregistreerd bij een klinische opname waarbij één of meer verpleegdagen en/of IC-behandeldagen zijn geregistreerd.
–
Bij een dagverpleging mag geen ICC zorg/subtraject worden geopend.
–
Een specialisme mag per klinische opname ten hoogste één ICC zorg/subtraject (dat uit meerdere contacten kan bestaan) voor een intercollegiaal consult registreren. Bij een klinische opname kunnen wel meerdere specialismen één ICC zorg/subtraject openen.
–
Wanneer na een ICC de behandeling van de patiënt wordt overgenomen (of resulteert in een medebehandeling), mag geen (ICC) zorg/subtraject worden geopend. Het zorgtype van het subtraject moet worden omgezet van ZT13 naar ZT11 en de ICC-diagnosecode naar de diagnosecode die hoort bij de te behandelen zorgvraag.
–
Wanneer een specialisme dat de patiënt reeds onder behandeling heeft, een verzoek krijgt van een ander specialisme voor een intercollegiaal consult, dan mag het eerstgenoemde specialisme een ICC zorg/subtraject openen naast het reeds lopende zorgtraject voor de eigen reguliere behandeling.
3
Een zorgtraject met subtraject ZT41 wordt door de poortspecialist geopend indien een poortspecialist, op verzoek van de eerstelijn of een specialisme werkzaam binnen dezelfde instelling voor welke de DBC-systematiek niet geldt (kaakchirurgie), een overig zorgproduct uit de subcategorie medisch specialistische behandeling en diagnostiek, prenatale screening of het overig zorgproduct fundusfotografie levert aan een patiënt. Indien dit overig zorgproduct binnen één week na het moment van uitvoering leidt tot opening van een zorg- en subtraject, kan dit overig zorgproduct niet worden gedeclareerd.
In dat geval dient het zorg- en subtraject met ZT41 te worden gewijzigd in een zorg- en subtraject met ZT11, maakt de zorgactiviteit deel uit van het zorg- en subtraject en is er geen sprake meer van een overig zorgproduct. Het DBC zorg- en subtraject krijgt hierbij als startdatum de datum waarop het overig zorgproduct is uitgevoerd.
Toelichting
Indien een poortspecialist in de rol van ondersteuner op verzoek van een specialisme van de eigen instelling een zorgactiviteit levert welke op het overzicht overige zorgproducten voorkomt, dan zijn de zorgactiviteiten enkel onderdeel van het zorgprofiel van het aanvragend specialisme en is er geen sprake van een overige zorgproduct. De zorgactiviteiten dienen bij het zorgtraject van de aanvragende specialist te worden vastgelegd (zie ook artikel 6.5).
4
Een zorgtraject met subtraject ZT51 of ZT52 wordt door de intensivist (of andere medisch eindverantwoordelijke op de IC) geopend bij opname op de IC afdeling en voor IC intercollegiaal consult buiten de IC. Hierbij geldt het volgende:
–
Parallelle IC zorg/subtrajecten 51 of 52 zijn niet toegestaan.
–
Wanneer de patiënt gedurende een klinische opname meer periodes op de IC verblijft, dient voor elke IC-opnameperiode een IC zorg/subtraject 51 te worden geopend (en gesloten).
–
Tijdens de IC-opnameperiode mogen geen verpleegdagen worden geregistreerd.
–
Er dient een verwijzing te worden geregistreerd vanuit welk zorgtraject (= het zorgtraject van de hoofdbehandelaar) naar het IC zorg/subtraject 51 is verwezen. Een IC zorg/subtraject 51 dient namelijk altijd in samenhang met een zorgtraject van de hoofdbehandelaar te worden geregistreerd.
–
Indien een patiënt direct op de IC-afdeling terechtkomt, zonder dat er naast het IC-zorgtraject een zorgtraject met een subtraject met zorgtype 11 of 21 is geregistreerd, dient het zorg/subtraject te worden getypeerd met ZT52. Een grouper zal dan niet controleren op de koppeling tussen het subtraject ZT52 met een subtraject ZT11 of ZT21. Indien na ontslag van de IC-afdeling de behandeling klinisch wordt voortgezet, dient het subtraject met ZT52 omgezet te worden naar een subtraject met ZT51 dat gekoppeld wordt aan het zorgtraject met ZT11-subtraject.
Toelichting
Een grouper leidt uit het subtraject van een IC zorg/subtraject 51 (gekoppeld aan een ZT11 of ZT21) of IC zorg/subtraject 52 (indien er geen eigen ZT11 of ZT21 bestaat) de add-on voor de IC af.
5
Een zorgtraject met subtraject ZT51 voor ondersteuning aan de hoofdbehandelaar (door de anesthesist als ondersteuner of door een poortspecialist in de rol van ondersteuner) kan worden geopend wanneer deze ondersteuner (bv. anesthesist) of een poortspecialist in de rol van ondersteuner (bv. MDL-arts) zorg levert aan de patiënt en hier geen eigen zorgtraject voor open staat. Deze zorgactiviteiten dienen gekoppeld te worden aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.
Toelichting
De genoemde zorgactiviteiten kunnen op twee manieren gekoppeld worden aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar:
–
via het openen van een zorgtraject met een subtraject met zorgtype 51 (een ondersteunend zorg/subtraject 51). Wanneer gekozen wordt voor registratie volgens deze optie, dient een ondersteund zorg/subtraject 51 te worden geopend, met een interne verwijzing naar het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.
–
via een alternatief koppelmechanisme die de zorgactiviteiten van de ondersteuners (achteraf) koppelt aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.
Een grouper leidt uit de in artikel 6.5 genoemde subtrajecten 51 geen declarabele zorgproducten af. De zorgactiviteiten van de ondersteuner worden meegenomen in het zorgprofiel van de hoofdbehandelaar.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Arikel
7
Het openen van een subtraject
Een subtraject wordt geopend:
–
Bij het openen van een zorgtraject (zie artikel 6) of;
–
Als een reguliere behandeling of controletraject na het afsluiten van een subtraject met ZT11 of ZT2114Het specialisme consultatieve psychiatrie beschikt niet over het zorgtype 21., wordt vervolgd (zie artikel 8).
Op het moment dat binnen 365 dagen na afsluiten van het voorgaande subtraject een zorgactiviteit wordt geregistreerd in het kader van de zorgvraag van het betreffende zorgtraject moet aansluitend op het voorgaande subtraject met ZT11 of ZT21 een vervolg subtraject worden geopend.
Toelichting
Als in de periode na afsluiten van het voorgaande subtraject binnen 365 dagen geen zorgactiviteiten zijn geregistreerd in het kader van de zorgvraag van het betreffende zorgtraject, hoeft dus geen vervolg subtraject te worden geopend.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
8
Het sluiten van een subtraject
1
Een subtraject met een ZT11 of 21 (initiële of vervolgbehandeling) wordt gesloten:
a.
Bij een klinisch subtraject met ZT11 en 21:
–
Op de 42e dag na ontslagdatum.15De ontslagdatum is de datum dat de laatste verpleegdag of IC-behandeldag is geregistreerd. Het werkelijke ontslag kan op een latere datum plaatsvinden, bijvoorbeeld indien er sprake is van ‘verkeerde bed’.
–
Wanneer binnen deze 42-dagen periode na (de laatste) ontslagdatum nog een dagverpleging (1 of meer) of operatieve ingreep (1 of meer) plaatsvindt, dan wordt toch afgesloten op de 42e dag na ontslag uit de kliniek.
–
Wanneer binnen deze 42-dagen periode een klinische (her) opname plaatsvindt dan wordt afgesloten op de 42e dag na de ontslagdatum van de laatste klinische opname.
b.
Bij een niet-klinisch subtraject (dagverpleging of polikliniek) met operatieve ingrepen, met ZT11 en 21:
–
Op de 42e dag na de datum waarop de operatieve ingreep heeft plaatsgevonden.
–
Wanneer binnen deze 42 dagen de patiënt opnieuw een operatieve ingreep ondergaat dan wordt afgesloten op de 42e dag na de datum van de laatste ingreep.
c.
Bij een niet-klinisch subtraject (dagverpleging of polikliniek) met een conservatieve (= niet-operatieve) behandeling:
–
met ZT11: op de 90e dag na de opening van het subtraject;
–
met ZT21: op de 365e dag na de opening van het subtraject.
d.
Op de 365e dag indien het subtraject na 365 dagen nog open staat. Eventueel kan op de volgende dag een volgend subtraject worden geopend.
2
Van de in artikel 8.1 vermelde algemene afsluitregels mag uitsluitend worden afgeweken indien zich één of meer van de in dit artikellid opgesomde uitzonderingen voordoen. Dan geldt de genoemde afsluitingsregel.16Het nummer achter de uitzonderingregel correspondeert met het registratieaddendum van DBC-Onderhoud (zie bijlage 2).
a.
Sluitingsregels voor medicinale oncologische behandelingen, te weten (1.0000.1):
–
chemo-immunotherapie;
–
immunotherapie;
–
chemotherapie bij acute leukemie;
–
chemotherapie bij gemetastaseerde tumoren;
–
chemotherapie bij niet gemetastaseerde tumoren;
–
hormonale therapie bij gemetastaseerde tumoren;
–
hormonale therapie bij niet gemetastaseerde tumoren.
Voor kinderoncologische behandelingen in een centrum voor Kindergeneeskunde Oncologische behandeling met SKION-stratificatie gelden andere sluitingsregels (zie 1.0316.2).
Medicinale oncologische behandelingen binnen initiële (ZT11) subtrajecten
Wanneer binnen een initieel (ZT11) subtraject besloten wordt tot een medicinale oncologische behandeling, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de datum van de toediening per infuus of injectie en/of de begeleiding bij orale oncologische medicatie. Aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend en gaan de regels voor medicinale oncologische behandelingen binnen vervolg (ZT21) subtrajecten gelden.
Medicinale oncologische behandelingen binnen vervolg (ZT21) subtrajecten.
Behandeling binnen een klinisch subtraject:
Een klinisch subtraject ZT21 met een medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt bij élke nieuwe toediening afgesloten (behalve bij acute leukemie).
Dit betekent dat een subtraject afgesloten wordt bij:
–
een nieuwe toediening tijdens dezelfde klinische opname;
–
een nieuwe toediening tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag uit de voorgaande opname;
–
een nieuwe toediening in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit kliniek.
Het subtraject wordt in deze situaties één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.
Toelichting
Voor het afsluiten van een klinisch subtraject met medicinale behandeling per infuus of injectie – behalve bij acute leukemie – waarbij géén nieuwe toediening binnen 42 dagen na ontslag plaatsvindt gelden de algemene afsluitregels.
Voor orale oncologische medicatie gelden de algemene regels voor het afsluiten van klinische subtrajecten ZT21 (zie artikel 8.1). Alleen bij overgang naar een andere soort orale medicinale oncologische behandeling of een toediening per infuus of injectie wordt het subtraject een dag voor de start van de andere therapie/toedieningsvorm gesloten en aansluitend een nieuw subtraject geopend. Bijvoorbeeld als een hormonale therapie wordt vervolgd door een chemotherapie of wanneer van orale chemotherapie wordt overgegaan op chemotherapie per infuus of injectie.
Dus afsluiten 42 dagen na ontslag uit de kliniek tenzij:
–
een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling tijdens dezelfde klinische opname;
–
een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname;
–
een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit de kliniek;
–
een toediening per infuus of injectie tijdens dezelfde klinische opname;
–
een toediening per infuus of injectie tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname;
–
een toediening per infuus of injectie in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit de kliniek.
Behandeling binnen een niet klinisch subtraject:
Een niet klinisch subtraject ZT21 met een medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt 42 dagen na toediening per infuus of injectie afgesloten (behalve bij acute leukemie). Dit geldt niet indien er een nieuwe toediening per infuus of injectie binnen 42 dagen plaatsvindt, ongeacht of dit klinisch of niet klinisch gebeurt. Het subtraject wordt in die situatie één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en er wordt aansluitend een nieuw subtraject geopend.
Voor orale oncologische medicatie geldt dat het subtraject ZT21 42 dagen na de uitvoerdatum van de eerste begeleidingszorgactiviteit17Zoals omschreven in registratieaddendum (zie bijlage 2). binnen het subtraject afgesloten wordt. Alleen bij overgang naar een andere soort orale medicinale oncologische behandeling of na een toediening per infuus of injectie wordt het subtraject een dag voor de start van de andere therapie/toedieningsvorm gesloten en aansluitend een nieuw subtraject geopend. Bijvoorbeeld als een hormonale therapie wordt vervolgd door een chemotherapie of wanneer van orale chemotherapie wordt overgegaan op chemotherapie per infuus of injectie.
Sluitingsregels voor medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie van acute leukemie:
Bij een medicinale oncologische behandeling van acute leukemie per infuus of injectie wordt het subtraject ZT21 gesloten op iedere 30ste behandeldag (klinische dag respectievelijk dagverplegingdag) of 42 dagen na de laatste behandeldag indien er minder dan 30 behandeldagen zijn geweest.
Toelichting
Voor de bepalingen in artikel 8.2a geldt:
–
Indien medicinale oncologische behandeling ter voorbereiding op een stamceltransplantatie plaatsvindt, dient voor het stamceltransplantatietraject een parallel zorg/subtraject met dezelfde diagnose te worden geopend.
–
De regels voor medicinale oncologische behandelingen zijn niet van toepassing op blaasspoelingen bij urologie (zie artikel 8.2.e).
b.
Bij chronische zorg met thuisbeademing wordt telkens na een periode van 30 dagen afgesloten.
Het zorgprofiel bevat tenminste één van de zorgactiviteiten voor thuisbeademing. De voorbereidingsfase wordt afgesloten op de dag voor de start van de chronische thuisbeademing tenzij deze niet leidt tot chronische thuisbeademing. In het laatste geval gelden de algemene regels voor afsluiting als vermeld in artikel 8.1 (1.0000.2).
c.
Chronische zorg met dialyse wordt afgesloten telkens na een periode van zeven dagen. Het zorgprofiel bevat tenminste één van de zorgactiviteiten voor dialyse. Voor chronische dialyse wordt een apart zorgtraject geopend (zo nodig parallel aan de aandoening waarvoor de dialyse wordt gegeven) (1.0000.3).
Een zorgactiviteit voor dialyse mag maar eenmaal per dialyse worden geregistreerd. Deze zorgactiviteit wordt gekoppeld aan het zorgtraject waarvoor de dialyse wordt uitgevoerd. Indien de patiënt tijdelijk dialyseert in een andere instelling dan de instelling waar de patiënt regulier in behandeling is, mogen beide instellingen een eigen zorgtraject registreren.
d.
Bij niet-klinische subtrajecten urologie voor behandeling met blaasspoelingen bij interstitiële cystitis wordt het subtraject telkens na 90 dagen afgesloten (1.0306.1).
e.
Bij niet-klinische subtrajecten urologie voor behandeling met blaasspoelingen bij blaascarcinomen wordt het subtraject telkens na 90 dagen afgesloten (1.0306.2).
f.
Bij niet-klinische subtrajecten urologie voor behandeling met APD- of andere bisfosfonaat infusen wordt het subtraject telkens na 90 dagen afgesloten (1.0306.3).
g.
Bij prenatale diagnostiek en intra-uteriene ingrepen (diagnosen V31, V32 en V3518Zie bijlage 2 bij de beleidsregel ‘prestaties en tarieven medisch specialistische zorg’, typeringslijst gynaecologie.) wordt het subtraject gynaecologie afgesloten één dag voor de andere prenatale diagnostiek of intra-uteriene ingreep, of conform de algemene regel als vermeld in artikel 8.1 indien de andere diagnostiek of ingreep later dan dit moment start (1.0307.1).
h.
Een subtraject neonatologie wordt afgesloten op de dag van ontslag (ontslagdatum) van de neonaat uit het ziekenhuis (1.0316.1). Zie voor kindergeneeskunde ook de overige uitzonderingen in dit artikellid.
i.
De looptijd van kinderoncologische subtrajecten in een centrum voor Kindergeneeskunde Oncologische behandeling met SKION stratificatie is altijd 365 dagen (1.0316.2). Zie voor kindergeneeskunde ook de overige uitzonderingen in dit artikellid.
j.
Voor het specialisme cardiologie gelden voor subtrajecten met ZT11 en ZT21 niet de algemene afsluitregels maar wordt het subtraject als volgt afgesloten (1.0320.1):
Bij opname in de kliniek of dagverpleging wordt het subtraject afgesloten:
−
op datum van ontslag uit de kliniek of dagverpleging behalve bij vervolg subtrajecten (ZT21) op de dagverpleging in het kader van diagnostiek of cardioversie;
−
wanneer zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend;
−
bij overlijden van de patiënt.
Bij een poliklinisch subtraject wordt het subtraject afgesloten:
−
subtraject met ZT11: op de 90e dag na de opening van het subtraject; tenzij zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend. In dat geval wordt het subtraject één dag voor opening van het nieuwe zorgtraject afgesloten.
−
subtraject met ZT21: op de 365e dag na de opening van het subtraject; tenzij zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend. In dat geval wordt het subtraject één dag voor opening van het nieuwe zorgtraject afgesloten
−
bij overlijden van de patiënt.
k.
Wanneer bij exacerbatie van COPD een heropname plaatsvindt binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname, wordt het subtraject longgeneeskunde afgesloten en een nieuw subtraject geopend. Moment van afsluiten is één dag voor de start van de nieuwe klinische opname. Indien de heropname plaatsvindt na de 42e dag na ontslag, gelden de algemene regels (1.0322.1).
l.
Indien bij een vervolgbehandeling reumatologie (ZT21) de behandelsetting wijzigt, wordt het subtraject reumatologie afgesloten en mag per een daarop volgende dag een nieuw subtraject worden geopend.
Moment van afsluiten is één dag voor de start van de behandeling in de nieuwe setting of conform de algemene regel (genoemd in artikel 8.1), indien de behandeling in nieuwe setting later dan dit moment start.
Echter, indien logischerwijs de behandeling in tempi wordt uitgevoerd gelden de algemene regels. Voorbeelden in tempi: het meerdere malen toedienen van Remicade of APD- of andere bisfosfonaat infusen (1.0324.1).
m.
Voor revalidatiegeneeskunde (niet zijnde geriatrische revalidatiezorg) geldt dat subtrajecten worden afgesloten op de 42e dag na de datum waarop de laatste revalidatiegeneeskundige zorgactiviteit heeft plaatsgevonden. Indien binnen deze 42-dagen periode opnieuw een verrichting plaats vindt gaat de termijn van 42-dagen opnieuw lopen en wordt deze afgesloten op de 42e dag na de datum van de laatste verrichting (1.0327.3).
n.
Voor de geriatrische revalidatiezorg geldt dat de subtrajecten worden afgesloten op de 42e dag na de datum waarop de laatste geriatrische revalidatiezorg zorgactiviteit heeft plaatsgevonden. Indien binnen deze 42-dagen periode opnieuw een verrichting plaatsvindt gaat de termijn van 42 dagen opnieuw lopen en wordt deze afgesloten op de 42e dag na de datum van de laatste verrichting (1.8418.1).
o.
Indien er bij de behandeling klinische geriatrie een verergering van het probleem ontstaat waarvoor opnieuw een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) noodzakelijk is, wordt het subtraject afgesloten. Vervolgens wordt aansluitend een nieuw subtraject geopend. Het moment van afsluiten is één dag voor de start van de nieuwe behandeling of conform de algemene regel indien de nieuwe behandeling later dan dit moment start (1.0335.1).
p.
Radiotherapie (2.0361.1)
Van de algemene afsluitregels wordt afgeweken indien (zowel) een behandeling van metastaseringen of recidief wordt gestart, als er een subtraject van radiotherapie open staat. In dat geval is het moment van afsluiten van het openstaande subtraject één dag voor de start van de nieuwe behandeling, of conform de algemene regel (zie artikel 8.1) indien de behandeling later dan dit moment start. Een behandeling bevat alle bestralingen die onderdeel uitmaken van het behandelplan.
Bij radiotherapie kunnen parallelle zorgtrajecten geopend worden bij:
–
Combinatiebehandelingen
Voor combinatiebehandelingen van tele-, brachytherapie en/of hyperthermie wordt per soort behandeling een afzonderlijk (parallel) zorgtraject geopend.
–
Uitwendige bestraling
Voor uitwendige bestraling geldt dat parallelle zorgtrajecten zijn toegestaan, voor zover er sprake is van meerdere doelgebieden die niet in één bestralingsplan te omvatten zijn. Behandeling van twee isocentra betekent twee zorgtrajecten.
q.
Klinische genetica (1.0390.1)
Het gehele erfelijkheidsadviseringstraject valt binnen één subtraject. Op de 90e dag na opening wordt het subtraject afgesloten als er minimaal 1 zorgactiviteit voor erfelijkheidsadvisering geregistreerd is. Als dit niet het geval is dan blijft dit subtraject maximaal 365 dagen open, tenzij de zorgactiviteit ‘erfelijkheidsadvisering complex’ geregistreerd wordt. In dit laatste geval wordt het traject afgesloten op de dag van uitvoering van deze zorgactiviteit.
r.
Complex chronische longfalen (Longastma centra)
Voor klinische behandeltrajecten geldt dat het subtraject gesloten wordt op uiterlijk de 42e dag na de datum waarop de laatste zorgactiviteit, uit range 193200 t/m 193243 (modules), heeft plaatsgevonden. Poliklinische subtrajecten worden afgesloten op uiterlijk de 90ste dag na de datum waarop de laatste zorgactiviteit, uit range 193200 t/m 193243 (modules), heeft plaatsgevonden.
Bij het tussentijds afbreken van de behandeling wordt de zorgactiviteitcode ‘afgebroken behandeling’ (193291) geregistreerd en het subtraject afgesloten volgens de algemene regels voor het afsluiten van subtrajecten (zie artikel 8.1). Indien een patiënt echter binnen 42 dagen na afbreking van een klinische behandeling of binnen 90 dagen na afbreking van een poliklinische behandeling opnieuw in behandeling wordt genomen, dan wordt dit als een voortzetting van de eerder afgebroken behandeling beschouwd en dient het subtraject heropend te worden.
De producten intake en assessment kunnen alleen separaat gedeclareerd worden indien besloten is de behandeling niet te vervolgen. Indien na intake of assessment wordt besloten om het traject met de patiënt te vervolgen, maar dit vervolg wordt niet gestart, dan geldt de afsluittermijn van 365 dagen (1.0000.4).
s.
Bij de hierna volgende in tempi behandelingen van diverse specialismen mag het subtraject na één van de beschreven in tempi behandelingen worden afgesloten wanneer de volgende in tempi behandeling van start gaat. Wachten op het algemeen geldende sluitmoment als omschreven in artikel 8.1 (42, 90 of 365 dagen) is hier niet nodig. Wanneer de volgende deelbehandeling eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende deelbehandeling start. Wanneer de volgende deelbehandeling later dan het algemeen geldende sluitmoment, als omschreven in artikel 8.1, start geldt deze algemene regel.
Stamceltransplantatie (2.0000.1)
Voor stamceltransplantatie (bij ontvanger) wordt een zorg/subtraject geopend (zo nodig parallel aan het medicinale (cytostatica) behandeltraject).
De volgende drie fasen worden bij stamceltransplantatie onderscheiden:
–
Fase 1: selectie/afname;
–
Fase 2: transplantatie;
–
Fase 3: nazorg (posttransplantatie).
Na iedere fase van de behandeling wordt het subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.s genoemde moment.
Fase 3 wordt op de 365e dag na opening van het nazorgtraject afgesloten tenzij hertransplantatie (een nieuwe fase 1 en/of 2) plaatsvindt. In dat geval wordt het subtraject van fase 3 afgesloten één dag voor de dag dat fase 1 of fase 2 start.
Begeleiding orgaantransplantatiezorg door beschouwende specialismen (2.0000.2)
Voor de begeleiding van ontvangers rond orgaantransplantaties19Betreft transplantaties van darm, eilandjes, (partiële) lever, nier, pancreas en transplantaties van nier en pancreas. wordt door de specialismen cardiologie, inwendige geneeskunde, longgeneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel) parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden:
–
Fase 1: pretransplantatie fase/screening ontvangers;
–
Fase 2: transplantatiefase ontvangers;
–
Fase 3: postransplantatie fase/nazorg ontvangers.
Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1 of fase 2, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.s genoemde moment.
Voor de begeleiding van donoren rond orgaantransplantaties wordt door de specialismen inwendige geneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel) parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden:
–
Fase 1: pretransplantatie fase/screening donoren;
–
Fase 2: transplantatiefase donoren;
–
Fase 3: postransplantatie fase/nazorg donoren.
Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.s genoemde moment.
Orgaantransplantatiezorg snijdende specialismen (2.000.3)
Wanneer een hertransplantatie eerder uitgevoerd wordt dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de hertransplantatie plaatsvindt (dus op het in artikel 8.2.s genoemde moment).
Het plaatsen van een lange termijn steunhart wordt beschouwd als een (voortraject) orgaantransplantatie. Dus ook bij het vervangen van een steunhart geldt bovenstaande sluitregel.
Oogheelkunde (2.0301.1)
Bij behandeling met intravitreale injecties (diagnose 503, 609, 652, 655, 657, 659, 704, 705, 707, 709, 754, 755, 757 en 759) wordt per intravitreale injectie een subtraject geopend.
Wanneer de behandeling met intravitreale injecties eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende intravitreale injectie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.2)
Bij behandeling van (sub)retinale pathologie (diagnose 659 en 704) met fotodynamische therapie wordt per fotodynamische therapie een subtraject geopend. Wanneer de fotodynamische therapie bij (sub)retinale pathologie eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende fotodynamische therapie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.3)
Wanneer de operatieve tempi behandeling van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209) eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende strabismus operatie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.4)
Wanneer de operatieve tempi behandeling van retina defect/-retinaloslating (diagnosecodes 654) eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende operatieve behandeling van het retina defect/retinaloslating.
Plastische chirurgie (2.0304.1)
Bij mammareconstructie vindt afsluiting van het subtraject na iedere operatieve tempi behandeling plaats op het bij artikel 8.2.s genoemde moment.
Plastische chirurgie (2.0304.2)
Bij meer transplantatiesessies bij de behandeling van uitgebreide (brand)wonden wordt na iedere transplantatiesessie het subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.s genoemde moment.
Urologie (2.0306.1)
Bij niet-klinische ESWL behandeling van urinewegstenen wordt per ESWL behandeling een subtraject geopend. Wanneer de volgende ESWL behandeling eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven moment dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende ESWL behandeling plaatsvindt. Dit geldt ook wanneer een niet-klinische ESWL gevolgd wordt door een operatieve ingreep voor urinewegstenen.
Gynaecologie (2.0307.1)
De subtrajecten bij diagnose F21 ‘gespecialiseerde technieken’ voor stimulatie respectievelijk de IUI/IVF/ICSI technieken en ovulatie-inductie met gonadotrofines worden per cyclus geopend en gesloten (dus 1 subtraject per cyclus). Indien de behandeling in meer ziekenhuizen (transport-IVF/ICSI) plaatsvindt opent ieder ziekenhuis de (deel)behandeling die daar wordt uitgevoerd.Het subtraject wordt gesloten op de 42e dag na de start van behandelcyclus tenzij binnen 42 dagen een nieuwe behandelcyclus start.
Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van start van de nieuwe behandelcyclus gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.
Kindergeneeskunde (2.0316.1)
Voor de niet-klinische chronische verstrekking van geneesmiddelen per infuus of per injectie (voor niet oncologische indicatie), wordt per drie verstrekkingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde verstrekking eerder plaatsvindt dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende verstrekking per infuus of injectie plaatsvindt (dus op het in artikel 8.2.s genoemde moment).
Kindergeneeskunde (2.0316.2)
Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op niet oncologische indicatie wordt per drie bloedtransfusies een subtraject geopend. Wanneer de vierde bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 8.s voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 8.2.s genoemde moment).
Kindergeneeskunde (2.0316.3)
Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op oncologische indicatie in centra zonder SKION stratificatie, wordt per bloedtransfusie een subtraject geopend. Wanneer de volgende bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 8.2.s genoemde moment).
3
Een subtraject met ZT13 (intercollegiaal consult) wordt afgesloten wanneer de klinische opname van het bijbehorende zorgtraject wordt beëindigd.
4
Een subtraject met ZT41 (bij levering van een overig zorgproduct door een poortspecialist op verzoek van de eerstelijn of een specialisme werkzaam binnen dezelfde instelling waarvoor de DBC-systematiek niet geldt) wordt afgesloten wanneer het bijbehorende zorgtraject wordt afgesloten.
5
Een subtraject met ZT51 en 52, met betrekking tot de opname op een IC-afdeling, wordt afgesloten wanneer het bijbehorende IC-zorgtraject wordt afgesloten. Een subtraject met ZT51 met betrekking tot het leveren van zorg in het kader van ondersteuning aan de hoofdbehandelaar, wordt afgesloten wanneer het bijbehorende zorgtraject wordt afgesloten.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
9
Het sluiten van een zorgtraject
De regels voor het sluiten van een zorgtraject zijn afhankelijk van het zorgtype (ZT) van het subtraject. Een zorgtraject wordt gesloten in onderstaande situaties:
1
Een zorgtraject met één of meer subtrajecten met ZT11 of 21 wordt afgesloten:
a.
Op het moment van overlijden van een patiënt;
b.
365 dagen na afsluiten van een subtraject indien geen zorgactiviteiten meer zijn geregistreerd of zijn gepland in de toekomst.
c.
Voor het poortspecialisme cardiologie gelden specifieke afsluitregels voor zorgtrajecten. De afsluitregels voor subtrajecten van cardiologie (zoals omschreven in artikel 8.2.j gelden ook voor het afsluiten van zorgtrajecten cardiologie.
2
Een zorgtraject met een subtraject met ZT13 (intercollegiaal consult) wordt afgesloten bij ontslag van de patiënt uit de kliniek.
3
Een zorgtraject met een subtraject met ZT41 (bij levering van een overig zorgproduct door een poortspecialist op verzoek van de eerstelijn of een specialisme werkzaam binnen dezelfde instelling waarvoor de DBC-systematiek niet geldt) wordt afgesloten direct na uitvoering van de (laatste) zorgactiviteit als onderdeel van het overig zorgproduct.
4
Een zorgtraject met een subtraject met ZT51 of 52, met betrekking tot een opname op de IC-afdeling en een IC intercollegiaal consult buiten de IC, wordt afgesloten op het moment dat de patiënt van de IC-afdeling wordt ontslagen of op de dag van uitvoering van het IC intercollegiaal consult. Als het IC zorg/subtraject 51 nog loopt terwijl het bovenliggende subtraject van de hoofdbehandelaar wordt afgesloten, wordt het zorg/subtraject 51 afgesloten op hetzelfde moment als het bovenliggende subtraject van de hoofdbehandelaar. Gelijktijdig met het openen van een vervolg subtraject voor de hoofdbehandelaar wordt een nieuw IC zorg/subtraject 51 geopend.
Daarbij geldt dat het subtraject ZT51 met de zorgactiviteiten tegelijk met het bovenliggende subtraject van de hoofdbehandelaar naar een grouper gestuurd dient te worden. Dit mag pas nadat het subtraject van de hoofdbehandelaar is afgesloten conform de afsluitregels in artikel 8.5.
5.
Een zorgtraject met een subtraject met ZT51 met betrekking tot het leveren van zorg in het kader van ondersteuning aan de hoofdbehandelaar wordt afgesloten wanneer het subtraject van de hoofdbehandelaar wordt afgesloten conform de afsluitregels in artikel 8.1. Daarbij geldt dat het subtraject met de zorgactiviteiten tegelijk met het subtraject van de hoofdbehandelaar naar een grouper gestuurd dient te worden. Dit mag pas nadat het subtraject van de hoofdbehandelaar is afgesloten conform de afsluitregels in artikel 8.1.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
10
Overgangsbepaling complex chronisch longfalen20Mits geleverd door daartoe in tariefbeschikking aangewezen instelling voor derdelijns long/astma zorg.
1
Afsluiting in 2011 van in 2012 voort te zetten behandeling
Lopende behandelingen ‘complex chronisch longfalen’ gestart in 2011 moeten voor 1 januari 2012 worden vastgelegd in termen van de in 2011 geldende prestaties en tarieven.
2
Openen in 2012 van uit 2011 voortdurende behandelingen
Lopende behandelingen ‘complex chronisch longfalen’ gestart in 2011 (en op grond van artikel 10.1 deels geregistreerd), moeten per 1 januari 2012 worden vastgelegd in termen van DBC-zorgproducten en bijbehorende maximumtarieven zoals weergegeven in de DBC-zorgproductgroep ‘complex chronisch longfalen’ (990022). Als openingsdatum van deze zorgtrajecten moet 1 januari 2012 worden gebruikt.
3
Opening nieuwe behandelingen gestart in 2012
Nieuwe behandelingen ‘complex chronisch longfalen’ gestart in 2012, worden vastgelegd in termen van DBC-zorgproducten en bijbehorende maximumtarieven zoals weergegeven in de DBC-zorgproductgroep ‘complex chronisch longfalen’ (990022). Als openingsdatum van deze zorgtrajecten moet een datum vanaf 2 januari 2012 worden gebruikt.
4
Indien de daartoe aangewezen instellingen DBC-zorgproducten vanuit de zorgproductgroep ‘990022 – Complex chronisch longfalen’ declareren, dan mag er parallel aan het te declareren DBC-zorgproduct geen ander DBC-zorgproduct worden gedeclareerd.
5
Toepassing inclusiecriteria per module
Een behandelmodule mag alleen worden ingezet indien de patiënt voldoet aan de inclusiecriteria die voor de module gelden.
6
Expliciete besluitvorming over inzet modulen
De beslissing om een module in te zetten dient genomen te worden door de verantwoordelijke arts en dient expliciet vastgelegd te worden.
7
Modulen waartoe niet expliciet besloten is door de arts mogen geen deel uitmaken van het zorgprofiel dat aan een grouper wordt aangeboden.
8
Indien gekozen wordt voor een klinische behandeling dient de overweging om klinisch te behandelen expliciet vastgelegd te worden.
9
Indien gedurende de klinische behandeling wordt besloten om het programma verder in een dagbehandeling of poliklinische setting te vervolgen, dan dienen deze beslissing en de overweging daarbij expliciet vastgelegd te worden.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
11
Overgangsbepaling geriatrische revalidatiezorg
1
Afsluiting in 2012 van in 2013 voort te zetten behandeling
Lopende behandelingen ‘geriatrische revalidatiezorg’ gestart in 2012 moeten tot 1 januari 2013 worden vastgelegd in termen van de in 2012 geldende prestaties en tarieven.
2
Openen zorgtrajecten in 2013 van uit 2012 voortdurende behandelingen
Lopende behandelingen ‘geriatrische revalidatiezorg’ gestart in 2012, moeten per 1 januari 2013 worden vastgelegd in zorgactiviteiten zoals weergegeven in de DBC-zorgactiviteit codes ‘GRZ’ (194800 t/m 194842) en onder toepassing van de DBC registratievoorschriften. Als openingsdatum van deze zorgtrajecten moet 1 januari 2013 worden gebruikt.
3
Openen zorgtrajecten voor behandelingen gestart in 2013
Behandelingen ‘geriatrische revalidatiezorg gestart in 2013, worden vastgelegd in zorgactiviteiten zoals weergegeven in de DBC-zorgproductgroep ‘Geriatrische revalidatiezorg’ (998418). Als openingsdatum van deze zorgtrajecten moet een datum vanaf 2 januari 2013 worden gebruikt.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-201320122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Afleiden
Artikel
12
Regels afleiden
1
De zorgaanbieder gebruikt voor de afleiding uitsluitend een grouper waarvan is gegarandeerd dat deze een 100% betrouwbare, juiste en verifieerbare afleiding verzorgt op basis van de op het moment van opening van het subtraject geldende DOT boomstructuur, -tabellen, en -afsluitregels.
2
Een grouper als bedoeld in het vorige lid, voldoet aantoonbaar aan de volgende voorwaarden en specificaties:
a.
Een grouper komt alleen tot afleiding als de input valide is.21Onder input worden de data verstaan welke aan een grouper worden aangeboden, zoals subtraject en zorgactiviteiten.
b.
Een grouper past geen zorgactiviteiten of typeringen van subtrajecten aan.
c.
Een grouper verwijdert de informatie bij een declaratieaanvraag nadat de aanvraag volledig behandeld is.
d.
De gegevensverwerking van door zorgaanbieders aangeleverde data door een grouper mag niet worden gelogd (er mag uitsluitend meta-informatie worden bewaard) en is voor personen buiten de zorgaanbieder niet reproduceerbaar.
e.
Er bestaat toegankelijk inzicht in de algoritmen van een grouper, aan de hand waarvan achteraf de afleiding van het zorgproduct kan worden gereproduceerd.
f.
Een grouper voorziet in een functionaliteit om proefaanleveringen en bepalingen van onderhanden werk te onderscheiden van aanleveringen ten behoeve van declaratie aan zorgverzekeraars.
g.
Er bestaat een formele gestandaardiseerde procedure voor de communicatie en uitlevering van nieuwe versies van stamtabellen of softwarespecificaties. Hierin is te allen tijde inzichtelijk welke stamtabellen en specificaties toegepast zijn.
3
Van een aan een zorgverzekeraar gedeclareerd DBC-zorgproduct moet te allen tijde, middels een hash-functionaliteit, traceerbaar zijn dat het is afgeleid door een bepaalde grouper.
4
Op eerste verzoek wordt er middels een audit aangetoond dat er wordt voldaan aan de specificaties, zoals genoemd in artikel 12.1 t/m 12.3.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-201320122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Declareren en betalen
Artikel
13
Algemene declaratiebepalingen
1
De zorginstelling declareert in één integrale declaratie het totale tarief van het zorgproduct, inclusief het honorarium (indien van toepassing) voor de in de instelling werkzame specialisten. Intramurale vrijgevestigd medisch specialisten declareren de honorariumbedragen aan of via de zorginstelling met inachtneming van de regeling ‘Beheersmodel honoraria vrijgevestigd medisch specialisten’.
2
Het in het voorgaande lid bedoelde honorarium mag uitsluitend via de zorginstelling worden betaald.
3
De zorgaanbieder (niet een grouper) als bedoeld in artikel 2 is verantwoordelijk voor de juiste declaratie van een DBC-zorgproduct en/of overig zorgproduct.
4
Indien sprake is van onderlinge dienstverlening, kan de dienstverlenende instelling de vergoeding daarvoor uitsluitend in rekening brengen aan de (medisch specialist binnen de) instelling die de prestatie bij de uitvoerder heeft aangevraagd.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
14
Declaratiebepalingen voor DBC-zorgproducten
1
De startdatum van het DBC-zorgproduct bepaalt bij welke zorgverzekeraar wordt gedeclareerd.22Indien ten tijde van de openingsdatum van het DBC-zorgproduct de patiënt onverzekerd was of er op dat moment geen aanspraak was, zal het DBC-zorgproduct bij de patiënt worden gedeclareerd.
2
Een zorgaanbieder mag een DBC-zorgproduct alleen declareren indien de prestatie is vastgelegd volgens de door de NZa vastgestelde registratiebepalingen.
3
Bij declaratie van een DBC-zorgproduct vermeldt de zorgaanbieder het subtrajectnummer.
4
Declaratie van parallelle DBC-zorgproducten is niet toegestaan indien de onderliggende diagnoses voorkomen in de diagnose-combinatietabel.
5
De declaratie van een DBC-zorgproduct moet een zegel (hash-code) hebben waaruit blijkt dat deze door een grouper is afgeleid.
6
Het tarief voor uitname van een orgaan bij een levende orgaandonor, wordt in rekening gebracht bij de verzekeraar van en op naam van de ontvanger.
7
Wanneer een cardioloog en een cardiochirurg tezamen een AICD-implantatie uitvoeren, dan kan hiervoor één DBC-zorgproduct worden gedeclareerd.
8
Een DBC-zorgproduct voor topreferente kinderoncologie (990116005, 990116009, 990116010, 990116014, 990116015, 990116016, 990116019, 990116020, 990116022, 990116023, 990116025, 990116027 en 990116029) kan niet in combinatie met een ander DBC-zorgproduct kindergeneeskunde (zorgproductgroep 990116) worden gedeclareerd.
9
Wanneer een kinderarts en een neuroloog tezamen een epilepsie behandeling (zorgproductgroep 69899) uitvoeren, dan kan hiervoor één DBC-zorgproduct uit de zorgproductgroep 69899 worden gedeclareerd.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
15
Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten
1
Een overig zorgproduct wordt gedeclareerd bij de zorgverzekeraar waar de verzekering liep ten tijde van de uitvoerdatum van het overige zorgproduct.23Indien ten tijde van de uitvoeringsdatum van het overige zorgproduct de patiënt onverzekerd was of er op dat moment geen aanspraak was, zal het overige zorgproduct bij de patiënt worden gedeclareerd.
2
Een overig zorgproduct uit de categorieën eerstelijns diagnostiek, paramedische zorg en behandeling en overige verrichtingen, kan alleen in rekening worden gebracht als er sprake is van:
a.
Een verzoek voor het uitvoeren van dit overige zorgproduct van de eerstelijn,24Voor een overig zorgproduct spermaonderzoek (070801, 078012, 078013 en 078110) is ingeval dit onderzoek wordt uitgevoerd op verzoek van de gynaecoloog in het kader van een fertiliteitsspreekuur verwijzing van de eerstelijn niet noodzakelijk. waarbij dit overige zorgproduct niet binnen één week na uitvoering leidt tot opening van een zorgtraject, of
b.
Een verzoek voor het uitvoeren van dit overige zorgproduct van een specialisme werkzaam binnen dezelfde instelling, waarvoor de DBC-systematiek niet geldt, of
c.
Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch specialistische zorg zoals beschreven in de beleidsregel ‘Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met Medisch-specialistische zorg’, of
d.
Directe toegang tot ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, dieetadvisering, orthoptie of prenatale screening, waarbij betreffende zorgactiviteiten niet uitgevoerd worden in het kader van een zorgtraject of op aanvraag van een hoofdbehandelaar.25De zorgaanbieder moet te allen tijde kunnen aantonen dat de uitgevoerde behandeling i.h.k.v. directe toegang niet voortvloeit uit de zorgvraag van een bestaand zorgtraject.
3
Indien er sprake is van onderlinge dienstverlening kan door de dienstverlenende instelling geen DBC-zorgproduct of overig zorgproduct worden gedeclareerd. Alleen door de instelling waar de patiënt als eigen patiënt onder behandeling is, wordt een DBC-zorgproduct of overig zorgproduct in rekening gebracht. Deze bepaling is niet van toepassing op WBMV-zorg. In dat geval mag de uitvoerende instelling wel een DBC-zorgproduct in rekening brengen en een zorgtraject openen volgens de algemeen geldende regels.
4
De add-on (zorgactiviteit met de indicatie add-on) mag tussentijds, dat wil zeggen ‘na uitvoering’ en ‘los van het zorgproduct’ worden gedeclareerd.
5
De add-ons IC-toeslagen (190126, 190135, 190142, 190127, 190136, 190143, 190128, 190137, 190144) mogen alleen in combinatie met IC-behandeldagen (190125, 190134, 190141) worden gedeclareerd (dus niet in combinatie met de add-ons voor de neonatale IC en de pediatrische IC (190150, 190151)).
6
Bij declaratie van een add-on wordt het subtrajectnummer van het zorgproduct waarop het betrekking heeft meegestuurd. Indien er sprake is van een IC met zorgtype 52 wordt het (eigen) subtrajectnummer meegestuurd.26Dit artikellid is niet van toepassing op add-ons die behoren bij een DBC met openingsdatum in 2011.
7
Een add-on weesgeneesmiddel mag alleen gedeclareerd worden indien geleverd door een daartoe in een tariefbeschikking aangewezen instelling.27Deze declaratiebepaling is niet van toepassing op de add-ons voor het weesgeneesmiddel lenalidomide (zorgproductcodes 194600 t/m 194603).
8
Overige zorgproducten uit de categorie supplementaire producten kunnen naast een DBC-zorgproduct gedeclareerd worden.
9
De overige zorgproducten (039702 t/m 039736, 039741 t/m 039752, 039760 t/m 039793, 039796 t/m 039806, 039863 en 039864) voor klinische neurofysiologie (KNF) mogen naast een DBC-zorgproduct worden gedeclareerd, indien:
–
het overige zorgproduct wordt uitgevoerd door een klinisch neurofysioloog, en
–
het overig zorgproduct niet wordt uitgevoerd ten behoeve van een zorgtraject (en het bijbehorende DBC-zorgproduct) neurologie (0330), en
–
er sprake is van een substantiële afwijking van de inzet van de klinische neurofysioloog ten opzichte van het landelijk gemiddelde profiel, en
–
er een contractuele overeenstemming is tussen de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar.
10
Naast de hier vermelde declaratiebepalingen gelden voor overige zorgproducten tevens de bij de desbetreffende prestatieomschrijvingen28Deze zijn te vinden in de Beleidsregel prestaties en tarieven medisch specialistische zorg. vermelde specifieke declaratiebepalingen.
11
Voor productie in het kader van de eerstelijn geldt voor de prestaties Klinisch-chemische en microbiologische onderzoeken (070001 t/m 079996) dat de kostenbedragen gedeclareerd kunnen worden, onafhankelijk van de uitvoerder (klinisch chemicus, hematoloog, medische microbioloog).
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
16
Terugvaloptie
1
Een zorgaanbieder mag een DBC-zorgproduct waarvoor hij geen overeenkomst29Onder overeenkomst wordt verstaan: een overeenkomst voor de levering van (bepaalde) zorg. heeft met de zorgverzekeraar vóór de, op grond van in artikel 8.1 beschreven sluitingsregels, vastgestelde sluitingsdatum declareren indien is voldaan aan elk van de onderstaande voorwaarden:
a.
De behandelend specialist heeft vastgesteld dat de feitelijke behandeling in het kader van het betreffende subtraject is beëindigd; en
b.
Alle registratieregels zijn in acht genomen (met dien verstande dat de sluitingsdatum een toekomstige datum is); en
c.
Er is geen sprake van uitzonderingen op de afsluitregels, zoals genoemd in artikel 8.2.
2
Het in het voorgaande lid beschreven recht vervalt met terugwerkende kracht indien de onder a bedoelde behandeling vóór de onder b bedoelde toekomstige sluitingsdatum wordt hervat.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-201320122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Informeren
Artikel
17
Informatieverplichting bij declaratie
1
Informatieverplichting bij declaratie van DBC-zorgproducten
Een declaratie vermeldt minimaal de navolgende gegevens:
a.
DBC-zorgproduct startdatum: Er wordt onderscheid gemaakt tussen initiële subtrajecten en vervolg subtrajecten. Een subtraject wordt afgeleid tot een DBC-zorgproduct en heeft een eigen startdatum.
b.
DBC-zorgproduct einddatum: Er wordt onderscheid gemaakt tussen initiële subtrajecten en vervolg subtrajecten. Een subtraject wordt afgeleid tot een afzonderlijk DBC-zorgproduct en heeft een eigen einddatum.
c.
Zorgtype: Het zorgtype is een component binnen de DBC-registratie waarmee het type subtraject wordt aangeduid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen initiële subtrajecten (zorgtype 11), vervolg subtrajecten (zorgtype 21) en intercollegiale consulten (zorgtype 13).
d.
(Typerende) Diagnose: De (typerende) diagnose is de diagnose waarmee de geleverde zorg over de te declareren periode (is het subtraject) is getypeerd.
e.
DBC-declaratiecode: 6-cijferige code waarmee een relatie wordt gelegd tussen het zorgproduct en het gereguleerde tarief of de afgesproken prijs van het DBC-zorgproduct.
In het gereguleerde segment wordt aan elk DBC-zorgproduct een DBC-declaratiecode uit de NZa-tariefgroep 14 (verzekerde zorg) en / of 16 (niet verzekerde zorg) gekoppeld. Aan elk individueel DBC-zorgproduct in het vrije segment wordt een DBC-declaratiecode uit de NZa-tariefgroep 15 (verzekerde zorg) en / of 17 (niet verzekerde zorg) gekoppeld.
f.
Subtrajectnummer: Een uniek nummer waarmee het subtraject binnen de instelling wordt geïdentificeerd.
g.
Hash-code30Indien er tussen de zorgaanbieder en zorgverzekeraar afspraken zijn vastgelegd om het gebruik van een grouper te borgen, is het vermelden van de hash-code bij de declaratie niet verplicht.: Een code welke aangeeft dat de prestatie door een bepaalde grouper is afgeleid.
h.
Kostenbedrag en honorariumbedrag: op de declaratie dient het totale DBC-zorgproduct tarief uitgesplitst te zijn31De verplichting voor uitsplitsing geldt niet als het zorgproduct alleen een kostenbedrag (integrale tarieven) heeft zoals een groot deel van de producten voor (geriatrische) revalidatiegeneeskunde en klinische genetica. in een kostenbedrag voor de zorginstelling, en een bedrag voor de honoraria voor de medisch specialisten. Het totaalbedrag voor de honoraria voor de medisch specialisten dient gelijk te zijn aan de optelling van de honorariumbedragen per specialisme.
i.
DBC-zorgproductcode: De DBC-zorgproductcode is opgebouwd uit een DBC-zorgproductgroepcode (zes posities) aangevuld met de code van het DBC-zorgproduct binnen de groep (drie posities).
j.
AGB-code uitvoerend specialisme: De AGB-code van het uitvoerend specialisme wordt weergegeven middels de AGB-subberoepsgroep indeling (de AGB-code van de hoofdbehandelaar is hierbij leidend). Deze AGB-code bestaat uit 4 posities.
k.
Consumentenomschrijving (lekenomschrijving): op de declaratie van de zorginstelling aan de patiënt dient voor DBC-zorproducten de zogenaamde zorgproduct consumentenomschrijving te worden opgenomen.
l.
Type verwijzer: op de declaratie dient het type verwijzer vermeld te worden naar onderstaande classificatie:
1.
Zelfverwijzer SEH (een patiënt die zich meldt bij de SEH zonder verwijzing).
2.
Zelfverwijzer niet-SEH (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek zonder verwijzing).
3.
Verwezen patiënt SEH (Een patiënt die zich meldt bij de SEH met een verwijzing).
4.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerstelijn (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing vanuit de eerstelijn).
5.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit ander specialisme binnen dezelfde instelling (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing van een ander medisch specialisme binnen dezelfde instelling).
6.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit andere instelling (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing van andere instelling).
7.
Eigen patiënt (bijvoorbeeld ingeval vervolg traject of nieuwe zorgvraag van eigen patiënt).
8.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerstelijn, maar verwijzer heeft geen AGB-code (bijvoorbeeld ingeval van optometristen).32Dit type verwijzer kan ook worden gebruikt voor een verwijzer uit het buitenland die geen AGB-code heeft.
m.
AGB-code verwijzer: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder l3, l4 en l6 dient op de declaratie een AGB-code (8 posities) van de verwijzende zorgaanbieder (instelling/praktijk) of zorgverlener (natuurlijk persoon) vermeld te worden.
n.
AGB-code verwijzer: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder l5 en l7 dient op de declaratie een AGB-code (8 posities) van de verwijzende zorgverlener (natuurlijk persoon) vermeld te worden.
o.
AGB-code verwijzend specialisme: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder l5, l6 of l7 dient op de declaratie ook een AGB-code (4 posities) van het verwijzend specialisme vermeld te worden.
p.
Afsluitreden: De afsluitreden wordt gecodeerd volgens de afsluitreden tabel en geeft de reden van sluiting van het traject weer. De afsluitreden kan volledig automatisch door de lokale ziekenhuisapplicaties worden afgeleid.
q.
Indicatie machtiging: middels ‘ja’ of ‘nee’ wordt op de nota aangegeven of de declaratie zorgactiviteiten bevat met een aanspraakbeperking (aanspraakcode beginnend met 27). Of er daadwerkelijk een machtiging wordt vereist door de verzekeraar hangt mede af van de geregistreerde diagnosecode.
2
Informatieverplichting bij declaratie van overige zorgproducten
Een declaratie vermeldt minimaal de navolgende gegevens. In artikel 17.3 wordt per soort overig zorgproduct middels een ‘x’ aangegeven welk van de onderstaande onderdelen a t/m j minimaal moeten worden vermeld bij de declaratie van het overige zorgproduct.
a.
Uitvoerdatum: De uitvoerdatum van de zorgactiviteit.
b.
Subtrajectnummer: Een uniek nummer waarmee het subtraject binnen de instelling wordt geïdentificeerd. Dit nummer kan automatisch worden gegenereerd door het registratiesysteem.
c.
Aantal gebruikte eenheden: De gedeclareerde hoeveelheid.
d.
Zorgproductcode: De zorgproductcode is de zorgactiviteitcode (zes posities).
e.
AGB-code uitvoerend specialisme: De AGB-code van het uitvoerend specialisme wordt weergegeven middels de AGB-subberoepsgroep indeling (de AGB-code van de hoofdbehandelaar is hierbij leidend). Deze AGB-code bestaat uit 4 posities.
f.
Type verwijzer: op de declaratie dient het type verwijzer vermeld te worden naar onderstaande classificatie:
1.
Zelfverwijzer SEH (een patiënt die zich meldt bij de SEH zonder verwijzing).
2.
Zelfverwijzer niet-SEH (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek zonder verwijzing).
3.
Verwezen patiënt SEH (Een patiënt die zich meldt bij de SEH met een verwijzing).
4.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerstelijn (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing vanuit de eerstelijn).
5.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit ander specialisme binnen dezelfde instelling (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing van een ander medisch specialisme binnen dezelfde instelling).
6.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit andere instelling (bijvoorbeeld een patiënt die zich meldt bij de polikliniek met een verwijzing van andere instelling).
7.
Eigen patiënt (bijvoorbeeld ingeval vervolg traject of nieuwe zorgvraag van eigen patiënt).
8.
Verwezen patiënt niet-SEH vanuit eerstelijn, maar verwijzer heeft geen AGB-code (bijvoorbeeld ingeval van optometristen).
9.
Patiënt welke gebruik maakt van directe toegang tot paramedisch hulp (bijvoorbeeld directe toegang tot fysiotherapie).
g.
AGB-code verwijzer: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder f3, f4 en f6 dient op de declaratie een AGB-code (8 posities) van de verwijzende zorgaanbieder (instelling/praktijk) of zorgverlener (natuurlijk persoon) vermeld te worden.
h.
AGB-code verwijzer: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder f5 en f7 dient op de declaratie een AGB-code (8 posities) van de verwijzende zorgverlener (natuurlijk persoon) vermeld te worden.
i.
AGB-code verwijzend specialisme: Indien er sprake is van type verwijzer genoemd onder f5, f6 of f7 dient op de declaratie ook een AGB-code (4 posities) van het specialisme vermeld te worden.
j.
Kostenbedrag en honorariumbedrag: op de declaratie dient het totale zorgproduct tarief uitgesplitst te zijn33De verplichting voor uitsplitsing geldt niet als het overige zorgproduct alleen een kostenbedrag kent. in een kostenbedrag voor de zorginstelling en een bedrag voor de honoraria voor de medisch specialistische zorg. Daarbij dient duidelijk herkenbaar te zijn welk deel van het tarief honorarium van medisch specialisten betreft.
3
Overzicht minimale informatieverplichting per soort overige zorgproduct
De minimale informatieverplichting bij declaratie van overige zorgproducten wordt weergegeven in onderstaande tabel. Voor de add-on IC en add-on dure en weesgeneesmiddelen geldt een aanvullende informatieverplichting. De letters in de kolommen corresponderen met de onderdelen van artikel 17.2.
Tabel 1. Informatieverplichting overige zorgproducten
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
Overige zorgproducten
x
x
x
x
x
x
x
x
Add-on IC’s
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Add-on Dure en weesgeneesmiddelen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Artikel
18
Standaard prijslijst
Zorgaanbieders zoals genoemd in artikel 4 van de beleidsregel ‘prestaties en tarieven medisch specialistische zorg’ maken een standaard prijslijst bekend voor prestaties in het vrije en gereguleerde segment.
1.
De standaard prijslijst dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a.
Een zorgaanbieder maakt een standaard prijslijst bekend volgens het door de NZa meest recent vastgestelde sjabloon ‘standaard prijslijst’ (bijlage 3).
b.
De standaard prijslijst vermeldt één prijs voor elke prestatie waarvoor de zorgaanbieder een tarief in rekening kan brengen.
c.
De prijzen op de standaard prijslijst dienen te zijn uitgesplitst in een kostencomponent voor de zorgaanbieder en een totaalbedrag voor de honoraria. De totaalprijs is de niet afgeronde optelling van deze beide delen.
d.
De standaard prijslijst bevat de geldende prijzen en vermeldt de datum waarop zij in werking treedt. De ingangsdatum geldt voor alle prijzen op de standaard prijslijst.
e.
Indien de zorgaanbieder een website heeft, plaatst de zorgaanbieder de standaard prijslijst van jaar t en t-1 op de website.
f.
De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat het voor een consument op eenvoudige wijze mogelijk is om voor aanvang van een behandelingsovereenkomst op afstand kennis te nemen van de standaard prijslijst. Desgevraagd informeert de zorgaanbieder een consument via de telefoon over de prijzen welke zijn genoemd op de standaard prijslijst. Desgevraagd stuurt de zorgaanbieder een consument binnen achtenveertig uur per post of digitaal de gevraagde prijsinformatie toe.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-201320122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
de Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit,
T.W.
Langejan,
Voorzitter.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Bijlage
1:
Diagnose-combinatietabel
Deze bijlage is als losse bijlage (Excel) te downloaden via de website www.nza.nl.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Bijlage
2:
Registratieaddendum
Deze bijlage is als losse bijlage (Excel) te downloaden via de website www.nza.nl.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
Bijlage
3:
Sjabloon standaard prijslijst
Deze bijlage is als losse bijlage (Excel) te downloaden via de website www.nza.nl.
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
20122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22220122507406-12-201220-11-2012NR/CU-22201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032340/2013-01-01_0/xml/BWBR0032340_2013-01-01_0.xml
|
Regeling mondzorg20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
Regeling mondzorg20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
Ingevolge de artikelen 36 derde lid, 37 eerste lid, aanhef en onder a, 38 derde en zevende lid van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vastgesteld: Regeling mondzorg.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
1
Reikwijdte regeling
Deze regeling is van toepassing op zorgaanbieders die mondzorg leveren dan wel mondzorgprestaties in rekening brengen1 Zie de prestatiebeschrijvingen mondzorg in de beleidsregels ‘tandheelkundige zorg’, ‘tandheelkundige zorg AWBZ’, ‘jeugtandverzorging instellingen’, ‘orthodontische zorg’ en ‘bijzondere tandheelkunde instellingen’..
Deze regeling is niet van toepassing op zorgaanbieders die chirurgische tandheelkundige hulp van specialistische aard leveren (kaakchirurgen).
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
2
Doel van de regeling
Deze regeling heeft tot doel het stellen van de navolgende voorschriften met betrekking tot de verlening van mondzorg:
A)
Administratievoorschriften zoals genoemd in artikel 4 van deze regeling teneinde de ontwikkelingen in de mondzorg en de daaruit volgende resultaten in de zorgverlening in relatie tot de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit te kunnen volgen, toetsen en evalueren;
B)
Declaratievoorschriften, zoals genoemd in artikel 5 van deze regeling, teneinde inzichtelijke, rechtmatige declaraties mogelijk te maken;
C)
Transparantievoorschriften, zoals genoemd in artikel 6 van deze regeling, teneinde te bewerkstelligen dat zorgaanbieders, zoals genoemd in artikel 1 van deze regeling, de consumenten tijdig en zorgvuldig informeren over de tarieven die zij voor prestaties en deelprestaties in rekening brengen.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3
Begripsbepalingen
3.1
Behandeling
Het uitvoeren van één of meer prestaties, volgend uit en in het kader van een diagnose, ten behoeve van preventieve en/of curatieve mondverzorging van de consument uitgevoerd binnen een bepaalde tijdsperiode.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.2
Consument
Een zorgvrager, patiënt, een potentiële patiënt of degene die namens een patiënt informeert.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.3
Declaratie
Het tarief of de tarieven die in rekening zijn gebracht voor een geleverde (deel)prestatie of (deel)prestaties aan de consument dan wel aan de ziektekostenverzekeraar van de betreffende consument.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.4
Materiaal- en/of techniekkosten
De kosten van techniek die noodzakelijk zijn voor de behandeling en extra zijn ingekocht dan wel in eigen beheer zijn uitgevoerd en de kosten van de materialen die specifiek toe te rekenen zijn aan de betreffende prestatie. Hier worden expliciet niet de verbruiksmaterialen bedoeld. Bij de prestaties waarbij dit van toepassing kan zijn staat dit in de prestatiebeschrijvingbeschikking aangegeven met een * (sterretje).
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.5
Mondzorg
Zorg zoals omschreven in de beleidsregels ‘tandheelkundige zorg’, ‘tandheelkundige zorg AWBZ’, ‘jeugtandverzorging instellingen’, ‘orthodontische zorg’ en ‘bijzondere tandheelkunde instellingen’.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.6
Prestatie
Een prestatie, dan wel deelprestatie als bedoeld in de beleidsregels ‘tandheelkundige zorg’, ‘tandheelkundige zorg AWBZ’, ‘jeugtandverzorging instellingen’, ‘orthodontische zorg’ en ‘bijzondere tandheelkunde instellingen’. Een prestatie omvat het leveren van mondzorg aan een consument.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.7
Prijsopgave
Een, voor de consument vrijblijvend, gespecificeerd overzicht van de prestaties en tarieven die de zorgaanbieder in rekening verwacht te brengen voor een behandeling.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.8
Tarief
De prijs voor een (deel van een) prestatie van een zorgaanbieder.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.9
Ziektekostenverzekeraar
•
een zorgverzekeraar;
•
een AWBZ-verzekeraar;
•
een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.10
Zitting
Een onafgebroken tijdspanne waarin de zorgaanbieder ten behoeve van een consument één of meer prestaties uitvoert, ongeacht inhoud en tijdsduur van de zitting.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
3.11
Zorgaanbieder
De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig mondzorg verleent.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
4
Administratievoorschriften
Zorgaanbieders voeren een administratie van uitgevoerde prestaties, zodanig dat telling mogelijk is van gerealiseerde prestaties en de daarvoor gehanteerde tarieven in enige periode. Zorgaanbieders registreren in ieder geval per prestatie:
1.
de geleverde prestatie met code;
2.
het gedeclareerde tarief;
3.
de datum waarop de prestatie is uitgevoerd;
4.
de naam- adres en woonplaatsgegevens van de patiënt;
5.
het burgerservicenummer van de patiënt;
6.
de geboortedatum van de patiënt;
7.
welke zorgverlener de prestatie heeft geleverd;
8.
de AGB-code van de declarerende zorgaanbieder;
9.
de postcode van de praktijk van de zorgaanbieder.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
5
Declaratievoorschriften
A)
De zorgaanbieder maakt in zijn declaratie aan een consument en/of ziektekostenverzekeraar zichtbaar welk tarief voor een prestatie in rekening is gebracht.
B)
De declaratie dient te worden gespecificeerd conform de prestatiebeschrijvingen en coderingen in de beleidsregels ‘tandheelkundige zorg’, ‘tandheelkundige zorg AWBZ’, ‘jeugtandverzorging instellingen’, ‘orthodontische zorg’ en ‘bijzondere tandheelkunde instellingen’.
C)
De declaratie van de geleverde prestatie(s) moet zodanig gespecificeerd zijn dat in ieder geval duidelijk is:
1.
Welke zorgaanbieder de prestatie declareert, waarbij ook vermeld de AGB-code.
2.
Welke patiënt het betreft, op basis van naam, burgerservicenummer, en geboortedatum.
3.
Op welke prestatie(s) (inclusief prestatiecode) de declaratie betrekking heeft.
4.
Welk tarief de zorgaanbieder voor de gedeclareerde prestatie(s) hanteert.
5.
Welk bedrag de zorgaanbieder voor materiaal- en/of techniekkosten hanteert per gedeclareerde prestatie.
6.
Op welk(e) elementnummer(s) (tand of kies) de prestatie betrekking heeft, indien specificeerbaar.
7.
Op welke datum de prestatie(s) is (zijn) uitgevoerd.
D)
Declaraties dienen voorzien te zijn van de adresgegevens van de declarerende praktijk.
E)
De prestatie wordt door de zorgaanbieder, of via een factoringmaatschappij, of via een ziektekostenverzekeraar éénmaal in rekening gebracht aan de consument.
F)
Voor prestatiespecifieke declaratiebepalingen wordt verwezen naar de relevante tariefbeschikkingen.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
6
Transparantievoorschriften
Zorgaanbieders dienen de consument tijdig en zorgvuldig te informeren over de tarieven die zij voor prestaties in rekening brengen. Daarnaast gelden de volgende transparantievoorschriften.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
6.1)
Het verstrekken van een prijsopgave per behandeling, voor alle behandelingen vanaf een totaalbedrag van 250 euro
Een zorgaanbieder verstrekt standaard, voorafgaand aan de behandeling, voor alle behandelingen vanaf een totaalbedrag van 250 (tweehonderdvijftig) euro een voor de consument vrijblijvende prijsopgave. Op verzoek van de patiënt verstrekt de zorgaanbieder ook een offerte indien het bedrag lager is dan 250 euro.
De prijsopgave en de wijze waarop de zorgaanbieder hierover communiceert voldoen aan de volgende voorwaarden:
1.
De prijsopgave maakt aan de consument inzichtelijk welke prestaties de zorgaanbieder gaat uitvoeren voor de betreffende behandeling.
2.
De prijsopgave toont per uit te voeren prestatie het tarief dat de zorgaanbieder in rekening brengt.
3.
De prijsopgave maakt de materiaal- en/of techniekkosten per prestatie afzonderlijk inzichtelijk.
4.
Tenzij anders is overeengekomen met de consument, doet de zorgaanbieder de consument de prijsopgave voor de start van de behandeling schriftelijk dan wel digitaal toekomen.
5.
De zorgaanbieder legt de prijsopgave vast in de administratie.
Uitgezonderd van deze bepaling (6.1) zijn jeugdtandverzorgingsinstelling zoals bedoeld in de beleidsregel ‘jeugtandverzorging instellingen’
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
6.2)
Het verstrekken van de factuur voor ingekochte materiaal- en/of techniekkosten
1.
Indien de zorgaanbieder de tandtechniekstukken niet zelf vervaardigt is deze, op verzoek van de consument dan wel diens verzekeraar, verplicht de factuur van de tandtechnicus/tandtechnisch laboratorium/tandtechnische onderneming te overleggen. Voorwaarde voor deze factuur is dat deze per prestatie inzichtelijk maakt welke materiaal- en/of techniekkosten de zorgaanbieder voor de betreffende consument heeft ingekocht. Hiermee maakt de zorgaanbieder duidelijk welke kosten van techniek noodzakelijk zijn voor de behandeling en extra zijn ingekocht en/of welke kosten van materialen specifiek toe te rekenen zijn aan de betreffende prestatie. Hier worden expliciet niet de verbruiksmaterialen bedoeld.
2.
Indien de zorgaanbieder de materiaal- en/of techniekkosten niet voor een individuele consument heeft ingekocht bij tandtechnicus/tandtechnisch laboratorium/tandtechnische onderneming, maar voor meerdere consumenten tegelijk materiaal en/of techniekstukken heeft ingekocht, is de zorgaanbieder op verzoek van de consument dan wel diens verzekeraar, verplicht om de verzamelfactuur / de factuur voor de totale kosten van de tandtechnicus/tandtechnisch laboratorium/tandtechnische onderneming te overleggen waaruit de voor de patiënt gemaakte kosten blijkt.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
7
Verantwoordelijkheid
1.
De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de goede opvolging van de in deze regeling genoemde bepalingen.
2.
Indien een zorgaanbieder in loondienst is, draagt de werkgever zorg voor uitvoering van de in deze regeling genoemde bepalingen.
3.
Indien een zorgaanbieder in een personenvennootschap werkzaam is en niet zelf de tarieven bepaalt of in rekening brengt, draagt de personenvennootschap zorg voor de uitvoering van de in deze regeling genoemde bepalingen.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
8
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013. Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sub b, van de Wmg wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2012, treedt de regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-201320122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Regeling mondzorg’.
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit,
T.W.
Langejan,
voorzitter.
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
20122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71220122507606-12-201220-11-2012NR/CU-71201-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032343/2012-11-05_1/xml/BWBR0032343_2012-11-05_1.xml
|
Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2012, nr, MinBuZa-2012.30249, houdende bepalingen omtrent mandaat, volmacht en machtiging op het terrein van buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
Besluit mandaat, volmacht en machtiging buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,
Besluit:
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
Artikel
1
Mandaat, volmacht en machtiging, van kracht op 5 november 2012 en verleend dan wel doorverleend met het oog op de uitoefening namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van bevoegdheden waarvoor ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 2012, houdende benoeming van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bevoegd is, geldt als mandaat, volmacht en machtiging om namens die minister besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
Artikel
2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 november 2012.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,E.M.J.Ploumen.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-201205-11-2012Stcrt. 2012, 25100, datum inwerkingtreding 07-12-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032343/2012-12-07_0/xml/BWBR0032343_2012-12-07_0.xml
|
Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2012, nr, MinBuZa-2012.30249, houdende bepalingen omtrent mandaat, volmacht en machtiging op het terrein van buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Besluit mandaat, volmacht en machtiging buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,
Besluit:
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Artikel
1
Mandaat, volmacht en machtiging, van kracht op 5 november 2012 en verleend dan wel doorverleend met het oog op de uitoefening namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van bevoegdheden waarvoor ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 2012, houdende benoeming van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bevoegd is, geldt als mandaat, volmacht en machtiging om namens die minister besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Artikel
2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 november 2012.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,E.M.J.Ploumen.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032343/2019-02-20_0/xml/BWBR0032343_2019-02-20_0.xml
|
Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2012, nr, MinBuZa-2012.30249, houdende bepalingen omtrent mandaat, volmacht en machtiging op het terrein van buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Besluit mandaat, volmacht en machtiging buitenlandse handel20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,
Besluit:
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Artikel
1
Mandaat, volmacht en machtiging, van kracht op 5 november 2012 en verleend dan wel doorverleend met het oog op de uitoefening namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van bevoegdheden waarvoor ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 2012, houdende benoeming van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bevoegd is, geldt als mandaat, volmacht en machtiging om namens die minister besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen te verrichten.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Artikel
2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 november 2012.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,E.M.J.Ploumen.
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
20122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024920122510006-12-201226-11-2012MinBuZa-2012.3024907-12-201205-11-2012
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0032344/2013-01-01_0/xml/BWBR0032344_2013-01-01_0.xml
|
Besluit van de Minister van Financiën van 28 november 2012, kenmerk: FM 2012/1764 M, tot vaststelling van de bijdragen gemoedsbezwaarden 2013 (Vaststelling bedragen gemoedsbezwaarden 2013)20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
Besluit vaststelling bijdragen gemoedsbezwaarden 201320122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
De Minister van Financiën;
Gelet op artikel 20 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
Besluit:
20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
Artikel
1
Het bedrag dat personen die gemoedsbezwaren hebben tegen het sluiten van een verzekering, verschuldigd zijn voor het verkrijgen van een bewijs van vrijstelling van de verplichting van verzekering, beloopt voor het jaar 2013:
Categorie 1
€ 187,50
voor vierwielige personenauto's en bestelauto's;
Categorie 2
€ 62,50
voor aanhangwagens bij motorrijtuigen behorende
tot categorie 1;
Categorie 3
€ 187,50
voor autobussen, vrachtauto’s en trekkers;
Categorie 4
€ 187,50
voor aanhangwagens en opleggers bij motorrijtuigen behorende tot categorie 3;
Categorie 6
€ 62,50
voor motorrijwielen, scooters, motorcarriers en overige niet tot de categorieën 1 tot en met 4, 7 of 8 behorende motorrijtuigen;
Categorie 7
€ 62,50
voor landbouwwerktuigen;
Categorie 8
€ 62,50
voor rijwielen met hulpmotor.
20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
Artikel
2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën,J.R.V.A.Dijsselbloem.
20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M20122512806-12-201228-11-2012FM2012/1764M01-01-2013
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006517.xml
|
BWBR0006517
Besluit bezoldiging politie
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2025-01-01
2024-11-16
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006517/2024-11-14/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2024-11-14
2024-12-31
2024-11-14
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006517/2024-11-14_0/xml/BWBR0006517_2024-11-14_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006517/BWBR0006517.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006517/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006518.xml
|
BWBR0006518
Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2024-01-25
2020-01-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006518/2020-01-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2020-01-01
2024-01-19
2020-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006518/2020-01-01_0/xml/BWBR0006518_2020-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006518/BWBR0006518.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006518/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006519.xml
|
BWBR0006519
Besluit vergoeding dienstreizen politie
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006519/2007-02-09/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2007-02-09
2008-06-30
2007-02-09
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006519/2007-02-09_0/xml/BWBR0006519_2007-02-09_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006519/BWBR0006519.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006519/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006520.xml
|
BWBR0006520
Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006520/2008-04-30/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2008-04-30
2008-06-30
2008-04-30
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006520/2008-04-30_0/xml/BWBR0006520_2008-04-30_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006520/BWBR0006520.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006520/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006521.xml
|
BWBR0006521
Aanwijzing document voor vaststelling identiteit van personen
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006521/1994-06-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-06-01
2005-01-01
1994-06-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006521/1994-06-01_0/xml/BWBR0006521_1994-06-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006521/BWBR0006521.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006521/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006523.xml
|
BWBR0006523
Rijkswet houdende goedkeuring en uitvoering Overeenkomst met VS inzake wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en confiscatie van de opbrengsten van en hulpmiddelen voor misdrijven en de verdeling van geconfisqueerde voorwerpen
rijkswet
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006523/1994-04-08/0
Strafrecht
Internationaal strafrecht
Rechtspraak
1994-04-08
9999-12-31
1994-04-08
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006523/1994-04-08_0/xml/BWBR0006523_1994-04-08_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006523/BWBR0006523.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006523/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006524.xml
|
BWBR0006524
Voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van bepaalde inkomsten behaald met werkzaamheden buitengaats onder de belastingverdragen met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk
beleidsregel
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-15
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006524/2008-07-18/0
Belastingrecht
Vennootschapsbelastingrecht
Belastingen
2008-07-18
2008-08-08
1994-03-17
2008-08-08
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006524/2008-07-18_0/xml/BWBR0006524_2008-07-18_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006524/BWBR0006524.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006524/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006525.xml
|
BWBR0006525
Invordering en de algemene wet bestuursrecht
beleidsregel
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-15
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006525/1994-03-18/0
Belastingrecht
Invorderingsrecht
Belastingen
1994-03-18
2007-12-31
1994-03-18
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006525/1994-03-18_0/xml/BWBR0006525_1994-03-18_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006525/BWBR0006525.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006525/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006526.xml
|
BWBR0006526
Besluit particuliere participatiemaatschappijen
AMvB
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006526/2009-07-01/0
Ondernemingspraktijk
Economie en ondernemen
2009-07-01
9999-12-31
2009-07-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006526/2009-07-01_0/xml/BWBR0006526_2009-07-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006526/BWBR0006526.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006526/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006527.xml
|
BWBR0006527
Aanwijzing politieambtenaren bevoegd tot betreding van luchtvaartterreinen
ministeriele-regeling
nl
Infrastructuur en Milieu
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006527/1994-03-25/0
Vervoersrecht
Verkeer en vervoer
1994-03-25
2009-10-30
1994-03-25
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006527/1994-03-25_0/xml/BWBR0006527_1994-03-25_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006527/BWBR0006527.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006527/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006528.xml
|
BWBR0006528
Regeling vermelding nummer op akten burgerlijke stand (1995)
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006528/1995-01-01/0
Personen- en familierecht
Familierecht
Personen- en familierecht
Personenrecht
Familie, jeugd en gezin
1995-01-01
9999-12-31
1995-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006528/1995-01-01_0/xml/BWBR0006528_1995-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006528/BWBR0006528.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006528/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006529.xml
|
BWBR0006529
Regeling vernietigingswijze bescheiden burgerlijke stand
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006529/1995-01-01/0
Personen- en familierecht
Familierecht
Personen- en familierecht
Personenrecht
Familie, jeugd en gezin
1995-01-01
9999-12-31
1995-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006529/1995-01-01_0/xml/BWBR0006529_1995-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006529/BWBR0006529.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006529/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006530.xml
|
BWBR0006530
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
AMvB
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2023-07-01
2023-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006530/2023-07-01/0
Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht
Ambtenarenrecht
Werk- en loopbaan
2023-07-01
9999-12-31
2023-07-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006530/2023-07-01_0/xml/BWBR0006530_2023-07-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006530/BWBR0006530.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006530/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006531.xml
|
BWBR0006531
Besluit maximumgehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide in sigaretten en shag
AMvB
nl
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006531/2002-05-01/0
Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht
Gezondheid en zorg
2002-05-01
2015-12-31
2002-05-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006531/2002-05-01_0/xml/BWBR0006531_2002-05-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006531/BWBR0006531.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006531/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006532.xml
|
BWBR0006532
Teruggaafregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en accijns van bier
ministeriele-regeling
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006532/1994-04-01/0
Belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingen
1994-04-01
9999-12-31
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006532/1994-04-01_0/xml/BWBR0006532_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006532/BWBR0006532.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006532/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006533.xml
|
BWBR0006533
Rechtspositiebesluit gedeputeerden
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2019-03-28
2019-02-19
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006533/2019-02-15/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
2019-02-15
2019-03-27
2019-02-15
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006533/2019-02-15_0/xml/BWBR0006533_2019-02-15_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006533/BWBR0006533.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006533/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006534.xml
|
BWBR0006534
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2019-03-28
2019-02-19
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006534/2019-02-15/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
2019-02-15
2019-03-27
2019-02-15
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006534/2019-02-15_0/xml/BWBR0006534_2019-02-15_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006534/BWBR0006534.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006534/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006535.xml
|
BWBR0006535
Rechtspositiebesluit wethouders
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2019-01-01
2018-01-05
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006535/2018-01-01/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
2018-01-01
2018-12-31
2018-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006535/2018-01-01_0/xml/BWBR0006535_2018-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006535/BWBR0006535.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006535/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006536.xml
|
BWBR0006536
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2019-01-01
2018-01-05
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006536/2018-01-01/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
2018-01-01
2018-12-31
2018-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006536/2018-01-01_0/xml/BWBR0006536_2018-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006536/BWBR0006536.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006536/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006537.xml
|
BWBR0006537
Delegatie bevoegdheden inzake opvang asielzoekers
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006537/1994-03-30/0
Migratierecht
Vreemdelingenrecht
Immigratie, integratie en inburgering
1994-03-30
9999-12-31
1994-03-30
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006537/1994-03-30_0/xml/BWBR0006537_1994-03-30_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006537/BWBR0006537.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006537/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006538.xml
|
BWBR0006538
Regeling landbouwtelling 1994
ministeriele-regeling
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2018-04-18
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006538/1994-04-01/0
Agrarisch recht
Landbouw, natuur en voedsel
1994-04-01
2004-01-23
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006538/1994-04-01_0/xml/BWBR0006538_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006538/BWBR0006538.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006538/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006539.xml
|
BWBR0006539
Aanwijzing beheerder justitiële documentatiedienst
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006539/1994-04-07/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-07
2004-03-31
1994-04-07
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006539/1994-04-07_0/xml/BWBR0006539_1994-04-07_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006539/BWBR0006539.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006539/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006540.xml
|
BWBR0006540
Instelling Overlegorgaan Gezondheidszorg en Multiculturele-samenleving
ministeriele-regeling
nl
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006540/1994-06-01/0
Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht
Gezondheid en zorg
Immigratie, integratie en inburgering
1994-06-01
2004-08-27
1994-06-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006540/1994-06-01_0/xml/BWBR0006540_1994-06-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006540/BWBR0006540.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006540/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006541.xml
|
BWBR0006541
Warenwetregeling Vrijstelling vitaminepreparaten
ministeriele-regeling
nl
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2018-10-01
2016-01-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006541/2016-01-01/0
Levensmiddelenrecht
Gezondheid en zorg
2016-01-01
2018-09-30
2016-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006541/2016-01-01_0/xml/BWBR0006541_2016-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006541/BWBR0006541.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006541/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006542.xml
|
BWBR0006542
Opheffing permanent College van Overleg Muskusrattenbestrijding
ministeriele-regeling
nl
Infrastructuur en Milieu
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006542/1994-04-15/0
Ruimtelijke ordening en milieu
Milieurecht
Milieu, ruimte en water
1994-04-15
9999-12-31
1994-04-15
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006542/1994-04-15_0/xml/BWBR0006542_1994-04-15_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006542/BWBR0006542.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006542/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006543.xml
|
BWBR0006543
Regeling voorbereidingsschema Landinrichting 1994
ministeriele-regeling
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006543/1994-07-17/0
Ruimtelijke ordening en milieu
Milieu, ruimte en water
1994-07-17
2004-01-23
1994-07-17
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006543/1994-07-17_0/xml/BWBR0006543_1994-07-17_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006543/BWBR0006543.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006543/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006544.xml
|
BWBR0006544
Besluit statistisch onderzoek IJkwet
AMvB
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006544/1994-04-13/0
Ondernemingspraktijk
Economie en ondernemen
1994-04-13
2007-01-31
1994-04-13
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006544/1994-04-13_0/xml/BWBR0006544_1994-04-13_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006544/BWBR0006544.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006544/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006545.xml
|
BWBR0006545
Wijzigingsbesluit Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1964 inzake invoeringstermijn identificatieplicht voor de loonbelasting
AMvB
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006545/1995-06-01/0
Belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingrecht
Loonbelasting en premieheffing
Belastingen
1995-06-01
9999-12-31
1995-06-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006545/1995-06-01_0/xml/BWBR0006545_1995-06-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006545/BWBR0006545.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006545/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006546.xml
|
BWBR0006546
Wet beëdiging van de regent
rijkswet
nl
Algemene Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006546/1994-05-14/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
1994-05-14
9999-12-31
1994-05-14
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006546/1994-05-14_0/xml/BWBR0006546_1994-05-14_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006546/BWBR0006546.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006546/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006547.xml
|
BWBR0006547
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
wet
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006547/2013-01-01/0
Financieel en economisch recht
Financiën
2013-01-01
9999-12-31
2013-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006547/2013-01-01_0/xml/BWBR0006547_2013-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006547/BWBR0006547.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006547/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006548.xml
|
BWBR0006548
Wet op de openluchtrecreatie
wet
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-12
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006548/2006-03-08/0
Cultureel recht
Cultuur, sport, vrije tijd
2006-03-08
2007-12-31
2006-03-08
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006548/2006-03-08_0/xml/BWBR0006548_2006-03-08_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006548/BWBR0006548.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006548/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006549.xml
|
BWBR0006549
Regeling vaststelling regels politiespeurhonden en politiesurveillancehonden
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006549/1994-04-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-01
9999-12-31
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006549/1994-04-01_0/xml/BWBR0006549_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006549/BWBR0006549.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006549/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006550.xml
|
BWBR0006550
Regeling Bureaus financiële ondersteuning
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006550/1994-04-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-01
2012-12-31
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006550/1994-04-01_0/xml/BWBR0006550_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006550/BWBR0006550.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006550/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006551.xml
|
BWBR0006551
Organisatieregeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006551/1994-11-13/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-11-13
2007-01-04
1994-11-13
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006551/1994-11-13_0/xml/BWBR0006551_1994-11-13_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006551/BWBR0006551.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006551/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006552.xml
|
BWBR0006552
Taakbeschikking bijzondere ambtenaren van politie
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006552/1994-04-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-01
2012-12-31
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006552/1994-04-01_0/xml/BWBR0006552_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006552/BWBR0006552.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006552/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006553.xml
|
BWBR0006553
Kledingregeling voor de politie
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006553/2014-06-06/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2014-06-06
2015-03-05
2013-01-01
2015-03-05
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006553/2014-06-06_0/xml/BWBR0006553_2014-06-06_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006553/BWBR0006553.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006553/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006554.xml
|
BWBR0006554
Regeling mobiele eenheid
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006554/1994-11-13/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-11-13
2007-02-27
1994-11-13
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006554/1994-11-13_0/xml/BWBR0006554_1994-11-13_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006554/BWBR0006554.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006554/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006556.xml
|
BWBR0006556
Uitrustingsregeling politie 1994
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006556/2007-02-21/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2007-02-21
2012-12-31
2007-02-21
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006556/2007-02-21_0/xml/BWBR0006556_2007-02-21_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006556/BWBR0006556.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006556/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006557.xml
|
BWBR0006557
Regeling politiecellencomplex
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2020-10-01
2017-03-22
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006557/2017-03-18/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2017-03-18
2020-09-30
2017-03-18
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006557/2017-03-18_0/xml/BWBR0006557_2017-03-18_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006557/BWBR0006557.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006557/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006558.xml
|
BWBR0006558
Regeling rampenidentificatieteam politie
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006558/1994-04-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-01
2012-12-31
1994-04-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006558/1994-04-01_0/xml/BWBR0006558_1994-04-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006558/BWBR0006558.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006558/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006559.xml
|
BWBR0006559
Regeling politielegitimatiebewijs
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2023-01-01
2023-01-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006559/2023-01-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2023-01-01
9999-12-31
2023-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006559/2023-01-01_0/xml/BWBR0006559_2023-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006559/BWBR0006559.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006559/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006560.xml
|
BWBR0006560
Besluit beheer regionale politiekorpsen
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006560/2008-12-17/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2008-12-17
2012-12-31
2008-12-17
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006560/2008-12-17_0/xml/BWBR0006560_2008-12-17_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006560/BWBR0006560.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006560/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006561.xml
|
BWBR0006561
Wijzigingsbesluit Mijnreglement 1964, enz. (beeldschermwerk)
KB
nl
Economische Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006561/1994-04-15/0
Ondernemingspraktijk
Economie en ondernemen
1994-04-15
2002-12-31
1994-04-15
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006561/1994-04-15_0/xml/BWBR0006561_1994-04-15_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006561/BWBR0006561.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006561/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006562.xml
|
BWBR0006562
Besluit financiën regionale politiekorpsen
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006562/2012-01-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2012-01-01
2012-12-31
2012-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006562/2012-01-01_0/xml/BWBR0006562_2012-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006562/BWBR0006562.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006562/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006563.xml
|
BWBR0006563
Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-14
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006563/2006-07-14/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2006-07-14
2012-12-31
2006-07-14
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006563/2006-07-14_0/xml/BWBR0006563_2006-07-14_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006563/BWBR0006563.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006563/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006564.xml
|
BWBR0006564
Vaststelling functietyperingen Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2020-01-01
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006564/1994-04-07/0
Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht
Ambtenarenrecht
Werk- en loopbaan
1994-04-07
2019-12-31
1994-04-07
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006564/1994-04-07_0/xml/BWBR0006564_1994-04-07_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006564/BWBR0006564.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006564/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006565.xml
|
BWBR0006565
Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Italië 1990
ministeriele-regeling
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006565/1997-01-01/0
Belastingrecht
Internationale regelingen
Belastingen
1997-01-01
2004-09-30
1997-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006565/1997-01-01_0/xml/BWBR0006565_1997-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006565/BWBR0006565.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006565/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006566.xml
|
BWBR0006566
Goedkeuring wijziging stemmachine type ES1/ES2
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006566/1994-06-01/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
1994-06-01
2007-10-20
1994-06-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006566/1994-06-01_0/xml/BWBR0006566_1994-06-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006566/BWBR0006566.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006566/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006567.xml
|
BWBR0006567
Besluit integratie-uitkering WUW-middelen gemeentefonds
AMvB
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2018-04-24
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006567/2002-01-01/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Vervoersrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
Verkeer en vervoer
2002-01-01
9999-12-31
2002-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006567/2002-01-01_0/xml/BWBR0006567_2002-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006567/BWBR0006567.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006567/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006568.xml
|
BWBR0006568
Regeling opsporingsbijstand Koninklijke marechaussee
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2023-01-01
2023-01-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006568/2023-01-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2023-01-01
9999-12-31
2023-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006568/2023-01-01_0/xml/BWBR0006568_2023-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006568/BWBR0006568.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006568/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006569.xml
|
BWBR0006569
Aanwijzigingsbeschikking opsporingsambtenaren Koninklijke marechaussee
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006569/1994-04-14/0
Procesrecht
Strafprocesrecht
Rechtspraak
1994-04-14
2009-07-09
1994-04-14
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006569/1994-04-14_0/xml/BWBR0006569_1994-04-14_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006569/BWBR0006569.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006569/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006570.xml
|
BWBR0006570
Aanwijzing overige luchtvaartterreinen waarop Koninklijke marechaussee politietaak uitvoert
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006570/2013-01-01/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
2013-01-01
9999-12-31
2013-01-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006570/2013-01-01_0/xml/BWBR0006570_2013-01-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006570/BWBR0006570.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006570/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006571.xml
|
BWBR0006571
Instellingsregeling bijzondere bijstandseenheden Defensie
ministeriele-regeling
nl
Veiligheid en Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006571/1994-04-14/0
Openbare orde en veiligheidsrecht
Openbare orde en veiligheid
1994-04-14
2006-12-31
1994-04-14
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006571/1994-04-14_0/xml/BWBR0006571_1994-04-14_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006571/BWBR0006571.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006571/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006572.xml
|
BWBR0006572
Regeling modelprognose basisonderwijs 1994
ministeriele-regeling
nl
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006572/1994-04-15/0
Onderwijsrecht
Onderwijs en wetenschap
1994-04-15
2004-12-30
1994-04-15
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006572/1994-04-15_0/xml/BWBR0006572_1994-04-15_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006572/BWBR0006572.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006572/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006573.xml
|
BWBR0006573
Regeling remedial teaching v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.
ministeriele-regeling
nl
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2021-10-01
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006573/1994-08-01/0
Onderwijsrecht
Onderwijs en wetenschap
1994-08-01
2021-09-30
1994-08-01
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006573/1994-08-01_0/xml/BWBR0006573_1994-08-01_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006573/BWBR0006573.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006573/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006575.xml
|
BWBR0006575
Besluit uitoefening tekenbevoegdheid inzake IPA-systeem
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-27
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006575/1994-04-17/0
Staats- en bestuursrecht
Staatsrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
1994-04-17
2013-06-30
1994-04-17
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006575/1994-04-17_0/xml/BWBR0006575_1994-04-17_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006575/BWBR0006575.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006575/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006576.xml
|
BWBR0006576
Instelling dienst Informatievoorziening Overheidspersoneel
ministeriele-regeling
nl
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2017-10-19
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006576/1994-04-20/0
Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht
Ambtenarenrecht
Overheid, bestuur en koninkrijk
Werk- en loopbaan
1994-04-20
9999-12-31
1994-04-20
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006576/1994-04-20_0/xml/BWBR0006576_1994-04-20_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006576/BWBR0006576.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006576/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006577.xml
|
BWBR0006577
Vaststelling van de gemiddelde personeelslast voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (v.a.v.o.), het beroepsbegeleidend onderwijs (b.b.o.) en het deeltijdsmiddelbaar beroepsonderwijs (dt-m.b.o.)
ministeriele-regeling
nl
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-29
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006577/1994-04-23/0
Onderwijsrecht
Onderwijs en wetenschap
1994-04-23
2014-01-22
1994-04-23
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006577/1994-04-23_0/xml/BWBR0006577_1994-04-23_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006577/BWBR0006577.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006577/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
BWBR0006578.xml
|
BWBR0006578
Loonbelastingaspecten bij vrijwilligers, vrijstellingen omzetbelasting bij sportverenigingen (ijsclubs) en dorpsverenigingen
beleidsregel
nl
Financiën
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2016-01-15
2015-07-01
http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0006578/1994-03-31/0
Belastingrecht
BTW en accijns
Belastingrecht
Loonbelasting en premieheffing
Belastingen
1994-03-31
2007-06-28
1994-03-31
9999-12-31
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006578/1994-03-31_0/xml/BWBR0006578_1994-03-31_0.xml
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006578/BWBR0006578.WTI
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0006578/manifest.xml
|
Basiswettenbestand
|
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.