Dataset Viewer
Auto-converted to Parquet
identifier
string
collection
string
open_type
string
license
string
date
float64
title
string
creator
string
language
string
language_type
string
word_count
int64
token_count
int64
text
string
__index_level_0__
int64
MMKB10:000599001:mpeg21_18
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,849
Militaire spectator; tijdschrift voor het Nederlandsche leger, 1849, 01-01-1849
null
Dutch
Spoken
7,053
12,360
Toen deze deugd hen niet meer versierde, waren zij die geduchte strijders niet meer, en zoo zien wij langzamerhand dat het eerste volk der oudheid, door weelde en overvloed ontzenuw d, voor wilde en woeste horden moest onderdoen. Krijgskundige wetenschap mogt de operatiën hunner legers besturen, de kracht ontbrak om het zwaard met moed aan te grijpen; hun moreel overwigt moest voor de physieke krachten der barbaren wijken. Hetgeen de oude wetgevers en legerhoofden tot welzijn hunner onderhoorigen in praktijk bragten, werd later door den vader der geneeskunde in afzonderlijke schriften verzameld, en aan hem komt de eer toe van de grondslagen dezer wetenschap gelegd te hebben. Het is hier de plaats niet om de geneeskundige verdiensten van Hippocrates en zijne navolgers te vermelden; het zij genoeg gezegd, dat hij, met zoo vele anderen, ten deze inderdaad zeer hooge verdiensten bezit, die wij thans wel vereeren, maar niet beoordeelen zullen. In vroeger dagen bestond er, zooals bekend is, geen afzonderlijke militaire stand, maar ieder burger was verpligt 2 om in dagen van gevaar de wapenen aan te gorden, ten einde den gemeenschappelijken vijand te bestrijden. Het in dienst stellen van zoogenaamde staande legers is van latere dagteekening, en met hunne verschijning zien wij dan ook eerst bepaalde regels vastgesteld, die meer bijzonder tot het bewaren der gezondheid van den krijgsman moesten dienen. De namen der mannen welke zich bepaaldelijk met dit hoogstnuttige werk heliben onledig gehouden, gaan wij met stilzwijgen voorbij, alleen in het voorbijgaan zij gezegd, dat men in 1757 het eerste werk over deze wetenschap zag verschijnen, ten titel voerende Hygiëne des armces. Na dit volgden nog een groot getal andere; ongelukkigerwijs mogen wij ons niet beroemen hier te lande veel beoefenaren van dit vak aan te treffen; evenwel kunnen wij ter eere van onzen stand zeggen, dat ten deze de praktijk de theorie is vooruitgegaan. De soldaat wordt behoorlijk verzorgd, en voor zoover de middelen en de gelegenheid het medebrengen, wordt er op zijn physiek en intellectueel welzijn voldoende acht geslagen. De Ilooge Regering, aan wie wij in dit opzigt veel verpligt zijn, vindt dan ook in hare onderhoorigen ijverige dienaren, die met verstand en oordeel hare bedoelingen weten ten uitvoer te leggen, om alzoo vaderland en leger nuttig te zijn. Onder de verschillende standen der maatschappij bekleedt de militaire stand voor¬ zeker niet de laatste plaats. Bovendien bevat hij de bloem der natie en de kern der jongelingschap, die, door het lot geroepen , of door heiligen ijver gedreven, goed en bloed veil hebben om den vaderlandschen bodem tegen uitwendig geweld te verdedigen, en den vreedzame in den lande het rustig bezit zijner eigendommen te waarborgen. Daar dus zijne gelederen uit onze dierbaarste betrekkingen, vaders, broeders en kinderen, zijn zamengesteld, en de bestemming van het leger zoo gewigtig is, kan het niet anders, of de Staat heeft er het grootste belang bij om voor het materieel welzijn van dien stand zooveel doenlijk te zorgen. Doch van alle mogelijke standen moet juist ook de onze zich de meeste ontberingen, vermoeijenissen en opofferingen getroosten. Daartegen bestand en daartoe in staat te zijn, is eene eigenschap waaraan de legers hunne grootste kracht ontleenen, en welligt schuilt het geheim om eene krijgsmagt onverwinnelijk te maken, voornamelijk daarin , dat men haar door oefening en gehardheid zoover brenge, dat zij de veranderingen van het saizoen niet meer telt, en het oogenblik om in de behoeften van het leven te voorzien, naar welgevallen kan verschuiven. Aan deze roepstem der natuur kan echter ook de krijgsman niet altijd gehoor weigeren, en is het aan den eenen kant wenschelijk dal hij alle gewoonte ten deze leere verzaken, van den anderen kant is het ook gebiedende pligt, niet al- leen dal de Staat doeltreffend in zijn onderhoud voorzie, wanneer geenc buitengewone inspanningen gevorderd worden, maar ook dat hij zijne krachten niet dan in de hoogste noodzakelijkheid op het spel zette, en ze niet noodeloos verbruike. Verder behoort men, om hem tot dit alles in staat te stellen, in dagen van rust en vrede, en zoo dikwerf de omstandigheden het gedoogen, op zijne spijzen, kleeding, huisvesting, enz. te letten. De voeding vooral heeft eenen zeer grooten invloed op de ontwikkeling van den mensch, en voorzeker, de vele wetgevers en legerhoofden van den ouden en nieuwen tijd, zouden niet immer getracht hebben in de voeding hunner legers gelijkheid en overeenstemming te brengen, waren zij niet van het denkbeeld doordrongen geweest , dat zelfs verschil van landaard door gelijkheid van voedsel wordt uitgewischt. Onder de velen die hierin tot voorbeeld kunnen gesteld worden, wijzen wij alleen op Gustaaf Adolf, Prins Maurits, Tukenne en den Franschen Keizer. Van ons leger kan men zeggen dat de soldaat goed gevoed wordt, schoon niet overeenkomstig onzen landaard; dat hij met betrekking tot zijne gezondheid, goed en doelmatig is gekleed en gewapend, doch over het algemeen slecht is gehuisvest. Wij hopen dat het onzen krijgsmakkers aangenaam zal wezen deze punten bij volgende gelegenheden nader uiteen te zien zetten. Voor het oogenblik eindigen wij met den wensch, dat allen met ons het gevoelen van den grooten Franschen veldheer Tlrenne mogen deelen, namelijk : « Que le sancj du soldat est Ie plus prêcieux de la pair ie. » Vooral door de zamenstelling van ons leger, moeten wij alles er aan hechten dat zijne belangen innig worden behartigd. Door dit le doen, behartigen wij ook de onze, en door in het onderhoud onzer krijgslieden doelmatig en met liefde te voorzien, verschaffen we ons tegelijkertijd waarborgen tegen den tuimelgeest der eeuw. — Wanneer onze soldaten eenmaal naar hunne haardsteden zijn teruggekeerd, zullen zij zoodoende even krachtvolle burgers zijn, als zij thans hoopvolle jongelingen schijnen. Dewijl het leger uit het volk voortkomt, ware het wenschen, dat de geest des tijds de slechts denkbeeldig bestaande afscheiding tusschen burgerij en krijgsmagt ophief, en men in gemoede tot de overtuiging geraakte, dat de Slaat niet om het leger, maar het leger om den Staat aanwezig is, en dat alzoo op dezen de verpligting rust, om voor het welzijn van dit leger op eene andere dan stiefmoederlijke wijze te zorgen. Alles wat voor de krijgsmagt gedaan wordt, doet men voor de burgers van den Staat, derhalve ook voor zijne eigene naastbestaanden en betrekkingen. De legerverzorging is eene kunst wier uitoefening aan de Hooge Regering is toevertrouwd; maar daar eene 2* kunst geleerd moet worden, moet men begrijpen dat niet iedereen het regt heeft om op het leger te bedillen, wijl niet iedereen vestingen kan bouwen of legers besturen, noch zelfs soldaten kleeden of wapenen. Het ware beter 0111 welmeenend de pogingen te ondersteunen, die tot het welzijn van Staat en legermagt in het werk worden gesteld. Op deze wijze zullen de morele krachten van beiden niet weinig gesterkt worden, en het leger, gesteund door het morele overwigt dat het steeds in Oranje erkende, zal aan de verwachting kunnen beantwoorden, die het vaderland in elk geval op hetzelve gesteld heeft. BEDENKINGEN DE PROJECTORGAMSYTIE DER KAVALLER1E, welke voorkomt in de Proeve van Bezuiniging op de begrooting van Oorlog, dooi• den Majoor der Artillerie E. van Loden Sels , Adjudant van Z.K. H. Prins Frederik der Nederlanden. ingezonden. Voorzeker hebben vele officieren van het leger met gespannen verwachting eene dezer dagen bij de Erven Doorman te 's Hage uitgekomen brochure, inhoudende eene proeve van bezuiniging op de begrooting van Oorlog, te gemoet gezien. — Ook wij deelden in die belangstelling, welke de hooggeachte schrijver, reeds zoo bijzonder gunstig op het gebied der krijgsgeschiedenis bekend, zeer zeker bij het publiek en inzonderheid bij het leger heeft opgewekt. Met de meeste gretigheid werd deze proeve enz. door ons gelezen en herlezen, en wij kunnen niet anders dan de loffelijke pogingen toejuichen, door den Schrijver in het werk gesteld , om het stel¬ sel der militie en de daarmede in verband gebragte reorganisatie van het leger uiteen te zetten. Hoe weinig opwekkends het ook moge hebben, allerwege bezuinigingen en inkrimpingen te moeten aantreffen, veelal reeds dadelijk op de materiële belangen der individus werkende, en bovendien de vooruitzigten in hunne carrière benemende, is het niettemin opbeurend, dat eene bekwame pen hierin heeft willen voorlichten , en alzoo denkbeelden heeft geopperd, die bij liet onvermijdelijk daarstellen van bezuinigingen op de begrooting van Oorlog, welligt niet zonder invloed zullen blijven, en daardoor eene rigting aan die inkrimpingen kunnen geven, welke, zoo wij ho- pen, heilzaam voor den Staat en zoo min mogelijk drukkend voor de daarbij betrokken individus moge zijn. Zonder dal wij ons in staal achten eene wederlegging daar te stellen van den ganschen inhoud der genoemde brochure, willen wij ons toch niet onthouden eenige bedenkingen in te brengen tegen de daarin voorkomende project-organisatie der kavallerie van ons leger. — Ons doel is daarbij niet, indien éénmaal eene vermindering in dit wapen noodig geoordeeld inogt worden, veel grootere sommen, dan door den geachten schrijver daartoe worden aangewezen, te zien besteden; alleen vermeenen wij, op grond onzer ondervinding, te mogen aanbevelen, de organisatie alsdan op zoodanigen voet te brengen, dat wij in alle tijden en omstandigheden aan de verwachting kunnen beantwoorden. Hoewel reeds door anderen over de organisatie der kavallerie is geschreven, en deze opiniën in de hoofdpunten overeenkomen , zoo vermeenen wij nogtans, dat meerdere details dienaangaande niet onwelkom bij onze wapenbroeders zullen zijn, en, zoo noodig, welligt aanleiding zullen geven tot nadere uiteenzetting van de zoozeer gewenschte reorganisatie. Wij zeiden geen veel grootere sommen te willen zien aanwijzen, dan de schrijver der genoemde brochure daartoe opgeeft ; immers, dit zoude bij velen in deze lijden, reeds vooraf ons vonnis vellen. — Hoezeer wij van dit standpunt uitgingen, zoo hebben wij echter gemeend genoegzame aanleiding te vinden tot het niet geheel en al billijken van den maatstaf der traktementen, ook met betrekking tot ; uie der kavallerie. Aannemende, dat aan ieder officier, voor het houden van elk | ' I dienstpaard f 200 'sjaars, als noodzakelijke behoefte wordt toegekend, en het overigens zoo karige traktement van den 2den luitenant der infanterie tot basis nemende, dan heeft de 2" luitenant met twee dienstpaarden ƒ 1100; doch is, billijkerwijze, hier dan ook niet in aanmer king te nemen, of nu beide die officieren in evenredigheid dienst verrigten; niet reden vermeenen wij hier te beweren, dat er geene vergelijking te maken is tusschen de dienstverrigtingen van den infanterieofficier en dien der kavallerie (1). Zullen nu gelijke behoeften de evenredigheid van meerdere diensten uitsluiten? — Moet hier niet tevens in overweging genomen worden , dat, indien de 2e luitenant der kavallerie, zoo als thans, 15 jaren en meer in dien rang blijft, het te voorzien is, dat twee derde gedeelte der luitenants van dit wapen, nooit, althans niet voor hun vijftigste levensjaar, tot den rang van ritmeester zullen geraken, terwijl bij de (1) In vredestijd zeker niet, maar in tijden van oorlog ? Doch ook wij hebben beweerd, dal aan de officieren der kavallerie de verhooging van f 100 toekwam , die de Majoor v. L. S. aan de officieren der artillerie en genie toekent; maar wij beweerden dit om geheel andere redenen. De toelage voor meerdere ligchaamsinspanning, is reeds begrepen in de toelage voor één of twee paarden; waarom anders die toelage ook niet aan de adjudanten der infanteiie en aan de officiereu van gezondheid , toegekend zoodra zij paarden houden ? Het avancement heelt zijne nukken, de kavallerie is lang voor geweest, en het zal slechts van wijze beschikkingen afhangen, om haar niet geheel achter te doen blijven. De Radactie. I" andere wapens de vooruitzigten reeds veel gunstiger zijn en nog zullen worden. De organisatie, zoo als die is voorgesteld, van drie regimenten van vijf velden één depót-eskadron, met verdere uitbreiding tot acht veld-eskadrons in lijd van oorlog, komt ons voor niet wenschelijk te zijn, om de navolgende redenen: Het regiment schijnt ons toe te sterk te zijn op voet van oorlog; bij groote legers levert dit minder bezwaar op, dan zulks bij ons zoude te weeg brengen. De verhouding van de militie tot de staande armee, komt ons voor wat groot te zijn. De indeeling van miliciens ter oefeningbij de veld-eskadrons in vredestijd, vinden wij niet verkieslijk; een veld-eskadron behoort uit geen ander personeel te zijn zamengesteld, dan hetgeen volkomen afgerigt en ieder oogenblik marschvaardig is. Het in reserve houden van een kader en manschappen voor de kavallerie, zal vele moeijelijkheden met zeer wisselvallige uitkomsten aanbieden. De uitbreiding van de kavallerie zal spoediger met de hulpbronnen van een grooter getal, bijv. vier, dan met die van drie regimenten kunnen plaats hebben. Bij het op voet van oorlog brengen van ons leger, schijnt het ons toe, dat de indeeling der kavallerie bij hetzelve, al dadelijk aanleiding tot versnippering der regimenten zal geven, hetwelk om vele redenen niet wenschelijk is; hoezeer het eskadron als taktische éénheid beschouwd kan worden, zoo mag het gewaagd genoemd worden, eene organisatie daarop te baseren. Verder vindt het stelsel, waarop de projectorganisatie van drie regimenten berust, zijne grondstoffen in het daarmede in verband gebragte militiewezen, hetwelk, hoe aanbevelenswaardig zulks ook wezen moge, echter niet zoo spoedig in werking zal kunnen komen, als de organisatie algemeen noodig schijnt. Het is om die redenen, dat wij wenschelijker achten, de kavallerie uit vier regimenten, ieder van vier veld- en een depót-eskadron te zien zamenstellen. Het veld-eskadron te brengen op 1 ritmeester, 5 luitenants, allen met twee paarden; verder één opperwachtmeester, 8 wacht¬ meesters, 1 tourier, Iz korporaals, 4 trompetters, 2 hoefsmeden, 112 dragon¬ ders en 115 paarden. De sterkte dezer eskadrons overtreft die der paarden met 25 man; indien men hier de zieken, de oppassers der officieren, enz. afneemt, dan blijven er slechts enkele ruiters, om te voorzien in noodzakelijke diensten van verschillenden aard; deze sterkte is dus niet te groot, indien men verlangt, dat het eskadron inderdaad , en niet zoo als thans, in naam bestaat; dat wil zeggen, dat de eskadrons-kom mandant telkens met een kompleet eskadron kan uitrukken, hetgeen thans door¬ gaans geen zestig ruiters bedraagt. Het getal van 115 paarden, in dit eskadron begrepen, is eveneens niet te ruim genomen ; van deze zijn doorgaans eenigen ziek of hebben des zomers de weide noodig. Het depót-eskadron geven wij de volgende sterkte: 1 ritmeester, 1 ritmeesterinstructeur, 4 luitenants, allen met twee paarden, 1 adjudant-onderofficier-pikeur, 1 opperwachtmeester, 8 wachtmeesters, 2 fouriers, 12 korporaals, 2 trompetters, 2 hoefsmeden, 125 man slaande armee en 250 man militie, 5 regimentskinderen en 150 paarden. Onder de sterkte der vrijwillige manschappen zijn begrepen 50 remonteberijders, 25 voor andere diensten, 50 rekruten, plus minus het getal per regiment aanwezig; wijders van de militie 50 man voor één jaar onder de wapenen.—Van de paarden zijn 50 remonten per jaar, tot aanvulling der eskadrons en 100 (jaarden tot afrigling van rekruten en miliciens. De afrigling der remonten is zoodanig te regelen, dat deze tegen ruiling van oude paarden, bij de veld-eskadrons kunnen overgaan op het tijdstip dat eene met verlof zijnde ligting militie 'onder de wapens komt, om deze alsdan daarvan te doen gebruik maken; of ook kunnen die paarden strekken, om een grooter aantal rekruten, dat soms aanwezig zoude kunnen zijn, te berijden. — De remonten konden bijv. in het najaar aangekocht, gedurende den winter gedresseerd en in den daaropvolgenden zomer, op het tijdstip dat de bedoelde militie opkomt, bij de veldeskadrons overgeplaatst worden. Zoodra de uitbreiding der militie dit zal gedogen, behoort bij het depót een getal van 500 miliciens te worden opgenomen, en zullen er alsdan, omdat het zuinigheidshalve niet anders kan, gestadig 50 man daarvan zes achtereenvolgende maanden onder de wapenen zijn, zoodat het VB gedeelte ieder jaar kan geoefend worden, terwijl afwisselend voor die ligtingen , die jaarlijks voor 2 maanden onder de wapenen behoorden te komen, dan slechts 50 man in eens moesten opgeroepen worden, om zoodoende een genoegzaam aantal paarden ook voor deze te hebben. Deze sterkte der militie bij ieder regiment , veroorlooft de daarstelling van twee eskadrons op voet van oorlog, welke, benevens de vier andere veld-eskadrons, alsdan op 175 man en 150 paarden moeten gebragt worden. De vier aanwezige veld-eskadrons hebben met het depót-eskadron stof genoeg tot het daarstellen van het kader der beide reserve-eskadrons; eenige promotie, wanneer het zwaard het pleit moet beslechten, heeft goede uitwerking. leder veld-eskadron geeft een gelijk aantal gegradueerden tegen benoeming van anderen, benevens 55 dragonders tegen geoefende miliciens aan de reserve-eskadrons af. Om ook tevens deze eskadrons niet geheel met jonge en soms niet genoeg afgerigte paarden te laten, kan men hierin door ruiling met de veld-eskadrons voorzien, en een gedeelte personeel bereden overplaatsen. Hoezeer het depót-eskadron eene veel grootcre sterkte verkrijgt dan de veld-eskadrons, zoo komt het ons voor dat hierin geen groot bezwaar ligt. Wij hebben eskadrons gezien, die door het gemis van depóts, als zoodanig gedesigneerd zijnde, bijna het getal personeel in administratie voerden, gelijkstaande met de grootste getalsterkte, welke de boven voorgestelde depót-organisatie in eens onder de wapenen telt. Bij de depóts heeft de ritmeester-kommandant het administratieve gedeelte te bewaken, terwijl onder zijn toezigt de! i ritmeester-instructeur het onderwijs in zijn i geheel bestuurt; van dit eskadron worden noch officieren, noch andere gegradueerden op wachtdiensten gekommandeerd, waardoor zij kunnen verhinderd zijn, dagelijks de verschillende instrucliën bij te wonen. De opperwachtmeester en fouriers zijn uitsluitend voor de administratie te bezigen, en geven geene instructie. De kavallerie aldus georganiseerd, kan, op voet van oorlog, builen de depóts, op vier-en-twintig eskadrons, met ruim 5600 paarden gebragt worden, terwijl in vredestijd steeds 16 eskadrons, met 1852 paarden marschvaardig zullen blijven; thans kunnen er geen 100 man marcheren, of het eene eskadron moet eenige paarden aan het andere afstaan. Verder ondervindt men dan de inconvenienten door het achterlaten van rekruten, miliciens, remonte-paarden, enz.; een der blijvende eskadrons neemt deze in subsistentie op, doch moet daarna onverwachts ook marcheren; nu stijgt de verwarring ten top, en gelukkig degeen, die de poorten van bet garnizoen dan achter zich heeft. Intusschen moeten de oefeningen van het gebleven gedeelte voortgang hebben, waartoe het eskadron, dat tijdelijk tot depót herschapen is, de noodige paarden moet aanwijzen; men oordeele hoezeer de deugdelijkheid der paarden hierdoor te gronde gaat, en hoe weinig de gehechtheid van den ouden ruiter voor zijn paard , hierdoor wordt aangekweekt; iets waarop nogtans de duurzame bruikbaarheid der ruiterij berust. De hier voorgestelde organisatie heeft met de depóts een niet onbeduidend grooter aantal paarden dan de project-organisatie des schrijvers der Proeve, enz., waarom de bezuiniging niet geheel tot die hoogte is gestegen, hoewel zij nog vrij aanzienlijk blijft, en globaal genomen, over de helft zal komen. Wij laten hier duidelijkshalve eene tabel volgen onzer voorstellen, waarop wij reeds de goedkeuring van velen mogten erlangen. Wijders zien wij met gerustheid de maatregelen van het hooge militaire bestuur te gemoet, vertrouwende dat, indien eene reorganisatie van het leger zal noodig geacht worden, de belangen der kavallerie in het algemeen, en die der officieren en verdere onderhoorigen in het bijzonder zullen worden behartigd, en dat men daarbij niet alle vooruitzigten op eene betere toekomst zal sluiten. Deventer, October 1848. Een Veld-Eskadron. Ritmeester Ie Luitenants 2e Luitenants Opperwachtmeester. Wachtmeesters Fourier Korporaals Trompetters Hoefsmeden Vrijwilligers Officieren. Troepen. | Paarden. Officieren- i Troepen- l *4aiimerkinycn. 1 2 3 6 2 4 1 1 8 8 1 I 12 12 4 4 2 2 112 87 G 14(1 12 11S Een Depot-Eskadron. c p £ O Vrijwilligers Afgerigt. Rekruten. Lotelingen. Onder de wapenen 1 Jaar. 2 Maanden. Verlof. I Onder de wapenen. 1°. G Maand. 2°. 6 Maand. 1°. 2 Maand. 2°. 2 Maand. Verlof. j Paarden. Officieren Troepen- I Afgerigt ( Remonte. ' Ritmeester Ie klasse 1 2 Ritmeester 2e klasse, instructeur ... 1 2 le Luitenants 2 \ 2de Luitenants 2 4 Adjudant-onderofficicr-Pikeur 1 ] Opperwachtmeester I Wachtmeesters 0 jj Fouriers 2 2 Korporanls ,12 j2 Tr mpetters 2 2 Hoefsmeden 2 g I Vrijwilligers 715 ±30 74 a0 .2 1 S (Met 250 30 50 150 J 1 c ) "f « 11 )Mel 300 80 30 30 50 300 «lof Uegimenlskinderen 5. t4 ' -3 \ | | 30 50 150 | 50 50 50 30 I30O '03 | 50 |25u | 500 | | 100 | 30 6 'S3 ' 12 150 Een Regiment Kavallerie, beslaande uit 4 Veld- en 1 Depól-Eskadron. STAF VAN HET REGIMENT. Kolonel Luitenant-Kolonel Majoor .... . i Ritmeester 2e klasse Adjudanten J ^ Luilenant Kwartiermeesters | ^ ïuHenant Administrateur van Meeding Officieren van gezondheid Paardenarts Adjunct-paardenarts Adjudant-onderofficier Standdaarddragcr met rang van Adjudant onderofficier Staftrompetler Meester Kleermaker » Zadelmaker » Laarzenmaker » Zwaardveger Schrijvers VIER VELD-ESKADRONS. Ritmeesters le klasse Ritmeesters 2e klasse le Luitenants 2e Luitenants Opperwachtmeesters Wachtmeesters Fouriers Korporaals Trompetters Hoefsmeden Kavalleristen vrijwilligers EEN DEPOT-ESKADRON. Ritmeester le klasse Ritmeester 2e klasse Instructeur le Luitenants 2e Luitenants Adjudant-onderofficier Pikeur Oppe rw acht mees! er Wachtmeesters Fouriers Korporaals Trompetters Hoefsmeden Kavalle- 1 Vrijwilligers risten. } Lolelingen Regiments-kinderen 5. Sterkte. Paarden. Officieren. Troepen. OfficicrenTroepen- Traetement Soldij per per Aanmerkingen. jaar. dag. 1 2 4301) 00 1 2 3400 00 1 2 3000 00 1 2 2000 00 1 2 1400 00 1 1600 00 l 800 00 1 Mem. 00 Mem 00 1 1 1000 01 1 1 700 00 11 1 10 11 1 10 1 1 85 1 33 1 3S 1 35 1 43 3 30 2 4 2400 00 2 4 2000 00 12 21 HOO 00 8 1G 1200 00 4 4 1 05 32 32 83 4 4 83 48 48 45 16 16 65 8 8 35 448 348 35 1 2 2400 00 1 2 2000 00 2 4 1400 00 2 4 1200 00 11 1 10 11 1 05 8 8 83 2 2 83 12 12 4S 2 2 63 2 35 123 124 35 250 275 Eischt de billijkheid niet de miliciens ook di' soldij van 35 Cents te ■ doen genieten? i 40 j 073 I 72 613 WINTER-WERKZAAMHEDEN. THEORIE VOOR HH. OFFICIEREN. (1) Het is eene onmiskenbare waarheid, dat wij Nederlanders, bovenmate sterk aan onze oude gebruiken en gewoonten blijven vasthouden, en daarvan niet dan door een wonder zijn af te brengen. Niet later dan gisteren zagen wij dit bewaarheid. Toevallig bezig zijnde met het doorbladeren van den 1 (i™ jaargang van den Militairen Spectator, en nadenkende over hetgeen op bladz. 147 over de studiën der officieren wordt gezegd, kwam juist de sergeant-majoor ons het 'programma der winterwerkzaamheden (amusementen, zouden wij haast gezegd hebben) aanbieden. Als onwillekeurig viel ons oog het eerst op de vroeger voor de theorie der IIII. Officieren bestemde dagen, en eene ijskoude rilling beving ons, toen wij eene herhaling zagen van hetgeen wij verleden jaar, op hetzelfde tijdstip, hadden gelezen ; het deed op ons hetzelfde elfect, als de roepstem van iemand, die eene slepende ziekte heeft: «Iteretur, et reiteretur et reiteretur in perpetuum! Tweemaal 's weeks theorie voor de HH. (1) V\ ij hebben deze uitdrukking, hoezeer onjuist, behouden, omdat zij, door kracht van gewoonte , liet burgerregt heeft verkregen , en ook woordelijk zóó op het Programma voorkomt. (ingezonden.) Officieren! Dat is voor G maanden, (waaruit de winter, volgens het programma, bestaat) 48 keeren, of minstens 72 uren! Ons eerste werk was, een almanak te grijpen, om te zien, of er in dit jaar, soms heilige dagen invielen. Helaas! sleehls één! waren wij Israëliet, dan twee! — Misschien zijn eenigen van u, waarde krijgsmakkers! gelukkiger, want het is niet te veronderstellen, dat de éénheid en gelijkvormigheid bij hel Nederlandsche leger, reeds zoo groot zullen zijn, dat wij allen op denzelfden dag ons geestelijk voedsel zullen ontvangen. — Met eene zucht ontglipte ons de almanak: «Eene zucht is een brief zonder adres,»hebben wij wel eens hooren zeggen; maar gij allen zult wel kunnen nagaan, aan wie die brief geadresseerd was. Het vooruitzigt is dan ook niet aanlokkend. Reeds een goed aantal jaren hebben wij die theorie bijgewoond, en zijn er nooit wijzer geworden. Wij willen zelfs eerlijk bekennen, dat we er ons schrikkelijk hebben verveeld, en steeds te hebben behoord tot hen, die eene ingeving des Hemels kregen (1) als het uur (1) Militaire Spectator16* Deel, bladz. 148. verstreken was. Misschien zijn sommigen ' in den militairen stand, aangezien deszelfs uwer meer bevoorregt; misschien behoort toepassing, de krijg, niet dun ten koste gij tot een onderdeel, welks aanvoerder van bloed kan verkregen worden? In elke niet alleen een N°. 1 in rang, maar ook andere wetenschap bestaat hel verlies, een N°. 1 in wetenschappelijke en krijgs- bij niet-slaging, in lijd en in geld; hier kennis is, en dubbel gelukkig moogt ge komt er steeds het leven bij in het spel, u dan rekenen; maar er zijn toch nog zelfs bij goeden uitslag! Voorwaar, er korpsen, waar de theorie steeds op de behoeft wel geen andere beweegreden bij vnnrvaHerliikp. wiize wordt gehouden: waar den weidenkenden officier te bestaan dan deze, om hem tot het grondig beoefenen van zijn vak aan te sporen. Men werpe ons niet tegen: « de onder - de officier van buiten leert; waar men vergeet dat dit zelfs in de exercitie-reglementen wordt verboden, en dus bij weten¬ schappelijk onderwijs nog minder kan te vinding is de beste leermeesteres.» — Wij pas komen. kunnen toegeven, dat eene langdurige on- Dikwerf is bij ons de vraag opgerezen, dervinding het gebrek aan goede tlieowaarom toch bij vele officieren een te- retische gronden kan te gemoet komen; genzin in de theorie bestaat? Zeker niet maar — uitgezonderd dat de stelling niet omdat zij wetenschappelijke kennis op geen doorgaat, want dan zou elk oud bevel prijs zouden weten te stellen. — Wij ' hebber, die maar lang genoeg geleefd had , spreken hier niet van hen, die de edelste ook een goed generaal moeten zijn geroeping van den man, de roeping tot het j worden, — tot welk eenen prijs wordt zwaard en den strijd (1) als een hand- zulk eene ondervinding niet meestal verwerk aanmerken, — maar van hen, die kregen ? Het Vaderland bloot gegeven aan den krijgsmansstand van zijne ware zijde de aanvallen des vijands, en duizenden beschouwen, van die zijde, welke een ieders achting vordert, namelijk: de inen uitwendige bescherming van hel Vaderland; deze zijn toch zeker overtuigd, dat elke kennis, elke wetenschap, elke handeling zelfs, om goede resultaten op te leveren , op eenen goeden grond moet gevestigd worden. En waar zou dan een goede grondslag noodzakelijker zijn, dan (1) Militaire Spectator, 1 le Deel, bladz. 110. menschenlevens nutteloos opgeofferd aan de onkunde of het gebrek aan doorzigt der bevelhebbers! — Peter de Groole zeide, na herhaalde keeren door Karel XII te zijn overwonnen: «Wij zullen, na lang « geslagen te zijn, wel leeren, de Zweden «op onze beurt te slaan.» — Maar hoe duur betaalde hij zijne lessen ! Een vriend, door hem op den Poolschen Iroon geplaatst, daarvan verdreven; de Zweden in het hart zijns rijks, en duizenden Russen gevallen onder het staal des \ijands, — dit was de bloedige prijs, waarvoor hij de ondervinding kocht. — Zou Frederik de Groote zich, zonder zijne grondige studiën, tegen zijne magtige vijanden hebben kunnen staande houden, en niet roem, eer en voordeel, het zwaard hebben kunnen op steken ? — Heeft niet in later dagen, de grootste veldheer die er immer geweest is, zijne zegevierende loopbaan, door rusteloos nasporen en onderzoeken, voorbereid ? En, om niet van vreemden te spreken, hebben wij, in onze eigene geschiedenis, niet in Maurits, Frederik Hendrik, Willem 111, Coeiioorn en zoo vele anderen, de luisterrijkste voorheelden van krijgskennis ? Het zou niet moeijelijk vallen, maar voor dit kort vertoog te omslagtig zijn, om, na deze groote modellen, tot de laagste trappen der militaire hierarchie af te dalen, en ook daar de bewijzen te vinden van het voordeel, dat met vrucht volbragte studiën in alle rangen hebben opgeleverd, en tevens van den jammer en de schande, die onkunde in krijgskennis zoo dikwerf heeft te weeg gebragt. Dat de studiën nog immer als hoognoodzakelijk worden beschouwd, kunnen wij ook opmerken uit onderscheidene, door het Hooge Bestuur van Oorlog genomen maatregelen, ten einde wetenschappelijke kennis meer algemeen te verspreiden, en evenwel bestaat er bij vele officieren een tegenzin in het middel, dat, onder meer anderen, zoo gunstig daartoe zou kunnen medewerken : de Theorie namelijk. Wij geloovcn evenwel, dat die tegenzin minder ligt in de theorie zelve, dan wel in de wijze, waarop die meestal gehouden wordt. Wen beschuldige ons niet van verbeelding en eigenwaan , of boude ons het ongepaste niet voor, dat er in de beoordeeling van een superieur door een inferieur kan gelegen zijn; wij hebben geenszins hel doel iemand te beleedigen, maar wij komen voor ons gevoelen uit, dat aan velen onzer hoofd-officieren de geschiktheid ontbreekt, om de studiën hunner officieren op eene wijze Ie leiden, waardoor zij aangenaam en daardoor vruchtbaar worden. Het ligt geenszins in onze meening, door deze stelling, eenen blaam op som¬ migen onzer aanvoerders te willen werpen: vele met kennis begaafde personen bezitten nog de vereischten niet, om die kennis behoorlijk aan anderen mede (e deelen. « La crüique est aisée!» zegt men mis¬ schien. Geef eens iets beters op! — Welnu, een ander heeft dit reeds vóór ons gedaan. Dat men eens eene proef neme, zoo als die door een N°. 1 (1) is voorgesteld. — Persoonlijk kennen wij die N°. 1 niet, maar het is zeker een man van ondervinding en daarbij van studie. Hij wil, namelijk, zoo min mogelijk theorie houden, en op de daartoe bestemde (1) Militaire Spectator , 16® Deel , blad/.. 147. uren, niets dan reglementen en militaire wetgeving behandelen. — Tol het beoefenen van alles, wat niet stipt reglementair is, wenscht hij ivetenschajrpelijke bijeenkomsten te vormen, waarbij N°. 1 altijd reglens zou voorzitten. Verder zoekt hij eenige officieren, die zich verbinden, om des winters gezamentlijk viermaal per maand eene voorlezing houden , het onder¬ werp door hen-zelven te kiezen, en daarbij altijd het doel der bijeenkomst in het oog houdende: bevordering en verspreiding van militaire kundigheden. Zelfs de ouderen, die geene wetenschappelijke opleiding hadden genoten, zouden hier in de gelegenheid zijn, om hunne verkregene ondervinding te doen gelden. In één woord, hij wenschte deze vergaderingen tot aangename bijeenkomsten, en het bijwonen er van tot eene genoegelijke verpligting te maken. Voeg verder bij hetgeen bij wenschte, dat wat de schrijver eener proeve van een militair woordenboek verlangt ten opzigte van het lokaal (1), hetgeen toch niet meer dan billijk is, daar hij dat slechts wil hebben ingerigt overeenkomstig den stand van den officier. — Dit zal toch wel van de jaarlijks door het D. v. O. voor de Bibliotheek toegestane gelden, afkunnen. Zoo vele jaren hebben wij den ouden slenter gevolgd. Laat ons ook hier in eens een nieuw tijdperk intreden. — De proef is ten minste niet gevaarlijk, en daarbij geenszins kostbaar, hetgeen met alle proeven wel het geval niet is. October 1848. L.\ (1) Militaire Spectator, loe Deel, blad?.. 170. DE KLEEDING DER KAVALLERIE. De geëerde schrijver van het onder bo-1 venstaand opschrift ingezonden artikel in N°. o van dit Tijdschrift, September 1848, boude het ons ten goede, dat ik mij een paar aanmerkingen op zijne voorstellen veroorloove. Zij zijn de volgende: De rijbroek kan op het magazijn zóó lang genomen worden als dit voor de lengte der bcenen van den ruiter vereischt wordt. Men is dus aan geene drie model¬ (iliGEZONDEN.) tailles, die zelfs J)ij de tegenwoordige model-rijbroek, zoo verre mij bekend is, niet voorgeschreven zijn, gebonden; zoodat bet volstrekt niet noodig zij, dat de ruiter met moeite te paard stijge op het kruis zijner rijbroek, en niet doorzitte, of zijne beenen niet zoude kunnen gebruiken: dit is dan slechts het werk van dengeen' onder wiens toezigt de ruiter gekleed wordt. Wat den rok betreft: indien ook die te kort genomen wordt, is het standinodel daarvan evenmin oorzaak. De tailles zijn niet bepaald voorgeschreven, evenmin als die der rijbroek; reden waarom men, wat de taille van den rok betreft, die der drie tailles voor de stalbuis voorgeschreven, volgt, te weten 41, 43 en 45 duimen plus de 5 duimen meerdere lengte van achteren. Is nu de lengte van 45 duimen van voren te kort, zoo behoeft men zoodanigen rok niet te nemen, maar doel men op maat aanmaken. Aan het standmodel ligt dus alweder de schuld niet, maar wel aan hein die den ruiter op het kleedingmagazijn te bekrompen kleedt, wanneer, zoo als de schrijver zegt, de rok de lendenen niet dekt, en er zich openingen tusschen den rok en de broek verloonen. De rok, mits een weinig uitgesneden boven de heupen, om des te beter te kleeden, kan zóó lang genomen worden, dat wel degelijk de buik door dal kleedingsluk gedeeltelijk, en de lendenen geheel gedekt zijn, terwijl de rijbroek ook zonder band, van voren 52 en van achteren 27 duimen, te rekenen van het lederen bezetsel, hoog genoeg boven de heup reikt, om den man ook daar behoorlijk te dekken, inzonderheid sedert de meer doelmatige broekdraagbanden van het laatste model en de beide aan de broek, boven de biezen, aangebragte knoopen de rijbroek aldaar beter en met minder inspanning ophouden. De door den schrijver voorgestelde band, ter breedte van 10 duim boven de heup, dunkt mij onnoodig en ondoelmatig: onnoodig, dewijl ik meen aangetoond te hebben dat de broek hoog genoeg reikt en genoegzaam door de lengte van de stalbuis of den rok kan bereikt ol bedekt worden, en ondoelmatig, dewijl een band op de broek altijd slecht kleedt, het kleedingstuk nutteloos bezwaart en op de plaats alwaar de hand aangezet is, een' niet fraaijen naad daarstelt, die ligt zigtbaar worden zou, dewijl de ruiter nu gemakshalve de broek minder goed optrekken zal. Het is waar, dat de rijbroek, ter plaatse waar de knoopen der broekdraagbanden aangezet zijn, versterkt diende te worden; dit kon echter zeer gevoeglijk zonder band geschieden, indien men slechts goedvond te bepalen, dat die knoopen door en door op een stukje leder genaaid werden. De stalbuis zoude ik gaarne behou¬ den zoo als zij is. De stalbuis is de dagelijksehe kleeding van den ruiter; hij is er ordentelijk en behoorlijk mede gekleed. Zou dit ook het geval zijn, indien de stalbuis zoodanig gesneden werd, dat zij over den rok in marschtenue ge¬ dragen konde worden; of zou men den ruiter de bespotting der burgeren op den hals halen? Ik vrees dat dit laatste gebeuren zou en wTilde dit liefst vermijden. — De Caban kan in Algerie en in bet grootste gedeelte van Frankrijk zeer voldoende zijn; in ons klimaat geloof ik dat wij beter doen onzen manteljas te behouden, in weerwil der tariefprijzen van /" 27,29 en van f 29,50, vooral nu mantel en jas gescheiden zijn, en wij ons dien ten gevolge naar omstandigheden, hetzij van de jas, hetzij van den mantel, of wel van beiden, mantel en jas, te gelijk bedienen kunnen. Het is niet te loochenen, dat de manteljas op het paard gepakt, een lastig meubel is; maar waarom niet eenvoudig bepaald, dal de jas en bandoulière gedragen en slechts de mantel op de voorhand van het paard gepakt zal worden? De voorhand is dan minder bezwaard , terwijl de plaatsing der hand en de besturing van het paard niet gehinderd zullen zijn. Het en bandoulière dragen der jas is lastig, doch zal het dit minder dan vroeger zijn, nu zij van üen mantel ontdaan is; de ruiter zal er zich spoedig aan gewennen, terwijl het in t veld meer dan eene nuttige zijde heeft. De witte handschoenen zijn voorzeker af le keuren. Het is eene dwaasheid, den ruiter te noodzaken die te dragen, terwijl men hem tevens ingesmeerde zwarte teugels in handen geeft. Ik twijfel echter of zwart katoenen handschoenen beter voldoen zouden; mij dunkt die zullen al te spoedig versleten zijn. \\ aarom zouden wij hij zwart lederen teugels, niet liever zwart lederen handschoenen dragen, en die handschoenen op dezelfde wijze behandelen, als door den Schrijver ten op zit'te van hel overig zwart ledergoed aanbevolen wordt. Overigens wil ik onze casques gaarne ruilen tegen de kolbaks, door den Schrijver voorgesteld, en evenzoo den rok met de épauletten, tegen eenen, zoo eenvou¬ dig mogelijk, hussaren-dolman, ingevolge het voorstel van den, ons helaas! te vroeg ontvallen, ritmeester Maas. Ik vrees dat de aanbevolen wapenrok te paard, uithoofde van de panden of slippen, minder voldoen zou dan de dolman. 15 October 1848. H. EENIGE BEDENKINGEN TEGEN DE KAVALLERIE-ORGAMSATIE VAN DEN HEER MAJOOR VAN LOItEN SELS. (iDGEZ Als kavallerie-officier willen wij den majoor van Löben Sels alleen doen opmerken, dat zijne kavallerie-organisatie ons onmogelijk voorkomt, omdat de ondervinding geleerd heeft, dat het aantal paarden bij het uitbreken van den oorlog, niet kan vermeerderd worden; het is al zeer veel, dat de depóts (waarnaar men hier te vergeefs uitziet) het aantal gedurende den veldtogt voltallig houden. Van waar zal men de paarden zoo spoedig krijgen? Hoe zal men afrigten en aan de vermoeijenissen gewennen, daar vier a vijf maanden tot die afrigting noodig zijn om de paarden in het veld te gebruiken? Maar voor hoe lang dan? Voor misschien zes maanden, waarna ze langs den weg zullen liggen of de ziekenstallen opvullen; en al het geld dat men zoo spaarzaam bezuinigd heeft, zal dan met woeker weder uitgegeven moeten worden. 1. D. N°. 5. ONDEN.) Wij zullen, wel is waar, zulke verre togten niet te doen hebben, als de kavallerie gedurende de oorlogen van het Fransche keizerrijk, maar zal onze kavallerie aan haar doel beantwoorden, dan is hare dienst bij een' verdedigings-oorlog, als het leger achter de Ilollandsche linie teruggetrokken is, even vermoeijend; zij moet dan een partijgangers-oorlog in de provinciën voeren, die, rusteloos gevoerd, groote uitkomsten zal kunnen opleveren, doch alleen met goed geoefende manschappen en paarden. De majoor van Löben Sels erkent (pag. 56) zelf, dat tot zijne organisatie op voet van oorlog, een groot aantal paarden noodig (1154) is, doch dat zij dit met de tegenwoordige gemeen heeft. Ik moet Zijn Edele evenwel doen opmerken, dat de tegenwoordige organisatie, volgens zijne eigene opgaven, 599 paarden meer heeft; 5 een gering verschil voor de Russische, maar een groot verschil voor onze kavallcrie. De tegenwoordige organisatie, die zoo slecht is als er ooit een bestaan heeft, gedoogt ook gcene vermeerdering van paarden. Wij verheugen ons echter, dat, wat de depóls betreft, wij het met onzen ouden Delftschen vriend en schoolkameraad geheel eens zijn: geene depóts, geene goede kavallerie. Door de depóts verstaan wij echter geene verzameling van oude versleten officieren en onderofficieren, zoo als vroeger wel eens heeft plaats gehad, maar eene vereeniging van goede instructeurs en administrateurs, eene vereeniging van officieren en onderofficieren, die niet al¬ leen in staat zijn om de rekruten rijden en exerceren te leeren, maar ook de ge 1 schiktheid hebben, en er den lust toe gevoelen om de rekruten eene zedelijke opvoeding te geven, die hen onder liet oog brengen en doen beselVcn, dal des krijgsmans eer en moed , geenszins gelegen is in vloeken, tieren en razen, en veel te kunnen drinken, en dat geen vijandelijk kavallerist daardoor de minste vrees wordt aangejaagd; maar dat een goed gedrag, een gezond ligchaam, ervarenheid in de rijkunst en wapenhandel, het eenigemiddel is om aan onze bestemming te kunnen voldoen. B. van Merlen, Majoor. EENIGE BEMERKINGEN OP HET VLUGSCHRIFT: MILITAIRE ADMINISTRATIE, ENZ. door den Heer J. van den Bosch, Militaire Adjunct-Intendant. De heer J. van den Bosch heeft ons de eer aangedaan , van eene brochure te schrijven van i\ bladz. over eenige opmerkingen, die wij ons veroorloofden omtrent de Militaire Administratie. Een ieder wie dit werkje leest , zonder zich de moeite te geven van tegelijkertijd onze beschouwingen over het bedoelde onderwerp te raadplegen , en die in verband te brengen met de plaatsen waarop, en de zaken waarbij zij te huis behooren, zou wanen dat wij totaal geslagen , ja, vernietigd waren. Tot nog toe even¬ wel meenen wij het veld te kunnen behouden, hoe vinnig de Hr. v. d. B. ons ook bestrijden moge. Indien Z. E. G. onze redeneringen met meer oplettendheid gelezen hadde: indien hij zich afgevraagd hadde, of de daarin geuitte denkbeelden wel zoo ongerijmd waren, al werden zij ook niet door een dienaar der administratie geuit, en vooral indien hij met ons gevoelden geloofd hadde, dat er gebiedende noodzakelijkheid tot bezuinigen bestond, zoodat er geene sprake meer kou wezen van de meest volmaakte ..militaire instellingen, maar wel van zoodanige, waarmede men volstaan kan, door er aanhoudend zijne beste zorgen aan te besteden, dan gelooven wij, dat hij het minder hoog opgenomen en ons een slapeloozen nacht zou bespaard hebben, die er inderdaad mede gemoeid is, om nog voor dit nommer met onze weêrlegging gereed te zijn. Alvorens de zaken te behandelen, dient men het eens te zijn over de woorden. Met de verklaring die de Schr. op hladz. 9 geeft, van den wezenlijken aard en den werkkring der administratie, vereenigen wij ons volkomen, en wij herinneren ons niet, dat wij ooit anders dan in dien geest over de administratie gesproken hebben. Ten bewijze moge strekken dat wij in N°. 3, bladz. 129, bij het opsommen der uitgaven voor onze administratie, uitdrukkelijk de bureaukosten over de geheele armee noemden, en dus de bureaukosten voor die allen welke in vele hunner bemoeijingen , de gewone militaire dienst betreffende, administrativepersonen zijn; dat wij in N°. 4, op bladz. \ M handelende over de sergeant-majoors, die wij meermalen als bijna uitsluitend administrative personen beschouwden, melding maakten van hunne schrijverijen ten dienste van het personeel, hetgeen te dier plaatse geschiedde, en niet anders kor: geschieden, dan om aan te toonen, dat wij juist niet bij de afdeeling Administratie van het Ministerie van Oorlog, de schuld zochten van hunne veelvuldige werkzaamheden. Waartoe zou nu dat opnoemen dier bureaukosten en het vermelden dier schrijverijen voor het personeel, gediend hebben, wanneer wij sprekende over administratie, daaraan de enge beteekenis van «het beheer van gelden en goederen, tot het onderhoud en de verpleging der troepen bestemd« hadden gehecht? Hetgeen de Schr. op bladz. i 0 als bewijs van het tegendeel aanhaalt, klinkt al vrij zonderling_ In de eerste plaats had hij bij eene oplettende lezing kunnen zien , dat wij in den volzin dien hij aanhaalt , niet over de indeeling der onder¬ officieren in eene kompagnie infanterie spraken. Deze volzin toch wordt onmiddellijk voorafgegaan door de woorden: terwijl ook de kwartiermeesters stellig tol het staande leger moeien behooren. Doch ook in eene kompagnie blijft de administratie niet op het gebied der eigentlijke comptabiliteit; wil de Hr. v. d. B. zich hiervan overtuigen , dat hij dan de lijst van in te geven stukken raadplege, die doorgaans aan den wand van iedere sergeant-majoors-kamer ten toon hangt.
37,419
MMUBA08:000001452_15
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,843
Encyclopedisch woordenboek der praktische geneesmiddelleer, naar de beste bronnen en eigene veeljarige ondervinding bewerkt
Most, G.F.
Dutch
Spoken
7,590
16,650
In de angina maligna gangraenosa, bij variolae putridae, in febris nervosa versatilis, in rheumatismus fixus non febrile en rheumatismus vagus, bij verouderde catarrhale borstaandoeningen inef, torpor, bij priapismus, satyriasis en nympliomanie, bij epilepsie van jonge, zeer prikkelbare, bleeke, spastische meisjes ten tijde der puberteit, en bij dien vorm van epilepsie, welke bij in de afnemingsperiode zich bevindende vrouwen voorkomt, — in amaurosis ex causa rhcumatica, metastatica, — bij epilepsia infantum ex vermibus intestinalibus, — bij paralysis pulmonum (hier met goudzwavel en moschus), •— bij tetanus rlieumaticus (met opium), — ook in gevallen van manie, melancholie, paralysis, doofheid, pollutiones nocturnae, alsmede bij pas ontstaan zijnde en verouderde ophthalmia catarrlialis en rheumatica (met calomel en sulphur auratum anlimonii), — in de mania puerperalis, bij spasmus vesicae urinariae en stranguria spastiea, is de kamfer mij een onontbeerlijk middel. Zeer waar zegt Neumann (1. c. S. -188): »In koortsige ziekten is de kamfer dikwijls het eenige redmiddel van het met gevaar bedreigde leven, voornamelijk bij plaatselijke keelontstekingen, die der parotides, der longen, zoodra zij spoedig in versterving dreigen over te gaan, — bij teruggewekene roos, wanneer de hersenvliezen aangetast zijn, bij mania puerperalis." — Uitwendig wendt men de kamfer nog aan: in alle ziekten met typheuse, septische aandoening, bij gangraeneuse, stinkende zweren, decubitus, hospitaal versterving, bij koude gezwellen, verstuitingen, contusie der gewrichten (nadat omslagen met koud water eenige dagen te voren zijn aangewend), — bij vochtige versterving, speekselvloed, ulcera mercurialia, winterbuilen, ter verstoring van het typhus-contagium, — ter verdrijving van de roodheid der likteekens na de genezing van wonden en zweren. (Neumann.) Dosis. De gewone gift der kamfer is 1, 2—5 grein, 2, 3, 4—6 maal daags; voor kinderen 7,-1 grein; sterkere giften tot 9 /? in subparalytische zenuwkoortsen, typhus putridus. Bij watervrees, bij groote verwardheid van geest, paralyses, zeer hardnekkig rheumatismus, heeft men ook wel 9 j kamfer p. D. toegediend; voor een lavement zijn 10—20 grein voldoende. Doelmatig verbindt men de kamfer met nitrum, wanneer zij bij pas ontstaan zijnde gebreken, subinflammatoire toestanden en matige congestie, zuiver aangewend, te opwekkend zijn zoude; verder met hyoscyamus of opium bij erethismus nervorum, met pulvis Doveri ter ondersteuning der huidcrisis, met liq. anodynus om haar sterk te doen werken. Tegenaanwijzingen zijn: active congestie, en zoodanige bloedvloeiingen , erethismus vasorum, plethora, habitus apoplecticus, habitus phthisicus, status gastricus, graviditas, puerperium, groote prikkelbaarheid en zwakte der maag, obstructio alvi hystericarum, eigendommelijke idiosyncrasie tegen kamfer,, waaraan vele vrouwen lijden, bij welke reeds haar reuk hevige hoofdpijn doet ontstaan. De bereidingen der kamfer zijn: 1. Mixtura camphorata (Julep e camphora). Men bereidt dit praeparaat door 3 j met alcohol tot poeder gebragte kamfer met 3 P suiker af te wrijven en hierbij aq. destillatae calid. § x te voegen. Het werkt zachter dan de kamfer in zelfstandigheid, en past daarom beter in de ligtere vormen van typheuse koortsen, bij catarrhaal-rheumatische aandoeningen. 2. Spiritus camphoratus, Tinctura camphorae, Kamferspiritus (1 deel kamfer met 12 deelen spiritus vini grad. 20 getrokken, z. Pharm. Belg. p. 471) uitwendig aan te wenden bij kneuzingen, verstuilingen en oedemateuse zwellingen. 3. Spiritus camph'orato-crocatus (12 deelen spirit, camphoratus op 1 deel tinctura croci) kan van 50—40 droppels inwendig toegediend worden. 4. Oleum camphoratum, Kamferolie (1 deel kamfer en 8 deelen oleum papaveris). Deze olie wordt uitwendig tegen ulcera mercurialia, bij rheumatische tandpijn en gehoorlijden als middel om te pcnseelen aangewend. Inwendig kan men baar van 40—60 droppels toedienen. 5. Linimentum. saponato-camphoratum, Sapo aromaticus, s. Balsamum opodeldoch (sapon. domest. sapon. hispanici aa g j /?, camphorae 3 iij, solve leni calore in alcohol. § xx, filtra, post refrigerat. adde: olei thymi 3 /?, olei rorismarini 3 j, ammoniae liquidae 3 iij) wordt tegen pijnlijk rheumatismus, acute verlammingen, contusie, koude gezwellen aangewend. Het voorschrift der Pharm. Belgic. (p. 179) is: N°.' 508. 1^. Sapon albi § ij/?, Spirit, rorismarini ® j, Ammoniae liquid. Camphorae SS 3 ij. Balnei aquae calore liquenlur. C. Linimentum ammoniato-camphoratum, Linimentum vo~ latile camphoratum (uit ol. olivar. s. papav. § ij, olei camphorae, ammoniae liquid. aa ^ j.) Dit liniment wordt tegen verouderd rheumatismus, paralyses', torpide zwellingen en ver* hardingen aangewend. Met oleum hyoscyami coctum vermengd, wordt het als middel om in te wrijven gebezigd tegen spastische buikpijnen, kolijk en cardialgie, en nagenoeg bij alle met het darmkanaal in verbinding staande kinderziekten. 7. Acidum aceticum aromatico-camphoratum. Is een zeer opwekkend riek- en waschmiddel, bestaande uit camphor. 3 /?, olei caryophyll. gtt. xx, olei citri gtt. x, acid. acetici § iv. Bovendien bevatten nog de volgende zamengestelde geneesmiddelen kamfer: Species amarae usitatae, Elixir ad vitam longarn (z. Purgantia), Spiritus angelicae compositus, Unguent. cerussae campliorat, Emplastrum fuscum s. nigruni saponatum, Emplastrum sulphuratum en de Pasta cosmetica. Bij dit laatste middel moet men vooral in het oog houden, dat het slechts weinig kamfer bevatten mag, vermits anders de hals, de boezem en andere daarmede in aanraking gebragte deelen slap en week worden en' hunnen turgor vitalis verliezen (Neümann). Voorschriften. Sobernheim (1. c. p. 173) geeft er 30, Sundelin (1. c. edit. 3 1833) 3, Lincke (1. c. p. 339—357) zelfs 75 op. Wij vermelden hier slechts de voornaamste, vermits ook de beginnende genees- of heelkundige reeds moet kunnen componeren. N°. 309. 1^3. Emuls. amygdalar. dulc. ree. express. § viij» Camphorae tritae 9 j, Syr. capitum papaveris § j. M. S. Alle 2 uren 1 eetl. vol. N°. 310. 1^. Camphorae tritae gr. xxiv, Moschi optimi gr. viij, Extr. opii aquos. gr, ij. M. f. c. Syr. simplic. pil. N. vj. S. Alle 3 uren 1—2 pillen. (Dupüytren's pillen tegen hospitaalversterving.) N°. 311. Bp. Pulv. resinae guajaci 3 j, Sapon. stibiat. 3 /?, Extr. ealami arom. q. s. ut fiant pil. N. liv. consp. cinnam. dent. in vitro. S. 3 Maal daags 6 pillen. (Volgens HockstSdt, bij chronische jicht.) Thaer (z. Casper's Wochenschrift, 1853, N. 7) prijst aan het einde van rheumatische pneumonie, na eene antiphlogistische .behandeling door venae sectio, nitrurn enz., het volgende bijzonder aan: N°. 512. fy. Camphorae tritae, Sulph. aurat. antimonii ai gr. j /3—ij, Jfitrat. potass. 3 /?—3 j, Gummi mimosae, Sacchar. albi aa 3 j. M. f. pulv. div. in vj part. aeq. S. Alle 2 uren 1 poeder. Bij status nervosus febr. exanthemat. cum torpore geeft Sobernheim: N°. 313. Py:. Camphorae gr. iij, Subcarb. ammon. pyro-animalis gr v, Eleosacch. valerian. 9 /?. M. f. pulv. dent. dos. tal. N. vj. S. Alle 2 uren 1 poeder. Wanneer in longontstekingen (voornamelijk bij zwakke kinren, dronkaards) het opgeven van sputa plotseling ophoudt, groote angst, moeijelijke ademhaling en kleine pols opgemerkt worden, en alle zoodanige teekenen paralysis pulmonum en den naderenden dood voorspellen, zoo kan men volgens Hoffmann's en mijne ondervinding dikwijls nog het leven redden door: *N°. 514. Pip Camphorae tritae gr. ij, Acidi benzoici gr. vj, Sulphur. aurati antim. gr. j, Sacch. albi 9 j. M.T. pulv. disp. dos. tal. vj. dent in chart. cerat. S. Alle ï—la uur 1 poeder. Bardtley (Gazette médicale de Paris, 1831, Janv.—Mars) f- 19 wendde in de chorea St. Viti steeds met gelukkig gevolg aan: N°. 513. Rp Camphor. tritae, Moschi tunquin. aa gr. ïv, Sacchari albi 9 j. M. f. pulv. dent. doses tal. vj. S. Alle 3 uren 1 poeder. Gelijktijdig kreeg de patiënt iederen avond een lavement Uit asa foetida en laudanum. De Mixtura camphorata acida Pharm. Siles., een werkzaam middel in typheuse koortsen, bestaat uit: N°. 316. 1^. Camphor. tritae 3 ij, tere eum: Gummi arabic, pulv. 3 ij, Sacchari albi 3 iij, exacte mixtis paul. subcont. triturat. affundantur: Aceti vini § /?, Aq. destillatae § v. S. Alle 1—2 uren §, 1—2 eetl. vol. Sommervail (Schmidt's Jahrb. 183S, Bd. 6, S. 74) prijst legen retentio urina paralytica aan: N". 517. Rp. Camphor. tritae gr. iij, Mur. ammon. gr v, Gummi mimosae, Aq. petroselini aa q. s. ut fiat emulsio; disp. dos. tal. vj. S. Alle 2 uren 1 gedeelte te nemen. ScuaFFER prijst tegen chronischen hoest, bij verslijmde, ongevoelige personen zonder koorts: N°» 318. 1^3. Camphor. tritae, Sulph. aurat. antiin. aa gr. j, Sal. ammoniaci, Rad. liquirit. aa 3/3. M. f. pulv. disp. dos. xij. S. Alle 2 uren 1 poeder. G. A. Richter prijst bij catarrhale typheuse koortsen aan : N°. 519. 1^,. Mixt. eainphorat. § (3, Aq. flor. sambuci § iij, Acetat. ammon. liq. ^ j, Spir. nitri dulcis, Vini stibiati aa 3 j, Oxymell. squillit. § /?. M. S. Omgeschud, alle 2 uren l eetk vol. Het Liquor nervinus Bangii is zamengesteld uit: N°. 520. Camphorae 3 ij, Liq. anodyni § /?. M.S. 20—30 droppels, met witten wijn in te neoien. Dit Liquor is in Denemarken, waar, even als in Zweden, vele krampachtige aandoeningen, cardialgie en rlieumatismus eene en dezelfde bron (refrigeratio) hebben, zeer werkzaam, en daarom ook beroemd. Het is een heerlijk sudorificum. De Aura cumphorata Goelisii bestaat uit: N°. 521. 1^. Decoct. rad. althaeae § ij, Camphor. tritae gr. /?, Laud. liquid. Sydenhami gtt. ij. S. Alle 1—2 uren 1 theel. vol. (Voor kleine kinderen met langdurige, catarrhale diarrhoea.) Het Pulvis pecloralis Sellii tegen catarrhus en pneumonia notha is zamengesteld uit: N°. 522. fy. Flor. arnicae, Nitri antimoniati aa 3 P, Camphorae gr. v, 19 * Opii puri gr. ij. M. f. pulvis. S. 5—4 Maal daags 1 theel. vol. Het Pulvis diaphoreticus Hufelandi bestaat uit: N°. 525. Ejc. Sulphur. depurati 5 ij, Sulphur. aurati antimon.. Camphorae aa gr. viij, Sacch. albi 3 ijM. f. pulvis. S. 2—4 maal daags 10 gr. van hetzelve te gebruiken. « Bij volbloedige personen is aan het Pulvis diaphoreticus Graefii de voorkeur te geven: N°. 324. Rp. Opii puri gr. /?, Camphorae gr. ij, Nitri depurati gr. v, Sacch. albi 3 ij. M. f. pulvis. S. Vóór liet naar bed gaan met thee te gebruiken. Wanneer met gonorrhoeën pijnlijke erectiones en aandoening van den hals der blaas gepaard gaan, geeft Ricord: N°. 325. Ep. Camphorae 9 ij, Extr. opii gummos. gr. viij, Mucilag. q. s. ut fiant pilul. N. vj. S. 's Avonds 2—5 pillen in te nemen. Neumann raadt tegen variolae op de oogen, zoodra deze laatste bij het opkomen van het exantheem pijnlijk zijn, of er zich reeds roode stipjes op de conjunctiva of donkere op dc cornea vertoonen, aan: N". 526. fy. Camphorae tritae 9 j, solve in: Aetlicr. sulphurici 3 j, ülei earyophyll. gtt. vj. S. Met hetzelve bevochtigd linnen op het oog te leggen. Nog beter is hier het emplastrum mercuriale simplex, op linnen gestreken en dagelijks verscli over het geheele gezigt en de oogleden gelegd. Gelijktijdig voorkomt men hierdoor iedere misvorming door pokkenlikteekens (Most). Tegen cophosis nervosa laat Rust 3 j3 kamfer, in3ij aether sulphuricusopgelost, in den oorlap en het tepelvormig uitsteeksel inwrijven, en 2—5 droppels van het volgende middel in het oor droppelen: N°. 327. ly,. Camphorae gr. j, Olei amygdal. dulc. § j, Spir. sal. ammoniae. anis. gtt. v. M. Op woekerende oppervlakten van slijmvliezen, beenvliezen enz., bij osteosareosis, dient, volgens v. Ammon: N". 528. 1^. Camphor. tritae 3 j, Herb. sabinae 3 ij, Sal. ammon. dep. 3 v. M. f. pulv. det. in vitro. S. Om in te strooijen. Het Pulvis ophthalmicus antirheumaticus Mostii bestaat uit: *N\ 329. Calomel gr. /?, Sulph. aurat. antimon. gr. '/<, Camphor. tritae gr. ij, Liquirit. coctae 9 j. M. f. pulv. disp. dos. xij. S. 3 Maal daags 1 poeder. (Nevens het uitwen* (lig gebruik van kruidenkussenljes, waarin flor. chamomillae, sambuci en lierb. menthae erisp. bevat zijn.) Bij oude contusiones met extravasaat van bloed, zwakte der ledematen, door commotio, eenen val enz., heb ik, slechts dan, wanneer de toestand atonisch en er geene irritatie of inllammatie aanwezig was, het volgende zeer werkzaam bevonden: *N°. 330. I^p. Spiritus vini, Spirit, eamphorati, Spirit, saponis Sa 3 j? Ammoniae liquidae 3 /?. M. S. Om in te wrijven. Tegen peesknoopen prijst Vogt het inwrijven van 3 j kamfer en § J3 terpentijnolie aan. Toirac geeft legen tandpijn en gelijktijdige earies: N". 551. Rp. Alcohol, camphorat. saturat. | ij, Bals. eommendat. gtt. x, Tinct. opii gtt. xxx, Olei menthae crispae gtt. x. M. S. Met een watje eene kleine hoeveelheid in den tand te brengen, waarna de pijn terstond wijkt. Bij vochtige versterving dient, volgens Rust: N°. 332. Rp. Camphorae, Myrrhae aa 3 ij, Cortic. peruv. fusc., Flor. chamomill. vulgar. aa § /?, Pulv. earbonum § j. M. fiat pulvis. S. Om in te strooijen. Tegen winterbuilen is zeer werkzaam: CAMPHORA—CANELLA ALBA. *N°. 333. Rp. Camphorae 3 /?, Olei petrae rubr. § 0, Ammon. liquid., Tinct. opii composit 5a 3 j. M. S. Om in te wrijven. De zalf van Lockstüdt is in overeenkomstige gevallen van niet suppurerende winterbuilen ook zeer werkzaam. Zij bestaat uit camphor. en bals. peruviani SS 3 j et unS- rosati 3 j /?. Tegen darmzweren in het 2de tijdperk »an typhus abdominalis prijst Berendt aan: N°. 334. Rp. Camphor. trit. 3 /?, Olei tercbinth., Ammoniae liquid. aa 3 /?• BI. S. Om op den onderbuik in te wrijven. G. A. Richter prijst bij pijnlijk rheumatismus aan: N°. 33:1. R,c. Resinae pini burgund. § /?, liquef. admisc. Camphorae tritae 3 j, Opii pulv. 3 (3 antea trit. rum Petrolei s. q. ut fiat emplastrum. S. Op leder gestreken op te leggen. *-j-CANELLA ALBA Murray (Class. IX. Ord. \. Dodecandria Monogynia, Ord. nat.Meliaceae Juss., Guttiferae De Cand.pr.) Witte kaneel. De bast van dezen boom, ook Coslus corticosus, Costus dulcis, Costus amarus, Cortex ivinteranus spurius genoemd, was vroeger in de Geneeskunde in gebruik. Hoewel Sachs (I. c. Rd. I. p. 706) van dezen specerijachtigen bast, welke eene zoo krachtige, aetherische olie en bittere extractiefstof bevat, zegt, dat hij nog niet als geneesmiddel beproefd is, zoo is dit slechts voor onzen tijd waar; want het middel is ten onregte in vergetelheid geraakt. Ik toch herin' CANELLA ALBA—CANNABIS SAT1VA. ner mij nog zeer goed, dat mijn vader, vóór 30 en meer jaren, aan arme, aan intermittens lijdende personen het pulvis eanellae albae p. D. van 12—15 grein, alle 2 uren in de apyrexie gaf, en de koorts gewoonlijk daarna wegbleef. Ook tegen maagzwakte, flatulentie, kólijk en diarrhoeën, alsmede als bijvoegsel bij de kina, wanneer deze, alleen toegediend, de maag te zeer bezwaart, heeft men hetzelve aangeprezen; b. v. inden volgenden vorm: *N\ 536. ï^. Canellae albae * /?, Aq. fervidae J xij, infund. ut remaneat col. % viij, adde: Extr. cardui benedieti 3 ij, Liquor anodvni 5 j. M. S. 5—4 maal daags 1 eetl. vol. Yogt raadt de volgende maagversterkende species aan: N°. 337. Bp. Flaved. cortic. aurant. § ij, Ligni quassiae 3 j, Canell. albae 5 ij, M. c. c. S. Thee voor 6 dagen. Dagelijks '/6 met 3 kopjes kokend water geinfundeerd te gebruiken. tfCANIRAMIUM, z. Brucinum. -{-♦CANNABIS SATIVA Linn. (Class. XXII. Ord. 5. Dioeci.i Pentandria, Ord. natur. Urticeae), Tamme hennip." Vroeger werd uit de zaden en het kruid een extract bereid, hetwelk raen in plaats van opium gaf. De Oostersche volken bereiden uit hetzelve met opium, nieswortel enz. de zoogenaamde vrolijkheids-pillen, een dronkenmakend middel. Sachs (1. c. Bd. I. S. 708) meent, dat de hennip ontbeerlijk en slechts een zwak surrogaat van opium is (?). Intusschen heeft het cxtractum cannabis als anodynum toch in IIüfeland eenen aanprijzer gevonden, namelijk in kinkhoest, bij ontsteking van den pisweg. strangurie, gonorrhoea. Het bezit niet de nadeelige CANNABIS SATIVA—CANTIIARIDES. werking van het opium, en is daarbij een onschadelijk aphrodisiacum. Dosis en Vorm. Inwendig als emulsio (sem. cannabis 5 (3 op § xij met gummi arabicum cn suiker, alle 2 uren £ kopje vol) — het Extractum cannabis p. D. van 2, 4—6 grein. Bij ontstekingaardigen druiper dient, volgens Yogt en Hufeland: N°. 558. Py. Radic. althaeae, Sem. cannabis aa § ij, Sem. foeniculi, Rad. liquirit. aa M. c. c. f. Species. S. 2—4 goede eetl. vol met 4 kopjes water te koken. CANTIIARIDES, Spaansche vliegen (Cantharis vesicatoria, officinalis Geoff., Meloë vesicatorius Linn., Lytta vesicatorialFabric.). De Spaansche vliegen zijn een der hevigst prikkelende middelen, een diureticum acre, welks werkzaam beginsel de in 1810 door Gmelin ontdekte Cantharidinum (blarentrekkende stof) is, welke in vette oliën eene verhoogde werkzaamheid verkrijgt, van daar dat, bij vergiftiging met eantharides, oleosa den toestand vcrslimmercn. Inwendig gebruikt vermeerderen de Spaansche vliegen de werkzaamheid der nieren in eenen hoogen graad, vermeerderen daardoor de afscheiding van urin, de geslachtsdrift, ja kunnen in grootegiften strangurie, priapismus, cystitis, nephritis, bloedvloeijinguit de pisbuis of den uterus, abortus, gastritis, enteritis teweeg brengen. (Het beste tegengift in den aanvang is kamfer.) De dood volgt dikwijls reeds vroeg onder convulsiones, tetanische cn hydrophobische toevallen. — Het inwendig gebruik van Spaansche vliegen vordert groote voorzigtigheid, en past slechts bij torpide toestanden, verlamming der pisbereidende en geslachts-organen, bij paralytische isehurie, bij impotentia van torpide, magere, onverschillige mannen, bij menostasie uit atonie voorkomende, bij verouderde blennorrhoea, leucor- CANTHARIDES. rhoea, nadruiper, bij asthma pituitosum senum, bij torpide -waterzucht, zoodanige verlammingen enz. Het inwendige (sub conditione ook het uitwendige) gebruik der cantliarides is tegenaangewezen bij alle sensibile personen en kinderen, daarom ook in kinkhoest, bij de zeldzame gevallen, waarin volwassenen dezen krijgen, bij eiken synochaal-ontstekingaardigen toestand, congestie, voornamelijk der blaas en haemorrhoidaalvaten, en bij active bloedvloeijingen. Uitwendig dienen de Spaansche vliegen als rubefaciens en vesicans tegen rheumatismus, jicht, verlammingen, als derivans bij pijnlijke neuroses, voornamelijk migraine, bij groote collapsus in adynamische koortsen, cn gelijktijdige verlamming van blaas en endeldarm. Dosis cn Vorm. Aanvankelijk geeft men inwendig p. D. V,o—Vb—'/, grein in substantie, en voorziglig gestegen, totdat er een ligt gevoel van branding bij en menigvuldiger aandrang tot urinlozing ontstaat. Hoe fijner het poeder gestooten is, des te sterker werkt het. Lymphatische, ongevoelige, torpide ' personen, met verlamming der onderste ledematen, verdragen zelfs doses tot 1 grein. Als voorbehoedend en geneesmiddel der watervrees geeft men dezelve in de grootste giften. In deze ziekte zag Rüst (p. D. i grein met lapid. cancrorum en suiker, 5 maal daags 1 poeder) gedurende 18 jaren steeds de heilzame gevolgen van de toediening van dit middel; hetzelfde nam ür. Axteii gedurende 27 jaren in het ziekenhuis te Wee. nen waar; men moet evenwel de uitwendige behandeling der gebetene wonde niet verzuimen. (Rust's Magaz. Bd. I. S. 144.) Van de Tinctura cantharidum (1 deel cantharides op 8 deelen Spirit, vini grad. 20, gedurende 6 dagen getrokken, z. Pharm. Belg. pag. 171) geeft men 5—4 maal daags 2, 5—5 droppels in een kopje haverslijm, of men voegt bij een mixtuur of emulsio van § viij de dosis van tinct. cantharid. 9 j—3 /?, waarvan alle 2 uren een eetlepel vol toegediend wordt. Uitwendig wendt men het middel in zalven, pleisters, strooipoeders, in linimenta enz. aan. Hierbij is het volgende op te merken: 1. De plaatselijke aanwending van Spaansche vliegen brengt niet alleen plaatselijke ontsteking met de bekende blaarvorming voort, maar-verbreidt zich veel meer, dan vele artsen gelooven, over het geheele organismus uit, yoornamelijk bij zwakke personen, kinderen, vrouwen, vermits de cantharides, nadat dc blaarvorming is voorafgegaan en door liet breken der blaar het deel van epidermis is beroofd, opgeslorpt worden. Deze algemeene werking is dikwijls zelfs zoo sterk, dat de bovengenoemde pathologische verschijnselen zich aan de pisbereidende en geslachtsorganen vertoonen. 2. Daaruit volgt, dat het verkeerd is steeds aan te nemen, dat het vesicatorium in zamengestelde ziektegevallen slechts als plaatselijk derivans weldadig gewerkt en door den huidprikkel het bestaande rheumatischc lijden verwijderd heeft. Zeer dikwijls toch geschiedt in zoodanige gevallen de afleiding ten gevolge van de opslorping van het middel in het bloed en van daar als specificum locale naar de nieren (als de zuiveringstoestellen van het eerste), verder door deszelfs prikkelende op de ruggemergszenuwen. Zoo verklaart zich ook de heerlijke werking van dc voortgezette aanwending eens vesicatoriums op het heiligbeen, in de streek der eauda equina, bij verlamming der onderste ledematen. 5. Om de resorptie der plaatselijk aangewende cantharides te verhoeden, laat men a. het vesicatorium slechts 2—G uren liggen, wanneer gewoonlijk de huid reeds sterk rood gekleurd is; men legt vervolgens een eataplasma seminum lini daarover, en de blaarvorming begint terstond, welke wijze van handelen bijzonder Bosqüillon (z. Hecker Mat. Chirurg. 1858. S. 25d) aanprijst. Bovendien verhoedt men door bijvoeging van eene kleine hoeveelheid kamfer gemakkelijk alle erge toevallen; waarom de oudere geneeskundigen hierop steeds bedacht waren. b. Men lette wel op, dat bij het afnemen van de pleisters geene stukjes van dezelve op het deel blijven zitten. Tot dit einde leg ik eerst floers over het deel, en daarover dc Spaanschevliegpleistcr. c. Men zorge vooral, dat bij de opening van de blaar, en nog meer later bij het afnemen van het verband, de epidermis niet verwijderd worde. Dit brengt niet alleen onnoodige pijn te Weeg, maar vermeerdert ook de resorptie. Het is (enkele gevallen, waarin men bij torpide voorwerpen, verlammingen enz., hevige irritatie te weeg bren- gen wil, uitgezonderd) eeiie slechte wijze van handelen van oude heelkundigen, de zieken zoo regt lege artis met schaar en pincet te pijnigen, en door het verwijderen der opperhuid onnoodige hevige pijn aan te doen. 4. Onder alle blaartrekkende middelen, waaronder ook de cortex mezerei en het kokende water behooren, bekleeden de cantharides de eerste plaats. De gevallen, waarin wij eene Spaansclievliegpleister leggen, zijn zeer talrijk. Als omstemmend en prikkelend middel, weken lang gebruikt, dienen zij bij verlammingen der pisblaas, onderste ledematen (op het heiligbeen), 'bij incontinentia urinae paralytica (op de regio hypogastrica), bij verlamming van de pharynx (op het strottenhoofd), bij amaurosis en andere dergelijke paralyses, bij diabetes (op het heiligbeen). Hier werken de cantharidis niet alleen als prikkelend middel, mag ook daardoor, dat hare werking dieper indringt, en eene eigenaardige (seroso-lymphatische) afscheiding te weeg brengt en deze lang onderhoudt. Slechts door deze laatste eigenschap zijn zij zoo onontbeerlijk en heilzaam, ja redden in alle die gevallen, waar het er op aankomt, door eenen tot exsudative ontsteking geklommen zijnde, periperischen prikkel langs een directen ofindirecten (antagonistischen) weg, uit- of inwendige, dynamische of met verandering der bewerktuigde stof gepaard gaande kwalen zoo mogelijk te genezen, dikwijls alleen het leven. (Sobernheim 1. c. !M.) De groote waarde der Spaanschevliegpleister, als deriverend, revulsief geneesmiddel, als kramp- en pijnstillend middel in verschillende neuroses (ischias nervosa, prosopalgie, migraine enz.), in rheumatismus, bij alle ontstekingen met neiging tot exsudatie, nadat de hevigheid der ontsteking is verminderd, b. v. bij arachnoïtis infantum, pleuritis, peritoneïtis, angina membranacea , kent iedereen. Hier zoude ik zonder dit middel geen arts kunnen zijn. Bij hydrops pericardii kon in 2 gevallen geen middel het verschrikkelijke gevoel van angst en slikking zoo spoedig verminderen als een vesicatorium op het borstbeen. Daar deze plaats spoedig genas, moest er dikwijls eene nieuwe Spaansche vlieg opgelegd worden. Hier zette hetzelve bepaaldelijk de resorptie in het hartezakje aan, en deed zoo het exsudaat verminderen. Bij alle chronische ontstekingen der gewrichten en hunne seroso-fibreuse bekleedselen ex causa venerea, arthritica, scrophulosa, als arthrocace, tumor albus, phlegmasia alba dolens (hier handvormig rondom liet been, boven de knie), bij alle metastases van roos, jicht, rheumatismus, om voor het verdwenen ziekteproces eene overeenkomstig voort'te brengen, verder bij ophoudende expectoratie en verstikkingsgevaar van asthma-lijders, in een later tijdperk van pneumonie, bij hydrocephalus acutus (volgens I. Frank rondom het kaal geschoren hoofd; vergelijk ook Sachse in IIufeland's Journal 1821, Julij. pag. 12, en Balieu, Sur le traitement de l'inflammation du cerveau etc. 1825), bij hardnekkige herpes, lepra (Biett, Thompson) , vergiftigde wonden, atonische voetzweren, ter verbetering van de metamorphosis der huid en daaronder liggende delen, ter vernieling van huidgezwellen, wratten, condylomata, tot vorming van kunstmatige zweren, wendt men vesicatoria dikwijls met goed gevolg aan. Reeds vóór 6 jaren werden Ricord's (z. zijne prakt. Abhandl. über venerische Krankheiten etc., deutsch v. II. Muller, Leipz. 1838, ook in het Nederduitsch bewerkt door Dr. Focke, Amst. -1859) en Berends ausl. med. cliir. Journalistiek, 1854, Junij p. 184) voortreffelijke waarnemingen, inliet Jlópital des Vénériens te Parijs gedaan, bekend, waaronder ook zijne heerlijke methode om ontstekingaardige, pijnlijke bubones met eene Spaanschevliegpleister te bedekken en later met eene sublimaatoplossing te fomenteren. Mijne eigene ondervinding over deze behandeling is zoodanig, dat ik dezelve (van welke noch de anders zoo uitvoerige Sorernheim in de 5do deel zijner prakt, Arzneimittellehre van 1840, noch ook Lincke of Radius (I. c.) melding maken) niet genoeg aanbevelen kan. Vóór 2 jaren kreeg ik eenen aOjarigen overigens gezonden man met eene venerische bubo, welke 6 dagen bestaan had en op eene chancre gevolgd was, onder behandeling. De pijn was hevig, de zwelling sterk en hard, de huid rood; er bestond onvermogen om le gaan of te staan en slapeloosheid. Species emollientes met lierb. liyoscyami hielpen weinig; de nacht werd slapeloos doorgebragt. Nu werd er des avonds van den tweeden dag eene groote Spaanschevliegpleister over de bubo gelegd, zoodat zij zich nog § duim in den omtrek uitbreidde. Den volgenden morgen gevoelde de zieke, welke niet wist, waaruit de pleister bestond, zich buitengemeen wel; hij had den geheelen nacht goed geslapen, en alle pijn was verdwenen. Ik verwijderde de pleister, en vond tot mijne verwondering de bubo zamengevallen, week, in plaats van de vroegere, donkerroode eene natuurlijke huidkleur, maar — merkwaardig! — geene blaarvorming op de gansche oppervlakte der bubo. Dat de pleister niet oud en onwerkzaam geweest is, bewezen de in den omtrek der bubo, waar de pleister zich verder had uitgestrekt, zich bevindende blaren ter groote eener erwt. Ik opende deze, fomenteerde nog 4 dagen lang met sublimaatoplossing volgens het voorschrift van Ricord , en de bubo was volkomen verdeeld, zoodat de man weder kon uitgaan. Zoude hier het Spaansche-vliegen-vergift een tegengift voor de syphilitische smetstof zijn, zoodat het ter verstoring van het laatste alle werkzame deelen gebruiken moest, en daardoor geene werking op de huid , geene blaarvorming kon te weeg brengen? Wenschelijk is het, dat ook andere geneeskundigen hunne waarnemingen over deze nog nader beproefde methode bekend maken. Fricke (Zeitschr. fur d. gesammte Medicin, 1830, Bd. 2, Heft. 5) beveelt bij tumor albus, coxartbrocace, omarthrocace en spondvlarthrocace de wandelende vesicantia aan. Sanson (Pathologie medico-chirurgicale, VI, p. 582) en Dupitytren (Lecons orales. Tom. 2. p. 235) leggen een vesicatorium, de eerste om, de tweede op de door erysipelas aangedane huid, ter bepaling van de ziekte op deze plaats; Dewees prijst deze behandeling ook bij erysipelas neonatorum aan. Malenfant (IIeckers Ut. Annalen, 1828. p. 158) beveelt bij chronische gonorrhoea een Spaanschevliegpleister in den bilnaad. Ook bij Iangdurigen fluor albus is dit middel te beproeven. Sobernheim prijst tegen hardnekkigen, voor geen enkel middel staanden nadruiper: N". 559. I^j. Bals. copaivae, Res. guajaci nativ. aa. 3 ij, Vitell. ovor. N. ij, lerendo sensim misce cum Aq. menth. pip § vj, ut fiat emulsio cui adde: Tinct. cantharid. 3 J3, Syr. amygdalar. 5 j. M. S. Omgescli. allo 3 uren 1 eetl. vol. Tegen enuresis paralytica van oude lieden, alsmede van kraamvrouwen, prijzen v. Siebold Senr., Krause en Meissner aan: N°. 340. Bp. Pulv. cantharid. subtiliss. pulv. 9 j, Ferri pulverati 9 ij, Succi liquiritae 3 j. M. f. pil. gr. j. consp. lycopod. S. 4 Maal daags 3— 4 pillen, en allengs gestegen. Daarbij kan men ook in den bilnaad, de Maasstreek of op liet heiligbeen den volgenden spiritus laten inwrijven: N". 341. 1^. Tinct. cantharid. 3 j, Spir. rorismarini, Spir. serpilli aa l 'ijM. Als middel om in te wrijven in onwerkzame fistulcuse gangen bezigt men 3 ij—3 vj tinct. cantharid. op § vj—§ viij water; voor torpide winterbuilen 3 j tinctuur op § /?—3 j unguent. cereum. In het Ilópital de la Charité geeft men tegen paralysis vesicae urinar. atonica: N°. 342. 1^. Sem. lini 3 ij, Rad. liquirit. 3 j, Aquae bullientis ffi ij, inf. per x minut., cola et adde: Tinct. cantharid. gtt. x—xx—lx. D. S. Dagelijks te gebruiken. In het tweede tijdperk van kinkhoest geeft Wendt: N°. 345. 1^. Cantharid. gross. pulv. gr. j, Sacch. albi, Gummi mimos. pulv. § ij, ► conter. et sensim. admisce: Emuls. amygd. ^ v. M. S. 2—5 maal daags i—1 eetl. vol. Vogt dient bij verlammingen van torpide voorwerpen toe: N°. 544. 1^. Tinct. nucis vomicae, Tinct. cantharid. SS 3 ij, Aether. phosphor. 9 ij. 51. S. Dagelijks 5—4 maal 50 droppels met infusio arnicae. Rust geeft als voorbehoedmiddel tegen watervrees: N°. 545. 1^,. Cantharid. gr. xij, Lapid. cancror., Sacch. albi aa 3 j /?. M. f. Pulv. subtiliss. divide in vj part. aeq. D. S. Dagelijks 2—3 poeders in haverslijm. Eene zeer werkzame, door mij dikwijls beproefde Tinctvru antiodontalgica is: *N°. 346. Bp. Tinct. cantjjarid., Tinct. guajaci vol., Laud. liq. Sydenh. aa 3 j. M. S. Biet een watje in den hollen tand te brengen. Een prikkelend collyrium tegen amaurosis, blepharoplcgic en blepliaroptosis van A. G. Richter is: N°. 547. 1^,. Tinct. cantharid., Aquae regin. Hungar. aa la- 31. S. Op de buitenste vlakte der oogleden en in de wenkbraauwen in te wrijven. * Het Emplastrum cantharidum s. vesicatorium ordinarium, hetwelk het doelmatigst aangewend wordt in al die gevallen, waar eene spoedige werking als rubefaciens en derivans volgen moet, bestaat uit 12 oneen cera flava, 5 oneen terpentijn, o oneen boomolie en C oneen lot poeder gestampte Spaanselie vliegen. Wegens de boomolie laat zich evenwel de gewone Spaansehevliegpleister niet goed smeren, en brokkelt en schimmelt zeer ligt. Daarom 'is aan het voorschrift van Martius de voorkeur te geven, hetwelk op de volgende wijze zamengesteld is: N°. 348. Pulv. cantharidum 3 vj, Cerae flavae 3 ïx, Resinae albae, Terebinlh. commun. aa 3 iv /?. 31. exactiss. fiat emplastrum. (Z. Pharm. Centralblatt 1834. S. 362.) Het Emplastrum cantharidum s. vesicatorium perpetuum Janini bestaat uit: N°. 349. I^. Cerae flavae § j, Picis Burgundie. 3 iij, Adip. bovini, Terebinth. comm. ^ 3 ij, Pulv. cantharidum. 3 j. b 31. f. emplastrum. Het bezit meer consistensie, kleeft vaster, en dient in chronische gevallen, doch werkt langzamer dan het empl. vesicat. ordinar., vermits het de Spaansche vliegen in eenc verhouding als 1:15, het gewone emplastrum daarentegen als 1 : 3 bevat. Het voorschrift van de Pharm. Belgica is zameugesleld uit: L 20 N". 550. i\=. Cerae flavae 3 viij, Resinae flavae, Pieis solidac aa 3 iv, Axung. dcpur. ^ iij, liquatis et fcre refrigeratis admisce: Cantharidum pulv. § viij. f. einjilastrum. Het Emplaslrum vesicatorium vel serlcum Druoti Ph. Saxon, bestaande uit pulv. cantharid. ^ j /?, aether. acetici § ij, welke gedurende 8 dagen, en uit cortic. meserei conc. * /?, aeth. acetic. 3 ij, welke eveneens gedurende 8 dagen moeten getrokken, vervolgens uitgeperst en daarbij sandarac. 3 ij gevoegd worden, waarna alles, even als Engelsche pleister, op een stuk laf van 480 duim gestreken wordt, dient in zoodanige gevallen, waar men wegens chronisch lijden van het oog, chronisch rheumatismus enz. een exutorium verschaffen, en in het algemeen voor langeren tijd omstemmen en afleiden wil. N°. 351. 1^,. Ung. simplicis § vj, Cantharid. pulv. 3 j- Leni igne liquef. ung. admisc. canlharides. (Tiet Unguentum cantharidum Pharm. Belg.) De Tinctura cantharidum aetherea Brugnatelli (cantharid. 3 vj, aeth. acet. § ij) is een goed roodmakcnd middel bij chronisch rheumatismus; spoediger werkend en blaartrekkend is Yoüng's Tinctura cantharidum acetico-ulcoholica (cantharid. ' iv, alcohol rectific. § iij, acidi acetici concentr. ^ ix, dig. 5 dies). Sjiith laat tegen verouderd rheumatismus en paralysis inwrijven: *N°. 552. 1^:. Tinct. cantharid. § j, Olei eamphorat., Terebinthin. rectif. Óa § /?. S. Omgesch. 2—3 maal daags in te wrijven. Kopf's Linimentum diureticum tegen hydrops abdom. bestaat uit: Herb. conii macul. aa 3 j Pulv. aromat. 9 /?, Carb. carnis, SubcarI10n.it. fcrri SS 3 iij, Rad. liquiriliae, Sacch. albi Sa % 0. M. f. pulvis. S. d Maal daags §—1§ theel. vol. Zij neemt nog voortdurend dit poeder, hetwelk tot nog toe heeft te weeg gebragt, dat het algemeene lijden verdwenen is, alsmede de periodische bloed- en aanhoudende ettervloeijing, terwijl ook de steenharde zwelling tot de helft in omvang is verminderd. Radius en Schindler bevelen tegen rachitis, herpes, scrophulosis, ophthalmia scrophulosa aan: N°. 569. 1^,. Carbon, animal., Rad. liquirit. (seu saceh. albi) SS 3 vj. 51. f. pulvis. S. 2—5 Maal daags |—\ theel. vol (z. Radids I. c. p. £02). Dezelfde geneeskundige geeft tegen verzwering van klieren: N°. 570. 1^,. Carbon, carni pulv. 2; /?, Ung. allhaeae vel digitalis 3 vj. M. f. unguentum. S. Om mede te verbinden. Magendie beveelt bij zwelling en verharding der prostata en der mucosa urethrae: N°. 571. 1^3. Carb. carn. pulv. gr. iij, Sal. ammon. dep. pulv. 9 j, Extr. conii macul. gr. ij, Extr. liquirit q. s. CARBO CARNIS—CARBO L1GNI LEVIORIS. ut fiat bolus. Disp. dos tal. xij. S. 5 Maal daags één in te nemen. ♦CARBO LIG NI LEVIORIS, Carbo llgtii tiliae, Carbo vegetabilis, Plantaardige kool, Lindenlioutskool. De werking der kool als inwendig geneesmiddel is nog niet naauwkeurig onderzocht. Dat zij antiseptisch werkt, de lucht en het hedorvene water, alsmede bedorven vleeseh verbetert en onaangenaam riekende gassoorten absorbeert, eene op scheikundige wetten berustende eigenschap, hieraan wordt niet getwijfeld ; want zij werkt, zoo als Neumann (t. a. p. s. 201) teregt aanmerkt, op dood vleeseh even zoo, als op levende etterende of gangraeneuse oppervlakten. Het is eene bcwezene zaak, dat zij de neiging der vochten tot ontbinding tegengaat, en, even als limaturi cupri (z. Cuprum), de ettering en andere profuse se- en excretiones verbetert en vermindert. Daarom is zij bij sordes primarum viarum, bij bedorvene, zure ructus, in febris putrida, in diarrhoea en dysenteria putrida, in dephthisis purulenta enz. aangeprezen. — Uitwendig werkt zij eveneens bederfwerend, verstoort of juister absorbeert (niet alleen wegens hare scheikundige zamenslelling, maar ook en wel bet meest wegens hare zwarte kleur. Z. Fr. Stark in Pliilos. Transactions 1833. Vogel, über d. Einfluss. cl. Farben enz. Rostock 1835) den slechten reuk, welke, zich ontwikkelende, de lucht verontreinigt, en vermindert en verbetert, als strooipoeder aangewend, de ettering. Zij is daarom bijzonder dienstig bij ichoreuse, stinkende etterafscheiding, bij gangraeneuse, vochtige, chronische exanthemata, carics dentium (van daar, dat zij een bestanddeel van nagenoeg alle tandpoeders uitmaakt), stinkend voctzweet, ter verbetering der lucht, verstoring van contagia enz. Gift en vorm. Men geeft 5—6 maal daags, 5, 10—15 grein in poeders, electuaria, morsuli, trochisci, pillen. Uitwendig dient zij in mondspoelingen, strooipoeders, tand-opiaten, cataplasmata, linimenta, zalven. CARBO LIGNI LEVIORIS. N°. 572. ï^,. Carbon, praep. 3 vj, Ligni quassiac, Subearb. magnesiae ^ 5 jM. fiat pulvis. S. 2—5 Maal daags 1 theel. vol. (Heim, tegen pyrosis.) Tegen phthisis florida prijst Wqide aan: N°. 373. Carbon, ligni praep. 9 /?, Ilerb. digital, gr. j. M. f. pulv. dispens, dos. tal. xij. S. 3 Maal daags 1 poeder, allengs tot 9 iv earbo klimmende. De Pliarm. Ccistr. Ruthen. deelt tegen walgelijk riekende diarrhoea van soldaten het volgende voorschrift mede: N°. 574. Py;. Carbon, ligni 9 j, Acidi citrici conc. gr. v. M. f. pulv. tenerrimus, disp. dos. tal. xij. S. 5 Maal daags 1 poeder. Schubarth geeft tegen onaangename ructus en maagzuur: N°. 375. 1^,. Pulv. carbon, tiliae ^ j, Syr. cortic. aurant. 5 iij. M. ƒ. electuarium. S. Alle 2 uren -1—2 theel. vol. Aan een zoodanigen electuarium-vorm is, vermits het poeder zich moeijelijk met water aanmengen laat, de voorkeur te geven, wanneer ten minste de kool door de verbinding met syroop niet aan absorberende kracht verliest, hetgeen nog nader te onderzoeken is. Kopp prijst tegen diarrhoeën, in het acme van typhus abdominalis alle 2 uren 1 poeder aan, uit kool en melksuiker ïi N". 379. Rp. Pulv. carbon, tiliae, liiilv. ligni santali rubr., Pulv. cortic. aurantior. Pulv. corlic. peruvian. Tartari depurati aa 3 j, Olei bergamottae gtt. xx. M. f. pulv. subtiliss. S. Tandpoeder. De Pharm. Silesiens. geeft het volgende voorschrift: *N°. 380. Rp. Carbon, praep. % j, Cortic. peruv. fusci § /?, Myrrhae 3 ij. M. f. pulv. subtiliss. S. Tandpoeder. L. W. Sachs (1. c. I. 761) beveelt zeer bijzonder het volgende tandopiaat aan, hetwelk hij door eigene ondervinding goed bevonden heeft: *N°. 381. 1^,. Pulv. cort. peruv. fusc., Pulv. rad. irid. florent., Pulv. carbon. lignor. subtiliss. aa 9 j, Tinct. myrrhae spirituos. 5 /?, Mell. despumati q. s., ut fiat electuarium. Om het voortgaan van caries dentium te beletten, kan ik het volgende electuarium aanbevelen: *N°. 382. 1^,. Pulv. lapid. haemat., Pulv. myrrhae Ha 3 /?, Pulv. cort. peruv. 3 ij, Pulv. carb. ligni 3 j, Mell. despumati 5 iij, Olei caryophyllorum gtt. vj. M. f. electuarium. CARBO LIGNI LEVIORIS—CARBONAS AMMONIAE. Rüst heeft de groote verdienste van opmerkzaam te hebben gemaakt op het groote nut der houtskool bij stinkende voetzwcren en zoodanige vochtige tinea capitis, welke dikwijls eenen waarlijk zwerenden vorm aanneemt. Hij geeft hier ad ulcera pedum sordida sananda: *N°. 583. 1^,. Unguent. styrac., Carbon, liliae alcohol, aa X, j, Camphorae, Myrrhae ™ 3 j—3 ij, Olei terebinth. q. s. ut fiat unguentum. Bij stinkend, vochtig hoofdzeer heb ik de crustae eerst met zeepwater laten verwijderen, vervolgens 5 dagen lang zuiver koolpoeder laten opstrooijen, en daarna alles weder met zeepwater laten reinigen, waarna, weken lang voortgezet, de genezing dikwijls zonder inwendige kuur volgde. Dat SoBEBNHiiiM (1. e. p. 3'iO) plantaardige en dierlijke kool onder eéne rubriek afhandelt, is niet goed te keuren, vermits beide in hare werking zeer verschillen, hetgeen ook Sundelin (I. e. 5 edit. 1853 Th. I. p. 502 en II. p. 290) bewogen heeft om earbo earnis onder de oplossende, earbo purus daarentegen onder de versterkende (?) middelen te rangschikken. Dat men de laatste zonder nadeel van 3 /? — 3 ij, ja nog in grootere doses gebruiken kan, terwijl daarentegen de eerste dikwijls reeds in doses van 5—10 grein misselijkheid, dyspepsie, diarrhoea, brandig riekende excrementen, furunculi, wier etter overeenkomstig riekt (Riecke I. e. 100) te weeg brengt, moet ons reeds overtuigen, dat het twee in hunne werking geheel en al verschillende geneesmiddelen zijn. *CARIÏO LIGNI TILIAE, z. Carbo ligni levioris. CARBO MINERALIS, z. Carburetum ferri. CARBO SPONGIAE, z. Spongia usta. *CARBO VEGETABILIS, z. Carbo ligni levioris. *CARBONAS AMMONIA E. z. Subcarbonas ammoniae. CARBONAS AMMONIAE—CARBONAS POTASSAE. *CARBONAS AMMONIAE LIQÜIDÜM, z. t. z. p. CARBONAS AMMONIAE PYRO-ANIMALE, z. Subcarbonas ammoniae pyro-animale. CARBONAS AMMONIAE PYRO-ANIMALE LIQÜIDÜM, z. t. z. p. CARBONAS CALCIS, z. Subcarbonas calcis. *CARBONAS FERRI PRAECIPITATUS, z. Subcarbonas ferri. *CARBONAS MAGNESIAE, z. Subcarbonas magnesiae. ' CARBONAS PLUMBICUS, z. Subcarbonas plumbi. *CARBONAS POTASSAE, z. Subcarbonas potassae en Carbonas potassae completum. *CARBONAS POTASSAE ALCALINUM, z. Subcarbonas potassae. ♦CARBONAS POTASSAE COMPLETUM, Carbonaspotassae, Potassa aiirata, Kali carbonicum acidulum, Kali bicarbonicum, Bicarbonas Kalicus cum aqua, Zure koolzure Potasch. Dit praeparaat werd het eerst in 1685 door Boiin daargesteld, is zachter en minder loogachtig dan subcarbonas potassae, komt reeds digter bij de middcnzouten, en "werkt daardoor zacht purgerend en diuretisch, voornamelijk evenwel antispasmodisch , bij krampachtige aandoeningen van"1 het zenuwknoopstelsel, als cardialgie, soda acida et rancida, vomitus et colica hypochondriacorum, icterus spasticus, nephrilis spastica, strangurie; verder tegen piszure steenvorming (hier, volgens Blane, met opium), maculae corneae (Himly, Frank, Burdacii, z. Voorschrift N°. 587), waterzucht (Huss), tegen prurigo genitalium (z. \oorschrift N°. 588). Gift en Vorm. Inwendig p. d. 9 /?—9 j in poedervorm (want het wordt niet vochtig in de lucht) 3—4 maal daags. Het meest wordt het met zuren als Pulvis aërophorns toegediend, waartoe op 9j 15 grein wijnsteen- of citroenzuur ter saturatie noodig zijn (z. Acidum carbonicum). Ook in oplossing (3 j — 3 i j op § vj — § viij) en ter bereiding van kunstmatig mineraalwater wordt dit middel gebezigd. N". 584. Py,. Carbonat. potass. compl. gr. xv, Flaved. cortic. aurantior. gr. v. CATECHU. vini) p. D. van 20—40 droppels alle drie uren. N°. 416. Catecliu pulv., Gummi arabici Sa 3 /?, Alum. crudi 3 j, solve in Aq. menlh. pip. ^ iv t Vini generosi § ij. M. S. Alle 2 uren 1 eetl. vol. Het Electuarium catechu s. Confectio Japonica Pharm. Belg. bestaat uit: N°. 417. Extr. catechu % iv, Kino § iij, Cort. cinnamomi, Nucis moschatae aa § j, Opii (in s. q. vini albi diffusi) 3 j /?, Syr. rosarum ® ij «/4. , M. f. electuarium. De Trochisci catechu Pharm. Belgic. zijn zamengesteld uit: N°. 418. I^,. Extr. catechu ^ ij. Gummi arabici % iij, Sacchari albi jf xij, exactissime mixt. eum: Aq. rosarum s. q. ut fiant trochisci. Vogel geeft tegen chronische diarrhoeae: N°. 419. 1^,. Opii puri gr. vj, Catechu 3 j /?, Eleosacchari caryophyll. § /?. M. f. pulv. divid. in xij part. det. in chart. cerat. S. 3 Maal daags 1 poeder. I. 22 CATECIIU. De Codex Franc, heeft tegen onaangenaam riekenden adem en als stomachicum het volgende voorgeschreven: N°. 420. fy. Pulv. catechu 3 vj, Pulv. magnes. pur. * iv, Pulv. cinnam. 3 iij, Sacchari albi § vj, Pulv. tragacanth. gr. xij, Aq. cinnamomi s. q. ut fiant trochisci gr. xij. S. Dagelijks 3—10 stuks. De zeer werkzame Pilulae adstringentes Ilufelandi tegen iluor albus en andere chronische bloed- en slijmvloeijingen (z„ Hufelands Armenpharmalc. p. 50) bestaan uit: *N°. 421. ï^>. Catechu, Alum. crudi aa 3 j Extr. gentian. s. q. ut fiant pil. gr. ij, consp. cinnam» S. Alle 3 uren 4 pillen. De Pilulae antidysentericae Willisii zijn: N°. 422. 1^. Cerae flav. 3 /?, Sperm. ceti 3 j, leni igne liquefact. immisce: Pulv. catechu 3 j, Olei cinnam. gtt. xij. f. pil. gr. vj, consp. cinnam. S. 3—4 Pillen daags. Bij ulcera mercurialia prijst Himly het volgende werkzame mengsel aan: N°. 423. Rp. Tinct. catechu, Tinct. myrrhae, Tinct. kino aa /?. CATECHU—CENTAUREA BENEDICTA. M. S. 40—60 droppels in een glas water als gorgeldrank. De Pasta stijptica A. Cooper, welke in het St. Thomashospitaal te Londen steeds in voorraad aanwezig is, bestaat uit: N°. 424. Py,. Pulv. catechu, Boli armen. Óa 3 ij, Alum. usti § j, Tinct. opii s. q. ut fiat pasta. "#] Capukon prijst aan het einde van gonorrhoea aan: N°. 425. fy. Catechu 3 j, Alumin. 3 ij, Opii puri gr. x. Syr. simpl. q. s. ut fiant pilul. N*. xx. S. Dagelijks 1—2 pillen. *CATHARTICA, z. Purgantia. CATIIARTINUM, z. Cassia senna en Ahamnus catharticus. *CAULES AMARAE DULCIS, z. Solarium dulcamara. ♦CAULES DULCAMARAE, z. t. z. p. *CAULES SOLANI LIGNOSI S. SCANDENTIS, z. t. z. p. CAUSTICUM AMMONIACALE GONDRETI, z. Ammonia liquida. CAUSTICUM ANGLICANUM, z. Deutoxydum hydrargyri nitratum. -j-fCAUSTICUM ANTIMONIALE, z. Murias stibii. ♦CAUSTICUM LUNARE, z. Nitras argenti fusum. CAUSTICUM VIENNENSE, z. Potassa fusa. CAUTERIUM POTENTIALE, z. t. z. p. *CEDRIA, z. Pix nigra liquida. ♦CENTAÜREA BENEDICTA Linn., Cnicus benedictus Sprengel, Carduus benedictus (Cl. XIX. Ord. 3. Syngenesia 22* CEJV'TAUREA BENEDICTA. Fruslanea, Ord. nat. Synanthereae Rich.), Cardebenedikt, Gezegende distel, Bittere eentaurie. Het kruid van deza eenjarige, gele bloemen bezittende, in Spanje, Frankrijk en Griekenland in het wild grocijende, bij ons aangekweekte plant is, even als de gentiana rubra, trifoliuin enz., een zuiver amarum, hetwelk resolverend en maagversterkend werkt. Het bevat, volgens Soltmann , veel azijnzure potaseh en bittere extractiefstof, volgens Moria zelfs eene bittere, eigenaardige zelfstandigheid. Tegen atonie der maag, blennorrhoea ventriculi, pulmonum, voornamelijk na het misbruik van geestrijke dranken, is het Extractum cardui benedicti, hetwelk even als het extr. trifolii fibrini ook ligte dronkenschap tegengaat, een keerlijk middel. In atonische onderbuiksverstoppingen, chro-, nisch leverlijden (L. W. Sachs, 1. c. I. 767), nerveuseslijmen tusschenpoozende koortsen (in koortsen, welke met saburra gastrica gepaard gaan, in verbinding met salmiak en potio Riverii), in borstaandoeningen van kinderen en volwassenen, voorts ten tijde der epidemische griep, tegen asthma pituitosum', aan het einde van pneumonie, is de carduus benedictus evenzeer een uitstekend geneesmiddel, hetwelk evenwel in chronisch lijden weken lang gebruikt moet worden, en wel in eene dosis van l —2 drachm. extract daags. Zoo genas Sachs oude leverkwalen , welke jaren lang hadden bestaan, en waarmede apepsie, ja zelfs oedema pedum gepaard ging; doch den zieke werd het extract maanden lang toegediend. *N°. 426. ï^,. Extr. cardui benedicti 3 j—3 ij , Extr. hyoscyami gr. viij—xij, Aquae ioeniculi, Syr. liquiritiae aa § j/3, Spir. salis ammoniaci anis. 3 j. M. S. Alle 2 uren \ theelepel vol. (Tegen chronischen catarrhus met krampachtigen hoest.) *N°. 427. 1^,. Extr. cardui benedicti § /?, Extr. taraxaci, f.ENTAUREA BENEDICTA—CEPHAëLIS IPECACUANHA. Extr. chelidonii liq. aa 3 ij. Tartr. potassae 3 iij, Aq. raenth. crisp. , Aq. mclissae aa § iv, Aq. laurocerasi 3 ]{3, Liq. anodyni 3 j. M. S. Omgeschud, 3—4 maal daags 1 eetl. vol. (Tegen chronisch leverlijden met anormale galafscheiding en torpide verstoppingen van het poortaderstelsel.) Ook in het Elixir anticalarrliale Hufelandi is het extr. card. bened. een hoofdbestanddeel (z, Acidum hydrocyanicum), even als het pulv. herb. eardui benedict, in het Pulvis pectoralis Vocjleri, hetwelk bestaat uit: N°. 428. I^>. Herb. card. benedict. , Flor. sulphuris aa 5 /?, Rad. ari 3 ij , Sem. foeniculi, Sem. anisi aa 3 jM. f. pulvis. S. Theelepelswijze te gebruiken. CENTAURIUM MINUS, z. Erythraea centaurium. ♦CEPHAëLIS IPECACUANHA Wild. (Cl. V. Ord. 1. Pentandria Monogynia, Ord. nat. Rubiaceaé). Deze kleine, kruipende plant groeit in vochtige, schaduwrijke bosschen van Brazilië. Haar wortel, Braakwortel, Persloopwortel (Radix ipecacuanhae) genaamd , is rolvormig, knoestig, dun , gebogen, met talrijke, ongelijkmatig uitstekende wratten bezet. Hij bestaat uit eene zwartachtige opperhuid, uit eenen witachtigen, glanzigen, brozen, bitter en scherp walgelijksmakenden bast, en uit een inwendig, houtachtig, geelachtig gekleurd (onwerkzaam) gedeelte, dat bij de bereiding van het poeder weggeworpen wordt. Sobernheim (1. c. p. 9fi) rekent de ipecaeuanha onder de CEPHAëLFS IPECACUANHA. acria emetica. Het zoude evenwel te betreuren zijn, zoo de practische arts niets meer van dit onontbeerlijk middel wist, dan dat het een braakwekkend, scherp geneesmiddel is. Dergelijke acria zijn er meer, welke ons, evenzeer als de ipecaeuanha, de werkzame braakstof leveren (z. Emeticum). l. W. Sachs (I. c. Bd. 2b. p. 484) heeft daarom volkomen gelijk, wanneer hij zegt: »Het geringste gedeelte van de geneeskundige waarde der ipecaeuanha bestaat zeker daarin, dat zij braking veroorzaakt." In kleine doses toegediend, schat ik dit middel zeer hoog, als heerlijk, niet verhittend, specifiek op vaatstelsel en huid werkend antispasmodicum, alterans en diaphoreticum. Bij kramp- en kinkhoest, astlima spasticum nocturnum, cardialgie, hardklopping, kolijk , bij alle spastische aandoeningen der pisbereidende en geslaehtswerktuigcn, als haemorrhagia uteri erethica et atonica, haemorrliagia pulmonum spastica, dysurie, strangurie, ischurie, voorts bij alle periodieke ziekten , wanneer zij des nachts komen, als intermittens larvata et non larvata nocturna, epilepsia nocturna, diarrhoea nocturna, en bij vele andere ziektevormen, is de ipecaeuanha (p. D. van 'la—V*—'/a— gr.) een onschatbaar middel.
35,052
MMUBA08:000001308_48
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,846
Handboek der geneesmiddelleer
Oesterlen, F.
Dutch
Spoken
7,026
13,726
Het zou vergeefsche moeite zijn, de gevallen waarin braakwijnsteen bij bovengenoemde aandoeningen behoort gegeven te worden nog meer in het bijzonder te willen aangeven , daar het ons ook hier aan vaste grondslagen ontbreekt. Wij laten dus hier alleen het een en ander, tot meerdere volledigheid, volgen. Bij pneumonie werd de reeds gemelde wijze van aanwending van den braakwijnsteen (volgens peschier, laennec enz.) nagenoeg in alle vormen en tijdperken gevolgd en dikwijls met gunstig gevolg, zoo b. v. bij pneumonie van pasgeborenen, van kinderen, hetzij deze primitief of bij mazelen, kinkhoest enz. ontstaan zij, bij lobaire zoowel als lobulaire pneumonie (ïrousseau , valleix , legen dijk , rilliet en barthez en anderen). Ook hier late men de noodige bloedonttrekkingen voorafgaan, geve dan gr. [i — ij in water, tot meerdere giften verdeeld, waarbij gewoonlijk braking ontstaat, en herhale deze toediening naar omstandigheden, des avonds of den volgenden dag. Vele voorwerpen worden hierdoor buitengemeen aangetast, zoodat spoedig collapsus volgt, weshalve men vooral bij zuigelingen met groote voorzigtigheid moet te werk gaan (bouchut en anderen) ! Men doe geene pogingen, om eene zoogenoemde tolerantie af te dwingen. Dit zelfde geldt ook voor de pneumonie van grijsaards (prus en anderen); het gunstigste werkt hier de braakwijnsteen (als emeticum of zoogenoemd sedativum, contrastimulans) wanneer eene ophooping van slijm in de luchtpijpstakken derzelver ontlediging wenschelijk maakt. — Bij de zoogenoemde hypostatische pneumonie wordt de braakwijnsteen door piorry niet aangeprezen; hij werkt hier minder dan bij eene acute, zuivere pneu- monie. Hoe waarschijnlijk dit ook zijn moge, moet mén toch in aanmerking nemen, dat de braakwijnsteen door anderen juist bij zwakke, uitgeputte, cachectische lijders aan pneumonie, met verwerping van aderlatingen, wordt aangeprezen. Bij pleuritis wordt bovenstaande behandeling minder geprezen (zoobenoemde bilieuse, gastrische complicatiën daar gelaten); doch ligt hieraan wel genoegzame ondervinding ten gronde ? Zouden de verschillende aard der exsudatie-processen , der bloedsmenging of wel ondergeschikte punten van geheel anderen aard het misschien bestaande verschil in werking daarstellen? Evenzeer aan twijfel onderhevig is nog de werking vau den braakwijnsteen bij uitstorting in het borstvlies (hydrothorax) en bij gewrichts-rheumatismus, bij welk laatste zelfs la enne g (vroeger een bewonderaar van den braakwijnsteen), chomel, dance en anderen geene stellig gunstige werking van dit middel waargenomen hebben. Ditzelfde is misschien ook geldig voor zijne nog onlangs herhaalde aanprijzing bij pericarditis en endocarditis , alhoewel ook hier een zoo veelzijdig middel in niet weinige gevallen nuttig zijn kan. Bij lyphus werd de boven vermelde methode het eerst door rasori ingevoerd (bij eene zoogenoemde febris petèchialis te Genua); daar echter bij eene ziekte als typhus van geene uitsluitende behandeling sprake zijn kan en alles op de afzonderlijke gevallen en de afzonderlijke epidemie aankomt , laat het zich verklaren, dat de ongeloofelijk gunstige berigten van rasori tamelijk öp zich zelvén staan. Hetgünstigste zal nog de braakwijnsteen werken bij krachtige voorwerpen, bij complicatie met plaatselijke ontstekingën, vooral ook in twijfelachtige gevallen (meningitis, pneumonie enz.), bij zoogenoemde gastrische , bilieuse complicatie, en in den aanvang der ziekte, somwijlen ook in het herstellingstijdperk, wanneer slechts de toestand van het darmkanaal geene tegenaanwijzing oplevert. De beginnende geneesheer zij daarbij altijd indachtig aan de bedriegelijkheid van eenzijdige en overdrevene aanprijzingen en aan de van vele zijden bevestigde mogelijkheid, dat, ten minste door groote giften braakwijnsteen, gastritis en andere bedenkelijke gevolgen kunnen te wêeg gebragt worden , zoodat eene naauwkeurige waarneming van den lijder hier vooral vereischt wordt. p. 149 r. 2 v. o. — 8. 189 r. 13 v. o. Eindelijk kan de braakwijnsteen nog gebezigd worden om de voortbeweging en ontlasting van concrementen (galsteenen, niersteenen) të bevorderen en kan hier, uit hoofde zijner inwerking op de zamentrekbarè weefsels, welligt dienstiger zijn dan andere emetica. Waarom in al de aangegevene ziektetoestanden de braakwijnsteen gunstig werkt, alsook op welke wijze deszelfs therapeutische werking tot stand komt, is ons grootendeels nog onbekend. Deze werking schijnt meestal af te hangen van den invloed van dit middel op de zenuwmiddelpunten en dien ten gevolge (door middel van verschillende zenuwbanen , b. v. van den vagus, de ruggemergszenuwen, den sympathicus) op den toestel voor den bloedsomloop en op de zamentrekbare weefsels. Hiermede schijnt deszelfs werking op de scheikundige za- 3 * menstelling van het bloed, op de omzetting van de protein-houdende bestanddeelen van dit laatste en van de bestanddeelen der weefsels gelijken tred te honden , en wel grootendeels ten gevolge der vermeerderde uitscheiding van gal en in het algemeen van koolstofrijke en waterstofrijke stoffen, van plantenzure en andere zouten, van water enz. Dit leert ons ten minste de nieuwere scheikunde, alsmede, dat hierdoor de oxydatie der proteïn-houdende ligchamen, derzelver omzetting tot piszuur en andere uitscheidingsstoffen, die van het piszuur tot pisstof enz. middellijk bevorderd wordt. Welligt ware het voordeeliger, wanneer voorloopig de chemische daadzaken meer omvattend waren vastgesteld geworden en men op enkele, dikwijls scheikundig zeer onvolledig onderzochte gevallen met minder voorbarigheid theoriën gebouwd had. p. 151 r. 22 v. b. — s. 191 r. 5. v. o. De inentipg met eene zooveel mogelijk geconcentreerde oplossing van braakwijnsteen in water of een mengsel met olie, door middel van het lancet, om puisten voort te brengen, wordt door debouge , b. v. bij naevus , neuralgiën , hypertrophijin, ophthalmie enz. aanbevolen 1). p. 153 r. 9—1 y. o. — s. 194 r. 4—14 v. o. De oplosbare loodverbindingen zijn naar hare scheikundige eigenschappen , duur van inwerking, hoeveelheid der giften en naar de individuele gesteldheid der bewerktuiging, waarop zij worden aangewend, verschillend van werking. Wanneer oplosbare loodzouten (b. v. azijnzuur lood-oxyde) met albumine en andere protein-houdende ligchamen (b. v. in de maag, op etterende vlakten) in aanraking komen, vormen zij of hun lood-oxyde hiermede onoplosbare verbindingen (lood-albuminaten enz.). Daar verder het lood en zijne zouten overal in het ligchaam , in de maag en hare afscheidingen, in de exsudaten der zweren enz. chloorverbindingen van sodium, potassium enz. aantreffen, zoo vormt zich ligtelijk chloor-lood (benevens eene nieuwe alcaliscbe verbinding 2). Zoodanige nieuwgevormde loodverbindingen zijn het nu , welke b. v. bij de aanwending van groote giften in de maag, het slijmvlies dezer laatste als grijswitte lagen bedekken. Alhoewel in water onoplosbaar, worden zij toch in verdunde zuren en alcalische vloeistoften (b. v. van het kunstmatig maagsap, van de afscheidingen der maag en des darmkanaals) opgelost en eraan dan in het bloed over. Allen kunnen zij van uit het darmkanaal in liet bloed geraken en vooral de oplosbare zouten zeer gemakkelijk; zoo ook derzelver emanatièn, welke met het slijmvlies der luchtpijpstakken in aanraking komen. Men vindt lood in de pis 3), in het weefsel van de longen, nieren, lever, milt, hersenen en andere organen. In het bloed is de aanwezigheid van lood reeds 1) Vergel. Journ. de méd. et de chir. prat. Juill. 1844. 2) Vergel. Mialtte Mém. sur les émanations de plomb. etc. Paris 1844 en Journal des connaiss. méd. prat. Janv. 1844. 3) Taylor Guy's JIosp. reports , t. VI. 1841. 172. flandin en danger (Académie des sciences Janv. 1844). door tiedemann en gmelin , guibourt , lassaigNE en anderen aangetoond en COZZI (scheikundige 1844) lieeft buitendien gevonden dat hier het loodoxyde (en loodzouten ?) met het albumine van het bloed, doch niet met fibrine of haematosine verbonden is. Wanneer oplosbare zouten in eene zoo groote hoeveelheid in het spijsverteringskanaal geraken, dat de stoffen der aldaar afgescheidene vochten niet toereikende zijn, worden zij door de slijmvliezen geïmbibeerd, en het weefsel defcer laatsten ondergaat nu zelf de scheikundige inwerking der loodzouten (van daar gedeeltelijk hyperaemie, roode of bruine kleuring der slijmvliezen enz.) De verwijdeide werking van alle opgeslorpte loodverbindingen uit zich vooral in het ruggemerg en de peripherische, vooral motorische zenuwbanen, alsmede in de afscheidingen. p. 156 r. 17 v. b. — s. 197 r. 9 v. o.. Als kenschetsende teekenen (van loodvergiftiging) worden daarentegen beschouwd rondaclitige uitpuilingen en zwellingen tusschen de voor- en nahandsbeentjes, te weeg gebragt (volgens taJïQUEkel) door het los worden van de vereenigende banden, en gevormd door de hoofdjes der beenderen van den metacarpus en van het scheepswijze en halvemaanswijze been. — Ten gevolge eener verlamming der stem-organen kan stotteren, aphonie enz. ontstaan. p. 150 r. 3 v. o. — s. 200 r. 10 V. O. _ De loodbereidingen worden verder aangewend bij tyrnpanitis; ook tegen den doorloop bij aziatischen braakloop heeft graves loodsuiker aangeprezen (bij dezen laatsten gr. ij p. d., alle ^ uren, tot dat de doorloop nalaat!). In alle deze gevallen verbindt men de loodbereiding gaarne met opium. Bij ingewandswormen, zelfs taenia, zag ik van groote giften met daarop volgende toediening van purgantia dikwijls een gunstig gevolg. p. 103 r. 1 v. o. — s. .206 r. 15 v. o. Tot bereiding zijner papier-moxa bezigt marmorat ongelijmd diukpapier , hetgeen in eene oplossing van loodazijn of loodextract gedompeld wordt; gedroogd zijnde brandt dit zeer goed. p. 165 r. 3 v. o. — s. 208 r. 4 v. u. Volgens de mededeelingen van chevallier (Annal. dhygiene, t. 30. 1843) worden de koperslagers in la Manche veelvuldig door koperkolijk aangetast, vooral zij welke de groote ketels vervaardigen , en volgens blandlet 1) ondervinden bijna alle leerlingen in de werkplaatsen den nadeeligen invloed van het koper, welke zich door kolijkpijnen met doorloop of constipatie, groote spierzwakte enz. openbaart; deze toevallen laten gewoonlijk binnen de 48 uren weder na. Even als bij loodkolijk worden ook hier onreinheid en het inademen van fijn koperstof als de belangrijkste oorzaken beschouwd. De aibeiders trachten zich zeiven en anderen door het gebruik van melk (?) hiertegen te beschermen. Ook de koperzouten (even als vroeger reeds van de zouten van l) AcaiJ. des scienc. 17 Fcvr. 1845. koper, zilver en lood is aangegeven geworden) bezitten eene sterke verwantschap voor protein-houdende ligchamen. Wanneer zij met deze m aanraking komen vormen zij in water onoplosbare verbindingen (het is nog twijfelachtig of het geheele zout of alleen het oxyde in dezelve treedt); deze zijn in verdunde zuren en alcaliën, dus'ook in de afscheiding van maag en darmen oplosbaar en worden in het oed opgenomen. Dit geschiedt echter in zeer geringe hoeveelheid zoo als reeds de onderzoekingen van keiter en wiümer en nu ook die van flandin en dangek bewijzen, daar bijna al het koper weder door den stoelgang ontlast wordt. Bij honden, aan welke men maanden lang koper had toegediend werden alleen in de lever duidelijke sporen van hetzelve aangetroffen, doch niet in andere organen en ook niet in de pis (?). Wanneer koperzouten in groote ioe\eelheid met de maag (ook met zweervlakten, de huidbekleedse en) in aanraking komen, zijn de protein-houdende stoften enz. "lel toereikende tot derzelver binding, zoodat zij zich met de stoffen der weefsels zeiven verbinden en dan als bijtmiddelen, als escharotica werken. p. 166 r. 20 v. b. — s. 209 r. 17 v. n. * Men gaf zich vroeger veel moeite, bepaalde diagnostische grenslijnen usschen koperkolijk en loodkolijk te trekken; de ondervinding heeft ech.' l' 'u fateren tijd geleerd, dat zulks inderdaad eene overtollige poging is, daar beiden in hunne verschijnselen overeenkomen. — Ditzelfde is ook voor hunne behandeling geldig. — Niet zelden schijnen zich (bij het gebruik van koper) chronische ontstekingen van de slijmvliezen van het spijsverteringskanaal en de ademhalingsorganen te ontwikkelen. eu a's bij kwikzilver en andere metalen heeft men ook in de theiapeutische werking der oplosbare koperzouten wezenlijke verschik fen aangenomen, doch zonder genoegzamen grond. Veeleer schijnt vooral de verwijderde werking, welke men zich alleen ten nutte maakt, van alle oplosbare zouten in wezen dezelfde te zijn; de somij en voorkomende verschillen in kracht van werking kunnen door eene doelmatige giftsbepaling weggenomen worden. Zoo schijnt het ongepast, kopervitriool hoofdzakelijk als etneticum te beschouwen en van kopersalmiak bijzonder gunstige gevolgen bij «neuroses" te Verwachten, welke het eerste zout niet even goed zou kunnen geven* e 9!-fi van alle koperbereidingen is als emeticum gr. iij—vi, in audere gevallen gr. j—ij. p. 169 r. 8 v. o. — s. 213 r. 6 v. u. _ ' >U chronischen doorloop, met of zonder verzwering van het darmsiijmvlies, vooral na dysenterie heeft onder anderen elliotson het zwavelzuur koper-oxyde zeer werkzaam bevonden (med. chir. transact. t. 13 1827), tot gr. ijS-iij meermalen daags. Indien het misselijkïeict en buikpijnen veroorzaakte, gaf hij hetzelve in pillenvorm en alleen na den maaltijd, niet nucliteren; ook liet hij het zout met opium verbinden. —■ Men bediende zich van het kopervitriool als emeticum niet alleen in gewone gevallen, maar ook bij longtering in hare eerste tijdperken (simmons, maryat), alsook bij slijmvloeij'in- <ren der luchtpijpstakken en dér pis- en geslachtswerktuigen. Bij croup komt het er vooral op aan, om dit middel (even als ieder ander braakmiddel) vroegtijdig genoeg en in toereikende, braking verwekkende o-iften toe te dienen, en wel herhaalde malen, zelfs meerdere dao-en na elkander, om zoo iedere nieuwe vorming van exsudaten te "en te gaan of deze laatsten spoedig uit den weg te ruimen (foeget). — In diaetetisch opzigt verdient het de aandacht der geneeskundigen , dat in vele landen kopervitriool (ook zinkvitriool) dooide bakkers gebezigd wordt om de gisting van het brooddeeg te bevorderen, en het brood aldus ligter en poreuser te maken ; bij groote hoeveelheden veroorzaakt dit niet zelden gevaarlijke toevallen, p. 172 r. 1 v. o. — s. 217 r. 15 v. u. Volgens blandlkt (Vergel. Arch. gén. Mars 1845. 375.) oefenen de dampen, welke zich bij het smelten van brons, geel koper enz. uit zink ontwikkelen (zink-oxyde) en door de arbeiders ingeademd worden op dezen eene nadeelige werking uit. Zij worden door contractuur der spieren, spierpijnen, angst, hoofdpijn en braking aangetast, doch bevinden zich na eenige uren weder wel. (Hierbij komt nog in aanmerking, dat het in den handel voorkomende zink behalve ijzer, dikwijls ook nog arsenik bevat). De zinkverbindingen verhouden zich tot de bestanddeelen der dioilijke afscheidingen en weefsels even als de zouten van lood en koper. Zij vormen, b. v. met albumine en andere protein-houdende ligchamen, verbindingen, die in water slechts moeijelijk, doch in zure en alcalisclie vloeistoffen, in de afscheidingen van maag en darmen, lig— telijk oplosbaar zijn. Dat zoodanige- zinkverbindingen (b. v. als albuminaten) in het bloed geraken, is door ORFILA aangetoond; of zij evenwel eene scheikundige inwerking op de bestanddeelen^ van liet bloed en de organen uitoefenen en hierdoor derzelver scheikundige menging veranderen, weten wij niet, en evenmin oi zij door de nieren of andere uitscheidingstoestellen weder verwijderd worden. p. 180 r. 2 v. b. — s. 226 r. 7 v. o. ... ■. •• v-i De werking van valerianas zitici schijnt die van andere moeijelijk oplosbare zinkzouten te zijn. Even als andere modemiddelen, waarmede zoowel de industnële chemie en journalistiek als de blinde ijver of de ijdelheid van sommige artsen ons beschonken, werd ook dit zinkzout, reeds spoedig na zijne ontdekking, als een der'krachtigste antispasmodische, pijnstillende middelen aangeprezen en aangewend, bij neuralgiën, gastralgie, krampachtige aandoeningen, zenuwachtige hoofdpijnen, oorsuizing en dergelijke » zenuwverschijnselen" meer (muratori , cerulli , de\ ai , curt1s en anderen 1). Naauwkeurige waarnemers zijn, zoo zij al niet de onwerkzaamheid van dit middel hebben aangetoond, toch tot de overtuiging gekomen, dat het niet meer werkt dan andere zinkbereidingen. Reeds wegens zijnen hoogen prijs verdient het geene aanbeveling. 1) Vorgel. Bullct. gé.n. de thérapeut. Fevr. 1844. Journ. des connaist. med. chir. Dcc. 1844. Janv. Mai 1845. •' gr. j—ij in pillen-of poedervorm, ook in water opgelost. 1'akio gat 15 20 gr. in 2 dagen, om slechts eenige werking te verkrijgen. ' ° Uitwendig werd de bereiding van fario bij aandoeningen der conjunctiva en cornea (even als zink-oxyde) gebezigd, gr. ij —iv op unc. ij overgehaald water; ook in zalfvorm. J>. 182 r. 8 v. O. — S. 229, r. 12 v. u. In de laatste tijden heeft poumet het chloortin als tegenmiddel bij sublimaat-vergiftiging voorgeslagen, daar sublimaat door hetzelve ontleed en metallisch kwikzilver uitgescheiden zou worden (Annal. d'hygüne etc. Juillet, Octobre 1845). Men zoude ongeveer eene dubbele hoeveelheid der geconcentreerde oplossing van chloortin moeten aanwenden. Deze handelwijze schijnt reeds daarom ongepast, dewijl deze tinbereiding in groote hoeveelheid zelve eene bijtende werkinc kan uitoefenen. p. 194 r. 13 v. b. — S. 243 r. 20 v. o. De scheikunde heeft ons tot nog toe niet geleerd, welke veranderingen het acid. arsenicosum in het darmkanaal ondergaat en in deszelfs afscheidingen, in het bloed enz. te weeg brengt, en in welken toestand liet in de pis en andere uitscheidingen weder verwijderd wordt. Alleen deszelfs overgang in het bloed (welligt in verbinding met albumine) is bewezen, terwijl wij omtrent de oorzaken van deszelrs vergiftige werking nog bijna niets weten. De hvpothese \ .in liebig , dat deze laatste van de krachtige verbinding van het arsenik met albumine (uithoofde van het hooge atomistisch gewicht \an liefeerste) afhankelijk zij, is zelfs niet waarschijnlijk. Voorzoo \ erre mij bekend is bezitten wij geene naauwkeurige analysen van het bloed van met arsenicum vergiftigden ; volgens de onderzoekingen van ko\ \ii en james is hetzelve in het oog loopend donker gekleurd, vloeibaar , niet strembaar, ongeveer als bij cholera; doch ook deze afwijkende gesteldheid van het bloed schijnt niet standvastio- te zijn (ge\al van COQUEret en anderen). Orfila trof bij het door COQUERET waargenomen geval nog 23 dagen na de vergiftiging arsenik in het bloed aan. p. 197 r. 22 v. b. — s. 247 r. 6 v. o. Zoowel oudere als nieuwere waarnemingen hebben den dikwijls buiten verwachting gunstigen invloed van arsenicum bij alle typische, tusschenpoozende ziektevormen, doch inzonderheid bij tusschenpoozende koorts, buiten twijfel gesteld, zoodat dit middel ten onregte bijna geheel door chimne verdrongen wordt. De lof, dien reeds slèvogt, .TACOBI, FOWLER, jenner, schnatjbert en anderen aan arsenik bij ïntermittens toegezwaaid hebben, wordt tegenwoordig door BöUDiN , besnard en anderen herhaald, en wanneer duizende gevallen deszelfs zeker gunstig gevolg, zonder eenig nadeel voor den lijder bewijzen, zou dan niet een zoo goedkoop middel meermalen in aanwending gebragt moeten worden? Het doelmatigste is hier, het arsenik met opium , kina, gentiaan en andere bittere middelen te verbinden. >]J hypwlTophie der milt (ook onafhankelijk van intermittens) ver- dient het arsenicum voorzeker meer in aanmerking te komen. Ook bij typische psychoses, b. v. melancholie (jeitteles), bij bloedvloeijingen, bij angina pcctoris, neuralgièn en chorea verrigt het dikwijls de beste diensten. Bij kinkhoest heb ik onder deszelfs gebruik buiten verwachting snel de hevige hoestaanvallen zien verdwijnen, zoodat slechts een eenvoudige catarrhus nog korten tijd nableef. Wanneer echter het arsenicum bij epilepsie geene grondige genezing tot stand brengt, doet het ten minste niet veel minder dan alle overige artsenijmiddelen. p. 196 r. 3 v. b. — s. 247 r. 5 v. u. Yoor het gebruik van arsenicum bij secundaire syphilis ontbreken ons naauwkeurige aanwijzingen, evenzeer als voldoende waarnemingen voor deszelfs resultaten, niettegenstaande de opgaven van hoefman, harless, adams, biett , bondin en anderen. Hetzelfde geldt voor jicht (hoffmann, bardeley), sorophulosis, tuberculosis, voor caries en andere beenziekten. Talrijker zijn de stemmen ten gunste van het arsenicum bij kanker (harless , bernard, lefébre, e: home , simmons en anderen), doch niet minder stemmen verkondigen zijne onwerkzaamheid (bell , acrel, fodéré en anderen). Bij hydrops met een zoogenoemd passief, atonisch karakter, met tuberculosis der darmscheilsklieren enz. werd het arsenicum reeds door arnemann, fodéré, desgranges en anderen, en in lateren tijd doorTROUSSeau en debavay 1) geroemd; of dit op goede gronden geschiedde is twijfelachtig. Buitendien werd liet arsenicum zelfs bij typhus (ferrier) en tegen verschillende chronische aandoeningen der baarmoeder, inzonderheid bij kanker en metrorrhagiën aangeprezen 2). p. 200 r. 19 v. o. — s. 250 r. 5 v. u. Men heeft het arsenicum in verschillende vormen en giften uitwendig aangewend en ook het poeder van Cosmus veelvuldige wijzigingen doen ondergaan (volgens de Pharm. gall. 1 deel arsenicum op 2 deelen cinnaber en 2 deelen drakenbloed. Wannneer het ar- senik als krachtig causticum werken zal (en anders moet het niet .... • •• i i gebezigd worden) moet zijne gift niet te gering zijn, daar men dan liet minste voor vergiftiging te vreezen heeft. Ik neem gewoonlijk 1 deel ars. op 4 — 8 deelen cinnaber of (zoo als juSTAMONd) antimonium crudum. dupuytren nam in den beginne 4 decigr. op 40 gramm. calomel (ongeveer gr. vj op dr. x), later dr. j ars. op dezelfde hoeveelheid calomel; gewoonlijk dient het als zacht werkend bijtmiddel bij vrouwen, op gevoelige deelen enz., doch kan dan beter door andere caustica vervangen worden, ofschoon het geenszins onwerkzaam is. Men bepoedert het deel met dit mengsel, b. v. door middel eener kwast; er vormt zich dan eene grijsachtige korst welke fceer langzaam wordt afgestooten. Gewoonlijk is eene enkele aanwending niet voldoende, zoodat ook in dit opzigt eene sterkere gift van het arsenik doelmatiger schijnt. — Bij de aanwending van allo deze bijtende 1) Gaz. méd. de Paris. Mars. 1844. 2) IIünt. Med. cliir. transact. t. 21. 1838. mengsels moeten de deelen eerst van de korsten enz. bevrijd en des noods (inzonderheid bij zoogenoemden lupus hypertrophicus) de opperhuid door een blaartrekkend middel verwijderd worden. In het algemeen moet niet meer dan eene vlakte van ongeveer 1 tot hoogstens !■? vierkante duimen omvang op eens door het bijtmiddel bedekt worden, p. 205 r. 3 y. b. — s. 256 r. 9 v. o. • Terwijl men vroeger de zoogenoemde aschbestanddeelen der organische zelfstandigheden als toevallige en zeer onbelangrijke bijmengsels beschouwde, werd hun door de nieuwere chemie (peout,liebig) eene geheel andere beteekenis gegeven. In het bloed, de afscheidingen en de verschillende weefsels zien wij de phosphorzure, zwavelzure, koolstofzure en zoutzure alcaliën en aarden (met ijzer, mangaan) in eene zoo groote regelmatigheid en hoeveelheid voorkomen, dat reeds hieruit derzelver belangrijkheid blijkt. Dit is b. v. geldig voor het keukenzout, tot welks gebruik alle dieren door instinct geleid worden, en zonder hetwelk geene gezondheid voor den mensch mogelijk is. In Engeland gebruikt ieder persoon jaarlijks , alleen in het brood, ongeveer 6| ® keukenzout (pakis), buiten de gebruikte kalk en kalkzouten. Niet minder gewigtig schijnen verder de veranderingen in hoeveelheid der zouten bij ziekten (typhus, scorbutus, cholera, phthisis, bij alle ziektetoestanden , welke met aanhoudende ontlastingen, overvloedige uitzweeting en afscheidingen gepaard gaan) te zijn. Uit dit alles blijkt het belang dezer stoffen niet alleen als geneesmiddelen, maar ook en inzonderheid als diaetetische middelen, p. 205 r. 12 y. b. — s. 256 r. 7 v. u. De bijtende alcaliën, alcalische aarden en vele van derzelver verbindingen bezitten eene sterke verwantschap tot albumine en andere protein-houdende ligchamen. Wanneer zij met deze in aanraking komen , lossen zij dezelve op en vernietigen dus, geconcentreerd en in groote hoeveelheden aangewend, de weefsels zeiven, b. v. het maagen darmslijmvlies. Velen, zoo als de bijtende potasch, verbinden zich tevens met het water en de vetten der aangeraakte weefsels. Door hunne verbinding met koolstofzuur en andere zuren wordt in het algemeen de verwantschap tot protein-houdende ligchamen verminderd, doch ook geconcentreerde zouten (b. v. keukenzout, salpeter, koolstofzure potasch) oefenen nog eene vrij hevige inwerking op dezelve uit. TV anneer alcaliën en vele van derzelver zouten met slijmvliezen, b. v. der maag, in aanraking komen, maken zij het slijm vloeibaar, vermeerderen tevens deszelfs afscheiding en velen (vooral zwavelzure, phosphorzure en meerdere plantenzure zouten) werken zoo in groote giften als laxantia, anderen (zoutzure, salpeterzure zouten) in mindere mate. Anderen weder (aluin) vormen met de protein-houdende ligchamen (b. v. in de afscheidingen en weefsels der slijmvliezen, op etterende vlakten), in water onoplosbare verbindingen en beperken welligt hierdoor reeds gedeeltelijk de afscheiding en uitzweeting op de aangeraakte vlakten. Terwijl eindelijk de met sterkere mineraio zuren verbondene alcaliën en aarden door het vrije zuur in de maag niet ontleed worden, ondergaan omgekeerd de koolstofzure en ook plantenzure zouten ten minste eene gedeeltelijke omzetting in de maag, worden in zoutzure (?) zouten veranderd en als zoodanig opgeslorpt, terwijl het vrij geworden zuur (koolstofzuur) ontwijkt of (b. v. azijnzuur) in het bloed overgaan en ziek met de alcalische bestanddeelen verbinden kan. — Alcaliën en aarden, welke vrije zuren, b. v. in de maag, aantreffen, verzadigen deze en vormen zoo zoutzure, melkzure of azijnzure zouten, welke opgeslorpt ofwel grootendeels, vooral , wanneer zij laxerend werken, ontlast worden, terwijl het overschot der alcaliën, dat met geen zuur meer in verbinding treedt, waarschijnlijk in verbinding met de protein-houdende stoffen der in het darmkanaal afgescheidene vochtep ÏH het bloed overgaat. Gedurende het smelten, oplossen, van keukenzout, salpeter en andere fouten in water wordt warmtestof gebonden, en daarmede in aanraking zijnde dierlijke weefsels, b. v. de huid, worden op deze wijze afgekoeld. Komen daarentegen zouten met minder beschermde zenuwvlechten (b. v. jn de slijmvliezen) in aanraking, zoo brengen zij veeleer een gevoel van warmte, kitteling, branding te weeg, gewQQttJijk gepaard gaande met een gevoel van dorst; deze laatste kan gedeeltelijk als een gevolg der aantrekking van Avater door het zout, vooral wanneer dit in vasten vorm gebruikt is, verklaard worden, p. 206 r. 10 v, b. — s. 257 r. 15 v. u, Vrije en koolstofzure alcaliën en aarden werken, andere gronden daargelaten, reeds door het verzadigen der zuren van het maagsap, op den duur storend op de processen van omzetting en oplossing der spijzen, dat is op de spijsvertering ; jn kleinere en zeldzame giften worden zij door liet later afgescheiden maagsap ligtelijk opgewogen (keuss) en slechts bij lang voortgezette aanwending zal het zich eindelijk anders verhouden. Hier bestaat dan ook de mogelijkheid, dat door het allengs vermeerderde gehalte van alcaliën in het bloed (inzonderheid het poortaderbloed) in de afscheiding van de maag en het darmkanaal zelfs de voor de spijsvertering (inzonderheid tot oplossing der proteïn-houdende ligchamen) noodzakelijke vrije zuren verloren gaan. Aan de andere zijde stoort een te groot gehalte aan zuren insgelijks de spijsvertering en hier zullen matige giften van alcaliën e|i aarden de spijsvertering bevorderen, Alcaliën , aarden en derzelver zouten schijnen van de spijsverteringswegen ligter en in grootere hoeveelheid in de chijlvaten dan in de bloedvaten over te gaan (nasse en anderen), vooral de in water ligtelijk oplosbare zouten (bij vele metaalzouten heeft het omgekeerde plaats , vooral wanneer zij zich krachtig met proteïn-houdende ligchamen verbinden). De hoeveelheid waarin zij eindelijk in het bloed geraken is van derzelver scheikundige zamenstelling en wijze van werking op het darmkanaal afhankelijk. Laxerende zouten (zwavelzure , plantenzure zouten) worden, wanneer zij in groote giften zijn toegediend, bij den ontstaanden doorloop grootendeels weder ontlast (meestal als zoodanig, somwijlen veranderd); in kleine, niet laxerende giften worden zij daarentegen grootendeels opgeslorpt en komen dan in de alcalisch gewordene pis voor, b. v. als koolstofzure zouten. — In liet bloed schijnen deze stoffen zich vooral met albumine en fibrine te verbindpri. De albuminaten , fibrinaten van alcaliën en aarden in het bloed schijnen grootendeels spoedig weder ontleed en langs verschillende wegen uitgescheiden te worden. Zij komen b. v. in de pis voor als koolstofzure en zoutzure, in het zweet als melkzure en zoutzure zouten. Zwavelzure, salpeterzure, welligt ook phosphorzure zouten schijnen als zoodanig uitgescheiden te worden; salpeter b. v. treft men als zoodanig weder in de pis aan; koolstofzure zouten, b. v. koolstofzure potasch, vertoonen zich in de pis als dubbel-koolstofzure zouten. Daarentegen worden azijnzure, wijnsteenzure, citroenzure zouten gedurende hunnen doortogt door het ligchaam verbrand, en voor zoo verre zij niet, wegens hunne geringe hoeveelheid, door de vrije zuren der pis verzadigd worden 1), komen zij in de pis als koolstofzure zouten voor. Welligt ondergaat een gedeelte derzelve in het bloed zelf nog verdere omzettingen (gelijk de koolstofzure ammoniak). Uit het bovenstaande kan men opmaken, onder welke omstandigheden de pis door vele stoffen dezer groep alcalisch kan worden; petit en chevallier hebben waargenomen, dat reeds een enkel bad in Vichy-water (een alcalisch koolstofzuur-houdend water) deze werking kan uitoefenen. Even als de afscheiding van zoodanige toestellen , welke de ingebragte stoffen uit het bloed uitscheiden, door deze stoffen gewoonlijk vermeerderd wordt, zoo heeft ook na de 1) Dc pis bij koorts, welke gewoonlijk rijk is aan vrij piszuur, maakt de opslorping van eene grooiere hoeveelheid zouten noodig, om haar alcalisch te maken. aanwending van vele, vooral salpeterzure en plantenzure zouten, iets dergelijks In de nieren, bij de pisafscheiding plaats, hetzij ten gevolge eener verandering der bloedsmenging (b. v. door vermeerden, watergehalte), hetzij, dewijl de heterogene stoffen eigendommelyk op de afscheidingstoestellen zeiven inwerken en tevens eene aantiekkmg der in het bloed bevatte stoffen tot de aan hare natuur het meest beantwoordende uitscheidingsorganen plaats vindt, Behalve de pis worden door den invloed der aangewende zouten ook andere afscheidingen bevorderd, welke buitendien reeds rijk aan zouten zijn, b. v. het" zweet, slijm (door ammoniacalia vooral op het ademhalingsslijm vlies); en voor zoo verre de alcaliën een wezenlijk bestanddeel der gal daarstellen, wordt ook deze welligt in grootere hoeveelheid gevormd. , ,.. De albuminaten der alcaliën en meerdere 111 het bloed aanwezige zouten schijnen evenwel niet altijd in hunne gansche hoeveelheid en met gelijke snelheid omgezet en uitgescheiden te worden b. v. wanneer allengs groote hoeveelheden in het bloed geraakt waren, hai- kele gedeelten derzelve blijven voorzeker meermalen gedurende langen tijd in het bloed terug en schijnen dan vooral hunnen invloed uit te oefenen, op de voeding en verrigtingen van zoodanige weefsels welke rijk zijn aan albumine en andere protein-houdende ligchamen en deze voor hunne eigene vorming bij voorkeur noodig hebben (). v. de zenuwzelfstandigheid, de parenchymateuse klieren). Daar echter door vele zouten , deels uit hoofde hunner laxerende werking, deels wegens de door dezelve vermeerderde afscheiding van pis, zweet, slijm, gal enz. nu eens eene meerdere dan weder eene miiideie hoeveelheid ligtelijk oxydeerbare kool- en waterstofrijke stoffen uit het ligchaam verwijderd worden, schijnt op deze wijze de oxydatie en omzetting der protein-houdende bestanddeelen van het bloed en de weefsels indirect bevorderd te kunnen worden; men ziet b. v. in de pis de hoeveelheid piszuur meermalen afnemen, terwijl die dei' pisstof betrekkelijk kan toenemen. In therapeutisch opzigt is dit bij eene vezelstofrijke bloedsmenging en bij neiging tot piszuurvorming van gewigt (jones en anderen) en welligt ook in gevallen, waar, b. v. ten gevolge van ziekten der ademhalingswegen, der huid enz., te weinig zuurstof in het ligchaam ingevoerd wordt. Niettegenstaande dit alles zijn wij niet in staat, te bepalen, in hoeverre de verwijderde werking dezer stoffen op derzelver scheikundige werking op de bestanddeelen van het bloed en de weefsels berust ; het ontbreekt ons ook hier aan stellige bewijzen. Misschien werken zij, en vooral zoodanige stoffen, welke bij normalen toestand niet in liet ligchaam voorkomen, gedeeltelijk alleen daardoor, dat zij als vieemdaardige stoffen met de zenuwzelfstandigheid, de afsclieidingsorganen enz. in aanraking komen. p. 209 r. 10 v. b. — s. 261 r. 10 v. O. _ _ _ ; Men heeft de door salina te bewerkstelligen vermindering van fibrine in ontstekingachtig bloed op verschillende wijzen trachten te verklaren, b. v. door eene verhinderde omzetting (oxydatie) van het albumine en an~ dere protein-houdende ligchamen tot fibrine, hoogere oxyden van próteinë (van mulder), döor versnelde omzetting en oxydatie "der protein-houdende stoften tot piszuur, pisstof, dioleïnzuür enz. Yoor alles zoude liet mtussclien noodig geweest zijn, de daadzaak, welke men wildé verklaren, eerst beter te constateren, en te onderzoeken, in hoe verre de aangewende stoften eene vermindering van fibrine te weeg gebragt hadden en welk aandeel hieraan misschien de bloedontlastingen , diëet en andere invloeden hadden. Millon en LaVer.yn welke Seignette^zout bij pneumonie en gewrichts-rheumatismus aanwendden, namen geene vermindering van fibrine of van crusta-vorming in het bloed waar. — Bij typhus, cholera en andere' ziekten schijnt, deels ten gevolge der overvloedige ontlastingen, het zoutgehalte van het bloed verminderd te zijn (clanny, o'shaitgnessy , stevens en anderen), en zulks zal wel bij alle langdurige, met ontlastingen gepaard gaande ziekten min of meer het geval zijn. Zoolang hetechter niet bewezen is, dat hierin de eenige en Wezenlijke stoornis bestaat, zal ook het gebruik van zouten i zelfs in een scheikundig opzigt, als onvoldoende te beschoüwen zijn, daar juist bij die ziekten he? bloed nog andere afwijkingen vertoont, bi V? een verminderd gehalte aan fibrine (becquerèLi en rodier , andral en gavarret). p. 209 r. 14 t. o. — Si 261 r. 7 tj U; Bij de giftsbepaling dezer zelfstandigheden fcdmt het er vooral op aan, of men dezelve met het doel eener plaatselijke laxerende dan wel eener verwijderde werking op het bloed, de pis enz. wil aanwenden. In het eerste geval zijn groote, in het laatste kleine' giften aangewezen, terwijl alleen bij kleine giften de vereischte hoeveelheid wordt opgeslorpt (om deze reden moet ook in het laatste geval een bestaande doorloop eerst bestreden en de opslorping zoo veel mogelijk bevorderd worden). Bij de keuze aer zouten neme men hunne veranderingen in het darmkanaal en verder in het inwendige der bewerktuiging in aan-4 merking. AV anneer men eene meer prikkelende werking (b. v. op den toestel voor den bloedsomloop, op de afscheidingswerktuigen) verlangt, verdienen in het algemeen de mineraal-züre zouten de voorkeur ; men verkiest daarentegen plantenzure (ook köolstofzure) zouten , op grond hunner omzetting in het bloed , Wanneer men meer eene verandering der bloedsmenging of van de pis bedoelt 1). p. 210 r. 20 v. bi — s. 262 r. 8 v. u. \ erdere proefnemingen (met alcalina bij pissteenen) werden door lekoy d'etiolles en door gay-lussac en pelouze bewerkstelligd (Compt. rend, t. 14. 1842) ; de laatste beschouwde echter de resultaten als tamelijk onbevredigend, en wanneer ook de regtstreeksehe aanwending van enkele of dubbele koolstofzure alcaliën, borax en anderen in oplossing ecnigen invloed op pissteenen uitoefenden, zoo scheen zulks meer aan de oplossing van derzelver dierlijke stoften dan 1) Vergel. onder anderen bukrows in Med. Gazette t. 14 en rowe in Dublin iounu t. 18. 1840 277. aan hunne*zelfstandigheid zelve te moeten worden toegeschreven. Ure (Phcirmaceut. journ. vergel. Dublin• journ. 1844. t. 24) schrijft een. sterker oplossend vermogen aan het koolstofzuur lithium-oxyde toe; wanneer 1 gr. gekristalliseerde soda in unc. j water opgelost, bij eene hoogere temperatuur, slechts 1 gr., borax 1,2 gr. en koolstotzure potasch 1,4 gr. piszuur oploste, werden door 1 gr. koolstofzuur lithium-oxyde 2 gr. piszuur opgelost. Dergelijke proefnemingen verdienen voortgezet te worden en de hoop op derzei ver gunstige gevolgen wordt nog aangewakkerd , wanneer wij bedenken, dat bij het bestaan van blaassteenen somwijlen spontane verweeking en oplossin"- derzelve worden waargenomen, welke misschien onder medewerking van het bij catarrhus vesicae of cystitis gevormde slijm en de omgezette pis plaats vinden (de gevallen van ségalas en anderen), p. 213 r. 13 v. O. — s. 266 r. 8 v. u. De genezende werking van alle absorbontia, dus ook van koolstofzure potasch , bij het zoogenoemde zuur in de maag is geheel daarvan afhankelijk, of de ziekelijke toestanden, waarvan het een verschijnsel uitmaakt, door absorbentia al dan niet kunnen opgeheven worden. Dit laatste zal wel gewoonlijk het geval zijn, en daarom zal de rationele geneesheer ook meer gewigt aan andere , vooral diaetetische middelen hechten. Yoor zoo verre echter het vrije zuur in de maag normaal en voor de spijsvertering noodzakelijk is, zal een overvloedig gebruik van absorbentia schadelijk werken en alleen dan voor eenigen tijd nuttig zijn , wanneer dit zuur , in overvloedige hoeveelheid aanwezig, reeds eene nadeelige werking heeft uitgeoefend (volgens osbokue werken de absorbentia vooral dan niets uit, wanneer liet zuur, ook zonder aanwezigheid van spijzen, zich in de ledige maag vormt, zoo als gewoonlijk bij pyrosis). Of deze middelen misschien ook op eene andere wijze, door afstemming der gevoeligheid, vermindering van den geprikkelden toestand van het slijmvlies werken (howsiiip en anderen) is nog twijfelachtig. Bij dysenterie werden alcaliën door maetinet , loeffler , eademacher en anderen aangeprezen, in verbinding met opium of rheum. p. 214 r. 10 y. b. — 8# 267 r. 12 v. o. Bij exsudaten, verhardingen, tuberculeuse infiltratiën van klieren en andere organen werden potassa en andere alcaliën op goed geluk beproefd, in het kinderlijk geloof, dat zij de uitgezweete en veranderde stoffen, zouden oplossen. Bij eenig nadenken over de scheikundige veranderingen , welke de alcaliën zelvtm in het inwendige des ligchaams ondergaan, en over de geringe hoeveelheid der in het bloed tredende artsenijmiddelen, treedt de ongegrondheid eener dusdanige meening reeds van zelve te voorschijn. Veeleer zou derzelver langdurig gebruik de vorming en verdere ontwikkeling dier stoffen kunnen tegengaan; voor alles echter moeten de eenvoudige therapeutische resultaten op betere grondslagen gevestigd zijn. Bij phthisis en andere longaandoeningen werken de alcaliën misschien alleen door vloeibaarmaking der in de luchtpijpstakken afgescheidene stoffen, zoo als ook reeds laennec de koolstofzure potasch en am- — 48 - inoniak werkzaam bevonden heeft bij droogen catarrhus der lucht-' pijpstakken, empliysema der longen enz. — Of en hoedanig de alcaliën werken bij bovenmatige vetvorming (polypiosis), als ook bij galsteenen, is niet minder duister. Dat men door derzelver toediening het vet zou kunnen verzeepen, gelijk men vroege^ wel eens meende, is ongeloof baar. — Wanneer ook het vet in hoeveelheid moge verminderen, zoo zal dit veeleer het gevolg zijn van eene verhinderde vetvorming uit de voedsels , eene stoornis der spijsvertering en bloedsmaking, welligt ook van eene vermeerderde galafscheiding of eene indirect verhoogde oxydatie der koolstof- en waterstofrijke bestanddeelen van het bloed en de weefsels. Hoe dit ook zijn moge, nimmer mag de behandeling tot aan werkelijke vermagering en eene verhoogde omzetting der proteinhoudende stoffen en der weefsels zeiven voortgezet worden (prout). In den laatsten tijd heeft onder anderen devergie het inwendig en uitwendig gebruik van alcaliën aangeprezen bij chronische huidaandoeningen, vooral bij de schubachtige en papuleuse vormen (psoriasis, lepra , prurigo, lichen en anderen). Inwendig geeft hij koolstofzure soda (1 — 3 grammen dagelijks), uitwendig koolstofzure potaseh of soda in baden, wasschingen en pomaden. p. 218 7 r. y. b. — s. 271 r. 1 v. u. olgens rognetta zouden zelfs. dr. ij—iij nitrum pro dosi bij volwassenen geene bedenkelijke toevallen veroorzaken, vooral in verdunde oplossingen, waarin men dagelijks tot 2 oneen en meer zonder nadeel zou kunnen toedienen; doch in geconcentreerde oplossing en in zelfstandigheid zoude er daarentegen eene geheel andere verhouding ont-1staan. — De wijze van werking van het salpeter is ons onbekend. Wanneer ook zijne geconcentreerde oplossing vezelstof vermag op te lossen, volgt hieruit nog niet, dat dit zout, in kleine hoeveelheden m het bloed overgaande, hier eene gelijke werking uitoefent, en uit den somwijlen ontwaarden »verkoelenden" indruk volgt niet, dat nitrum het oxydatie-proces, de warmte-ontwikkeling zelve afstemt. Iedere theorie echter, welke de zuurstof van het salpeterzuur eene rol laat spelen, wordt omver geworpen door de eenvoudige omstandigheid, dat het salpeter als zoodanig in de pis overgaat. Handelwijze bij vergiftiging. Een tegengift tegen salpeter bezitten wij niet. De verschijnselen zijn gedeeltelijk het tegenovergestelde der therapeutische verschijnselen, — plaatselijke ontsteking van maag en darmkanaal, Tiverigens collapsus zelfs tot flaauwten stijgende. De behandeling kan dus slechts eene symptomatische zijn (na ontlasting, ■\erdunning van het zout); in dringende gevallen zijn somwijlen excitantia, naphthae (welligt ook opium) aangewezen. Als tegengift werd in den laatsten tijd hydraat van ijzer-oxyde aangeprezen (?). p. 226 r. 9. T. o. — s. 232 r. 8 v. o. De zwavelzure soda wordt in de maag onveranderd opgeslorpt en in de pis weder uitgescheiden (millon en laveran en anderen), doch bij groote laxerende giften (veelal onverminderd) met de drekstoft'en ontlast. In de dunne darmen schijnt evenwel dit zout voor een gedeelte (door den invloed der gal ?) tot zwavel-sodium te kunnen worden omgezet, waaruit zich verder zwavelwaterstofgas (flatus) ontwikkelt. Bij een langdurig gebruik van het water der kruisbron te Mariënbad ontstaat veelal groene stoelgang, die men vroeger als critische en als galachtige ontlastingen beschouwde; zij hangen echter alleen af van de omzetting der zwavelzure soda fdoor den invloed van organische stoffen) tot zwavel-sodium, hetgeen nu verder het in het vrije zuur der maag opgeloste ijzer als dubbel zwavelijzer praecipiteert (kersten). Uit hoofde van zijn aanmerkelijk watergehalte werkt dit zout slechts in groote giften als laxans en staat in zooverre beneden andere zouten, b. v. zwavelzure potasch. p. 227 r. 19 v. b. — v. 282 r. 5 y. u. Het keukenzout werkt in geconcentreerden toestand plaatselijk als prikkelend middel, veroorzaakt, in groote giften ingenomen, braking, en kan zelfs door gastro-enteritis dooden. In eene ader ingespoten schijnt het de zamentrekkingen van het hart, wanneer zij hadden nagelaten, dikwijls weder te kunnen opwekken. Een langdurig en eenzijdig voortgezet gebruik van dit zout begunstigt het ontstaan van scorbutische aandoeningen ; deszelfs gemis in spijzen zou wormziekte veroorzaken. Evenzeer als door bijvoeging van keukenzout bij een kunstmatig maagsap de oplossing van gestremde .eiwitstof, vezelstof en kaasstof wezenlijk bevorderd wordt (lehmann) , zoo schijnt het ook voor de gewone vertering der protein-houdende ligchamen een wezenlijk ondersteuningsmiddel daar te stellen. Buitendien maakt dit zout het slijm vloeibaar, vermeerdert deszelfs afscheiding, wordt onveranderd opgeslorpt en met de pis, het zweet en het slijm der slijmvliezen weder uitgescheiden. In het bloed schijnt het inzonderheid door het vloeibaar houden der eiwitstof en vezelstof wezenlijke dienst te doen, daar het, in verbinding met de eiwitstof, de bloedligchaampjes in hunnen vorm en menging behoudt (mueller) en door de vloeibaarmaking der protein-houdende ligchamen de noodzakelijke veranderingen in het blped en de weefsels mogelijk maakt, p. 234 r. 15 v. o. — s. 291 r. 17 v. o. Lithion. Lithium-oxyde. De werking van het lithion en zijne zouten werd totnogtoe niet onderzocht; ook worden deze therapeutisch niet aangewend, als soms toevallig in sommige minerale wateren (Karlsbad, Mariënbad, enz.). In lateren tijd heeft ure gevonden, dat koolstofzuur lithion (in water moeijelijk oplosbaar) voor piszuur en piszure zouten een krachtiger oplossingsmiddel uitmaakt dan andere alcaliën en hunne koolstofzure zouten. Op grond hiervan slaat hij deszelfs gebruik voor, bij piszure diathesis, bij piszure concrementen , zoowel inwendig als voor inspuitingen in de pisblaas. Hoewel wij bovenstaande daadzaak niet betwijfelen, schijnt het ons niet waarschijnlijk, dat ook dit middel beter werkt dan andere alcaliën (vergel. p. 214). p. 235 r. 6 v. b. — s. 292 r. 2 v. o. De bijtende kalk verdient als zacht werkend causticum altijd nog 4 hare plaats in den artsenij voorraad, b. v. bij gevoelige huid, oppervlakkige moedervlekken, enz. Men wendt dezelve als fijn poeder aan, en (dewijl zij niet vervloeit) met een weinig water of potaschloog, groene zeep (1—2 deelen) bevochtigd, door middel eener ge venster de pleister (zie potassa caustica). Na eenige uren heeft zich eene korst gevormd, welke een meestal weinig zigtbaar likteeken nalaat. Om eenen hoogeren graad van werking te verkrijgen vermenge men de kalk naar omstandigheden met [, \ en zelfs met gelijke deelen bijtende potasch (zie deze, Weener bijtmiddel). — Osborne bezigt versch uitgebrande kalk, op het oogenblik dat zij met water bevochtigd wordt, als moxa (lime moxa). — Als tcind-cement brengt OSïermaier ongebluschte kalk 52 dn. met watervrij phosphorzuur 48 dn. snel vermengd in de alvorens uitgedroogde tandholte. p. 236 r. 2 v. b. — s. 293 r. 6 v. o.
48,555
MMTEY01:179546002:mpeg21_13
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,872
Archives néerlandaises des sciences exactes et naturelles
E. GERLAND.
French
Spoken
11,464
18,910
"Ailleurs, toutefois, on voit aussi des agrégats en forme de houppes radiées, et en outre des nodu(...TRUNCATED)
22,411
MMZB04:180384002:mpeg21_1
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,884
"Almanak voor het jaar ... : jaarboekje uitgegeven door de Maatschappij ter Bevordering van den Land(...TRUNCATED)
null
Dutch
Spoken
11,599
23,223
")atum| Januari. Ontvangst.! Uitgaaf. T — I !! F ï ' 66 langer hoe meer ontwikkeld worden; verkee(...TRUNCATED)
9,701
MMUBVU04:001829050:mpeg21_1
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,852
Heraut; eene stem over Israe\u0308l en tot Israe\u0308l, jrg 3, 1852, no. 50, 11-12-1852
null
Dutch
Spoken
4,218
7,312
"1852. Derde Jaargang. No. 50. BE HERAUT. EENE STEM OVER ISRAËL EN\" TOT ISRAËL. Jes. Lil: 7. Tprm(...TRUNCATED)
13,079
MMSFUBU02:000050085_1
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,873
Stellingen ter verkrijging van den graad van doctor in het Romeinsch en hedendaagsch recht ...
Prins, Charles Hubert
Dutch
Spoken
805
1,540
"STELLINGEN, TER VERKRIJGING VA» PEN GRAAD VAN Doctor in (jet tatinscfj eu §ebenbaagscl| lecff, AA(...TRUNCATED)
9,671
MMKB10:000615002:mpeg21_38
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,863
Militaire spectator; tijdschrift voor het Nederlandsche leger, 1863, 01-02-1863
null
Dutch
Spoken
6,917
12,327
"Eindelijk moet men nog zorgen voor genoegzame gemeenschap langs de omheining, tussen de voorliggend(...TRUNCATED)
14,455
MMTSGG01:012261000_1
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,800
Het kruis van Christus de roem des Christens
null
Dutch
Spoken
5,679
8,967
"HET KRUIS TAN CHRISTUS DE ROEM DES CHRISTENS. LEERREDE OVER GAL. VI. 14. GEZONGEN: Gez. 118. 9, 20,(...TRUNCATED)
39,726
MMKB13:002612006:mpeg21_1
Dutch-PD
Open Culture
Public Domain
1,801
Algemeene konst- en letter-bode, voor het jaar ..., 1801, no. 6, 06-02-1801
null
Dutch
Spoken
4,996
9,989
"algemene K O N S T■ Ê N LETTER -BODE, VOOR HET JAAR 1801. N°. 6. Vrydag den 6 Februari BERIG T (...TRUNCATED)
7,783
End of preview. Expand in Data Studio

Common Corpus v2 - Dutch Public Domain collection

This is a version of Common Corpus v2 filtered to keep only the rows where collection is "Dutch-PD". Looking for all Dutch-language documents in Common Corpus, regardless of the collection they are in? Then you might want to look at Rijgersberg/common_corpus_nl.

Common Corpus is a very large open and permissible licensed text dataset created by Pleias. Please be sure to acknowledge the creators of the original dataset when using this filtered version.

Filtering

Common Corpus is a collection of disparate datasets. There is no easy way to select subsets or languages of Common Corpus, so this dataset has extracted the Dutch-PD subset to be used separately.

Usage

from datasets import load_dataset

dataset = load_dataset('Rijgersberg/common_corpus_dutch_pd', split='train')

Contents

The dataset has the following content. Tokens are measured by the robbert-2023-dutch-base Dutch tokenizer on the text column only. word_count is taken directly from the word_count column of the dataset.

collection open_type row_count word_count token_count
Dutch-PD Open Culture 219,209 1,461,934,337 2,798,438,458

Code

In principle it is very easy to create the dataset by filtering Common Corpus using Hugging Face datasets' dataset.filter() functionality. However, Common Corpus is larger than my available disk space.

A possible solution is to process Common Corpus streaming and relying on the fact that the Dutch subset will be much, much smaller than the full dataset. The code for that solution is below. However, I was having trouble streaming the entire dataset without any connection errors along the way.

from datasets import load_dataset, Dataset


common_corpus = load_dataset('PleIAs/common_corpus', split='train', streaming=True)

def nl():
    for row in common_corpus:
        if row['collection'] == 'Dutch-PD':
            yield row

common_corpus_nl = Dataset.from_generator(nl)

common_corpus_nl.push_to_hub('Rijgersberg/common_corpus_nl')

Therefore I took the approach for every one of ten subfolders of Common Corpus:

  • downloading the subfolder in a fault-tolerant way
  • doing the filtering to Dutch-PD rows only
  • uploading that by itself to the Hugging Face hub
  • deleting all the downloaded files and datasets cache files (around 1.5 TB for every subfolder)

Then finally I concatenated the ten Dutch-PD datasets into a single one, which is the one you are looking at.

import shutil

from datasets import concatenate_datasets, load_dataset
from huggingface_hub import snapshot_download
from huggingface_hub.errors import LocalEntryNotFoundError
from requests import ReadTimeout


local_dir = "/path/to/downloadfolder/commoncorpus"

for i in range(1, 10+1):
    success = False
    while not success:
        try:
            # download one common corpus folder at a time to a local directory
            snapshot_download(  # will skip files that have already been downloaded
                repo_id='PleIAs/common_corpus',
                repo_type='dataset',
                allow_patterns=f'common_corpus_{i}/*',
                local_dir=local_dir
            )
            success = True
        except (LocalEntryNotFoundError, ReadTimeout) as e:
            print(e)

    subdataset = load_dataset(local_dir, split='train')

    dutchpd = subdataset.filter(lambda collection: collection == 'Dutch-PD', input_columns=['collection'])
    dutchpd.push_to_hub(f'Rijgersberg/common_corpus_dutch_pd_{i}')

    # remove local copies of the data to free up disk space
    shutil.rmtree(local_dir)
    shutil.rmtree('/path/to/cache/huggingface/datasets/commoncorpus')

# concatenate all (much smaller) Dutch-PD datasets into a single dataset
common_corpus_nl = concatenate_datasets([load_dataset(f'Rijgersberg/common_corpus_dutch_pd_{i}', split='train')
                                         for i in range(1, 10+1)])
common_corpus_nl.push_to_hub('Rijgersberg/common_corpus_dutch_pd')
Downloads last month
86